KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
Artikel 5 Waarde - Archeologie 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Functieaanvulling
2.1 Planvoornemen
2.2 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 3 Sectorale Aspecten
3.1 Geluid
3.2 Bodem
3.3 Luchtkwaliteit
3.4 Externe Veiligheid
3.5 Bedrijven En Milieuzonering
3.6 Flora En Fauna
3.7 Cultuurhistorie En Archeologie
3.8 Water
3.9 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 4 Toets Aan Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.1 Algemeen
4.2 Stedelijke Ontwikkeling
4.3 Conclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Planonderdelen
5.3 Nadere Toelichting Op De Verbeelding
5.4 Nadere Toelichting Op De Regels
5.5 De Regeling In Het Onderhavige Plan
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 De Te Volgen Procedure

2e herziening Koningin Julianaplein e.o.

Bestemmingsplan - gemeente Vaals

Vastgesteld op 13-03-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan '2e herziening Koningin Julianaplein e.o.' met identificatienummer NL.IMRO.0981.BPKJPblokA-VG01 van de gemeente Vaals.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel. Behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.6 activiteit

activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.7 agrarisch:

het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

een in de verbeelding of regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogst mag worden bebouwd.

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huisverbonden beroepen niet daaronder begrepen.

1.12 begane grond:

de eerste bouwlaag boven het peil.

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder, dakopbouw of setback.

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die, die goederen kopen resp. huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening:

het verrichten van diensten in een vorm die voor wat betreft ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel en waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek zoals reisbureaus, overheidsinstellingen, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.

1.26 (eet-)café:

een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van dranken.

1.27 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.28 evenement:

een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

1.32 horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

1.33 horeca van categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

1.34 horeca van categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het vestrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

1.35 horeca van categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.36 horeca van categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).

1.37 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.38 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.39 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.40 mantelzorg:

langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.41 monumenten:

alle bouwwerken conform artikel 6 Monumentenwet, alsmede gemeentelijke monumenten.

1.42 N.A.P.:

Normaal Amsterdams Peil.

1.43 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.44 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.45 openbare nutsvoorziening:

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.

1.46 peil:

bovenkant afgewerkte begane grond vloer.

1.47 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.48 seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 setback:

een dakopbouw, die gelegen is op tenminste 2.00 m. achter de voorgevel. Bij een gebouw met meerdere voorgevels wordt in deze alleen de voorgevel waarin de hoofdtoegang is gelegen, als zodanig aangemerkt. Een setback wordt niet gezien als een afzonderlijke bouwlaag.

1.50 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.

1.51 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.52 verdieping:

een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond.

1.53 verkeersdoeleinden:

Normaal weggebruik met de daarbij behorende voorzieningen zoals bermen, fiets- en/of voetpaden, parkeerplaatsen en laad- en losplaatsen.

1.54 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.55 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.56 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.57 woning/wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één zelfstandig huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw.

2.2 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk gemeten ten opzichte van N.A.P., inclusief setback, exclusief ondergeschikte bouwdelen, zoals opbouwen van liftschachten, schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

de hoek gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze qua aard en afmeting bij de gebouwen en de bestemming passen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Archeologie 3' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, mits de verstoring van de bodem maximaal 100 m² bedraagt en niet dieper is dan 50 cm, danwel nadat de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
  2. b. het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Archeologie 6

5.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 6' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Archeologie 6' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, mits de verstoring van de bodem maximaal 2.500 m² bedraagt en niet dieper is dan 50 cm, danwel nadat de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het uitvoeren van grondbewerkingen, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
  2. b. het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - berging';
  2. b. de ondergrondse bouwwerken mogen maximaal één bouwlaag diep zijn.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

8.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  2. b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  3. c. straatprostitutie;
  4. d. de plaatsing van kampeermiddelen of andere onderkomens, niet zijnde een bouwwerk in de zin van de Woningwet, een en ander met uitzondering van een normaal gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 10%-regeling

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken. Deze 10% is niet van toepassing op de bouwhoogte en het maximaal toelaatbare vloeroppervlak ten behoeve van retail/detailhandel, dienstverlening en horeca, te weten 1.860 m2.

9.2 Meetverschillen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.

9.3 Toverformule

Burgemeester en wethouders kunnen van de planregels afwijken indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

9.4 Burgemeester en wethouders

In deze regels wordt, voor zover het de afwijkingsregels betreft, onder burgemeester en wethouders mede verstaan elk ander bevoegd gezag ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  1. a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  3. c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  4. d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Voorrangsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan '2e herziening Koningin Julianaplein e.o.'.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Vaals van 13 maart 2017.

Mij bekend,

de raadsgriffier.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Vaals heeft d.d. 23 februari 2013 het bestemmingsplan 'Koningin Julianaplein e.o.' vastgesteld op basis van het toenmalige bouwplan. Op basis van een nieuw bouwplan is het bestemmingsplan 'Herziening Koningin Julianaplein e.o.' vastgesteld op 30 juni 2014.

Er bestaat de wens om op een klein gedeelte horeca tot en met categorie 3 toe te staan, dat niet is toegestaan op basis van het vigerende planologisch-juridische regime van het bestemmingsplan 'Herziening Koningin Julianaplein e.o.'. Hierdoor is het noodzakelijk om de gebruiksmogelijkheden van het bestemmingsplan aan te passen op deze locatie ten behoeve van de gewenste horeca functie.

In deze toelichting wordt nader ingegaan op de noodzakelijke functie-aanvulling van het bestemmingsplan. De betreffende functie-aanvulling wordt vervolgens in de regels en op de verbeelding van het bestemmingsplan juridisch geregeld. De toelichting van het oorspronkelijke bestemmingsplan (vastgesteld d.d. 23 februari 2013) en de bijbehorende onderzoeken blijven onverminderd van toepassing, voor zover het niet betreft de gewijzigde plandelen.

