Centrum Venlo
Bestemmingsplan - Gemeente Venlo
Onherroepelijk op 26-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Centrum Venlo van de gemeente Venlo, bestaande uit de verbeelding, de toelichting alsmede deze regels.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BP201227CENTRVENLO-VA02 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aaneengebouwd woningen:
woningen die worden gekenmerkt door aaneengebouwde hoofdgebouwen.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan- en/of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw vastgebouwd gebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
1.7 aan huis gebonden bedrijf:
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel.
1.8 aan huis gebonden beroep:
Het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijk bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.
1.9 AMK-terrein:
een gebied dat op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) is aangewezen als waardevol gebied voor de archeologie.
1.10 ander bouwwerk:
een bouwwerk geen gebouw zijnde.
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.
1.12 automatenhal/speelhal:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of gedeelte daarvan is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.
1.13 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.15 bed and breakfast:
een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
1.16 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.
1.17 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.18 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.19 bedrijfswoning/dienstwoning:
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meerdere persoon / personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.20 begane grond:
een bouwlaag geen verdieping zijnde.
1.21 belwinkel:
een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'belwinkel'.
1.22 bestaand:
Bebouwing:
de als zodanig op de verbeeldingen aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
Gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van 3,00 m. voor woningen alsmede parkeergarages.
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
1.29 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 boven- en benedenwoning:
gestapelde wooneenheden welke niet behoren tot een appartementencomplex of flatgebouw.
1.33 bijgebouw:
een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
1.34 coffeeshop:
een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden versterkt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
1.35 consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:
het beroepsmatig uitoefenen van een ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij horende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Dit laatste is slechts anders daar waar in deze regels is bepaald, dat de consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten tevens als hoofdfunctie zijn toegestaan, niet zijnde detailhandel.
1.36 cultuur en ontspanning:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder podiumkunsten en bioscopen, theaters, musea en toeristische attracties, muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra en feestzalenverhuur.
1.37 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied. Cultuurhistorie is een verzamelnaam voor de begrippen archeologie, historische bouwkunde (monumenten en beeldbepalende panden en bouwwerken), historische geografie (landschappelijke structuren en patronen door ingrijpen van de mens) en mensgebonden natuur (solitaire bomen, laan- en haagbeplantingen, boomgaarden en houtwallen).
1.38 dagrecreatie:
vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet zijn gericht op het verstrekken van nachtverblijf.
1.39 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.40 dakopbouw:
opbouw van de bovenste bouwlaag voor zover gelegen binnen de snijlijnen van een schuin dak, uitgaande van een maximale dakhelling van 60°, met uitzondering van het gestelde bij "setbacks" in dit artikel.
1.41 dakterras:
een voor mensen toegankelijke niet bedrijfsmatige buitenruimte op het dak van een gebouw;
1.42 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Supermarkten en grootschalige- en perifere detailhandel zijn niet toegestaan.
1.43 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van administratieve, economische, maatschappelijke en medische diensten aan derden, zoals:
- niet-consumentgerichte dienstverlening, bijvoorbeeld een advocaten- of accountantskantoor en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
- consumentgerichte dienstverlening, bijvoorbeeld een uitzend- of reisbureau, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
- medische praktijkruimte, bijvoorbeeld een tandarts- of huisartspraktijk.
1.44 discotheek/dancing:
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarvan het laten beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
1.45 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond. Een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hieronder niet begrepen.
1.46 (eet)cafe:
een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van drank.
1.47 erf:
het gedeelte van het bouwperceel bestaande uit achtererf en zijerf waarop volgens de regels bijgebouwen mogen worden opgericht.
1.48 evenement:
grootschalige periodieke en/of meerdaagse manifestaties, waarbij de onderstaande categoriën worden onderscheiden:
Evenement, categorie 1:
evenementen met alleen onversterkte muziek tot maximaal 50 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning.
Evenement, categorie 2:
evenementen met een versterkt geluidsniveau tot maximaal 70 d(B)a op de gevel van de maatgevende geluidgevoelige bestemming, mits geen inrichting.
Evenement, categorie 3:
evenementen met een versterkt geluidsniveau tussen 70-80 dB(A) op de gevel van de maatgevende geluidgevoelige bestemming, mits geen inrichting.
1.49 fastfood-vestiging:
een horecabedrijf, waar frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakkingen al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture of afhaalcentrum.
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.51 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.52 geluidgevoelige functies:
bewoning en andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.53 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.
1.54 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.55 gestapelde woning:
een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat (en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen).
1.56 groepsrisico:
cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken.
1.57 grondgebonden woning:
een gebouw met hoofdzakelijk een woonfunctie waar één woning aanwezig is.
1.58 halfvrijstaande woningen:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengesloten woningen.
1.59 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.
1.60 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.61 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
Horeca, categorie 1:
een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.
Horeca, categorie 2:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie- en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
Horeca, categorie 3:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.
Horeca, categorie 4:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).
Horeca, categorie 5:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
1.62 huishouden:
een duurzame leefgemeenschap van personen met een onderlinge verbondenheid, waarbij sprake is van (nagenoeg) zelfstandige bewoning.
1.63 internetwinkel:
het bedrijfsmatig via website's te koop aanbieden van goederen, alsmede het opslaan, verkopen en/of (af)leveren van deze goederen, waarbij de goederen niet ten verkoop worden uitgestald.
1.64 kamerbewoning:
een pand of een deel van een pand dat door maximaal 4 personen kamergewijs wordt bewoond, al dan niet mede door de rechthebbende, en welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.
1.65 kamerverhuurbedrijf:
een pand of een deel van een pand dat door meer dan 4 personen, anders dan door de rechthebbende, bedrijfsmatig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.
1.66 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.67 kantoor:
een gebouw of ruimte, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.68 logiesverblijf
het in gebruik hebben of houden van een bouwwerk waarin bedrijfsmatig recreatief verblijf of tijdelijk onderdak wordt verschaft aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.
1.69 maatschappelijke voorzieningen:
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd / kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart / begraafplaats, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven en/of defensie / militaire zaken.
1.70 mantelzorg:
zorg die mensen vrijwillig en onbetaald verlenen aan mensen met fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen in hun familie, huishouden of sociale netwerk; het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is.
1.71 nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit plan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.72 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.73 ondergeschikte activiteit:
activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
1.74 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.75 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.
1.76 passantenhaven:
haven die voorziet in aanlegsteigers ten behoeve van het afmeren van schepen, alsmede het te water laten en uit het water halen van schepen, bestemd voor de recreatievaart.
1.77 parkeervoorziening:
een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
1.78 peil:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.
1.79 perceelgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
1.80 plaatsgebonden risico:
de kans dat per jaar een (denkbeeldig) persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt.
1.81 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. Maximaal 10% van het bedrijfsoppervlak, met een maximum van 500 m², mag voor productiegebonden detailhandel worden gebruikt.
1.82 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.
1.83 recreatie:
vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.
1.84 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.85 restaurant:
een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken - in principe alleen in combinatie met die maaltijden - worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.
1.86 risicovolle inrichtingen:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.87 riviergebonden activiteiten:
hieronder worden uitsluitend verstaan:
- waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen, voorzieningen t.b.v. veerdiensten e.d.);
- voorzieningen voor de beroepsvaart (vaarwegenverbetering);
- voorzieningen voor een veilige afwikkeling van beroeps- en recreatievaart;
- overslagbedrijven voor zover gekoppeld aan vervoer over een hoofdvaarweg;
- scheepswerven voor schepen groter dan 25 m, gemeten langs de waterlijn;
- natuur in de uiterwaarden;
- uitbreiding van bestaande steenfabrieken onder voorwaarden.
1.88 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, voor zover nader beschreven in de toelichting op dit plan.
1.89 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.90 standplaats:
een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
1.91 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.
1.92 stroomvoerend rivierbed:
de gronden die bij extreem hoge afvoer van de rivier de Maas onder water staan en die een stroomvoerende functie moeten kunnen vervullen en die worden begrensd door het zomerbed en de op de verbeelding aangegeven begrenzing die gebaseerd is op het gebied dat stroomvoerend is.
1.93 studentenhuisvesting:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van studenten;
1.94 supermarkt:
detailhandelsbedrijf met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 500 m² en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening voor de klanten.
1.95 tuin:
gronden gelegen tussen de (voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.
1.96 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.97 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie die mede gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.
1.98 verdieping
een bouwlaag boven de bouwlaag op de begane grond.
1.99 verkoopvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (dit is de netto vloeroppervlakte).
1.100 volumineuze goederen:
goederen van enige omvang te weten auto's, banden, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen.
1.101 voorgevel:
een of meer gevel(s) van een gebouw die is / zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).
1.102 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.103 vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, dat in functionele en bouwkundige zin ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.
1.104 vrijstaande woning:
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.
1.105 waterbergende gronden:
de gronden die dienen voor de berging en/of afvoer van extreem hoge afvoeren van de Maas.
1.106 waterloop:
een werk, al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
1.107 weg:
een voor het rij- en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
1.108 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.109 woongebouw:
een gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meerdere woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke ruimte(n).
1.110 zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
1.111 zomerbed:
de oppervlakte die bij gewoon hoog zomerwater door de rivier wordt ingenomen.
1.112 zijerf:
gronden gelegen tussen een zijgevel van het hoofdgebouw en de zijdelingse niet aan een weg grenzende perceelgrens, waarop volgens de regels bijgebouwen mogen worden opgericht.
1.113 zijgevel:
een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. Afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
- b. Bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
- c. Dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
- d. Goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
- e. Horizontale diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.
- f. Inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
- g. Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
- h. Oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst van aan huisverbonden bedrijfsactiviteiten;
- b. ondergeschikte productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen tot een maximum van 10 % van de vloeroppervlakte;
- c. wonen op de verdieping;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. parkeervoorzieningen. Er dient overwegend te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- j. groenvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- k. voorzieningen van algemeen nut,
met dien verstande dat:
- l. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- m. afvalverwerkende en recycling bedrijven, alsmede sloperijen niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:
- a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- b. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 3.1;
- c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van verkooppunten als bedoeld in lid 3.1;
- d. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- e. coffeeshops;
- f. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Centrum - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, geen supermarkt zijnde, uitsluitend op de begane grond en in de kelder;
- b. detailhandel op de verdieping, met dien verstande dat gemeten vanaf de Havenkade detailhandel uitsluitend op de begane grond en de 1e verdieping is toegestaan;
- c. horeca van categorie 1 t/m 3, uitsluitend op de begane grond en in de kelder;
- d. horeca van categorie 5;
- e. consumentgerichte dienstverlening, uitsluitend op de begane grond en in de kelder;
- f. wonen, uitsluitend op de verdiepingen, waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen), inclusief dakterras;
- g. cultuur en ontspanning;
- h. bed en breakfast;
- i. horeca van categorie 4 op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4' (h=4);
- j. horeca van categorie 2 op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca 2 op verdieping';
- k. horeca van categorie 4 op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca 4 op verdieping';
- l. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', uitsluitend een supermarkt, zoals bestaand aanwezig;
- m. onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
- n. wonen op de begane grond, uitsluitend ter plaate van de aanduiding 'wonen';
- o. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- p. terrassen;
met daaraan ondergeschikt:
- q. wegen en paden;
- r. groenvoorzieningen;
- s. parkeervoorzieningen;
- t. ondergrondse parkeergarage, inclusief in- en uitritten, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
met de daarbijbehorende:
- u. voorzieningen van algemeen nut.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- b. coffeeshops;
- c. kamerverhuurbedrijf;
- d. internet- en belwinkels.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Centrum - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. detailhandel op de verdieping, uitsluitend ter plaatste van de aanduiding 'detailhandel' of zoals bestaand aanwezig;
- c. horeca van categorie 1 t/m 2 op de begane grond;
- d. horeca van categorie 5;
- e. dienstverlening;
- f. wonen, uitsluitend op de verdiepingen, waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen), inclusief dakterras;
- g. bed en breakfast;
- h. kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst van aan huisverbonden bedrijfsactiviteiten;
- i. cultuur en ontspanning;
- j. horeca van categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
- k. horeca van categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4';
- l. horeca van categorie 2 op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca 2 op verdieping';
- m. horeca van categorie 3 op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca 3 op verdieping';
- n. religie, kerk en kapellen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'religie';
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kunstcentrum', een kunstcentrum;
- p. wonen op de begane grond, uitsluitend ter plaate van de aanduiding 'wonen';
- q. onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
- r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox', uitsluitend garageboxen;
- s. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- t. terrassen,
met dien verstande dat de functies onder a, c, d, e, g, h, i, j, k, n en o van dit artikel in de kelder uitsluitend zijn toegestaan zoals bestaand aanwezig;
met daaraan ondergeschikt:
- u. wegen en paden;
- v. groenvoorzieningen;
- w. parkeervoorzieningen;
- x. ondergrondse parkeergarage, inclusief in- en uitritten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
met de daarbijbehorende:
- y. voorzieningen van algemeen nut.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met uitzondering van grootschalige detailhandel, zoals bestaand aanwezig;
- b. wonen;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', een supermarkt, zoals bestaand aanwezig;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', inclusief in- en uitritten, een bovengrondse parkeergarage;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur', een kamerverhuurbedrijf;
- f. kamerbewoning (maximaal 4 personen), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – kamerbewoning';
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- h. wegen en paden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. detailhandel in volumineuze goederen;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
- c. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- d. coffeeshops.
