KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Landschapswaarden
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Water
Artikel 7 Leiding - Brandstof
Artikel 8 Leiding - Gas
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 10 Waarde - Archeologie
Artikel 11 Waterstaat - Beschermingszone Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omschrijving Deelaspecten
4.1 Milieu
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Waterhuishouding
4.4 Archeologie En Cultuurhistorie
4.5 Flora En Fauna
4.6 Landschapswaarden
4.7 Verkeer En Infrastructuur
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Planvorm
5.2 Verbeelding
5.3 Planregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid En Grexwet
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Vooronderzoek Bodem Luzekampweg
Bijlage 2 Vooronderzoek Bodem Maalbroek
Bijlage 3 Nota Van Zienswijze

Roermond Oost-Asenray

Bestemmingsplan - gemeente Roermond

Vastgesteld op 12-05-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Roermond Oost - Asenray met identificatienummer NL.IMRO.0957.BP00000268-VG01 van de gemeente Roermond.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologische waarde:

waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.

1.6 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 beperkt kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bevi.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 Bevi

Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.11 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.17 invloedsgebied

gebied waarin volgens het Bevi en het Bevb personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

1.18 kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1 onder l van het Bevi.

1.19 nutsvoorzieningen:

op het openbare net aangesloten werken en/of bouwwerken ten behoeve van het openbaar nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.20 waterhuishouding:

het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 breedte van een zone langs een watergang

vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

ussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijfsuitoefening uitsluitend in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden,

met daarbij behorende:

  1. d. verkeersvoorzieningen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. openbare nutsvoorzieningen;
  5. h. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

Op de tot 'Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden' bestemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van de onder 3.1 genoemde functies.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot en strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden als volkstuin;
  2. b. het beoefenen van lawaaisporten;
  3. c. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking / -verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven;
  4. d. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak voor buitenopslag;
  5. e. het plaatsen van kampeermiddelen.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de instandhouding, ontwikkeling en de kwaliteitsverhoging van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en landschapsecologische waarden;
  2. b. een uitkijkplatform, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. extensief recreatief medegebruik;
  5. e. paden en wegen;
  6. f. bestaande parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op of in voor 'Natuur' bestemde gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van een uitkijkplatform ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden als detailhandelsbedrijf;
  2. b. het gebruik van gronden als standplaats of ligplaats voor onderkomens;
  3. c. het gebruik van gronden als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  4. d. het gebruik van gronden voor woondoeleinden;
  5. e. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak voor buitenopslag.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, paden en straten, alsmede opstelstroken, busstroken en voet- en fietspaden;
  2. b. geluidswerende voorzieningen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. e. openbare nutsvoorzieningen;
  2. f. groenvoorzieningen;
  3. g. ecologische voorzieningen;
  4. h. evenementen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de tot ' Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 5.1 genoemde functies;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 15 meter.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen, eventueel in combinatie met infiltratievoorzieningen,

met daarbij behorende:

  1. c. verhardingen;
  2. d. oevers;
  3. e. taluds;
  4. f. onderhoudspaden.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de tot 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 6.1 genoemde functies;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 7 Leiding - Brandstof

7.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer, onderhoud en de bescherming van een brandstofleiding.
  2. b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. Op de tot 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 7.1 genoemde leiding;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel, gebouwen ten dienste van de leiding, mits:

  1. a. geen aantasting ontstaat van de onder 7.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone plaatsvindt;
  2. b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 7.1 genoemde leiding;
  3. c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer, onderhoud en de bescherming van een gasleiding.
  2. b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

8.2 Bouwregels

Op de tot 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel, bouwwerken ten dienste van de leiding, mits:

  1. a. geen aantasting ontstaat van de onder 8.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone;
  2. b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 8.1 genoemde leiding;
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder;
  4. d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding

9.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbinding.
  2. b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 9.2.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel, bouwwerken ten dienste van de leiding mits:

  1. a. geen aantasting ontstaat van de onder 9.1 genoemde leidingen met bijbehorende beschermingszone;
  2. b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 9.1 genoemde verbinding;
  3. c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende beheerder van de verbinding;
  4. d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  2. b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  1. a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  2. b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
  3. c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een opppervlak beslaan van minder dan 100 m².

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 10.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:

  1. a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  2. b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek, of;
  3. c. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument, of;
  4. d. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden buiten de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 2.500 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 11 Waterstaat - Beschermingszone Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waterstaat - Beschermingszone water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de op de verbeelding weergegeven primaire wateren.
  2. b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op gronden met de bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone water' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals oeverbeschoeiingen, bruggen en duikers, met een bouwhoogte van maximaal van 2 meter.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 11.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel, bouwwerken ten dienste van de watergang, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting ontstaat van de onder 11.1 genoemde functies met bijbehorende beschermingszone;
  2. b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 11.1 genoemde functies;
  3. c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende beheerder van de watergang;
  4. d. de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik voor een seksinrichting;
  2. b. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

15.1 geluidzone - luchtvaart

15.2 veiligheidszone - lpg

15.3 vrijwaringszone - weg 25 meter

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

16.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. het afwijken van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15%;
  2. b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 20m2 hebben;
  3. c. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 12m2 hebben;
  4. d. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2,00m bedraagt;
  5. e. het oprichten van zend; ontvangst; en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
  6. f. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4000m3;
    2. 2. ingeval van ondergrondse bekkens:
      • de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
      • de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
  7. g. evenementen voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast;

16.2 Voorwaarden

Artikel 17 Algemene Procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:

  1. a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

18.2 Nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen te stellen aan:

  1. a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
  2. b. de inrichting van terreinen;
  3. c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
  4. d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwen

19.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Roermond Oost - Asenray'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Planherziening

In het kader van de gebiedsontwikkeling Roermond Oost-Asenray heeft een grondruiling plaatsgevonden tussen (een gedeelte van) de Via Verde percelen nabij de weg Heide (natuur- en flora en faunacompensatie in het kader van de aanleg van de N280 Oost) en een locatie binnen de gebiedsontwikkeling Beatrixhoeve Roermond Oost Asenray, nabij de Witteweg.

De betreffende Via Verde gronden hebben nu een natuurbestemming en zullen worden gebruikt als landbouwgrond. Ten behoeve van het beoogde gebruik als landbouwgrond dient de bestemming "Natuur" te worden gewijzigd in een agrarische bestemming.

De gronden nabij de Beatrixhoeve hebben nu een agrarische bestemming en zullen worden benut voor natuurontwikkeling. Hiervoor wordt de bestemming van deze gronden gewijzigd in de bestemming "Natuur".

Daarnaast worden de gronden van een voormalige autosloperij nabij de Witteweg ook ingericht als natuur. De bedrijvenbestemming die nu op de gronden rust, wordt daarvoor ook gewijzigd in de bestemming "Natuur".

De ligging van de gronden is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000268-VG01_0001.jpg"

1.2 Ligging, Begrenzing En Juridische Status Van Het Plangebied

Het doel van het bestemmingsplan is het aanwijzen van bestemmingen van de in het plan begrepen gronden. Dit omvat zowel het doorvertalen van het ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente als het adequaat vastleggen van kwaliteit en functies. Aan de bestemmingen worden regels gekoppeld gericht op het gebruik van de gronden. Het gaat om het bieden van een actueel, uitvoerbaar en handhaafbaar plan en juridisch kader. Een bestemmingsplan heeft voor zowel de overheid als de burger een bindend karakter.