1.2 Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPKJPblokA-VG01_0001.png"
luchtfoto met afgebakend plangebied (bron:google maps)

Het plangebied voor het bestemmingsplan '2e Herziening Koningin Julianaplein e.o.' betreft een klein onderdeel van het bestemmingsplan 'Herziening Koningin Julianaplein' dat op 30 juni 2014 is vastgesteld. Het plangebied is hierboven weergegeven en is gelegen op de hoek van de Tyrellstraat en het Koningin Julianaplein.

1.3 Vigerende Bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPKJPblokA-VG01_0002.png"
uitsnede vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied betreft het bestemmingsplan 'Herziening Koningin Julianaplein e.o.' dat door de raad van de gemeente Vaals is vastgesteld d.d. 30 juni 2014.

Conform het vigerende bestemmingsplan is ter plaatse de bestemming Centrum van kracht, met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 1'. Ter plaatse van deze aanduiding is het volgende toegestaan:

    1. 1. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
    2. 2. wonen, uitsluitend op de verdiepingen.

Horeca is als algemene functie niet toegestaan ter plaatse van deze aanduiding. Om dit mogelijk te maken wordt horeca tot en met categorie 3 toegevoegd aan deze aanduiding.

1.4 Leeswijzer

In onderhavige toelichting wordt na dit inleidende hoofdstuk eerst ingegaan op de planologische aanvulling die moet worden doorgevoerd. Aangezien in het bestemmingsplan 'Koningin Julianaplein e.o.' (vastgesteld d.d. 23 februari 2013) reeds uitgebreid is ingegaan op het beleidskader, wordt daar in deze toelichting niet nader op ingegaan. De sectorale aspecten worden in hoofdstuk 3 daar waar noodzakelijk kort uiteengezet. In hoofdstuk 4 wordt er getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking, waarna de juridische opzet van onderhavig bestemmingsplan wordt beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de te doorlopen procedure.

Hoofdstuk 2 Functieaanvulling

2.1 Planvoornemen

Ter plaatse van 'Blok A' wordt aan de reeds toegestane functies horeca tot en met categorie 3 toegevoegd. Hierna wordt aangegeven welke horeca-activiteiten precies binnen categorie 1, 2 en 3 vallen.

Onder horeca tot en met categorie 3 wordt het volgende verstaan:

  • horeca van categorie 1: een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.
  • horeca van categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
  • horeca van categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het vestrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

Vennootschap Bouwbedrijven Jongen Limburg B.V. heeft kenbaar gemaakt behoefte te hebben aan extra horecavoorzieningen in het centrum van Vaals. De vennootschap krijgt vanuit de ondernemers en ook de inwoners van Vaals veelvuldig de vraag of het mogelijk is een nieuwe horeca voorziening te realiseren. Daarbij wordt tevens vaak de locatie van Blok A genoemd.

Daarnaast bestaat er voornamelijk ook behoefte om de locatie van Blok A flexibel in te kunnen vullen. Op basis van het geldende bestemmingsplan is detailhandel en dienstverlening reeds op de begane grond toegestaan. Door het tevens mogelijk maken van een horecafunctie wordt de verhuurbaarheid van het pand op de begane grond vergroot. Dit zorgt er tevens voor dat flexibel op de actuele vraag naar ruimtes ten behoeve van detailhandel, dienstverlening en/of horeca kan worden ingespeeld. Benadrukt wordt overigens dat de beoogde horecafunctie evenals de functies voor dienstverlening en detailhandel, uitsluitend op de begane grond zullen worden toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPKJPblokA-VG01_0003.png"
indicatieve blokdelen beeldkwaliteitsplan

Binnen het vigerende bestemmingsplan 'Herziening Koningin Julianalaan e.o.' wordt reeds ca 1.800 m² aan 'horeca tot en met categorie 3' mogelijk gemaakt. Onderhavige herziening voorziet in de toevoeging van ca. 500 m² gbo aan 'horeca tot en met categorie 3' binnen bouwblok A. Aangezien er binnen het centrum al diverse horecagelegenheden aanwezig zijn, betreft onderhavig planvoornemen een ontwikkeling die passend is binnen het centrum van Vaals en van toegevoegde waarde is op de reeds aanwezige functie aldaar.

2.2 Verkeer En Parkeren

In het kader van onderhavig planvoornemen is een parkeer- en verkeeronderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek hebben ook ruimtelijke en functionele gevolgen voor het planvoornemen. Gemeente Vaals heeft meerdere scenario's hoe het plan kan worden ingevuld waarbij ruimte wisselt qua bestemming tussen commerciële ruimten, horeca en woningen. Uit berekeningen van de parkeerbalans blijkt dat het scenario waarbij het aantal m2 commerciële ruimte is gemaximaliseerd scenario het zwaarst op de parkeerbezetting drukt. Om te bezien of de scenario's passen binnen het voorgestelde stedenbouwkundige plan is echter gewerkt met het scenario waarbij 500 m² van de commerciële ruimte wordt ingevuld met horecavoorzieningen tot en met categorie 3.

Als gevolg van de herinrichting van het Koningin Julianaplein is bestaande bebouwing verdwenen ten gunste van de realisatie van het stedenbouwkundig plan. Het gerealiseerde plan heeft geleid tot het amoveren van 58 appartementen én parkeerterreinen en daarvoor in de plaats het realiseren van retail (commerciële ruimten) en horeca van circa 1.926 m² en maximaal 53 nieuwe appartementen en 7 grondgebonden woningen. Dit betreft dus in ieder geval een uitbreiding van het aantal wooneenheden met minimaal 2 stuks. In het scenario waar het aantal woningen gemaximaliseerd wordt is sprake van de nieuwbouw van 70 woningen (63 appartementen en 7 grondgebonden woningen).

Naast de wijzigingen in de bestemmingen, zijn eveneens wijzigingen in de verkeerssituatie doorgevoerd:

  • Het voorzien in eenrichtingsverkeer op de Tyrellsestraat;
  • Door de nieuwbouw vervalt de functie van de Sint Paulusstraat. Dit is nu, voor bewoners van de nieuwe appartementen alsmede voor enkele ondernemers, een toegangsweg tot een ondergrondse parkeergarage en parkeerterrein 't Schanes. Ook de parkeervakken zijn vervallen;
  • Het parkeerterrein op het huidige Koningin Julianaplein is te vervallen gekomen;
  • Het aantal parkeervakken op de Tyrellsestraat is afgenomen van 37 nu naar 20 in de huidige situatie. Het betreft dus een afname van 17 parkeerplaatsen;
  • Er is een parkeergarage aangelegd voor bewoners met een capaciteit van 54 parkeerplaatsen;
  • Er is een parkeerterrein aangelegd voor bewoners achter bouwblok A met een capaciteit van 22 plaatsen.

