KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Afvalwaterzuiveringsinstallatie
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 8 Natuur
Artikel 9 Natuur - Na Ontgronding En Of Opvulling
Artikel 10 Recreatie
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Leiding
Artikel 16 Waarde - Archeologie 1
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
Artikel 18 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Artikel 19 Waterstaat - Beschermingszone Waterkering
Artikel 20 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
Artikel 21 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Planvoornemen
2.1 Project Grensmaas
2.2 Nevengeul Maasband
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Actuele Waarden
4.1 Inleiding
4.2 Flora En Fauna
4.3 Cultuurhistorie
4.4 Archeologie
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
5.2 Waterbeleid
5.3 Waterhuishoudkundige Situatie In Voorliggend Bestemmingsplan
5.4 Watertoets
Hoofdstuk 6 Milieuparagraaf
6.1 Inleiding
6.2 Milieueffectrapportage
6.3 Geluid
6.4 Bodem
6.5 Luchtkwaliteit
6.6 Geurhinder
6.7 Externe Veiligheid
6.8 Bedrijven En Milieuzonering
6.9 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 7 Juridische Opzet
7.1 Herziene Onderdelen
Hoofdstuk 8 Haalbaarheid
8.1 Inleiding
8.2 Economische En Financiële Haalbaarheid
8.3 Maatschappelijke Haalbaarheid
Hoofdstuk 9 Procedure
9.1 De Te Volgen Procedure
9.2 Vooroverleg
9.3 Zienswijzen
9.4 Vaststelling
Bijlage 1 Aanpassingen Nevengeul Maasband, Grensmaasproject
Bijlage 1 Natuuronderzoek
Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 3 Nota Van Zienswijzen

Grensmaas 2016, 1e herziening

Bestemmingsplan - gemeente Stein

Vastgesteld op 21-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Op het plan zijn de begrippen behorende bij het moederplan, zoals genoemd in 1.1 voor zover relevant, van toepassing.

1.1 moederplan

het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' met identificatienummer NL.IMRO.0971.BPGrensmaas-0003, aldus vastgesteld door de gemeente Stein op 11 mei 2017.

1.2 plan

het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016, 1e herziening' met identificatienummer NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002 van de gemeente Stein.

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten conform de regels in artikel 2 van het moederplan zoals genoemd in 1.1.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

Hiervoor gelden de regels in artikel 3 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden

Hiervoor gelden de regels in artikel 4 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant en met inachtneming van de volgende wijzigingen:

artikel 4.1 onder k wordt vernummerd tot artikel 4.1 onder l.

in artikel 4.1 wordt onder k toegevoegd:

ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein.

artikel 4.2.1 onder c wordt als volgt gewijzigd:

een hoogwaterbrug waarvan de bouwhoogte maximaal 12,5 meter mag bedragen, gemeten vanaf het laagste punt van de nevengeul tot de bovenkant van het dek van de hoogwaterbrug, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen (zoals straatverlichting, brugrailingen, straatmeubilair e.d.) ten behoeve van de hoogwaterbrug, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen, gemeten vanaf de bovenkant van het dek van de hoogwaterbrug.

in artikel 4.6.2 wordt onder h toegevoegd:

werken en werkzaamheden, welke noodzakelijk zijn in het kader van het Grensmaasproject zoals weergegeven in Bijlage 1, zoals het weggraven en/of opvullen van gronden, het weggraven van de waterkeringen die een belemmering vormen voor het functioneren van de nevengeul, het aanbrengen van oever-/bodembescherming en het amoveren, verharden en/of aanleggen van paden en (ontsluitings)wegen, waaronder het amoveren van de bestaande Maasbanderkerkweg daar waar deze haar functie verliest en het aanleggen van de nieuwe Maasbanderkerkweg en een nieuwe ontsluitingsweg ten behoeve van firma L'Ortye.

Artikel 5 Bedrijf

Hiervoor gelden de regels in artikel 5 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 6 Bedrijf - Afvalwaterzuiveringsinstallatie

Hiervoor gelden de regels in artikel 7 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

Hiervoor gelden de regels in artikel 6 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 8 Natuur

Hiervoor gelden de regels in artikel 8 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 9 Natuur - Na Ontgronding En Of Opvulling

Hiervoor gelden de regels in artikel 9 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant en met inachtneming van de volgende wijzigingen:

artikel 9.2.3 onder b wordt als volgt gewijzigd:

de bouwhoogte van de hoogwaterbrug bedraagt maximaal 12,5 meter, gemeten vanaf het laagste punt van de nevengeul tot de bovenkant van het dek van de hoogwaterbrug;

in artikel 9.2.3 wordt onder c toegevoegd:

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen (zoals straatverlichting, brugrailingen, straatmeubilair e.d.) ten behoeve van de hoogwaterbrug bedraagt maximaal 10 meter, gemeten vanaf het dek van de hoogwaterbrug.

Artikel 10 Recreatie

Hiervoor gelden de regels in artikel 10 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 11 Sport

Hiervoor gelden de regels in artikel 11 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 12 Verkeer

Hiervoor gelden de regels in artikel 12 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 13 Water

Hiervoor gelden de regels in artikel 13 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 14 Wonen

Hiervoor gelden de regels in artikel 14 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 15 Leiding

Hiervoor gelden de regels in artikel 15 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant en met inachtneming van de volgende wijzigingen:

artikel 15.2 wordt als volgt gewijzigd:

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - hoogwaterbrug', waar de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht:

  1. a. een hoogwaterbrug met een bouwhoogte van maximaal 12,5 meter, gemeten vanaf het laagste punt van de nevengeul tot de bovenkant van het dek van de hoogwaterbrug;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen (zoals straatverlichting, brugrailingen, straatmeubilair e.d.) ten behoeve van de hoogwaterbrug met een bouwhoogte van maximaal 10 meter, gemeten vanaf de bovenkant van het dek van de hoogwaterbrug.

In artikel 15.4.2 wordt onder e toegevoegd:

werken en werkzaamheden, welke noodzakelijk zijn in het kader van het Grensmaasproject zoals weergegeven in Bijlage 1, zoals het weggraven en/of opvullen van gronden, het weggraven van de waterkeringen die een belemmering vormen voor het functioneren van de nevengeul, het aanbrengen van oever-/bodembescherming en het amoveren, verharden en/of aanleggen van paden en (ontsluitings)wegen, waaronder het amoveren van de bestaande Maasbanderkerkweg daar waar deze haar functie verliest en het aanleggen van de nieuwe Maasbanderkerkweg en een nieuwe ontsluitingsweg ten behoeve van firma L'Ortye.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 1

Hiervoor gelden de regels in artikel 16 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

Hiervoor gelden de regels in artikel 17 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 18 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

Hiervoor gelden de regels in artikel 18 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 19 Waterstaat - Beschermingszone Waterkering

Hiervoor gelden de regels in artikel 19 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant en met inachtneming van de volgende wijzigingen:

artikel 19.2 wordt als volgt gewijzigd:

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering met een maximale bouwhoogte van 4 meter, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - hoogwaterbrug' waar de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht:

  1. a. een hoogwaterbrug met een bouwhoogte van maximaal 12,5 meter, gemeten vanaf het laagste punt van de nevengeul tot de bovenkant van het dek van de hoogwaterbrug;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen (zoals straatverlichting, brugrailingen, straatmeubilair e.d.) ten behoeve van de hoogwaterbrug met een bouwhoogte van maximaal 10 meter, gemeten vanaf de bovenkant van het dek van de hoogwaterbrug.

in artikel 19.4.2 wordt onder c toegevoegd:

werken en werkzaamheden, welke noodzakelijk zijn in het kader van het Grensmaasproject zoals weergegeven in Bijlage 1, zoals het weggraven en/of opvullen van gronden, het weggraven van de waterkeringen die een belemmering vormen voor het functioneren van de nevengeul, het aanbrengen van oever-/bodembescherming en het amoveren, verharden en/of aanleggen van paden en (ontsluitings)wegen, waaronder het amoveren van de bestaande Maasbanderkerkweg daar waar deze haar functie verliest en het aanleggen van de nieuwe Maasbanderkerkweg en een nieuwe ontsluitingsweg ten behoeve van firma L'Ortye.

Artikel 20 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed

Hiervoor gelden de regels in artikel 20 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant en met inachtneming van de volgende wijzigingen:

artikel 20.2 wordt als volgt gewijzigd:

Op de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - hoogwaterbrug' waar de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht:

  1. a. een hoogwaterbrug met een bouwhoogte van maximaal 12,5 meter, gemeten vanaf het laagste punt van de nevengeul tot de bovenkant van het dek van de hoogwaterbrug;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen (zoals straatverlichting, brugrailingen, straatmeubilair e.d.) ten behoeve van de hoogwaterbrug met een bouwhoogte van maximaal 10 meter, gemeten vanaf de bovenkant van het dek van de hoogwaterbrug.

Artikel 21 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed

Hiervoor gelden de regels in artikel 21 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

Hiervoor gelden de regels in artikel 22 van het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant en met inachtneming van de volgende wijzigingen:

in artikel 22.1 wordt onder c toegevoegd:

landhoofden ten behoeve van de hoogwaterbrug in het kader van het Grensmaasproject zoals weergegeven in Bijlage 1.

artikel 22.2 wordt als volgt gewijzigd:

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten behoeve van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering, alsmede landhoofden ten behoeve van de hoogwaterbrug in het kader van het Grensmaasproject zoals weergegeven in Bijlage 1, met dien verstande dat:

  1. a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m2, met dien verstande dat voor de landhoofden ten behoeve van de hoogwaterbrug een grotere oppervlakte is toegestaan voor zover constructief noodzakelijk in het kader van het Grensmaasproject zoals weergegeven in Bijlage 1;
  2. b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning voor bouwen dient het bevoegd gezag akkoord te zijn. De gebods- en verbodsregels van de Keur van het Waterschap zijn van toepassing.

in artikel 22.4.2 wordt onder d toegevoegd:

werken en werkzaamheden, welke noodzakelijk zijn in het kader van het Grensmaasproject zoals weergegeven in Bijlage 1, zoals het weggraven en/of opvullen van gronden, het weggraven van de waterkeringen die een belemmering vormen voor het functioneren van de nevengeul, het aanbrengen van oever-/bodembescherming en het amoveren, verharden en/of aanleggen van paden en (ontsluitings)wegen, waaronder het amoveren van de bestaande Maasbanderkerkweg daar waar deze haar functie verliest en het aanleggen van de nieuwe Maasbanderkerkweg en een nieuwe ontsluitingsweg ten behoeve van firma L'Ortye.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Hiervoor gelden de algemene regels behorende bij het moederplan zoals in genoemd 1.1. voor zover relevant.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016, 1e herziening'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het huidige bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' is op 11 mei 2017 door de gemeenteraad van Stein gewijzigd vastgesteld. Dat bestemmingsplan betreft een actualisatie van het bestemmingsplan 'Grensmaas', op 28 juni 2006 door de gemeenteraad van Stein vastgesteld en op 19 december 2006 goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Limburg, waarin tevens herzieningen ten behoeve van de Winzone Weerterhof en de geluidzone L'Ortye zijn verwerkt.

Aanleiding voor herziening van het huidige bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' betreft de realisatie van de nevengeul Maasband als onderdeel van het project Grensmaas. Ten tijde van de actualisatie van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Grensmaas' waren de plannen voor de realisatie van deze nevengeul nog onvoldoende concreet. Inmiddels zijn de plannen voor de realisatie van de nevengeul Maasband uitgewerkt en is gebleken dat het ontwerp van de nevengeul afwijkt van het ontwerp zoals vastgelegd in de POL-aanvulling Grensmaas uit 2005 (zie hierover paragraaf 2.2 van deze toelichting). Voorliggend bestemmingsplan voorziet dan ook in de planologisch-juridische regeling van het aangepaste ontwerp van de nevengeul. Tevens worden enkele geconstateerde omissies hersteld.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

De beoogde nevengeul is gesitueerd om Maasband. Het plangebied zelf bevindt zich ten zuiden en oosten van Maasband. De rivier de Maas bevindt zich ten westen en op enige afstand van het plangebied. Ten zuid-oosten van het plangebied ligt een verwerkingsinstallatie voor zand en grind van de firma L'Ortye.