Het plangebied is weergegeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000268-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2 Plangebied

Binnen het plangebied is het volgende bestemmingsplannen van kracht:

  • Buitengebied Asenray, door de gemeenteraad vastgesteld op 20 oktober 2011 en
  • Gasleiding Oostgrens, door de gemeenteraad vastgesteld op 12 april 2012.

Het bestemmingsplan "Roermond Oost Asenray" vervangt deze bestemmingsplannen voor zover het de betrokken gronden betreft.

1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Roermond Oost Asenray" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • regels;
  • toelichting.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de gronden weergegeven. De regels en de verbeelding vormen de juridische elementen van het bestemmingsplan. In de regels zijn de bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting geeft een beleidsmatige afweging en verantwoording van de randvoorwaarden. De resultaten van inspraak en vooroverleg zijn in deze toelichting opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding (digitaal en analoog). De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt voor dit plangebied het relevante beleid van de verschillende overheden samengevat. In hoofdstuk 3 komt de gebiedsbeschrijving aan de orde met aandacht voor de ruimtelijke en functionele structuur. De verschillende beleidsuitgangspunten vormen de bouwstenen voor dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 komen de randvoorwaarden op het gebied van milieu en natuur, archeologie en water aan bod. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen verklaard. Daarbij wordt aangegeven hoe een en ander juridisch wordt vastgelegd. Verder wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de reacties uit het 3.1.1. Bro-overleg (vooroverleg met diverse instanties) en de inspraakreacties.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

Het plangebied maakt onderdeel uit van het buitengebied Asenray ten oosten van de A73.

Het gebied ten oosten van de A73 is van oudsher een gebied met een agrarische functie, met verspreid in het gebied een aantal bospercelen en percelen met een natuurfunctie. De bebouwing is geconcentreerd in de kern Asenray en een aantal verspreid in het gebied gelegen bebouwingsclusters. Bedrijvigheid is in het gebied beperkt aanwezig

Het plangebied ligt ten oosten van de van de kern Asenray en heeft hoofdzakelijk een agrarische functie met een aantal percelen met een natuurfunctie, met name ten noorden van de N280.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

IIn dit hoofdstuk is het vigerend beleid dat van belang is voor het bestemmingsplan kort samengevat. In paragraaf 3.1 wordt kort aandacht besteed aan het nationale beleid en in paragraaf 3.2 aan de relatie tussen provinciaal beleid en het voorliggende bestemmingsplan. In paragraaf 3.3 wordt aandacht besteed aan het relevante gemeentelijke beleid.

3.1 Nationaal Beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het huidige ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Centrale doel van de SVIR is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Dit gebeurt aan de hand van drie deeldoelen:

1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;

2. het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Hieraan zijn 13 nationale belangen gekoppeld. Het Rijk is verantwoordelijk voor het veiligstellen van deze 13 nationale belangen.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wro, twee besluiten waarmee dat mogelijk is:

a. het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro): het Barro geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen, met daarin opgenomen:

1. het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;

2. militaire terreinen en –objecten;

3. de Wadden;

4. de kust (inclusief primaire kering);

5. de grote rivieren;

6. de werelderfgoederen;

7. ecologische hoofdstructuur;

8. elektriciteitsvoorziening;

9. toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet;

10. veiligheid rond rijksvaarwegen;

11. verstedelijking in het IJsselmeer;

12. bescherming van primaire waterleidingen buiten het kustfundament;

13. toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;

b. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro): het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder van duurzame verstedelijking is opgenomen in het Bro.

De gronden die in onderhavig bestemmingsplan zijn gelegen hebben geen relatie met bovengenoemde thema's en dus hoeft hieraan geen toetsing plaats te vinden.

3.1.2 Natura 2000

Door de Europese Unie zijn richtlijnen uitgevaardigd ter bescherming van bedreigde plant- en diersoorten en leefgebieden in Europa. Als concrete richtlijnen worden genoemd de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn. De uitwerking van de Europese richtlijnen is voor de Nederlandse situatie ingebed in de Natuurbeschermingswet. Het achterliggende beleid is verwerkt in het Natuurbeleidsplan en het Structuurschema Groene Ruimte. Wanneer in een gebied bepaalde soorten voorkomen, of een bepaald percentage van de Europese populatie herbergt, dan komt dit gebied in aanmerking voor plaatsing onder de betreffende richtlijn. De Natura 2000 gebieden komen voort uit de vogel- en habitatrichtlijnen. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt nabij de grens van Habitatrichtlijngebied 'Meinweg' dat onderdeel uitmaakt van Natura 2000.

De kwaliteit van de leefgebieden van beschermde soorten in deze zones mag niet verslechteren. Verder mogen er geen storende factoren in gebieden optreden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de soorten, die door de Habitatrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden conform de richtlijn getoetst. Bij nieuwe directe ontwikkelingen nabij het Habitatrichtlijngebied of andere waardevolle groene elementen, dient in het kader van het nieuw op te stellen bestemmingsplan nader onderzoek ten aanzien van mogelijk beschermde dier- en of plantensoorten plaats te vinden. Derhalve is er ook geen sprake van een negatieve invloed op het nabijgelegen Natura 2000 gebied 'Meinweg'.

3.2 Provinciaal Beleid

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014) vastgesteld.

Het plangebied is deels gelegen binnen gronden die in het POL 2014 zijn aangeduid als:

  • Goudgroene natuurzone voor de gronden nabij de Beatrixhoeve / Witteweg;
  • Zilvergroene natuurzone voor de deel van de voormalige Via Verde gronden nabij de weg Heide;
  • Buitengebied voor een deel van de voormalige via Verde gronden nabij de weg Heide.

Op afbeelding 3 zijn de van toepassing zijnde zones weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000268-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 3 Uitsnede POL kaart zonering

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000268-VG01_0004.jpg"

Goudgroene natuurzone

Dit betreft de gronden die in het POL 2006 zijn aangewezen als Ecologische hoofdstructuur EHS).

Zilvergroene natuurzone

Dit betreft globaal de gronden die in het POL 2006 zijn aangewezen als Provinciale ontwikkelingszone groen POG).

Buitengebied

Dit betreft de gronden buiten de bestaande bebouwde gebieden en buiten de goudgroene, zilvergroene en bronsgroene natuurzones. Het betreft een breed scala aan gebieden variërend van landbouwgebieden in algemene zin, glastuinbouwgebieden, ontwikkelingsgebieden intensieve veehouderij, verblijfsrecreatieve terreinen en stadsrandzones.