Artikel 7 Dienstverlening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond en op de verdieping zoals bestaand aanwezig;
- b. detailhandel op de begane grond, ter plaatste van de aanduiding 'detailhandel';
- c. wonen, uitsluitend zoals bestaand aanwezig;
- d. onderwijs, inclusief ondergeschikte detailhandel en horeca, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
- e. kamerverhuurbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur';
- f. kamerbewoning (maximaal 4 personen), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – kamerbewoning';
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox', uitsluitend garageboxen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- i. wegen en paden;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. bedrijvigheid;
- b. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- c. coffeeshops.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Gemengd
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen);
- b. dienstverlening;
- c. aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;
- d. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- e. onderwijs, inclusief ondergeschikte detailhandel en horeca, ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', uitgezonderd extra kwetsbare objecten;
- f. horeca van categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' (h=2);
- g. horeca van categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' (h=3);
- h. horeca van categorie 5, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5' (h=5);
- i. horeca tot en met categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' (h<2);
- j. onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox', uitsluitend garageboxen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- m. wegen en paden;
- n. groenvoorzieningen;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. terrassen;
met de daarbijbehorende:
- q. voorzieningen van algemeen nut.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
8.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 8.2.1 onder c minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. plantsoenen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. bermen en beplanting;
- e. parken;
- f. recreatief medegebruik;
- g. kiosk met horeca van categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' (h=2), met dien verstande dat uitsluitend alcoholvrije drank mag worden verstrekt;
- h. evenementen van categorie 1, 2 en 3;
- i. tunnel, ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox', uitsluitend garageboxen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- l. paden;
- m. verhardingen;
- n. parkeervoorzieningen;
- o. hondenuitlaatplaatsen;
- p. kunstwerken;
met de daarbijbehorende:
- q. voorzieningen van algemeen nut.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- f. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven tot en met horeca categorie 2, uitsluitend op de begane grond;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' (h=3), horeca categorie 3, zoals bestaand aanwezig;
- c. wonen, waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen);
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. terrassen;
- f. wegen en paden;
- g. groenvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- b. coffeeshops.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, met dien verstande dat is toegestaan:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bibliotheek', een bibliotheek;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', eenkantoor;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'museum', een museum;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'religie', religie, kerk en kapellen;
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling', een zorginstelling;
- 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - openbaar', het stadhuis;
- 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - daklozenopvang', een daklozen opvang, inclusief museale activiteiten en daaraan ondergeschikte kantoren;
- 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - jongerencentrum', een jongerencentrum;
- 10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kunstcentrum', een kunstcentrum;
- 11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - veiligheidshuis', een veiligheidshuis;
- 12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang', een kinderopvang;
- 13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - centrum voor kerk en samenleving', het centrum voor kerk en samenleving;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- c. ondergeschikte detailhandel, horeca en kantoren;
- d. wonen op de verdieping;
- e. wonen op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- f. kamerbewoning (maximaal 4 personen) uitsluitend op de verdiepingen en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – kamerbewoning';
met daaraan ondergeschikt:
- g. wegen en paden;
- h. groenvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- j. voorzieningen van algemeen nut.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. bedrijvigheid, inclusief horecabedrijf;
- b. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- c. coffeeshops.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel', een tunnel;
waarbij wordt gestreefd naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
- g. bermen en beplanting;
- h. straatmeubilair;
met de daarbijbehorende:
- i. voorzieningen van algemeen nut;
- j. waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen, voorzieningen ten behoeve van veerdiensten e.d.).
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. standplaats voor kampeermiddelen;
- b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 13 Verkeer - Railverkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4', bedrijvigheid ten behoeve van het spoorwegemplacement;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-stationsgebouw', detailhandel en horeca als ondergeschikte activiteit;
- d. brug voor railverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- g. voorzieningen van algemeen nut;
- h. geluidwerende voorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- j. bermen en beplanting;
- k. straatmeubilair.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:
- a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- b. wonen;
- c. detailhandel en horeca, met uitzondering van detailhandel en horeca als bedoeld in lid 13.1;
- d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- e. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- f. coffeeshops;
- g. opslag van goederen en materialen, behoudens opslag ten behoeve van het spoorwegemplacement ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4' en opslag in containers.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. een boven- en ondergrondse parkeergarage, inclusief in- en uitritten, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- d. brug voor langzaamverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. evenementen van categorie 1, 2 en 3;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox', uitsluitend garageboxen;
- i. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - bewaakte fietsenstalling”, uitsluitend een bewaakte fietsenstalling;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- k. bermen en beplanting;
- l. straatmeubilair;
- m. kunstwerken;
- n. hondenuitlaatpaatsen;
- o. waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen, voorzieningen ten behoeve van veerdiensten e.d.);
- p. voorzieningen van algemeen nut;
- q. terrassen.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
14.3 Nadere eisen
14.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 15 Water - Rivier
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Rivier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de scheepvaart;
- b. het zomerbed van de rivier de Maas;
- c. de beheersing van de waterstand en de stroomvoerende functie van de rivier de Maas;
- d. het behoud en herstel van natuurwaarden;
- e. recreatief medegebruik;
- f. passantenhaven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'passantenhaven';
- g. brug voor langzaamverkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
met de daarbij behorende:
- h. kunstwerken
- i. lichten en bakens ten behoeve van de scheepvaart;
- j. fiets- en wandelpaden ten behoeve van recreatieve doeleinden.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ten behoeve van het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
- b. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van ligplaatsen voor onderkomens, niet zijnde tijdelijke (meer dan 5 aaneensluitende) overnachtingen.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, in grondgebonden woningen, gestapelde woningen, boven- en benedenwoningen, waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen);
- b. aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel;
- d. onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
- e. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- f. in- en uitritten ten behoeve van een boven- en ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- g. kamerverhuurbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur';
- h. tuinen, erven en onbebouwde erven;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox', uitsluitend garageboxen;
met de daarbijbehorende:
- l. hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- n. voorzieningen van algemeen nut.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende ondergeschikte bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en behoud van:
- a. de aanwezige monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';
- b. de aanwezige bouwhistorisch waardevolle bebouwing en gevelwanden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bebouwing en gevelwanden';
- c. de aanwezige bouwhistorische zone, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone';
- d. de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle onderdoorgang';
- e. de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bestrating, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle bestrating';
- f. het aanwezige cultuurhistorisch waardevolle groen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol groen';
- g. de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle laanstructuren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle laanstructuur';
- h. de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle standbeelden, kunstwerken en fonteinen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- i. de aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
17.2 Bouwregels
- a. Met betrekking tot de maatvoering van de gebouwen geldt de maximale goothoogte, de maximale nokhoogte en het maximum aantal bouwlagen als tijde van de inwerkingtreding van het plan.
- b. Met betrekking tot de nokrichtingen is de bestaande nokrichting zoals aangegeven op de 'Cultuurhistorische waardenkaart' die als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen, maatgevend.
- c. Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat:
- 1. de voorgevel van de hoofdgebouwen in de voorste begrenzing van het bouwvlak moet worden geplaatst;
- 2. dat binnen het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone' de bestaande achtergevel als bouwgrens aan de achterzijde geldt, welke niet mag worden overschreden;
- d. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone', de bestaande parcellering en breedte van het hoofdgebouw moet worden gehandhaafd.
- e. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone', samenvoeging van panden en doorbraken in zijmuren tussen panden niet is toegestaan; bestaande zijmuren dienen te worden gehandhaafd.
- f. De bestaande kapvorm en nokrichting niet mag worden gewijzigd;
- g. De gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevolle onderdoorgang' mogen uitsluitend worden bebouwd indien een onderdoorgang wordt gerealiseerd met een minimale breedte en een minimale hoogte gelijk aan de bestaande hoogte ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
- h. De binnen de bestemming aanwezige stegen mogen niet worden afgesloten door middel van bebouwing of bouwwerken;
- i. Kelders zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze aanwezig waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan; bestaande kelders mogen niet worden vergroot
- j. Bijgebouwen mogen in de vorm van aan- of uitbouwen van het hoofdgebouw of in de vorm van vrijstaande bijgebouwen op het erf worden opgericht. Aan- en bijgebouwen zijn tevens mogelijk binnen de bouwvlakken, met dien verstande, dat binnen het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone' geen nieuwe aanbouwen aan de achtergevel zijn toegestaan.
- k. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom', dan wel binnen een afstand van 2 meter van de maximale kruinprojectie van bomen niet worden gebouwd.
17.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van:
- a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van de binnenstad;
- b. de cultuurhistorische en archeologische waarden;
- c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
17.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en toestaan dat:
- 1. het samenvoegen van panden, het afwijken van bestaande breedte van panden en het maken van doorbraken in zijmuren, mits de parcellering gehandhaafd blijft en de structuur van de panden zichtbaar blijft;
- 2. binnen het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone' hoofdgebouwen worden uitgebreid tot aan de grens van de bouwvlakken of aanbouwen plaatsvinden aan de bestaande achtergevel;
- 3. het opdelen van vroeger samengevoegde panden;
- 4. de dakhelling wordt gewijzigd ten behoeve van het realiseren van een andere kapvorm;
- 5. de kaprichting en kapvorm wordt gewijzigd ten opzichte van de bestaande kappenstructuur;
- 6. kelders worden aangelegd dan wel uitgebreid;
- 7. verspringingen in de voorgevel worden aangebracht;
- 8. stegen worden overbouwd waarbij de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de aangrenzende gebouwen;
- b. Binnen het gebied met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bouwhistorische zone' wordt geen toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid dan nadat de aanvrager een door een deskundige opgesteld rapport heeft overgelegd overeenkomstig de landelijke 'Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek' (2009), waarbij naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de betrokken bouwwerken in voldoende mate is vastgesteld of naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld, in welk geval het overleggen van voornoemd door een deskundige opgesteld rapport niet nodig is. In het belang van handhaving van bouwhistorische waarden kan het verzoek om af te wijken worden geweigerd of nadere voorwaarden in het belang van handhaving en onderzoek/documentatie van bouwhistorische zaken aan een afwijking worden verbonden.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 18 Waarde - Archeologie 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de in deze gronden voorkomende archeologische vindplaatsen.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch waardevol gebied.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2.1 indien:
- a. de archeologische waarden niet worden aangetast;
- b. de nieuwbouw binnen de archeologische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
- c. de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de in deze gronden voorkomende archeologische zeer hoge waarden en AMK-terreinen.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch waardevol gebied.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 indien:
- a. de archeologische waarden niet worden aangetast;
- b. de nieuwbouw binnen de archeologische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
- c. de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5 Omgevingsvergunning voor het slopen
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 3
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende:
- a. cultuurhistorische waarden;
- b. archeologische hoge en middelhoge waarden.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch waardevol gebied.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 indien:
- a. de archeologische waarden niet worden aangetast;
- b. de nieuwbouw binnen de archeologische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
- c. de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
Artikel 21 Waarde - Archeologie 4
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende lage archeologische waarden.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch waardevol gebied.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2.1 indien:
- a. de archeologische waarden niet worden aangetast;
- b. de nieuwbouw binnen de archeologische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
- c. de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
Artikel 22 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een stroomvoerende functie.
22.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 22.2, ten behoeve van:
- a. de volgende riviergebonden activiteiten:
- 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
- 2. de realisatie van voorzieningen voor een beter en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
- 3. de realisatie van natuur;
- 4. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie verbonden zijn;
- 5. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
- b. de volgende niet-riviergebonden activiteiten:
- 1. een activiteit met een groot openbaar belang die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- 2. een activiteit met een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- 3. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
- c. de volgende kleine, tijdelijke of voor rivierbeheer noodzakelijke activiteiten:
- 1. activiteiten als bedoeld in artikel 2 en 3 Bijlage II van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- 2. activiteiten als bedoeld in artikel 4 Bijlage II van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- 3. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
- 4. overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
- 5. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming;
- 6. tijdelijke activiteiten,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- I. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat het veilig functioneren van waterstaatswerken is gewaarborgd;
- II. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat er geen sprake is van een feitelijke belemmering van toekomstige vergroting van de afvoer- of bergingscapaciteit;
- III. de situering en uitvoering van bouwwerken dienen zodanig te zijn dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
- IV. de resterende, blijvende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen moeten duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moet zijn;
- V. specifiek voor bouwwerken ten behoeve van de in 22.3 onder b sub 3 genoemde activiteiten, de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moet zijn;
- VI. de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen moeten het oprichten van bouwwerken toelaten;
- VII. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
Op de gronden aangewezen als 'Waterstaat - Waterkering' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Peel en Maasvallei van toepassing.
Artikel 24 Waterstaat - Waterlopen
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en onderhoud van water en (overkluisde) watergangen.
24.2 Bouwregels
Op de gronden aangewezen als 'Waterstaat - Waterkering' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Peel en Maasvallei van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
26.1 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
Voor bestaande afstanden en andere maten gelden de volgende regels:
- a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
- c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
27.1 veiligheidszone - bevi
27.2 veiligheidszone - lpg - plaatsgebonden risico
27.3 veiligheidszone - lpg - groepsrisico
27.4 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, worden afgeweken van:
- a. de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en kan worden toegestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en kan worden toegestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m onder de volgende voorwaarden:
- 1. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
- op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit;
- tegen gevels aan; wanneer de invloed van installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;
- 1. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en kan worden toegestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- 2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
- g. de regels en kan het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, worden toegestaan mits:
- 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;
- 2. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
- 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;
- 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
29.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen met niet meer dan 3 m, waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen met niet meer dan 3 m, waarbij het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot, en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan worden gewijzigd;
- d. de toekenning van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde -Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4 aan één of meer bestemmingen, indien ter plaatse sprake is van archeologisch waardevol gebied, en/of archeologisch onderzoeksgebied, en indien uit een rapport blijkt dat de betreffende waarde in voldoende mate aanwezig is.
29.2 Uitsterfconstructie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf', 'Detailhandel', 'Dienstverlening', Horeca' en 'Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende minimaal twee jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat daarbij de volgende (rand)voorwaarden in acht worden genomen:
- a. de wijziging zal plaatsvinden met inachtneming van het door de gemeenteraad jaarlijks vast te stellen woningbouwprogramma voor de gemeente Venlo;
- b. de ontsluitingswegen en groenvoorzieningen dienen zoveel mogelijk aan te sluiten op de infrastructuur van het aangrenzende woongebied;
- c. in geval van een zonering mag de geluidsbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet toenemen;
- f. het bepaalde in 'Wonen' is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 30 Algemene Procedureregels
30.1 Procedure nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 31 Overige Regels
31.1 Afstemmingsregeling
Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de regels primair de regels van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.
31.2 Rangorde dubbelbestemmingen
Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
- 1. in de eerste plaats artikel 'Waterstaat - Waterkering';
- 2. in de tweede plaats artikel 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed';
- 3. in de derde plaats artikel 'Waarde - Archeologie 1';
- 4. in de vierde plaats artikel 'Waarde - Archeologie 2';
- 5. in de vijfde plaats artikel 'Waarde - Archeologie 3';
- 6. in de zesde plaats artikel 'Waarde - Archeologie 4';
- 7. in de zevende plaats artikel 'Waterstaat - Waterlopen'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
32.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
32.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld onder 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 33 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan Centrum Venlo.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan Centrum Venlo wordt opgepakt in het kader van het project regulier onderhoud bestemmingsplannen. Het vigerend planologisch regime van het centrum van Venlo is namelijk verouderd en versnipperd.