Voor de toekomstige parkeervraag en reconstructie is met behulp van de parkeerkencijfers van het CROW een inschatting gemakt van de effecten van de herontwikkeling op de parkeervraag. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Vaals wordt gezien als 'matig stedelijk' gelet op de korte afstand tot Aken;
  • De locatie ligt op de grens van 'centrum' en 'schil centrum'. De parkeernormen voor horeca zijn in beide gebieden hetzelfde;
  • Er komen 58 appartementen te vervallen, hiervoor in de plaats komen in totaal conform dit scenario 60 wooneenheden terug. Netto is derhalve sprake van een toename van 2 wooneenheden;
  • Er wordt horeca tot en met categorie 3 gerealiseerd van 745 m²;
  • De overige commerciële voorzieningen bedragen 1.181 m² BVO;
  • Te slopen uitgegaan van appartementen, huur, etage, middel/goedkoop;
  • Nieuwe woningen uitgegaan van huurhuis, sociale huur;
  • Nieuwe appartementen uitgegaan van huur, etage, midden/goedkoop;
  • Commercieel uitgegaan van dorps- en buurtcentrum;
  • Parkeergarage en parkeerterrein alleen toegankelijk voor bewoner.
Vraag bij horeca categorie 1 Werkdag
overdag
Werkdag
middag
Werkdag
avond
Koopavond Zaterdag-
middag
Zaterdag-
avond
Zondag-
middag
Appartementen 32 38 64 57 38 38 45
Woningen 5 6 10 9 6 6 7
Restaurant 7 9 20 21 15 22 9
Commerciële ruimte 16 31 5 39 52 0 0
Totaal bij: 59 84 98 126 112 66 60
Parkeren op gereserveerde bewonersplaatsen 32 38 64 57 38 38 45
Extra vraag parkeren in openbare ruimte 27 46 34 69 73 28 16

Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Konigin Julianaplein e.o.' is reeds parkeeronderzoek uitgevoerd, waarin de destijds voorziene m2 aan commerciële ruimten zijn meegenomen. Bovenstaand overzicht geeft een weergave van dit uitgangspunt waarbij het aantal m² commerciële ruimte is gemaximaliseerd.

In de tweede bestemmingsplanwijziging wordt voorgesteld om 500 m² te bestemmen met een horeca functie. Dit betekent dat deze m² commerciële ruimte en bijbehorende parkeerplaatsen worden uitgewisseld voor de horecafunctie categorie 1 tot en met 3 inclusief de benodigde parkeerplaatsen.

Voor elke categorie horecavoorzieningen worden functieprofielen met betrekking tot parkeernormen uit het CROW gehanteerd. Aangezien CROW niet werkt met de horeca categorieën maar haar eigen indeling hanteert, is gezocht naar de best passende CROW norm. Onderstaand overzicht bevat een weergave van welk functieprofiel uit het CROW zo dicht mogelijk aansluit bij de horeca categorieën.

Horeca Best passende CROW norm
Categorie 1 Buurt- en dorpscentrum (3,1 pp per 100 m²)
Categorie 2 Café/Bar/Cafetaria (5,0 pp per 100 m²)
Categorie 3 Restaurant (9,0 pp per 100 m²)

Aangezien de normering voor categorie 1 overeenkomt met de huidige situatie betekent dit dat er geen wijziging optreedt in de parkeerbalans. Categorie 1 komt overeen met het vigerende bestemmingsplan. In onderstaande tabel wordt weergegeven hoeveel parkeerplaatsen er benodigd zijn per dagdeel naargelang de horeca categorie.

Vraag Werkdag overdag Werkdag middag Werkdag avond Koopavond Zaterdag middag Zaterdag avond Zondag middag
Horeca categorie 1 5 9 2 12 16 0 0
Horeca categorie 2 8 10 23 24 18 25 10
Horeca categorie 3 14 18 41 43 32 45 18

Benodigde parkeerplaatsen per categorie per dagdeel

Met de bestemmingsplanwijziging verschuift het aanwezigheidspercentage van de voorzieningen. Waar de commerciële ruimten de pieken op werkdagen hebben liggen, is dit bij horeca juist in de avond en in het weekend. Hierdoor kan compensatie plaatsvinden tussen verschillende functies en desbetreffende parkeerplaatsen.

Bij een functiewijziging naar 500 m² horeca categorie 2 dient er in een parkeerbehoefte van 25 parkeerplaatsen te worden voorzien op het drukste tijdstip in de week: de zaterdagavond. De zaterdagavond is echter niet de maatgevende dag voor het parkeren in Vaals. Uit het overzicht blijkt dat dit de koopavond is. Op dat drukste tijdstip zijn in totaliteit 138 extra parkeerplaatsen benodigd. Rekening houdende met de gereserveerde bewonersplaatsen in de gerealiseerde parkeergarage is er een netto vraag naar 81 extra parkeerplaatsen.

Bij een functiewijziging naar 500 m² horeca categorie 3 dient er in een parkeerbehoefte van 45 parkeerplaatsen te worden voorzien. Ook hier geldt weer dat het drukste moment voor de horeca niet op het maatgevende moment, de koopavond, plaatsvindt. Op het maatgevende moment zijn in totaliteit 157 parkeerplaatsen benodigd. Rekening houdende met de gereserveerde bewonersplaatsen in de gerealiseerde parkeergarage is er een netto vraag naar 100 extra parkeerplaatsen.

