KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Horeca
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Natuur
Artikel 9 Natuur - Landgoed
Artikel 10 Recreatie
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Leiding - Brandstof
Artikel 16 Leiding - Gas
Artikel 17 Leiding - Riool
Artikel 18 Waarde - Archeologie 1
Artikel 19 Waarde - Archeologie 2
Artikel 20 Waarde - Archeologie 3
Artikel 21 Waarde - Archeologie 4
Artikel 22 Waarde - Archeologie 5
Artikel 23 Waarde - Archeologie 6
Artikel 24 Waarde - Archeologie 7
Artikel 25 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 27 Waarde - Ecologie (Pog)
Artikel 28 Waarde - Ecologische Hoofdstructuur (Ehs)
Artikel 29 Waarde - Erosieremmend Element
Artikel 30 Waarde - Natura 2000
Artikel 31 Waarde - Kwetsbaar Reliëf
Artikel 32 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Artikel 33 Waterstaat - Waterberging
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 34 Anti-dubbeltelregel
Artikel 35 Algemene Bouwregels
Artikel 36 Algemene Gebruiksregels
Artikel 37 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 38 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 39 Algemene Procedureregels
Artikel 40 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 41 Overgangsrecht
Artikel 42 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lemierserberg 35-37
Bijlage 3 Lijst Rijksmonumenten
Bijlage 4 Lijst Beeldbepalende Panden
Bijlage 5 Beplantingslijst
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Proces
1.3 Leeswijzer
1.4 Plangebied
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Functies En Waarden
Hoofdstuk 3 Planologische Hoofdlijnen Van Beleid
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Diversen
Hoofdstuk 4 Beleiduitgangspunten Per Thema
4.1 Inleiding
4.2 Plannen En Projecten
4.3 Gebiedskwaliteiten
4.4 Doelstellingen Per Gebiedsbestemming
4.5 Doelstellingen Per Gebiedswaarde
4.6 Ontwikkelingsmogelijkheden Voor Detailbestemmingen
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden/onderzoek
5.1 Inleiding
5.2 Milieu
5.3 Natuur En Landschap
5.4 Flora En Fauna
5.5 Waterparagraaf
5.6 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Algemene Opzet
6.2 Toelichting Op De Verbeelding
6.3 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Overleg En Inspraak
8.2 Procedure
Bijlage Bij De Toelichting
Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State
Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Brandweerkazerne
Bijlage 3 Lemierserberg 35-37
Bijlage 4 Ruimtelijke Onderbouwing Holset 62
Bijlage 5 Selectiecriteria Voor Beeldbepalende Panden
Bijlage 6 Externe Veiligheid Lemierserberg 23
Bijlage 7 Advies Brandweer Lemierserberg 23
Bijlage 8 Reacties Overleginstanties

Buitengebied 2013

Bestemmingsplan - gemeente Vaals

Vastgesteld op 09-01-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0981.BPBuitengebied2013-VG01 van de gemeente Vaals;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 bedrijf aan huis

het hoofdzakelijk door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, en lichte bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 1 en 2, waarbij de omvang van de activiteiten in een woning en daarbij behorende bijgebouwen zodanig is dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel (behoudens beperkte verkoop van artikelen verband houdende met het uitgeoefende bedrijf) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf;

1.4 aan huis gebonden beroep:

de uitoefening van een beroep of praktijk op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning of daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten en detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in het kader van het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf. Hierbij kan de functie ook uitgeoefend worden door een ander dan de feitelijke bewoner van het pand;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanvullende kwaliteitsverbetering:

Bestaat uit één of meerdere van de onderstaande componenten:

  1. a. architectonische vormgeving van de nieuw op te richten bebouwing;
  2. b. opruimen oude gebouwen/verharding;
  3. c. herinrichten bouwkavel onder meer met het oog op compact bouwen, de functionaliteit van de bebouwing en het herschikken van de bebouwing;
  4. d. het aanbrengen van extra milieureducerende maatregelen op het gebied van geluid, geur, ammoniak, stof of trilling;
  5. e. voor intensieve veehouderij bij meerdere bedrijfslocaties de toepassing van de beste locatiemethode: gericht op afbouw van de tweede en/of volgende locaties, waarbij op een vast te leggen moment sloop van de gebouwen zal plaatsvinden.

1.8 abiotische waarde:

de waarde, die een gebied ontleent aan het voorkomen van bijzondere aardkundige en hydrologische verschijnselen en/ of processen;

1.9 afhankelijke woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

Met dien verstande dat een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege) niet als agrarisch bedrijf wordt aangemerkt;

1.11 agrarisch bedrijfsgebouw:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

1.12 agrarisch verwant bedrijf:

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen, agrarisch loonbedrijf;

1.13 antenne-installatie:

het geheel van één of meerdere antennes, antennedrager, bedrading en apparatuur- of techniekkast met bijbehorende bevestigingsconstructie dat gebruikt wordt voor het verzenden en/of ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden;

1.14 archeologische waarde:

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingsoppervlak:

het oppervlak van het bouwperceel, bestemmingsoppervlak dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen mag worden bebouwd;

1.17 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden gebouwd;

1.18 bed&breakfast:

een bed- en breakfast is een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt aan afwisselend publiek. De ruimtes in een Bed & Breakfast beperken zich tot slaapkamer(s), badkamer(s) en maximaal een (gezamenlijke) gemeenschappelijk ruimte. Een keuken/kookvoorziening is in Bed & Breakfast kamers alsook in de gemeenschappelijke ruimte niet toegestaan. Het ontbijt wordt door de exploitant aangeboden in de slaapkamers danwel gemeenschappelijke ruimte.

Onder een bed&breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.19 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.20 bedrijfswoning:

een woning, in of bij een gebouw op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.21 beeldbepalend pand:

een beeldbepalend (karakteristiek) pand bezit beeldbepalende kwaliteiten of overige cultuurhistorische waarden die van betekenis is voor de directe omgeving van het object.

1.22 beperkt kwetsbaar object:

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.23 bergbezinkbassin:

een grote ondergrondse kelder waar overtollig rioolwater tijdelijk kan worden geborgen (en gedeeltelijk gezuiverd) zodat het niet in het open water terechtkomt;

1.24 bestaand:

bebouwing

bebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, danwel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald;

gebruik

gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestond ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

1.25 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw danwel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.28 boogkas (ook 'wandelkap' genoemd):

een constructie van metaal of een ander materiaal met een hoogte van maximaal 2,5 meter, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Onder een boogkas wordt tevens een draagluchthal verstaan.

1.29 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen van een standplaats;

1.30 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond;

1.35 containerveld:

werk, niet zijnde een bouwwerk, bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/ of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten;

1.36 co-vergistingsinstallatie:

installatie ten behoeve van de productie van biogas middels het gelijktijdig vergisten van verschillende biomassastromen, waarbij mest wordt vergist met andere organische materialen zoals gerst, tarwe, aardappelen etc.

1.37 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, archeologische waarden zijn hieronder begrepen;

1.38 daghoreca:

vormen van horeca, die in principe plaatsvinden tussen 10:00 uur en 20:00 uur en niet gericht zijn op het verstrekken van een nachtverblijf;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.40 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.41 eigen terrein:

het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan danwel in eigendom is van een natuurlijk persoon of rechtspersoon;

1.42 extensieve dagrecreatie:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve (dag)recreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.43 gastouderopvang:

kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van de Wet kinderopvang aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner, bestaande in de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen in de woning waar de ouder of de gastouder zijn hoofdverblijf heeft;

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op (de ondersteuning bij) het gebruik van het paard als hulpmiddel voor de recreërende mens, zoals maneges, paardenverhuurbedrijven en paardenstallingsbedrijven;

1.46 geluidgevoelige functies:

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.47 GKM:

intergemeentelijk Kwaliteitsmenu.

1.48 glastuinbouwbedrijf:

een tuinbouwbedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen, permanente tunnels en plastic kassen daaronder begrepen;

1.49 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond. Tot een grondgebonden agrarisch bedrijf worden met name een akkerbouwbedrijf, een veehouderij (niet zijnde een intensief veehouderijbedrijf), alsmede een productiegerichte paardenhouderij gerekend;

1.50 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.51 hagelnetten:

netten op palen ter bescherming van de gewassen en vruchten die in het voorjaar worden geplaatst en na de oogst weer worden weggehaald;

1.52 hervestiging (agrarisch bedrijf):

de vestiging van een bestaand agrarisch bedrijf op een agrarisch bouwvlak als gevolg van het verplaatsen van dat bedrijf;

1.53 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.54 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.55 intensieve veehouderij:

een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (excluisef vetweiderij), varkens-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.56 kampeerboerderij:

een agrarisch bedrijf met daarbij een kampeerterrein, inclusief bijbehorende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf, als ondergeschikte activiteit;

1.57 kampeermiddel:

  1. a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;

één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.58 kampeerplaats:

een standplaats voor maximaal een kampeermiddel;

1.59 kas:

een agrarisch bedrijfsgebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen. Permanente hoge boogkassen en boogkassen hoger dan 2,5 meter worden beschouwd als een kas;

1.60 kas, tijdelijk:

kas die gedurende een beperkte periode, die afhankelijk is van de teelt en maximaal acht maanden per jaar bedraagt, mag worden opgericht ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/ of bloembollenteelt. De kas is eenvoudig te monteren en te demonteren en heeft een verplaatsbare fundering. De montage- en demontagetijd staat in bedrijfseconomisch opzicht in relatie tot de beperkte exploitatietijd;

1.61 kwekerij:

een bedrijf dat is gericht op het kweken van planten en siergewassen alsmede op de verkoop als ondergeschikte nevenfunctie van ter plaatse gekweekte planten en siergewassen, potgrond, compost en meststoffen;

1.62 kwetsbaar object:

een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.63 lage teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorziening lager dan 1,5 m. Ze worden gebruikt ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade (vogelvraat e.d.) en tegen weersinvloeden;

1.64 landschappelijke inpassing en tegenprestatie:

het plan 'Landschappelijke inpassing en tegenprestatie uitbreiding/bouwplan Vaalserhof' met kenmerk PNR 6291NM35/37-300611/agp211011, opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;

1.65 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

1.66 landwinkel:

een winkel die enkel eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde agrarische producten verkoopt;

1.67 logies voor arbeiders en hoofdverblijf:

onder logies voor arbeiders wordt verstaan: het bedrijfsmatig verblijf en / of nacht verblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of (seizoens)arbeiders hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

Het hoofdverblijf is: "de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid";

1.68 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.69 milieuhygiënische uitvoerbaarheid:

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

1.70 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door het voorkomen van planten en dieren die zichzelf onder invloed van klimaat, geomorfologie, hydrologische, bodemkundige gesteldheid en al dan niet beinvloed door menselijke aanwezigheid, instandhouden;

1.71 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;

1.72 normaal onderhoud, beheer en gebruik van gronden:

werkzaamheden die gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk zijn om goed onderhoud, beheer en gebruik van de gronden die tot de betreffende bestemming behoren te kunnen garanderen, voor een goede (agrarische) bedrijfsvoering en het (agrarisch) gebruik van de gronden.

Onder deze (agrarische) werkzaamheden wordt onder andere verstaan:

  • Ploegen (niet diepploegen waarbij de gronden dieper dan 70 cm worden geroerd).
  • Woelen (niet diepploegen waarbij de gronden dieper dan 70 cm worden geroerd).
  • Zaaiklaar maken.
  • Oogsten en rooien.
  • Stoppel bewerking.
  • Graslanden woelen.
  • Planten en poten van gewassen (niet van bomen en struiken).
  • Onderhoud en vervangen van bestaande afwatervoorzieningen.

1.73 normale onderhoudswerkzaamheden:

werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;

1.74 omgevingskwaliteit:

het samenhangende systeem van water, milieu-, natuur- en landschapskwaliteit.

1.75 omschakeling

de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand agrarisch bedrijf naar een andere agrarische bedrijfsvorm. Er is sprake van omschakeling indien op het bedrijf 2/3 of meer van de inkomsten afkomstig zijn van de andere agrarische bedrijfsvorm;

1.76 ondergeschikt:

in aard en omvang of functioneel, ruimtelijk en/ of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/ gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschiktheid zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.

1.77 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.78 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd (niet overdekt) terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.

1.79 permanente teeltondersteunende voorziening:

overkapping van de teelt is meer dan 6 maanden in het jaar aanwezig.

1.80 productiegerichte paardenhouderij:

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.81 peil:

  • voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;

1.82 permanente bewoning:

indien één of meerdere personenen een woning al dan niet tijdelijk gebruiken als (hoofd)verblijf in de zin van artikel 1:10 BW - zoals dat geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan - dan wel anderszins gebruiken voor niet-recreatieve doeleinden;

1.83 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie;

1.84 recreatieverblijf:

een gebouwde ruimte bedoeld voor verblijfsrecreatie;

1.85 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet, geen caravanbouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meerdere personen, die zijn/ hun hoofdverblijf elders heeft/ hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond, met dien verstande dat er sprake is van wisselende bewoning;

1.86 regenkap:

een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie;

1.87 rustende boer:

het voormalig agrarisch bedrijfshoofd, die nog enige tijd op het agrarisch bedrijf werkzaam kan zijn;

1.88 schuilgelegenheid:

overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan het hobbydier/ de hobbydieren gebruik moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer en winter;

1.89 seizoensgebonden verkoop van planten:

verkoop van planten die alleen in een bepaald seizoen verkrijgbaar zijn;

1.90 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.91 signaleringsgrens:

een indicatieve grens waarboven de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu, naast het gestelde in de Limburgs Kwaliteitsmenu ook adviseert over aanvragen voor teeltondersteunende voorzieningen.

1.92 speelveldje:

een plaats in de openbare ruimte waar jong en oud kunnen spelen, sporten en recreëren en waar ten behoeve van dit gebruik diverse voorzieningen, waaronder een verhard speelgedeelte, een skaterramp, een voetbalveldje, enz. zijn gerealiseerd.

1.93 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.94 straatprostitutie:

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.95 stacaravan:

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.

Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan;

1.96 stellingenteelt:

teelttechniek uit de aardbeienteelt, waarbij om arbeidstechnische redenen en ook om aantasting van de vrucht door schimmels te voorkomen, bakken in stellingen gehangen worden op ooghoogte. De stellingen kunnen worden voorzien van regenkappen. De teelt is in principe omkeerbaar omdat de regenkappen en bakken na de oogst worden verwijderd. De stellingen zelf worden niet verwijderd;

1.97 streekproducten:

producten gemaakt met eigen grondstoffen en/of grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en algemeen aanvaard is als een traditioneel streekeigen product en naar ambachtelijke wijze vervaardigd is volgens de streektradities en waarbij streekproduct en bereidingsstreek moeten overeenkomen, zowel in de be- en verwerking van het eindproduct als in de omschrijving van de streek.

1.98 teeltondersteunende voorziening:

voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringen van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).

Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeiteelttafels, afdekfolies, anti-worteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.

Een hoge teeltondersteunende voorziening is een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde met een hoogte van 1,50 meter of hoger. Een lage teeltondersteunende voorziening is een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een maximale hoogte van 1,50 meter, of een andere voorziening.

1.99 tent:

een in hoofdzaak uit textiel of daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/ of nachtverblijf;

1.100 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is. Voorbeelden van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn:

  • acryldoek
  • folie
  • hagelnetten
  • insectengaas
  • plastic tunnels
  • regenkappen
  • schaduwhallen

1.101 tijdelijke hoge boogkas (ook wel wandelkap genoemd):

een verhoogde tunnel met veelal een breedte van 2 tot 6 meter en een hoogte van ca. 2.25 tot maximaal 2.50 meter waarbij de overkapping van de teelt niet meer dan 6 maanden in het jaar aanwezig is. De constructie van de tunnel bestaat uit metalen bogen die rusten op ankers welke veelal met een trekker in de grond worden gebracht. Aan elke kopeind is een deuropening en het luchten geschiedt door de plastic over de bogen te schuiven.

1.102 verbeelding:

de verbeelding (digitaal en/of analoog) waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

1.103 verplaatsing:

zie onder hervestiging (agrarisch bedrijf);

1.104 verblijfsruimte:

ruimte voor het verblijven van mensen, danwel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden;

1.105 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat;

1.106 vestiging agrarisch bedrijf:

de vestiging van een agrarisch bedrijf op een nieuw agrarisch bouwvlak als gevolg van het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf dan wel het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf;

1.107 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met ten minste de arbeidsomvang van één volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuiteit op langere termijn voldoende is verzekerd. De volwaardigheid wordt getoetst op doelmatigheid en continuiteit, eventueel te beoordelen door een agrarisch deskundige;

1.108 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen c.q. bouwgrenzen;

1.109 waterhuishoudkundig:

met betrekking tot de aanwezigheid van (natuurlijke) bronnen, kwel of natuurlijke stroming;

1.110 woning/ wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.111 zorgboerderij:

een (onderdeel van een) agrarisch bedrijf waar mensen met een zorg- of hulpvraag een waardevolle dagbesteding vinden middels het verrichten van werkzaamheden op het agrarisch bedrijf;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de lengte c.q. de breedte van een bouwwerk:

horizontaal buitenwerks tussen de hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein
ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of
het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de breedte van een bouwperceel:

tussen de twee zijdelingse bouwperceelgrenzen, gemeten op een afstand van 10 meter uit de bouwperceelsgrens aan de zijde van een weg danwel gemeten in de bouwgrens, indien een bouwgrens staat aangeduid;

2.7 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand tussen de zijdelings grenzen en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel, een bouwvlak of een ander terrein:

de oppervlakten van alle op een bouwperceel/bouwvlak of een ander terrein gelegen bouwwerken tezamen;

2.9 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden - Landschap" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden, zijnde de kernkwaliteiten van Nationaal Landschap, zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van de openheid van de plateaugebieden, de kleinschaligheid van dorpsranden (met o.a. hoogstamboomgaarden), hellingen, beekdalen en droogdalen;
  2. b. agrarisch grondgebruik;
  3. c. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder:
    1. 1. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
    2. 2. een intensief veehouderijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
    3. 3. een productiegerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  4. d. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak'.
  5. e. een schutterij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schutterij';
  6. f. een pensionstalling van maximaal 10 paardenboxen als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf;
  7. g. een manege als nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding'manege';
  8. h. behoud van landschappelijke elementen, zoals bomenrijen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - waardevol landschapselement';
  9. i. behoud van de landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  10. j. een kampeerboerderij in de bestaande aard en omvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij';
  11. k. kleinschalig kamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen', met dien verstande dat het aantal kampeerplaatsen maximaal drie mag bedragen;
  12. l. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduidingen 'parkeerterrein' en 'specifieke vorm van verkeer - parkeren';
  13. m. een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 35 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. op eigen terrein wordt geparkeerd;
  14. n. behoud van cultuurhistorische en archeologische waarden;
  15. o. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  16. p. openbare nutsvoorzieningen;
  17. q. extensieve dagrecreatie;
  18. r. veldkruizen, kapellen en kunstwerken.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor "Agrarisch met waarden - Landschap" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. b. (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, regenkappen, hagelnetten, mestopslagplaatsen, (sleuf)silo's, ondergrondse en/ of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de opvang van hemelwater (uitgezonderd regenwaterbuffers) zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  3. c. paardenbakken uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schutterij' mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de schutterij.

3.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie";
    5. 5. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden;
    6. 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
    7. 7. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  1. b. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 39.1 van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in3.1, meer in het bijzonder:

  1. a. als staan- of ligplaats voor onderkomens behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met de tot “Agrarisch metwaarden - Landschap" bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden, uitgezonderd reeds bestaande kampeerboerderijen, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij';
  2. b. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  3. c. voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
  4. d. parkeerterreinen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduidingen 'parkeerterrein' en 'specifieke vorm van verkeer - parkeren';
  5. e. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden, die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering;
  6. f. voor detailhandel en groothandel in eigen beheer, uitgezonderd de verkoop van streekproducten en bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf;
  7. g. voor horecadoeleinden;
  8. h. voor permanente of tijdelijke bewoning, uitgezonderd de bedrijfswoning;
  9. i. in de zin van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  10. j. voor aan huis gebonden bedrijven;
  11. k. voor paardenbakken buiten het bouwvlak.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden - Natuur en landschap" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden, zijnde de kernkwaliteiten van Nationaal Landschap, zoals deze tot uitdrukking komen in de vorm van de openheid van de plateaugebieden, de kleinschaligheid van dorpsranden (met o.a. hoogstamboomgaarden), hellingen, open beekdalen en droogdalen;
  2. b. behoud van landschappelijke elementen, zoals bomenrijen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - waardevol landschapselement';
  3. c. het behoud en de ontwikkeling natuurlijke waarden;
  4. d. tevens voor de bescherming van de waarden van het aangrenzende natuurgebied;
  5. e. agrarisch grondgebruik;
  6. f. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder:
    1. 1. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
    2. 2. een productiegerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  7. g. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak'.
  8. h. een pensionstalling van maximaal 10 paardenboxen als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij' verblijfsrecreatie, in de vorm van kamperen op de boerderij is toegestaan ter plaatse van het als zodanig aangeduide deel van het bestemmingsvlak op de verbeelding en het kamperen met het maximaal 15 kampeermiddelen plaatsvindt tijdens de periode 15 maart tot en met 31 oktober. Indien tevens een aanduiding 'aantal' ter plaatse is opgenomen, mogen in afwijking van het vorenstaande 20 kampeermiddelen aanwezig zijn;
  10. j. een kinderboerderij ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij';
  11. k. behoud van landschappelijke elementen, zoals bomenrijen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - waardevol landschapselement';
  12. l. behoud van de landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  13. m. recreatiewoningen als nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding'specifieke bouwaanduiding - recreatiewoning';
  14. n. een caravanstalling als nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding'caravanstalling';
  15. o. horeca als nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens bestaande inritten, erf en verharding ter ontsluiting van het gehele perceel;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschappelijke inpassing' uitsluitend landschappelijke inpassing en afscherming;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - recreatietuin' tevens de bij de maatschappelijke zorg behorende recreatietuin gericht op ontspanning en landschapsbeleving;
  19. s. een landwinkel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – verkoop van agrarische en ambachtelijke producten';
  20. t. een grondverzetbedrijf als nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondverzetbedrijf';
  21. u. een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 35 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. op eigen terrein wordt geparkeerd;
  22. v. behoud van cultuurhistorische en archeologische waarden;
  23. w. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  24. x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - overkluisde watergang' tevens voor een overkluisde watergang inclusief de bij de watergang behorende onderhoudstroken van 4 meter aan weerszijden van de watergang;
  25. y. openbare nutsvoorzieningen;
  26. z. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
  27. aa. extensieve dagrecreatie;
  28. ab. veldkruizen, kapellen en kunstwerken.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de voor "Agrarisch met waarden - Natuur en landschap" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die ten dienste staan van de bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. b. (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, regenkappen, hagelnetten, mestopslagplaatsen, (sleuf)silo's, ondergrondse en/ of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de opvang van hemelwater (uitgezonderd regenwaterbuffers) zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  3. c. paardenbakken uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak'.