Het bestemmingsplan legt in principe de bestaande, feitelijke situatie vast en heeft daarmee een actualiserend karakter. De bestaande, vigerende rechten worden zoveel mogelijk gerespecteerd, waar deze aansluiten bij het ruimtelijk beleid van de centrumvisie, zoals onder meer de Visie Stedelijk Centrum. Daar waar de vigerende rechten strijdig zijn met deze visie of ander recent vastgesteld gemeentelijk beleid, prevaleert de gemeente het vastgesteld gemeentelijk beleid. Het ruimtelijk beleid wordt zoveel mogelijk vertaald in directe rechten. Verder zijn alleen die ontwikkelingen welke in voldoende mate concreet uitgewerkt zijn, in het bestemmingsplan opgenomen. Uitsluitend bouwplannen waarvoor een omgevingsvergunning verleend is voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld, worden dan ook meegenomen in het bestemmingsplan.
Naast afstemming op ruimtelijk beleid is een (gebiedsgerichte) afstemming met concrete, actuele projecten noodzakelijk. Een flexibiliteit op beide vlakken is daarom vereist, die tegemoet komt aan de dynamiek van het centrum van Venlo. Het plan bevat daarmee de voor een centrumgebied gewenste en noodzakelijke flexibiliteit.
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande situatie
Hoofdstuk 3 Inventarisatie
Hoofdstuk 4 Visie Stedelijk Centrum
Hoofdstuk 5 Analyse en keuze per beleidsonderwerp
Hoofdstuk 6 Sectorale aspecten in relatie tot de keuzes
Hoofdstuk 7 Juridische planopzet
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
1.2 Plangebied
Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Craneveldstraat vanaf de Hogeschoorweg en de Gasthuiskampstraat. Vervolgens wordt het plan in oostelijke richting vanaf de Gasthuiskampstraat begrensd door de Krefeldseweg tot het Koninginneplein en vervolgens verder oostelijk om het spoorwegemplacement heen door de Kalderkerkerweg en de Vierpaardjes tot aan de Broekestraat. Aan de zuidzijde van het spoorwegemplacement wordt het plangebied vervolgens begrensd door de Amnesty Internationalstraat en de Sloterbeekstraat tot aan de Roermondsepoort. Vanaf de Roermondsepoort wordt het gebied aan de westzijde begrensd door de Prinsessesingel, vervolgens het plan Maasboulevard en dan via de Peperstraat, de Lomstraat, het Mgr. Nolenspark, de Parkstraat, de Noord Buitensingel, de Maaskade en het Urbanuspad naar de Hogeschoorweg.
Ligging plangebied
Het plangebied ‘Centrum Venlo’ sluit hiermee aan op de reeds vigerende bestemmingsplannen welke rondom het centrum gelegen zijn (Venlo-noord, Venlo-zuid, Venlo-oost, Q4, en Maaswaard).
1.3 Doel
De doelstelling is om voor het plangebied te komen tot een actueel, uitvoerbaar en handhaafbaar planologisch-juridisch kader. Het nieuwe bestemmingsplan voldoet aan de volgende randvoorwaarden:
- Het plan is uniform in opzet, methodiek en aanpak waarbij de regels, de toelichting en de verbeelding zijn gestandaardiseerd. Leidraad vormen de zogenaamde IMRO-codering en de SVBP2008 en het "Handboek opstellen bestemmingsplannen gemeente Venlo" van juli 2010.
- Het plan is een leesbaar, toegankelijk, praktisch en toetsbaar plan.
- Het plan betreft een actualiserend plan.
- Het plan omvat voldoende flexibiliteit om in te kunnen spelen op de meest gangbare en voorzienbare ontwikkelingen.
Door middel van het geactualiseerde bestemmingsplan wordt in het kader van de genoemde herzieningsoperatie voor het centrum van Venlo in een actueel planologisch-juridisch regime voorzien.
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
In de hierop volgende tabel is een overzicht opgenomen van de momenteel nog geldende bestemmingsplannen in het plangebied. Omdat in het hoofdzakenplan geen voorschriften zijn opgenomen, geldt voor een deel van het plangebied momenteel alleen de gemeentelijke bouwverordening.
Overzicht geldende bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis: Historisch-ruimtelijke Ontwikkeling
2.1.1 Algemeen
De stad Venlo is gelegen in het Maasdal. Het Maasdal is het resultaat van een langdurig proces, waarbij de Maas gedurende tienduizenden jaren in het landschap haar bedding heeft gevormd. Nog steeds zijn in het buitengebied oude stroomgeulen te herkennen waar eens de Maas meanderde. Omdat de bedding van de Maas in de loop van de tijd nogal eens wijzigde, zijn in het landschap verschillende terrassen ontstaan met afwisselend hoge en lage gebieden. Deze Maasterrassen vormen de landschappelijke onderlegger van het huidige Venlo en zijn bepalend geweest voor de vestigingsplaatskeuze van mensen in het verleden. De grenzen tussen hoge gronden en de riviervlakte waren bij uitstek geschikt als woonplaats. De relatief steile Maasoevers waren aantrekkelijke vestigingslocaties, met name in de Romeinse Tijd en gedurende de Middeleeuwen, toen de handel over de rivier in Venlo hoogtij vierde.
Handel, transport en ondernemen hebben in Venlo steeds een belangrijke rol gespeeld. De stad is daardoor geworden tot wat het nu is. Venlo is ontstaan op een hogere zandrug aan een oorspronkelijk moerassige Maasoever. Reeds voor Christus' geboorte stichtten de Romeinen in de flauwe buitenbocht van de rivier een van de eerste militaire nederzettingen in Nederland en maakten hierbij een versterkte Maasovergang. Sporen daarvan kwamen bij werkzaamheden ten behoeve van de Maasboulevard aan het licht. Venlo werd een kruispunt van doorgaande landwegen, met de Maas als belangrijke vervoersader. Uitgegroeid tot echte stad maakte Venlo op het einde van de Middeleeuwen een stormachtige ontwikkeling door. Het gebied binnen de stadsomwalling werd in relatief korte tijd volgebouwd met nieuwe kerken, kloosters en woonhuizen. Bovenal verrees er een groot aantal 'bedrijfspanden' voor inventieve ondernemers, die met name in de vijftiende eeuw door handel en transportactiviteiten hun brood verdienden en een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de stad leverden. De ondernemersgeest van de middeleeuwse Venlonaren maakte de stad tot een bloeiend handelscentrum en een logistiek knooppunt. Venlo's opname in het internationale handelsstedenverbond van de Hanze onderstreept de vooraanstaande positie van de stad aan de Maas. De welvaart weerspiegelde zich duidelijk in de rijke vijftiende- en zestiende-eeuwse bebouwing van de binnenstad. Een opvallend aantal bouwwerken uit deze periode bleef, hetzij vaak voor het oog verborgen, tot in onze tijd bewaard.
De strategische ligging aan de Maas bezorgde Venlo de rol van vestingstad, met alle gevolgen van dien. De stad speelde meer dan eens een hoofdrol in belegeringen en oorlogen. Een ingenieus stelsel van muren, aarden wallen en grachten zorgde dan dat Venlo stand kon houden. Dat bleef zo tot ver in de negentiende eeuw. Toen werd de stadsmuur tot op maaiveldniveau afgebroken. Ondergronds bleef daarentegen een groot deel bewaard. Door de komst van spoorlijnen en wegen kreeg Venlo nieuwe impulsen om zich in rap tempo verder te ontwikkelen als florerende ondernemersstad. Aan de uitvalswegen verrezen monumentale herenhuizen en de oude binnenstad werd met nieuwe, planmatig opgezette bouwblokken uitgebreid. Aan de noordkant, in het gebied dat we nu Q4 noemen, is deze negentiende-eeuwse opzet nog zeer duidelijk te zien. Het gebied ten zuiden van de binnenstad en de spoorlijn, met name Maaswaard, werd het domein van de ondernemers. Allesbepalend voor het karakter van dit deel van Venlo was de komst van Nedinsco in het begin van de twintigste eeuw. Het opvallende Nedinscogebouw, opgetrokken volgens de internationale architectuurtrant van het Nieuwe Bouwen, is tot de vaste herkenningspunten in het stadssilhouet van Venlo gaan horen. In de periode na de Tweede Wereldoorlog zette de economische groei pas echt door. Daardoor kon de wederopbouw van de voor een deel verwoeste binnenstad in hoog tempo worden opgepakt en beschikt Venlo nu over een grote rijkdom aan opmerkelijke bouwwerken uit de naoorlogse periode.
2.1.2 De middeleeuwse handelsstad
Venlo ligt in een buitenbocht van de Maas op een punt waar de rivier ook 's zomers nog bevaarbaar was en enkele beken samenkwamen in de Maas. Dit bleek een gunstige ligging voor het ontstaan van een handelsnederzetting: zowel goed drinkwater als een goede positie voor een haven waren aanwezig. Een riviereiland, de Weerd, zorgde voor een beschutte aanlegplaats. In de Romeinse tijd was er ter hoogte van de huidige Havenkade en Jodenstraat een nederzetting. Na de teloorgang van deze Romeinse nederzetting verplaatste de nederzetting Venlo zich in de vroege Middeleeuwen een stuk in noordoostelijke richting, naar de omgeving van de huidige Sint Martinuskerk. De oudste benaming van Venlo dateert uit het einde van de tiende eeuw, en luidt: Vennelo. Vennelo was met de omgeving verbonden door een aantal landwegen. Deze oude prestedelijke wegen zien wij terug in een aantal van de huidige straten in het centrum. Deze nederzetting Vennelo ontwikkelde zich vanaf de twaalfde en dertiende eeuw tot de laatmiddeleeuwse stad, die uitgroeide tot de tweede stad van het Overkwartier van Gelre.
Eind dertiende, begin veertiende eeuw was de middeleeuwse omvang van de Venlose binnenstad vastgelegd. Kort na de stadsverheffing in 1343 werd begonnen met de bouw van de stadsmuur, die tot ver in de negentiende eeuw de contour van de binnenstad zou bepalen. Deze muur liep grofweg over de huidige Prinsessensingel, Koninginnesingel, Deken van Oppensingel, achter langs de Sint Martinuskerk, de Bolwaterstraat, Maaskade en Havenkade. Binnen deze ommuring was een ouder stratenpatroon bepalend voor de verkavelingsstructuur. De oudste verbinding werd gevormd door de noord-zuidverbinding evenwijdig aan de rivier, de huidige Jodenstraat, Maasstraat en het Maasschriksel. Ter hoogte van de huidige Oude Markt ontstond een handelsplaats, nadien in gebruik als marktplein. Parallel aan deze eerste ontwikkeling breidde de stad zich uit richting het oosten, richting de oude kern 'Vennelo' rondom de Sint Martinuskerk. Hierbij werd gebruik gemaakt van een reeds bestaande (land)wegenstructuur. De kern van dit stratenpatroon werd gevormd door de noord-zuidverbinding Lomstraat / Vleesstraat en de oost-westverbinding Parade / Gasthuisstraat / Steenstraat. De Steenstraat mondde uit bij Oude Markt. Op het kruispunt van beide wegen lag een klein pleintje, 'het Cruys', dat in de vijftiende eeuw werd vergroot tot een nieuw markplein, de huidige Markt.
Langs de oudste straten, zowel aan de Maaszijde als rondom het stratenkruis, lagen de belangrijkste percelen. Het ging om relatief smalle, diepe percelen, waarvan de achterrooilijnen oorspronkelijk in het midden van de bouwblokken lagen. In het geval van zeer voorname handelshuizen werd soms een dubbele perceelsmaat genomen, waarop zogenaamde 'dubbelhuizen', een typisch Venloos huistype, gebouwd werden. Naast de grote panden waren vaak stegen richting het achterterrein, met een poort aan de straatzijde. De huidige rooilijnen dateren grotendeels nog van de vroegste stadsaanleg. De breedte van de voorgevels varieerde van twee tot vijf vensterassen. De panden waren onderkelderd en daarboven twee tot vier bouwlagen hoog, onder een hoog zadeldak met de nok haaks op de straat. Aan de straatzijde hadden de panden rijk vormgegeven top- of trapgevels. De handelshuizen bestonden meestal uit een voor- en achterhuis, soms gescheiden door een deelmuur, soms als aparte structuren achter elkaar geplaatst.
Het oudste kerkelijke gebouw is de Sint Martinuskerk, waarvan de stichting voor het jaar 1000 al had plaats gevonden. Aan de zuidoostzijde van deze kerk, aan de huidige Lohofstraat, bevond zich het grafelijke hof van de graaf van Gelre. Behalve de Sint Martinuskerk lagen er in de middeleeuwse binnenstad diverse andere kerken en kloosters, al dan niet omgeven door een ruim kloosterterrein of een hof. Nu nog resterende open gebieden in de binnenstad zijn vaak restanten van deze kloosterarealen of kerkterreinen, bijvoorbeeld het gebied rondom de Sint Martinuskerk en de Weem met pastorietuin en het gebied rondom het voormalige klooster Mariaweide, thans Domani.
Kaart van Venlo van Jacob van Deventer, midden 16e eeuw
In de middeleeuwen doorkruisten drie beken het stedelijke gebied: de Helbeek, de Panhuis / molenbeek of Grote Beek en de Sloterbeek. De laatste twee liepen door de stad heen en waren tot in de achttiende eeuw nog open stromen. De waterstructuren zijn later overkluisd c.q. dichtgegooid en nu nauwelijks nog herkenbaar in de stad.
Vestingkaart van Venlo uit 1729
2.1.3 Venlo als vestingstad
De veertiende-eeuwse stadsmuur was voorzien van een omgrachting, 25 torens en had vier grote stadspoorten: de Maaspoort, de Helpoort (naderhand Gelderse Poort), de Laarpoort (naderhand Keulse poort) en de Tegelpoort (naderhand Roermondse poort). Gedurende de zestiende en de zeventiende eeuw bleven de middeleeuwse muren de grenzen van de stad vormen. Er zou geen stadsuitbreiding plaatsvinden. Dit leidde tot overbevolking en wantoestanden op het gebied van huisvesting en hygiëne. Vanaf het midden van de zestiende eeuw werden de vestingwerken in fasen uitgebreid. De focus veranderde van een handelsstad naar een vestingstad. Er werden rondelen gebouwd, gevolgd door een gebastioneerd verdedigingsstelsel. Tot in de negentiende eeuw werd het verdedigingstelsel uitgebreid en gemoderniseerd.
Rond 1600 was het gebied binnen de muren dicht bebouwd. Het uiterlijk van de stad veranderde wel onder invloed van grote bouwprojecten, waaronder een nieuw stadhuis, een vleeshuis en de Latijnse school. Een grote verandering in het straatbeeld vond plaats in de loop van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw. Door economische teruggang werden veel van de voorname middeleeuwse panden opgesplitst in verschillende eigendommen. Gevels werden versoberd en gepleisterd. Onder invloed van een veranderende mode eind achttiende eeuw werden de middeleeuwse topgevels afgebroken tot (lagere) lijstgevels. De hoge kappen werden aan de voorzijde afgeschuind, om bij de nieuwe gevels aan te sluiten. Het dakensilhouet van de binnenstad veranderde hierdoor drastisch.