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0001.png"

Figuur 1: Luchtfoto met globale ligging plangebied (rode contouren) (bron: Google Maps).

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor het plangebied van onderhavig bestemmingsplan geldt momenteel het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016', gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Stein op 11 mei 2017. Voor realisatie van de nevengeul Maasband is op bepaalde onderdelen een herziening van het plan noodzakelijk. Tevens worden enkele geconstateerde omissies hersteld. Deze onderdelen worden besproken in paragraaf 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0003.png"

Figuur 2: Uitsnedes plankaart bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk worden het plangebied en de herziening nader beschreven. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de planologische kaders geschetst aan de hand van het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid. In het daaropvolgende hoofdstuk 4 worden de actuele waarden van het gebied besproken en de mogelijke invloed daarop van de planvorming. Hierbij gaat het om waarden ten aanzien van flora en fauna, cultuurhistorie en archeologie. Hoofdstuk 5 bevat vervolgens de wettelijk verplichte waterparagraaf, waarin het plan getoetst wordt op het aspect water. In hoofdstuk 6 wordt het plan vervolgens getoetst op milieuaspecten zoals geluid, geur, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, externe veiligheid, etc. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de juridische aspecten van het bestemmingsplan. Hierbij worden de planregels toegelicht. Hoofdstuk 8 gaat vervolgens in op de uitvoerbaarheid van het plan, waarbij zowel de financiële als maatschappelijke uitvoerbaarheid beoordeeld wordt. Ten slotte wordt in hoofdstuk 9 ingegaan op de procedure van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Het Planvoornemen

2.1 Project Grensmaas

Het project Grensmaas is het grootste rivierproject in uitvoering in Nederland. De werkzaamheden strekken zich uit over een traject van 43 kilometer tussen Maastricht en Echt-Susteren. De uitvoering is in handen van Consortium Grensmaas.

Het project levert tienduizenden gezinnen langs de Maas beduidend meer bescherming op tegen hoogwater. Het risico op een overstroming wordt vijf keer zo klein door verbreding van het stroombed van de Maas en verlaging van de oevers. Bovendien krijgt Zuid-Limburg een nieuw natuurgebied langs de rivier van zo’n duizend hectare. De werkzaamheden worden betaald met de winning en verkoop van 54 miljoen ton grind en kosten de belastingbetaler niets.

Met het Project Grensmaas wordt beoogd een nieuwe ruimtelijke structuur voor het Grensmaasgebied te realiseren. De meest ingrijpende verandering is rivierverruiming ten behoeve van beperking van de wateroverlast en ten behoeve van natuurontwikkeling, met als resultaat een natuurgebied van formaat met mogelijkheden voor extensief recreatief medegebruik in nauwe samenhang met het omliggende cultuurlandschap. Deze ingreep is geprojecteerd in een zone langs de Maas.

De natuurlijke dynamiek van de rivier wordt hersteld, onder de restrictie dat het systeem beheersbaar blijft, er geen schade aan bestaande bebouwing en infrastructuur optreedt en woonkernen door rivierplaatsingen niet aan de andere kant van de rivier komen te liggen. Voor dit doel wordt het huidige rivierbed verruimd door middel van oppervlakkige grindwinning volgens de principes van stroomgeulverbreding en weerdverlaging.

De op het grindpakket liggende deklaag die bij de rivierverruiming vrijkomt wordt binnen het plangebied geborgen in een aantal diepere grindwinningen, die ten oosten van het verruimde rivierbed zijn geprojecteerd.

De uitvoering is in 2008 van start gegaan in Itteren. Inmiddels zijn de locaties Borgharen en Geulle aan de Maas klaar. In beide dorpen heeft de rivier aanzienlijk meer ruimte gekregen. De dekgrondbergingen (grindputten) zijn weer aangevuld en de bevolking kan genieten van de ontluikende natuur.

2.2 Nevengeul Maasband

De nevengeul bij Maasband is een van de elf ingrepen die door Consortium Grensmaas worden uitgevoerd ten behoeve van het Grensmaasproject. Het project komt er kort gezegd op neer dat ten oosten van Maasband een nevengeul wordt gecreëerd. Ten westen van het dorp is te weinig ruimte om de Maas te verbreden. Wel worden de oevers verlaagd. Maasband komt als gevolg hiervan geïsoleerd te liggen. Om de ontsluiting van Maasband te waarborgen wordt voorzien in een hoogwaterbrug. Ook Maasband krijgt een forse natuurinjectie. In de POL-aanvulling wordt bovendien beschreven dat ten behoeve van de rivierverruiming leidingen worden verlegd. Dit is inmiddels gebeurd.

Het ontwerp van deze nevengeul is vastgelegd in de POL-aanvulling Grensmaas uit 2005, uitgaande van de indertijd beschikbare informatie met betrekking tot de ligging van de nieuwe LAL-leiding, ruimtebeslag van de nieuw aan te leggen waterkeringen langs de nevengeul en de verbindingsbrug tussen Maasband en Meers. Na 2005 is echter nieuwe informatie beschikbaar gekomen, onder meer over de ligging van de LAL-leiding, de eisen die gesteld worden aan de nieuw aan te leggen waterkering en de ligging van de verbindingsbrug. Deze nieuwe informatie heeft ertoe geleid dat het oorspronkelijke ontwerp (POL-aanvulling Grensmaas 2005) van de nevengeul niet meer voldoet en dat een aangepast ontwerp noodzakelijk is. Figuur 3 toont het nieuwe ontwerp van de nevengeul dat voldoet aan de eisen zoals die nu zijn gesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0004.png"

Figuur 3: Gewijzigde onderdelen in de hoogwatergeul van Maasband (indicatieve weergave)


Ten behoeve van een aantal van de gewijzigde onderdelen is een herziening van het geldende plan 'Grensmaas 2016' noodzakelijk. Bovendien is gebleken dat de verbeelding van het geldende plan omissies bevat ten aanzien van de ligging van de LAL-leidingen. Ook dienen de bouwregels ten aanzien van de hoogwaterbrug en bijbehorende voorzieningen te worden aangepast omdat deze in het thans geldende bestemmingsplan onvoldoende duidelijk zijn. Het bestemmingsplan dient derhalve voor de volgende onderdelen te worden herzien:

  • A. uitbreiding nevengeul;
  • B. weggraven voormalige waterkering;
  • C. landhoofden hoogwaterbrug;
  • D. aansluiting hoogwaterbrug op wegennet:
    1. 1. aanleggen nieuwe Maasbanderkerkweg;
    2. 2. wegbestemmen en amoveren gedeelte bestaande Maasbanderkerkweg;
    3. 3. ontsluiting L'Ortye;
    4. 4. bouwhoogte hoogwaterbrug en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen ten behoeve van de hoogwaterbrug;
  • E. overige noodzakelijke werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • F. omissies op verbeelding ten aanzien van LAL-leiding;
  • G. parkeerterrein.

De onderdelen A tot en met G worden in Figuur 4 weergegeven en worden hierna besproken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0005.png"

Figuur 4: Wijzigingen ten opzichte van het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016'

  • A. Uitbreiding nevengeul

De gegevens ten aanzien van de ligging van de LAL-leiding zoals overeengekomen met Air Liquide zijn sinds het POL-ontwerp gewijzigd (zie Figuur 5). Feitelijk is er sprake van drie buizen met onderlinge afstand van 0,80 m. Gemakshalve spreken we van de LAL-leiding, en is de afstandsbepaling van de insteeklijn gebaseerd op de meest noordelijke buis. Binnen een strook van 5 meter van de leiding mag geen vergraving plaatsvinden. In het referentiemodel loopt de insteeklijn (bovenzijde talud) aan stroomopwaartse zijde van de brug aan de verkeerde zijde van de LAL-leiding, en wel met een afstand van 20 tot 25 m (zie Figuur 5 boven: locatie 1a, op één locatie ligt het tracé van de leiding zelfs boven de geulbodem). De insteeklijn moet dus tot 30 m noordwaarts opschuiven om aan de eis van de leidingbeheerder te voldoen. Het nieuwe ontwerp voldoet hier ruimschoots aan. Stroomafwaarts van de brug blijft de insteeklijn, in tegenstelling tot het referentie-ontwerp, aan de oostzijde het tracé van de LAL-leiding volgen (zie Figuur 5: locatie 1b). Om in de planvorming voldoende ruimte te creëren voor een hydraulisch gewenst doorstroomprofiel, is de nevengeul hier zoveel mogelijk naar het oosten verbreed. De LAL-leiding is daarbij een harde grens. Ten opzichte hiervan is voor de insteeklijn een conservatief tracé gekozen.

Hierdoor veranderen de profielen: stroomopwaarts van de brug schuift het zwaartepunt naar links, stroomafwaarts van de brug naar rechts (beide in stroomrichting). Hierbij blijft de rechter insteeklijn over de gehele lengte de LAL-leiding op minimaal 5 m (in de praktijk overal meer dan 6 m) afstand volgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0006.png"

Figuur 5 Gewijzigde insteeklijnen bij LAL-leiding ten zuiden van Maasband (stroomopwaarts en stroomafwaarts van de brug: 1a resp. 1b); boven: POL-ontwerp; onder: herontwerp

Verder ontstaat bij de brug een tekort aan waterstandsdaling, waarvoor compensatie gevonden moet worden. In de modellering van de waterstandseffecten van het POL-ontwerp is namelijk nooit rekening gehouden met landhoofden en brugpijlers (zie ook Figuur 5 boven). Hierdoor ontstaat in de geul een vernauwing die gecompenseerd moet worden. Hiertoe is de bodem onder de brug over bijna 500 m lengte 1 m extra verdiept (zie Figuur 6), met aan beide zijden taluds in lengterichting die weer aansluiten op de bodemhoogten uit het POL-ontwerp. De bodemhoogte onder de brug bedraagt ca. 28,45 m+NAP. De onderzijde van de brug moet minimaal op 38,65 m+NAP aangelegd worden, dit is minimaal 10,20 m boven de bodem. De geulbodem ligt in dwarsrichting steeds vlak. De oostelijke bodemtaludlijn is daarbij ook gestroomlijnd. Door een sub-geultje binnen de (doorgaans droog liggende) hoogwatergeul kan een deel van het ingesloten water na een hoogwater naar de Maas afvloeien. De verdieping bij de brug lost echter niet het gehele probleem van het tekort aan waterstandsdaling op. Daarvoor is het ruimtebeslag van de weerdverlaging aan de westzijde en de oostzijde van de hoogwatergeul noodzakelijk.

Uit het voorgaande volgt dat de nevengeul, voor zover stroomafwaarts van de brug gelegen, moet worden verbreed ten opzichte van het POL-ontwerp. Om deze verbreding mogelijk te maken, wordt de ter plaatse van de voorziene uitbreiding van nevengeul geldende bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' gewijzigd in de bestemming 'Natuur - Na ontgronding en of opvulling'.

  • B. Weggraven voormalige waterkering

Het oude tracé van de waterkering tussen Meers en Maasband zal na aanleg van de nieuwe waterkering zijn functie verliezen, maar ligt gedeeltelijk binnen de zone die als onvergraven natuur is gekenschetst. In het POL-ontwerp wordt een deel van deze restanten ongemoeid gelaten. In het herontwerp worden de restanten binnen de onvergraven zone verwijderd teneinde de hydraulische weerstand te verminderen. Het gevolg hiervan is dat Maasband als het ware geïsoleerd komt te liggen, omsloten door een waterkering met bijbehorende beschermingszone waarop de hoogwaterbrug wordt aangesloten.