4.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie";
    5. 5. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden;
    6. 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
    7. 7. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  1. b. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 39.1 van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel4.1, meer in het bijzonder:

  1. a. als staan- of ligplaats voor onderkomens behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met de tot "Agrarisch metwaarden - Natuur en landschap" bestemde gronden, dan wel in tot "Natuur" bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij';
  2. b. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  3. c. voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden of buitenmaneges;
  4. d. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden, die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering;
  5. e. voor detailhandel en groothande, uitgezonderd de verkoop van streekproducten en bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf;
  6. f. voor horecadoeleinden;
  7. g. voor permanente of tijdelijke bewoning, uitgezonderd de bedrijfswoning;
  8. h. in de zin van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  9. i. voor aan huis gebonden bedrijf;
  10. j. voor paardenbakken buiten het bouwvlak.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven van categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten:in de bestaande aard, omvang en bijbehorende milieucategorie;
  2. b. agrarisch verwante bedrijven ter plaatse aangeduid zoals opgenomen en overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'tabel agrarisch verwante bedrijven':
    Tabel agrarisch verwante bedrijven
    aanduiding functie/ aard
    bebouwing
    adres huisnr. plaats
    tuincentrum tuincentrum Lemiers Rijksweg 120 Lemiers
    specifieke vorm van bedrijf - graanhandel graan/veevoeder en kunstmesthandel Mamelis 14 Lemiers
    agrarisch loonbedrijf agrarisch loonbedrijf Mamelisserweg 9 Lemiers
    specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp- en nevenbedrijf agrarisch hulp- en nevenbedrijf Weijerweg 1 Vaals
    specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf transportbedrijf met handel in zand en grind, wegenbouwmaterieel en brandstoffen alsmede grondwerken Holset 22 Lemiers
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', een seksinrichting;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', een zend-/ontvangstinstallatie;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' tevens seizoensgebonden verkoop van planten, als ondergeschikte activiteit;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en parkeren' tevens bestaande containeropslag voor verhuur en eigen gebruik, parkeren van vrachtwagen en materieel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats en caravanstalling' tevens een timmerwerkplaats en caravanstalling;
  8. h. recreatiewoningen als nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding'specifieke bouwaanduiding - recreatiewoning';
  9. i. een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 35 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. op eigen terrein wordt geparkeerd;
  10. j. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - overkluisde watergang' tevens voor een overkluisde watergang inclusief de bij de watergang behorende onderhoudstroken van 4 meter aan weerszijden van de watergang;
  12. l. doeleinden van openbaar nut.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor "Bedrijf" aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevellijn, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
  2. b. één bedrijfswoning is toegestaan, met de daarbij behorende bouwwerken;
  3. c. ondergrondse bebouwing is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – ondergronds bouwen'tot een maximale diepte van 10 meter.

5.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemmingWaarde - Cultuurhistorie';
    5. 5. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden;
    6. 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
    7. 7. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  1. b. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in39.1van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel5.1, meer in het bijzonder:

  1. a. voor detailhandel en groothandel, uitgezonderd detailhandel verband houdende met motorbrandstoffen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - graanhandel';
  2. b. voor horecadoeleinden;
  3. c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  4. d. seksinrichtingen;
  5. e. opslag van goederen buiten het bouwvlak, uitgezonderd caravanstalling ter plaatse van de aanduiding; 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats en caravanstalling'
  6. f. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  7. g. in de zin van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  8. h. inrichtingen vallend onder de categorieën genoemd in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
  9. i. voor paardenbakken.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een horecabedrijf;
  2. b. een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 35 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. op eigen terrein wordt geparkeerd;
  3. c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  4. d. doeleinden van openbaar nut.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor "Horeca" aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevellijn , met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
  2. b. één bedrijfswoning is toegestaan, met de daarbij bijbehorend bouwwerken;
  3. c. ondergronds bebouwing is niet toegestaan.

6.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie';
    5. 5. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden;
    6. 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
    7. 7. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  1. b. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 39.1van toepassing.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel6.1, meer in het bijzonder:

  1. a. voor detailhandel en groothandel;
  2. b. seksinrichtingen;
  3. c. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  4. d. in de zin van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  5. e. aan huis gebonden bedrijf.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  2. b. religieuze huisvesting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - klooster';
  3. c. religieuze doeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'religie';
  4. d. maatschappelijke huisvesting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tehuis';
  5. e. zorgcomplexen en zorgappartementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgappartementen';
  6. f. een brandweerkazerne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding'brandweerkazerne';
  7. g. een activiteitenplein voor zover op de verbeelding aangegeven middels de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-speelveldje';
  8. h. een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 35 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. op eigen terrein wordt geparkeerd;
  9. i. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  10. j. doeleinden van openbaar nut.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevellijn, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
  2. b. één bedrijfswoning is toegestaan, met de daarbij bijbehorende bouwwerken, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' waar geen bedrijfswoning met de daarbij behorende bouwwerken is toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-speelveldje' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijn toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'religie', enter plaatse van de aanduiding'specifieke vorm van maatschappelijk - klooster' met de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie" mag niet worden gebouwd.

7.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie';
    5. 5. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden;
    6. 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
    7. 7. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  1. b. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 39.1 van toepassing.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2 voor het uitbreiden van gebouwen op gronden met de aanduiding 'klooster' met de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie", mits:

  1. a. wordt gebouwd ten behoeve van het behoud en herstel van bestaande bebouwing;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarden en/ of het stedenbouwkundig beeld;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke en natuurwaarden;
  4. d. de oppervlakte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 20% van de bestaande oppervlakte;
  5. e. er een goede landschappelijke inpassing plaatsvindt.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel6.1, meer in het bijzonder:

  1. a. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  2. b. in de zin van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  3. c. aan huis gebonden bedrijf.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurlijke-, cultuurhistorische- en landschappelijke waarden;
  2. b. de opbouw van de potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden;
  3. c. behoud van cultuurhistorische en archeologische waarden;
  4. d. de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;
  5. e. een steunpunt van Staatsbosbeheer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - steunpunt staatsbosbeheer';
  6. f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - overkluisde watergang' tevens voor een overkluisde watergang inclusief de bij de watergang behorende onderhoudstroken van 4 meter aan weerszijden van de watergang;
  8. h. recreatiewoningen als nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding'specifieke bouwaanduiding - recreatiewoning';
  9. i. doeleinden van openbaar nut;
  10. j. extensieve dagrecreatie;
  11. k. onverharde paden;
  12. l. veldkruizen, kapellen en kunstwerken;
  13. m. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'bedrijf - nutsvoorziening';

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de aard, plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de natuurlijke, cultuurhistorische- en landschappelijke waarden van het gebied;
  2. b. de cultuurhistorische waarden en het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen;
  3. c. het stedenbouwkundig beeld;

8.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 ten behoeve van:

  1. a. een hoogzit ten behoeve van de uitoefening van de jacht of natuurstudie, mits de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt;
  2. b. een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits:
    1. 1. de inhoud niet meer dan 3 m³ bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 2 meter bedraagt.
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de brandpreventie of brandbestrijding, mits de hoogte niet meer dan 35 meter bedraagt.
  4. d. ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, straatvoorzieningen voor afvalstoffen, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de (goot)hoogte niet meer dan 3,00 m. zal bedragen.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel8.1, meer in het bijzonder:

  1. a. als staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voorzover en voor zo lang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met op de gronden uit te voeren werken of werkzaamheden;
  2. b. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  3. c. als sport- en wedstrijdterreinen, kampeer- of caravanterreinen, parkeerterreinen;
  4. d. het beoefenen van lawaaisporten;
  5. e. voor het winnen van bosstrooisel, mos of mergel;
  6. f. voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, ten behoeve van de in de bestemmingsomschrijving beschreven doeleinden;
  7. g. voor militaire oefeningen;
  8. h. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden, die verband houden met het beheer en onderhoud.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Natuur - Landgoed

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Natuur - Landgoed" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel dan wel de ontwikkeling van de aanwezige, dan wel daaraan eigen natuurlijke, cultuurhistorische- en landschappelijke waarden;
  2. b. behoud van cultuurhistorische en archeologische waarden;
  3. c. wonen;
  4. d. verblijfsrecreatie;
  5. e. sociaal-educatieve doeleinden;
  6. f. horeca;
  7. g. congresdoeleinden;
  8. h. kleinschalig lokaal georiënteerde kantoren tot 150 m² per kantoor;
  9. i. agrarische doeleinden;
  10. j. extensieve dagrecreatie;
  11. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. l. doeleinden van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en erven.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de aard, plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de natuurlijke, cultuurhistorische- en landschappelijke waarden van het gebied;
  2. b. de cultuurhistorische waarden en het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen;
  3. c. het stedenbouwkundig beeld;

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden:

  1. a. als staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met op het landgoed uit te voeren werken of werkzaamheden
  2. b. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  3. c. als sport- en wedstrijdterreinen, kampeer- of caravanterreinen;
  4. d. het beoefenen van lawaaisporten;
  5. e. voor het winnen van bosstrooisel, mos of mergel;
  6. f. voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  7. g. voor detailhandel en groothandel;
  8. h. voor transport- en/of garagebedrijven;
  9. i. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslag doeleinden, die verband houden met het wonen, de verblijfsrecreatie, sociaal-educatieve doeleinden, congres- en horecadoeleinden.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.4 voor het houden van militaire oefeningen, mits de genoemde natuurlijke, cultuurhistorische- en landschappelijke waarden waarden van deze gronden niet worden of kunnen worden aangetast en er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie, ter plaatse aangeduid zoals opgenomen en uitsluitend overeenkomstig de omschreven aard/ functie (van de bebouwing) in de 'tabel dagrecreatie':
tabel dagrecreatie
aanduiding functie/ aard (bebouwing)
horeca dagrecreatie en daghoreca
specifieke vorm van recreatie - speel- en ligplaatsen speel- en ligweiden
specifieke vorm van recreatie - natuureducatie natuureductie
manege manege
paardenhouderij gebruiksgerichte paardenhouderij, anders dan een manege
parkeerterrein parkeerterrein
specifieke vorm van recreatie - paardenbak paardenbak
specifieke vorm van recreatie - schutterij schutterij
specifieke vorm van recreatie - creativiteitscentrum dagbesteding in de vorm van workshops, therapie, activiteiten en cursussen
terras terras
  1. b. verblijfsrecreatie, ter plaatse aangeduid zoals opgenomen en uitsluitend overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'tabel verblijfsrecreatie':
    tabel verblijfsrecreatie
    aanduiding functie/ aard (bebouwing)
    kampeerterrein kamperen
    specifieke vorm van recreatie - kamphuis verblijfsrecreatie in groepsverband
    recreatiewoning verblijfsrecreatie in recreatieverblijven
    bed & breakfast bed & breakfast voor maximaal 6 x 2
    slaapkamers en een (gezamenlijke) gemeenschappelijke ruimte, waarbij parkeren op eigen terrein plaats dient te vinden
    specifieke bouwaanduiding – gestapelde appartementen verblijfsrecreatie in (gestapelde) recreatieverblijven/appartementen in maximaal 9 appartementen voor maximaal 54 personen
    specifieke vorm van wonen - logies voor arbeiders tevens logies voor arbeiders
    specifieke vorm van wonen uitgesloten - logies voor arbeiders logies voor arbeiders is uitgesloten
  2. c. recreatief medegebruik;
  3. d. agrarische bedrijfsactiviteiten als nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteiten';
  4. e. kelder ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kelder';
  5. f. parkeren. Indien een aanduiding 'parkeerterrein' is opgenomen is parkeren enkel toegestaan op het aangeduide deel op de verbeelding;
  6. g. wonen in bedrijfswoningen;
  7. h. een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 35 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. op eigen terrein wordt geparkeerd;
  8. i. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  9. j. doeleinden van openbaar nut.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor "Recreatie" aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen en bijbehorende bouwwerken uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - speel- en ligplaatsen' en 'parkeerterrein' geen gebouwen zijn toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' uitsluitend de bestaande gebouwen mogen worden gebruikt ten behoeve van de verblijfsrecreatie, waarbij de bouwmassa niet mag worden vergroot, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal recreatiewoningen is toegestaan;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gestapelde appartementen', de nieuwbouw van recreatie appartementen is toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal recreatie appartementen is toegestaan;
    2. 2. bij de nieuwbouw de landschappelijke inpassing en tegenprestatie als bedoeld in artikel 1.64, en opgenomen als bijlage 2 bij deze regels, binnen 3 jaar na het rechtsgeldig worden van de voor de nieuwbouw benodigde omgevingsvergunning dient te zijn gerealiseerd en vervolgens in stand moet worden gehouden en moet worden onderhouden.

10.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie';
    5. 5. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden;
    6. 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
    7. 7. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  1. b. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 39.1 van toepassing.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel10.1, meer in het bijzonder:

  1. a. voor detailhandel en groothandel;
  2. b. seksinrichtingen;
  3. c. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslag verband houdende met de sportbeoefening en ter plaatse van de aanduiding 'manege', opslag verband houdende met de ruitersport;
  4. d. voor permanente of tijdelijke bewoning met uitzondering van de bedrijfswoning;
  5. e. in de zin van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  6. f. inrichtingen vallend onder de categorieën genoemd in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
  7. g. voor horecadoeleinden, uitgezonderd horeca-activiteiten welke direct verband houden met de exploitatie van een kamphuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kamphuis';
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast':
    1. 1. geen andere bedrijvigheid en recreatieve functies zijn toegestaan, anders dan aanvullende services (zoals het verstrekken van warme maaltijden en fietsenverhuur) ten behoeve van de B&B gasten;
    2. 2. de bed & breakfastvoorziening niet als zelfstandige (woon)eenheid functioneert en derhalve geen keuken/ kookvoorziening op de slaapkamers en in de gemeenschappelijke ruimte is toegestaan;
  9. i. een grotere oppervlakte van het terras, ter plaatse van de aanduiding 'terras', dan 243 m2.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. terreinen ten behoeve van sport- en recreatieve voorzieningen, zoals sportvelden, tennisbanen, golfbanen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  2. b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. c. doeleinden van openbaar nut.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, parkeer- en groenvoorzieningen, wegen en paden.

11.2 Bouwregels

Op de voor Sport aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak en achter de voorgevellijn, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
  2. b. in afwijking van het bepaalde in sub a geldt voor de gronden buiten het bouwvlak een maximaal bebouwingspercentage van 1%.
  3. c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  4. d. ondergronds bebouwing is niet toegestaan.

11.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie';
    5. 5. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden;
    6. 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
    7. 7. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

  1. b. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 39.1 van toepassing.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel11.1, meer in het bijzonder:

  1. a. horecadoeleinden, uitgezonderd de kantine, uitsluitend ten dienste van de sportbeoefening;
  2. b. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak uitgezonderd opslagdoeleinden, die verband houden met de sportbeoefening;
  3. c. seksinrichtingen;
  4. d. inrichtingen vallend onder de categorieën genoemd in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
  5. e. als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  6. f. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeersdoeleinden;
  2. b. verhardingen en parkeervoorzieningen;
  3. c. bermen en groenvoorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - overkluisde watergang' tevens voor een overkluisde watergang inclusief de bij de watergang behorende onderhoudstroken van 4 meter aan weerszijden van de watergang;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. infrastructuurgerelateerde voorzieningen;
  8. h. recreatief medegebruik;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van het gebied;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie;
  2. b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  3. c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in39.1van toepassing.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de berging en/of afvoer van water;
  2. b. het opvangen, vasthouden, bergen en afvoeren van regenwater;
  3. c. waterhuishouding;
  4. d. waterlopen en waterpartijen;
  5. e. de ontwikkeling van natuurlijke oevers;
  6. f. infiltratievoorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - bergingsbassin", tevens een bergbezinkbassin;
  8. h. beekdal met ecologische functie;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in13.2, voor het bouwen van gebouwen, mits:

  1. a. het gebouw noodzakelijk is voor de waterbeheersing, de waterhuishouding dan wel de berging van regenwater;
  2. b. de oppervlakte ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van water - bergingsbassin” niet meer bedraagt dan 25 m²;
  3. c. de goothoogte niet meer bedraagt dan 4 meter;
  4. d. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 meter;
  5. e. toestemming is verleend door de waterbeheerder.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in13.1, meer in het bijzonder:

  1. a. voor het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
  2. b. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat:
    1. 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 35 m2 bedraagt;
    2. 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    3. 3. op eigen terrein wordt geparkeerd;
  2. b. gastouderopvang;
  3. c. wonen in woonwagens ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  4. d. recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - recreatiewoning';
  5. e. het verstrekken van nachtverblijf in het kader van kamerverhuur, ondergeschikt aan het wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  6. f. een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak';
  7. g. een landwinkel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - landwinkel':
    1. 1. met een maximale oppervlakte van 70 m² en
    2. 2. waarbij parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is geen woning toegestaan;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op de voor "Wonen" aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan achter de voorgevellijn, met uitzondering van:
    1. 1. erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
    2. 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bouwen voor voorgevel 1' een verhoogd terras, welk voor de voorgevelrooilijn aan de voorgevel van de woning mag worden aangebouwd;
    3. 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – bouwen voor voorgevel 2' voor het bouwen voor de voorgevellijn, mits:
      • I. de gezamenlijk oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw maximaal 140 m2 bedraagt;
      • II. de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken 3 meter bedraagt;
      • III. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. één woning is toegestaan, met de daarbij behorende bouwwerken, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal wooneenheden is toegestaan in één hoofdgebouw met daarbij behorende bouwwerken;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is geen woning toegestaan.

14.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    1. 1. de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van het gebied;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. 3. de milieusituatie;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. het karakter en/ of de ensemble waarden van panden en elementen met de dubbelbestemmingWaarde - Cultuurhistorie";
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    7. 7. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap. .

  1. b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  2. c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in39.1van toepassing.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel14.1, meer in het bijzonder:

  1. a. voor bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. voor aan huis gebonden beroepen buiten het bouwvlak;
  3. c. voor aan huis gebonden bedrijven;
  4. d. voor een bed & breakfast;
  5. e. voor recreatieve bewoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - recreatiewoning';
  6. f. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  7. g. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  8. h. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
  9. i. voor het plaatsen van woonwagens ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats" op een afstand van minder dan 3 meter uit de bestemmingsgrens;
  10. j. voor paardenbakken.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Leiding - Brandstof

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport via een brandstofleiding en de bescherming, het beheer en het onderhoud van de leiding.

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, geen bouwwerken worden gebouwd.

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het transport van gas via een hogedruk aardgastransportleiding en hogedruk gasvoedingsleiding;
  2. b. de bescherming, het beheer en het onderhoud van de leidingen;

waarbij de bestemmingsbreedte 4 meter bedraagt, gemeten aan weerszijden uit het hart van de leiding.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op de voor “Leiding - Gas" aangewezen gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringzekerheid.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in16.2, mits de bouwhoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt, onder de voorwaarden dat:

  1. a. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in16.1 omschreven doeleinden;
  2. b. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Leiding - Riool

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden, zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming (en), mede bestemd voor:

  1. a. het transport van afvalwater via een rioolwatertransportleiding;
  2. b. de bescherming, het beheer en het onderhoud van deze leiding.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op de tot "Leiding - Riool" aangewezen gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, geen bouwwerken worden gebouwd.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in17.2, mits de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, onder de voorwaarden dat:

  1. a. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in17.1 omschreven doeleinden;
  2. b. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waarde - Archeologie 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor beschermde archeologische monumenten.

18.2 Bouwregels

Als ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk de bodem van gronden aangewezen voor de

'Waarde - Archeologie 1', zijnde een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, lid c van de Monumentenwet 1988, ongeacht de diepte onder het maaiveld zal worden verstoord, dient op grond van art. 11 en 14 van de Monumentenwet 1988 een vergunning te worden overlegd van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Archeologie 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor gebieden van zeer hoge waarde en terreinen met hoge waarde, historische dorpskernen.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Archeologie 3

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor overige AMK-terreinen

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie 4

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor zones met een hoge archeologische verwachtingen.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend bureauonderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Archeologie 5

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor zones met een middelhoge archeologische verwachtingen.

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 22.2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend bureauonderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waarde - Archeologie 6

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor zones met lage archeologische verwachtingen maar met een kans op een bijzondere dataset.

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend bureauonderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Waarde - Archeologie 7

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor zones met lage archeologische verwachtingen.

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een quickscan/bureauonderzoek dan wel inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld van de binnen het beschermd dorpsgezicht voorkomende, dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden voor zover die bepaald worden door:

  1. a. de architectonische waarden van de afzonderlijke gebouwen;
  2. b. de historisch bepaalde rangschikking en samenhang van de gebouwen, waaronder mede begrepen bestaande open ruimtes tussen de gebouwen;
  3. c. de landschappelijke inpassing van de gebouwen.

25.2 Bouwregels

Er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend aan de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande stedenbouwkundig beeld, voor zover betrekking hebbend op:

  1. a. voorgevels;
  2. b. goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte en de indeling van de voorgevel van de gebouwen;
  4. d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
  5. e. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan situering, afmetingen en kapvormen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de instandhouding en herstel van het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving van de bebouwing;
  3. c. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden;

Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op het behoud van de waarden van het beschermd dorpsgezicht.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende cultuurhistorische elementen zoals rijksmonumenten en beeldbepalende (karakteristieke) panden als opgenomen in de lijsten in de bijlagen 3 en 4.

26.2 Bouwregels

Op de voor “Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in onderliggende bestemming, uitsluitend bouwwerken worden gebouwd indien daardoor het stedenbouwkundig beeld en de cultuurhistorische waarde niet wezenlijk wordt aangetast.

26.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 27 Waarde - Ecologie (Pog)

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Ecologie (POG)" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ecologische verbindingszone ten behoeve van de verbetering van de migratie van plant en dier tussen afzonderlijke leefgebieden.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

27.2 Bouwregels

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Waarde - Ecologische Hoofdstructuur (Ehs)

28.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor Waarde - Ecologischehoofdstructuur (EHS)zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele en ecologische waarden.

28.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden opgericht.

28.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in28.2 teneinde bouwwerken op te richten conform de overige voor deze gronden geldende bestemming(en), mits door deze bouwwerken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen significante aantasting van de natuurlijke waarden ontstaat of kan ontstaan.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 29 Waarde - Erosieremmend Element

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Erosieremmend element" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor de instandhouding en uitbreiding van waterremmende en erosiebeperkende landschapselementen.

29.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 30 Waarde - Natura 2000

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natura 2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden en het voorkomen van verslechtering en verstoring van de aanwezige natuurlijke habitats.

30.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden opgericht.

30.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 30.2 teneinde bouwwerken op te richten conform de overige voor deze gronden geldende bestemming(en), mits door deze bouwwerken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen significante aantasting van de natuurlijke waarden ontstaat of kan ontstaan.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 31 Waarde - Kwetsbaar Reliëf

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Kwetsbaar reliëf" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor behoud van de aanwezige hoogteverschillen in de bodemopbouw, aanwezig in de vorm van holle wegen en graften.

31.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 31.1, meer in het bijzonder:

  1. a. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;

31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 32 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming (basisbestemming), met voorrang mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de in deze zone gelegen dan wel daaraan grenzende watergang of regenwaterbuffer.

32.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

32.3 Afwijken van de bouwregels

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 33 Waterstaat - Waterberging

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor;

  1. a. herinrichting van de watergang alsmede het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden en ecologische relaties;
  2. b. tijdelijke opvang en berging van water.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

33.2 Bouwregels

Op de voor "Waterstaat - Waterberging" aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterberging' van geringe omvang welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud, met dien verstande, dat de bouwhoogte van deze bouwwerken ten hoogste 3 meter mag bedragen.