De omzetting van agrarische gronden en gronden met een bedrijvenbestemming tot natuurgronden past binnen de ontwikkelingen zoals bedoeld binnen de Goudgroene natuurzones en de Zilvergroene natuurzones. De omzetting van natuurgronden tot agrarische gronden past binnen de bedoelde ontwikkeling binnen de zone aangeduid als Buitengebied.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Bestemmingsplan

De onderhavige gronden zijn gelegen in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Asenray", dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 20 oktober 2011 en bestemd voor:

  • "Natuur", voor zover het de voormalige Via Verde gronden nabij Heide betreft;
  • "Bedrijf - Schrootbedrijf", voor zover het de gronden van een voormalige autosloperij aan de Witteweg betreft;
  • "Agrarisch met waarden - Agrarische functie met natuur- en landschapswaarden", voor zover het de gronden nabij de Beatrixhoeve / Witteweg betreft.

Daarnaast geldt voor een klein deel van de gronden de bestemming "Water" en de dubbelbestemming "Waterstaat". Het betreft met name de gronden van een in het plangebied aanwezige waterloop inclusief de beschermingszone van deze waterloop.

Op de door het plangebied lopende aardgastransportleiding is het bestemmingsplan "Gasleiding Oostgrens", door de gemeenteraad vastgesteld op 12 april 2012, van toepassing. Op grond van dit bestemmingsplan geldt voor de gronden van de gasleiding met de bijbehorende beschermingszone de dubbelbestemming "Leiding - Gas".

In het kader de Gebiedsontwikkeling Roermond Oost Asenray worden de gronden in het plangebied deels omgezet:

  • van natuurgronden in agrarische gronden;
  • van agrarische gronden in natuurgronden;
  • van bedrijfsgronden in natuurgronden.

Deze ontwikkelingen zijn strijdig met de hiervoor genoemde bestemmingen. Om deze ontwikkelingen en de instandhouding daarvan mogelijk te maken dient de bestemming van de betreffende gronden te worden gewijzigd.

Met het bestemmingsplan "Roermond Oost Asenray" wordt de bestemming van de betreffende gronden gewijzigd.

3.3.2 Structuurvisie kwaliteitsbijdrage Roermond

In het LKM is aangegeven dat voor ontwikkelingen in het kader van zogenaamde gebiedsontwikkeling het LKM een inspiratiebron kan zijn, maar dat de regels van het LKM niet op gebiedsontwikkeling zijn toegesneden en er niet voor zijn bedoeld.

Bij de gebiedsontwikkeling zit de kwaliteitsverbetering als het ware ingebakken in het totaalplan. Bij gebiedsontwikkeling is eveneens sprake van het samengaan van 'rode' ontwikkelingen en compensatie daarvan, maar is in tegenstelling tot ontwikkelingen die onder het LKM plaatsvinden sprake van een meer complexe vorm van samenhangende ontwikkeling, waarbij regio en provincie betrokken zijn.

De gebiedsontwikkeling Swalmen maakt daarom geen onderdeel uit van de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage Roermond 2012.

De gebiedsontwikkeling Swalmen bestaat uit een aantal verschillende projecten op het grondgebied van de voormalige gemeente Swalmen, die in samenhang zijn opgepakt om tot een integraal plan te komen. Het betreft voor een deel projecten die betrekking hebben op de aanleg van nieuwe natuur. De volgende projecten maken onderdeel uit van de gebiedsontwikkeling:

  • Verplaatsing woonwagencentrum Witte Koeweg;
  • Vleeskuikenbedrijf Veestraat;
  • Swalmen Noord in combinatie met verplaatsing visvijver Stadsweide (deels natuurontwikkeling);
  • Haambroek (deels natuurontwikkeling);
  • Beatrixhoeve (deels natuurontwikkeling).

Voorliggend initiatief maakt onderdeel uit van het deelproject Beatrixhoeve. Dit betekent dat geen afzonderlijke kwaliteitsbijdrage aan de orde is, maar dat de kwaliteitsverbetering wordt gerealiseerd in het kader van de gebiedsontwikkeling.

3.3.3 Structuurvisie Roermond Oost Asenray

Inleiding

Het plangebied Roermond Oost - Asenray is een belangrijk uitloopgebied van Roermond. De realisatie van de A73, N280 en N293 heeft een grote impact gehad op het gebied. Het gebied is versnipperd geraakt en routestructuren zijn niet geactualiseerd. De oppervlakte landbouwgrond is afgenomen door de aanleg van de wegen en de bijbehorende natuurcompensatie. De claim op landbouwgrond in het plangebied is hoog doordat een grote oppervlakte als nieuwe natuur (Ecologische Hoofdstructuur inclusief Robuuste Ecologische Verbindingszone) is aangewezen. Ook speelt de Natuurvisie Roermond Oost een rol op de druk van de grond en liggen er twee beken, welke natuurlijker ingericht dienen te worden (SEF: Specifiek Ecologische Functie-beken) in het plangebied. Daarnaast zijn uitbreidingsplannen voor Asenray aan de oostkant van het dorp bekend (Structuurschets oostzijde Asenray).Verder zijn in het plangebied meerdere voormalige stortplaatsen en twee autosloperijen aanwezig.

Aan de basis van het inrichtingsplan hebben onder andere gestaan de Natuurvisie Roermond Oost 2000) en het Groenstructuurplan (2006).

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000268-VG01_0005.jpg"

Figuur 3 : inrichtingsplan Roermond Oost - Asenray

Korte inhoud van het plan

De te realiseren doelen van het inrichtingsplan zijn (voor een uitgebreidere beschrijving zie Inrichtingsplan Roermond Oost – Asenray):

Landbouw

  • Structuurverbetering van de landbouw, 600 ha, via vrijwillige verkaveling en eventueel bedrijfsverplaatsing van 1 a 2 agrarische bedrijven. De structuurverbetering wordt onder andere gerealiseerd door het aantal kavels per bedrijf te verminderen, het verminderen van de afstand van percelen tot de bedrijfsgebouwen en door betere perceelsvormen te realiseren, zodat de percelen efficiënter kunnen worden bewerkt (De brief van het LLTB die als bijlage bij het inrichtingsplan is opgenomen,laat zien dat de agrariërs mee willen werken aan de structuurverbetering zoals beschreven in het Inrichtingsplan);
  • Mogelijkheden bieden voor agrarisch natuurbeheer (boeren met natuur of Groen/Blauwe diensten).

Natuur

  • Het realiseren van nieuwe natuur, 115 ha (Mensgerichte natuur, Ecologische Hoofdstructuur inclusief Robuuste Ecologische Verbindingszone, voorbeeldgebied nieuwe natuur 't Veen);
  • Compensatie Stadsrandzone Roermond oost / optimalisatie dassenleefgebied. Het betreft een natuurcompensatieplan voor de stedelijke ontwikkeling van de noordelijke een oostelijke stadsrandzone. De compensatie richt zich met name op de optimalisatie van het dassenleefgebied en betreft compensatie voor de stedelijke ontwikkeling van deze zone;
  • Uitbreiding leefgebied van een aantal planten- en diersoorten en realisatie van 4 faunavoorzieningen;
  • Realisatie natuurcompensatie en Natuurvisie Roermond Oost van in totaal 140 ha (hiervan is een gedeelte al ingericht).