Vraag bij horeca categorie 2 Werkdag
overdag
Werkdag
middag
Werkdag
avond
Koopavond Zaterdagmiddag Zaterdagavond Zondagmiddag
Appartementen 32 38 64 57 38 38 45
Woningen 5 6 10 9 6 6 7
Restaurant 7 9 20 21 15 22 9
Commerciële ruimte 11 22 4 27 37 0 0
Café/Bar/Cafetaria 8 10 23 24 18 25 10
Totaal bij: 62 85 119 138 114 91 70
Parkeren op gereserveerde bewonersplaatsen 32 38 64 57 38 38 45
Extra vraag parkeren in openbare ruimte 30 47 55 81 75 53 26
Vraag bij horeca categorie 3 Werkdag
overdag
Werkdag
middag
Werkdag
avond
Koopavond Zaterdagmiddag Zaterdagavond Zondagmiddag
Appartementen 32 38 64 57 38 38 45
Woningen 5 6 10 9 6 6 7
Restaurant 20 27 60 64 47 67 27
Commerciële ruimte 11 22 4 27 37 0 0
Café/Bar/Cafetaria 0 0 0 0 0 0 0
Totaal bij: 68 93 137 157 128 111 78
Parkeren op gereserveerde bewonersplaatsen 32 38 64 57 38 38 45
Extra vraag parkeren in openbare ruimte 36 55 73 100 89 73 34

Gemeente Vaals heeft besloten om de extra parkeervraag op te vangen op de bestaande parkeergelenheid. Het snel vinden van een geschikte parkeerplaats is een belangrijke randvoorwaarde voor bezoekers van kernen met de omvang van Vaals. Het is daarom van belang dat de parkeergelegenheden op een logische manier met elkaar verbonden zijn: is het ene parkeerterrein vol, dan moet de volgende parkeergelegenheid snel gevonden worden. Uit het onderzoek bij het vigerende bestemmingsplan blijkt dat het benutten van bestaande parkeergelegenheden het beste scoort. Hierbij wordt verder gekeken dan de directe omgeving van het Koningin Julianaplein. Alle overcapaciteit in het centrum van Vaals wordt betrokken om de behoefte aan parkeergelegenheid op te vangen. Hierbij worden de volgende parkeerterreinen betrokken:

  • Parkeergarage Von Clermontpark;
  • Parkeerterrein nabij de Aldi;
  • Parkeerterrein aan de Lindenstraat;
  • Parkeren op het Kerkplein;
  • Parkeren aan de Tyrellsestraat.

Situatie voor de herinrichting

De situatie voor de herinrichting beschrijft de relatie tussen het huidig aantal beschikbare parkeerplaatsen op de bovengenoemde parkeerterreinen en de gemeten parkeervraag voor de reconstructie. In totaal zijn er op deze parkeerterreinen 363 parkeerplaatsen voorhanden die een maximale parkeerdruk hebben van 83% wanneer er markt is (op de dinsdagmiddag). In totaal zijn er dan nog 60 parkeerplaatsen vrij. Op zaterdag is er een parkeerdruk van 71%, er zijn dan nog 106 parkeerplaatsen vrij.

Situatie na de herinrichting

De situatie na de herinrichting beschrijft de relatie tussen het huidig aantal beschikbare parkeerplaatsen (363) en de parkeervraag bij diverse toekomstig denkbare ruimtelijke invullingen. Meer specifiek wordt er gekeken naar de parkeervraag bij functiewijziging naar horeca categorie 1 (scenario 1), horeca categorie 2 (scenario 2) en horeca categorie 3 (scenario 3). Onderstaande tabel geeft voor elk scenario de extra vraag naar parkeren in openbare ruimte en de hoeveelheid beschikbare parkeerplaatsen, berekend aan de hand van tellingen uit 2012. Voor elk scenario wordt, voor de tijdstippen waarvan telgegevens uit 2012 beschikbaar zijn, de verwachtte parkeerdruk berekend. Zo wordt de parkeerdruk van een werkdag overdag berekend aan de hand van de tellingen van dinsdag 11u30, de parkeerdruk van een werkdruk middag via tellingen van donderdag 15u30 en de parkeerdruk op zaterdagmiddag via tellingen van zaterdag 14u30. De parkeerdruk voor avonden en zondagmiddag kan niet berekend worden aangezien hiervoor geen bruikbare telgegevens voorhanden zijn.

herinrichting Tellingen 2012 Dinsdag
(11u30)
Donderdag
(15u30)
Zaterdag
(14u30)
Parkeervraag 303 211 257
Parkeerdruk 83% 58% 71%
Vrije plaatsen 60 152 106
Na herinrichting Extra benodigde plaatsen Werkdag
overdag
Werkdag
middag
Werkdag
avond
Koopavond Zaterdagmiddag Zaterdagavond Zondagmiddag
Scenario 1 27 (91%) 46 (71%) 34 69 73 (91%) 28 16
Scenario 2 30 (92%) 47 (71%) 55 81 75 (91%) 53 26
Scenario 3 36 (93%) 55 (73%) 73 100 89 (95%) 73 34

Voor scenario 1 zal de parkeerdruk het hoogst zijn op een zaterdagmiddag, deze is dan namelijk 91%. In de situatie na de herinrichting zal de parkeerdruk op zaterdagmiddag dan ook met ongeveer 35% stijgen ten opzichte van de situatie voor de herinrichting. Scenario 2 en 3 kennen een maximale parkeerdruk op koopavond. In de telgegevens uit 2012 zijn er echter geen parkeercijfers van een koopavond beschikbaar. Hierom kan er dus geen concrete uitspraak gemaakt worden betreffende de parkeerdruk in scenario 2 en 3 op koopavond. Op een zaterdagmiddag zal scenario 2 een parkeerdruk van 91% en scenario 3 een parkeerdruk van 95% kennen.