33.3 Afwijken van de bouwregels

33.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden voor:

  1. a. opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

33.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene Bouwregels

35.1 Ondergronds bouwen

Artikel 36 Algemene Gebruiksregels

36.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.

Onder een strijdig gebruik met de bestemming wordt tenminste verstaan:

  1. a. het gebruik voor opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. het gebruik voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  3. c. het (laten) gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, prostitutie en straatprostitutie.

Artikel 37 Algemene Aanduidingsregels

37.1 milieuzone - bodembeschermingsgebied Mergelland

37.2 milieuzone - stiltegebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:

  1. a. lawaaisporten;
  2. b. nieuwvestiging van intensieve recreatie;
  3. c. nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid;
  4. d. laagvliegbewegingen;

Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.

37.3 specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkendemaatvoering' gelden in afwijken van de bouwregels de bestaande maatvoeringen als toegestane maxima.

Artikel 38 Algemene Afwijkingsregels

38.1 Afwijken

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels omgevingsvergunning kan worden verleend, kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, dakhellingen, inhoudsmaten (uitgezonderd woningen), bouwperceelgrensafstanden met ten hoogste 10%;
  2. b. het afwijken van bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%, mits:
    1. 1. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit als bedoeld in het GKM; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd, waaromtrent advies wordt ingewonnen bij de Kwaliteitscommissie zoals bedoeld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
    2. 2. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  3. c. voor het plat afdekken van gebouwen, mits:
    1. 1. de noodzaak daartoe vanuit bedrijfseconomisch oogpunt is aangetoond;
    2. 2. het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit alsmede cultuurhistorische- en landschappelijke waarden niet worden aangetast.
  4. d. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, alsmede religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter;
    4. 4. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 meter mag bedragen;

Een en ander met dien verstande dat wanneer het gronden betreft die zijn gelegen binnen de bestemmingen “Leiding - Gas" en "Leiding - Riool" het bepaalde in de desbetreffende artikelen in acht wordt genomen.

  1. e. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor luchtvaartdoeleinden zoals plaatsmarkeringen, de richtings- en afstandinformatie voor vliegtuigen, de luchtverkeersbeveiliging en metereologische informatie, mits:
    1. 1. de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 16 m²;
    2. 2. de goothoogte niet meer bedraagt van 3 meter;
    3. 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 20 meter;
  2. f. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  3. g. het in gering mate afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van de weg, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  4. h. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privé-gebruik en niet meer dan 30 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik;
  5. i. het oprichten van antenne-installaties, met dien verstande dat deze voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in de beleidsnotitie "ANTENNEBELEID 2012" van de gemeente Vaals (d.d. 18 december 2012);
  6. j. het gebruik van (een deel van) de hoofdbebouwing of bijbehorend bouwwerk voor een vakantiewoning, mits:
    1. 1. sprake is van een monumentaal of karakteristiek pand, teneinde deze bebouwing te behouden voor de toekomst;
    2. 2. het aantal recreatiewoningen niet meer dan 2 bedraagt en maximaal plaats biedt aan 4 personen per woning;
    3. 3. per vakantiewoning een maximum vloeroppervlakte van 100 m² geldt;
    4. 4. de vakantiewoning inpandig wordt gerealiseerd. Dit houdt in dat uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de vakantiewoning niet is toegestaan;
    5. 5. geen (gedeeltelijke) sloop van monumentale bebouwing mag plaatsvinden ten behoeve van de vakantiewoning;
    6. 6. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of architectonische waarden van de (aangrenzende) gronden en gebouwen niet in het geding komen;
    7. 7. de recreatieve activiteit geen ernstige of onevenredig hinder oplevert voor het woonmilieu in de directe omgeving;
    8. 8. gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
    9. 9. er dient te worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving, onder andere voor wat betreft brandveiligheid.

38.2 Afwegingskader

Een in 38.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

Artikel 39 Algemene Procedureregels

39.1 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:

  1. a. Het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage.
  2. b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.
  3. c. In het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de bouwvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging.
  4. d. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders.
  5. e. Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.

Artikel 40 Overige Regels

40.1 Rangorde dubbelbestemmingen

  1. a. Indien sprake is van een strijdigheid tussen de bepalingen van de enkel- en dubbelbestemming prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming;
  2. b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats artikel 16 Leiding - Gas;
    2. 2. in de tweede plaats artikel 18 Waarde - Archeologie 1;
    3. 3. in de derde plaats artikel19 Waarde - Archeologie 2;
    4. 4. in de vierde plaats artikel 20 Waarde - Archeologie 3;
    5. 5. in de vijfde plaats artikel 21 Waarde - Archeologie 4;
    6. 6. in de zesde plaats artikel 22 Waarde - Archeologie 5;
    7. 7. in de zevende plaats artikel 23 Waarde - Archeologie 6;
    8. 8. in de achtste plaats artikel 24 Waarde - Archeologie 7;
    9. 9. in de negende plaats artikel 17 Leiding - Riool;
    10. 10. in de tiende plaats artikel15 Leiding - Brandstof;
    11. 11. in de elfde plaats artikel 32 Waterstaat - Beschermingszone watergang;
    12. 12. in de twaalfde plaats artikel 33 Waterstaat - Waterberging;
    13. 13. in de dertiende plaats artikel 25 Waarde - Beschermd dorpsgezicht;
    14. 14. in de viertiende plaats artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie;
    15. 15. in de vijftiende plaats artikel 28 Waarde - Ecologische hoofdstructuur(EHS);
    16. 16. in de zestiende plaats artikel 27 Waarde - Ecologie (POG);
    17. 17. in de zeventiende plaats artikel30 Waarde - Natura 2000;
    18. 18. in de achttiende plaats artikel 29 Waarde - Erosieremmend element;
    19. 19. in de negentiende plaats artikel 31 Waarde - Kwetsbaar reliëf;

40.2 Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 41 Overgangsrecht

41.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

41.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 42 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 van de gemeente Vaals.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Lemierserberg 35-37

Bijlage 3 Lijst Rijksmonumenten

Bijlage 4 Lijst Beeldbepalende Panden

Bijlage 5 Beplantingslijst

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Op 16 april 2012 is het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Vaals vastgesteld. Vervolgens is tegen dit besluit beroep ingesteld en heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 13 maart 2013 (met zaaknummer 201206742/1/R1) uitspraak, die als bijlage 1 is bijgevoegd, gedaan en het besluit van de gemeenteraad vernietigd, voor zover het betreft:

  • het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap", voor zover toegekend aan het deel van het perceel Harles 15, zoals aangeduid op de bij de uitspraak behorende kaart I;
  • het plandeel met de bestemming "Recreatie" voor het perceel Cottessen 12;
  • het plandeel met de bestemming "Recreatie" en de aanduiding "bed & breakfast" voor het perceel Holset 80;
  • het plandeel met de bestemming "Recreatie" en de dubbelbestemming "Waarde - Ecologische hoofdstructuur", voor zover toegekend aan de gronden zoals aangeduid op de bij de uitspraak behorende kaart II.

Daarnaast is gebleken dat de juridische regeling zoals deze was vastgelegd in het in april 2012 vastgestelde bestemmingsplan in de praktijk niet (voldoende) aansloot op de regeling zoals deze door de gemeente Vaals was voorzien. Als gevolg waarvan er voor is gekozen om het bestemmingsplan in z'n geheel te herzien middels het nu voorliggende bestemmingsplan "Buitengebied 2013".

Uiteraard is ook de doelstelling van dit bestemmingsplan nog steeds om te komen tot een actueel, uitvoerbaar (overzichtelijk en goed bruikbaar in de praktijk) en handhaafbaar planologisch-juridisch kader. Daarnaast is ook dit plan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar en voldoet aan de meest recente IMRO-standaard, namelijk versie 2012.

De algemene herziening borduurt daarnaast voort op het thans vigerende bestemmingsplan uit april 2012, waarin reeds een aantal gemeentelijke, regionale en provinciale beleidsdocumenten was verwerkt, dat richting geeft aan de inhoud en vorm van het herziene bestemmingsplan. Ook is gebruik gemaakt van de destijds uitgevoerde inventarisatie van de aanwezige functies in het plangebied.

Opgemerkt wordt dat wanneer wordt verwezen naar het bestemmingsplan buitengebied 1998 er wordt verwezen naar het bestemmingsplan "Buitengebied 1998", vastgesteld 30 maart 1998 en goedgekeurd 17 november 1998 en de bijbehorende partiële herziening bestemmingsplan "Buitengebied 2000", vastgesteld 13 maart 2000 en goedgekeurd 31 oktober 2000.

1.2 Proces

De basis voor het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" vormt het in in 2012 opgestelde plan met alle daaraan ten grondslag liggende informatie.

Gelet op de aard van de in de herziening meegenomen ontwikkelingen, die in paragraaf 4.2.1 zijn opgesomd, is er voor gekozen om het bestemmingsplan direct als ontwerp ter inzage te leggen en de vooroverlegpartners uitsluitend schriftelijk op de hoogte te stellen van de herziening.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleidskader komt in hoofdstuk 3 aan bod, gevolgd door de gemeentelijke beleidsuitgangspunten in hoofdstuk 4.

De planologische randvoorwaarden worden beschreven in hoofdstuk 5.

De juridische aspecten en uitvoerbaarheid van het plan worden in respectievelijk hoofdstuk 6 en 7 behandeld. In hoofdstuk 8 ten slotte wordt ingegaan op de inspraak het vooroverleg en de te doorlopen procedure.

1.4 Plangebied

Het plangebied omvat het merendeel van het buitengebied van de gemeente Vaals. In onderstaande afbeelding is het plangebied in breder verband te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied2013-VG01_0001.png"

Ligging van het plangebied in groter verband

Het plangebied "Buitengebied 2013" wordt 'aan de buitenzijde' deels begrensd door de gemeentegrens, op enkele stukken tevens landsgrens zijnde en de komgrens van de kern Vaals. Daarnaast vallen de stedelijke gebieden buiten het plangebied. Hiertoe horen de kernen Lemiers, Vaals en Vijlen.

Bij de bepaling van de plangrens is gebruik gemaakt van de reeds bestaande plangrens.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

Op basis van de digitale inventarisatie, terreinverkenning en literatuurstudie wordt de huidige situatie van het plangebied in dit hoofdstuk beschreven. Tezamen met de rijks, provinciale, regionale en gemeentelijke hoofdlijnen van beleid (zie hoofdstuk 3) vormt dit samen de basis voor de beleidsdoelstellingen (en daarmee ook de visie voor het plangebied) voor de komende tien jaar (planperiode) op bestemmingsplanniveau.

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Zuid-Limburg wordt al zo'n 7.000 jaar bewoond. De bewoning vond meestal plaats in de beekdalen. De vochtige beekdalbodems waren in gebruik als weidegrond en hooiland, terwijl de hellingen en terrasranden plaats boden aan akkerbouw. In de eerste eeuwen van de Romeinse tijd waren ook de lössplateaus bevolkt. De plateaus bestonden in de vroege middeleeuwen echter weer grotendeels uit bos en ook de gebieden tussen de bewoonde dalen waren dicht bebost (Malenbos, Vijlenerbos).

Vaals is al heel lang bewoond. Bij het Vijlenerbos zijn grafheuvels gevonden uit de Bandkeramiekcultuur (5300 tot 4900 voor Christus), en bij Lemiers resten van Romeinse villa's.

In de vroege middeleeuwen concentreerde de bewoning zich in de dalen van riviertjes zoals de Geul en de Selzerbeek. Hier lagen onder andere de nederzettingen Lemiers en Vaals. Ook de kleinere zijdalen kenden reeds in de vroege middeleeuwen bewoning zoals bijvoorbeeld Vijlen.

In documenten wordt Vaals voor het eerst genoemd in 1041. De plaats heeft dan de naam Vals of Vallis, wat dal betekent. Destijds schonk keizer Hendrik III goederen (land) aan het St. Adelbertstift in Holset, Lemiers, Vijlen en Mamelis. Om deze landerijen te onderscheiden van het land in Aken werd er gesproken van "in Vallis" (in het dal) en op de berg (Aken). In die tijd lag het centrum van de huidige gemeente niet in de kern Vaals maar in het dorpje Holset.

Tijdens het Weense congres werd besloten dat Aken bij Pruisen en Vaals bij het Koninkrijk der Nederlanden gevoegd zou worden. Toen België zich in 1830 onafhankelijk verklaarde behoorde Vaals van 1830 tot 1839 bij België.

Een belangrijke ontwikkeling in de 19e eeuw was het ontstaan van straatdorpen langs (doorgaande) wegen. Deze straatbebouwing ging in sommige gevallen de oudere bewoning geheel overheersen. De dorpen Lemiers, Vaals en Vijlen zijn hier voorbeelden van. Aan het begin van de 20e eeuw besloot men deze ontwikkeling actief tegen te gaan.

De akkers van de vroegmiddeleeuwse nederzettingen in de beekdalen lagen op de hellingen van de beekdalen en op de terrasranden. De verkaveling was kleinschalig en onregelmatig. De vochtige beekdalbodems werden gebruik als weidegrond en hooiland. De in de vroege middeleeuwen nog dicht beboste plateaus waren in gebruik als weidegrond.

Toen in de late middeleeuwen de plateaus werden ontgonnen tot vruchtbare landbouwgronden, ontstonden de grote open landbouwcomplexen, die kenmerkend zijn voor Zuid-Limburg. De verkaveling van deze akkercomplexen wordt gekenmerkt door kleinere percelen van verschillende omvang. Om de erosiegevoeligheid op de steilere hellingen tegen te gaan heeft men in vroeger tijden heggen aangeplant. Materiaal dat door erosie de helling afvloeide, werd tegengehouden door deze heggen. Aan de onderzijde van deze heggen spoelde het materiaal eveneens weg, wat de vorming van een soort traptrede tot gevolg had. Deze steilrandjes fungeerden als perceelsscheidingen en worden aangeduid als graften. Deze komen in grote getale voor in het plangebied. De heggen die op de graften stonden, werden vaak gebruikt als brand- en geriefhout. Tevens komen er in het plangebied zogenaamde holle wegen voor. Dat zijn wegen die zijn ontstaan door uitschuring van water. Deze wegen zijn uniek in Nederland.

In de 20e en 21e eeuw is toerisme en recreatie een belangrijke economische drager in de gemeente Vaals. Het landschap en de natuur die zich binnen het plangebied bevinden zorgen voor een aantrekkelijk gebied dat aantrekkingskracht heeft op toeristen en recreanten. Binnen het plangebied bevinden zich veel recreatieve routes en allerlei faciliteiten op het gebied van toerisme en recreatie.

In 2005 is het gebied tussen Vaals en Gulpen door de stichting Natuur en Milieu gekozen als mooiste landschap van Nederland en bekroond met 5 sterren.

2.2 Bestaande Functies En Waarden

Kenmerkend voor (het buitengebied van) de gemeente Vaals is het reliëfrijk gebied, de bossen, de karakteristieke bebouwing en het kleinschalig landschap. De gemeente Vaals is gelegen in het nationaal landschap Zuid-Limburg. Nationale Landschappen zijn échte Nederlandse landschappen. Ze hebben elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen en vertellen daarmee het verhaal van het Nederlandse landschap. Het plangebied is gelegen in nationaal landschap Zuid-Limburg. Het gebied wordt gekenmerkt door holle wegen, plateaus, steile hellingen en vakwerkboerderijen. Ook graften, kapelletjes, hoogstamboomgaarden en kruisbeelden zijn typisch voor deze omgeving. Water, vruchtbare löss, silex, kalksteen en het reliëf zijn lange tijd bepalend geweest voor de menselijke bewoning. Het cultuurhistorisch erfgoed is uitzonderlijk gaaf en gevarieerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied2013-VG01_0002.png"

Cultuurhistorische woning

In de volgende subparagraaf wordt ingegaan op de functionele aspecten van het plangebied: wonen, bedrijvigheid, voorzieningen, recreatie, groen en verkeer. In een bestemmingsplan voor het landelijk gebied zijn de functies één van de twee belangrijkste invalshoeken. Onder functies worden de economische gebruiksfuncties van het landelijk gebied verstaan, zoals de land- en tuinbouw, ook recreatie, wonen en andere economische functies in het buitengebied.

De waarden zijn de andere belangrijke invalshoek. Waarden zijn aanwezige kwaliteiten op het gebied van landschap, natuur en cultuurhistorie, abiotiek en milieuaspecten. Deze waarden worden behandeld in de tweede subparagraaf.

2.2.1 Functies

2.2.2 Waarden

Voor het plangebied zijn verschillende waarden in kaart gebracht. In onderstaande paragraaf worden de verschillende waarden zoals deze op de kaarten staan aangegeven toegelicht.

Hoofdstuk 3 Planologische Hoofdlijnen Van Beleid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de verschillende relevante beleidsaspecten aan de orde welke vanuit de diverse overheden van toepassing zijn op het plangebied.

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Europees beleid

3.2.2 Rijksbeleid

3.2.3 Provinciaal beleid

3.2.4 Regionaal en gemeentelijk beleid

3.3 Diversen

Voor de beleidskaders aangaande milieu, externe veiligheid etc. wordt verwezen naar paragraaf 5.2 van deze toelichting.

Hoofdstuk 4 Beleiduitgangspunten Per Thema

4.1 Inleiding

De twee primaire functies van het buitengebied zijn de agrarische en de landschappelijke functies. Dit wil zeggen dat ontwikkeling van andere functies het agrarische en/of landschappelijke belang niet onevenredig mag aantasten of in gevaar brengen.


Functies anders dan agrarisch kunnen een bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van het buitengebied. Kleinschalige ontwikkelingen moeten mogelijk zijn zonder dat de verschillende functies elkaar hinderen. Daarnaast moet ook de agrariër ruimte krijgen om zich in de toekomst te ontwikkelen. Dit betekent dat er een evenwicht dient te ontstaan tussen de agrarische sector enerzijds en de ruimte voor de natuur, recreatie en toerisme en andere economische dragers anderzijds.


Ontwikkelingen moeten mogelijk zijn wanneer tegelijkertijd de waarden van het buitengebied er per saldo op vooruit gaan. Toename van ruimtelijke kwaliteit is het uitgangspunt. Dit conform het Limburgs Kwaliteitsmenu, welke tevens wordt verwerkt in de structuurvisie (in wording). Bij het toestaan van ontwikkelingen, door het verruimen van de beleidsruimte, zal dus niet alleen gecompenseerd moeten worden, maar zal een ontwikkeling op gang moeten komen die is gericht op een versterking van de gebiedswaarden.


Een vertaling van dit begrip zal in het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" van de gemeente Vaals op lokale schaal moeten plaatsvinden. Daarbij moet het bestemmingsplan duidelijk en eenduidig zijn richting gebruikers en bewoners van het buitengebied en eveneens flexibel genoeg om in te kunnen spelen op gewenste en te verwachte ontwikkelingen.


Hoofduitgangspunt is dat in dit bestemmingsplan uitsluitend de bestaande situatie planologisch-juridisch wordt geregeld. Binnen deze, zogeheten "conserverende", regeling is echter wel ruimte opgenomen voor functionele verruiming van de mogelijkheden op de betreffende locatie. Hiervoor dient een planologische procedure te worden doorlopen.


Een aantal ontwikkelingen is mogelijk door middel van een wijzigingsprocedure of afwijken van bouw- of gebruiksregels. Het gaat bijvoorbeeld om het inzetten van vrijkomende agrarische gebouwen (bijvoorbeeld bij het stoppen of verkleinen van een agrarisch bedrijf) voor meerdere (aanvullende) functies. Of om uitbreiding van agrarische bedrijven buiten het bouwvlak.

Alvorens deze wijzigingen kunnen worden geëffectueerd dient door middel van onderzoek te worden aangetoond dat aan de vereiste (milieu)randvoorwaarden wordt voldaan en anderen niet onevenredig in hun belangen worden geschaad.

Geheel nieuwe (grootschalige gebieds)ontwikkelingen zijn in dit bestemmingsplan niet opgenomen.


Voorafgaand aan de formele ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan zijn alle agrariërs schriftelijk benaderd. Zij zijn geïnformeerd over de eventuele wijziging en zijn gewezen op de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Uitbreiding van het bouwvlak wordt getoetst aan het op dat moment geldende bestemmingsplan. Uitbreidingsplannen, gedurende de periode dat voorliggend bestemmingsplan wordt opgesteld, zijn na de ter inzage legging van het voorontwerp of kunnen na de ter inzagelegging van ontwerp bestemmingsplan kenbaar (worden) gemaakt en worden eventueel rechtstreeks geëffectueerd.


Aan de hand van concrete voorstellen zijn deze uitbreidingen/ wijzigingen getoetst aan het geldende bestemmingsplan, de beschikbare milieuhygiënische informatie, informatie met betrekking tot aanwezige natuurwaarden en informatie met betrekking tot overige waarden (o.a. archeologie).

4.2 Plannen En Projecten

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" is met name een actualiserend plan waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Toch zijn er een aantal ontwikkelingen die navolgend wel genoemd worden aangezien zij in de toekomst wel het buitengebied kunnen/zullen beïnvloeden.

4.2.1 Op perceelsniveau

Enkele nieuwe ontwikkelingen op perceelsniveau zijn voorzien met voorliggend bestemmingsplan:

  1. a. Voor de nieuwbouw van de brandweerkazerne en een aangrenzende speelvoorziening aan de Randweg is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze is als Bijlage 2 toegevoegd aan de voorliggende toelichting.
  2. b. Voor het realiseren van een nieuw gebouw ten behoeve van 9 vakantieappartementen op de locatie Lemierserberg 35-37 'Vaalserhof Appartementen' is een bestemmingsplan opgesteld. Dit is als bijlage 3 bijgevoegd.
  3. c. Voor het wijzigen van de bestemming "Horeca" naar "Wonen" op de locatie Holset 62 voor de bouw van een woning is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, die als bijlage 4 is bijgevoegd.

4.2.2 Project herinrichting Mergelland-Oost

De herinrichting "Mergelland-Oost" is een gebied ter grootte van ruim 7900 hectare.

Het gebied is geheel of gedeeltelijk gelegen in de gemeenten Vaals, Simpelveld, Gulpen-Wittem, Voerendaal en Heerlen.


Er is een herinrichtingsproject gestart in dit gebied, omdat er vele verschillende belangen in het gebied aan de orde zijn. Het gebied is voor het overgrote deel in gebruik voor de landbouw, maar ook natuur en landschap spelen een zeer belangrijke rol in het gebied. Door het uitvoeren van het herinrichtingsplan kunnen al deze belangen op elkaar worden afgestemd en ontstaat er een gebied, waarin op een harmonieuze manier de functies natuur, landschap en landbouw een krachtige plaats hebben en in de toekomst langdurig naast elkaar kunnen bestaan.


Sinds september 1997 is het landinrichtingsplan in uitvoering. Enkele werken zijn ook al uitgevoerd.

4.2.3 Landschapsontwikkeling buitengebied

De gemeente werkt samen met Habitura, Rentmeester van Soest, Stichting Ark en Heusschen Copier aan landschapsontwikkeling in het buitengebied. Ontwikkelen van ecologische hoofdstructuur is hierbij de leidraad, het opknappen van rotte plekken in de vorm van oude gebouwen is hier vaak aan gekoppeld. In samenwerking met de provincie wordt momenteel gekeken naar het verwerken van beleid in de structuurvisie, om gewenste ontwikkelingen in het buitengebied te begeleiden en ongewenste ontwikkelingen te voorkomen.