Recreatie

Toerisme is een belangrijke economische peiler voor de gemeente Roermond. Als uitloopgebied voor de inwoners van Roermond heeft het plangebied een belangrijke recreatieve functie. Door de aanleg van de A73 en de N280 zijn echter diverse wegen en paden afgesloten, waardoor de toegankelijkheid van het gebied aanzienlijk is beperkt. Met de onderstaande maatregelen wordt het toeristisch / recreatief klimaat verbeterd en versterkt in het gebied.

  • Het aanpassen / versterken van routestructuren en ontwikkelen van de recreatieve toegangspoort Melickerheide. In het Inrichtingsplan is per route aangegeven welke maatregelen noodzakelijk zijn voor aanpassing dan wel voor aanleg van de route;
  • Het optimaliseren van de parkeervoorzieningen;
  • Het aanleggen van een fietsbrug over de N280 ter hoogte van de Witte Weg voor fietsers, voetgangers, ruiters en menners;
  • Het ontsluiten, toegankelijk en inzichtelijk maken van het aardkundig object Peelrandbreuk. Het aanleggen van een pad, met een kleine ondersteunende voorziening in de vorm van een kijkvenster;
  • Het herinrichten van de voormalige stortplaats Spik III als uitzichtpunt middels een uitkijktoren;
  • De aanleg van wandelpaden en plaatsen van bankjes op de voormalige stortplaatsen;
  • Het oplossen van het knelpunt voor menners bij passage van de Oosttangent.

Water

  • Realisatie van twee beken met een natuurlijkere inrichting (SEF-beken (specifiek ecologische functie)), 4 km;
  • Inrichtingsmaatregelen voor herstel van de natte restanten van twee oude Maasmeanders: restant Kloosterhof en restant Gasthuishof.

Milieu

  • Het inzichtelijk maken van de humane risico's met betrekking tot de voormalige stortplaatsen Spik;
  • Het opheffen van een overstort nabij de Spickerbroeklossing;
  • De mogelijkheden onderzoeken ten aanzien van het opheffen / saneren autosloperijen.

Landschap, cultuurhistorie en archeologie

  • Het aanleggen en instandhouding van beekbegeleidende beplanting, kleine landschapselementen, landschappelijke erfbeplantingen, dorpsrand- en erfbeplantingen en groenstructuren;
  • Beleefbaar maken van de Peelrandbreuk.

Door een grondruil mogelijk te maken wordt een bijdrage geleverd aan het bereiken van de opgenomen doelstellingen voor dit gebied.

3.3.4 Structuurvisie Roermond Oost 2000

De natuurvisies Roermond West en Roermond Oost betreffen een uitwerking van de ecologische aspecten van de ruimtelijke structuurvisie van Roermond. Hierbij is gestreefd naar een integratie van de stedelijke ontwikkeling en de te behouden en ontwikkelen natuurwaarden. De natuurvisies dienen als afwegingskader voor de effecten van huidige en toekomstige plannen in relatie tot de ecologische structuur en de natuurwaarden. Voor dit plangebied is alleen de Natuurvisie Roermond Oost van belang.

Het landschap ten oosten van Roermond is bijzonder gevarieerd. Door de aanwezigheid van verschillende Maasterrassen en bodemsoorten en het optreden van kwel zijn de omstandigheden zeer geschikt voor een groot aantal bijzondere dier- en plantensoorten. Het gebied ligt besloten tussen de stadsrand van Roermond en de Duitse grens. Het onderhavige plangebied maakt hiervan onderdeel uit.

3.3.5 Groenstructuurplan 2006

In juni 2006 heeft de gemeenteraad het groenstructuurplan vastgesteld. Het groenstructuurplan beschrijft het beleid op hoofdlijnen om bestaande Groene Waarden te beschermen en door ontwikkeling te versterken.

Het groenstructuurplan is een plan dat op samenhangende wijze, voor de langere termijn van 15 à 20 jaar visies aandraagt voor de wijze waarop Groene Waarden, op samenhangende wijze en in functie tot het omringende stedelijke en landelijke gebied, worden vormgegeven.

Hoofdstuk 4 Omschrijving Deelaspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Voomalige Via Verde gronden Heide

Ten behoeve van de wijziging van de bestemmingen van de onderhavige gronden van natuur in een agrarische bestemming, dan wel van een agrarische bestemming in een natuurbestemming zijn door Aeres Milieu B.V. vooronderzoeken conform NEN 5725 uitgevoerd:

  • projectnummer AM 14024, d.d. 29 januari 2014 voor de gronden nabij Heide (Luzekampweg);
  • projectnummer AM 14025, d.d. 29 januari 2014 voor de gronden nabij de Beatrixhoeve (Maalbroek).

Uit de rapporten blijkt dat de bodemkwaliteit ter plaatse geen belemmering vormt voor de voorgenomen bestemmingswijzigingen.

De rapporten zijn als bijlage 1 en 2 bij deze toelichting gevoegd.

Gronden nabij Beatrixhoeve / Witteweg

In het plangebied zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd.

Perceel Sectie P nummer 42

Conform de Nota bodembeheer Regio Maas en Roer is voor het perceel sectie P nummer 42 een vooronderzoek NEN 5725 uitgevoerd. Het betreft de rapportage van Aeres van 29 januari 2014 met projectnummer AM14025. Volgens de bodemkwaliteitskaart ligt de locatie in een gebied waar de kwaliteit landbouw/natuur te verwachten is (schoon). Uit het vooronderzoek blijkt dat er sprake is van een onverdachte locatie waardoor er geen afwijkende kwaliteit ten opzichte van de bodemkwaliteitskaart verwacht wordt. Voor de voorgenomen functiewijzing van agrarisch naar natuur zijn zodoende geen belemmeringen ten aanzien van bodem en is geen verkennend of nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het vooronderzoek is opgenomen als bijlage X

Perceel Sectie D nummer 1515

De bodem van de voormalige autosloperij Maalbroek, kadastraal bekend sectie D nr 1515, is ernstig verontreinigd met onder andere zware metalen, PAK, minerale olie en asbest ten gevolge van de activiteiten in het verleden. In het grondwater zijn geen noemenswaardige verontreinigingen aanwezig. In het verleden zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Een uitgebreide samenvatting van deze onderzoeken is weergegeven in het aanvullend bodemonderzoek van Oranjewoud van 12 oktober 2012 met kenmerk 249723. In dit onderzoek zijn ook nieuwe boringen verricht rondom het voormalige sloopterrein waaruit blijkt dat de verontreinigingen zich niet verspreid hebben buiten de locatie. In januari 2013 is door de gemeente Roermond een saneringsplan bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming ingediend teneinde het gebied geschikt te maken voor de functie natuur. Middels besluit van 10 april 2013 is door Gedeputeerde Staten van Limburg ingestemd met het saneringsplan. Het saneringsplan en de beschikking zijn opgenomen als bijlage X2. De saneringswerkzaamheden zijn aangevangen in 2013. Anno juni 2015 is het gehele saneringsterrein reeds opgehoogd met minimaal 0,5 meter schone grond waarbij ook al grotendeels is voldaan de dekking van 1 meter zoals aangegeven in het saneringsplan. Omstreeks september 2015 zal volledig voldaan zijn aan de saneringsdoelstelling en zal het gebied ingericht worden ten behoeve van mensgerichte natuur. Hierna wordt de sanering afgesloten met een evaluatieverslag en beschikking van GS.