In deze berekeningen is alleen gekeken naar de effecten op de bovengenoemde parkeergelegenheden. Naast deze parkeervoorzieningen heeft het centrum van Vaals ook nog een groot deel van haar capaciteit direct aan de straat liggen. In de huidige situatie zijn er naast bovenstaande parkeergelenheden nog eens bijna 250 parkeerplaatsen op straat welke gebruikt worden door mensen met een bestemming in het centrum. Uit de tellingen van 2012 bleek dat de drukste bezetting op de zaterdag 72%, op de dinsdag 79% en op de donderdag 52% is. Door het invoeren van combiparkeren, waarbij bewoners en bezoekers beiden gebruik kunnen maken van alle parkeerplaatsen wordt de parkeergelegenheid beter benut en wordt extra capaciteit gecreëerd. Daarnaast kende parkeerterrein 't Schanes restcapaciteit op de meeste telmomenten. Gelet op de berekeningen op basis van de parkeercijfers en de invoering van combiparkeren kan geconcludeerd worden dat voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn om aan de parkeervraag te voldoen.

Hoofdstuk 3 Sectorale Aspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieuaspecten die van invloed kunnen zijn op het plan. De reeds uitgevoerde onderzoeken welke zijn uitgevoerd in het kader van het oorspronkelijke bestemmingsplan zijn hierbij onverminderd van toepassing. Dit betreft de aspecten bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

3.1 Geluid

Bij het opstellen of herzien van een bestemmingsplan worden de regels van de Wet geluidhinder (Wgh) toegepast. Deze wet heeft betrekking op geluid dat veroorzaakt wordt door wegen, spoorwegen, gezoneerde industrieterreinen en luchthavens. De Wgh bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van voorgenoemde geluidsbronnen. Indien het bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Het planvoornemen voorziet door de functie-aanvulling niet in de realisatie van geluidgevoelige objecten. Derhalve is een akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder niet noodzakelijk. Wel kan de toevoeging van de horecafunctie voor gevoelige objecten in de omgeving voor geluidsoverlast zorgen. Een onderbouwing van dit aspect is opgenomen in paragraaf 3.5. Hiernaar wordt verwezen.

In het vigerende bestemmingsplan wordt middels de VNG-publicatie 'Bedrijven- en milieuzonering' (editie 2009) aangetoond dat de bestemming inpasbaar is. In het kader van de aan te vragen Omgevingsvergunning en melding Activiteitenbesluit zal middels een akoestisch onderzoek aangetoond dienen te worden dat wordt voldaan aan de normen. Met andere woorden op basis van het zendniveau binnen en de eisen buiten en binnen in aanpandige geluidgevoelige bestemmingen, zal de materialisatie van gevels en plafond bepaald dienen te worden.

Gezien het bovenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor de gebruikswijziging.

3.2 Bodem

Het beleid ten aanzien van de bodem is gebaseerd op de wet Bodembescherming. Uitgangspunt hierbij is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen, die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt, onderzocht moet worden. In casu vindt geen bestemmingswijziging plaats maar de aanvulling van een functie. Dit betekent dat een onderzoek naar de bodemgesteldheid niet noodzakelijk is. Voor de volledigheid wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Koningin Julianaplein e.o.' (vastgesteld d.d. 23 februari 2013') waarvoor een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

3.3 Luchtkwaliteit

Om de functieaanvulling te kunnen realiseren dient een besluit te worden genomen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Bij de besluitvorming dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteitsaspecten die samenhangen met het plan in acht te nemen. Dit betekent dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit die samenhangen met de nieuwe functies, getoetst dienen te worden aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Ingevolge de systematiek van deze wet vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor de ontwikkeling als deze niet in betekenende mate (hierna NIBM) bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.

In casu is sprake van een functieaanvulling. Verwezen wordt naar het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Koningin Julianaplein e.o.' (vastgesteld d.d. 23 februari 2013'). Hieruit blijkt dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de toevoeging van de horecafunctie.

3.4 Externe Veiligheid

In het kader van de functieaanvulling dient onderzocht te worden in hoeverre externe veiligheid een belemmering kan vormen voor het plan en dienen de eventuele randvoorwaarden die hieruit volgen, ten aanzien van het gebruik van de toekomstige functies in kaart te worden gebracht. Voor het bestemmingsplan 'Koningin Julianaplein' (vastgesteld d.d. 23 februari 2015') is een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd. Er heeft dus reeds een uitgebreide afweging op het gebied van Externe Veiligheid plaatsgevonden.

De locatie van Blok A is gelegen binnen het effectgebied van 400 meter ten opzichte van de LPG tank van Tamoil. Met name het vulpunt van de LPG-tank vormt hier het gevaar. Dit vulpunt kent een risicoafstand van 25 meter op basis van 10-5, een risicoafstand van 45 meter op basis van 10-6 en een afstand tot de grens van het invloedsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico van 150 meter. Het plangebied van deze wijziging is niet gelegen binnen een van deze zones en wordt derhalve niet beïnvloed.

Gezien het feit dat de wijziging niet binnen het invloedsgebied van het vulpunt ligt, de afstand groot is en er sprake is van zelfredzame personen, gaat dezelfde afweging als bij het oorspronkelijk bestemmingsplan op en is een verantwoording in het kader van Externe veiligheid niet noodzakelijk.

3.5 Bedrijven En Milieuzonering

3.5.1 Inleiding

Binnen het onderhavige plan worden horecavoorzieningen zoals (eet)cafés voorzien op korte afstand van woningen. In het kader van de ruimtelijke onderbouwing wordt een milieuhygiënische (akoestische) afweging gemaakt voor het vestigen van de horecafuncties binnen het plan. Ten behoeve van de milieuhygiënische afweging wordt aansluiting gezocht bij het stappenplan uit de VNG-publicatie ‘Bedrijven- en milieuzonering’ (editie 2009).

3.5.2 Beoordelingssystematiek VNG-publicatie

De VNG-publicatie is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in situaties waar bedrijven dicht bij woningen worden voorzien. De VNG-publicatie geeft richtafstanden per bedrijfscategorie. De afstanden worden gegeven voor een aantal milieuaspecten, met name geur, stof, geluid en gevaar.

De afstanden gelden tussen de perceelsgrens van het 'bedrijf' en de gevels van woningen. Indien deze afstanden gerespecteerd worden, dan is er sprake van een milieuhygiënisch te verantwoorden situatie en een goede ruimtelijke ordening. Indien één van deze afstanden niet gerespecteerd wordt dan is nader onderzoek nodig om na te gaan of alsnog sprake kan zijn van een milieuhygiënisch verantwoorde situatie.