De omvang van de vesting geprojecteerd op de huidige binnenstad (projectie Albert Kiefer)
2.1.4 Einde van de vestingstatus
In de tweede helft van de negentiende eeuw hield de vesting Venlo op met bestaan. De vesting werd in 1867 opgeheven. De middeleeuwse stadsmuur en het bastionstelsel werden (boven maaiveld) nagenoeg geheel gesloopt en de grachten werden gedempt. Om het historische stadscentrum werd een nieuw stelsel van singels aangelegd. Aan de zuidzijde van de stad was dat de Zuidsingel. Hier ontstond, nabij het in 1865 aangelegde spoor, een zone van bedrijvigheid en logistiek. Aan de oostzijde van de stad, ter hoogte van de Oostsingel (nu Burgemeester van Rijnsingel), ontstond een spoorwegemplacement. Aan de noordzijde van de stad, nabij de Goltziusstraat en de Puteanusstraat ontstond een nieuwe stadswijk met een regelmatige bouwblokstructuur. Hier kwamen voornamelijk middenstandswoningen en belangrijke openbare gebouwen, waaronder de Rijks HBS, het kantongerecht en een badhuis. Ten noorden daarvan, op de plek van het voormalige fort Ginkel, werd een villapark aangelegd in Engelse landschapstijl met ruim opgezette kavels en veel groen. Voor deze plannen tekende ingenieur Van Gendt. Verder kwam er voorname bebouwing tot stand langs de oude uitvalswegen van de stad, zoals de Kaldenkerkerweg, de Straelseweg en de Roermondsestraat. De nieuwe bebouwing sloot qua bouwstijl aan op landelijke ontwikkelingen in de architectuur, waarbij de neostijlen leidend waren. De panden lagen in de rooilijn en hadden complexere dakvormen, al dan niet aangevuld met accenten in de vorm van (hoek)torentjes en dakkapellen. Lange zichtlijnen waren belangrijk, zoals de Goltziusstraat. Behalve blokken met bebouwing, werd er ook ruimte ingeruimd voor groen, zoals het Nolenspark en de tuin rondom de school aan de Goltziusstraat. Ondanks de opheffing van de vestingstatus, bleef Venlo een garnizoensstad. Dit betekende dat veel militaire gebouwen in de binnenstad gevestigd bleven. Deze lagen bij de Roermondse poort en het kazerneterrein op de plek van het voormalige minderbroedersklooster (tussen de Sint Martinuskerk en de Deken van Oppensingel).
Uitbreidingplan voor de binnenstad van Van Gendt uit 1872
2.1.5 Vooroorlogse uitbreidingen en saneringen
Kort na 1900 werd het garnizoen uit de binnenstad verplaatst naar de terreinen van het voormalige Fort Sint Michiel, aan de overzijde van de Maas. Dit betekende dat de militaire gronden in de binnenstad vrij kwamen voor bebouwing. In 1916 werd een plan gemaakt voor de vrijgekomen terreinen van de vroegere Cavaleriekazerne. Op de oude kapel van de Minderbroeders en het arsenaal na, werden de militaire gebouwen gesloopt en werd een begin gemaakt met de aanleg van de Rosariumwijk. Deze wijk was eind jaren dertig gereed. Bij de vormgeving van de wijk werd aansluiting gezocht bij het plan van ingenieur Van Gendt. Dit betekende een strak raster van straten en bouwblokken. Centraal in de wijk lag een plantsoen met waterpartij. De woningen lagen terug van de rooilijn en de daknokken lagen overwegend evenwijdig aan de straat. Enkele hoeken werden voorzien van architectonische en stedenbouwkundige accenten.
Uitbreidingsplan voor de binnenstad (Rosarium)
In de vroege twintigste eeuw ontstonden de eerste grootschalige doorbraken in de nauwe middeleeuwse bebouwingsstructuur. Met name de bouw van enkele grote complexen, zoals de warenhuizen V&D (Vleesstraat) en Bervoets (Lomstraat/Markt) en het postkantoor (Keulse poort) zorgden voor een schaalvergroting van de bouwvolumes. Voor de eerste twee projecten werd kleinschalige (middeleeuwse) bebouwing gesloopt. Nog voor de Tweede Wereldoorlog werd besloten tot de sanering van de zuidwesthoek van de binnenstad, rondom de Jodenstraat, genaamd 't Hetje'. Deze wijk was in de loop van de negentiende eeuw verpauperd en veel panden verkeerden in een slechte bouwkundige staat. Op het middeleeuwse Romerhuis na werd de bebouwing gesaneerd. Op de plaats van de gesloopte huizen werd een nieuw pleintje ontworpen, de Kwartelenmarkt. Het proces kwam stil te liggen door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
2.1.6 De wederopbouw
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de bruggen over de Maas van groot strategisch belang. Deze werden daarom in mei 1940 door het Nederlandse leger opgeblazen. Dit kon niet verhinderen dat het Duitse leger Nederland bezette. Tot het najaar van 1944 had Venlo geen noemenswaardige fysieke schade ondervonden van de oorlog. De strategische ligging aan de Maas werd Venlo in de winter van 1944-1945 echter alsnog noodlottig. De geallieerden bombardeerden de herstelde Maasbruggen dertien keer. Daarbij ging ook een groot deel van de historische binnenstad verloren. De frontliniegevechten rond de stad duurden tot maart 1945. Honderden woningen en een groot aantal scholen, kerken en winkels werden onherstelbaar verwoest, waaronder de Sint Martinuskerk, de Klaaskerk, het arsenaal, de kapellen van Mariaweide en Trans-Cedron en de Heilige Geestkapel. Het zuidwestelijke deel van de binnenstad in de omgeving van de Maasbruggen, Jodenstraat en Oude Markt was tot aan de spoordijk grotendeels met de grond gelijk gemaakt. Daarmee was het commerciële hart uit de stad gerukt.
Herstructureringsplan voor de binnenstad van Kayser uit 1942
Enkele dagen na de bevrijding kreeg stedenbouwkundige Jules Kayser van de gemeente Venlo de opdracht om een wederopbouwplan te ontwerpen. Daarvoor had hij de oorlogsjaren al benut om sanerings- en restauratieplannen te maken voor de binnenstad. In mei 1945 presenteerde hij het eerste herbouwplan voor de binnenstad, dat op veel onderdelen voortborduurde op zijn saneringsplan uit 1942. Kayser streefde zoveel mogelijk naar behoud van het historische stadsbeeld, het markante silhouet met de kerktorens en het middeleeuwse stratenpatroon. Het gemotoriseerde verkeer dat sterk in omvang was gegroeid, maakte evenwel een ruimere structuur noodzakelijk. Daarom rekte Kayser enkele straatprofielen en kruisingen op en stelde hij verkeersdoorbraken voor. Het in 1948 vastgestelde wederopbouwplan voor de binnenstad is conceptmatig te typeren als een traditionalistische stadsreparatie. Dat wil zeggen, het verminkte stadsbeeld werd overwegend historiserend hersteld en de stadsplattegrond werd op onderdelen aangepast voor het verkeer.
2.1.7 Brugplan
Behalve de herbouw van de historische stadskern werd voor de zuidrand van de binnenstad door een nieuw verkeersplan opgesteld, in aansluiting op het herstel van de bruggen over de Maas: het zogenoemde Brugplan. Voor het ontwerp van dit Brugplan tekende Jos Klijnen, stedenbouwkundig adviseur van de provincie Limburg. Het in 1951 vastgestelde plan was in de eerste plaats een efficiënt verkeersplan en omvatte het totale gebied van bruggen, opritten, viaducten, verkeerswegen en -pleinen tussen de treinstations van Venlo en Blerick. Daarmee zou Venlo een schakel binnen het Europese wegennet moeten worden. Kenmerkend voor het plan zijn het scheiden van de verschillende soorten verkeer én de afwisseling van lineaire routes (wegen) en ruime knooppunten (verkeerspleinen). In de tweede plaats vatte Klijnen het Brugplan nadrukkelijk ook op als een stedenbouwkundig en architectonisch totaalontwerp waarbij de visuele beleving van de weggebruiker centraal stond. Het brugplan is opgezet aan de hand van de volgende ontwerpthema's:
- Weids panorama: de twee platte plaatbruggen naast elkaar, op gelijke hoogte en zonder opbouw zorgen voor vrij zicht op Venlo en Blerick.
- Zichtlijnen en landmarks: door de uitgekiende locatie, de uitnodigende vormgeving en het hoogteaccent van de toren draagt het station bij aan de oriëntatie, de herkenbaarheid en de identiteit van dit entreegebied.
- Openheid: een vlakke inrichting van de verkeerspleinen zorgt voor open zichtrelaties tussen het station en de binnenstad en tussen de binnenstad en Venlo-Zuid.
- Enscenering: het met gebouwen inspelen op de rijrichting van het verkeer, zoals een afgeronde hoek die richting geeft aan een afslag, een 'gekartelde' flat die meebuigt met de rotonde of een hoogteaccent als oriëntatiepunt en markering.
- Stadsmuur: de aaneengesloten bebouwing aan de Koninginnesingel en de Prinsessensingel als ware het een flauw gebogen 'stadsmuur' waarbij de nadruk op horizontale lijnen en accenten op de hoeken aansluit op de bewegingsrichting van het verkeer over de singels.
- Stadspoort: de trechtervormige ruimte met de schuin geplaatste bebouwing op de kop van de Vleesstraat vormt een geleidelijke overgang en een uitnodigend gebaar in de richting van de binnenstad.
Brugplan van Jos Klijnen uit 1949
2.1.8 Huidige situatie: historisch gelaagde stad
Op de periodiseringskaart van de huidige bebouwing van het bestemmingsplangebied (zie onderstaande afbeelding en Bijlage 1 Periodiseringskaart) is een kleurenschema te zien. Dit schema maakt de historisch gelaagde opbouw, de eeuwenlange historie en de voortdurende dynamiek zichtbaar. De binnenstad van Venlo is een gelaagde stad waarin gebouwen van uiteenlopende ouderdom door en naast elkaar staan.
De binnenstad van Venlo is een gelaagde stad waarin gebouwen van uiteenlopende ouderdom door en naast elkaar staan. Elke kleur staat voor een bepaald tijdvak. In de binnenstad is de stedelijke dynamiek groot. Vanwege veranderingen in het gebruik ervan is ook na de wederopbouwperiode flink aan de binnenstad gesleuteld. In de jaren vijftig kreeg de auto nog alle ruimte. Nu wordt het snelverkeer zoveel mogelijk uit de binnenstad geweerd. De openbare ruimte is heringericht voor de voetganger. In de structuur van de stadsplattegrond zijn in de laatste decennia geen ingrijpende veranderingen doorgevoerd. Wel zijn een parkeergarage op het Arsenaalplein en De Maaspoort aan de Oude Markt gebouwd. En momenteel wordt gewerkt aan een nieuw rivierfront bij de Havenkade en een tunnel onder het Koninginneplein. Kortom, een continu proces om de stad aan te passen aan nieuwe inzichten en wensen. concentraties en incidenten. Op basis van de periodiseringskaart kunnen op hoofdlijnen de volgende conclusies worden getrokken:
- Ogenschijnlijk is er weinig bebouwing van vóór 1850 in de stad bewaard gebleven. De verkrotting voor de oorlog, de verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de latere sloopactiviteiten zijn daar vooral debet aan. Dat wat aan historische bebouwing resteert, concentreert zich in het hart van de binnenstad. Toch is er nog heel veel meer. Niet zichtbaar op deze kaart maar wel aanwezig is namelijk een groot aantal panden met een voorgevel van na 1850 waarachter een oudere kern , constructie en/of kelder schuil gaat. Deze historische relicten zijn ingetekend op een afzonderlijke kaart.
De Venlose binnenstad in 2012
- Verder valt op dat het erfgoed uit het tijdvak 1850-1940 in zijn onderlinge en stedenbouwkundige samenhang nog goeddeels intact is in de negentiende-eeuwse uitleg ten noorden van de Goltziusstraat, ten zuiden hiervan in het Rosarium, aan weerszijden van het Julianapark en in enkele delen van de winkelstraten.
- De vroeg naoorlogse bebouwing is geconcentreerd in het zuidwestelijke deel van de binnenstad: tussen het tracé Peperstraat, St. Jorisstraat, Lohofstraat, Minderbroedersstraat en Keullerstraat in het noorden, de Deken van Oppensingel in het oosten, de spoorzone in het zuiden en de Havenkade in het westen. In dit deel van de binnenstad vonden tijdens de Tweede Wereldoorlog de grootste verwoestingen plaats. Elders in de binnenstad heeft de vroeg naoorlogse bebouwing een incidenteel karakter.
- Aan de randen van het wederopbouwgebied en ten noorden hiervan - vooral in het Q4 gebied - is na 1965 veel nieuwbouw gerealiseerd. Dit betrof geen late wederopbouw zoals wel eens wordt gedacht, maar sanering van verouderde bebouwing. In deze categorie is een schaalsprong waarneembaar in de omvang van de projecten. Deze fase krijgt momenteel een krachtig vervolg met de nieuwbouw aan de Havenkade.
De meest ingrijpende veranderingen in de vooroorlogse stadsplattegrond bevinden zich aan de randen van de binnenstad.
- Aan de noordzijde achtereenvolgens: de verbrede en doorgetrokken Peperstraat, de doorbraak van de Sint Jorisstraat, de verbrede Lohofstraat, de vrijgelegde Minderbroederskerk en het gewijzigde Arsenaalplein.
- Aan de oostzijde de verlegde Nassaustraat.
- Aan de zuidzijde het tracé van de singels met de verruimde kop van de Vleesstraat.
- Aan de westzijde de verbrede Jodenstraat met op de uiteinden een vergrote Oude Markt en de nieuwe Kwartelenmarkt.
De contrasten in het architectonische ruimtebeeld hebben in hoofdzaak twee oorzaken. Ten eerste hebben de verschillende opvattingen en de gebrekkige samenwerking en afstemming tussen Kayser en Klijnen geleid tot een rafelige breuk tussen de wederopbouwgebieden van de binnenstad en het Brugplan. Die breuk komt in het tracé Romerstraat, Grote Beekstraat, Vleesstraat, Kleine Beekstraat, Dominicanenstraat en Spoorstraat tot uitdrukking in een confrontatie tussen:
- modernistische en traditionalistische architectuur;
- grootschalige en collectieve bebouwing versus kleinschalige en individuele bebouwing;
- voorkanten en achterzijden van bebouwing.