Conclusie

Voor beide locaties geldt dat reeds voldaan is aan de toekomstige bestemming danwel met voldoende zekerheid gesteld kan worden dat voldaan gaat worden aan de bodemkwaliteit welke behoort bij de nieuwe bestemming. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de functiewijzigingen.

4.1.2 Geluid

Het plan betreft de wijziging van gronden met een agrarische bestemming en gronden met een bedrijvenbestemming in een natuurbestemming en van gronden met een natuurbestemming in een agrarische bestemming. Deze bestemmingswijzigingen hebben geen gevolgen voor wat betreft het aspect geluid.

4.1.3 Luchtkwaliteit

De wijziging van de bestemming van de onderhavige gronden met een natuurbestemming in een agrarische bestemming en met een agrarische bestemming en een bedrijvenbestemming in een natuurbestemming hebben geen nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit op de percelen en/of het omliggende gebied. Voor zover het de gronden met een bedrijvenbestemming betreft, is er sprake van een positieve effect op de luchtkwaliteit van het gebied.

4.2 Externe Veiligheid

4.2.1 Algemeen

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen.

Beleidskader

Het rijksbeleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het transporteren van gevaarlijke stoffen door buisleidingen weergegeven. Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen is momenteel nog vastgelegd in de "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" uit augustus 2004. Op zeer korte termijn zal voornoemde Circulaire overgaan in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), dat qua opzet en normering grotendeels overeen komt met het Bevi. Er komt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. In dit Basisnet hebben de Rijksoverheid, gemeenten, provincies en het bedrijfsleven afspraken gemaakt over de routes waarover gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden. Voor rijkswegen, spoorwegen en belangrijke vaarwegen worden risicoplafonds vastgesteld.

Visie externe veiligheid Roermond

De Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Risicovolle activiteiten

Ten behoeve van deze ruimtelijke ontwikkeling heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de risicovolle activiteiten, zoals Bevi-bedrijven, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

4.2.2 Locatie natuurinfocentrum Witteweg 107

Het natuurinfocentrum is zelf niet aan te merken als een risicovolle inrichting. In de directe nabijheid van de locatie zijn geen Bevi-inrichtingen of andere risicovolle inrichtingen aanwezig. De dichtstbijgelegen Bevi-inrichting, een LPG-tankstation aan Maalbroek 103 is gelegen op circa 500 meter van het plangebied. Het invloedgebied van deze inrichting bedraagt 150 meter. Het plangebied ligt dus buiten het invloedgebied van voornoemd tankstation. Het plangebied is ook niet gelegen binnen de invloedgebieden van verder weg gelegen Bevi-inrichtingen of andere inrichtingen waarbinnen risicovolle activiteiten plaatsvinden.

Buisleidingen

Het plangebied is gesitueerd op circa 100 meter van een buisleidingenstrook. In deze strook liggen drie hogedruk aardgastransportleidingen (A665, A578 en A520) en een DPO-leiding (P25). Het plangebied ligt binnen de invloedgebieden van voornoemde aardgastransportleidingen. De gasleiding A578 heeft een invloedgebied van 490 meter aan weerszijden van de leiding. Het invloedgebied van de gasleiding A665 bedraagt 580 meter aan weerszijden van de leiding. De gasleiding A520 tot slot heeft een invloedgebied van 310 meter aan weerszijden van de leiding. De 100% letaliteitsgrens van de betreffende leidingen reikt tot 140 meter aan weerszijden van de gasleiding A520, 190 meter aan weerszijden van de gasleiding A578 en 240 meter aan weerszijden van de gasleiding A665.

Ten behoeve van de locatie Beatrixhoeve zijn er indicatieve Carola-berekeningen (QRA t.b.v. gasleidingen) uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dat de plaatsgebonden risicocontouren (PR 10-6-contouren) van de leidingen A578 en A665 op de leidingen liggen. De PR 10-6-contour van de leiding A520 raakt het plangebied. De PR 10-6-contouren van de gasleidingen leggen geen beperkingen op de locatie.

Uit de uitgevoerde Carola-berekeningen blijkt dat er voor de 3 gasleidingen geen sprake is van groepsrisico. In een email, d.d. 17 september 2013, aan de gemeente Roermond heeft de Adviseur Ruimtelijke Ordening en Juridisch Beheer van het Ministerie van Defensie over een ander plan aangegeven dat de DPO-buisleiding (P25) buiten gebruik is gesteld. Nu de DPO-leiding buiten gebruik is gesteld heeft deze geen plaatsgebonden risicocontour en is er geen groepsrisico en ook geen invloedgebied.

Transport gevaarlijke stoffen over de weg Het plangebied is gelegen op circa 420 meter van de N280. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6–contour) van de N280 bedraagt ter plaatse van het plangebied 0 meter. Het invloedgebied van de N280 strekt zich uit tot over de locatie. Over de overige wegen in de omgeving van de locatie vindt geen of slechts (zeer) incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De vervoersintensiteiten van gevaarlijke stoffen over de overige wegen, blijven ruim onder de "vuistregels externe risico's transport gevaarlijke stoffen" die zijn opgenomen in de concept Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) een uitgave van Rijkswaterstaat (Ministerie Infrastructuur en Milieu, d.d. 1 november 2011). Uit de vuistregels kan worden afgeleid dat het groepsrisico ten gevolge van de overige wegen, lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Transport gevaarlijke stoffen over het spoor en het water

Er zijn geen spoorlijnen en waterwegen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig binnen en in de directe omgeving van de locatie.

Het groepsrisico

Op basis van:

  • de aanwezige en toekomstige lage personendichtheid tussen het plangebied en de relevante risicobronnen;
  • de afstanden tussen de risicobronnen en het plangebied en
  • de resultaten van de uitgevoerde Carola-berekening,

kan gesteld worden dat er door de ontwikkeling van het plangebied geen toename plaatsvindt van de omvang van het groepsrisico.

Verantwoording

Nu er door de ontwikkeling van het plangebied geen toename van het groepsrisico plaatsvindt, is het niet nodig om invulling te geven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Het plangebied is in zijn algemeenheid goed te ontvluchten. Daarnaast zijn er vluchtroutes om van de risicobronnen af te vluchten.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid geldt dat de locatie goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Ook zijn er genoeg opstelplaatsen voor hulpdiensten aanwezig.

Gebiedsanalyse Risicokaart externe veiligheid gemeente Roermond (afstand t.o.v. initiatieflocatie):

  • Tankstation: afstand 500m. (Lpg).
  • Rijksweg N280 : afstand 420m. (transportbeweging).
  • Buisleidingen: afstand 220m. (gasleidingen ondergronds).

Conclusie locatie Beatrixhoeve

Met betrekking tot plan zijn er op basis van de vigerende regelgeving geen belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt binnen het plangebied niet overschreden. Het plangebied ligt binnen de invloedgebieden van de N280 en de gasleidingen A520, A578 en A665.