Het toetsingskader (voor geluid als meest relevant milieuaspect) bestaat uit 4 stappen. In stap 1 wordt een afweging gemaakt aan de hand van de in de publicatie genoemde richtafstanden. Indien woningen op kleinere afstand zijn gelegen dan de richtafstanden kan voor het betreffende plandeel in stap 2, 3 of 4 gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstanden.

3.5.3 Richtafstanden algemeen

De richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën worden vermeld in hoofdstuk 1 (lijst 1) van de VNG-publicatie. De richtafstanden die in de lijst zijn opgenomen gelden voor het gebiedstype rustige woonwijk. In voorliggende situatie is sprake van het omgevingstype gemengd gebied. Dit betekent dat de richtafstanden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd.

3.5.4 Richtafstanden voor nieuwe functie horeca binnen het plangebied

In onderstaande tabel zijn de richtafstanden opgenomen die van toepassing zijn voor de functies binnen het plan Koningin Julianaplein. Allereerst zijn de richtafstanden opgenomen die gelden voor het gebiedstype rustige woonwijk (conform lijst uit de VNG-publicatie).

Daarnaast zijn de richtafstanden met een afstandsstap verlaagd (gelden voor het gebiedstype gemengd gebied).

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPKJPblokA-VG01_0004.png"

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de richtafstand voor horecavoorzieningen zoals (eet)cafés, restaurants en een bar als gevolg van de verlaging van de afstandstap 0 meter bedraagt. Dit betekent dat in een gemengd gebied horecavoorzieningen zoals (eet)cafés en geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen in elkaars nabijheid gerealiseerd kunnen worden zonder dat dit milieuhyhiënische consequenties heeft. In dit geval wordt de toevoeging van de horecafunctie de ontwikkelingsmogelijkheden niet belemmerd vanuit de ruimtelijke ordening.

3.6 Flora En Fauna

Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Europeesrechtelijk zijn de vogel- en habitatrichtlijn van belang. Deze richtlijnen zijn door middel van bepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) en de Flora- en Faunawet (Ffw) omgezet in nationale regelgeving.

Naast deze wettelijke regelgeving is er ook beleid. Dit beleid is te vinden in de Nota Ruimte, Spelregels EHS en provinciale structuurvisies. Het doel van deze regelgeving en beleid is het waarborgen van de biologische diversiteit. Inhoudelijk kan onderscheid worden gemaakt tussen bescherming van gebieden en soorten.

De wettelijke bescherming van gebieden is geregeld in de Nbw 1998. De belangrijkste beschermde gebieden zijn de Natura 2000-gebieden. Dit zijn de gebieden die op grond van Europees recht moeten worden beschermd. Als een ingreep in of in de nabijheid van deze gebieden plaatsvindt, dan kan sprake zijn van een vergunningplicht. Toetsing vindt plaats op basis van de habitattoets. Op de vergunningplicht zijn overigens een aantal belangrijke uitzonderingen. Het voert te ver om deze hier te bespreken. Ook zijn er gebieden die enkel op grond van nationaal recht worden beschermd. Dit zijn de beschermde natuurmonumenten.

Vaak is echter sprake van samenloop met Natura 2000-gebieden. In dat geval geldt een samenloopregeling. Het plangebied is echter niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied en heeft ook geen invloed op gebieden die in de omgeving zijn gelegen. De bescherming van soorten is geregeld in de Ffw. Niet alle soorten zijn in gelijke mate beschermd. Voor de soorten die het strengst beschermd zijn (kort gezegd: de soorten op bijlage IV van de habitatrichtlijn), moet onder omstandigheden een ontheffing worden aangevraagd bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor andere soorten kan het mogelijk zijn dat op basis van een door de Minister van LNV goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt.

In casu is uitsluitend sprake van een functieaanvulling. Een onderzoek naar de invloed van de functieaanvulling op beschermde plant- en diersoorten is daarom niet noodzakelijk.

3.7 Cultuurhistorie En Archeologie

3.7.1 Cultuurhistorie

De provincie Limburg hecht veel waarde aan de cultuurhistorie van de provincie. De provincie wil dan ook dat er verstandig omgegaan wordt met cultuurhistorische bouwwerken en landschappen. In het POL is derhalve aangegeven dat gestreefd wordt naar het behouden, ontwikkelen en beheren van beschermde historische bouwwerken, hoofdlijnen van jonge en oude cultuurlandschappen en historische landschapselementen. Het beleid ten aanzien van cultuurhistorie zoals dit in het POL is weergegeven, is gestoeld op het de nota Belvedere, met als uitgangspunt ‘behoud door ontwikkeling’.

Omdat uitsluitend sprake is van een functieaanvulling komen eventuele cultuurhistorische waarden niet in het geding. Nader onderzoek is daardoor niet noodzakelijk.

3.7.2 Archeologie

In 1992 is het Verdrag van Valletta (Malta) door de landen van de Europese Unie, waaronder Nederland, ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ (ter plekke) bewaard moeten blijven. Er dient te worden nagestreefd de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ (elders) worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is via de Wet op de archeologische monumentenzorg doorvertaald in met name de Monumentenwet 1988, welke aangeeft dat de gemeente bevoegd gezag is op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.

Omdat uitsluitend sprake is van een functieaanvulling komen eventuele archeologische waarden niet in het geding. Nader onderzoek is daardoor niet noodzakelijk.

3.8 Water

3.8.1 Inleiding

Voor het realiseren van het planvoornemen is het verplicht een zogenaamde watertoetsprocedure te volgen. Hiertoe dient de initiatiefnemer de waterbeheerder op de hoogte te stellen van de plannen. In overleg met de waterbeheerder worden dan uitgangspunten vastgelegd omtrent de waterhuishouding.

In casu is sprake van een functiewijziging, wat betekent dat er geen sprake is van extra verharding. Voor de volledigheid wordt verwezen naar de waterparagraaf zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Herziening Koningin Julianalaan e.o.' (vastgesteld d.d. 30 juni 2014).