In het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' geldt ter plaatse van de voormalige waterkering de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' in combinatie met de bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering', de bestemming 'Leiding' en de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' dan wel 'Natuur - Na ontgronding en of opvulling'. Voor het wegbestemmen van de waterkering met bijbehorende beschermingszone is in het geldende plan reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Teneinde het daadwerkelijk weggraven van de voormalige waterkering rechtstreeks mogelijk te maken, worden de planregels zodanig aangepast dat voor het verwijderen (weggraven) van deze voormalige waterkering geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is vereist.

  • C. Landhoofden hoogwaterbrug

De hoogwaterbrug van/naar Maasband is in overleg met de gemeente Stein verder uitgewerkt, zodat deze binnen het landschapsplan past. De brug sluit deels aan op het bestaande wegennet in Maasband en Meers (zie Figuur 6). De landhoofden voor de brug worden in het grondlichaam van de waterkering geïntegreerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0007.png"

Figuur 6: Ontwerp hoogwaterbrug en aansluitende dijktracés 86 (Maasband) en 87 (Meers),in rood de extra verdieping ten opzichte van het POL-ontwerp

In het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' zijn de landhoofden niet bestemd. Ten behoeve van de realisering van de landhoofden wordt derhalve de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' met de bijbehorende bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone Waterkering' aan zowel de noord- als zuidzijde van de hoogwaterbrug opgenomen. De planregels bij de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' worden zodanig aangepast dat de landhoofden voor de brug in het grondlichaam van de waterkering kunnen worden geïntegreerd.

  • D. Aansluiting hoogwaterbrug op wegennet
  1. 1. Aanleggen nieuwe Maasbanderkerkweg

Zoals hiervoor aangegeven, zal de hoogwaterbrug deels aansluiten op het bestaande weggennet in Maasband en Meers. Verder wordt een nieuw deel van de Maasbanderkerkweg aangelegd. De aansluiting van de brug op het wegennet wordt geïntegreerd in de waterkering.

Ten behoeve hiervan dient de waterkering gelegen aan de zuidkant van de hoogwaterbrug te worden uitgebreid. Hiertoe wordt de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' met de bijbehorende bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone Waterkering' opgenomen. Ter plaatse van de nieuw aan te leggen Maasbanderkerkweg wordt bovendien de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Teneinde het daadwerkelijk aanleggen van de nieuwe Maasbanderkerkweg mogelijk te maken, worden de planregels zodanig aangepast dat voor het aanleggen van deze weg geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is vereist.

  1. 2. Wegbestemmen en amoveren gedeelte bestaande Maasbanderkerkweg

Ter plaatse van een deel van de bestaande Maasbanderkerkweg richting Maasband is de geldende bestemming 'Verkeer' niet meer nodig omdat dit deel van de bestaande Maasbanderkerkweg verdwijnt. Ter plaatse van dit deel wordt daarom de verkeersbestemming van de verbeelding verwijderd en gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' respectievelijk 'Natuur - Na ontgronding en of opvulling'. Om het daadwerkelijk amoveren van de bestaande Maasbanderkerkweg daar waar deze haar functie verliest en dit noodzakelijk is voor het Grensmaasproject mogelijk te maken, worden bovendien de planregels zodanig aangepast dat hiervoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is vereist.

  1. 3. Ontsluiting L'Ortye

Na overleg met de gemeente Stein is besloten dat het bestaande traject van de Oeverendijk, dat dient als ontsluitingsweg voor het bedrijf L'Ortye, niet positief wordt bestemd. Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' zijn ontsluitingswegen immers toegestaan binnen de ter plaatse geldende bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden.' Om het aanleggen van een nieuwe ontsluitingweg ten behoeve van het bedrijf L'Ortye mogelijk te maken, worden de planregels zodanig aangepast dat hiervoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is vereist.

  1. 4. Bouwhoogte hoogwaterbrug en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen ten behoeve van de hoogwaterbrug

De regels van het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' zijn onvoldoende duidelijk ten aanzien van de toegestane bouwhoogte van de hoogwaterbrug en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen (zoals straatverlichting, brugrailingen, straatmeubilair e.d.), die ten behoeve van de hoogwaterbrug moeten worden gerealiseerd. Het geldende bestemmingsplan staat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - hoogwaterbrug' een hoogwaterbrug met een maximum bouwhoogte van 10 meter toe. Het is echter onvoldoende duidelijk wat hierbij de wijze van meten is en wat de toegestane bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de hoogwaterbrug is. Aangezien de bodemhoogte onder de brug circa 28,45 m+NAP bedraagt en de onderzijde van de hoogwaterbrug bovendien op minimaal 38,65 m+NAP moet worden aangelegd, is een maximum bouwhoogte van 10 meter bovendien onvoldoende (zie hiervoor onder A. ' Uitbreiding nevengeul').

In deze herziening van het bestemmingsplan wordt daarom een maximum bouwhoogte van de hoogwaterbrug van 12,5 meter opgenomen. In de regels wordt duidelijk verwoord dat hierbij wordt gemeten vanaf het laagste punt van de nevengeul tot de bovenkant van het dek van de hoogwaterbrug. Om de realisatie van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorzieningen (straatverlichting, brugrailingen, straatmeubilair e.d.) ten behoeve de hoogwaterbrug mogelijk te maken, worden de regels bovendien zodanig aangepast dat dergelijke voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 10 meter zijn toegestaan, gemeten vanaf de bovenkant van het dek van de hoogwaterbrug.

  • E. Overige noodzakelijke werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Ten behoeve van overige werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, voor zover deze noodzakelijk zijn in het kader van het Grensmaasproject, worden de planregels van de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', 'Leiding', 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' en 'Waterstaat - Waterkering' zodanig aangepast dat hiervoor geen omgevingsvergunning is vereist. Dit betreft onder meer het aanbrengen van oever-/bodembescherming, het weggraven en/of opvullen van gronden en het amoveren, verharden en/of aanleggen van paden en (ontsluitings)wegen.

In de uiterwaard dient bijvoorbeeld een kuil te worden opgevuld. Aan geheel bovenstroomse zijde van de hoogwatergeul (noordelijke oever) vindt in het herontwerp namelijk een herprofilering van de oever plaats (zie Figuur 7). In het POL-ontwerp loopt de oever om een voormalige stortplaats en een kuil in de uiterwaard. De oever van het herontwerp loopt ook om de stortplaats, maar doorsnijdt de ligging van de kuil. Het restant van de kuil wordt aangevuld. Deze aanvulling ligt deels buiten de ingreepcontour maar valt wel binnen de POL-contour van de aangrenzende ingreeplocatie Meers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0008.png"

Figuur 7: Linksboven: POL-ontwerp met raai voor weergegeven profiel (overeenkomstig actuele situatie); rechtsboven: herontwerp met herprofilering oever en aanvulling noordelijk deel van de kuil (valt formeel binnen contour Meers); onder: luchtfoto met weergave raai; alle figuren: weergave ingreepcontour van herontwerp Maasband.

Naast de bestaande Maasbanderkerkweg (zie hiervoor onder D2 'Wegbestemmen en amoveren gedeelte bestaande Maasbanderkerkweg') zijn er nog een aantal andere paden en (ontsluitings)wegen die in de geul doodlopen en hun functie verliezen, maar wel boven het maaiveld uitsteken. Om het daadwerkelijk amoveren hiervan mogelijk te maken worden de planregels zodanig aangepast dat hiervoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is vereist.

  • F. Omissies op verbeelding ten aanzien van LAL-leiding

Ten aanzien van de LAL-leidingen is geconstateerd dat de verbeelding van het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' enkele omissies bevat.

Ten eerste is op de verbeelding van het geldende plan per abuis de bestemming 'Leiding' opgenomen ter plaatse van een gedeelte de voormalige LAL-leiding. Omdat deze leiding is verplaatst en feitelijk niet meer op deze locatie ligt, wordt de bestemming 'Leiding' ter plaatse van deze locatie van de verbeelding verwijderd.

Daarnaast is geconstateerd dat de nieuw aangelegde LAL-leiding inclusief beschermingszone, zoals op de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven middels de bestemming 'Leiding', niet in overeenstemming is met de feitelijke ligging van de leiding en de daarbij behorende beschermingszone. Bovendien rust ter plaatse van een klein deel van de bestemming 'Leiding' tevens de enkelbestemming 'Natuur - Na ontgronding en of opvulling' in plaats van de bedoelde enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'. Ook deze omissies worden op de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan gerepareerd.

  • G. Parkeerterrein

Om de aanleg van een parkeerterrein ten noorden van de nevengeul mogelijk te maken, wordt ter plaatse de aanduiding 'parkeerterrein' opgenomen zoals globaal weergegeven in Figuur 8 (zie hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0009.png"

Figuur 8: aanduiding 'parkeerterrein'

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van het Rijk en de provincie Limburg worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede als randvoorwaarden zullen dienen voor het lokale maatwerk in het bestemmingsplan.

3.2 Rijksbeleid

Op rijksniveau zijn de volgende beleidsdocumenten van belang:

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte;
  • Besluit algemene regels ruimtelijke ordening;
  • Beleidslijn grote rivieren;
  • Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De SVIR geeft een nieuwe integrale kijk op het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid tot 2040 op rijksniveau en vormt als het ware een 'kapstok' voor zowel bestaand als nieuw rijksbeleid dat invloed heeft op de ruimte om ons heen. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk brengen bij degenen die het aangaat (burgers en bedrijven). De SVIR zal dan ook ruimte bieden aan provincies en gemeenten om maatwerk te leveren (“decentraal, tenzij”).

De SVIR speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:

  • de veranderende behoefte aan wonen en werken;
  • de mobiliteit van personen;
  • economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw;
  • de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;
  • waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling;
  • aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet worden vergroot;
  • deregulering.


Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt om een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.

De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Het Rijk benoemt voorts 13 nationale belangen. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan.

Het planvoornemen ziet op de uitbreiding van de nevengeul bij Maasband. De nevengeul bij Maasband is een project dat reeds in het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' is voorzien en voorliggende herziening van het bestemmingsplan vormt de verdere uitwerking daarvan op basis van het concrete ontwerp van de nevengeul en bijbehorende voorzieningen. In de SVIR worden dan ook geen belemmeringen gezien die het planvoornemen in de weg staan.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat regels ter bescherming van nationale belangen. De keuze voor deze belangen is reeds gemaakt in de SVIR en worden met het Barro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) juridisch verankerd. In totaal gaat het om dertien nationale belangen, waarvan enkele betrekking hebben op het planvoornemen. Dit betreffen de belangen 3 (ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen), 5 (zekerstelling van een robuust net van wegen, spoorwegen en waterwegen), 7 (instandhouding infrastructuur om mobiliteitssysteem te waarborgen) en 9 (ruimte voor waterveiligheid).

Gelet op belang 3 (ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen) (titel 2.9 van het Barro) is van belang dat het bestemmingsplan betrekking heeft op gronden die ingevolge het Barro en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn gelegen binnen het voorkeurstracé en zoekgebied voor buisleidingen van nationaal belang voor vevoer van gevaarlijke stoffen. Voorliggend bestemmingsplan staat weliswaar activiteiten toe op en in deze gronden, maar deze activiteiten vormen geen belemmering voor de aanleg van een buisleiding van nationaal belang binnen het aangewezen zoekgebied. Belang 3 staat dan ook niet aan het planvoornemen in de weg.

In verband met belang 9 (ruimte voor waterveiligheid) (titel 2.4 van het Barro) is het van belang dat het plangebied is gelegen in het rivierbed van de Maas. De aanleg van de nevengeul met bijbehorende voorzieningen is een concrete invulling van dit belang. Door de aanleg van de nevengeul wordt namelijk juist ruimte voor waterveiligheid gegeven. In paragraaf 3.2.3 wordt hierop nader ingegaan. Het stroomvoerend en waterbergend rivierbed is conform het Barro vastgelegd. De bestemmingen 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' en 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' met bijbehorende regelingen zijn overgenomen uit het geldende plan 'Grensmaas 2016'. Deze herziening van het geldende bestemmingsplan maakt de aanleg van de nevengeul met bijbehorende voorzieningen op basis van het uitgewerkte ontwerp planologisch-juridisch mogelijk.