In afwachting hiervan heeft Habitura het voorstel met betrekking tot ontwikkellocatie Belleflamme in de wacht gezet.

4.3 Gebiedskwaliteiten

Zoals uit de Bestaande situatie blijkt, zijn er diverse waarden in het buitengebied van Vaals aanwezig. Het gaat hier dan om ecologische, archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke en waterhuishoudkundige waarden.


De waarden worden op diverse manieren in het bestemmingsplan beschermd. De bescherming van waarden vindt enerzijds plaats door een vertaling in de hoofdbestemmingen en de daar geldende bouw- en gebruiksregels.


De gebiedsbestemmingen in dit bestemmingsplan betreffen de bestemmingen Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap (AW-NL), Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L) en Natuur (N). De gebiedsbestemmingen en aanduidingen zijn conform de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (SVBP 2012) naamgegeven.


De toekenning van de gebiedsbestemmingen is gebaseerd op de gebiedszonering uit het Provinciaal Omgevingsplan en POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering, waarin het provinciale grondgebied is onderverdeeld in perspectiefgebieden. Met de POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering, wordt POL2006 partieel gewijzigd. De POL-aanvulling heeft de status van een structuurvisie (op grond van de Wro).


De perspectieven hebben zich, tezamen met specifiek aanwezige gebiedswaarden, zoals deze bijvoorbeeld blijken uit de kaarten Groene Waarden, Kristallen Waarden en Blauwe Waarden en uit het vigerend bestemmingsplan, vertaald in gebiedsbestemmingen, aanduidingen en dubbelbestemmingen. In de gemeente Vaals komen niet alle tien perspectieven voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied2013-VG01_0010.jpg"
De P1 (EHS) gebieden zijn al nader gedifferentieerd met de POL-aanvulling EHS. Deze gebieden zijn één op één doorvertaald naar het bestemmingsplan.


De precieze begrenzing op perceelsniveau voor de andere perspectiefgebieden heeft plaats gevonden op basis van het gemeentelijk beleid, de geconstateerde waarden, het huidige gebruik en recente ontwikkelingen. Redenen hiervoor zijn dat:

  • Binnen de perspectiefgebieden kunnen op kleine schaal functies (woonbebouwing, infrastructuur, bedrijven) voorkomen die niet volledig passen bij het beoogde perspectief.
  • De buitenste gebiedsgrenzen zijn eveneens meestal globaal.
  • De begrenzing van een perspectief loopt soms dwars door kadastrale percelen. Daar is er meestal voor gekozen het gehele perceel één bestemming te geven, waarbij het huidige gebruik en de geconstateerde waarde bepalend zijn geweest voor de gebiedsbestemming. Hierdoor heeft een perceel gelijke gebruiksmogelijkheden.


Binnen P1 en P2 zijn vooral de natuurwaarden zwaarwegende factoren bij het beoordelen van de mogelijkheden voor de bedrijfsvoering en eventuele uitbreidingen. Binnen P1, P2, P3 en P4 zijn, naast de natuurwaarden, met name waterconservering en -retentie, erosie en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden kaderstellend.


De doorvertaling van de provinciale zonering in gebiedsbestemmingen is in onderstaande tabel weergegeven. In de derde kolom zijn de nieuwe bestemmingen weergegeven, gerelateerd aan de gegevens in de eerste en tweede kolom.


In de eerste kolom is de gebiedszonering uit het Provinciaal Omgevingsplan (perspectief gebieden) weergegeven als vertrekpunt voor de gebiedsbestemmingen. In hoofdzaak volgen de gebiedsbestemmingen de perspectiefgebieden. Op perceelsniveau wordt een en ander gedifferentieerd als gevolg van de POL-aanvulling EHS (zie tweede kolom).

Perspectief POL
Ander (aanvullend) kader Bestemmingsplan
P1 Ecologische Hoofdstructuur POL-aanvulling EHS: bos- en natuurgebied Natuur
POL-aanvulling EHS: nieuwe natuurgebied, beheersgebied Agrarisch met waarden - Natuur en landschap + Waarde - Ecologische hoofdstructuur
P2 Provinciale Ontwikkelingszone Groen POL-aanvulling EHS: Agrarisch met waarden - Natuur en landschap.
POL-aanvulling EHS: ecologische verbindingszone Agrarisch met waarden - Natuur en landschap + Waarde - Ecologie
P3 Ruimte voor veerkrachtige watersystemen Agrarisch met waarden - Landschap
P4 Vitaal landelijk gebied Agrarisch met waarden - Landschap
P5a Ontwikkelingsruimte voor landbouw en toerisme Komt niet voor binnen het plangebied
P5b Dynamisch landbouwgebied Komt niet voor binnen het plangebied
P6 Plattelandskern Atlassen Contouren Zuid-Limburg Contouren liggen binnen de kernen.
P7 Corridor Komt niet voor binnen het plangebied
P8 Stedelijke ontwikkelingszone Komt niet voor binnen het plangebied
P9 Stedelijke bebouwing Komt niet voor binnen het plangebied
P10 Werklandschap Komt niet voor binnen het plangebied

4.4 Doelstellingen Per Gebiedsbestemming

Navolgend worden de afzonderlijke gebiedsbestemmingen, nader toegelicht: achtereenvolgens "Agrarisch met waarden - Landschap" (AW-L), "Agrarisch metwaarden - Natuur en landschap" (AW-NL) en "Natuur" (N). In paragraaf 4.6 komen de ontwikkelingsmogelijkheden voor de detailbestemmingen aan de orde. Deze zijn in veel gevallen gerelateerd aan de provinciale hoofdstructuur en dus aan de gebiedsbestemmingen, gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen.


Bepalingen die gelden voor gebiedsaanduidingen zijn in de planregels opgenomen in het artikel van de betreffende gebiedsbestemming (N, AW - L en AW - NL). Bepalingen die gelden voor de (de met meerdere bestemmingen overlappende) dubbelbestemmingen voor gebiedswaarden zijn in aparte artikelen vastgelegd. Een toelichting op alle gebiedswaarden (gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen) staat in paragraaf 4.5.

4.4.1 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

Gebieden, in agrarisch gebruik, met duidelijk aanwijsbare landschappelijke en/of natuurwaarden zijn bestemd als "Agrarisch met waarden - Natuur en landschap" (AW-NL). De bestemming is gericht op het behoud, en waar mogelijk de versterking, van de uiteenlopende aanwezige waarden en belangen (van natuur en landschap). Daarbij zijn de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en bodemkundige belangen richtinggevend voor de productie- en uitbreidingsmogelijkheden voor het (agrarisch) bedrijfsleven.


Behoud van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap is een belangrijk doel, en is opgenomen in de bestemmingsomschrijving.


De bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap is toegekend aan:

  1. 1. de Provinciale ontwikkelingszone groen (P2, kortweg POG).

De POG betreft zoekgebieden voor beheersgebieden en nieuwe natuur indien herbegrenzing van de EHS plaatsvindt. Groene prestaties dienen bij voorkeur in de POG terecht te komen. De POG is door de provincie aangewezen. Dat houdt overigens niet in dat deze gebieden in de toekomst daadwerkelijk natuur worden. Een groot deel zal in agrarisch gebruik blijven. De POG omvat (provinciebreed) vooral landbouwgebieden als buffer rond de EHS, maar ook delen van steile hellingen met veel natuur en landschapselementen, ecologische verbindingszones, de beken met een specifiek ecologische functie (voor zover geen onderdeel van de EHS), hamsterkernleefgebieden, waterwingebieden met een natuurlijk karakter vanwege de waterbescherming en gronden die een natuurkarakter krijgen zoals bepaalde lopende ontgrondingen.

Door inrichting en een omgevingsvergunning kunnen de binnen de bestemming AW - NL als POG aangewezen gronden dienen als buffer rond de EHS en als eventueel alternatief dienen bij herbegrenzing van de EHS.

De begrenzing van de POG is in het bestemmingsplan met de bestemming AW-NL vertaald naar perceelsniveau waarbij zoveel mogelijk logische grenzen zijn aangehouden.

  1. 2. de gebieden waar de beekdalen (perspectief P3) samenvallen met de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (P2).

De beekdalen betreffen lager gelegen gebieden (beekdalen, droogdalen, bron- en kwelgebieden en laagten) waar het neerslagoverschot en vaak ook het uittredende grondwater (bronnen) via beken wordt afgevoerd (Blauwe Waarden, kaart 2). Beekdalen hebben een belangrijke functie voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water en vormen derhalve de ruimte voor strategische waterberging.

Bovendien hebben beekdalen veelal tevens een belangrijke natuurfunctie, bijvoorbeeld als Natura2000-gebied of als ecologische verbindingszone, vormen ze het landschappelijk raamwerk en zijn ze cultuurhistorisch van belang als een bebouwingsarm, vaak nog kleinschalig gebied met een overwegend graslandkarakter.

In de beekdalen gelegen binnen perspectieven 2 (POG) en 3 (Ruimte voor veerkrachtige watersystemen) geldt een ontwikkelingsgerichte beschermingsstrategie: behoud en ontwikkeling van de ambities ten aanzien van het vasthouden en bergen van water en het ecologisch functioneren zijn richtinggevend voor ontwikkelingen.

  1. 3. (nu nog of mogelijk blijvend) agrarische gronden binnen de EHS.

Binnen de EHS als geheel zijn dit de natuurontwikkelingsgebieden: gebieden met goede mogelijkheden voor het ontwikkelen van natuurwaarden van nationale betekenis. Binnen de perspectievenstructuur van de provincie Limburg vormen deze natuurontwikkelingsgebieden samen met de EHS-kerngebieden het perspectief P1. Door inrichting en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kunnen de als EHS-natuurontwikkelingsgebieden aangewezen gronden op termijn mogelijk ontwikkeld worden tot natuur. Uitgangspunt is vrijwillige verwerving of in voorkomende gevallen omzetting in het gewenste natuurdoeltype door een andere eigenaar. Op basis van de beschikbare subsidieregelingen vanuit het Rijk kunnen in aansluiting op het Stimuleringsplan de mogelijkheden voor particulier en agrarisch natuurbeheer worden bekeken.

Voor deze gebieden is het mogelijk om, op het moment dat het gebied als natuurgebied geldt, bijvoorbeeld doordat de gronden volledig in eigendom zijn gekomen van natuurbeherende instanties, de agrarische bestemming te wijzigen naar de bestemming "Natuur". Hiertoe is een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen.

4.4.2 Agrarisch met waarden - Landschap

De bestemming "Agrarisch met waarden - Landschap" is van toepassing op de gronden in het POL aangeduid als P4 (Vitaal landelijk gebied). Omdat op perceelsniveau een vertaalslag heeft plaatsgevonden, komt het ook voor dat P2 en P3 gebieden hierbinnen vallen.


Met respect voor de aanwezige landschappelijke kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van de gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarbij zijn de landschappelijke, bodemkundige belangen richtinggevend voor de productie- en uitbreidingsmogelijkheden voor het (agrarisch) bedrijfsleven. Behoud van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap is een belangrijk doel, en is opgenomen in de bestemmingsomschrijving.


De bestaande landbouwbedrijvigheid kan zich hier verder ontwikkelen conform de voorwaarden die volgen uit het Limburgs Kwaliteitsmenu.

4.4.3 Natuur

Behoud, herstel en ontwikkeling van droge en natte natuurgebieden en wateren met natuurwaarden zijn specifiek bestemd (Natuur). In de meeste gevallen gaat het om gronden die in eigendom zijn van natuurbeschermingsorganisaties. Ook kan het gaan om gebieden die vanwege de verweving van enerzijds landbouw en anderzijds natuur en landschap belangrijke (potentiële) natuurwaarden hebben. De bestemming Natuur is toegekend aan de EHS-kerngebieden, uitgezonderd de agrarische gronden binnen de EHS. De EHS kerngebieden vallen binnen de bestemming Natuur omdat de kerngebieden bestaande, en dus niet te ontwikkelen natuur betreft en bovendien geen landbouwgronden zijn.

De begrenzing van de EHS is één op één overgenomen omdat deze hard is.


Een groot deel van het grondgebied van de gemeente Vaals is een Habitatrichtlijngebied (Natura 2000). Ten gevolge van de aanwijzing van het habitatrichtlijngebied dient, met name in het zuiden van het plangebied, bij ruimtelijke ingrepen nadrukkelijk aandacht besteed te worden aan het aspect flora en fauna.


Natura2000 gebied is voorzien van een aparte dubbelbestemming. Ter plaatse is een bestemming natuur van toepassing. In de planregels is opgenomen dat uitbreiding van agrarische bedrijven, slechts mogelijk is wanneer dit niet leidt tot 'significante effecten' op deze en verder gelegen Natura 2000-gebieden.

4.5 Doelstellingen Per Gebiedswaarde

Binnen de verschillende gebiedsbestemmingen komen waarden voor die niet noodzakelijkerwijs via de gebiedsbestemming worden beschermd. Aangezien het beleid gericht is op behoud en ontwikkeling van deze specifieke waarden, zijn regels nodig om dit beleid te realiseren. Een voor de realisering van het ruimtelijk beleid belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" is het aanlegvergunningstelsel (omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden). Waar het gaat om de bescherming van de aanwezige waarden betekent dit dat een omgevingsvergunning gevraagd wordt voor bepaalde werkzaamheden in bepaalde gebieden (gekoppeld aan dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen).

Het doel van dit stelsel is het voorkomen dat bepaalde specifieke waarden binnen gebieden als gevolg van bepaalde werken of werkzaamheden op onevenredige wijze worden geschaad. Dit speelt met name in die gebieden waar sprake is van verweving van functies, zoals in 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' en 'Agrarisch met waarden - Landschap'.


Het uitvoeren van bepaalde werken of werkzaamheden is verboden zonder een aanlegvergunning, welke wordt afgegeven door het college van Burgemeester en Wethouders nadat een afweging heeft plaatsgevonden m.b.t. de specifieke waarden.

Bouwregels voorkomen daarnaast voor deze (landschaps)elementen dat deze (onevenredig) kunnen worden aangetast.


Het is niet de bedoeling om in het systeem van de omgevingsverguning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden regels op te nemen waar andere wet- en regelgeving als Flora- en faunawet, Keur, Boswet en Kapvergunning al in voorziet. In de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn regels nodig waarvoor een integrale ruimtelijke afweging noodzakelijk is.

4.5.1 Cultuurhistorie en archeologie

De archeologische gebieden en terreinen. Op 13 december 2010 heeft de gemeenteraad van Vaals de inventarisatie en verwachtings- en beleidsadvieskaart vastgesteld. Daarmee is tevens vastgesteld dat de kaarten en het rapport met de daarin opgenomen beleidsadviezen gebruikt worden, en geïmpleteerd in de te actualiseren en te digitaliseren bestemmingsplannen binnen de gemeente.

Door middel van onderstaande tabel is aangegeven welke 'ondergrenzen' (plangebied en bodemingreep) gelden (beiden dienen aan de orde te zijn) en op welke wijze de verschillende waarden (verwachtingen) zijn doorvertaald in de dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2013". Het betreft de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' t/m 'Waarde - Archeologie 7'.

Waarde - Archeologie Verwachting/waarde Plangebied groter dan (vrijstellingsgrens) Bodemingreep dieper dan
Waarde -Archeologie 1 beschermde archeologische monumenten - -
Waarde -Archeologie 2 gebieden van zeer hoge waarde en terreinen met hoge waarde, historische dorpskernen 100 m² 0,5 m (binnen de bebouwde kom) of 0,3 m (buiten de bebouwde kom)
Waarde -Archeologie 3 overige AMK-terreinen 250 m² 0,5 m (binnen de bebouwde kom) of 0,3 m (buiten de bebouwde kom)
Waarde -Archeologie 4 zones met een hoge archeologische verwachting 500 m²/1.000 m² 0,5 m (binnen de bebouwde kom) of 0,3 m (buiten de bebouwde kom)
Waarde -Archeologie 5 zones met een middelhoge archeologische verwachting 1.000 m²/2.500 m² 0,5 m (binnen de bebouwde kom) of 0,4 m (buiten de bebouwde kom)
Waarde -Archeologie 6 zones met lage archeologische verwachtingen maar met een kans op een bijzondere dataset 1.000 m²/2.500 m² 0,5 m (binnen de bebouwde kom) of 0,4 m (buiten de bebouwde kom)
Waarde -Archeologie 7 zones met lage archeologische verwachtingen 25.000 m² 0,5 m (binnen de bebouwde kom) of 0,4 m (buiten de bebouwde kom)

Ook zijn de cultuurhistorische waarden beschermd. Alle panden of bouwwerken die een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen zijn specifiek op kaart bestemd als "Waarde - Cultuurhistorie". De cultuurhistorische waarden zijn geïnventariseerd op basis van de Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart. Deze waardenkaart heeft een informatieve en signaleringsfunctie en toont de informatie die momenteel voorhanden is over de Limburgse cultuurhistorie. Aan de hand van de Monumenten Inventarisatie Project (MIP), dat deel uitmaakt van de Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart, zijn de panden bestemd met de dubbelbestemming “Waarde - Cultuurhistorie”. De panden met deze dubbelbestemming betreffen rijksmonumenten of beeldbepalende (karakteristieke) panden. De monumenten worden beschermd door de monumentenwet, maar zijn desondanks opgenomen in het bestemmingsplan. Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bebouwing in de omgeving van deze panden, om te voorkomen dat er indirect aantasting van de waarde plaatsvindt.

Voor wat betreft de beeldbepalende panden dient te worden opgemerkt dat beeldbepalend per definitie niet een aanduiding is voor de esthetische kwaliteit van een gebouw of object, maar ook voor de beleving van een gebouw dat opvalt in zijn omgeving of nadrukkelijk het beeld van de omgeving bepaalt bijvoorbeeld vanwege zijn stedenbouwkundige waarde. De status van deze beeldbepalende / karakteristieke panden is en wordt beoordeeld op de volgende waarden:

  • architectonische waarde;
  • stedenbouwkundige waarde;
  • architectuurhistorische waarde;
  • cultuurhistorische waarde en
  • zeldzaamheidswaarde.

Een uitwerking van deze selectiecriteria is opgenomen als bijlage 5.


Graften en holle wegen zijn opgenomen als "Waarde - Kwetsbaar reliëf". Bron hiervoor vormt de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.


In het plangebied ligt een viertal beschermde dorpsgezichten, namelijk Oud-Lemiers, Mamelis, Oud-Raren en Camerig-Cottessen. De beschermde dorpsgezichten zijn op basis van de monumentenwet aangewezen. Dit is gedaan om de cultuurhistorische waarden van de betrokken kernen te behouden. De bescherming heeft vooral betrekking op de situering van de bebouwing en op de historische structuren van wegen en waterlopen met de hierbij behorende begroeiing zoals bomen, heggen en hagen. Om het karakteristieke beeld van de gebieden te behouden, is het van groot belang dat zorgvuldig wordt omgegaan met de inpassing van nieuwe elementen, zoals bebouwing, verharding etc.

Aanvullend op de planregels van de onderliggende bestemmingen, wordt door middel van een dubbelbestemming "Waarde - Beschermd dorpsgezicht" de bescherming van het karakteristieke bebouwingspatroon is samenhang met de omgeving beoogd. Daarnaast dient naar de onderlinge samenhang en de landschappelijke waarden van de omgeving te worden gekeken.


Daarbij zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  1. 1. De bestaande beeldbepalende panden zullen zoveel mogelijk in hun bestaande verschijningsvorm gehandhaafd dienen te blijven. Bij eventuele verbouw van de panden zal de materiaalkeuze en de architectuur aangepast dienen te worden aan de bestaande cultuurhistorisch waardevolle kenmerken;
  2. 2. Gestreefd wordt naar het zo veel mogelijk verwijderen van storende bebouwing (met name bijgebouwen zoals schuren);
  3. 3. Nieuw, qua functie en verschijningsvorm niet in het totaalbeeld passende bebouwing, zal zoveel mogelijk geweerd worden;
  4. 4. De bestaande open ruimten tussen de gebouwen zullen zoveel mogelijk gehandhaafd blijven;
  5. 5. De landschappelijke kwaliteiten van de omgeving van de bebouwing zal zoveel mogelijk behouden en waar mogelijk hersteld worden.

4.5.2 Natuur en landschap

Op grond van project Herinrichting Mergelland-Oost zijn bestaande en nieuwe groene landschapselementen, anders dan holle wegen en graften, (zoals kleine bosschages, wegbeplanting, bomenrijen etc) aangeduid voorliggend bestemmingsplan, en wel als 'specifieke vorm van natuur - waardevol landschapselement'.

Nieuwe bossen zijn voorzien van een bestemming Natuur.

4.5.3 Bodem en water

Erosiestroken, zoals bekend bij het waterschap, zijn voorzien van een dubbelbestemming "Waarde - Erosieremmend element". Dit betreft specifieke maatregelen om erosie te voorkomen. De Erosie Verordening Zuid-Limburg is een op zichzelf staand (en werkend) instrument en bepaalt in hoofdzaak welke gewassen mogen worden geteeld (afhankelijk van het hellingspercentage), en heeft derhalve geen rechtstreekse doorwerking in voorliggend bestemmingsplan.

4.6 Ontwikkelingsmogelijkheden Voor Detailbestemmingen

4.6.1 Landbouw

De agrarische sector is de belangrijkste economische sector in het buitengebied van Vaals. De sector is voortdurend aan verandering onderhevig. Vanuit het kaderstellende beleid van andere overheden geldt een scala aan sturende maatregelen. Het betreft zowel beperkende als stimulerende maatregelen. Wat bouwmogelijkheden betreft gelden de provinciale beleidsuitgangspunten, zoals die volgden uit BOM+ (tegenwoordig vervat in het Limburgs Kwaliteitsmenu en door vertaald in het Gemeentelijke Kwaliteitsmenu in paragraaf 3.2.4.4). In navolgende paragrafen worden de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven beschreven.


Om in te kunnen spelen op de beleidslijnen en dynamiek van de sector wordt normaliter onderscheid gemaakt in de volgende sectoren binnen de land- en tuinbouw:

  • intensieve veehouderijbedrijven;
  • grondgebonden agrarische bedrijven;
  • paardenhouderijen
  • niet-grondgebonden agrarische bedrijven (anders dan intensieve veehouderijen), zoals glastuinbouwbedrijven.


In het buitengebied van Vaals komen alleen met name grondgebonden veehouderijen voor, en een aantal intensieve veehouderijen en (productiegerichte) paardenhouderijen. Gebruiksgerichte paardenhouderijen (zoals een manege) vallen onder de bestemming Recreatie.


Bouwbloktoekenning

Bij een bestemmingsplanactualisatie is de gemeente verplicht het feitelijke gebruik opnemen. Dit is de gemeente ook verplicht conform provinciaal en rijksbeleid. Zo is dit onder andere opgenomen in de Handreiking Ruimtelijke Ordening van de provincie Limburg. Daarin staat dat gestreefd moet worden naar een zo compact mogelijke kavel op basis van een afweging van agrarische belangen en andere belangen en waarden. Die afweging wordt mede gemaakt op de POL-aanvulling EHS, POL-aanvulling Nationaal Landschap en de POL-uitwerking BOM+. In het kader van BOM+ is ook benoemd dat onbenutte ruimte uit het verleden komt te vervallen. Dit betekent dat bij de herziening alleen uit kan worden gegaan van het huidige gebruik en niet van eventuele toekomstplannen.