Door de ontwikkeling van de locatie Betatrixhoeve verandert de omvang van het groepsrisico niet. Doordat er geen verandering van het groepsrisico is, is de verantwoordingsplicht van het groepsrisico niet van toepassing. Vanwege de ligging binnen bovengenoemde invloedgebieden is er altijd sprake van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein ook, blijft aanwezig. Het restrisico is in dit geval onder déze omstandigheden en afgezet tegen een breder kader aanvaardbaar.

4.2.3 Overig plangebied

Ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van mogelijke risicobronnen binnen en in de directe nabijheid van het plangebied. Uit deze inventarisatie is gebleken dat er binnen en in de nabijheid van het plangebied geen transportroutes (water, spoor of weg) aanwezig voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Door het plangebied loopt wel een gedeelte van het tracé van de hogedruk aardgastransportleiding (A665) Odiliapeel-Schinnen verder zijn binnen het plangebied nog twee hogedruk aardgastransportleidingen (A520 en A578) aanwezig. Deze leidingen brengen externe veiligheidsrisico met zich mee.


Ten gevolge van de uitgevoerde inventarisatie is er met betrekking tot externe veiligheid ten behoeve van dit plan verder uitsluitend aandacht geschonken aan de vigerende regelgeving, afkomstig uit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).


In het Bevb is aangegeven dat in een bestemmingsplan de ligging van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding aangegeven dient te worden. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste 5 meter aan weerszijden van het hart van de buisleiding.


Plaatsgebonden- en groepsrisico

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen geeft normen voor plaatsgebonden- en groepsrisico. Gasunie heeft een kwantitatieve risicotoetsing (Kema, d.d. 17 februari 2011) laten opstellen voor de aanleg van de hogedruk aardgastransportleiding (A665). De risicostudie is conform de opgestelde richtlijnen voor kwantitatieve risicoanalyses uitgevoerd met het programma Carola. Dit is het door de Nederlandse overheid goedgekeurd softwarepakket voor risicoberekeningen aan hogedruk aardgastransportleidingen.


Gasunie heeft de leiding (A665) zodanig ontworpen dat de 10-6-contour van het plaatsgebonden risico "op de leiding" ligt. Hierdoor legt de leiding geen beperkingen op aan de omgeving (anders dan een belemmerde strook van 5 meter aan weerszijden van de leiding waarbinnen geen bebouwing aanwezig mag zijn of mag worden gerealiseerd).


Uit bovengenoemde kwantitatieve risicotoetsing voor het tracé Odiliapeel-Schinnen, d.d. 17 februari 2011 blijkt dat voor het traject binnen de gemeente Roermond de aan te leggen aardgasleiding geen plaatsgebonden risicocontour heeft. In de kwantitatieve risicotoetsing zijn tevens het invloedsgebied en de 100%-letaliteitsafstand aangegeven. De 100% letaliteitsafstand voor de leiding bedraagt circa 220 meter, het invloedsgebied van de leiding is 580 meter.


Uit de door Kema uitgevoerde kwantitatieve risicotoetsing blijkt verder dat de hoogte van het groepsrisico voor deze leiding in de gehele gemeente Roermond onder de oriëntatiewaarde blijft. De hoogste waarde van het groepsrisico op het tracé in de gemeente Roermond bedraagt 0,08 maal de oriënterende waarde.


De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) van de gasleiding A520 strekt zich uit tot over het plangebied. Hierdoor legt deze leiding beperkingen op aan de omgeving. Binnen de PR 10-6-contour is het niet toegestaan om nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten te situeren. Het invloedsgebied van deze leiding bedraagt 310 meter.


De PR 10-6-contour van gasleiding A578 ligt "op de leiding". Hierdoor legt deze leiding geen beperkingen op aan de omgeving (anders dan een belemmerde strook van 5 meter aan weerszijden van de leiding waarbinnen geen bebouwing aanwezig mag zijn of mag worden gerealiseerd).
Deze gasleiding heeft een invloedsgebied van 490 meter.


De hoogte van het groepsrisico voor de leidingen A520 en A578 ligt onder oriëntatiewaarde. Door de ontwikkeling van het plangebied verandert de omvang van het groepsrisico niet.


Verantwoording groepsrisico

In het 'handboek buisleiding in bestemmingsplannen' zijn de voorschriften met betrekking tot het verantwoorden van het groepsrisico verwoord. Afhankelijk van de ruimtelijke situatie en de geconstateerde risico's is een beperkte of een volledige verantwoording van het groepsrisico van toepassing. Een beperkte verantwoording is mogelijk indien de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

Verantwoording groepsrisico


Het plangebied is gelegen binnen de invloedgebieden van de aardgastransportleidingen A520, A578 en A665. Binnen het plangebied worden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan. Gelet op het voorgaande is invulling van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico voor dit bestemmingsplan niet nodig.

4.3 Waterhuishouding

In het kader van de Integrale GebiedsUitwerking (IGU) RoermondOost-Asenray is in juni 2010 door burgemeester en wethouders een inrichtingsplan vastgesteld met als voorwaarde dat er een nader uitgewerkt uitvoeringsplan werd opgesteld. Dit uitvoeringsplan is in april 2010 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten, waarna de uitvoering van het project is opgestart.

Om het deelgebied Beatrixhoeve zo optimaal mogelijk in te richten en te beheren wordt het laatste landbouwperceel in dit gebied uitgeruild met een elders in het gebied natuurcompensatie voor de aanleg van de N280, de zogenaamde Via Verde gronden. Door het uitruilen van dit perceel kan de waterhuishouding in het gebied zo goed mogelijk worden hersteld. De Maasnielderbeek die hier ontspringt, wordt gevoed door water dat op het hoogterras in Duitsland inzijgt. Dit water komt ter hoogte van de Beatrixhoeve aan de oppervlakte en vormt zo de bron van de Maasnielderbeek. Omdat het Duitse inzijggebied geheel uit bos bestaat, is dit water zonder menselijke invloed en dus van een zeer goede kwaliteit. Nu wordt dit water echter nog door een aantal diepe sloten afgevangen en versneld afgevoerd. Ook treedt er nog vermesting op vanuit het laatste agrarische perceel. Na ontwikkeling van de gronden tot natuur kan het water, dat daarna veel schoner zal zijn dan nu, langer worden vastgehouden en zal het water geleidelijker in de Maasnielderbeek stromen. Het gebied dient als een buffer. Dit zal dan ook een (hoewel waarschijnlijk kleine) positieve invloed hebben op de toevoer richting de stadsvijvers.

De ontwikkeling van de gronden nabij de Beatrixhoeve tot natuur heeft een positief effect op de waterhuishouding van de betreffende gronden en het betreffende gebied.

De wijziging van de bestemming van de gronden nabij Heide, de Via Verde gronden, met een natuurbestemming in een agrarische bestemming heeft geen nadelige gevolgen voor de waterhuishouding op het perceel en/of in het betreffende gebied.