De tweede oorzaak schuilt in het feit dat bepaalde onderdelen van het wederopbouwplan voor de binnenstad pas in de jaren zestig of nog later zijn uitgevoerd; een tijd met nieuwe opvattingen waarin geen plaats meer was voor de traditionalistische ideeën van Kayser. Dat is vooral te zien in de noordwand van de Sint Jorisstraat, bij de bibliotheek in de Begijnengang en bij het voormalige stadskantoor aan de Kwietheuvel.
2.2 Bestaande Situatie
2.2.1 Stedenbouwkundige structuur
In de jaren 50 kreeg de auto nog alle ruimte. In de huidige situatie wordt het snelverkeer zoveel mogelijk uit de binnenstad geweerd. De openbare ruimte is ingericht voor de voetganger. In de structuur van de stadsplattegrond zijn sinds de wederopbouw nog enkele ingrijpende veranderingen doorgevoerd. Zo is er een parkeergarage gebouwd op het Arsenaalplein en een onder het Mgr. Nolensplein, is de Maaspoort aan de oude markt gebouwd en wordt deze thans verbouwd en zijn recente ruimtelijke plannen nu in realisatie of al gerealiseerd, zoals de Maasboulevard, Dominicanen, Q4 en de herinrichting van de stationsomgeving. Elk met een hoge ruimtelijke kwaliteit en bijdrage aan de eigenheid van de binnenstad.
Het huidige centrum van Venlo bevat nog veel van de historische kwaliteiten die in de ontstaansgeschiedenis omschreven zijn. Daarnaast zijn er diverse recente ruimtelijke plannen nu in realisatie of al gerealiseerd, zoals bijvoorbeeld de bouw van de Maasboulevard met haar Römertoren, de Maaspoort, Poppodium een nieuwe bioscoop en de herinrichting van de stationsomgeving. Elk met een hoge ruimtelijke kwaliteit en bijdrage aan de eigenheid van de binnenstad.
Gatsen
Ook de Dominicanen en achterliggend Keizerstraatje heeft een transformatie ondergaan. De wijze waarop dat in het Keizerstraatje gelukt is kan als een voorbeeld beschouwd worden voor de andere “gatsen” van de binnenstad. In het bestemmingsplan zijn de gatsen vrij gehouden van bebouwing, zodat een toekomstige ontwikkeling met voorzijde aan en gebruik van de gatsen mogelijk gemaakt wordt.
Deze ruimten blijven daardoor onderdeel van de het publiek domein met een belangrijke cultuurhistorische alsook toekomstgerichte betekenis.
Rooilijnen en bouwmassa's
Verder zijn de rooilijnen om de bestaande bouwblokken gelegd ter behoud van de sterke structuur van zowel bebouwing als de openbare ruimte. Voor de bebouwing is de bestaande massa en bijbehorende bouwhoogte uitgangspunt geweest voor het nieuwe bestemmingsplan. Fysiekruimtelijk is het bestemmingsplan dan ook conserverend van aard.
Groen
In het centrum van Venlo is betrekkelijk weinig groen aanwezig. Bestaande belangrijke locaties met groene kwaliteit in de openbare ruimte zijn daarom specifiek beschermd onder de cultuurhistorische waarden en/of onder de bestemming groen. Het beleid van de gemeente is erop gericht de binnenstad te vergroenen. Daartoe wordt o.a. gedacht aan de eerder genoemde gatsen.
Het bestemmingsplan is ten aanzien van de huidige stedebouwkundige structuur overwegend conserverend van karakter.
2.2.2 Functionele aspecten
Detailhandel
De gemeente Venlo heeft een ruim winkelaanbod voor een stad met ca. 100.000 inwoners. Zowel in de dagelijkse artikelensector (supermarkten, versspeciaalzaken en drogisterijen) als in de niet-dagelijkse artikelensector zijn er veel winkels aanwezig. Het centrum van Venlo met een grootschalig aanbod van detailhandel bepaalt, samen met de centra van Blerick en Tegelen en 't Trefcentrum, de hoofdstructuur.
Het centrum van Venlo heeft een divers en aantrekkelijk aanbod aan winkels, voorzieningen, horeca en andere centrumfuncties. De aantrekkingskracht is groot, maar wordt op onderdelen nog verbeterd.
Daarnaast zijn in het plangebied aan de Straelseweg (noorden van het plangebied) van oudsher verspreid detailhandelsfuncties te vinden.
Wonen
In het plangebied komen diverse typen woonbebouwing voor. Het overgrote deel in het centrum is in de vorm van gesloten bouwblokken, veelal gestapeld. De winkels in het centrumgebied hebben woningen op de verdieping(en).
Het gebied direct grenzend aan het centrum (tussen St. Martinusstraat en Deken van Oppensingel) kenmerkt zich door overwegend rijwoningen. Tot slot staan er grote vrijstaande woningen in het noordwesten van het pangebied (aan het Wilhelminapark).
Recreatie
Recreatie is er in (en rondom) het plangebied voornamelijk in de (passieve) vorm van wandelen en fietsen in parken (Monseigneur Nolenspark en Julianapark) en de oevers van de Maas (Kop van de Weerd). Daarnaast is er de passantenhaven die veel door recreanten wordt gebruikt.
Maatschappelijke en culturele voorzieningen
Er is een grote hoeveelheid aan maatschappelijke en culturele functies. Ze zijn versnipperd over het hele centrum, zo zijn er diverse kerken, twee musea, een bibliotheek, onderwijsinstellingen, een verslaafdenopvang, enzovoorts.
Horeca
In het centrumgebied is een grote hoeveelheid horecagelegenheden te vinden. Deze zijn met name aan de Parade en rondom de pleinen gesitueerd.
Dienstverlening
Met name aan de Deken van Oppensingel, Martinusstraat en de Straelseweg zijn een aantal kantoorpanden in de dienstverlenende sector gelegen.
Bedrijvigheid
Er is sprake van 4 typen bedrijvigheid binnen dit bestemmingsplan:
- Er is een bedrijfsbestemming aan de Straelseweg en het tankstation aan de Krefeldseweg.
- Kleinschalige bedrijvigheid is geregeld in de centrum 2 besteming conform bijlage 1 van de regels (lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten) en in de bestemming wonen conform bijlage 1 van de regels (lijst van aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijvigheid). Tot slot in de bestemming gemengd (bijlage 1 van de regels: lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten).
- Daarnaast is er de bestemming Gemengd waarbinnnen bedrijvigheid is toegestaan conform de bedrijvenlijst; de bestemming Centrum - 2 conform de bedrijvenlijst.
- Tot slot het spooremplacement (bedrijvigheid ten behoeve van spooremplacement).
Groen, water en natuur
Binnen het plangebied zijn een aantal parken gelegen: het Julianapark is het grootst en is gelegen aan de Deken van Oppensingel; daarnaast is er een klein park gelegen aan de St. Martinusstraat (Monseigneur Nolenspark met plein) en Monseigneur Boermansstraat; tot slot is er ook nog het Wilhelminapark, gelegen in het noordwesten van het plangebied. Buiten deze groenvoorzieningen is er in het plangebied geen sprake van natuur. Ook grootschalig oppervlaktewater, naast de aanwezige vijvers in parken, komt niet voor. Wel grenst het plangebied aan de rivier de Maas waarvan een kleine haven onderdeel uitmaakt van het plangebied (de Maasboulevard met winkelvoorzieningen met passantenhaven).
Verkeer, openbaar vervoer en parkeren
Binnen het plangebied zijn ontsluitingswegen op zowel, primair-, secundair- als tertiair niveau gelegen. De belangrijkste ontsluitingswegen zijn de Koninginnesingel en Burgemeester van Rijnsingel die verbonden zijn middels het verkeersknooppunt aan het stationsgebied (Koninginneplein) Daarnaast maakt het knooppunt Roermondsepoort onderdeel uit van het plangebied. In en net buiten het centrumgebied zijn parkeergarages gelegen (Roermondse poort, Maasboulevard, Het Arsenaal en het Nolensplein). Een groot deel van het centrum is namelijk voetgangersgebied.
Door het plangebied loopt tevens de spoorlijn Venlo-Roermond en ook het station met emplacement maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Dit emplacement bestaat uit 24 sporen waarvan er 5 beschikbaar zijn voor reizigersverkeer.
In paragraaf 6.4 Verkeer is dit aspect nader belicht.
Hoofdstuk 3 Inventarisatie
3.1 Inleiding
In de beleidsinventarisatie (paragraaf 3.2) komen de relevante beleidsaspecten aan de orde welke vanuit de diverse overheden van toepassing zijn op het plangebied.
Ten behoeve van de actualisatie van het bestemmingsplan is een veldinventarisatie verricht. Hier zal een korte toelichting op worden gegeven in paragraaf 3.3.
3.2 Beleidskader
3.2.1 Inleiding
Het relevante beleid ten aanzien van de sectorale aspecten cultuurhistorie, archeologie, bodem en water, enz. komt aan bod in de betreffende paragrafen in Hoofdstuk 6Sectorale aspecten in relatie tot de keuzes".
3.2.2 Ruimtelijk beleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De SVIR vervangt o.a. de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en is vastgesteld op 13 maart 2012.
Het Rijk stelt in deze structuurvisie heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
In de ontwerp structuurvisie geeft de rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Hierbij staat kwaliteit voor kwantiteit centraal. In de structuurvisie maakt het rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid en welke instrumenten voor deze belangen door de rijksoverheid worden ingezet:
- 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-econmische structuur.
- 2. Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor deze 3 hoofddoelen zijn vervolgens de onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
In de ontwerp structuurvisie maakt de gemeente Venlo deel uit van de stedelijke regio rond een Greenport. In dergelijke regio's wil het rijk een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat (nationaal belang 1). Greenport Venlo is belangrijk voor de concurrentiekracht van de regio Venlo.
Dit beleid biedt geen concrete fysieke uitgangspunten die relevant zijn bij het actualiseren van vigerende bestemmingsplannen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Hiermee geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen.
Sinds de inwerkingtreding per 1 juli 2008 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn instrumenten als Planologische kernbeslissingen en concrete beleidsbeslissingen (respectievelijk pkb en cbb) namelijk niet meer beschikbaar.
Met het Barro maakt het rijk voor een aantal specifieke onderwerpen gebruik van deze mogelijkheid om algemene regels te stellen voor bestemmingsplannen. Het Barro stelt in eerste instantie regels voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter. Het doel is te borgen dat geformuleerde nationale belangen niet gefrustreerd worden door ontwikkelingen die met bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Het Barro bevat onder meer de regel dat gemeenten de primaire waterkering als zodanig in het bestemmingsplan bestemmen. Ruimtelijke ontwikkelingen die een belemmering kunnen bewerkstelligen voor de waterveiligheid zijn niet toegestaan.
Het bestemmingsplan is in lijn met bovenstaande de regels in het Barro.
Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL)
Op 22 september 2006 is een nieuw Provinciaal Omgevingsplan (POL) vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. In de jaren erna hebben meerdere actualisaties plaatsgevonden (meest recente in 2011).
Het POL 2006 is een integraal plan dat verschillende, bestaande plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en beschrijft de ambities, de context en de hoofdlijnen van aanpak voor onderwerpen waarbij de provincie een rol speelt.
Perspectieven (actualisatie 2011)
Centrum Venlo behoort tot perspectief 9 ‘Stedelijke bebouwing’. Het perspectief 'Stedelijke bebouwing’ omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon-, winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. In het bestemmingsplan wordt met een moderne en flexibele bestemmingssystematiek de vitaliteit van het centrumgebied bevorderd. Ook wordt de woonfunctie beschermd door het gebruik van ruimtes boven winkels in eerste instantie te behouden voor de woonfunctie.
Het plangebied is tevens gelegen binnen de ‘Grens stedelijke dynamiek’. De grens 'stedelijke dynamiek' is opgenomen rond iedere stadsregio in Limburg. Dit beleid is de vertaling van de bundelingsgebieden zoals het Rijk die hanteert in de Nota Ruimte.
Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. Waar nodig wordt hier door herstructurering de vitaliteit van buurten en wijken en de kwaliteit van werklocaties geborgd dan wel verbeterd.
Binnen de bestaande bebouwing verdienen de stedelijke centrumgebieden bijzondere aandacht, levendige gebieden met een sterke menging van functies. Hier komt de stedelijke dynamiek bij uitstek tot uiting. Behoud en versterking van die vitaliteit van centrumgebieden is uitgangspunt. Bijzonder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid in centrumgebieden van woonfuncties en stedelijke voorzieningen (publieksgerichte kantoren, stedelijke recreatie, recreatief winkelen).
Binnen de grens stedelijke dynamiek en perspectief 9 is de POL-aanvulling Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering en de Beleidsregel Limburg Kwaliteitsmenu niet van toepassing.
Uitsnede Perspectievenkaart POL (actualisatie januari 2011)
Waarden kaarten (actualisatie 2011)
Volgens de kaart ‘Groene waarden’ komen in het plangebied en directe omgeving geen uitgesproken waardevolle groene elementen voor. Ook de kaart ‘Blauwe waarden’ geeft geen bijzondere blauwe elementen, zoals beken met een specifiek ecologische betekenis of hydrologische gevoelige natuurgebieden, weer voor het plangebied en directe omgeving. Tot slot blijkt uit de ‘Kristallen waarden’ kaart dat het plangebied is gelegen binnen de zogenaamde Venloschol grondformatie.
In dit gebied tussen Venlo, Venray en Blitterswijck geldt vanaf 4 februari 2005 een stand-still voor onttrekkingen ten behoeve van beregening og bevloeiing met grondwater dat dieper dan NAP +5 meter wordt onttrokken. Dit komt op de meeste plaatsen overeen met een diepte van 15-20 meter beneden maaiveld. Voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van andere toepassingen dan beregening of bevloeiing beneden deze diepte geldt een vergunningsplicht vanaf 0m3/uur.
Sinds januari 2008 is de Venloschol in Provinciale MilieuVerordening (PMV) aangewezen als boringsvrije zone en geldt er tevens een boorverbod, weliswaar met ontheffingsmogelijkheid. De boringsvrije zone Venloschol is ingericht om te voorkomen dat de in het gebied aanwezige (beschermende) kleilaag wordt doorboord en daarmee het onderliggende kwalitatief hoogwaardige grondwater kans loopt op vervuiling. Het betreft hier echter geen absoluut verbod.