In een groot aantal gevallen zal de bouwkavel derhalve, als gevolg van het bouwblok op maat principe, kleiner zijn dan de vigerende bouwkavel.


Bouwbloktoekenning is gebeurd op basis van:

  • huidige situatie,
  • milieuvergunning,
  • concrete plannen (dus aanvragen milieuvergunning, meldingen en aanvragen omgevingsvergunning voor het realiseren van een bouwwerk);
  • verleende (bouw)vergunningen en vrijstellingen;
  • bij het bepalen welke agrarische bedrijven in aanmerking komen voor een agrarische bedrijfsbestemming is allereerst nagegaan of locaties die in het vigerende bestemmingsplan een agrarische bedrijfsbestemming hebben, opnieuw in aanmerking komen voor een agrarische bedrijfsbestemming. Om in aanmerking te komen voor een agrarische bedrijfsbestemming moet er sprake zijn van agrarische bedrijfsactiviteiten. Dat wil zeggen dat er sprake is van agrarische (primaire plantaardige en/of dierlijke) productie. Bovendien moet deze activiteit bedrijfsmatig worden uitgeoefend, dat wil zeggen gericht op de vorming van inkomen.

De agrariers in het buitengebied zijn aangeschreven met een enquête. Dit is tweemaal gebeurd. Eenmaal in 2009 bij de voorbereiding van het bestemmingsplan buitengebied en eenmaal ter actualisatie van deze enquête in 2011.

Indien uit deze enquête is gebleken dat de agrariër een rendabel bedrijf met toekomstpersepectief heeft, is de huidige bouwkavel, uit het bestemmingsplan buitengebied uit 1998, overgenomen.

Die bedrijven die geen concrete wensen hebben, zijn voorzien van een op maat toegesneden kavel (BOM+). Een en ander dus in overeenstemming met het provinciaal beleid.

Nieuwe ontwikkelingen worden met het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" toegestaan, mits deze ontwikkelingen gepaard gaan met een tegenprestatie die gericht is op een verbetering van de gebiedskwaliteit.

Voor het oprichten van nieuwe bebouwing en verharding binnen de vigerende agrarische bouwkavel gelden de volgende verplichtingen:

  • Inpassing van de nieuwe bebouwing en verharding;
  • Voorzieningen ter voorkoming van problematiek hemelwater als gevolg van nieuwe bebouwing/ verharding.

De reeds in het bestemmingsplan opgenomen (nieuwe) bedrijfsontwikkelingen zijn beoordeeld op basis van het provinciale beleid BOM+. Hiertoe is advies ingewonnen bij de provinciale BOM+ Adviescommissie. Bij een positief advies van deze commissie is de tegenprestatie/ kwaliteitsverbetering vervolgens opgenomen in de privaatrechtelijke overeenkomst, die is gesloten tussen de gemeente en de agrariër.


Bedrijfswoningen

Vanwege de moderne agrarische bedrijfsvoering en de daarbij ten dienste staande technieken is de noodzaak van een tweede bedrijfswoning niet meer aantoonbaar. Ook een eerste bedrijfswoning kan vanuit de volwaardigheid van het agrarische bedrijf een discussiepunt vormen.

De gemeente sluit zich aan bij het provinciaal beleid. Dat betekent dat bij een volwaardig agrarisch bedrijf één bedrijfswoning aanwezig mag zijn. Een 2e bedrijfswoning wordt niet mogelijk gemaakt.


Maximaal één bedrijfswoning is toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders is aangeduid op de verbeelding. De inhoud bedraagt maximaal 750 m3.

Vervangende nieuwbouw (met uitzondering van een calamiteit) mag alleen indien voldaan wordt aan de wettelijke eisen (zoals geluidwetgeving).


Nieuwvestiging en uitbreiding

Er wordt geen nieuwvestiging (met nieuw bouwblok) van agrarische bedrijven beoogd. De gevolgen voor de vestiging van nieuwe agrarische bedrijven kunnen, gezien vanuit de aantasting van gebiedskwaliteiten, hoog zijn. Daarom wordt voor ieder verzoek om nieuwvestiging maatwerk geleverd. Indien aanvaardbaar zal een eigen planologische procedure opgestart worden.

Ten behoeve van uitbreiding van agrarische bedrijven is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

(Nieuw)vestiging niet-grondgebonden bedrijven

Er is geen landbouwontwikkelingsgebied waar een intensieve veehouderij gevestigd zou kunnen worden.


Onder overige niet-grondgebonden bedrijven vallen glastuinbouwbedrijven en intensieve kwekerijen (zoals een viskwekerij). Om verrommeling in het buitengebied door glas te voorkomen zijn er in de provincie Limburg concentratiegebieden voor glas aangewezen. In de gemeente Vaals is geen concentratiegebied glastuinbouw aan de orde.


(Nieuw)vestiging van niet-grondgebonden bedrijven (intensieve veehouderijen en andere niet grondgebonden bedrijven) is in het bestemmingsplan dan ook uitgesloten.


(Nieuw)vestiging grondgebonden bedrijven

Grondgebonden bedrijven zijn belangrijke dragers in het buitengebied. Nieuwvestiging leidt echter tot extra verstening in het buitengebied en wordt niet toegelaten met het bestemmingsplan.

Uitsluitend ter plaatse van een bestaand niet-agrarisch bedrijf zijn mogelijkheden voor het wijzigen van de bestemming ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden bedrijf.

Deze ontwikkeling wordt direct (d.w.z. zonder nadere afweging) toegestaan.


(Nieuw)vestiging paardenhouderijen en maneges

Als voorwaarden aan de paardenhouderijen en maneges worden gesteld:

  1. 1. Het bestemmingsplan biedt geen rechtstreekse mogelijkheden voor de vestiging van volwaardige paardenhouderijen of maneges (exclusief hobbymatige paardenhouderijen). Na het doorlopen van een wijzigingeprocedure zijn er mogelijkheden dat er onder voorwaarden meegewerkt kan worden aan een wijzging naar een productiegerichte paardenhouderij.
  2. 2. Nieuwe ontwikkelingen voor volwaardige gebruiksgerichte paardenhouderijen kunnen alleen worden toegestaan middels een buitenplanse procedure. Hier spelen immers zwaarwegende aspecten als ruimtelijke impact (door grote rijhallen, buitenbakken, longeerbakken), een verkeersaantrekkende werking en een breed scala aan ondersteunende voorzieningen die ondernemers erbij willen (vakantie-appartementen, beperkte horeca etc.) Voor bestaande agrarische bedrijven kunnen middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijkheden worden geboden voor een functiewijziging naar een bestemming dagrecreatieve voorzieningen (ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderij of manege).Er wordt dan een aanduiding 'paardenhouderij' op de verbeelding opgenomen. Op basis van de in het bestemmingsplan opgenomen doorvertaling van het Limburgs Kwaliteitsmenu wordt de landschappelijke inpassing gewaarborgd.
  3. 3. Paardenboxen (gebruiksgericht dus) als neventak zijn alleen toegestaan bij een bestaand, volwaardig agrarisch bedrijf. Dit om te voorkomen dat agrarische bedrijven en hobbyboeren zich overal ontwikkelen tot volledige paardenhouderijen, aangezien dit vanuit commercieel oogpunt erg interessant is.
  4. 4. Een pensionstalling van maximaal 10 paardenboxen is als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf rechtstreeks toegestaan. Met dit aantal kan de ondergeschiktheid worden gewaarborgd. Wil een agrariër meer paardenboxen dan zal hij een aanvraag moeten indienen voor een functiewijziging naar paardenhouderij.
  5. 5. Bij een ondergeschikte paardenhouderij is één paardenbak toegestaan, die dient te zijn gelegen op de agrarische bouwkavel. Een overdekte rijhal is gezien de ruimtelijke impact niet toegestaan bij een ondergeschikte paardenhouderijtak (tenzij het bijvoorbeeld gaat om omvorming van een oude stal.
  6. 6. De paardenboxen en de eventuele paardenbak en ondergeschikte voorzieningen dienen landschappelijk te worden ingepast.


Uitbreiding agrarische bedrijven

Voor uitbreidingsmogelijkheden in de toekomst gelden de volgende uitgangspunten:

  1. 1. Alleen directe bouwmogelijkheden binnen het bouwvlak. Logisch begrensde bouwvlakken zijn toegekend met slechts zeer beperkte ruimte voor nieuwbouw. In veel gevallen zijn bouwblokken verkleind ten opzichte van vigerend. Doordat tijdens de planvorming bouwblokvoorstellen zijn verstuurd en gecommuniceerd, zijn de veranderingen voor de agrariërs voorzien. Zie eerder in deze paragraaf voor de wijze waarop bouwblokken zijn toegekend.
  2. 2. Uitbreiding buiten het bouwvlak is alleen mogelijk door middel van een wijzigingsbevoegdheid onder voorwaarden van het Limburgs Kwaliteitsmenu en aantonen van bedrijfseconomische noodzaak. Dit betekent dat uitbreiding mogelijk is wanneer naast een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing ook een kwaliteitsbijdrage geleverd wordt zodat de gebiedskwaliteit als geheel erop vooruit gaat. Alleen volwaardige bedrijven wordt ontwikkelingsruimte geboden, indien is aangetoond dat er geen andere mogelijkheden aanwezig zijn dan uitbreiding ter plekke. Uitbreiding buiten het bouwvlak is eveneens mogelijk ten behoeve van vormverandering of functiewijziging (anders dan de wijziging in een intensievere vorm van agrarische bedrijvigheid).


Teeltondersteunende voorzieningen

De tuinbouwsector maakt in toenemende mate gebruik van teeltondersteunende voorzieningen. Teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden. Voorbeelden zijn: hagelnetten, aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, boogkassen, ondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.


Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het realiseren van teeltondersteunende voorzieningen. Deze mogelijkheden zijn afgestemd op de 'beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen'. Dit impliceert dat op basis van de planregels binnen het gehele agrarisch gebied het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan na afwijken. Het oprichten van permanente voorzieningen is alleen op het bouwblok rechtstreeks mogelijk.

De oprichting van overige tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen kan, na een afweging, mogelijk gemaakt worden door het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan, of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

Om erop toe te zien dat de tijdelijke voorzieningen na beeindiging van de teelt netjes worden opgeruimd maakt een 'verwijderingsprotocol' onderdeel uit van de beleidsregel. Uitgesloten is plaatsing van teeltondersteunende voorzieningen in de beekdalen van Limburg alsook op hellingen van meer dan 4% in Zuid-Limburg.


Ook hagelnetten worden (op de plateaus) toegestaan na positief doorlopen van een afwijkingsprocedure. Het oprichten van hagelnetten buiten de agrarische bouwkavel is uitgesloten voor percelen die gelegen zijn op steile hellingen (overwegend >8%) en de beekdalen. Beekdalen en plateaus zijn overeenkomstig de kaart Blauwe Waarden (POL) en de bij de beleidsregel TOV behorende kaart 'hellingsklassen teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen in voorliggend bestemmingsplan .

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied2013-VG01_0011.jpg"


In verband met het reliëf in Zuid-Limburg dient er bij de plaatsing van hagelnetten in laagten en droogdalen binnen de POL perspectieven 2 (ontwikkelingsgebieden ecosystemen) en 3 "veerkrachtige watersystemen" alsook binnen hellingen tussen de 4-8% vooraf advies te worden gevraagd bij de betrokken dienst van de provincie. Perspectieven 2 en 3 zijn bestemd als Agrarisch met waarden - Natuur en landschap.


Nevenactiviteiten

Bedrijven die een nevenactiviteit hebben ontplooid en hiervoor vrijstelling hebben gekregen, zijn positief bestemd in voorliggend bestemmingsplan.

Een aantal bedrijven zal er in de toekomst toe over willen gaan de agrarische activiteiten met niet-agrarische activiteiten uit te breiden om extra inkomen te genereren. Vaak wordt er met de hoofdactiviteit (agrarisch bedrijf) gestopt als de nevenactiviteit succesvol is, waarna een ondernemer een functieverandering (bestemmingswijziging) wenst. Het toestaan daarvan kan bijdragen aan de leefbaarheid van het platteland. Tevens geeft het de voormalige agrariërs mogelijkheden om in hun levensonderhoud te voorzien.

Als agrariërs een nevenactiviteit willen opstarten wordt getoetst of deze wel toelaatbaar is op de betreffende locatie in het buitengebied. Alleen als de nevenactiviteit op de betreffende locatie als hoofdactiviteit mag/kan plaatsvinden is deze toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat belemmerende of hinderlijke functies in het buitengebied (kunnen gaan) plaatsvinden.

Voorwaarden voor het al dan niet toelaten van een nevenactiviteit bij een agrarische bedrijf zijn:

  1. 1. Niet-agrarische neventakken bij agrarische bedrijven moeten (ongeacht de milieucategorie) qua omvang, arbeid en inkomen ondergeschikt zijn aan het agrarische bedrijf.

Activiteiten die mogelijkerwijs belemmeringen met zich meebrengen zijn gekoppeld aan een binnenplanse omgevingsvergunning. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de activiteit aantoonbaar ondergeschikt is en geen beperkingen voor de omgeving met zich meebrengt:

  • In het bestemmingsplan is geen mogelijkheid opgenomen voor het oprichten van nieuwe kampeerterreinen (anders dan kleinschalig kamperen). Bij agrarische bedrijven is kleinschalig kamperen ("kamperen bij de boer") toegestaan tot maximaal 20 kampeermiddelen. Voor kamperen bij de boer geldt net als voor recreatiewoningen bij het agrarisch bedrijf dat dit gezien kan worden als een aanvullend concept op de verblijfsrecreatieve markt. Echter, kampeerterreinen zijn, zeker gezien het karakteristieke heuvellandschap in de gemeente Vaals, moeilijk op een goede manier in te passen. De gemeente Vaals staat derhalve geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen op dit gebied toe behalve kamperen bij de boer. Er dient 50 meter afstand gehouden te worden tussen het terrein en (nieuwe) woningen.
  • Recreatiewoningen op het agrarisch bedrijf kunnen in belangrijke mate bijdragen aan een rendabele economische bedrijfsvoering en vormen tevens een duidelijke aanvulling op het verblijfsrecreatieve aanbod. In het nieuwe bestemmingsplan "Buitengebied 2013" mogen deze onder de volgende voorwaarden worden gerealiseerd:
    1. 1. alleen inpandig in een bestaand gebouw;
    2. 2. met een maximum van 5 recreatiewoningen per bedrijf en een maximum vloeroppervlak van 100 m2 per vakantiewoning.
    3. 3. er dient op het eigen terrein te worden voorzien in de parkeergelegenheid.
  • Kleinschalige verkoop van boerderijproducten. Vanuit de agrarische sector bestaat er vraag naar een verbreding van deze verkoopmogelijkheden. Gezien het productaanbod en het prijsniveau, kan dit nauwelijks gezien worden als concurrentie met de reguliere detailhandel. Dit kan meer gezien worden als een extra voorziening voor met name de toerist en mensen met een voorkeur voor verse boerderijproducten. Deze ontwikkeling is mogelijk onder de voorwaarden dat:
    1. 1. er sprake is van een ondergeschikte nevenactiviteit;
    2. 2. de verkoop beperkt blijft tot streekproducten (conform het Landwinkel-concept);
    3. 3. er op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien
    4. 4. en het verkoopvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 100 m².

Verder zijn verblijfsrecreatie (bed & breakfast en vakantieappartementen) mogelijk (zie ook 4.6.2).


Hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijven

Het platteland verandert. Het aantal landbouwbedrijven neemt af en tegelijk komen er nieuwe functies bij, zoals wonen, recreatie en allerlei niet agrarische bedrijven.

Deze tendens doet zich al decennia lang voor en zal zich in de toekomst voortzetten. Veel oorspronkelijke agrarische bebouwing heeft zijn agrarische functie verloren of zal deze in de toekomst verliezen.

Algemeen wordt erkend nieuwe functies een structurele bijdrage kunnen leveren aan de economische vitaliteit van het landelijke gebied. Nieuwe economische activiteiten zijn goed voor de leefbaarheid van een gebied. Te beperkte mogelijkheden voor hergebruik van VAB leiden in de praktijk bovendien tot vervallen stallen en illegaal gebruik.

Anderzijds kan verrommeling optreden door niet passende (en vaak doorgroeiende) bedrijven. Er bestaat een grote variatie aan economische functies in het buitengebied met elk een eigen invloed op de functies en waarden in de omgeving.


Hier dient de overheid zodanig te sturen, dat een reëel economisch perspectief wordt geboden voor de vitaliteit van een gebied maar met behoud van de aanwezige kwaliteiten.

De gemeente kan hierbij sturen op:

  • de locatie waar activiteiten kunnen worden toegestaan,
  • het soort activiteiten, dat wordt toegestaan,
  • de maximale oppervlakte bedrijfsmatige ruimte, en
  • extra randvoorwaarden, die gelden voor hergebruik.


Het POL ziet het landelijke gebied primair als agrarisch gebied. Indien bij een vrijkomend agrarisch bedrijf agrarische hervestiging niet mogelijk is, kan hergebruik voor een andere functie plaatsvinden.

Hierbij wordt gedacht aan kleinschalige zakelijke dienstverlening, zorgvoorzieningen, toerisme of trainings- en opleidingsactiviteiten. Criteria zijn, dat de functie geen waarden aantast, geen belemmeringen oplevert voor nabijgelegen agrarische bedrijven en de bouwmassa niet toeneemt.


Het bestemmingsplan buitengebied uit 1998 biedt de mogelijkheid tot hervestiging van niet agrarische bedrijven (met een limitatieve lijst, die als bijlage in het bestemmingsplan is opgenomen), en uitsluitend als het een bedrijf betreft, dat een functionele binding heeft met het landelijke gebied . Als randvoorwaarden zijn gesteld, dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en of architectonische waarden van de plek en de omgeving. De bouwmassa mag niet worden vergroot.


In de praktijk is gebleken dat een limitatieve lijst van activiteiten fnuikend kan zijn voor de creativiteit en innovatiekracht van initiatiefnemers en kan leiden tot veel onbegrip. Aan de andere kant mag de bescherming van de waarden van o.a. de natuur-, landschap en cultuurhistorie niet worden belemmerd.


In voorliggend bestemmingsplan is een verruimd beleid voor de hergebruiksmogelijkheden in vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing toegepast met een algemene regeling voor het soort bedrijven dat wordt toegestaan, gekoppeld aan een set heldere voorwaarden, die de bescherming van waarden in de omgeving en de beeldkwaliteit garanderen. Hierbij gelden de volgende aandachtspunten, die vertaald zijn bij wijzigingsbevoegdheden:

  1. 1. Toegestaan worden kleinschalige (niet milieuhinderlijke) bedrijvigheid uit de milieucategorieën 1 en 2 van de VNG lijst bedrijven en milieuzonering. Ook specifiek aan het buitengebied gebonden bedrijven behoren tot de mogelijkheden, zoals kleinschalige vormen van recreatie (zie paragraaf 4.6.2) of een manege. Dagrecreatieve voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in P4 en P5, en in P3 (buiten de POG). Er is dan ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in Agrarisch met waarden - Landschap, en niet in Agrarisch met waarden - Natuur en landschap.
  2. 2. De bedrijfsactiviteiten moeten voldoen aan de milieuwetgeving en mogen niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen bedrijven of functies;
  3. 3. Aan alle activiteiten wordt de eis gesteld dat geen onevenredige verkeersaantrekkende werking mag optreden. Uit de afweging zal blijken dat dergelijke functies in het open buitengebied niet altijd mogelijk zijn. Detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit. De verkeersaantrekkende werking geeft dus een belangrijke sturing aan de locatie van functies.
  4. 4. Er worden heldere randvoorwaarden opgesteld, die ervoor zorgen dat de kwaliteit van het buitengebied in stand blijft. Het aanzien van de locaties mag niet worden aangetast. Zo gelden er regels ten aanzien van bebouwing, afgestemde parkeermogelijkheden, de sloop van overtollige gebouwen, de beeldkwaliteit en de visuele uitstraling. Bovendien wordt bij initiatieven een landschappelijke inpassing gevraagd. De gemeente kan afhankelijk van de grootte en de impact van de functie een bedrijf vragen te investeren in de kwaliteiten van de omgeving. In het bestemmingsplan worden de kwaliteiten van het buitengebied benoemd en vastgelegd.
  5. 5. De activiteit dient te passen in de bestaande bedrijfsbebouwing. Herbouw van bedrijfsgebouwen is mogelijk tot de maximaal toegestane bedrijfsoppervlakte, indien de overige bijgebouwen worden gesloopt. Alleen cultuurhistorische bedrijfsbebouwing wordt niet gesloopt.
  6. 6. Het is van belang dat het welstandsbeleid betrokken wordt bij initiatieven. De welstandsnota biedt de mogelijkheid om sturing te geven aan de kwaliteit van eventueel te herbouwen bijgebouwen. Hierin zijn criteria vastgelegd ten aanzien van positionering, vormgeving en materiaalgebruik van bebouwing. Door een betere afstemming tussen het bestemmingsplan en de welstandsnota kan een betere kwaliteit worden behaald.
  7. 7. De activiteiten moeten passen of iets toevoegen aan het kwaliteitsprofiel van de gemeente. In het bestemmingsplan worden de kwaliteiten van het buitengebied benoemd en vastgelegd.

Het bestemmingsplan biedt daarnaast de mogelijkheid de agrarische bedrijfswoning te wijzigen in een bestemming ten behoeve het gebruik als burgerwoning. Het bestemmingsplan voorziet in deze mogelijkheid door middel van een wijzigingsregel.

Bij toepassing van de wijzigingsregel dient een aanmerkelijke reductie van de oppervlakte van de (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen plaats te vinden. Bovendien dient het agrarisch bedrijf aantoonbaar te zijn beëindigd.

Op grond van voorliggend bestemmingsplan is woningsplitsing normaliter niet toegestaan. Indien sprake is van bedrijfsbeëindiging, kan, gelijk aan de regeling in het vigerend plan, woningsplitsing tot maximaal 2 woningen worden toegestaan. Voorwaarde is dat behoud van de cultuurhistorische waarde van het pand de primaire doelstelling is.

4.6.2 Recreatie

Bestaande en nieuwe recreatiebedrijven / -functies

Het huidige recreatieve aanbod in Vaals bestaat voor wat betreft het buitengebied vooral uit enkele grote dagrecreatieve trekkers, enkele grote verblijfsrecreatieve voorzieningen (bungalowparken en campings) en enkele kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen. Daarnaast komen Bed and Breakfastvoorzieningen (B&B) en pensions voor. Een groot deel van het toerisme komt qua tijd - ruimte verhouding in pieken voor.

In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg is de gemeente Vaals aangeduid als toeristische speerpuntgemeente. Dit biedt in principe mogelijkheden voor nieuwe grootschaligere ontwikkelingen, voorzover deze zijn gelegen binnen P4-perspectief. Er is in de gemeente Vaals een klein aantal van deze gebieden gelegen, zoals te zien is op de afbeelding in 3.2.3.1. Dergelijke ontwikkelingen vormen echter een potentiële bedreiging van de aanwezige kwaliteiten in de gemeente Vaals. Het gemeentebestuur heeft derhalve aangegeven vooral in te willen zetten op de versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de gemeente Vaals. Zij zien met name mogelijkheden in kleinschalige, aanvullende en vernieuwende concepten. Ook de ondernemers hebben aangegeven geen ruimte te zien voor grootschalige dagrecreatieve voorzieningen en geven aan dat er wel kansen liggen in een toename van kleinschalige recreatieve plattelandsvoorzieningen. Deze dienen een duidelijke meerwaarde te hebben voor het bestaande aanbod en een breed deel van het jaar aantrekkelijk te zijn (seizoensverbreding). Door het nog karakteristieke beeld van het buitengebied liggen er veel kansen voor activiteiten die gericht zijn op authenticiteit, beleving, rust en groen. Het ruimtelijk beleid dient volgens de toeristische sector gericht te zijn op behoud van de waardevolle authentieke kenmerken van het landschap.