3.2.3 Beleidslijn grote rivieren

In de afgelopen eeuwen is veel ruimte aan de rivier ontnomen, met het gevolg dat de rivieren zijn ingeklemd tussen dijken die steeds hoger zijn gemaakt. Door de bevolkingsontwikkeling en de economische groei zijn de te beschermen waarden sterk toegenomen. Als een overstroming zou plaatsvinden, zijn de gevolgen enorm. Deze kwetsbaarheid van ons land, tezamen met de ongunstige verwachtingen over klimaatveranderingen en zeespiegelrijzing, maken duidelijk dat een duurzame bescherming tegen hoogwater, zowel nu als in de toekomst, hoge prioriteit moet hebben. De overstromingen in 1993 en 1995 hebben bewezen dat het probleem niet moet worden onderschat.

Om een goede afweging te kunnen maken bij elke nieuwe ingreep in het rivierbed, zodat de rivier de ruimte behoudt die zij nodig heeft voor de afvoer van maatgevend hoogwater, is in 1996 de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier tot stand gekomen. Na verloop van jaren werd deze beleidslijn ten aanzien van regionale ruimtelijk economische ontwikkelingswensen en mogelijkheden als te restrictief ervaren. Mede op basis van de resultaten van de evaluatie en ervaringen in de praktijk is destijds besloten om de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier aan te passen. De 'Beleidslijn grote rivieren' biedt meer ontwikkelingsmogelijkheden voor initiatieven die een positief effect hebben voor het rivierbeheer en voor de ruimtelijke en economische kwaliteit van het betreffende gebied.

Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater, onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden, en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor overheden om te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening. De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoogwater voor activiteiten in het rivierbed. Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen.

De Beleidslijn grote rivieren heeft als doelstellingen:

  • De beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden.
  • Ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid van rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.


Deze herziening bestond uit twee onderdelen, namelijk een beleidsbrief en beleidsregels. De beleidsregels grote rivieren geven een kader voor het besluit over de toelaatbaarheid vanuit rivierkundig opzicht voor het kunnen verkrijgen van een vergunning op grond van de Waterwet/het Waterbesluit. Er staat tevens aangegeven welke uitgangspunten en randvoorwaarden gelden voor gebieden in het stroomvoerend en het waterbergend rivierbed. Voor het stroomvoerend rivierbed en voor een deel van het waterbergend rivierbed is een watervergunning nodig voor ingrepen. Een deel van het waterbergend rivierbed is vrij van vergunningplicht in het kader van de Waterwet. In het deel van het waterbergend rivierbed waar geen vergunningplicht is in het kader van de Waterwet zijn de belangen als rivierbeheerder zodanig gering, dat daar geen extra afwegingen hoeven te worden gemaakt of belemmeringen gelden voor de gebruikers van de gronden. Dit deel is het deel van het waterbergende rivierbed waarop artikel 6.16 van het Waterbesluit van toepassing is. Wel kan in deze gebieden sprake zijn van wateroverlast. Deze is niet te verhalen op het Rijk.

Het planvoornemen ziet op de uitbreiding van de nevengeul met bijbehorende voorzieningen bij Maasband. Het project is reeds in het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' voorzien. Het uitgewerkte ontwerp past niet geheel binnen het huidige planologisch-juridisch regime. Om dit ontwerp mogelijk te maken dient het geldende bestemmingsplan derhalve op ondergeschikte onderdelen te worden aangepast. Het project wordt uitgevoerd in het kader van de Beleidslijn grote rivieren. De aanpassing als gevolg van het uitgewerkte ontwerp doet geen afbreuk aan de doelstellingen van de beleidslijn, te weten de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen door de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de Maas te behouden. Met dit ontwerp wordt hieraan juist uitvoering gegeven.

Voor het stroomvoerend en het waterbergend rivierbed zijn de dubbelbestemmingen met bijbehorende regelingen overgenomen uit het geldende plan. De betreffende gebieden zijn aangegeven in het Waterbesluit.

3.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking beoogt zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren door een motiveringsplicht te stellen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Ingevolge artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt:

1. een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling,

en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied:

2. een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Allereerst dient te worden vastgesteld of sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling'. Dit begrip is in artikel 1.1.1, lid 1 onder i van het Bro als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Blijkens de Nota van Toelichting (2017) worden onder 'andere stedelijke voorzieningen' verstaan: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.

Gelet op voornoemde definities valt het planvoornemen niet onder het begrip 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro. Dat betekent dat een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde is.

3.3 Provinciaal Beleid

Op provinciaal niveau zijn de volgende beleidsdocumenten van belang:

  • Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014);
  • Omgevingsverordening Limburg 2014;
  • Deltaprogramma Limburgse Maasvallei.

3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 (POL2014) vastgesteld. Het POL2014 is per 16 januari 2015 in werking getreden. Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).

In het POL 2014 komen alleen die zaken aan bod, die er op provinciaal niveau echt toe doen en die vragen om regionale oplossingen. Dat sluit aan bij de basisfilosofie en ook bij aanpak de van de rijksoverheid die zich beperkt tot een 13-tal nationale ruimtelijke belangen. Zo veel mogelijk ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en andere partners die met hun lokale kennis prima maatwerk kunnen leveren.

In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

De belangrijke principes in het limburgs omgevingsbeleid zijn:

  1. 1. Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  2. 2. Uitnodigen staat centraal. Dat gaat meer over de manier waarop we samen met onze partners dat voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in dit POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

Het plangebied is onderdeel van de goudgroene natuurzone. De goudgroene natuurzone betreft gebieden waar natuur en natuurontwikkeling het primaat hebben vanwege de voorkomende waardevolle flora en fauna, vaak van (inter)nationale betekenis (zoals de Natura 2000-gebieden). Tot 2027 moet er nog circa 3.500 ha gebied tot goudgroene natuur worden omgevormd. Daarbij wordt ingezet op een basisinrichting gericht op zo sober mogelijke realisatie van de natuurdoelen, die nader zijn geconcretiseerd in het provinciaal natuurbeheerplan. De planologische bescherming van de goudgroene natuurzones krijgt vorm door een nee-tenzijbescherming in de Omgevingsverordening.

POL-aanvulling Grensmaas

Op 1 juli 2005 hebben Provinciale Staten de POL-aanvulling Grensmaas vastgesteld. Op 22 september 2006 hebben Provinciale Staten het POL2006 vastgesteld, met daarin onder meer de concrete beleidsbeslissing in de POL-aanvulling Grensmaas, die van toepassing is op de te vergraven gronden in het Grensmaasgebied. De concrete beleidsbeslissing is in het verleden reeds vastgelegd in de bestemmingsplannen in de gemeente Stein. Derhalve is de POL-aanvulling in 2010 partieel herzien. In het POL2014 is bepaald dat de POL-aanvulling en de herziening nog steeds van kracht zijn.

In de POL-aanvulling Grensmaas wordt het project Maasband (2020-2024) beschreven. Het project komt er kort gezegd op neer dat Consortium Grensmaas ten oosten van Maasband een nevengeul creëert. Ten westen van het dorp is te weinig ruimte om de Maas te verbreden. Wel worden de oevers verlaagd. Maasband komt als gevolg hiervan geïsoleerd te liggen. Om de ontsluiting van Maasband te waarborgen wordt voorzien in een hoogwaterbrug. Ook Maasband krijgt een forse natuurinjectie. In de POL-aanvulling wordt bovendien beschreven dat ten behoeve van de rivierverruiming leidingen worden verlegd. Dit is inmiddels gebeurd.

Het ontwerp voor de nevengeul Maasband zoals vastgelegd in de POL-aanvulling Grensmaas gaat uit van de indertijd beschikbare informatie met betrekking tot de ligging van de nieuwe LAL-leiding, ruimtebeslag van de nieuw aan te leggen waterkeringen langs de nevengeul en de verbindingsbrug tussen Maasband en Meers. Na 2005 is echter nieuwe informatie beschikbaar gekomen, onder meer over de ligging van de LAL-leiding, de eisen die gesteld worden aan de nieuw aan te leggen waterkering en de ligging van de verbindingsbrug. Deze nieuwe informatie heeft ertoe geleid dat het oorspronkelijke ontwerp (POL2005) van de nevengeul niet meer voldoet en dat een aangepast ontwerp noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologisch-juridische regeling van het nieuwe ontwerp, zoals dit nu voor de nevengeul is uitgewerkt en voor zover het niet past in het thans vigerende bestemmingsplan.

3.3.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Bij het POL2014 hoort de Omgevingsverordening Limburg. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk "Ruimte", waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is, net als het POL, op 12 december 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en is per 16 januari 2015 in werking getreden.

Het POL 2014 zet sterk in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. In de omgevingsverordening komt dit tot uiting in de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2). Op de Ladder voor duurzame verstedelijking is in paragraaf 3.2.4 nader ingegaan.

Voor voorliggend bestemmingsplan gelden vanuit de Omgevingsverordening verder geen specifieke regels.

3.3.3 Deltaprogramma

In 2010 is het landelijke Deltaprogramma gestart om te komen tot een plan om Nederland, ook voor volgende generaties, te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoet water. Het rijk, de provincies, de waterschappen en gemeenten werken in dit programma samen (met inbreng van maatschappelijke organisaties) aan de voorbereiding van vijf Deltabeslissingen met een uitvoeringsprogramma.

Eén van de deelprogramma’s is het Deltaprogramma Rivieren (DPR). Doel van dit programma is de gevolgen van klimaatverandering op lange termijn (omstreeks 2100) op te vangen. Medio 2012 zijn zogenaamde regioprocessen opgestart om zoveel mogelijk gebruik te maken van lokale c.q. regionale kennis en kunde bij het opstellen van de voorkeursstrategie voor de Limburgse Maasvallei. Deze voorkeursstrategie vormt de basis van het regionaal advies richting het rijk ten behoeve van de strategische keuzes die gaan landen in de Deltabeslissingen.

De voorkeursstrategie voor de Limburgse Maasvallei gaat uit van het principe “ruimte waar het kan, dijken waar het moet”. De regio koerst op een integrale aanpak waarbij veiligheid, regionale ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit hand in hand gaan. Daarbij gaat de voorkeur nadrukkelijk uit naar rivierverruiming en een hieraan complementaire opgave in dijken.

Eind 2013 zijn de onderzoeksrapporten voor de Limburgse Maasvallei opgeleverd. Door de bestuurders is een bestuursnotitie opgesteld (provincie, Rijkswaterstaat, waterschappen en Deltagemeenten) met zes principiële uitspraken en vier strategische uitspraken.

Begin 2014 is deze notitie ter consultatie aangeboden aan de colleges van alle Maasgemeenten in Limburg en zijn de raden hierover geïnformeerd. Uit deze consultatie zijn vooral aanbevelingen naar voren gekomen voor de vervolgfase, maar deze consultatie heeft niet geleid tot een aanpassing van het regionaal advies.

Het regionale advies, voor de Limburgse Maasvallei, is eind maart 2014 ingediend bij het Deltaprogramma. Dit advies en de onderliggende onderzoeksrapporten hebben geen status, maar zijn meengenomen als input voor de strategische keuzes op nationaal niveau in de Deltabeslissingen. Met name de Deltabeslissing Veiligheid (nieuw normen) en Ruimtelijke Adaptatie (klimaatbestendigheid realiseren via ruimtelijke inrichting) zijn voor de Limburgse Maasvallei relevant.

Eind 2016 is het Regionaal voorstel Maas 2016 - Samenwerken aan een mooi en veilige Maas gepubliceerd. Dit biedt de contouren voor de maatregelen tot 2028 en voorstellen om voor een aantal projecten MIRT-verkenningen te starten.