Werklocaties
Het beleid ten aanzien van werklocaties is integraal weergegeven in het POL2006, de Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg en met betrekking tot kantoren deels nog de POL-aanvulling ‘Diensten en locaties’ (vastgesteld door Provinciale Staten op 28 mei 2004). Een goede balans tussen de kantoorontwikkeling in het centraal stedelijk gebied en de stedelijke dienstenterreinen is van belang. Een groot deel van de kantoorontwikkeling zal binnen het centraal stedelijk gebied plaats kunnen vinden. Dit laatste milieu is met z'n woonwijken ook geschikt voor startinitiatieven op het gebied van diensten. In dat verband denkt de provincie onder meer aan bedrijfs- en atelierruimten voor jonge starters. Dit bestemmingsplan dient er toe om de bestaande situatie van een actuele juridische regeling te voorzien.
Voorkeurmilieus detailhandel
Op provinciaal niveau wordt geen planningsopgave voor detailhandel of stedelijke recreatieve voorzieningen geformuleerd. Stadsregio’s en gemeenten zullen voorzichtig moeten omgaan met uitbreiding van detailhandel. De nadruk ligt op kwaliteitsverbetering en versterking van de detailhandelsstructuur. Nieuwe ontwikkelingen kunnen met name mogelijk gemaakt worden door herschikking van het aanbod of in combinatie met sanering. In regioverband zal moeten worden nagedacht over geschikte locaties voor initiatieven op het gebied van stedelijk recreatieve voorzieningen die zich aandienen.
In de Handreiking wordt verder gesteld dat de vestiging van megasupermarkten, met een bruto vloeroppervlak van 3.500m² of meer, bij voorkeur dienen te worden gevestigd in een stadsdeelcentrum of in de randzone van de binnenstad, mits ruimtelijk en verkeerstechnisch inpasbaar.
Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid om dergelijke megasupermarkten in het centrum van Venlo mogelijk te maken.
Voorkeurmilieus recreatieve voorzieningen
Stedelijke recreatieve voorzieningen dienen bij voorkeur in het centraal stedelijk gebied te worden gevestigd. Ze dragen hier optimaal bij aan de diversiteit van het gebied. Ruimtelijke beperkingen of inpassingsproblemen kunnen echter aanleiding zijn deze functies te plaatsen op een stedelijk dienstenterrein. Hier heeft een combinatie met versterkende andersoortige voorzieningen een voorkeur. Een sterk thema aan een dergelijk dienstencentrum vergroot de slagingskans. Dit bestemmingsplan dient er toe om de bestaande situatie van een actuele juridische regeling te voorzien. Dit thema maakt hier onderdeel van uit.
Strategische Visie 2030
Een belangrijke aanleiding voor deze visie was de gemeentelijke herindeling van januari 2001. Omdat drie gemeenten werden samengevoegd met ieder hun eigen beleidserfenis was het noodzakelijk om een nieuw beleidsdocument te vervaardigen voor de pasgevormde gemeente. In maart 2010 is de Strategische Visie 2030 "Venlo vertelt" verschenen. Deze visie vormt het kompas voor de koers die uitgezet wordt voor de middellange en lange termijn. In dit Kompas zijn vier thema's geformuleerd.
- Stad van actieve mensen
- Innovatieve en excellente stad
- Centrum van de Euregio: hoofdstad en vitaal hart
- Veelzijdige stad in het groen
Twee van deze programmalijnen zijn voor dit bestemmingsplan relevant: "Centrum van de Euregio: hoofdstad en vitaal hart" en "Veelzijdige stad in het groen". De opgaves voor deze twee thema's zijn respectievelijk:
- Binnenstadontwikkeling is een meerjarige opgave. Het centrum is immers nooit ‘af’. De uitdaging wordt, na de voltooiing van de Maasboulevard, de ontwikkeling van de zuidoosthoek en in het verlengde daarvan het revitaliseren van de spoorzone. Inhoudelijk is het van belang een palet aan regionale en stedelijke voorzieningen te bieden die passen bij de ambitie van Venlo om jonge mensen en hogeropgeleiden aan de stad te binden. Cultuur en cultuurhistorie zijn in dat verband belangrijke dragers net als onderwijsgerelateerde voorzieningen.
- De kern van ‘Veelzijdige stad in het groen’ is allereerst het bieden van een prettige fysieke en sociale leefomgeving voor iedere inwoner. Een aantal andere, maar daarom zeker niet mindere, ambities ‘lift’ mee op deze leefkwaliteit, zoals de verdere ontwikkeling van de toeristische functie en de versterking van het vestigingsklimaat voor nieuwe inwoners, instellingen en ondernemingen.
De geschetste thema’s en ambities zijn samengetrokken tot een drietal scenario’s waarin duidelijk herkenbare accenten worden gezet. Tijdens het besluitvormingsproces over de strategische visie in de gemeenteraad zijn een aantal elementen uit een deze drie scenario’s samengevoegd tot een samengesteld scenario, ‘Venlo Kansenstad’ (Je maakt het in Venlo). Dit is het scenario waarvoor de gemeenteraad zich raadsbreed heeft uitgesproken.
Individuele ontplooiing en participatie, innovatiekracht en een aantrekkelijk woonklimaat zijn de belangrijkste karakteristieken van dit door de gemeenteraad gekozen samengesteld toekomstscenario.
De strategische visie formuleert geen fysieke maatregelen welke in dit bestemmingsplan van een juridische regeling moet worden voorzien. Wel biedt de juridische vertaling in dit bestemmingsplan flexibiliteit waar mogelijk, om de ambitie als centrum voor de Euregio waar te maken zonder onnodige procedures. Daarnaast biedt het ook bescherming van de onderscheidende waarden zoals cultuurhistorie.
Ruimtelijke structuurvisie 2005-2015
Door de gemeente Venlo is de Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 opgesteld (vastgesteld op 28 september 2005). Naar aanleiding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, welke per 1 juli 2008 in werking is getreden, heeft de gemeenteraad van Venlo op 25 maart 2009 de Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 gewijzigd vastgesteld. De planperiode van de structuurvisie is hierbij niet gewijzigd en tevens zijn de wijzigingen beleidsneutraal. De Structuurvisie vormt het functioneel en ruimtelijk toetsingskader voor het maken van keuzes bij ruimtelijke ontwikkelingen in Venlo.
De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid van de structuurvisie zijn mede gebaseerd op de ambities zoals die eerder zijn verwoord in visies als "Venlo grenzeloze stad", de Perspectievennota, de Voorjaarsnota en o.a. geactualiseerd in de Stadsvisie die op 2 juni 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. De Ruimtelijke Structuurvisie is het ruimtelijk integratie kader tussen de stadsvisie (Visie Venlo 2030), de sociale en economische structuurvisies en de beleidsnota's en beleidsprogramma's
In het algemeen geldt dat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, het betreft immers de actualisatie van de juridische regeling van de bestaande situatie. In de structuurvisie worden wel ruimtelijke uitgangspunten aangenomen ten aanzien van de Straelseweg, die relevant zijn voor de actualisatie van het vigerende bestemmingsplan.
In de Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 is de Straelseweg aangewezen als een 'Stadsstraat'. Voor deze gebieden is het ruimtelijk beleid als volgt geformuleerd: "Inzetten op het behoud van kwantiteit en kwaliteit van het voorzieningenniveau en karakteristieke verschillen, beperkte uitbreiding en transformatie waar gewenst."
Het belang van het behoud van een gemengd profiel van deze stadstraten is van groot belang voor de leefbaarheid en leefkwaliteit van het stedelijk milieu. Behoud van enkele panden met een detailhandels- of horeca bestemming heeft een minimale invloed op de duurzame instandhouding van de voorzieningenstructuur in de binnenstad.
Ook voor de overige woongebieden is actieve clustering op dit schaalniveau niet relevant. De keerzijde leidt namelijk snel tot monotonie in de woonomgeving, met afbreuk het kleinschalige en fijnmazige netwerk van sociale en ruimtelijke relaties tot gevolg.
De uitgangspunten uit de ruimtelijke structuurvisie zijn meegenomen in de actualisatieslag van dit bestemmingsplan. De functies die op de Straelseweg aanwezig zijn dienen behouden te blijven; dit betekent concreet voor dit bestemmingsplan dat aanwezige functies positief bestemt worden en van een specifieke bestemming worden voorzien. Voor het overige deel van het plangebied wordt nader ingegaan in de Visie Stedelijk Centrum (zie Hoofdstuk 4 Visie Stedelijk Centrum).
Welstandsnota
Per 1 januari 2003 is de herziene Woningwet van kracht geworden. Deze wet verplicht gemeenten om welstandsbeleid vast te stellen. Primair doel van de wet is het vereenvoudigen van de bouwregelgeving waardoor de regeldruk voor burger en bouwpraktijk vermindert. Bijkomend effect is dat alle gemeenten de in hun gemeente
aanwezige kwaliteiten analyseren en benutten als ondergrond om verder te
bouwen aan de woon-, werk- en leefomgeving. Het welstandsbeleid voor de gemeente Venlo is vastgelegd in de ‘Welstandsnota’ (juli 2004). In de Welstandsnota worden de lijnen uiteengezet van het gemeentelijk welstandsbeleid. Voor verschillende gebieden wordt een verschillend beleid gevoerd in dat kader.
Voor het centrum van Venlo geldt een bijzonder welstandsbeleid, voor het spoorwegemplacement geldt een regulier welstandsbeleid.
- In gebieden met een bijzonder welstandsbeleid gelden meer gedetailleerde uitgangspunten en een intensievere planbegeleiding. Het beleid is gericht op de bijzondere kenmerken van het betreffende gebied.
- In gebieden met een regulier welstandsbeleid staat de vrijheid van de burger voorop: het uiterlijk van het publiek domein zal een kwalitatieve bescherming krijgen door algemene criteria en voor de kleine bouwwerken geldt de zogenaamde sneltoets.
Verder is de bemoeienis van de gemeente gericht op de eisen uit het Bouwbesluit
en de Bouwverordening gemeente Venlo.
Het centrum van Venlo (binnenstad) wordt specifiek benoemd in de welstandsnota. In een beperkt aantal gebieden vraagt het bouwen, naast het bijzondere welstandsbeleid, nog om een specifieke benadering. Het gaat daarbij om de Straelseweg (Eclecticisme en Art Nouveau), de Burgemeester van Rijnsingel (Eclecticisme en Art Nouveau), het begin van de Kaldenkerkerweg (Eclecticisme en Art Nouveau), straatwanden in Amsterdamse schoolstijl en straatwanden in 30-er jarenstijl. Voor deze bouwstijlen zijn in de welstandsnota nog separate criteria opgenomen.
Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan is er een actualisatie van de welstandsnota gaande. Deze nota wordt in 2013 vastgesteld.
Woonvisie regio Venlo 2011-2015
De tijdgeest, veranderende demografische ontwikkelingen en opschaling van gemeenten hebben de houding op het gebied van wonen veranderd. De drie gemeenten (Venlo, Beesel en Peel & Maas) gaan uit van behoud van eigen identiteit en uniciteit en vullen elkaar daarin aan. Vanuit een zelfbewuste houding wil de regio Venlo zich profileren als een regio waar "kwaliteit van leven. centraal staat, waar het dus goed leven en wonen is en waar voor een redelijke prijs in verhouding veel woon- en leefgenot te koop en te huur is. Deze kernkwaliteit wil de regio beter uitnutten om het woongenot van de (nieuwe) bewoners te faciliteren.
Venlo is de gemeente binnen de regio die in centrum stedelijk wonen kan voorzien en kan zich hiermee ook onderscheiden. Om richting te geven aan lokaal overstijgend woonbeleid heeft de regio Venlo een toekomstbestendige woonvisie met een horizon tot 2020 en een uitvoeringsgerichtheid voor de periode 2011-2015 (5 jaar) vastgesteld (26 januari 2012).
De woonvisie gaat niet specifiek in op het centrum van Venlo. Het betreft een bestaand stedelijk gebied waarbij in alle gevallen sprake zal zijn van het op voldoende kwaliteitsniveau houden van het bestaande vastgoed.
Uitgangspunten dynamische woningbouwprogrammering
De dynamische woningbouwprogrammering (DWP) is een lokaal uitvoeringsinstrument, waarbij de gemeente Venlo invulling geeft aan de woningbouwkaders uit de woonvisie regio Venlo 2011-) en de Strategische Visie 2030. De DWP is op 26 april vastgesteld in het college van B&W.
De gemeente geeft in de DWP aan te kijken naar drie elementen als het gaat om de planvoorraard (initiatieven): mate van gebondenheid, financiële betrokkenheid/risico’s gemeente en doelen van de stad.
De eerste schifting wordt gemaakt door te kijken naar de mate van gebondenheid (juridische status). Binnen de mate van gebondenheid zijn drie categorieën te onderscheiden, per categorie is aangegeven hoe met de initiatieven en plannen omgegaan wordt:
Categorie 1. In aanbouw/ omgevingsvergunning / bestemmingsplan
Het gaat hier om harde plannen die al in uitvoering zijn, of een omgevingsvergunning hebben of waarbij het bestemmingsplan onherroepelijk is. Aan deze plannen zal gemeente Venlo gewoon medewerking (blijven) verlenen. Ook wordt vanuit de gemeente niet actief gestuurd op een eventuele verandering van het programma of een andere fasering. Uiteraard staat het initiatiefnemers vrij op basis van actuele marktvraag in gesprek te gaan met de gemeente om te komen tot een bijstelling van het programma in kwantitatieve en kwalitatieve zin of fasering.
Categorie 2. In voorbereiding (SOK/ROK)
Bij deze plannen bestaat een mate van gebondenheid. Er liggen overeenkomsten aan ten grondslag, bekrachtigd door tenminste een b en w besluit. Per plan kan de mate van gebondenheid verschillen en dit bepaalt de vrijheid die de gemeente heeft nog te sturen in programma en fasering. Het moet dus mogelijk zijn en blijven om in gesprek te gaan met de ontwikkelaars om te komen tot een kwantitatieve en kwalitatieve bijstelling en/of aanpassing van de fasering op basis van de actuele marktsituatie.
Categorie 3. Ontwikkellocatie (geen afspraken)
Dit zijn initiatieven waar nog geen afsprakenkader onder ligt. Gemeente is hier niet gebonden aan het plan en heeft dus nog de vrijheid om te beslissen over eventuele medewerking, het programma en fasering.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een actualiserend plan waarbij geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks worden toegestaan. Kortom, de categorie 1-plannen zijn één-op-één opgenomen in dit bestemmingsplannen. De overige categorieën maken géén deel uit van dit bestemmingsplan.
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015 (GVVP)
Doel van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015 (GVVP) is het verbeteren van de leefbaarheid en bereikbaarheid van de gemeente Venlo. De nota is in directe samenhang met de Strategische Visie en de Ruimtelijke Structuurvisie ontwikkeld.