4.4 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

Roermond en het daaromheen gelegen landschap kennen, vanwege de geografische gegevenheden, sinds de prehistorie een bijzonder rijke bewoningsgeschiedenis. Deze bewoningsgeschiedenis heeft in het bodemarchief veel sporen nagelaten. Het perceel aan 'Heide' is gelegen in een, vanwege de direct ten oosten ervan aanwezige steilrand van het Maasdal, van oudsher vrij drassig gebied. De aard van het gebied geeft een hoge verwachting van vondsten van jager-verzamelaars culturen. Deze verwachting geldt ook voor met name de oostelijke en de westelijke randen van het perceel. Voor landbouwgemeenschappen is de vondstverwachting laag. Er bestaat geen verwachting van vondsten die specifiek gerelateerd kunnen worden aan het natte karakter van het gebied.

Op basis van bovengenoemde verwachtingen is het perceel aan 'Heide' op de beleidskaart archeologie van de gemeente Roermond deels aangeduid als 'gebied met een hoge archeologische verwachting' en deels 'als overig gebied'. Het perceel nabij de Beatrixhoeve is aangeduid als 'overig gebied'.

Cultuurhistorie

Op de percelen zijn geen cultuurhistorische elementen aanwezig.

Het perceel nabij Heide wordt ten dele begrensd door karakteristieke groenelementen (het noordelijk deel van de oostelijke grens en de noordwestelijke hoek). Direct ten zuid westen van het perceel bevindt zich een gebied met karakteristiek groen.

4.5 Flora En Fauna

Ten behoeve van de wijziging van de bestemming van de gronden is een quick-scan flora en fauna uitgevoerd, definitief rapport d.d. 12 december 2013.

Uit het onderzoek blijkt dat een ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet niet aan de orde is.

Het plangebied ligt nu voor een groot deel tussen agrarische percelen en een boerderij. Uitsluitend de zuidkant ligt, door een zandweg gescheiden, tegen een begrazingseenheid. De uitruil van percelen zal voordelig zijn voor het realiseren van een aaneen gesloten stuk natuur aan de noordkant van de N280. Het verlies van het kleine stukje heischraal grasland op een deel van het plangebied wordt ruimschoots gecompenseerd door de ontwikkelingen rondom de Beatrixhoeve. De verandering van de bestemming van onderhavige gronden levert geen nadelig effect op in het grote geheel.

De omgeving van het uit te ruilen perceel rondom de Beatrixhoeve ten noorden van de N280 is grotendeels al ingericht als natuur. Er zijn in de directe omgeving houtsingels aanwezig, een extensief begraasde akker en ecologisch waardevolle perceelranden in de vorm van beekoevers. Door de aanleg van de gasleiding ontstond de mogelijkheid reliëf op het terrein aan te brengen. Een ven is inmiddels gerealiseerd. Door de uitruil wordt een aansluiting tot stand gebracht met enkele percelen Via Verde gronden die al zijn ingericht als natuur (zie bijlage 2: Inrichtingsschets).

Concluderend kan gezegd worden dat de gewenste natuurwaarden zich (nog) niet hebben ontwikkeld op het perceel aan de Heide. Een wijziging van de natuurbestemming in een agrarische bestemming heeft derhalve geen nadelig effect op de aanwezige waarden. Het beoogde gebruik van de gronden biedt meer mogelijkheden om beschermde soorten te faciliteren dan nu het geval is.

Het rapport d.d. 12 december 2013 is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.

4.6 Landschapswaarden

Het plangebied grenst aan de ecologische hoofdstructuur en van oudsher betreffen het landbouwgronden. In het kader van de gebiedsontwikkeling Roermond Oost - Asenray vindt een uitruil gronden plaats. De onderhavige gronden worden geruild tegen gronden nabij de Witteweg.

In het kader van de aanleg van de N280 zijn de onderhavige gronden aangewezen ten behoeve van natuurcompensatie en als natuur ingericht. De bestemming van de gronden is als gevolg hiervan gewijzigd van agrarisch naar natuur. Het beoogde gebruik van de gronden is agrarisch.

De gronden nabij de Witteweg hebben thans een agrarische bestemming en zullen worden ingericht als natuur. De bestemming van deze gronden zal worden gewijzigd in de bestemming "Natuur".

4.7 Verkeer En Infrastructuur

De wijziging van de bestemming van de onderhavige gronden heeft geen gevolgen voor wat betreft verkeer en infrastructuur.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Planvorm

Het bestemmingsplan "Roermond Oost Asenray" is vervat in een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting.

In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Tevens wordt er verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde inspraak en overleg.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding zijn ondermeer de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven met bijbehorende verklaring, het zogenaamde renvooi. De verklaring ligt in de verbinding tussen de bestemmingen die op de verbeelding zijn aangegeven en de regels.

5.3 Planregels

De regels bevatten de regeling inzake de het gebruik van de gronden, die in het plan zijn begrepen.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels (artikel 1 en 2)

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in de regels voorkomende begrippen. In artikel 2 wordt uiteengezet op welke wijze gemeenten dient te worden. door het geven van begripsomschrijvingen een aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (artikel 3 t/m 11)

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de in het plangebied aanwezige (dubbel)bestemmingen. Per bestemmingsregel worden de omschrijvingen ten aanzien van de specifieke bestemmingen met eventuele ondergeschikte functie- en bouwaanduidingen beschreven en is een bebouwingsregeling opgenomen. Daarnaast kunnen er nog afwijkingsregels en wijzigingsregels zijn opgenomen, die de flexibiliteit van het plan vergroten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels (artikel 12 t/m 18)

Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft onder andere de anti-dubbeltelregel, algemene afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels (artikel 19 en 20)

In dit hoofdstuk zijn de overgangsregels en de slotregel van het bestemmingsplan opgenomen.

Bestemmingen

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Agrarische functie met landschapswaarden

Deze bestemming is toegekend vanwege het huidige agrarische gebruik in combinatie met aanwezige landschapswaarden. Deze landschapswaarden hangen veelal samen met de aanwezigheid van zichtrelaties, reliëf, waardevolle landschapselementen en kenmerkende open akkercomplexen.

Er wordt beoogt voornoemde waarden te behouden met de gekozen regeling. Binnen deze gebiedsbestemming is extensief, recreatief medegebruik zoals wandelen en fietsen toegestaan. Ten behoeve van het behoud van de aanwezige waarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor diverse werken en werkzaamheden. Bebouwing ten behoeve van nutsvoorzieningen is toegestaan binnen de opgenomen bebouwingsregeling net als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding.

Voor het realiseren van, in omvang beperkte, schuilgelegenheden is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

Daarnaast zijn er wijzigingsbevoegdheden opgenomen om, in het geval een agrarisch bedrijf haar agrarische bedrijfsactiviteiten staakt, een omschakeling van bedrijfstype mogelijk te maken naar bij het buitengebied passende activiteiten.

Artikel 4 Natuur

De bestemming Natuur betreft de gronden die in het vigerende bestemmingsplan als zodanig zijn aangeduid en momenteel nog als natuur kunnen worden aangemerkt. Daarnaast betreft het nieuw gerealiseerde natuurontwikkeling en gronden in de EHS die in eigendom zijn van een natuurbeherende instantie. Tevens zijn de betreffende gronden bestemd voor de ondergeschikte functies bestaande parkeervoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen en paden en wegen.