De uitvoering van de maatregelen uit de voorkeursstrategie dient in 2050 te zijn afgerond.

Het planvoornemen ziet op de uitbreiding van de nevengeul bij Maasband. Het project is reeds in het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' voorzien en het planvoornemen vormt een verdere uitwerking c.q. concretisering ervan. Door de uitbreiding van de nevengeul wordt de rivier verbreed en wordt bescherming geboden tegen hoogwater. Voorliggend bestemmingsplan is derhalve uitvoerbaar in het kader van het Deltaprogramma.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Op gemeentelijk niveau zijn de volgende relevante beleidsdocumenten vastgesteld:

  • Strategische Toekomstvisie Gemeente Stein, 2011-2021;
  • Eigenkrachtvisie;
  • Ruimtelijke Structuurvisie 2015-2025.

De eerste twee genoemde beleidsstukken bevatten echter geen specifiek beleid met betrekking tot de realisatie van de nevengeul. Daarom wordt hierna alleen de Ruimtelijke Structuurvisie 2015-2025 besproken.

Ruimtelijke Structuurvisie 2015-2025

De gemeente Stein heeft de Ruimtelijke structuurvisie 2015-2025 in de raadsvergadering van 26 februari 2015 vastgesteld. In deze ruimtelijke structuurvisie worden door de gemeente Stein de eerste drie thema's uit de Strategische Toekomstvisie Gemeente Stein: 'samenleving met sociale vitale kernen', 'gemeente met aantrekkelijke woon- en leefomgeving' en 'bereikbare en bedrijvige gemeente', verder uitgewerkt.

Voor het formuleren van het nieuwe ruimtelijke beleid worden drie zones onderscheiden, te weten:

  • A2 bedrijventerreinen zone;
  • Woonkernenzone;
  • Rivierpark Maasvallei (o.a. Grensmaas) en buitengebied.

Onderhavig plangebied ligt in de derde zone: Rivierpark Maasvallei.

De ontwikkeling van Rivierpark Maasvallei is een unieke grensoverschrijdende samenwerking die leidt tot een ecologische meerwaarde maar ook tot een economische meerwaarde. Rivierpark Maasvallei behelst een project om het overstromingsgevaar te beperken door te ontgronden en de Maas meer ruimte te bieden voor de afvoer van water. Naast de ontgrondingen wordt ingezet op natuurontwikkeling en het optimaal benutten van het gebied ten behoeve van extensieve toeristisch recreatieve activiteiten. De Maasvallei is een uitzonderlijk natuurpark met de grillige Maas in de hoofdrol. De komende jaren moet het Rivierpark Maasvallei uitgroeien tot een uniek ecosysteem van 2500 ha.

Het planvoornemen ziet op de uitbreiding van de nevengeul bij Maasband. Het project is reeds in het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' voorzien en het planvoornemen vormt een verdere uitwerking ervan. Het project sluit aan bij de ambities uit de structuurvisie, te weten de ontwikkeling van Rivierpark Maasvallei door het overstromingsgevaar te beperken door te ontgronden en de Maas meer ruimte te bieden voor de afvoer van water.

Hoofdstuk 4 Actuele Waarden

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de actuele waarden die aanwezig zijn in het gebied. Specifiek wordt ingegaan op flora en fauna, ecologische structuur, habitats, cultuurhistorie en archeologie.

4.2 Flora En Fauna

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming. In het vervolg van deze paragraaf wordt op deze aspecten ingegaan. Hierbij worden tevens de conclusies weergegeven uit het natuuronderzoek (zie Bijlage 1) dat ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is uitgevoerd. Figuur 9 toont het projectgebied dat ten grondslag ligt aan het natuuronderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0010.png"

Figuur 9: Globale begrenzing projectgebied Maasband (rode contouren) (bron: Natuuronderzoek Maasband (Grensmaasproject) (Sweco)).

4.2.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van natuurwaarden binnen een Natura 2000-gebied, moet een vergunning worden aangevraagd. Gedeputeerde staten van de provincie zijn het bevoegd gezag voor verlening van deze vergunning. Indien eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarvoor tevens een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is vereist, dan haakt de natuurtoets aan bij de omgevingsvergunning.

Verder moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De regels met betrekking tot het NNN zijn opgenomen in de provinciale verordening. In het provinciaal natuurbeleid van de provincie Limburg (POL 2014) zijn drie groene natuurzones te onderscheiden: de goudgroene- en zilvergroene- natuurzones evenals de bronsgroene landschapszone. De goudgroene natuurzone vormt het Limburgse deel van het NNN. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Natura 2000-gebieden

In het natuuronderzoek wordt weergegeven dat de minimale afstand van het plangebied tot Natura 2000-gebied Grensmaas circa 200 meter bedraagt. Het Natura 2000-gebied Bunder- en Elsloërbos ligt op een afstand van circa 3 kilometer ten zuidoosten van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0011.png"

Figuur 10: Uitsnede Natura 2000-kaart met in rode lijnen weergegeven de Natura 2000-gebieden.

Met het Grensmaasproject wordt in totaal circa 1.000 ha natuur gerealiseerd in het Maasdal tussen Maastricht en Roosteren. Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer gaan deze nieuwe natuur beheren. Doordat ook België volop werk maakt van een natuurlijke Maas, ontstaat er straks een aaneengesloten en grensoverschrijdend Maaspark van in totaal ruim 2000 ha. De voogenomen werkzaamheden in het plangebied geven invulling aan de realisatie en doelen van het Natura-2000 gebied Grensmaas. In het definitieve aanwijzingsbesluit en het beheerplan Natura 2000 Grensmaas wordt gesteld dat activiteiten in het kader van het Grensmaasproject, zoals vastgelegd in het POL aanvulling Grensmaas (Provincie Limburg, 2005), niet vergunningsplichtig zijn. In het kader van de Wet natuurbescherming, onderdeel Natura 2000, wordt een verdere toetsing niet noodzakelijk geacht. Voorliggend bestemmingsplan is uitvoerbaar in het licht van de Wet natuurbescherming, onderdeel Natura 2000-gebieden.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied onderdeel is van de goudgroene natuurzone (zie Figuur 11). Uit het natuurbeheerplan van provincie Limburg blijkt dat de natuurbeheertypen van goudgroene zone in het plangebied bestaat uit ‘N00.01 Nog om te vormen naar natuur’ en ’N01.03 Rivier- en moeraslandschap’ (zie Figuur 12). Uit de ambitiekaart van het natuurbeheerplan blijkt dat sprake is van de volgende ambities van de goudgroene natuurzone nabij het plangebied: Areaaluitbreiding natuur (C/Cf), Areaaluitbreiding natuur, te vergraven in Grensmaasgebied (Cg) en Areaaluitbreiding natuur, stroomgeulverbreding in Grensmaasgebied (Cs).

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0012.png"

Figuur 11: Goudgroene, zilvergroene- of bronsgroene natuurzones in en in de omgeving van het plangebied (bron: POL2014)

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0013.png"

Figuur 12: Natuurbeheertypen in en rondom het plangebied: "N00.001 Nog om te vormen naar natuur" (roodbruine vlakken) en "N01.03 Rivier- en moeraslandschap" (turquoise vlakken) (bron: POL2014)

De voorgenomen ingreep is onderdeel van het Grensmaasproject. Het Grensmaasproject is opgenomen in het POL aanvulling Grensmaas (Provincie Limburg, 2005). De herinrichting van het plangebied geeft invulling aan de ambities van de goudgroene natuurzones. De gecombineerde uitvoering van de voorgenomen ingreep als deellocatie van het Grensmaasproject leidt tot een verbetering van de kwaliteit en samenhang van de goudgroene natuurzones op gebiedsniveau. Vanuit het provinciaal natuurbeleid zijn er dan ook geen belemmeringen en er is geen noodzaak voor een nadere procedure in de vorm van een ‘nee, tenzij-toets’. Concluderend is voorliggend bestemmingsplan uitvoerbaar in het licht van het provinciale natuurbeleid.

4.2.2 Soortenbescherming

De bescherming van dier- en plantensoorten is eveneens in de Wet natuurbescherming geregeld. In deze wet zijn drie beschermingsregimes opgenomen: voor vogels in de zin van de Vogelrichtlijn, voor dier- en plantensoorten uit de Habitatrichtlijn en voor overige soorten. Kort gezegd is het verboden om beschermde diersoorten opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Hun voortplantings- en rustplaatsen mogen niet (opzettelijk) worden beschadigd of vernield. Verder is het verboden beschermde plantensoorten te vernielen. Onder voorwaarden is ontheffing van de verbodsbepalingen mogelijk. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een ontheffing zijn gedeputeerde staten van de provincie. Als eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, dan haakt de ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming daarbij aan.

Uit het natuuronderzoek blijkt dat met de herinrichting van projectlocatie Maasband mogelijk (de functionaliteit van) de beschermde natuurwaarden wordt aangetast. Bij aantasting van deze natuurwaarden is sprake van het overtreden van verbodsbepalingen vanuit de Wet natuurbescherming:
• paarverblijfplaats ruige dwergvleermuis (overtreding artikel 3.5, lid 4);
• burcht en functioneel leefgebied das (overtreding artikel 3.10, lid 1, onderdeel b);
• functioneel leefgebied steenuil (overtreding artikel 3.1, lid 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0014.png"

Figuur 13: Locaties van vastgestelde paarverblijfplaats de ruige dwergvleermuis (gele ster), dassenburchten (groene cirkels) en nestlocatie steenuil (blauwe stippen) in de omgeving van projectlocatie Maasband. Rode cirkel: globale begrenzing plangebied. (Bron: Natuuronderzoek Maasband (Grensmaasproject) (Sweco)).

In de uitvoeringsfase is met betrekking tot deze soorten een ontheffing noodzakelijk. Voor het Grensmaasproject is sprake van een geldig wettelijk belang met betrekking tot deze soorten. Middels een alternatievenafweging in het kader van de MER is aangetoond dat er geen andere bevredigende mogelijkheden zijn. Daarnaast biedt de ontwikkeling, het gebied en de omgeving voldoende mogelijkheden om passende maatregelen te treffen om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen. Derhalve wordt een ontheffing met betrekking tot deze soorten verleenbaar geacht. Voor de steenuil geldt dat er voldoende mogelijkheden zijn om passende maatregelen te treffen om de functionaliteit van de nestlocatie te waarborgen, waardoor een ontheffing niet noodzakelijk wordt geacht. Voorliggend bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar in het licht van de Wet natuurbescherming, onderdeel soorten.

4.3 Cultuurhistorie

Cultuurhistorisch erfgoed neemt een steeds belangrijkere plaats in binnen de ruimtelijke ordening. Het bepaalt namelijk een groot gedeelte van de identiteit van de regio of provincie. Daarom is het zaak om cultuurhistorische bouwwerken en -objecten, landschappen en vlakken te beheren, behouden en waar nodig zelfs te ontwikkelen. Een zorgvuldige planologische omgang met deze objecten en landschappen is hierbij van groot belang. In het kader van de modernisering van de monumentenzorg in Nederland is dit ook verankerd in de wetgeving. Voortaan is het verplicht om bij ruimtelijke plannen in de toelichting te motiveren op welke wijze rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden. Ook is het van belang om waardevol erfgoed te benoemen. De rijksoverheid doet dit in de Visie Erfgoed en ruimte.

Het cultuurhistorisch erfgoed is door de provincie Limburg inzichtelijk gemaakt middels de Cultuurhistorische Waardenkaart. Onder 'Historische bouwkunst' worden alle bouwwerken en objecten verstaan die langer dan vijftig jaar geleden vervaardigd zijn en vanwege hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn. 'Historische geografie' betreft de sporen van vroegere menselijke activiteiten die zichtbaar zijn in het landschap en buiten de begrippen archeologie en historische bouwkunst vallen, zoals de hoofdlijnen van oude en jonge cultuurlandschappen.

Binnen het plangebied zijn geen Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig. Tevens beschikt de gemeente niet over een cultuurhistorische waardenkaart.

In voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die kunnen leiden tot een aantasting van eventuele cultuurhistorische waarden. De gronden zijn onbebouwd en agrarisch in gebruik. Eventuele cultuurhistorische waarden zijn dan ook niet in het geding.

4.4 Archeologie

Recentelijk (11 mei 2017) is het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' vastgesteld. In dit bestemmingsplan is ook vastgelegd hoe in het plangebied met aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan. Het gemeentelijk archeologisch beleid heeft daarbij als basis gediend.

Het voorliggende bestemmingsplan valt qua begrenzing volledig binnen het vastgestelde bestemmingsplan Grensmaas. Omdat de archeologische waarden reeds op een juiste manier in dit bestemmingsplan verankerd zijn, kunnen de archeologische bepalingen uit dit bestemmingsplan vrijwel één op één worden overgenomen.

Wettelijk kader

Vanuit Europees beleid wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ (ter plekke) bewaard moeten blijven. Er dient te worden nagestreefd de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen of ontgravingen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ (elders) worden bewaard.

De omgang met het archeologisch erfgoed is tegenwoordig in de Erfgoedwet. In de wet (artikel 9.1 van de Erfgoedwet; voormalig artikel 38a van de Monumentenwet) is opgenomen dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten (lees: archeologische resten). Bovendien is bepaald (voormalig artikel 41 van de Monumentenwet) dat de aanvrager van een omgevingsvergunning kan worden verplicht – in het belang van de archeologische monumentenzorg – een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein – dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord – naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0971.BPGrensmaasherz-0002_0015.png"

Figuur 14: Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Stein (2009)

Archeologisch beleid gemeente Stein

In 2009 heeft de raad van de gemeente Stein een archeologische beleidskaart, die gebaseerd is op een aantal archeologische verwachtingskaarten, vastgesteld. Deze kaart geeft inzicht in de (verwachte) aanwezigheid van archeologische resten en koppelt hieraan beleidsuitgangspunten. In de gemeente Stein zijn 5 archeologische beleidscategorieën onderscheiden (zie onderstaande tabel).

Beleids-categorie Verwachting/waarde Uitgangspunten beleid
1 AMK-terrein; terrein van zeer hoge archeologische waarde, wettelijk beschermd Altijd onderzoek. Vergunningverlening onder toezicht van het rijk
2 Hoge verwachting Onderzoeksplicht bij bodemingreep groter dan 250 m² en verstoringsdiepte groter dan 40 beneden maaiveld
3 Middelhoge verwachting Onderzoeksplicht bij bodemingreep groter dan 2500 m² en verstoringsdiepte groter dan 40 beneden maaiveld
4 Lage verwachting Geen onderzoeksplicht, tenzij MER-plichtig of vallend onder wet milieubeheer of tracéwet
5 Zonder archeologische verwachting Geen onderzoeksplicht (verstoorde en reeds opgegraven gebieden)

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Stein (2009) is aan een klein deel van het plangebied een middelhoge verwachting toegekend' (beleidscategorie 3; zie Figuur14). Voor deze gebieden geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is ingeval nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of werken/werkzaamheden een verstoring van de bodem tot gevolg hebben, dieper dan 40 cm onder het maaiveld en met een oppervlakte van meer dan 2.500 m². In dit bestemmingsplan is deze archeologische verwachtingswaarde vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Hiermee worden eventuele archeologische waarden voldoende in het bestemmingsplan vastgelegd en beschermd.

Aangezien de beoogde graafwerkzaamheden (>40 cm –Mv) in het kader van het rivierproject (project Grensmaas) groter zijn dan 2500 m² is archeologisch onderzoek voor deze gebieden aan de orde. Over de wijze waarop dit onderzoek moet plaatsvinden, zal nog nader overlegd worden met de gemeente Stein.

Aan het grootste deel van plangebied is een lage verwachting toegekend (beleidscategorie 4). In deze gebieden worden geen archeologische resten verwacht. Toekomstige werkzaamheden kunnen hier worden uitgevoerd zonder nader archeologisch onderzoek. Een dubbelbestemming is voor deze gebieden niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw. Belangrijke thema's zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is bepaald in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Dit hoofdstuk kan als zodanig beschouwd worden.

5.2 Waterbeleid

Het beleid ten aanzien van het aspect water komt in diverse beleidsdocumenten terug op verschillende schaalniveaus. Zo is er op zowel nationaal als provinciaal niveau een waterplan van kracht, dat uiteindelijk geland is in een waterbeheerplan van het verantwoordelijke waterschap, in dit geval Limburg. Daarnaast beschikt het waterschap over andere relevante plannen met betrekking tot het aspect water. Deze plannen worden hieronder besproken.

5.2.1 Nationaal beleid

Nationaal Waterplan 2016-2021

De minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken hebben op 10 december 2015 het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015 en vervangt dit plan én de partiële herzieningen hiervan (Wind op Zee buiten 12 nautische mijl en verankering rijksbeleid Deltabeslissingen). Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelf bindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofd-watersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kader stellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

Het Nationaal Waterplan bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor de komende jaren en de daarbij behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende vijf ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

5.2.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Waterplan 2016-2021

Provinciale Staten van Limburg hebben op 11 december 2015 het Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021 vastgesteld. Onder het motto ‘Samen werken aan water’ wordt gedurende een periode van 6 jaar meer dan een half miljard euro geïnvesteerd in de ontwikkeling van een klimaatbestendig en ecologisch gezond watersysteem en een duurzame watervoorziening voor de Limburgse samenleving. Het Provinciaal Waterplan Limburg bevat de ambities, opgaven en op hoofdlijnen de maatregelen die de komende 6 jaar worden uitgevoerd, op gebied van de hoogwaterbescherming in de Maasvallei, de aanpak van regionale wateroverlast en watertekort, mede in het licht van de klimaatverandering en het Nationale Deltaprogramma, de inrichting van de beken en waterrijke natuurgebieden als ook de verbetering van de ecologische en chemische waterkwaliteit, en de drinkwatervoorziening en het grondwaterbeheer, mede als opdracht vanuit de Kaderrichtlijn Water.

Met het vaststellen van het Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021 maakt Limburg werk van de klimaatopgave in haar regio. Water is het fundament onder de Limburgse samenleving en dat vereist dat het watersysteem (de Maas, de zijrivieren en het grondwater) de verschillende maatschappelijke functies (wonen, werken, natuur, landbouw, drinkwater) kan dragen, ook bij een veranderend klimaat. De afhankelijkheid van schoon en voldoende water is groot, voor de mens, de economie en de kwaliteit van de natuur.

5.2.3 Regionaal beleid

Waterbeheerplan 2016-2021

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het voormalige Waterschap Roer en Overmaas, dat sinds 1 januari 2017 samen met het voormalige Waterschap Peel en Maasvallei het Waterschap Limburg vormt. Het waterbeleid van het Waterschap Limburg is neergelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021. Met dit Waterbeheerplan zet het waterschap de koers uit voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg; hoe invulling wordt gegeven aan de taak om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water.

In dit plan is vastgelegd hoe het watersysteem en waterkeringen op orde wordt gebracht en gehouden. Beschreven wordt voor welke thema’s het waterschap aan de lat staat, de strategie hiervoor, welke maatregelen uitgevoerd gaan worden, wie de partners daarin zijn en hoe dit wordt gemonitord om waar nodig bij te sturen. Ook staat in het plan welke bijdrage de waterschappen leveren aan de Europese Kaderrichtlijn Water. Voorbeelden van maatregelen zijn: het aanleggen en verbeteren van dijken tegen overstromingen, het aanpakken van knelpunten van wateroverlast, herstellen van beken en het verbeteren van de effluentkwaliteit van de rioolwaterzuiveringsinstallaties.

Om de beleidstaken uit te voeren beschikt het waterschap over verschillende instrumenten. De belangrijkste hiervan zijn de keuren met bijbehorende legger. Verder zijn de uitgangspunten uit het Waterbeheerplan 2016-2021 voor het onderdeel 'hoogwaterbescherming Maas' uitgewerkt in het Beheerplan Waterkeringen 2017-2022.

De Keur Waterschap Roer en Overmaas

De Keur (vastgesteld in juli 2014) zoals die gold voor het beheersgebied van het voormalige Waterschap Roer en Overmaas is in juli 2017 door Waterschap Limburg aangepast en geldt thans nog steeds voor dit gebied. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot waterstaatswerken en watersystemen en biedt een mogelijkheid om uitvoering van het beleid uit het Waterbeheerplan af te dwingen. In de Keur zijn onder andere de volgende onderwerpen opgenomen:

  • regeling van onderhoud van waterstaatswerken (oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken);
  • watervergunning voor het gebruik van waterstaatswerken;
  • verboden in geval van calamiteiten;
  • watervergunning voor het af- en aanvoeren, het onttrekken en lozen van oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem;
  • vrijstellingen;
  • zorgplicht voor het watersysteem.

Beheerplan Waterkeringen 2017-2022 Waterschap Limburg

Het algemeen bestuur van Waterschap Limburg heeft op 12 juli het Beheerplan Waterkeringen 2017-2022 vastgesteld. Het Beheerplan Waterkeringen geeft nadere invulling aan de uitgangspunten uit het Waterbeheerplan 2016-2021 voor het onderdeel 'hoogwaterbescherming Maas' en vormt het beleidskader voor het beheer en onderhoud van de waterkeringen en bij de uitvoering van dijkversterkingsprojecten. Daarbij wordt een overzicht gegeven van de nationale en regionale ontwikkelingen waar met het beleid en uitgangspunten de komende periode rekening mee moet worden houden.

Het beheerplan waterkeringen richt zich op de zorg voor de waterkeringen die zijn opgenomen in de legger van het waterschap. Deze waterkeringen kunnen worden onderscheiden in:

  • de primaire waterkeringen conform de bijlage bij de Waterwet;
  • de regionale waterkeringen in het beheergebied conform de bijlage bij de Provinciale Omgevingsverordening Limburg;
  • de overige waterkeringen conform de overzichtskaart behorende bij het keurbesluit van het waterschap.

5.2.4 Gemeentelijk beleid

Waterplan gemeente Stein

Het eerste doel van het waterplan is het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van de gemeente en de waterbeheerders op duurzaam waterbeheer en het bieden van maatregelen waarmee deze visie kan worden gerealiseerd. Het waterplan richt zich op het stedelijk gebied en betrekt hierin de landelijke omgeving voor zover er een relatie ligt met de ambities binnen het stedelijk gebied. Het tweede doel van het waterplan is om door samenwerking de efficiëntie en effectiviteit van maatregelen te verhogen. Anders gezegd: door samenwerking kan met minder inspanning minstens hetzelfde doel worden bereikt.

De visie van het waterplan sluit aan bij de missie van de gemeente Stein: Stein wil zich profileren als een kwalitatief hoogwaardige, groene woongemeente met leefbare kernen. De visie wordt ondersteund door een aantal ambities. De ambities richten zich onder andere op het herstel van de regenwaterstructuur en het menselijke aspect daarbij:

  • Scheiden van vuilwater en regenwater.
  • Verkleinen van afwaterende oppervlakken naar de riolering.
  • Water maakt groen: in verdroogde beekdalen en versterkt de stedelijke groenstructuur.
  • Water stroomt zichtbaar weg om te infiltreren of naar oppervlaktewater.
  • Overheid, inwoners en bedrijven zijn samen verantwoordelijk voor de verwerking van regenwater.
  • Maatregelen worden overwogen genomen met zorg voor de (leef)omgeving.
  • Mensen worden bewust (gemaakt) over de aanwezigheid van water en de omgang met water. We gaan genieten van blauwe kwaliteiten.

5.3 Waterhuishoudkundige Situatie In Voorliggend Bestemmingsplan

Het stroomvoerend rivierbed en het waterbergend rivierbed zijn vanuit het Barro geregeld in het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' en worden als volgt overgenomen in voorliggend bestemmingsplan:

Stroomvoerend rivierbed: voor het stroomvoerend rivierbed is een dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding en in de regels. De ligging van het stroomvoerend rivierbed sluit aan bij de Beleidslijn grote rivieren. De als zodanig bestemde gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit.