Bouwbloktoekenning

De bestaande recreatiebedrijven worden voorzien van een bestemming 'Recreatie' met een specifieke aanduiding. Per bedrijf wordt de toelaatbare bebouwde oppervlakte gereguleerd met een bouwvlak.

Bestaande recreatiewoonverblijven met een zodanige bestemming in het vigerend plan zijn in voorliggend bestemmingsplan bestemd als Recreatie met aanduiding 'rw'. Hier zijn dan, conform het vigerend plan, vijf recreatiewoningen toegestaan.

Recreatiewoningen waarvoor een procedure (vrijstelling) is gevolgd, komen voor als (neven)activiteit bij bijv. burgerwoningen en agrarische bedrijven. Hier is een aanduiding opgenomen op de verbeelding, overeenkomstig het aantal vrijgestelde recreatiewoningen.

Solitaire recreatiewoningen waarvoor een procedure (vrijstelling) is gevolgd, zijn bestemd als recreatie met een aanduiding 'rw' en een aanduiding overeenkomstig het aantal vrijgestelde recreatiewoningen.

Uitbreiding

Bestaande verblijfsrecreatieve bedrijven (hotels, verblijfscomplexen) krijgen slechts zeer beperkte ontwikkelingsruimte. Bebouwing kan uitsluitend worden opgericht binnen het bouwblok, dat strak rondom bestaande bebouwing is ingetekend. Bebouwing kan eventueel worden vervangen voor nieuwe, onder voorwaarde dat voldaan wordt aan de vereisten van het Limburgs Kwaliteitsmenu (zie 3.2.3.5).

Ook hier gelden de genoemde eisen voor wat betreft de verplichting tot het regelen van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein. Indien een ondernemer een grotere ontwikkeling wil, of bij een verzoek voor een nieuw initiatief, dan zal dit buitenplans geregeld worden.

Ook capaciteitsuitbreiding van bestaande voorzieningen is alleen toegestaan (buitenplanse procedure) als deze gepaard gaat met kwaliteitsverbetering b.v. door een landschappelijke inpassing.


(Nieuw)vesting

Wat verblijfsrecreatie betreft, kan enerzijds onderscheid worden gemaakt naar solitaire recreatiewoningen, andere typen verblijfsrecreatie zoals bed&breakfast, groepsaccomodatie (bij woningen en agrarische bedrijven) én bedrijven die primair zijn gericht op verblijfsrecreatie (zoals hotels en vakantieparken).

Nieuwe verblijfsrecreatie en nieuwe intensieve dagrecreatie (met nieuw ruimtebeslag) is op grond van voorliggend bestemmingsplan niet mogelijk. Onnodige verstening en verdichting moeten worden voorkomen. De gemeente Vaals heeft een grote aantrekkingskracht op toeristen en daarmee ook op nieuwe ondernemers. Sommige plekken zijn erg gewild en dit zijn veelal ook de locaties die gevoelig zijn bij nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan geeft geen rechtstreekse grondslag voor nieuwe toeristisch/recreatieve bedrijven.


Vanwege de verkeersaantrekkende werking en het grotere risico op (geluids)overlast worden de volgende strikte voorwaarden gesteld aan nieuwe verblijfsrecreatieve voorzieningen (op bestaande locatie):

  • nieuwe hotels en pensions (intensieve recreatiebedrijven) moeten in of nabij kernen worden gesitueerd. Ontwikkeling ervan kan uitsluitend buitenplans geregeld worden.
  • solitaire recreatiewoningen en kleine hotels en pensions mogen alleen worden opgericht bij (voormalige) agrarische bedrijven (zie ook agrarische nevenactiviteiten), in het kader van de verbrede agrarische bedrijfsvoering, en in monumentale bebouwing, teneinde deze te behouden voor de toekomst. De omvang bedraagt max.: 5 vakantieappartementen/ kamers van ieder max. 100 m2
  • solitaire recreatiewoningen kleine hotels en pensions mogen uitsluitend inpandig worden opgericht (dus niet bijbouwen c.q.uitbreiden).
  • het aantal recreatiewoningen per pand/complex wordt beperkt tot maximaal 5 recreatiewoningen, met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per stuk.
  • de aanvrager dient op eigen terrein te zorgen voor voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de recreatiewoningen.
  • het voeren van een Bed&Breakfast waar voor een beperkt aantal dagen achtereen de mogelijkheid tot overnachting met ontbijt wordt geboden, wordt met een binnenplanse afwijking mogelijk gemaakt. Wel dient dan de B&B ondergeschikt te blijven aan de woonfunctie, dient er voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, en er mag geen overlast voor omwonenden optreden. Bed&breakfast is binnen woningen mogelijk, voor maximaal 2 kamers en bij agrarische bedrijven voor maximaal 4 kamers, mits voldaan wordt aan de in het beleid gestelde criteria. De belangrijkste:
    1. 1. maximaal 30% van het totale woonoppervlak van de bestaande (bedrijfs)woning mag worden gebruikt voor bed&breakfast;
    2. 2. ook in bijgebouwen en in aan- of uitbouwen is bed&breakfast toegestaan, maar onder aanvullende voorwaarden.
  • het grote aantal toeristische bedrijven en de aantrekkelijkheid van de gemeente voor wandelaars zorgen (met name in het weekend) voor een aanzienlijke verkeersdruk. In het bestemmingsplan wordt bij elk artikel dat een uitbreiding danwel functieverandering van een gebouw t.b.v. recreatie mogelijk maakt expliciet de eis van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein opgenomen. In combinatie met de voorwaarde van landschappelijke inpassing kan er tevens voor worden gezorgd dat ok parkeerplaatsen op eigen terrein geen aantasting van het landschap vormen.
  • tot slot kunnen afhankelijk van de situatie nadere eisen en voorwaarden worden gesteld stellen aan bepaalde ontwikkelingen. Hierdoor kan maatwerk worden geleverd en de landschappelijke aantasting worden beperkt.

4.6.3 Niet-agrarische bedrijven

Bestaande en nieuwe bedrijven

Het standpunt van de provincie is dat bedrijven, die niet functioneel aan het buitengebied gebonden zijn, in beginsel moeten worden geweerd uit het buitengebied. Ten aanzien van deze bedrijvigheid kan een onderscheid gemaakt worden in agrarisch verwante bedrijvigheid en niet-agrarische bedrijvigheid.

Uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven is slechts beperkt mogelijk.


In de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg wordt gesteld dat uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven in het buitengebied uitsluitend mogelijk is indien deze bedrijven niet verplaatst kunnen worden. Hierbij is uitbreiding alleen mogelijk indien daar kwaliteitsverbetering van de omgeving tegenover staat.


Bouwbloktoekenning

De bestaande bedrijven, voor zover legaal gevestigd, hebben de bestemming "Detailhandel", "Horeca" of "Bedrijf", al dan niet met een specifieke aanduiding gekregen. De bestemmingsregeling bestemt nadrukkelijk alleen de bestaande activiteiten. Per bedrijf wordt de toelaatbare bebouwde oppervlakte gereguleerd met een bouwvlak.

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen welke bedrijfsfunctie uitgevoerd mag worden. Tevens zijn per activiteit bouwregels opgenomen.


Nieuwvestiging

Niet-agrarische bedrijven, detailhandel en horeca horen in beginsel niet thuis in het buitengebied, maar op een bedrijventerrein of in kernen. Nieuwvestiging zou leiden tot een ongewenste verstedelijkingsdruk en verdichting van het buitengebied. Nieuwvestiging in de zin van nieuwbouw is dan ook uitgesloten. Het bestemmingsplan biedt wel mogelijkheden voor omzetting van een agrarische bedrijfslocatie naar een niet-agrarisch bedrijf, zoals opgenomen in paragraaf 4.6.1.


Met nieuwe horecabedrijven in het buitengebied wordt, gezien de ruimtelijke impact en verkeersaantrekkende werking, terughoudend omgesprongen. Bestaande horecabedrijven zullen positief worden bestemd en enige ontwikkelingsruimte worden geboden. Verdergaande ontwikkelingen worden op maat gemaakt. Ook hier is het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing.


Uitbreiding

De gemeente wil de groei van niet-agrarische bedrijven beperkt houden, zodat het buitengebied gevrijwaard blijft van functies die er niet thuishoren en er geen verdere verstening van het buitengebied plaatsvindt. Ten aanzien van uitbreiding van niet-agrarische bedrijven is het Limburg Kwaliteitsmenu van toepassing.


Wanneer een bedrijf meer ontwikkelingsmogelijkheden wil dan het bouwvlak toelaat, dan streeft de gemeente verplaatsing naar een bedrijfsterrein na. Wanneer de uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf in het buitengebied meer dan 10% van het bouwvlak is, of vergroting van het bestemmingsvlak benodigd is, wordt daarom een buitenplanse procedure doorlopen.


Bestaande bedrijven kunnen onder voorwaarden (wijzigingsbevoegdheid) uitbreiden met max 10% van het bestaande bouwvlak, hierbij moet dan wel sprake zijn van compensatie. Verder worden voorwaarden gesteld, gelijk aan bestemmingswijziging van agrarisch naar niet-agrarische bedrijven.


Milieucategorie 2 bedrijven die uitbreiden en zodoende in milieucategorie 3 vallen hebben geen mogelijkheid om uit te breiden, maar zullen verplaatst worden naar een daartoe bestemd terrein (industrieterrein bijvoorbeeld). De functieverandering kan een mogelijkheid zijn voor startende ondernemers in bedrijven die onder milieucategorie 1 en 2 vallen. Is deze niet gerelateerd aan het buitengebied, of ontgroeid men de locatie dan is verplaatsing noodzakelijk.

Bij uitbreiding moet worden voldaan aan de uitgangspunten van het Limburgs Kwaliteitsmenu. Elk uit te breiden bedrijf moet een bijdrage leveren aan het in stand houden van het landschap.


Bedrijfswoningen

Het bestemmingsplan gaat uit van handhaving van het bestaande aantal bedrijfswoningen. Wanneer geen bedrijfswoning aanwezig is, wordt dit expliciet op de verbeelding aangegeven. Uitbreiding van het aantal bedrijfswoningen is niet toegestaan.

Maximaal één bedrijfswoning is toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders aangeduid. De inhoud bedraagt maximaal 750 m3.

Vervangende nieuwbouw (met uitzondering van een calamiteit) mag alleen indien voldaan wordt aan de wettelijke eisen (zoals geluidwetgeving).


Flexibiliteit

Omzetting naar een ander bedrijf is onder voorwaarden acceptabel indien dit leidt tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en als de milieubelasting tenminste gelijk blijft of verbetert. De uitgangspunten die de provincie hanteert gelden ook voor de gemeente Vaals.

De nieuwe activiteiten moeten vallen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bedrijvenlijst uit de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" die als bijlage bij de planregels is opgenomen.

4.6.4 Wonen

Toekenning bestemming

De bestaande woningen en de bijbehorende bijgebouwen in het buitengebied zijn als "Wonen" bestemd.

Met het oog op het verkrijgen van een woning, die qua wooncomfort voldoet aan de eisen van deze tijd is het toegestaan bestaande burgerwoningen te vergroten. De grootte moet qua omvang en stijl passen bij de aard en de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving. Hiertoe kunnen in de regeling kwalitatieve en kwantitatieve aspecten worden opgenomen.


De huidige regels in het bestemmingsplan voor de herbouw van woningen zijn soms beperkend. De provincie Limburg biedt mogelijkheden voor een meer verruimd beleid, hoewel het algemene beleid geen verdere verstening voorstaat. Vergroting van woningen moet qua omvang en stijl dus passen bij de kwaliteit van de bebouwing en de omgeving.


Het bestemmingsplan buitengebied uit 1998 kent een maximale inhoud voor burgerwoningen van 1.100 m³. Voor het uitbreiden van burgerwoningen geldt een gestaffelde regeling; bestaande woningen mogen in ieder geval 20% uitbreiden tot een maximum van 750 m³ . Grotere woningen mogen maximaal eenmalig met 50 m³ uitbreiden. Woningen kleiner dan 450 m³ mogen in elk geval tot deze grootte uitbreiden.

Veel 'nieuwe' burgerwoningen in het buitengebied zijn voormalige agrarische bedrijfswoningen. Ter vergelijking: agrarische bedrijfswoningen mogen een maximale omvang hebben van 750 m³ .

Vanuit het oogpunt van kwaliteit is het niet makkelijk te motiveren dat een voormalig agrarische bedrijfswoning groter mag zijn dan een bestaande burgerwoning.

In voorliggend bestemmingsplan wordt geen principieel onderscheid meer gemaakt tussen (voormalige) agrarische bedrijfswoningen en burgerwoningen. Alle woningen mogen derhalve een omvang hebben van 750 m³ .

Het betreft een generieke regeling die van toepassing is op het gehele buitengebied en die zowel van toepassing is op de herbouw als op de uitbreiding van woningen. Tevens wordt de uitbreiding gekoppeld aan de welstand. Voor kleinere uitbreidingen van de woning (ondergeschikte bouwwerken zoals dakkapellen e.d.) hoeft geen procedure gevolgd te worden.


Nieuwvestiging

Uitgangspunt van het provinciaal beleid is dat oprichting van nieuwe burgerwoningen in het buitengebied is uitgesloten. Bij toepassing van enkele rijks- of provinciale beleidskaders kan een uitzondering gemaakt worden. Het betreft hierbij de regeling inzake incidentele woningbouw in clusters of linten in het kader van ruimtelijke kwaliteitsverbetering met toepassing van het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM), zoals nader toegelicht in paragraaf 3.2.4.4. Tevens is de realisering van burgerwoningen toegestaan in de hoofdgebouwen van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB's). Middels een wijzigingsbevoegdheid is het onder voorwaarden toegestaan om de bestemming van een agrarisch bedrijfswoning te wijzigen in een bestemming 'Wonen'.

Bij hergebruik van overige bestaande bebouwing wordt gelet op de ter plaatse aanwezige waarden van het gebied in het geheel. Uiteraard spelen hier ook aspecten als milieu- en geluidhinder een rol. Bovendien dient daarbij de op 1 juli 2013 vastgestelde "Verordening Wonen Zuid-limburg" als gevolg waarvan per geval kan worden vastgesteld of er sprake is van een gewenste of ongewenste woningbouwontwikkeling. Opgemerkt wordt dat door het vaststellen van deze verordening het beleid in de POL-aanvullingen "Nieuwe Wro van 2008" en "Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering (VGK) van 2009" wijzigt. Voor een andere toelichting op de wijzigingen wordt verwezen naar paragraaf 3.2.3.6.


Woningsplitsing

In dit bestemmingsplan is geen nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied voorzien. Op grond van voorliggend bestemmingsplan is woningsplitsing normaliter niet toegestaan. Incidenteel kan aan woningsplitsing worden meegewerkt, nadat elders een woning wordt afgebroken.

Voorwaarde is dat behoud van de cultuurhistorische waarde van het pand de doelstelling is voor de woningsplitsing. Realisering van nieuwe woning(en) is uitsluitend mogelijk indien dit past binnen het regionale woningbouwprogramma. Omdat het regionale woningbouwprogramma is gericht op krimp, en dus weinig tot geen mogelijkheden biedt voor het toevoegen van woningen, wordt woningsplitsing uitsluitend buitenplans geregeld.


Afsplitsing bedrijfswoning van agrarisch bedrijf

In Vaals zijn een aantal agrarische bedrijfswoningen feitelijk gesplitst van het agrarisch bedrijf. Het komt in het buitengebied (steeds meer) voor, dat de bedrijfswoning apart van de bedrijfsgebouwen wordt verkocht aan burgers. Dit heeft verschillende consequenties.

Ten eerste kunnen omliggende (agrarische) bedrijven als gevolg van in acht te nemen 'geurnormen' in de exploitatie en/of ontwikkeling van hun bedrijven worden belemmerd als er sprake is van een 'burgerwoonsituatie'. Als de agrarische bestemming voor de bedrijfswoning wordt gewijzigd in 'Wonen', dán zijn de geurbelastingsnormen op grond van de nieuwe Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in beginsel van toepassing.

Ten tweede bestaat de kans, dat de (nieuwe) agrariër op den duur weer om een bedrijfswoning vraagt. Indien hieraan meegewerkt wordt, betekent dit een toename van bebouwing in het buitengebied in het algemeen en van burgerwoningen in het bijzonder. Bovendien betekent de aldus ontstane woning ook weer een milieuhygiënische belemmering voor de agrarische sector.


Bij afsplitsing van de bedrijfswoning kiest de gemeente er voor om de woning aan te blijven merken als bedrijfswoning en daarmee onderdeel te laten uitmaken van het agrarisch bouwblok. Dit betekent dat het agrarisch bouwblok juridisch beschikt over een bedrijfswoning. Bij ontvangst van een verzoek om de bouw van een bedrijfswoning zal dit worden afgewezen omdat het provinciaal beleid geen tweede bedrijfswoning (meer) toelaat.


In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het mogelijk is om een agrarische bestemming (voor een geheel bouwblok) om te zetten naar wonen. Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden. Eén ervan is dat er geen belemmeringen mogen ontstaan voor omliggende bedrijven (als gevolg van de Wet geurhinder en veehouderij).


Bijgebouwen (bijbehorende bouwwerken) bij burgerwoningen

Iedere woning in het buitengebied heeft bijgebouwen. In het op 1 oktober 2010 in werking getreden Besluit omgevingsrecht is de term bijgebouw vervangen door 'Bijbehorend bouwwerk. Hieronder wordt verstaan 'een uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak'. Dit begrip en de definitie daarvan is overgenomen in dit bestemmingsplan.

Voor burgerwoningen wordt vaak een standaard toegestaan oppervlak gehanteerd. In het buitengebied levert dit soms een knelpunt op indien hier specifieke (hobbymatige- of bedrijfsmatige) activiteiten plaatsvinden. Specifieke problematiek hieromtrent speelt wanneer een agrarisch bedrijf stopt en er nog veel bijbehorende bouwwerken staan. Bij monumentale of beeldbepalende bebouwing is sloop dan niet wenselijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied2013-VG01_0012.png"

Voorbeelden van cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen in Vaals

Het POL streeft ernaar om verstening tegen te gaan. In de handreiking ruimtelijke ontwikkeling staat het provinciale ruimtelijke beleid uit het POL nader uitgewerkt. Bijbehorende bouwwerken dienen beperkt van omvang te zijn, qua functie passen bij de bestemming, en nabij de woning staan. Dan kan enige nieuwbouw of uitbreiding worden toegestaan. Bovendien is het onverstandig om nieuwe 'broedplaatsen' voor niet agrarische bedrijvigheid te creëren. Toch zijn er voorbeelden, die om maatwerk vragen en waarvoor de provincie Limburg in haar 'handreiking ruimtelijke ontwikkeling' mogelijkheden biedt. Voor beeldbepalende bebouwing waaronder monumenten, kan onder voorwaarden een ruimer beleid gevoerd worden. Panden waarvoor dit geldt dienen in het bestemmingsplan te worden vastgelegd om willekeur te voorkomen.

Het bestemmingsplan buitengebied uit 1998 biedt de mogelijkheid om een oppervlakte van 70 m² aan bijbehorende bouwwerken te hebben. Dit wordt vaak als beperkend ervaren in het buitengebied. Toch moet, conform het provinciale beleid, gewaakt worden voor verstening. Daarom wordt in voorliggend bestemmingsplan een maat gehanteerd van 75 m². Extra meters worden toegestaan op basis van 'tegenprestaties', zoals de sloopbonusregeling.

sloopbonusregeling

Indien sprake is van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing speelt een specifieke problematiek. De vraag is of bestaande stallen omgezet kunnen worden in bijbehorende bouwwerken. Voor de sloop van stallen is kapitaal nodig. Deze kan verkregen worden door een sloop-bonus regeling (rood voor rood regeling). Een gangbare regeling is een terugbouwpercentage van 20% bij burgerwoningen (als inhoudsmaat) van het aantal gesloopte m² voormalig bedrijfsgebouw.


Grootte van bouwblokken

Afwijkingen van de standaardregelingen kunnen worden toegepast voor b.v. grotere bouwblokken. Dit is vaak het geval bij voormalige agrarische bedrijfspercelen. De gemeente kan bij de toekenning van bouwblokken maatwerk leveren door het bepalen van de grootte van het bouwblok. Bij wijziging van agrarisch naar wonen, is, na sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, maximaal 130 m2 aan bijgebouwen toegestaan.


Niet-woonfuncties (beroep en bedrijf)

Gelet op de huidige maatschappelijke ontwikkelingen waarin wonen en werken steeds meer met elkaar verweven raken en de wens om de leefbaarheid op het landelijk gebied te bevorderen, zijn ruimere mogelijkheden voor het - deels - anders gebruiken van een woning of bijgebouw gewenst. De behoefte aan ruimte voor deze activiteit zal door het "thuis" en "aan huis" werken naar verwachting nog toenemen.

Aan huis gebonden beroepen (inclusief praktijken) zijn gedefinieerd als "de uitoefening van een beroep of praktijk op administratief, juridisch, medisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning of daarbij behorende bijgebouwen (bijbehorend bouwwerk) met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten en detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in het kader van het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf. Hierbij kan de functie ook uitgeoefend worden door een ander dan de feitelijke bewoner van het pand.

Normale aan huis gebonden beroepen binnen een woning, bedrijfswoning of anderzijds is altijd rechtstreeks toelaatbaar tot een maximale oppervlakte van 35m2. Binnen bijgebouwen is dit eveneens toegestaan.

Indien de economische activiteit belangrijker of zwaarder wordt dan de woonfunctie, hiervoor een buitenplanse procedure moeten worden doorlopen.

Aan huis gebonden bedrijven kunnen worden gedefinieerd als "het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, en lichte bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 1 en 2, waarbij de omvang van de activiteiten in een woning en daarbij behorende bijgebouwen zodanig is dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Hieronder dienen in ieder geval niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel (behoudens beperkte verkoop in het klein in het kader van het uitgeoefende beroep) alsmede prostitutie, seksinrichting en escortbedrijf.

Aan huis gebonden bedrijven tot een maximale oppervlakte van 35m2 zijn alleen toegestaan na verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt aangetoond dat het woonkarakter niet wordt aangetast en er geen overlast ontstaat voor de omgeving (onder andere als gevolg van verkeer en parkeren).

Verder zijn verblijfsrecreatie (bed & breakfast) mogelijk (zie 4.6.2).