Zoals de naam al aangeeft, kent het GVVP twee thema's: bereikbaarheid en leefbaarheid. Concrete onderdelen zijn hierbij onder andere:
- kwaliteit aan de stad geven door het bereikbaar houden van de economische centra en investeren in de leefbaarheid van woonbuurten en wijken;
- faciliteren van autoverkeer waar het kan en geleiden waar het moet;
- ruimte voor de auto op autosnelwegen en hoofdontsluitingswegen;
- verkeersonveiligheid aanpakken onder andere door ruimte voor de fiets in en door woongebieden (ontvlechten van hoofdroutes).
Recente ontwikkelingen op dit gebied die reeds zijn gerealiseerd, zoals bijvoorbeeld de fietsonderdoorgang aan de Koninginnesingel, zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.
Visie Stedelijk Centrum
De Visie Stedelijk Centrum fungeert als de kaderstellende ruimtelijke visie voor het centrum, deze komt in Hoofdstuk 4 Visie Stedelijk Centrum aan bod. De visie is vastgesteld in mei 2012. De vertaalslag van deze visie naar het voorliggende bestemmingsplan is beschreven in Hoofdstuk 5 Analyse en keuze perbeleidsonderwerp.
3.2.3 Evenementen- en reclamebeleid
Evenementenbeleid
Evenementen horen bij Venlo. Jaarlijks vinden er vele festivals en evenementen plaats. Het overgrote deel hiervan betreft lokale festivals en evenementen. Evenementenbeleid in de gemeente Venlo is ontwikkeld via de raadsnota "Evenementenbeleid voor Venlo" en uitgewerkt in collegebesluiten van januari 2008 en mei 2009. De doelstellingen van het evenementenbeleid zijn:
- Betere coördinatie en 1 loketfunctie voor alle evenementenorganisaties.
- Een aantal evenementen (20) verder versterken in verband met de sociale cohesie in de stad, het versterken van het culturele klimaat en het imago van de stad Venlo.
In het plangebied van dit bestemmingsplan is in verband met de Maasboulevard het evenementenplein op de Oude Markt te Venlo aangepast en verhoogd en tevens beter bereikbaar gemaakt voor mensen met mobiliteitsproblemen. De Maasboulevard (havenzijde) kent een evenementenplein wat geschikt zal zijn voor (kleinere) initiatieven. Het Julianapark is vanwege de druk (en beperkte omvang) minder geschikt voor grotere evenementen.
De evenementen zijn benoemd in de door de raad in 2008 vastgestelde Nota evenementenbeleid.
Reclamebeleid
Het gemeentelijke reclamebeleid is neergelegd in de nota "Reclamebeleid gemeente Venlo 2007". In het reclamebeleid zijn de richtlijnen voor handelsreclame opgenomen. Momenteel wordt gewerkt aan het opstellen van een nieuwe reclamenota voor het centrum als onderdeel van het welstandsbeleid.
In grote lijnen komt het reclamebeleid op het volgende neer:
- alle reclames zijn vergunningplichtig;
- er zijn maximaal 3 reclames aan de gevel toegestaan;
- binnen winkelcentra plaatsing van reclames alleen binnen het daarvoor aangegeven gevelvlak (standaardvoorbeeld);
- de reclames worden afgestemd op de architectuur van het gebouw en de omgeving;
- afwijkingen worden uitsluitend toegestaan met vergunning, na goedkeuring van de commissie ruimtelijke kwaliteit.
In de nota is het beleid geformuleerd aan de hand van een gebiedsindeling. Uit deze gebiedsindeling blijkt dat alleen gebied 1 (Winkelgebied) en gebied 2 (Woongebied) van toepassing zijn voor het plangebied. Voor 'winkelgebied' geldt dat alle reclame-uitingen zoals vlaggen, lichtbakken, onverlichte borden e.d. als reclame worden aangemerkt. In de beleidsregels is vervolgens specifieke regelgeving opgenomen voor reclames in winkelgebieden. In woongebieden zijn geen reclames toegestaan. Bij praktijk aan huis is het wel mogelijk om een onverlichte naam- of beroepsaanduiding te plaatsen die aangepast is aan de architectuur van het gebouw.
De relatie tussen reclamebeleid en ruimtelijke ordening zit hem met name in het regelen van de hoogte van reclamezuilen en vlaggenmasten. Daar is in dit plan rekening mee gehouden conform het gestelde in de nota.
3.2.4 Toerisme- en recreatiebeleid
Venlo 2010: Groenste gemeente aan de Maas
In 2009 is de nota onder de titel "Venlo 2010: Groenste gemeente aan de Maas" uitgebracht. In deze nota zijn de regelgeving en het beleid van de (voormalige gemeente Arcen en Velden en Venlo) geharmoniseerd. Inhoudelijk ging het vooral om het bestaande beleid op elkaar af te stemmen en lopende projecten effectief op te pakken. De nota geeft in algemene zin een visie op het toeristisch beleid waarin de positionering van de gemeente in de vrijetijdseconomie helder is omschreven.
De visie kan in een viertal punten worden samengevat, namelijk:
- 1. Venlo: Groenste gemeente aan de Maas
De gemeente moet kiezen voor het onderscheidend vermogen, gericht op de bestaande, unieke en oorspronkelijke kwaliteiten van het gebied. De nieuwe gemeente heeft sterke rode (stad en economie), blauwe (de Maas) en vooral groene kwaliteiten (natuurgebieden, platteland et cetera). Daarbij zijn er toeristische zwaartepunten: historische Arcen en Kloosterdorp Steyl en Venlose binnenstad (stedelijk toerisme). - 2. Imago: Heerlijk toeven in Limburg
Voor de positionering kan de focus het beste gericht zijn op de relatieve rust en de groene omgeving die de regio biedt. Deze rustige plekken dienen verbonden te worden met de bruisende plekken (stedelijke omgeving), zodat een gevarieerd en afwisselend belevingsgebied ontstaat. Ook hier kan de Maas zorgen voor een gemakkelijke en aantrekkelijke verbinding tussen de verschillende plekken (hotspots), waarbij het watertoerisme ook een belangrijke rol kan spelen. De rivier de Maas als verbindende as, met aantrekkelijke recreatieve verbindingen langs de Maas, zorgt tevens voor samenhang tussen de kernen, projecten en het bestaande aanbod. - 3. Verbetering productmix
Door de samenvoeging van de voormalige gemeenten is een betere productmix aan verblijfsaccommodatie en dagattracties ontstaan. Arcen en Velden hebben sterke attracties, toeristische trekkers en verblijfsvoorzieningen, die complementair zijn aan toeristische voorzieningen in de "oude gemeente Venlo". Belangrijk uitgangspunt bij de doelgroepkeuze is het bestedingsprofiel. De focus zal gericht moeten zijn op de beter bestedende doelgroepen. Het gaat om groei in het toerisme door een betere productmix, groei in (verblijfs)recreatie en beter bestedende segmeent.
Om voorstaande te bereiken zal de focus moeten liggen op een viertal kernthema's, die hieronder kort zullen worden weergegeven.
Balkons aan de Maas
Bij de Maas als toeristisch –recreatieve zone horen plekken waar men de Maas kan bereiken en beleven: Balkon aan de Maas. De balkons kennen een grote differentiatie en verschillen in programma, ruimtelijke invulling, sfeer, uitstraling et cetera.
Verbindingen met en langs de Maas
De bestaande infrastructuur in de gemeente heeft zich in verschillende plaatsen afgewend van de Maas. Men komt in plaats daarvan door woonwijken, bedrijventerreinen en agrarisch gebied. Door het realiseren van aantrekkelijke verbindingen voor gemotoriseerd en langzaam toeristisch verkeer, kan de belevingswaarde van het gebied worden vergroot.
Leisure bij de Maas
Door projecten op het gebied van leisure te concentreren rondom de Maas kan er meer synergie ontstaan tussen de verschillende onderdelen. Accent komt te liggen bij al in gang gezette ontwikkelingen bij de Maas.
Maasregio
De promotie van Venlo dient op het niveau van Noord-Limburg te worden ingezet. Dit levert een grotere associatie op met Limburg als geheel en de positieve gevoelens en merkwaarden die daarbij horen, zodat een meer compleet toeristisch product op de markt kan worden gezet.
Bovenstaande komt in het plangebied tot uiting aan de westzijde bij de Maasboulevard.
Cultuurnota Kansen voor Cultuur
Op 22 juni 2011 heeft de raad de cultuurnota "Kansen voor Cultuur, Cultuurbeleid gemeente Venlo 2011-2015" vastgesteld. Daarmee zijn de inhoudelijke kaders voor het cultuurbeleid in de periode 2011 tot en met 2015 bepaald. In het nieuwe cultuurbeleid is duidelijk aansluiting gezocht bij de ambities zoals geformuleerd in de Visie Venlo 2030 en de raadsprogramma's Centrum Euregio, Stad van Actieve Mensen, Veelzijdige Stad in het Groen en Innovatieve en Excellente Stad.
Om er voor te zorgen dat de beleidsvoornemens uit de nota worden omgezet in acties is een Uitvoeringsprogramma opgesteld. In het uitvoeringsprogramma wordt een aantal beleidsvoornemens genoemd die een relatie hebben met het stedelijk centrum zoals dat benoemd wordt in dit bestemmingsplan Stedelijk Centrum.
Invulling Podiumkwartier
Een eigentijdse culturele infrastructuur levert een belangrijke bijdrage aan de aantrekkelijkheid van de stad. Om de vitaliteit van de stad te bevorderen wil Venlo jongeren en hoger opgeleiden aantrekken. De aanwezigheid van cultuur speelt daarin een belangrijke rol, met name tussen de aanwezigheid van podiumkunsten in de stad en het aantrekken van bevolking is een robuust verband aangetoond (Gerard Marlet: De aantrekkelijke stad (2009), Muziek in de Stad (2010)). Hoewel het buiten het gebied valt waarvoor nu dit bestemmingsplan wordt vastgesteld, is het van belang hier het te realiseren nieuwe en grotere poppodium te benoemen dat gerealiseerd wordt op de plek van het oude stadskantoor in Q4. Dit komt in de plaats van het huidige buiten het stadscentrum gelegen poppodium Perron 55.
Hotspot creatieve bedrijvigheid
Innoveren en excelleren vraagt ruimte, zowel mentaal als fysiek. Venlo Innovatieve & Excellente stad is gebaat bij een genius loci, een herkenbare plek voor ontmoeting en bezieling, voor onderzoek en experiment, voor inspiratie en presentatie. Een broedplaats voor creativiteit en ondernemingszin moet bij voorkeur particulier initiatief zijn; daadkracht en energie moeten komen uit het veld zelf. Waar nodig een handje geholpen door overheid en/of bedrijfsleven. Wij willen graag meewerken aan het particulier initiatief van bedrijven uit Venlo om samen met de creatieven in onze stad een vaste plek voor creatieve bedrijvigheid te realiseren. Zo'n initiatief gedijt wat ons betreft het beste in een inspirerende, te herbestemmen locatie industrieel of cultureel erfgoed. Als gemeente kunnen we bezien of zo'n hotspot creatieve bedrijvigheid tegen gunstige voorwaarden van een accommodatie kan worden voorzien.
Theater de Maaspoort
Het bestaande gebouw van het theater is in 2011 gerenoveerd. Het gebouw heeft een transparante en eigentijdse uitstraling gekregen en een uitnodigende brasserie op de begane grond. In 2012 wordt De Maaspoort uitgebreid met een nieuwe theaterzaal op de tweede verdieping met een flexibele capaciteit van 350 zitplaatsen op een inschuifbare tribune en balkon of 900 staanplaatsen. Het vernieuwde en grotere theatercomplex biedt mogelijkheden voor een verdere verbreding en verdieping van het programma-aanbod van het theater. De totaal vernieuwde Maaspoort kan met ingang van het theaterseizoen in september 2013 in gebruik genomen worden. Dan beschikt het theater over de nieuwe theaterzaal, een VIP-foyer, een brasserie op de begane grond en een theaterrestaurant met buitenterras op de tweede verdieping dat uitzicht biedt over de Maas.
Openbare Bibliotheek Venlo
In haar Beleidsambitie 2012-2016 geeft de bibliotheek aan welke koers wordt ingezet in antwoord op de snel veranderende samenleving. De bibliotheek beschrijft hierin haar rol als publieke basisvoorziening, wat haar visie "mensenbibliotheek" betekent en de keuzes en ontwikkelingen voor de toekomst. Tevens schetst de bibliotheek de wijze waarop de organisatie uitvoering gaat geven aan de in de gemeentelijke cultuurvisie verwoorde ambities. Als gevolg van de bezuinigingen zal de bibliotheek haar producten- en dienstenpakket de komende jaren moeten aanpassen. De bibliotheek blijft zich daarbij richten op de kernbegrippen spreiding, educatie en digitalisering.
Uitgangspunt van het toekomstige spreidingsbeleid is dat de bibliotheek zich daar vestigt waar de klant zich bevindt. Scholen, voorzieningen voor ouderen en alternatieve voorzieningen, bijv. supermarkten, zijn locaties waar veel publiek komt. Hierdoor is de bibliotheek goed fysiek zichtbaar voor haar klanten. In het spreidingsbeleid is het uitgangspunt dat Venlo een sterke centrale vestiging blijft onderhouden in de binnenstad.
Kunstencentrum Venlo
In het Instellingsbeleidsplan 2012-2015 beschrijft KCV welke aanpassingen in de strategie en in het meerjarenbeleid worden gedaan naar aanleiding van de nota Kansen voor Cultuur en de bezuinigingen. Een van de speerpunten is het strategische huisvestingsbeleid. Als onderdeel van het strategisch huisvestingsbeleid overweegt KCV de locatie Arsenaalplein te sluiten en de activiteiten te concentreren op de huidige tweede locatie Goltziusstraat. Mogelijk worden elders in het centrum lesruimten betrokken voor (groeps)lessen muziek.
3.2.5 Prostitutiebeleid
Onder het prostitutiebeleid vallen sexwinkels, sexinrichtingen en escortbedrijven. Onder een sekswinkel wordt verstaan: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd. De exploitatie is niet onderworpen aan een vergunningplicht. Prostitutie is niet toegestaan. Vestiging kan worden gereguleerd langs de weg van het bestemmingsplan. Het betreft in dit geval detailhandel.
In 2008 is het maximum aantal seksinrichtingen in de gemeente Venlo vastgesteld op 5 seksinrichtingen. Dit aantal voldoet namelijk aan een behoefte aan dit soort inrichtingen. Er zijn geen nieuwe seksinrichtingen toegestaan. Beleidsmatig wordt namelijk ingestoken op vermindering van het aantal seksinrichtingen, zodat uiteindelijk 3 in totaal zijn toegestaan.