3.8.2 Riolering

Het plan voorziet in de realisatie van een gescheiden gemeentelijk rioleringsstelsel dat tevens voorziet in een hemelwaterafvoer. Het hemelwater dat valt op de verharde delen binnen het plangebied zal, voor zover het niet ter plekke kan infiltreren, daarop afvloeien. De dakgoten van de bebouwing worden aangesloten op deze hemelwaterafvoer.

Het voornemen bestaat om de hemelwaterafvoer af te voeren naar de Selzerbeek. Om dit mogelijk te maken moet het rioolstelsel onder de Maastrichterlaan door. Vanuit kosteneffectiviteit zal deze doorsteek pas gerealiseerd worden wanneer onderhoud of andere werkzaamheden aan de Maastrichterlaan gepland zijn, waarbij het asfalt wordt opengebroken. Tot die tijd wordt de hemelwaterafvoer aangesloten op het gemengd riool.

Om gecontroleerde afvoer naar de Selzerbeek mogelijk te maken, wordt een buffervoorziening met kwaliteitscompartiment gerealiseerd. De locatie en capaciteit van deze voorziening wordt in overleg met het Waterschap bepaald.

3.8.3 Conclusie

Omdat er geen sprake is van een extra verhard oppervlak is het niet noodzakelijk om dit plan voor te leggen aan het Waterschap Roer en Overmaas.

Verdere uitwerking van het rioolplan dient in overleg met de gemeente te gebeuren.

3.9 Milieueffectrapportage

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van ‘woonwijken’, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.

Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke

nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een functieaanvulling (toevoeging horeca) aan het Koningin Julianaplein. Deze functieaanvulling valt niet onder de activiteiten die zijn opgenomen in lijst C of lijst D. Ook gezien de in deze toelichting beschreven aspecten in de hoofdstuk 4 wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 4 Toets Aan Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

4.1 Algemeen

De Ladder voor duurzame verstedelijking moet worden gevolgd wanneer planologisch nieuwe “stedelijke ontwikkelingen” mogelijk worden gemaakt. Nieuwe planologische bouwmogelijkheden van enige omvang kwalificeren als zodanig en zijn Ladderplichtig. Voor functiewijzigingen (waarbij dus geen bebouwing wordt toegevoegd) is jurisprudentie van belang.

Kort samengevat is het doel van de Ladder het voorkomen van nodeloze uitbreiding van het stedelijke gebied en het tegengaan van leegstand.

4.2 Stedelijke Ontwikkeling

Het al dan niet toenemen van het ruimtebeslag is een belangrijk criterium voor het aanmerken van een ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien er wel sprake is van een (geringe) toename van bouwmogelijkheden, dan is doorgaans sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Indien er in het geheel geen sprake is van toename van het ruimtebeslag, dan is de Afdelingslijn dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zo overweegt de Afdeling in haar uitspraak van 10 december (2014 201310814/1/R1):

“12.6. Het betoog van Lunchroom Deli en andere dat het plan in zoverre in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, omdat is voorzien in een functiewijziging binnen de bestaande bebouwing, kan niet slagen. In deze situatie is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro, aangezien de bebouwing reeds aanwezig is en er geen nieuw beslag op de ruimte plaatsvindt. Van belang daarbij is dat het plan naar het oordeel van de Afdeling slechts is gericht op een verruiming van de gebruiksmogelijkheden.”

In deze uitspraak betreft het een functieverruiming in die zin dat binnen de bestemmingen “Centrum” en “Gemengd” anders dan voorheen de horecacategorieën 1 en 2 zijn toegestaan. Zie in gelijke zin: ABRvS 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:96 r.o. 5.1. Het betreft in deze uitspraak een functiewijziging van een bestaand bedrijfspand naar restaurant.

Eveneens is de meest recente uitspraak van de Afdeling opmerkelijk. Dit betreft de Uitspraak van 20 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1075).

In de betreffende casus voorziet het planvoornemen in de vestiging van maximaal 3.000 m2 detailhandel op een onbebouwd perceel waarop een bedrijfsbestemming rustte. De bebouwingsmogelijkheden blijven ten opzichte van het oude plan ongewijzigd.

De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of inderdaad sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkeling en formuleert daarbij de volgende rechtsregel.

“Een bestemmingsplan dat ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan geen uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsbebouwing mogelijk maakt, maar alleen een planologische functiewijziging, voorziet in beginsel niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, tenzij die planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.“

4.3 Conclusie

Uit, onder andere, bovengenoemde uitspraken kunnen we de volgende hoofdregel opmaken: Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling bij uitsluitend een functiewijziging.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet in de toename van bouwmogelijkheden en uitsluitend in een functiewijziging naar horeca-categorie 3. Op basis van jurisprudentie wordt geconcludeerd dat dit geen Ladderplichtige stedelijke ontwikkeling betreft.

Tevens is in de bestuursovereenkomst Regionale afspraken Zuid Limburg 2016 het volgende besloten:

Afspraken over het thema detailhandel

  1. 1. Resultaat:

Gemeenten en Provincie werken in 2016 samen aan een intergemeentelijke structuurvisie ruimtelijk economische thema's op het niveau van Zuid-Limburg, met als doel: een gezonde en toekomstbestendige detailhandelsstructuur.

  1. 2. Proces:

De bestuurlijke verantwoordelijkheid en aansturing van (het proces en de producten in het kader van) de POL-uitwerking Detailhandel ligt bij het Bestuurlijk Overleg Ruimtelijke Economie. De voorbereidende werkzaamheden (zie toelichting) worden uitgevoerd door de Ambtelijke Werkgroep Detailhandel Zuid-Limburg. De voorbereiding vindt plaats binnen de subregio's.