Inwonen

Er is behoefte aan het bieden van mogelijkheden van inwonen, bijvoorbeeld ten behoeve van zorgbehoevende familieleden. De gemeente is van mening dat mantelzorg in het gehele buitengebied mogelijk moet zijn, ongeacht of dit bij een burgerwoning of een (agrarisch) bedrijf is. Behalve het hoofdgebouw kunnen ook aangebouwde bijgebouwen en aanbouwen hiervoor worden gebruikt. Van belang is dat er sprake blijft van één woning, zowel infunctioneel als in architectonisch opzicht. Er is daarom als voorwaarde aan de omgevingsvergunning opgenomen dat de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en dat er geen onevenredige gevolgen voor het woonmilieu (kunnen) ontstaan.

4.6.5 Landgoederen

Nieuwe rode ontwikkelingen die niet aansluiten aan de contour of buiten een lint of cluster liggen zijn als Rood-voor-groen initiatief (nieuwe landgoederen) toegestaan onder voorwaarden. De ontwikkelingsmogelijkheden kunnen op grond van het provinciaal beleid alleen wanneer er een substantiële kwaliteitsversterking tegenover staat.


Omdat in bovenstaande gevallen maatwerk geleverd moet worden en deze gevallen niet veelvuldig zullen voorkomen, wordt er evenmin een regeling voor opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan "Buitengebied 2013". Per geval zal een afweging worden gemaakt. Ook hiervoor is het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing.

4.6.6 Overige functies in het buitengebied

In het buitengebied komen diverse andere bijzondere functies voor;


Maatschappelijke voorzieningen

Maatschappelijke voorzieningen in het buitengebied van Vaals zijn onder andere een kerk, een klooster en een begraafplaats. Deze functies zijn voorzien van een bestemming maatschappelijk met een specifieke aanduiding. In de regels zijn hiervoor specifieke bouwregels opgenomen.


Nutsvoorzieningen

Gebouwde voorzieningen voor het openbaar nut komen niet voor in het buitengebied van Vaals.

Een aantal nutsvoorzieningen zijn door middel van een bestemming 'Leiding' op de verbeelding opgenomen, zoals gastransportleidingen en rioolwaterstransportleidingen. In de planregels zijn regels gesteld voor het oprichten van bebouwing. Hiermee worden de belangen veiliggesteld en de gevaren (bijvoorbeeld draadbreuk) zoveel mogelijk beperkt.


Infrastructuur

De externe hoofdontsluiting van het gebied voor het autoverkeer vindt plaats via de N278. Daarnaast komt een aantal wegen voor met een regionale functie.

De wegen en fietspaden met een uitgesproken verkeersfunctie hebben een bestemming "Verkeer ". Fietspaden, parkeerplaatsen en overige wegen met een erf- of perceelsontsluitende functie zijn opgenomen in de gebiedsbestemmingen.


Paardenbakken

De paardensport wordt populairder en de vraag naar paardenstalling neemt dan ook toe. Steeds meer agrariërs ontdekken deze tak als interessante commerciële nevenactiviteit. Zeker nu Aken zich sterk profileert als Europees centrum voor de paardensport kan de gemeente Vaals hiervan meeprofiteren.

Paardenbakken zijn aanwezig op elke manege, maar ook veel particulieren in het buitengebied hebben een paardenbak voor eigen gebruik. Agrariërs hebben soms een paardenhouderij als nevenactiviteit op het agrarisch gebruik. Zodra bezoekers een paard komen rijden danwel een locatie gebruiken als stalling voor paarden is sprake van een (neven)functie paardenhouderij.

Mits geen onevenredige verkeersaantrekkende werking, of in gebieden waar enig verkeer geen probleem vormt (zoals bijvoorbeeld in kernrandzones) hebben gemeenten over het algemeen weinig bezwaren tegen paardenbakken.


Paardenbakken bestaan over het algemeen uit een omheind stuk land, waarop meestal mul zand is aangebracht. Hier wordt met paarden gereden voor recreatief gebruik of als vrije tijdbesteding.

Vanuit landschappelijk oogpunt kunnen paarden in de wei bijdragen aan een positieve beleving van het landschap, zeker nu "de koe in de wei" steeds meer onder druk komt te staan.


In het bestemmingsplan 1998 buitengebied zijn paardenbakken niet met name genoemd. In voorliggend bestemmingsplan wordt de aanleg van paardenbakken bij particulieren expliciet uitgesloten. Bij agrarische bedrijven, alsook maneges en paardenhouderijen, kunnen onder voorwaarden wel paardenbakken worden aangelegd binnen de agrarische bouwkavel.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden/onderzoek

5.1 Inleiding

Bij de actualisering van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen planologisch-juridische mogelijkheden voor een locatie, dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die invloed uitoefenen op de betreffende locatie. Omgekeerd kan een bepaalde (nieuwe) activiteit eveneens invloed uitoefenen op in de omgeving aanwezige waarden. Daarom is, in het kader van onderhavig bestemmingsplan, de invloed van onder andere diverse milieuaspecten (zoals bodem, geluid en externe veiligheid) als gevolg van mogelijke nieuwe activiteiten in het buitengebied, onderzocht op eventuele negatieve effecten.

Eveneens is gekeken naar de gevolgen van de bestemmingsplan-actualisatie voor onder meer de aspecten archeologie en monumenten, leidingen en infrastructuur, waterhuishouding, flora en fauna en natuur en landschap.

Zoals in voorgaand hoofdstuk al opgemerkt, heeft voorliggend bestemmingsplan een overwegend conserverend karakter, maar zijn (kleinschalige) nieuwe activiteiten niet uitgesloten. Zo wordt (middels de bouwblokken) voor de meeste aanwezige agrarische bedrijven een beperkte uitbreiding van het bouwblok mogelijk gemaakt. Blijkens informatie van de provincie Limburg is deze beperkte uitbreiding echter inherent aan de actualisering van een bestemmingsplan en zijn hiervoor dan ook geen nadere onderbouwingen (zoals toepassing van het Limburgs Kwaliteitsmenu) of onderzoeken noodzakelijk.

Zoals ook in de discussienota als uitgangspunt is bepaald, dient in het kader van onderhavig bestemmingsplan wel nader onderzoek te worden uitgevoerd ingeval van (nieuwe grootschaligere) ontwikkelingen, welke rechtstreeks in het bestemmingsplan worden geregeld. Dit is echter niet het geval, zodat ook op dit punt geen nader onderzoek is uitgevoerd.

Ook inzake de effectuering van geldende rechten en regeling van de bestaande situatie is geen nader onderzoek noodzakelijk. Grootschalige gebiedsontwikkelingen zijn binnen het plangebied niet rechtstreeks toegestaan.

Een zelfde overweging geldt voor de ontwikkelingen welke in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt middels een ontheffings- of wijzigingsbevoegdheid.

In dit hoofdstuk is dan ook volstaan met een algemene beschrijving van de, in het plangebied aanwezige (mogelijke) belemmeringen ten aanzien van de genoemde milieutechnische en overige aspecten.

5.2 Milieu

5.2.1 Bodemkwaliteit

De kwaliteit van de bodem is niet op alle plekken binnen het plangebied gelijk. Vooral (voormalige) vestigingen van bedrijven kunnen de bodemkwaliteit negatief beïnvloeden. Bij nieuwe ontwikkelingen is het van belang om zicht te hebben op de kwaliteit van de bodem op de te ontwikkelen locatie.

De gemeente Vaals is gelegen in het bodembeschermingsgebied Mergelland. In het Mergelland streeft de provincie Limburg naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige – en bijzondere biotische, a-biotische en cultuurhistorische waarden stellen. De provincie continueert vooral de doelstellingen en beleidslijnen met betrekking tot de nitraatproblematiek en het behoud van landschappelijke elementen.

Het rijksinstrument MINAS vormt de belangrijkste pijler daarin. Aangezien de Zuid-Limburgse lössgrond zich qua uitspoeling anders gedraagt dan de in het rijksbeleid onderscheiden zand- en kleigronden, wil de provincie mogelijk aanvullend beleid formuleren. Op 13 september 2005 hebben GS het Beleidskader bodem 2005 vastgesteld. Dit beleidskader omvat het geactualiseerde provinciale beleid voor de aanpak van bodemverontreiniging in Limburg.

De invulling van het provinciaal bodembeleid heeft een relatie met de ideeën over de functie (het gebruik en de gebruiksmogelijkheden) van de grond. Voor een deel in algemene zin (mestregelgeving), voor een deel heel specifiek (grondwaterbescherming, bodemkwaliteit/functie). Dat specifieke deel is daarmee 'ruimtelijk relevant': het is een aspect dat moet worden meegewogen bij functietoekenningen in het kader van bestemmingsplanherzieningen.

Onderzoek

Bij nieuwe ontwikkelingen dient een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden om de bodemgeschiktheid voor de ontwikkeling vast te kunnen stellen. In het onderhavige plan worden geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten, het is een beheersplan. Als gevolg hiervan is er geen nader bodemonderzoek noodzakelijk.

5.2.2 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het vigerende beleid is vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. De risico's mogen een bepaald niveau niet te boven gaan.

In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk, en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffer; respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde kans, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.

In het plangebied komen diverse objecten voor met een verhoogd risico ten aanzien van de externe veiligheid. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Naam inrichting Adres Risicodragend element
P. Franssen en M. Vaessen Cotessen 12 Propaan
A.G. Puts Camerig 11 Propaan
Holiday Appartments Hoeve Einrath B.V. Holset 57 Propaan
Manege Otermans Oude Akerweg 112 Propaan
Camping Hoeve De Gastmolen Lemiersberg 23 Propaan
Camping De Rozenhof Camerig 12 Propaan

Buiten het plangebied in de gemeente Vaals:

Naam inrichting Adres Risicodragend element
Tankstation Gulf Maastrichterlaan 129 LPG
Seismische risico intensiteit 6,5 Zuid lb Seismisch risico, mercalli zone VI

Tabel: Overzicht bedrijven met een verhoogd risico i.r.t. externe veiligheid (bron: Risicokaart -provincie Limburg)

Verspreiding van stoffen

Een zeer groot aantal milieugevaarlijke stoffen wordt verspreid in het milieu. Sommige stoffen zijn al in kleine concentraties zeer giftig of zijn slecht afbreekbaar. Belangrijke milieugevaarlijke stoffen zijn zware metalen, gewasbeschermingsmiddelen en organische stoffen. Verspreiding van stoffen vindt direct vanuit bronnen plaats via de lucht of (afval) water. Daarnaast zijn ook veel milieugevaarlijke stoffen in het milieu opgehoopt en vormen bij verspreiding een nieuw gevaar. In de landbouw zijn op het gebied van gewasbescherming en dierlijke voeding al veel verbeteringen aangebracht, maar zijn de effecten vanuit het verleden nog merkbaar. Via water kunnen milieugevaarlijke stoffen uitspoelen. Met name de natuur, maar ook mensen, kunnen hinder of gevaar ondervinden van de stoffen.

Onderzoek

Op basis van de provinciale beleidslijnen wordt een onderzoeksverplichting in de planregels van bestemmingsplan opgenomen, zodat bij ontwikkelingen verplicht aandacht wordt geschonken aan de mogelijk aanwezige risico's van risicodragende bedrijven en activiteiten. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de invloedssfeer van de objecten met een verhoogd risico met betrekking tot externe veiligheid dient voldaan te worden aan de normen ten aanzien van het persoonsgebonden en groepsgebonden risico.

Door de provincie Limburg is een kaart samengesteld waarop de meest belangrijke risicoveroorzakende bedrijven en objecten zijn aangegeven. Het gaat hierbij onder meer om risico's van vervoer van gevaarlijke stoffen, opslag van patronen, stofexplosie, opslag van gasflessen, ammoniakkoelinstallaties, LPG-tankstations enz. Aan de hand van deze Risicokaart (www.limburg.nl) is nagegaan of er risico's aanwezig zijn in de gemeente Vaals. Uit de 1e scan is gebleken dat er geen risicodragende bedrijven aanwezig zijn in het buitengebied van de gemeente Vaals.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied2013-VG01_0013.png"

Over de N278 worden gevaarlijke stoffen vervoerd.

Volgens de huidige concepten van het Basisnet geldt voor dit traject geen plasbrandaandachtsgebied en geen PR 10-6 contour. Het bestemmingsplan laat binnen dit gebied ook geen ontwikkelingen toe. Binnen het invloedsgebied van brandbare stoffen liggen bedrijven en enkele woningen. Vanwege de relatieve lage bebouwingsdichtheid wordt verwacht dat het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Een verdere verantwoording over het groepsrisico vindt niet plaats omdat het een bestaande situatie betreft en het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen per leiding, zie 5.6

5.2.3 Geluid

In het bestemmingsplan zullen rond verstoringbronnen zoals verkeerswegen (zowel auto- als spoorwegen) en bedrijven, geluids- en milieucontouren gerespecteerd worden. Deze contouren beschermen enerzijds 'de buitenwereld' tegen de overlast die de verstoringsbronnen leveren. Anderzijds voorkomen ze, dat bijvoorbeeld bedrijven belemmerd worden in hun functioneren doordat verstoringsgevoelige activiteiten gevestigd worden binnen deze contouren.

In de Wet geluidhinder is bepaald, dat vaststelling of herziening van een bestemmingsplan gepaard dient te gaan met het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar verkeerslawaai, indien binnen het plan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd (te denken valt aan agrarische bedrijfswoningen, boerderijsplitsing e.d.).

Een groot gedeelte van de gemeente Vaals is aangewezen als stiltegebied. Dit beschermingsgebied is gelegen in het zuiden van de gemeente Vaals en ten westen en zuiden van Vijlen. In deze gebieden bestaat de ruimtelijke regelgeving uit het weren van niet-agrarische bebouwing en infrastructuur, het weren of reduceren van de geluidsbelasting van intensieve recreatie en het beperken van het gebruik van wegen door gemotoriseerd verkeer.

Onderzoek

Bij nieuwe ontwikkelingen, waarbij sprake is van een geluidgevoelige bestemming dient getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. De nieuwe Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 van kracht geworden. Conform deze wet geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan de gemeente een hogere waarde vaststellen. Hierbij geldt een aantal randvoorwaarden.

Aangezien het plan een conserverend karakter heeft worden in het kader van dit plan geen specifieke onderzoeken uitgevoerd. Indien in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden binnen het plangebied is het mogelijk dat hiervoor een akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Dit zal afhankelijk van de gewenste ontwikkeling en de ligging van de locatie nader bekeken worden.

5.2.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  1. d. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  2. e. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. f. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  4. g. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het Besluit NIBM

Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. De achtergrond van het beginsel 'Niet in betekende mate' is dat de gevolgen van een ontwikkeling voor de luchtkwaliteit in een aantal gevallen (beschreven in de ministeriële Regeling NIBM) worden tenietgedaan door de ontwikkeling van bijvoorbeeld schonere motoren in het gehele land.

Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2.

Interimperiode: 1% grens
De 3% grens is van toepassing, vanaf het moment dat het NSL definitief is vastgesteld (zie artikel 2, lid 2, Besluit NIBM). In de periode tussen de inwerkingtreding van het Besluit NIBM en de definitieve vaststelling van het NSL wordt een NIBM-grens gehanteerd van 1%. Dit staat gelijk aan 0,4 microgram/m3. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is, is vóór en na de inwerkingtreding van het NSL gelijk.

Als de 1% of 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.

Een algemeen voorkomend probleem met betrekking tot de luchtkwaliteit is de hoge achtergrondconcentratie van PM10. De hoge achtergrondconcentratie wordt voor een groot deel veroorzaakt door fijnstof uit natuurlijke, niet schadelijke bronnen. Daarnaast ligt een belangrijke oorzaak in grensoverschrijdende verontreiniging. Het probleem van deze overschrijdingen wordt op nationaal niveau aangepakt, onder meer met een recentelijk gepresenteerd pakket van maatregelen om de luchtkwaliteit in Nederland in totaliteit te verbeteren. Uitvoering van deze maatregelen zal ook in de omgeving van het plangebied een positief effect hebben.

Luchtkwaliteit

In 2004 heeft de Provincie Limburg door TNO Luchtkwaliteitskaarten laten berekenen waarop de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) worden berekend langs de Rijks- en provinciale wegen in de provincie. De kaarten zijn doorgerekend voor het jaar 2003 en er is een prognose gemaakt voor het jaar 2010. Deze kaarten zijn opgesteld onder het Besluit luchtkwaliteit, de voorganger van de op 15 november 2007 in werking getreden wet luchtkwaliteit.

Vaals heeft 1 provinciale weg door haar gemeentegrenzen lopen namelijk de N278.

Uit de kaarten blijken in de gemeente Vaals de volgende waarden:

NO2 in 2003: Overschrijding grenswaarde langs de N278. Op circa 75 meter uit de wegas blijft de concentratie NO2 weer binnen de grenswaarde;
2010: In 2010 zijn er geen overschrijdingen meer te verwachten langs de N278. Er vindt een verbetering plaats t.o.v. de concentratie NO2;
PM10 in 2003: Binnen een straal van circa 35 meter is er rond de N278 wel een verhoogde concentratie fijn stof aanwezig maar geen overschrijding van de grenswaarde (35);
2010: Binnen een straal van (aan de oostkant) circa 130 meter en (aan de westkant) circa 70 meter van de N278 is een verhoogde concentratie fijn stof te verwachten (30). Er vinden echter geen overschrijdingen plaats (verbetering van de totale situatie).

Aangaande de intensiteiten van de grotere (doorgaande) gemeentelijke wegen (b.v. Vaals-Vijlenerweg) zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om hier thans een juiste afweging in te maken.

Voor de luchtkwaliteitskaarten is uit gegaan van de normstelling onder het Besluit luchtkwaliteit. Onder de nieuwe wet luchtkwaliteit kunnen deze niet onverkort worden toegepast. Deze gegevens geven echter wel weer, waar in de gemeente Vaals de luchtkwaliteit mogelijk een aandachtspunt is.

Onderzoek

Aangezien het plan een conserverend karakter heeft worden in het kader van dit plan geen specifieke onderzoeken uitgevoerd. Indien in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden binnen het plangebied is het mogelijk dat hiervoor een onderzoek naar luchtkwaliteit noodzakelijk is. Dit zal afhankelijk van de gewenste ontwikkeling en de ligging van de locatie nader bekeken worden.

Conform de wetgeving terzake voor elementen in het plan waar ontwikkeling van milieugevoelige functies (in)direct mogelijk gemaakt wordt (bijvoorbeeld rechtstreeks of middels een wijzigingsbevoegdheid), wordt toetsing van de luchtkwaliteit als randvoorwaarde opgenomen. Dit geldt ook voor ontwikkelingen waarbij de concentratie fijn stof (PM10) of NO2. kan toenemen.

5.2.5 Milieuzonering

Momenteel worden richtlijnen gehanteerd waardoor er sprake is van een zekere noodzakelijke afstand tussen (agrarische) bedrijven en woonbebouwing. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving.

Binnen het plangebied is een groot aantal agrarische en niet-agrarische bedrijven gelegen. Voor de in het plangebied gelegen veehouderijen dient de afstand tot geurgevoelige functies bepaald te worden middels de Wet geurhinder en veehouderij. Voor enkele diercategorieën is in deze wet een vaste afstand opgenomen (met onderscheid naar gebieden binnen en buiten de bebouwde kom). Voor andere diercategorieën dient de aan te houden afstand, aan de hand van een aantal parameters, berekend te worden. Ten aanzien van veehouderijen geldt dat er in de Wet geurhinder en veehouderij mogelijkheden zijn opgenomen om af te wijken van de standaardnormen door opstelling van een gebiedsvisie en een, aan de hand daarvan vastgesteld, raadsbesluit.

Voor overige agrarische en niet-agrarische bedrijven dient de aan te houden afstand bepaald te worden aan de hand van de milieuvergunning van het betreffende bedrijf of de, in de lijst Bedrijven en Milieuzonering van de VNG, opgenomen afstanden.

Indien in het gebied ontwikkelingen plaats vinden dient de invloed op én de invloed van de omgeving bezien te worden. Aangezien het een conserverend plan betreft wordt in het kader van dit plan geen specifiek onderzoek uitgevoerd.

5.3 Natuur En Landschap

Zoals in hoofdstuk drie is aangegeven, maakt een gedeelte van het plangebied deel uit van de EHS en een deel van de POG. Ook zijn in het buitengebied verspreid diverse natuurwaarden gelegen.

Aangezien het onderhavig bestemmingsplan geen ontwikkelingen direct mogelijk maakt, heeft het geen negatieve invloed op de natuurlijke en landschappelijke waarden in het plangebied. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen dient het aspect natuur en landschap in alle gevallen een aandachtspunt te zijn.

5.4 Flora En Fauna

Een quick-scan van de aanwezige natuurwaarden aan de informatie van de provincie Limburg (www.limburg.nl) maakt duidelijk dat binnen het plangebied in het verleden een groot aantal broedvogels zijn aangetroffen. Het merendeel is hierbij aangemerkt als 'schaarse soort'. Tevens zijn er 'aandachtssoorten' en 'Rode Lijst soorten' in het gebied aanwezig. Blijkens de kaart zijn in het plangebied eveneens een groot aantal plantensoorten aanwezig.

Zoals reeds eerder aangegeven worden met voorliggend plan geen rechtstreekse ontwikkelingen beoogd. Een toets van de aanwezige flora- en faunawaarden is dan ook pas noodzakelijk zodra sprake is van een feitelijke ontwikkeling.

Een groot deel van het grondgebied van de gemeente Vaals is een Habitatrichtlijngebied (Natura 2000). Zie 4.4.3.

5.5 Waterparagraaf

5.5.1 Korte karakterisering plangebied en bestemmingsplan

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan betreft het buitengebied van de gemeente Vaals. Het buitengebied van Vaals is een van de meest heuvelachtige gebieden, zoniet het meest heuvelachtige gebied van Nederland. Het hoogste punt van Nederland, de Vaalserberg, waar zich ook het Drielandenpunt bevindt, ligt in het plangebied.

Het plangebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door agrarisch gebied en natuur (bosgebied). In het westen van het plangebied bevindt zich het beekdal van de Geul, die een diep dal in het heuvelland heeft ingesneden.

5.5.2 Waterbeleid

5.5.3 Samenwerking met de waterbeheerder

Dit bestemmingsplan is door de gemeente Vaals, in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg voorgelegd aan het waterschap Roer en Overmaas. Voor de reactie van het waterschap en voor het gemeentelijk standpunt hierover zie hoofdstuk 8.

5.5.4 Kenmerken watersysteem en gewenste ontwikkelingen

Bodemopbouw en grondwater:

Bij Epen komt gesteente uit het geologisch tijdperk Carboon aan de oppervlakte. Bruinkool en steenkool werden gewonnen in Midden- en Zuid-Limburg waar deze grondstoffen dicht aan de oppervlakte liggen.

De bodem in het plangebied bestaat hoofdszakelijk uit löss. Löss (ook wel limburgse klei genoemd) is een eolische afzetting van silt. Silt is de textuurfractie met een korrelgrootte die tussen die van zand en lutum in ligt. Löss kenmerkt zich door een relatieve slechte doorlatendheid en sterke erosiegevoeligheid.

Het gehele plangebied is een infiltratiegebied. Het betreft veelal hoger gelegen gebieden waar het neerslagoverschot per saldo in de grond wegzakt, waardoor de grondwatervoorraad wordt aangevuld. In deze gebieden geldt dat er gestreefd dient te worden naar zoveel mogelijk afkoppelen van hemelwater. Binnen de grenzen van het plangebied zijn geen grondwaterbeschermingsgebieden en/of waterwingebieden gelegen.