Waterbergend rivierbed: voor het waterbergend rivierbed is een dubbelbestemming opgenomen op de verbeelding en in de regels, met uitzondering van het deel waarop artikel 6.16 van het Waterbesluit van toepassing is. De ligging van het waterbergend rivierbed sluit aan bij de Beleidslijn grote rivieren. De als zodanig bestemde gronden zijn mede bestemd voor de berging van rivierwater.

Voor de waterkeringen behorende bij de Maas, welke in beheer zijn bij het waterschap, is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Voor het beheer en onderhoud van deze waterkeringen is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' opgenomen. Deze bestemmingen worden overgenomen uit het geldende plan 'Grensmaas 2016'.

Voorts is in paragraaf 2.2 uiteengezet dat de landhoofden van de waterbrug en de aansluiting van de nieuwe Maasbanderkerkweg op de hoogwaterbrug in de waterkering worden geïntegereerd. Hiervoor wordt op de verbeelding de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en de bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone Waterkering' met bijbehorende regelingen opgenomen.

Zoals aangegeven in paragraaf 2.2, worden de planregels bovendien zodanig aangepast dat voor het verwijderen (weggraven) van de voormalige waterkering geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is vereist. Het wegbestemmen van de voormalige waterkering blijft mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid.

5.4 Watertoets

Zoals gezegd is de watertoets een verplicht onderdeel van elke planologische procedure. Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.

Het project Maasband, waarvan het planvoornemen een verdere uitwerking vormt, is reeds in een vroegtijdig stadium met het Waterschap Limburg afgestemd. De (nieuwe) waterkeringen zijn bovendien voldoende beschermd middels de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' met de bijbehorende bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone Waterkering'. Met het planologisch-juridisch mogelijk maken van het verwijderen (weggraven) van de voormalige waterkeringen zonder omgevingsvergunning, is bovendien een algemeen belang gediend, te weten het in gebruik kunnen nemen van de nevengeul om de bescherming tegen hoogwater te waarborgen. Het is dan ook niet noodzakelijk onderhavige paragraaf in het kader van de watertoets aan het Waterschap Limburg voor te leggen.

Hoofdstuk 6 Milieuparagraaf

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieuaspecten die van invloed kunnen zijn op het plan. Specifiek wordt ingegaan op mer-plichtigheid, geluid, bodem, luchtkwaliteit, geurhinder, externe veiligheid, kabels en leidingen en zoneringen.

6.2 Milieueffectrapportage

De voorgenomen activiteiten ter plaatse kunnen via een tweetal sporen leiden tot de plicht tot het uitvoeren van milieueffectrapportage (m.e.r.). Het eerste spoor is via de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage. Het nieuwe Besluit m.e.r. is op 1 april 2011 in werking getreden. Een milieueffectrapportage is bij dit spoor verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.

Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.

MER Grensmaas 2003

Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Grensmaas' dat in 2006 is vastgesteld is een Milieueffectenrapportage Grensmaas uitgevoerd (MER Grensmaas 2003). Hierbij was sprake van een voorkeursalternatief (voorkeursalternatief 2003). De eisen die hieraan ten grondslag lagen, zijn nog steeds de voorwaarden die gelden voor de uitvoering van het Grensmaasproject.

Het voorkeursalternatief behelst kort gezegd het volgende: de afgraving, verwerking en afvoer van klei en toutvenant in het plangebied. Vervolgens de herinrichting en beheer ten behoeve van natuurontwikkeling en (ecologisch) rivierherstel. In het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' (vastgesteld in 2017) is aangesloten bij het voorheen geldende bestemmingsplan 'Grensmaas' (vastgesteld in 2006), waarin dit voorkeursalternatief is verwerkt. Voorliggend bestemmingsplan sluit aan bij het geldende bestemmingsplan en vormt een nadere uitwerking van de MER Grensmaas 2003, gebaseerd op een concreet uitgewerkt ontwerp voor de nevengeul met bijbehorende voorzieningen. Voorliggend bestemmingsplan maakt het weggraven van de voormalige waterkering rechtstreeks mogelijk. Deze activiteit is noodzakelijk ten behoeve van het functioneren van de nevengeul. In het geldende plan 'Grensmaas 2016', dat zoals gezegd aansluit bij het voorheen geldende bestemmingsplan 'Grensmaas' (vastgesteld in 2006) waarin het voorkeursalternatief 2003 is verwerkt, is reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wegbestemmen van de waterkering met bijbehorende beschermingszone. Voorliggend bestemmingsplan voorziet erin de (praktische) uitvoerbaarheid van het weggraven van de voormalige waterkering planologisch-juridisch mogelijk te maken.

6.3 Geluid

Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen. Indien een bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.

6.3.1 Wegverkeerslawaai

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologisch-juridische regeling van de nieuw aan te leggen Maasbanderkerkweg. Ingevolge artikel 74 van de Wet geluidhinder is dit een zoneplichtige weg, waarvoor een zone van 250 meter geldt. Gebleken is dat binnen deze zone van 250 meter geen bestaande geluidsgevoelige objecten liggen. Verder voorziet het bestemmingsplan niet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten.

Concluderend is nader akoestisch onderzoek niet noodzakelijk en vormt het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

6.3.2 Industrielawaai

In het kader van industrielawaai zijn de tijdelijke werkzaamheden ten behoeve van het Grensmaasproject en de geluidzones behorende bij L'Ortye en de haven Stein van belang.

Tijdelijke geluidsbelasting in het kader van het Grensmaasproject

Daar waar activiteiten zoals graafwerkzaamheden, baggerwinwerkzaamheden, sorteerwerkzaamheden en aan- en afvoerend verkeer zal plaatsvinden in de directe nabijheid van bebouwing is een tijdelijke toename van de geluidsbelasting te verwachten. De mate van toename en de duur verschilt per locatie. De voorkeursgrenswaarde ligt bij 50 dB(A). Waar deze waarde niet haalbaar is mag op basis van de Circulaire Natte Grindwinning (ministerie van VROM, 1992) tot een maximale grenswaarde van 60 dB(A) gegaan worden.

De Provincie stelt zich op het standpunt dat ten gevolge van baggerwerkzaamheden met baggermolens, zijnde de grootste geluidsbronnen binnen het Grensmaasproject, 60 dB(A) alleen bij solitaire woningen of een cluster daarvan van maximaal 20 woningen, wordt toegestaan, terwijl voor de overige woonbebouwing 55 dB(A) als maximaal toelaatbaar wordt beschouwd. Dit wordt bereikt door een combinatie van:

  • Inzet van de beste technische middelen bij baggermolens.
  • Het in acht nemen van zekere afstanden van de winning tot woonbebouwing.
  • Het oprichten van tijdelijke afschermingen.

Niet uitgesloten is dat er een uitbreiding, zowel qua capaciteit als fysiek, van de reeds bestaande verwerkingsinstallatie bij Meers gerealiseerd zal worden. Bij een dergelijke uitbreiding zal als uitgangspunt gelden dat de geluidsbelasting op de in de omgeving gelegen woningen niet verder mag toenemen dan de wettelijke norm toelaat. Indien de uitbreiding van dien aard is dat de verwerkingsinstallatie als onderdeel van de winplaats kan worden beschouwd zal de noodzaak om de zone te handhaven nader worden bezien. Dit met inachtname van de wettelijke eisen ten aanzien van geluid.

Bij winplaatsen is er sprake van woonbestemmingen welke binnen de grenzen van het wingebied zijn gelegen. Bij deze woonfuncties dienen zekere afstanden in acht genomen worden tussen de werkzaamheden en de woningen om de maximaal toegestane geluidbelasting van 55 resp. 60 dB(A) te kunnen respecteren. Dit heeft geleid tot een drietal winzones waar in de huidige situatie omwille van de geluidsgrenzen niet mag worden afgegraven.

Zowel qua efficiency van de werkzaamheden als voor wat betreft hinderbeleving is het aanhouden van dergelijke afstanden geen voorkeurssituatie. De winwerktuigen hebben minder ruimte om te manoeuvreren, en er zal toch sprake zijn van hinder. In het vergunningentraject zullen de bepaalde geluidbelastingen op basis van de nader uitgewerkte wijze van winning en de daarbij te hanteren tijdsduur van het in te zetten materieel worden getoetst aan de grenswaarden. Bij overschrijding van de grenswaarden zullen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. In het geval de woonfunctie door middel van bijvoorbeeld een bestemmingsplanwijziging of privaatrechtelijke afspraken niet meer van toepassing wordt verklaard, en er dus geen hinder meer kan worden ondervonden omdat er niet meer wordt gewoond, is het mogelijk dat de afstanden verkleind kunnen worden. Hierdoor neemt de effectiviteit van de werken toe.

De geluidsbelasting bij uitvoering van het Grensmaasproject neemt toe door twee soorten activiteiten. Per activiteit staat aangegeven hoe de hinder zoveel mogelijk beperkt kan worden.

Activiteit 1. Ontgronding, transport over de locaties, opslag van dekgrond in bergingen en opslag van zandig grind in depot

Deze activiteiten vallen onder het toetsingskader van de Circulaire Natte Grindwinning. Om de geluidsbelasting en hinder op alle locaties zoveel mogelijk te beperken is de inzet van modern materieel het uitgangspunt. Op bepaalde locaties zal grond tijdelijk worden opgeslagen. Waar mogelijk zal dit zodanig als geluidsafschermend depot worden uitgevoerd dat hierdoor een bijkomend geluidsreducerend effect wordt bereikt (geluidswal). Daarnaast wordt de hinderduur beperkt door de uitvoering van de graafwerkzaamheden in de nabijheid van woonbebouwing zo snel mogelijk af te ronden. In het kader van het voorgaande zijn eisen gesteld in de Wm-vergunning die aan Consortium Grensmaas is verleend. De akoestische consequenties van het graven van het gewijzigde ontwerp van de nevengeul zijn onderdeel van deze vergunning en de voorschriften die hierin zijn opgenomen.

Activiteit 2. Verwerking van grind en zand met vaste verwerkingsinstallaties en afvoer van zand en grind

De verwerking van vrijkomend zandig grind zal plaatsvinden in een vaste en meerdere drijvende verwerkingsinstallaties. Waar gebruik wordt gemaakt van drijvende verwerkingsinstallaties vallen deze in beginsel onder het toetsingskader van de Circulaire Natte Grindwinning, zoals beschreven onder activiteit 1.

De vaste verwerkingsinstallatie bij Meers (L'Ortye) ligt buiten de winplaatsen en valt onder het toetsingskader van de Wet Geluidhinder. Voor deze (vaste) verwerkingsinstallatie is al een geluidzone vastgesteld. Hiervoor is al aangegeven dat er mogelijk een uitbreiding, zowel qua capaciteit als fysiek, van de verwerkingsinstallatie bij Meers gerealiseerd zal worden. Bij een dergelijke uitbreiding zal als uitgangspunt gelden dat de geluidsbelasting op de in de omgeving gelegen woningen niet verder mag toenemen. Indien de uitbreiding van dien aard is dat de verwerkingsinstallatie als onderdeel van de winplaats kan worden beschouwd zal de noodzaak om de zone te handhaven nader worden bezien. Dit met in acht name van de wettelijke eisen ten aanzien van geluid. Het gereed product wordt bij drijvende verwerkingsinstallaties direct gestort in binnenvaartschepen en dus per schip afgevoerd. Bij de vaste verwerkingsinstallatie in Meers wordt het gereed product voor de regionale markt per vrachtwagen over de openbare weg afgevoerd. Aan L'Ortye is een Wm-vergunning verleend waarin het voorgaande is geregeld. De akoestische consequenties van het graven van het gewijzigde ontwerp van de nevengeul zijn onderdeel van deze vergunning en de voorschriften die hierin zijn opgenomen.