  1. 3. Afspraken voor de periode tot het vaststellen van de intergemeentelijke structuurvisie detailhandel Zuid-Limburg:

De regio Zuid-Limburg wordt niet op slot gezet. Aan kwalitatief goede projecten die een toegevoegde waarde bieden en de economische structuur van de regio versterken of die van belang zijn voor de leefbaarheid in de kernen wordt, mits op de juiste manier onderbouwd, een kans tot ontwikkeling gegeven.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Algemeen

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Ingevolge de Wro bepaalt een viertal zaken de opzet en inrichting van de planregels, te weten:

  • de digitale raadpleegbaarheid;
  • de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012;
  • het vigerende bestemmingsplan 'Herziening Koningin Julianaplein e.o.';
  • de Woningwet;
  • de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan gaat uit van de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Aangezien bestemmingsplannen moeten voldoen aan het SVBP2012 zullen bestemmingsplannen voortaan kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.2 Planonderdelen

Het bestemmingsplan '2e herziening Koningin Julianaplein e.o.' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Op de verbeelding krijgen de gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale- en GBKN-ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan.

5.3 Nadere Toelichting Op De Verbeelding

De structuur van het bestemmingsplan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het plan dient dan ook eerst naar de verbeelding te worden gekeken. Vervolgens kan in de regels worden teruggelezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. Op de verbeelding zijn aangegeven:

  • de grens van het plangebied;
  • de bestemming van de in het plangebied gelegen gronden;
  • de aanduidingen bij de bestemmingen;
  • de verklaringen.

Het plangebied is ingevuld met de bestemming 'Centrum'. Binnen de centrumbestemming is het gebruik van de gronden ten behoeve van detailhandel, dienstverlening en horeca tot en met categorie 3 op de begane grond, alsmede wonen (uitsluitend op de verdiepingen) toegestaan. Ten behoeve van deze voorzieningen is een bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwd mag worden.

5.4 Nadere Toelichting Op De Regels

De regels zijn conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

5.4.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die in de regels worden gebruikt en wellicht voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in het SVBP en dient daaruit te worden overgenomen.

Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2012 voorschriften gegeven die in het plan letterlijk zijn overgenomen.

5.4.2 Bestemmingsregels

Voor elke bestemming die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving
  2. 2. Bouwregels
  3. 3. Nadere eisen
  4. 4. Afwijken van de bouwregels
  5. 5. Specifieke gebruiksregels
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  8. 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (voorheen: sloopvergunning)
  9. 9. Wijzigingsbevoegdheid

Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Op de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.

Bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies beschreven. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden “met daaraan ondergeschikt”. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.

Bouwregels

In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels – voor zover van toepassing – minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.

Nadere eisen

Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.

Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan wordt afgeweken, de maximale aanpassing die met de afwijking kan worden toegestaan en meestal de situaties waarin of voorwaarden waaronder afwijking wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).

Specifieke gebruiksregels

In specifieke gebruiksregels kunnen bepaalde gebruiksvormen als verboden gebruik worden benoemd.

Afwijking van de gebruiksregels

Van de gebruiksregels kan ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik worden afgeweken. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via afwijking geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. De afwijking dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening te worden geregeld.

Wijzigingsbevoegdheid

Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).

5.4.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelbepaling

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening wordt de zogenaamde 'anti-dubbeltelbepaling' opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied en alle bestemmingen geldt een aantal algemene bouwregels. Zo wordt bijvoorbeeld geregeld dat het verboden is de bouwgrenzen te overschrijden, behoudens uitzonderingsgevallen.

Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven middels een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het – tenzij anders vermeld – om afwijkingsregels die ten aanzien van alle bestemmingen in het plan gelden.

Algemene wijzigingsregels

In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing daarvan in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

5.4.4 Overgangs- en slotregels

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen. Als laatste wordt de slotregel opgenomen, zoals eveneens voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan dient te worden aangehaald.

5.5 De Regeling In Het Onderhavige Plan

5.5.1 Bestemmingen

Centrum

Binnen deze bestemming is middels een specifieke aanduiding aangegeven welke functies binnen blok A conform het vigerende bestemmingsplan, zijn toegestaan en op welke verdieping. Naast de functies detailhandel en dienstverlening zijn ook horeca-activiteiten toegestaan. Bovendien is wonen toegestaan.

Daarnaast gelden ook diverse (specifieke) bouwaanduidingen zoals 'specifieke bouwaanduiding – berging'. Het maximale aantal wooneenheden wordt aangegeven middels het matrixsymbool 'maximum aantal wooneenheden'.

De toegestane bouwhoogte, het aantal bouwlagen en de dakhelling is per blok vastgelegd op basis van de toegestane hoogte ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.). Voor blok A geldt het volgende:

Schema bouwhoogte / aantal bouwlagen

Blok Aanduiding Bestemmingsplan maximale bouwhoogte t.o.v. N.A.P. Aantal bouwlagen
A ´specifieke vorm van centrum / 1´ 209,00 3

5.5.2 Dubbelbestemmingen

Waarde – Archeologie 3 en 6

Deze dubbelbestemming is verdeeld in de categorieën 3 en 6, hetgeen te maken heeft met het onderliggende gemeentelijke archeologische beleid en de te beschermen waarden. Deze regeling wordt ook conform het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen, in het bijzonder voor beschermde archeologische monumenten. Bouwen dan wel aanleggen in dergelijke gronden is niet zonder meer mogelijk.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 De Te Volgen Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

  1. a. Ontwerp:

1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)

Mogelijkheid om zienswijzen in te dienen

  1. b. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad

2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)

Mogelijkheid om beroep in te stellen

  1. c. Beroep:

(Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan

Reactieve aanwijzing

Beroep bij Raad van State

Aangezien onderhavig bestemmingsplan niet ziet op significant grote wijzigingen van het bestemmingsplan ter plaatse (uitsluitend functieaanvulling in de vorm van horeca), heeft de gemeente direct een ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht. De mogelijkheid om een inspraak- en vooroverlegreactie in te brengen is daarmee vervallen. In het kader van het ontwerp is het natuurlijk wel voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken.

Er zijn geen zienswijzen binnen gekomen op het bestemmingsplan.

Na vaststelling van het bestemmingsplan kunnen belanghebbenden beroep aantekenen bij de Raad van State. Hiervoor dient in de fase van het ontwerp een zienswijze ingediend te zijn of dient het plan ten opzichte van het ontwerp gewijzigd te zijn. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

Het bestemmingsplan is op 13 maart 2017 vastgesteld.