Maaiveldhoogte:

Voor Nederlandse begrippen kent het plangebied grote hoogteverschillen. Het verschil tussen hoogste en laagste punt in het plangebied bedraagt meer dan 200 meter. Gezien de grote hoogteverschillen, in combinatie met de grondslag (löss), is er in met name in de sterk hellende gebieden sprake van erosiegevoeligheid.

Daarnaast doen wegen en droogdalen tijdens hevige buien vaak (onbedoeld) dienst als watergangen. Via wegen en/of droogdalen vindt een relatief snelle afvoer plaats naar laaggelegen delen van het plangebied, met name het beekdal van de Geul.

Oppervlaktewater:

Oppervlaktewateren in het plangebied bestaan hoofdzakelijk uit beken, voorbeelden hiervan zijn de Geul (westelijke grens plangebied), Cotesserbeek, Berversbeek, Zieversbeek (die de molenvijver nabij kasteel Vaalsbroeck voedt), Harleserbeek en de Selzerbeek. Deze beken hebben relatief diepe dalen ingeslepen in het landschap. De beken voeren allen water af onder vrij verval (relatief hoge stroomsnelheid).

Daarnaast bevinden zich in het plangebied veel relatief kleine watergangen die de lokale afvoer van hemelwater reguleren. Watergangen vertegenwoordigen niet direct een waarde, maar zijn wel elementen waarbij rekening gehouden dient te worden in verband met het onderhoud van de watergang.

Gezien het heuvelachtige karakter van bevinden zich in het plangebied een aantal zogenaamde theoretische watergangen en weg-watergangen. Met theoretische watergangen worden watergangen bedoeld die niet direct met een duidelijk profiel als watergang herkenbaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn droogdalen en watergangen die door een vijver lopen. Weg-watergangen zijn hellende wegen, die naast een verkeersfunctie ook een waterafvoerende functie hebben (holle wegen).

Waterketen

Het gehele buitengebied van de gemeente Vaals is, voor wat betreft de afvoer van huishoudelijk afvalwater aangesloten op de riolering. In het plangebied is een rioolwater transportleiding gelegen (parallel aan de landsgrens). Deze is in beheer bij het waterschap Roer en Overmaas. Binnen 5 meter van het hart van deze transportleiding zijn in principe geen bouwwerken toegestaan.

5.5.5 Water in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het juridisch planologisch vastleggen van de bestaande situatie. Er worden met dit plan geen concrete ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

5.5.6 Vertaling naar verbeelding en regels

Primaire wateren en regenwaterbuffers zijn bestemd als Water. Deze gronden en wateren zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden: het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem. Bij de gronden met deze doeleinden zijn inbegrepen: beken, sloten, semi-permanente wateren (vloedgraven, stroom- en grasbanen), theoretische wateren (gelegen op de bodem van droogdalen of in vijvers/stilstaande wateren), regenwaterbuffers, wegwatergangen en overkluisde primaire wateren. De taluds (het oppervlak tussen de bodem en de insteek) en eventueel aanwezige onderhoudspaden behoren ook tot het primaire water. De gronden met de bestemming primair water zijn opgenomen op de Legger van het Waterschap Roer en Overmaas en hiervoor gelden de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur.


Op de kaart zijn beschermingszones van de watergangen aangegeven als Waterstaat - Beschermingszone watergang. Deze heeft een breedte van 10 meter (primaire wateren) of 5 meter (overige primaire wateren), gemeten vanaf de grens van het betreffende primaire water (insteek van de watergang of onderhoudspad).

Rondom de regenwaterbuffers zijn eveneens beschermingszones van toepassing, welke eveneens zijn bestemd als Waterstaat - Beschermingszone watergang.

De gronden binnen deze beschermingszones dienen ter voorkoming van ongewenste ontwikkelingen die de bereikbaarheid verminderen van het primaire water, bijvoorbeeld voor groot onderhoud. Tevens dient de beschermingszone om eventuele toekomstige herinrichtingen of verbeteringen (capaciteitsvergroting) mogelijk te houden. Op de gronden met de bestemming beschermingszone primair water zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

De inundatiegebieden langs de Geul en de waterbuffers zijn als 'Waterstaat-Waterberging' weergegeven op de verbeelding. Binnen deze gebieden geldt dat ruimtelijke ontwikkelingen beoordeeld dienen te worden ten aanzien van het waterbergend vermogen van deze gebieden. Volumineuze ontwikkelingen (grote bouwwerken, ophogingen, en dergelijke) hebben een negatieve uitwerking op dit waterbergend vermogen en zijn daarom niet toegestaan. Deze gebieden zijn derhalve beschermd met een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Meanderzones zijn niet opgenomen op de plankaart, noch in de planregels. De meanderzones zijn immers reeds beschermd op basis van de Keur van het waterschap.

Door het opnemen van de ruimte voor water(berging) op de verbeelding wordt voldaan aan het beleiduitgangspunt 'ruimte voor water' wat de basis is van het waterbeleid op meerdere bestuurlijke niveaus.

De in het oosten van het plangebied gelegen rioolwater transportleiding is op de verbeelding positief bestemd als 'Leiding- Riool' (dubbelbestemming). De beschermingszone rondom deze transportleiding is middels een vergunningenstelsel beschermd.

Kleinere watergangen en/of greppels vallen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Middels een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, gene bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, zijn de binnen deze bestemming aanwezige watergangen en/of greppels beschermd.

5.6 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Aan de noordkant van de plangrens is een hogedruk gasleiding (Z-502-01-KR-013) gelegen. Deze leiding volgt nagenoeg de plangrens van het gebied. De letaliteitsgrenzen (van de 1 en 100 %) van deze leiding liggen op respectievelijk 70 en 40 meter, gemeten vanuit het hart van de leiding.

Ter bescherming van deze nutsvoorziening dient een beschermingszone van 4 meter aangehouden te worden aan weerszijden uit het hart van de leiding waarin bepaalde grondwerkzaamheden aan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden verbonden zijn.

Voor de leidingen door het buitengebied geldt dat binnen het invloedsgebied van de leiding geen tot weinig bebouwing aanwezig is. Hierdoor zal het groepsrisico laag zijn.

Uitzondering vormen de sanitaire voorzieningen van Camping Hoeve De Gastmolen aan de Lemiersberg 23, waarvoor een beperkte verantwoording geldt. Die als bijlage 6 is bijgevoegd.

Omdat het daarnaast een bestaande situatie betreft en het bestemmingsplan geen ontwikkelingen toelaat (en dus geen effect heeft op het groepsrisico), wordt de verantwoording verder niet uitgewerkt.

Daarnaast doorkruist het plangebied van oost naar west een defensieleiding. Een bebouwingsvrije zone van 10 meter en een toetsingsafstand van 32 aan weerszijden van de leiding zijn van toepassing. Op de verbeelding is deze aangeduid als een brandstofleiding (Leiding - Brandstof).

Het bestemmingsplan legt alleen de bestaande situatie vast en maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Het groepsrisico wijzigt niet en daarom vindt geen verdere verantwoording plaats. Voor de leiding moet de belemmeringenstrook opgenomen worden met een omgevingsvergunning voor werkzaamheden.

Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting

6.1 Algemene Opzet

6.1.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

6.1.2 Onderdelen

Het bestemmingsplan "Buitengebied 2013" bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting:

De inventarisatie en visie op het buitengebied, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet en een korte beschrijving van de handhavings- en uitvoeringsaspecten.

De regels:

De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding:

Op de verbeelding zijn bestemmingen en waarden (natuur- en landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische en abiotische waarden), waarvoor het omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, van toepassing is, opgenomen.

6.1.3 De opzet van het plan

Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Bij de overwegingen over de gewenste opzet van het bestemmingsplan staat men voor het dilemma dat er enerzijds een duidelijke behoefte is aan minder regelgeving . Anderzijds bestaat er een groot spanningsveld tussen de ontwikkelingsdrang van bepaalde functies in het buitengebied - in het bijzonder de landbouw - en het beschermen of tot ontwikkeling brengen van natuur- en landschapswaarden. Het recht doen aan alle verschillende belangen die in het buitengebied spelen vraagt op een aantal onderdelen juist om een flexibele regelgeving.

Uit oogpunt van een zo breed mogelijke belangenbehartiging en rechtszekerheid voor burgers is voorliggend plan opgezet als een gedetailleerd plan. De bestemmingen zijn aangegeven op de verbeelding.

Daarnaast moet het plan flexibel zijn om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen. Daarvoor zijn afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze regelingen bieden weliswaar ruimte voor bepaalde ontwikkelingen, er kunnen echter geen directe rechten en/of plichten aan worden ontleend. Er zal altijd een belangenafweging plaatsvinden. Als echter wordt voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden is die afweging marginaal.

6.1.4 Systematiek regels / bestemmingen

Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming op de verbeelding gekregen. Voor de categorieën waarbij bebouwing voorkomt zijn regels en/of aanwijzingen opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.

6.1.5 Bouwplan past in bouwvlak

Alle functies zoals wonen, agrarische bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, nutsvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, horeca en niet agrarische bedrijven zijn voorzien van een bouwvlak. Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe bouwwerk past binnen het toegekende bouwvlak en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming dan kan de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend.

6.2 Toelichting Op De Verbeelding

6.2.1 Bestemmingen

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies) en de aan een gebied toegekende waarde. De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Bestemmings- of bouwvlakken kunnen worden gewijzigd of vergroot.

6.2.2 Gebruiksverboden en omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Door middel van functieaanduidingen is nauwkeurig aangegeven (tot op perceelsniveau begrensd) welke bestaande natuur-, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden als zodanig binnen deze gebieden worden erkend c.q. gewaardeerd. De verbeelding is een afgewogen kaart, waarop de feitelijk te beschermen waarden door middel van een gebiedsaanduiding staan aangegeven. Na afweging van de voorkomende belangen in het gebied zijn bepaalde waarden ondergeschikt gemaakt aan andere belangen binnen dezelfde ruimte (bijvoorbeeld de agrarische belangen).

Deze nadere aanduiding van de toegekende waarden is met name van belang voor de toepassing van het stelsel van gebruiksverboden en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Activiteiten die een aantasting betekenen van een waarde kunnen omgevingsvergunningplichtig worden gesteld. Ook kan voor dergelijke activiteiten een gebruiksverbod gelden.

6.2.3 Gebiedsaanduidingen

Op de verbeelding zijn de waarden aangegeven door middel van een gebiedsaanduiding. Hiervoor is gekozen, omdat waarden vaak gebiedsdekkend zijn. Een functie-aanduiding zou dan ook niet passend zijn. Waarden vertegenwoordigen namelijk geen functie. Ook de keuze voor een dubbelbestemming is niet wenselijk. In het buitengebied wordt aan het agrarisch gebruik de prioriteit gegeven. Dit agrarisch gebruik kan beperkt worden door de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, die aan de waarde gekoppeld is. Bij een dubbelbestemming zou de waarde voor het agrarisch gebruik gaan. Dit is niet wenselijk.

6.2.4 Bestemmingen op de verbeelding

Toelichting op de bestemmingen

Op basis van het voorgaande worden de volgende bestemmingen onderscheiden:

Agrarisch met waarden - Landschap en Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

Alle gebieden met waarden die in agrarisch gebruik zijn, zijn bestemd als Agrarisch met waarden – Natuur en landschap of Agrarisch met waarden - Landschap, afhankelijk van het ter plaatse van toepassing zijnde POL perspectief (zie hoofdstuk 4.3). Agrarische bedrijven zijn toegestaan in het op de verbeelding aangegeven bouwvlak.

Bedrijf

Binnen deze bestemming zijn bestaande niet agrarische bedrijven, zoals het bestaande tuincentrum, toegestaan. Dit zijn functies die over het algemeen niet aan het buitengebied gebonden zijn.

Horeca

Binnen deze bestemming zijn horecabedrijven toegestaan. Over het algemeen zijn het functies die niet aan het buitengebied gebonden zijn.

Maatschappelijk

Binnen deze bestemming zijn alle maatschappelijke functies opgenomen die voorkomen in het gebied. Deze functies zijn nader aangeduid zoals bijvoorbeeld een begraafplaats, een kerk en een klooster.

Natuur en Natuur - Landgoed

Deze bestemming is gelegd op de gronden die volgens de inventarisatiekaart een bepaalde natuurwaarde vertegenwoordigen, maar geen agrarische functie hebben. De bestemming Natuur - Landgoed maakt tevens wonen, verblijfsrecreatie, sociaal-educatieve doeleinden, horeca, congresdoeleinden en kleinschalig lokaal georiënteerde kantoren mogelijk.

Recreatie

Binnen deze bestemming zijn bestaande recreatieve functies toegestaan door middel van een specifieke aanduiding.

Sport

De aanwezige sportaccommodaties zijn bestemd tot sport.

Verkeer

Alle wegen in het plangebied zijn bestemd tot de bestemming 'Verkeer'.

Water

De waterlopen binnen het plangebied zijn bestemd als 'Water'.

Wonen

De woningen in het plangebied zijn bestemd tot 'Wonen'.

Dubbelbestemmingen

In het plan is een aantal dubbelbestemmingen opgenomen, ten behoeve van archeologische waarden (Waarde - Archeologie 1 t/m Waarde - Archeologie 7, Waarde- Beschermd dorpsgezicht en Waarde - Cultuurhistorie), waterstaatkundige (Waterstaat- Beschermingszone watergang, Waterstaat - Waterberging, natuurwaarden (Waarde -Ecologie (POG), Waarde - Ecologische hoofdstructuur (EHS), Waarde -Erosieremmend element, Waarde - Natura 2000 en Waarde - Kwetsbaar reliëf) en leidingen (Leiding - Brandstof, Leiding - Gas en Leiding - Riool) in het plangebied. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog een hoofdbestemming, zoals 'Wonen' of 'Bedrijf'. De bepalingen van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. Bebouwing (anders dan ten dienste van de dubbelbestemming zelf) is op deze gronden alleen toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Voor bouwwerken die al aanwezig zijn ten tijde van tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan wordt die vergunning geacht te zijn verleend. Vergunning wordt overigens alleen verleend na advisering door de beheerder van de leidingbeheerder. Ten slotte zijn in de artikelen een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor het verrichten van werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de functie van de waterkering of de leiding.

6.3 Toelichting Op De Regels

6.3.1 De systematiek van de regels

De systematiek van de regels kan worden samengevat aan de hand van de hoofdstukindeling. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 'Inleidende regels' gaat in op de begripsomschrijvingen en de wijze van meten c.q. berekenen.
  • In hoofdstuk 2 van de regels - 'Bestemmingsregels' - wordt een regeling gegeven voor de bestaande functies in het plangebied die positief zijn bestemd. Bepaald is welke vormen van gebruik en bouwwerken rechtstreeks (dus zonder voorafgaande wijziging of afwijking) zijn toegestaan. Indien een bepaalde vorm van bebouwing past binnen de doeleinden van de bestemming en voldaan is aan de bouwregels, dan kan hiervoor in de regel zonder meer een omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend.
  • In hoofdstuk 3 zijn de 'Algemene regels' weergegeven (anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels etc.).
  • In hoofdstuk 4 zijn de 'Overgangs- en slotregels' opgenomen.

6.3.2 Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Gelet op het beheersmatige/ conserverende karakter van dit bestemmingsplan heeft de uitvoering van dit plan geen substantiële consequenties voor de financiële middelen van de gemeente Vaals.

Hoofdstuk 8 Procedure

De algemene herziening borduurt, naast de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, voort op het thans vigerende bestemmingsplan uit april 2012. De in de onderhavige herziening van dit bestemmingsplan meegenomen ontwikkelingen zijn opgesomd in paragraaf 4.2.1.

Zoals ook reeds in paragraaf 1.2 aangegeven is er gelet op aard van de in de herziening doorgevoerde wijzigingen, er voor gekozen om het bestemmingsplan direct als ontwerp ter inzage te leggen en de vooroverlegpartners uitsluitend schriftelijk op de hoogte te stellen van de herziening.

Ten aanzien van het gevoerde vooroverleg en de inspraakprocedure wordt dan ook verwezen naar 8.1, waarin het proces zoals dat reeds in het kader van het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan is doorlopen, is weergegeven.

8.1 Overleg En Inspraak

Voordat het plan op grond van artikel 3.8 Wro in procedure wordt gebracht, wordt een inspraak-procedure doorlopen en wordt het plan ter advies aan verschillende instanties aangeboden. De resultaten van de inspraak en het overleg worden in deze toelichting opgenomen.

8.1.1 Overleg

Op 30 juni 2009 is het voorontwerp bestemmingsplan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de gemeentebesturen van aangrenzende gemeenten en aan diverse (overheids)instanties, waaronder Gedeputeerde Staten van Limburg, de VROM-Inspectie en het Waterschap Roer en Overmaas.

  • In het kader van dit overleg zijn de volgende reacties ontvangen:
  • provincie Limburg;
  • Vrom-Inspectie;
  • Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • Waterschap Roer en Overmaas;
  • Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
  • LLTB.

De reacties zijn opgenomen in de bijlage bij de toelichting.

8.1.2 Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft overeenkomstig het bepaalde in de inspraakverordening gedurende vier weken ter inzage gelegen van 10 juli tot 7 augustus 2009. Tijdens de inspraaktermijn zijn 21 zienswijzen ontvangen van of namens agrariërs. Daarnaast is een algemene zienswijze ontvangen van de LLTB en zijn er 15 zienswijzen ingekomen van particulieren.

De inspraakreacties zijn individueel beantwoord en hebben persoonlijk een reactie ontvangen.

8.2 Procedure

Wanneer het overleg over het plan met de burgers (inspraak) en de instanties heeft plaatsgevonden en alle opmerkingen, voor zover noodzakelijk en wenselijk, zijn verwerkt wordt de wettelijke procedure (artikel 3.8 Wro) gestart. Voor een gedetailleerde beschrijving van de procedure wordt verwezen naar de betreffende artikelen in de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht.

Bijlage Bij De Toelichting

Bijlage 1 Uitspraak Raad Van State

Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Brandweerkazerne

Bijlage 3 Lemierserberg 35-37

Bijlage 4 Ruimtelijke Onderbouwing Holset 62

Bijlage 5 Selectiecriteria Voor Beeldbepalende Panden

Bijlage 6 Externe Veiligheid Lemierserberg 23

Zoals ook reeds uit paragraaf 5.6 is gebleken is aan de noordkant van de plangrens een hogedruk gasleiding (Z-502-01-KR-013) gelegen. Deze leiding volgt nagenoeg de plangrens van het gebied. Ter bescherming van deze nutsvoorziening dient een beschermingszone van 4 meter aangehouden te worden aan weerszijden uit het hart van de leiding waarin bepaalde grondwerkzaamheden aan een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden verbonden zijn.

Voor de leidingen door het buitengebied geldt dat binnen het invloedsgebied van de leiding geen tot weinig bebouwing aanwezig is. Hierdoor zal het groepsrisico laag zijn.

Uitzondering vormen de sanitaire voorzieningen van Camping Hoeve De Gastmolen aan de Lemierserberg 23. Aangezien deze deel uitmaken van een (mogelijk) kwetsbaar object: de camping die binnen de effectafstand van 80 meter is gelegen. Waarvoor derhalve een beperkte verantwoording geldt.

Elementen verantwoordingsplicht groepsrisico

Vanuit het Bevi geldt voor een ruimtelijk besluit de verplichting tot het verantwoorden van het groepsrisico. Er zijn geen groepsrisicoberekeningen gemaakt. Gelet hierop zijn onderstaand de verschillende stappen van de verantwoordingsplicht groepsrisico voor het onderhavige voornemen doorlopen.

Personendichtheid in invloedsgebied

Het bestemmingsplan maakt ter plaatse van de locatie Lemierserberg 23 slechts de realisatie van nieuwe sanitaire voorzieningen ter plaatse van de bestaande Camping Hoeve De Gastmolen mogelijk, als gevolg waarvan de personendichtheid in het plangebied niet significant zal toenemen. De uitbreiding is immers primair niet gericht op het trekken van meer bezoekers, maar om voor de toekomst de continuïteit van de camping te garanderen. Er is derhalve geen sprake van een significante toename van de personendichtheid in het effectgebied en aantoonbare verandering in het groepsrisico.

Mogelijkheden voor hulpverlening

Voor de beschouwing van de mogelijkheden voor hulpverlening is een onderscheid gemaakt tussen de bereikbaarheid van het plangebied, in het plangebied en de bereikbaarheid van de risicobron. De bereikbaarheid van het plangebied moet tweezijdig zijn. Dit is voornamelijk van belang voor de ontvluchting van de personen in het gebied. De vluchtwegen dienen te voorzien in een andere route dan de aanrijdroute voor hulpdiensten (bijvoorbeeld brandweer). In de huidige situatie zijn er voldoende vluchtwegen voorhanden zonder dat de hulpdiensten worden gehinderd.

De bereikbaarheid van de risicobron is voor de bronbestrijding essentieel. Zonder deze bereikbaarheid kan de brandweer niet optreden bij een risicobron. Beide risicobronnen zijn middels een goede wegenstructuur bereikbaar voor de hulpdiensten.

De bovenstaande beschouwing van de bereikbaarheid laat zien dat de brandweer snel ter plaatse kan zijn bij een risicobron en in het plangebied.

Mogelijkheden voor zelfredzaamheid van aanwezigen

Het succes van de zelfredzaamheid hangt af van twee aspecten:

  1. 1. De mate waarin de gebiedsinrichting de zelfredzaamheid bevordert.
  2. 2. De mogelijkheid om slachtoffers te voorkomen, gezien het maatgevende scenario.

In het plangebied zijn voornamelijk zelfredzame personen aanwezig, echter ook niet-zelfredzame personen, zoals kinderen en ouderen, bezoeken de camping. Dit aantal zal echter gelet op de reden, te weten oprichting van nieuwe sanitaire voorzieningen ter waarborging van de continuïteit van de camping, niet toenemen ten opzichte van de bestaande situatie. Het gebied en de naaste omgeving zijn verder goed omsloten (vluchtwegen) en er zijn voldoende objecten aanwezig om te schuilen.

De risico- en crisiscommunicatie kunnen bijdragen aan de zelfredzaamheid van de aanwezige personen.

Mogelijke risico-verlagende maatregelen

Het voornemen van de camping betreft een particulier intitiatief. Het treffen van bijvoorbeeld bronmaatregelen is in het kader van deze bestemmingsplanherziening dan ook niet mogelijk. Een vergunningstelsel voor werkzaamheden nabij de buisleidingen is opgenomen in de dubbelbestemming "Leiding - Gas". Daarmee wordt de kans op breukschade verder beperkt alsmede de veiligheid naar de omgeving aanzienlijk verbeterd.

Conclusie

Als gevolg van het onderhavige voornemen zal het aantal niet-zelfredzame niet toenemen. Er is derhalve geen sprake van een significante toename van de personendichtheid in het invloedsgebied en aantoonbare verandering in het groepsrisico. Het groepsrisico dat samenhangt met het onderhavige voornemen wordt op grond van bovenstaande overwegingen aanvaardbaar geacht.

Advies regionale brandweer Zuid-Limburg

Het advies van 7 juni 2013 met kenmerk 2013.1000.0036 van de regionale brandweer, om de voorgestelde maatregelen (vluchten haaks op hittebestralingsbron en in de hitteschaduw van het gebouw) in overweging te nemen en te onderzoeken, zal worden opgevolgd.

Bijlage 7 Advies Brandweer Lemierserberg 23

Bijlage 8 Reacties Overleginstanties