Door het toekennen van deze bestemming is gewaarborgd dat deze functie kan worden beschermd en verder ontwikkeld en versterkt. Binnen deze bestemming is extensief recreatief medegebruik mogelijk in de vorm van bijvoorbeeld fietsen en wandelen.

De bestemmingsomschrijving staan de hierboven genoemde functies toe. Het bebouwen van de gronden is niet toegestaan. Daarnaast is ter bescherming van de gronden een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Artikel 5 Verkeer

Deze bestemming is toegekend aan de wegen binnen het plangebied, voor zover deze openbaar toegankelijk zijn en niet binnen een andere bestemming zijn opgenomen. Het betreft met name gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Bij dergelijke wegen is de bestemming opgenomen tot de grens van de verharding. Dit betekent dat bermen en aanliggende sloten niet binnen deze bestemming vallen.

Daarnaast zijn bestaande parkeervoorzieningen in de verkeersbestemming opgenomen. Voor de openbare onverharde wegen is een aanduiding opgenomen om te voorkomen dat deze wegen verhard worden.

De gronden met deze bestemming mogen niet met gebouwen worden bebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de verkeersdoeleinden.

Artikel 6 Water

De watervoerende (primaire) wateren en watergang in het plangebied hebben deze bestemming gekregen. Het betreft de Maasnielderbeek. De keur is op deze watergang van toepassing. Deze heeft een primaire, watervoerende functie.

Binnen de bestemming Water zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, eventueel in combinatie met infiltratievoorzieningen en bruggen toegestaan. Op de gronden mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter.

Tevens zijn de betreffende gronden bestemd voor de ondergeschikte functies verhardingen, oevers, taluds en onderhoudspaden.

Dubbelbestemmingen

Artikel 7 Leiding - Brandstof

Binnen het plangebied is de leiding en de beschermingszones (toetsingszone van 32 meter aan beide zijden van de leiding) van de brandstofleiding bestemd als Leiding - Brandstof. De betreffende gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen bestemd voor een ondergrondse brandstofleiding, het beheer en onderhoud van de leiding en de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.

Op de voor Leiding - Brandstof bestemde gronden zijn geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan. Binnen de beschermingszone van 10 meter mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd. Voor grondwerkzaamheden anders dan voor het normale onderhoud en beheer van de leidingen dient binnen deze zone van 10 meter een aanlegvergunning aangevraagd te worden bij burgemeester en wethouders.

Artikel 8 Leiding - Gas

Binnen het plangebied is de leiding en de beschermingszone van de hoofdtransportgasleiding bestemd als 'Leiding - Gas'. De betreffende gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen bestemd voor een ondergrondse hoofdtransportgasleiding, het beheer en onderhoud van de leiding en de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.

Op de voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden zijn geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan. Binnen de beschermingszone mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd. voor grondwerkzaamheden anders dan voor het normale onderhoud en beheer van de leiding dient een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te worden aangevraagd.

Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Binnen het plangebied is een hoogspanningsverbinding gelegen. De desbetreffende gronden hebben de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' gekregen. Deze gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht. Hiervan kan afgeweken worden in specifieke gevallen en onder de in het betreffende artikel opgenomen voorwaarden.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

De gronden met deze medebestemming zijn, naast de aanwezige functies bestemd voor de bescherming van archeologische waarden met een bijbehorend beschermingsregime met bouwregels.

Artikel 11 Waterstaat - Beschermingszone water

De gronden met deze medebestemming, gelegen binnen 5 meter aan weerszijden van een op de verbeelding weergegeven primair water, zijn mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de op de verbeelding weergegeven primaire wateren. De keur is op deze wateren van toepassing.

Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Met deze bepaling wordt beoogd om misbruik van de regels door middel van (privaatrechtelijke) wijzigingen in de eigendomsverhoudingen van gronden te voorkomen. De anti-dubbeltelregel is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 13 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn beperkte overschrijdingen van de bouwregels verklaard.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is onder andere bepaald dat met de bestemming strijdig gebruik verboden is. Het artikel vult artikel 7.10 Wro aan. Er is aangegeven wat in ieder geval onder verboden gebruik van gronden en opstallen ten opzichte van het bestemmingsplan wordt verstaan.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

Binnen deze regels is een aanduiding opgenomen. Het betreft de geluidzone industrie. Voor deze aanduiding geldt dat de gronden naast de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd zijn voor een ander doel. De geluidzone industrie is bestemd voor de instandhouding en bescherming van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 42.1 Wet geluidhinder.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

Het gaat hierbij om een afwijkingsmogelijkheid van de in de regels gegeven maten en percentages met betrekking tot het bouwen, het oprichten van gebouwen van openbaar nut. Deze bepaling vindt zijn grondslag in artikel 3.6 lid c Wro. Evenals met de wijzigingsregels wordt hiermee beoogd het plan een zekere mate van flexibiliteit te bieden. In vergelijking met de wijzigingsregels is de mate van flexibiliteit weliswaar kleiner, maar de juridische procedure, voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning is eenvoudiger.

Artikel 17 Algemene procedureregels

Deze regel bevat de procedure welke gevolgd moet worden bij het stellen van nadere eisen.

Artikel 18 Overige regels

Werking wettelijk regelingen

In de regels van een bestemmingsplan worden in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

Overgangs- en slotregel

Artikel 19 Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig zijn mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van het de regels op het moment waarop het bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt mag gehandhaafd blijven. Het overgangsrecht is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 20 Slotregel

In dit artikel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen worden. Tevens is in dit artikel de vaststellingsverklaring opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid En Grexwet

De economische uitvoerbaarheid van de planontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd.

Onderhavig voornemen wordt voor rekening en risico van de gemeente, Provincie Limburg en Waterschap Roer en Overmaas uitgevoerd. Het plan betreft de wijziging van gronden met een natuurbesteming naar agrarische gronden, het wijzigen van agrarische gronden naar natuurgronden en de wijziging van een perceel met een bedrijvenbestemming naar een natuurbestemming.

Dit betreft geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening is het plan voorgelegd aan de Provincie Limburg en het Water Roer en Overmaas.

6.2.2 Zienswijzenprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 23 december 2015 tot en met 2 februari 2016 ter inzage gelegen na voorafgaande publicatie in de Staatscourant, het Gemeenteblad en op www.roemond.nl.

Gedurende deze termijn bestond voor een ieder de mogelijkheid een zienswijze omtrent het ontwerpbestemmingsplan in te dienen.

Gedurende de termijn van ter inzage legging is één zienswijze ingediend. Het standpunt van de gemeente naar aanleiding van de ingediende zienswijze is weergegeven in de Nota van zienswijzen en wijzigingen, die als bijlage 3 bij deze toelichting is opgenomen. De ingediende zienswijze leidt tot een wijziging van het plan ten opzichte van het ontwerp.

Bijlage 1 Vooronderzoek Bodem Luzekampweg

Bijlage 1 Vooronderzoek bodem Luzekampweg

Bijlage 2 Vooronderzoek Bodem Maalbroek

Bijlage 2 Vooronderzoek bodem Maalbroek

Bijlage 3 Nota Van Zienswijze

Bijlage 3 Nota van zienswijze