Geluidzone L'Ortye en haven Stein

De geluidzone voor L'Ortye wordt overgenomen uit het geldende plan 'Grensmaas 2016'. Op de verbeelding en in de regels is deze geluidszone aangegeven door middel van de gebiedsaanduidingen 'Geluidzone - industrie 55 dB(A)' en 'Geluidzone - industrie 50-55 dB(A)'. Daarnaast zijn de geluidzones behorende bij de haven Stein overgenomen uit het geldende plan 'Grensmaas 2016' door middel van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie'. Binnen de zonegrenzen mogen (in beginsel) geen geluidsgevoelige objecten worden opgericht.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluidsbronnen in de zin van industrieterreinen, dan wel nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen de geluidzones van de bestaande industrieterreinen. Concluderend vormt het aspect industrielawaai geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

6.4 Bodem

Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.

Ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd met als doel na te gaan of binnen het plangebied één of meerdere puntbronnen aanwezig zijn (zie Bijlage 2). Op basis van dit onderzoek wordt op hoofdlijnen het volgende geconcludeerd.

Binnen het plangebied is een voormalige stortplaats gelegen. Het stort is gelegen binnen het ‘Beheer Waterkwaliteit’ gebied en betreft derhalve waterbodem. Dit stort dient als verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging te worden beschouwd. Indien ervoor gekozen wordt deze voormalige stortlocatie in het kader van de realisatie van de nevengeul (deels) te ontgraven dient voor het ontgraven ervan een procedure in het kader van de Waterwet te worden gevolgd.

Verder dienen de (semi-)verharde wegen als heterogeen verdacht te worden beschouwd. Voor ontgraving dienen deze milieukundig te worden onderzocht (inclusief asbest).

Voor ingrepen in de dijken/kades dient aanvullend onderzoek plaats te vinden volgens de dan geldende normen (NEN 5740 en/of NEN 5720).

De diffuus verontreinigde grond buiten het stort, de (semi-)verharde wegen en de dijken/kades maakt deel uit van de vergunningaanvragen uit 2005. Op basis hiervan mag alle diffuus verontreinigde grond worden toegepast in de dekgrondbergingen van Consortium Grensmaas. Aanvullend onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

6.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden, waarmee de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen zijn beschreven in de Wet milieubeheer (Wm, hoofdstuk 5). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen.

Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  1. a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  2. b. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. c. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  4. d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of NO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het NSL.

Zoals in paragraaf 2.2 uiteengezet, voorziet het planvoornemen in de planologisch-juridische regeling van de verplaatsing van een deel van de Maasbanderkerkweg. Een deel van de bestaande Maasbanderkerkweg wordt namelijk wegbestemd en het nieuw aan te leggen deel (dat aansluit op de hoogwaterbrug) wordt positief bestemd. Het betreft dus uitsluitend de verplaatsing van een deel van de bestaande Maasbanderkerkweg om de ontsluiting van Maasband te waarborgen. De verkeersaantrekkende werking neemt niet toe door de verplaatsing van de Maasbanderkerkweg en er worden geen extra woningen belast. De verplaatsing van de weg draagt derhalve 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.

Tijdens de werkzaamheden voor verplaatsing van de Maasbanderkerkweg zal de verkeersaantrekkende werking enigszins toenemen als gevolg van het werkverkeer. Dit heeft een tijdelijk karakter en draagt daarmee niet permanent bij aan eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse. Aan Consortium Grensmaas is een Wm-vergunning verleend waarin voorschriften zijn gesteld wat betreft luchtemissies ten gevolge van de werkzaamheden voor realisatie van het gewijzigde ontwerp van de nevengeul.

De nevengeul bij Maasband is een project dat reeds in het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' is voorzien en voorliggende herziening van het bestemmingsplan vormt de verdere uitwerking daarvan op basis van het concrete ontwerp van de nevengeul en bijbehorende voorzieningen. Dit uitgewerkte ontwerp draagt niet in grotere mate bij aan luchtverontreiniging dan het oorspronkelijke ontwerp van de nevengeul.

Concluderend vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

6.6 Geurhinder

Geur kan hinder veroorzaken in de leefomgeving. Wanneer deze hinder inderdaad ondervonden wordt, kan dit zelfs invloed hebben op de gezondheid. Het is derhalve zaak geurhinder zoveel mogelijk te beperken, door regels te stellen aan de uitstoot van geuremissies en afstanden ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Ten oosten van het plangebied ligt een afvalwaterzuiveringsinstallatie met rioolgemalen waarvoor op basis van het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' een geurzone van 30 meter geldt, waarbinnen geen nieuwe geurgevoelige objecten zijn toegestaan. Deze geurzone is niet in het plangebied gelegen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in de oprichting van (nieuwe) geurgevoelige objecten zoals woningen binnen bestaande geurzones of in de oprichting van geurhinderlijke inrichtingen. De Wgv is daardoor niet van toepassing op het planvoornemen. Concluderend vormt het aspect geurhinder geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

6.7 Externe Veiligheid

Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn gemeenten in hun ruimtelijke besluitvorming verplicht afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn normen vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In de regelgeving ten aanzien van externe veiligheid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers, respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR)

Voor een beschrijving van de bestaande risicobronnen in en rondom het plangebied wordt hier verwezen naar de toelichting bij het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016'.

Het planvoornemen voorziet niet in de verandering of realisatie van (beperkt) kwetsbare objecten of risicovolle bedrijven. Het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van risicobronnen in en rondom het plangebied neemt niet toe. De nieuw aan te leggen Maasbanderkerkweg betreft geen weg waarover het transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Concluderend is geen sprake van een verandering van een plaatsgebonden- of groepsrisico en vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het planvoornemen.

6.8 Bedrijven En Milieuzonering

Milieuzonering is een methode om te beoordelen c.q. te borgen dat er voldoende ruimtelijke scheiding plaatsvindt tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) is een zogenoemde richtafstandenlijst opgenomen. In deze lijst is voor allerlei soorten bedrijvigheid aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur worden aangehouden, uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf. Milieuzonering kent twee doelen: enerzijds het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige functies en anderzijds het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten kunnen uitoefenen binnen aanvaardbare voorwaarden, zo volgt uit de VNG-publicatie.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in de wijziging of oprichting van milieugevoelige functies of milieubelastende bedrijven of inrichtingen. Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering hoeft dan ook geen nadere analyse te worden uitgevoerd. Concluderend vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het planvoornemen

6.9 Kabels En Leidingen

In het plangebied ligt een LAL-leiding met een beschermingszone van 2 x 5 meter. In paragraaf 2.2 is aangegeven dat de verbeelding van het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' ten aanzien van deze leiding omissies bevat.

Ten eerste is op de verbeelding van het geldende plan per abuis de bestemming 'Leiding' opgenomen ter plaatse van de voormalige LAL-leiding. Omdat deze leiding is verplaatst en feitelijk niet meer op deze locatie ligt, wordt de bestemming 'Leiding' ter plaatse van deze locatie van de verbeelding verwijderd.

Daarnaast is geconstateerd dat nieuw aangelegde LAL-leiding inclusief beschermingszone, op de verbeelding van het geldende weergegeven middels de bestemming 'Leiding', niet in overeenstemming is met de feitelijke ligging van de leiding en de daarbij behorende beschermingszone. Ook deze omissie wordt op de verbeeldig van voorliggend bestemmingsplan gerepareerd. Daarbij wordt het gehele traject van de LAL-leiding meegenomen.

Hoofdstuk 7 Juridische Opzet

7.1 Herziene Onderdelen

Zoals uit voorgaande hoofdstukken blijkt, bestaan geen overwegende bezwaren tegen de genoemde wijzigingen en aanpassingen. Het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' wordt dan ook conform de genoemde, te herziene onderdelen aangepast.

Wat betreft de regels worden de aanpassingen ten opzichte van het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' vastgelegd. De regels van het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' worden integraal van toepassing verklaard, met dien verstande dat daarop een aantal aanpassingen van toepassing zijn. Deze worden vervolgens opgesomd.

Met betrekking tot de verbeelding is ervoor gekozen slechts de onderdelen die aanpassing behoeven opnieuw op kaart vast te leggen. Aldus wordt direct duidelijk op welke locaties de 1e herziening van het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' betrekking heeft.

Hoofdstuk 8 Haalbaarheid

8.1 Inleiding

Naast het toetsen van een bestemmingsplan aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij wordt gekeken naar de economische en financiële haalbaarheid en de maatschappelijke haalbaarheid.

8.2 Economische En Financiële Haalbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan ziet op de uitbreiding van de nevengeul met bijbehorende voorzieningen bij Maasband, als onderdeel van het Grensmaasproject dat wordt uitgevoerd door Consortium Grensmaas. De nevengeul bij Maasband is een project dat reeds in het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' is voorzien en voorliggend bestemmingsplan biedt het juiste planologisch-juridisch regime op basis van het concreet uitgewerkte ontwerp. De aanleg van de nevengeul met bijbehorende voorzieningen is financieel afgedekt door de beschikbare budgetten voor het Grensmaasproject.

Voorliggend bestemmingsplan is geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Het opstellen van een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst is dan ook niet noodzakelijk. Bovendien is het risico van toewijsbare planschade gering.

Concluderend is de economische haalbaarheid niet in het geding.

8.3 Maatschappelijke Haalbaarheid

Tegen het planvoornemen bestaan naar verwachting geen maatschappelijke bezwaren. Met het voorliggend bestemmingsplan is een algemeen belang is gediend, te weten de aanleg van de nevengeul ter bescherming tegen hoogwater.

Het bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.

Hoofdstuk 9 Procedure

9.1 De Te Volgen Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:

Ontwerp:

  • Publicatie en terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en de Wro;
  • Gedurende deze terinzagelegging kan een ieder een zienswijze indienen bij de gemeenteraad;

Vaststelling:

  • Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad;
  • De provincie heeft de mogelijkheid om een reactieve aanwijzing te geven (dat gedeelte waarvoor een reactieve aanwijzing is gegeven treedt niet in werking);
  • Publicatie en terinzagelegging van het vaststellingsbesluit en vastgestelde bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn;

Inwerkingtreding:

  • Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan).

Beroep (indien aan de orde):

  • Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om gedurende de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Indien beroep wordt ingesteld, beslist de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.

9.2 Vooroverleg

Het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' is in het kader van het wettelijke vooroverleg destijds voorgelegd aan de diverse instanties (provincie Limburg, waterschap) en voldeed destijds aan de beleidskaders van de verschillende instanties. Voorliggende herziening van het bestemmingsplan ziet op de uitbreiding van de nevengeul bij Maasband. De nevengeul bij Maasband is een project dat reeds in het geldende bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' is voorzien en voorliggende herziening van het bestemmingsplan vormt de verdere uitwerking daarvan op basis van het concrete ontwerp van de nevengeul en bijbehorende voorzieningen. Het betreft ondergeschikte aanpassingen van het bestemmingsplan om de uitvoering van het project nevengeul Maasband daadwerkelijk mogelijk te maken. Het is dan ook de verwachting dat instanties geen opmerkingen zullen maken op voorliggend bestemmingsplan en er zal in dit geval geen vooroverleg worden gepland. Voorliggend bestemmingsplan zal direct als ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

9.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 6 april 2018, gedurende 6 weken, tot en met 17 mei 2018 ter inzage gelegen. Er zijn drie zienswijzen ingediend. Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de zienswijzen wordt verwezen naar de Nota van zienswijzen in Bijlage 3.

9.4 Vaststelling

Het bestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van de gemeenteraad op 21 juni 2018.

Bijlage 1 Aanpassingen Nevengeul Maasband, Grensmaasproject

Bijlage 1 Aanpassingen nevengeul Maasband, Grensmaasproject

Bijlage 1 Natuuronderzoek

Bijlage 1 Natuuronderzoek

Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 2 Historisch bodemonderzoek

Bijlage 3 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 3 Nota van zienswijzen