In de gemeente zijn een aantal vergunde escortbedrijven aanwezig. Deze zogenaamde niet locatiegebonden prostitutie heeft een mobiel karakter, waarbij de seksuele diensten niet locatiegebonden zijn. Dergelijke bedrijven vallen daarom niet onder het begrip "seksinrichting". Bij raadsbesluit is het aantal escortbedrijven gemaximeerd tot 1 bedrijf.
Binnen het plangebied zijn geen prostitutie-inrichtingen gelegen.
3.2.6 Coffeeshopbeleid
Om de overlast van de handel in en het gebruik van drugs te voorkomen en te bestrijden voert het gemeentebestuur van Venlo een strak beleid. In de coffeeshops wordt het verhandelen van geringe hoeveelheden softdrugs (cannabis) gedoogd, mits wordt voldaan aan een aantal strikte regels. Deze regels, welke zijn gebaseerd op een landelijke strafvervolgingsrichtlijn, staan vermeld in de voor deze inrichtingen verleende exploitatievergunningen. Overtreding van deze regels zal ertoe leiden dat bestuursrechtelijke maatregelen (bijvoorbeeld sluiting) worden getroffen. Tegen de verkoop van drugs op andere plaatsen (voor publiek toegankelijke lokalen, woningen of straat) wordt zowel strafrechtelijk als bestuursechtelijk streng opgetreden.
In het plangebied zijn géén coffeeshops gelegen.
3.2.7 Economisch beleid
Detailhandelsnota Venlo 2006 - 2015
Detailhandel is een belangrijke voorziening. Voor de gemeente Venlo is de Detailhandelsnota 2006-2015 opgesteld. Het beleid is erop gericht om de detailhandelsstructuur te versterken en te voorzien in de noodzakelijke randvoorwaarden. De hoofdsdoelstelling is gericht op het versterken van de functie als centrumstad voor de regio en het Duitse achterland.
De ambitie van het detailhandelsbeleid in Venlo richt zich op:
- Het behouden en versterken van een goed en attractiever winkelaanbod, door het bieden van een kwantitatief en kwalitatief zo compleet mogelijk pakket aan detailhandel en aanverwante voorzieningen.
- Het versterken van de concurrentiepositie van Venlo, met het centrum van Venlo voorop, vooral gericht op het versterken van de lokale, regionale en bovenregionale functie. Er moet ruimte zijn voor dynamiek en vernieuwing met behoud van bestaande kwaliteiten in de structuur.
- Het aanpakken van de binnenstad waarmee wordt ingezet op het aantrekken van meer en andere consumenten, het verlengen van de verblijfsduur in de (binnen)stad en het verhogen van de bestedingen.
- Het versterken van het ondernemersklimaat, het bieden van ruimte aan ondernemersinitiatieven en het verbeteren van de communicatie en samenwerking tussen partijen.
In de stad en de regio vinden nu en in de komende jaren veel ontwikkelingen plaats. Om sterk te staan en om de ambities waar te kunnen maken, moet er in Venlo ingezet worden op een duidelijke verzorgingsstructuur. Hierbinnen moet geprofiteerd worden van bestaande kwaliteiten maar moet ook ruimte bestaan voor nieuwe ontwikkelingen en toekomstige dynamiek in de detailhandel.
Verbeteringen en nieuwe plannen moeten de gewenste verzorgingsstructuur versterken en moeten passen bij het draagvlak in het verzorgingsgebied.
Hoogste prioriteit heeft de verdere versterking van de binnenstad Venlo voor de inwoners van de gemeente, regiobewoners en de Duitse consument. Er moet ingezet worden op groei in de breedte (in bezoekers en omzetten) en in de diepte (kwaliteit). Ontwikkelingen buiten de binnenstad moeten complementair en niet concurrerend zijn.
Uitgangspunt voor een succesvolle ontwikkeling is en blijft de Ruimtelijk-economische ontwikkelingsvisie binnenstad en uitvoering van de hierin voorgestelde maatregelen (o.a. ruimtelijk-functioneel, winkelkwaliteit, imago-ombuiging, verkeer en parkeren en samenwerking). Op de uitvoering van de maatregelen moet versterkt ingezet worden.
Als visie op de hoofdstructuur gelfdt voor de binnenstad: "recreatief winkelen, multifunctioneel en méér". De binnenstad staat bovenaan de verzorgingsstructuur van Venlo. Ze dient zich dan ook nadrukkelijk te onderscheiden van de andere centra, door in te spelen op de wensen en eisen die bij deze verzorgingsfunctie horen. Detailhandels-, leisure- en culturele voorzieningen met een stedelijke en (boven)regionale uitstraling horen dan ook primair (indien mogelijk) in de binnennstad gehuisvest te worden.
Vertaald naar de winkelstructuur gelden de volgende uitgangspunten:
- Het verder versterken van clustering van winkels en voorzieningen in perspectiefvolle concentraties binnen de detailhandelsstructuur.
- Het bevorderen en faciliteren van de dynamiek, met nadrukkelijk meer aandacht voor de juiste plek voor ontwikkelingen.
- Het behouden en versterken van de eigenheid van aankoopplaatsen en stadsdelen; inzet op kwalitatieve verbetering en onderscheid tussen meerdere gebieden.
- Het behouden en waar mogelijk verhogen van de leefbaarheid in buurten en wijken.
De opgave is de in Ruimtelijk-economische ontwikkelingsvisie binnenstad als volgt omschreven:
- Het omkeren van de trend dat consumenten binnen het verzorgingsgebied steeds vaker kiezen voor andere aankoopplaatsen dan Venlo. De (regio)bewoners moeten teruggewonnen worden.
- Het vergroten van het aantal duitse bezoekers, waarbij gebruik moet worden gemaakt van het grote Duitse achterland.
- Vergroting van de attractiviteit van de binnenstad zodat de verblijfsduur én de bestedingen van de bezoekers toenemen.
Het beleid ten aanzien van detailhandel is meegenomen in de actualisatie van het vigerende bestemmingsplan. Dit is Hoofdstuk 6 Sectorale aspecten in relatie tot dekeuzes" nader beschreven.
Horecabeleid
Horeca is niet alleen economisch van belang voor een stad als Venlo maar heeft ook een belangrijke maatschappelijke functie. In 2007 is de Nota "Ontwikkelingsrichting Horecabeleid" opgesteld als opvolger van de nota uit 1999. De belangrijkste doelstellingen van de gemeente op dit beleidsveld zijn af te leiden uit de Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015:
- Behoud en versterken van en goed en attractief horeca-aanbod, door het bieden van een kwantitatief en kwalitatief zo compleet mogelijk pakket, met een functie voor de bewoners van Venlo, de regiobevolking, Duitsers en (andere) toeristen.
- Het versterken van de concurrentiepositie van Venlo, met de binnenstad voorop, vooral gericht op het versterken van de lokale, regionale en bovenregionale functie. Er moet hierbij ruimte zijn voor dynamiek en vernieuwing, met behoud van bestaande kwaliteiten in de structuur.
- Het aanpakken van de binnenstad en andere horecaclusters, om meer consumenten aan te trekken de verblijfsduur te verlengen en de bestedingen te verhogen.
- Het versterken van het ondernemersklimaat, het bieden van ruimte aan ondernemersinitiatieven en het verbeteren van de communicatie en samenwerking tussen partijen.
De ruimtelijke relevante kaders uit dit beleid is meegenomen in de actualisatieslag van het bestemmingsplan. Dit is nader beschreven in Hoofdstuk 5 Analyse en keuze perbeleidsonderwerp
Terrassenbeleid
De gemeente Venlo heeft beleidsregels opgesteld voor de terrassen bij horecabedrijven binnen de gemeente. Terrassen kunnen uitsluitend worden geplaatst bij inrichtingen die in het bezit zijn van een exploitatievergunning. Voor het plaatsen van een 'gevelterras' (terras direct aansluitend en loodrecht voor een gevel van de betreffende horeca-inrichting) of een 'aanleunterras' (terras niet direct aansluitend aan de gevel van de betreffende horeca-inrichting) is geen vergunning vereist. Voor het plaatsen van een 'eilandterras' (een terras welke door een weg is gescheiden van de horeca-inrichting en geplaatst op een nabijgelegen plein of pleinvormige verruiming alsmede op de openbare ruimte voor de kelderruimtes in de kademuur) is wel een vergunning vereist.
3.2.8 Milieubeleid
Klimaatprogramma 2009-2012
Het college van burgemeester en wethouders van Venlo hebben in december 2008 het klimaatprogramma 2009-2012 vastgesteld. Venlo heeft de volgende klimaatdoelen voor nu en de lange termijn:
- De bevolking en bezoekers van Venlo leven en verblijven in een schone en veilige omgeving.
- Venlo draagt bij aan het terugdringen van de mondiale klimaatproblematiek.
- Venlo profileert zich in de regio (klimaat) en landelijk (c2c).
- Venlo heeft een gunstig vestigingsklimaat voor bedrijven.
- Werken aan de klimaatdoelstellingen fungeert (mede) als economische motor voor de regio.
- Streven om in 2030 gemeentebreed klimaatneutraal te zijn.
- Gemeentelijke organisatie is in 2015 klimaatneutraal.
In grote lijn kan worden gesteld dat dit programma vooral ziet op het vergroten en uitdragen van kennis, het uitvoeren van onderzoeken ter ondersteuning van fysieke projecten en maatregelen, en het zoeken naar, en uitwerken van wegen om het draagvlak voor energiebesparing en het toepassen van duurzame maatregelen te vergroten om het broeikaseffect tegen te gaan. Er wordt sterk ingezet op constructies om de financiering van en investering in duurzaamheidsmaatregelen te bevorderen.
Duurzaam bouwen-beleid
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Venlo heeft besloten dat alle nieuwbouwprojecten dienen te worden uitgevoerd met een minimumpakket aan ‘Duurzaam Bouwen’-maatregelen. Deze voorzieningen zijn beleidsmatig opgenomen in het nationaal Pakket Woningbouw en bestaan uit vaste en variabele maatregelen. Het nationaal Pakket Woningbouw is echter sterk verouderd en dus achterhaald. De gemeente Venlo maakt in het kader van duurzaamheid en klimaat, als aanvulling op het nationaal Pakket Woningbouw, gebruik van de volgende beleidsstukken:
- Dubo-tryout Venlo
- Notitie Aandachtspunten Duurzame Stedelijke Ontwikkeling
Duurzame stedelijke ontwikkeling
In juni 2006 is de handreiking 'Duurzame stedelijke ontwikkeling' opgesteld door de gemeente Venlo. Deze handreiking geeft op hoofdlijnen aan welke duurzaamheidsaspecten bij ruimtelijke ontwerpen relevant zijn en hoe deze principes kunnen bijdragen aan duurzame stedelijke ontwikkeling. Op hoofdlijnen wordt onder duurzame stedelijke ontwikkeling verstaan:
"Het op zodanige wijze ontwerpen; bouwen en inrichten, gebruiken en beheren van de stedelijke omgeving dat de schade voor de gezondheid en het milieu in alle stadia van het bestaansproces zoveel mogelijk wordt beperkt".
Afhankelijk van het gebiedstype zullen de accenten verschillen. Het ontwikkelen van een duurzame omgevingskwaliteit vergt een gebiedsgerichte aanpak waarbij recht gedaan wordt aan de specifieke kenmerken van dat gebied. Hierbinnen bestaan verschillende schaalniveaus. Onderscheiden worden stad/ wijk, gebouwen en installaties, indeling en afwerking. Het casco van een gebouw dient geruime tijd te doorstaan, de invulling is veelal tijdelijk en moet eenvoudig aangepast kunnen worden. De aandachtspunten concentreren zich hier vooral op het niveau van het stedelijk gebied, de openbare ruimte en op het niveau van het bouwvlak / gebouw. Hiermee wil niet gezegd zijn dat het stellen van ambities op het niveau van de installaties geen zin heeft, maar de invulling daarvan kan op een later tijdstip. Wel is het van belang om al in de ontwerpfase van een gebouw rekening te houden met de toekomstige installatie.
Gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid Limburg
De grote Limburgse gemeenten en de Provincie hebben in 2006 het initiatief genomen voor het opstellen van een gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid. Kerndoelstelling van deze visie is: geef het aspect externe veiligheid een eenduidige en gelijkwaardige plaats in het vergunningverleningsproces en in de integrale ruimtelijke besluitvorming. Maak in dat proces in een zo vroeg mogelijk stadium een zorgvuldige afweging van de externe veiligheidsrisico's, rekeninghoudend met de andere maatschappelijke belangen, zodat Limburg veiliger wordt.
De gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid Limburg
- formuleert een gezamenlijke ambitie van de Limburgse bevoegde overheden;
- geeft aan hoe gemeenten en Provincie bij besluiten over situaties met een extern veiligheidsrisico, met hun beleidsvrijheid om kunnen gaan;
- geeft aan hoe instanties effectief samen kunnen werken.
In de gezamenlijke beleidsvisie wordt onderkend dat bijzondere risicovolle situaties en situaties waarbij naast de veiligheidsrisico's grote maatschappelijke belangen in het geding zijn, om maatwerk vragen. Voorop staat dan ook dat gemeenten en provincie vasthouden aan de beleidsvrijheid die de wettelijke regelingen hun bieden, in het bijzonder als het gaat om het verantwoorden van het groepsrisico. De gezamenlijke beleidsvisie bevat aanbevelingen voor veel voorkomende situaties. Daarbij is onderkend dat niet alle gevallen voor alle bevoegde gezagen relevant zijn. Om hierop in te spelen zijn de beleidsregels over de verschillende onderwerpen gegroepeerd in zogenaamde bouwstenen. Iedere gemeente kan de bouwstenen implementeren die ze relevant en gewenst achten.
Bouwsteen gebiedsgericht beleid
Economische dynamiek is gewenst, maar de afweging tussen economische en andere belangen hoeft niet in ieder gebied tot hetzelfde resultaat te leiden. Verschillende gemeenten voeren met het oog hierop een gebiedsgericht beleid. Door het formuleren van provinciale belangen onder de nieuwe Wro formuleerde de provincie eveneens gebiedsgericht beleid. De beleidsvrijheid die het bevoegde gezag heeft, wordt zodanig ingezet dat onvermijdelijke milieubelasting en hinder worden geconcentreerd in gebieden die hiervoor geschikt gemaakt worden en dat kwetsbare gebieden extra worden beschermd. In aansluiting hierop kunnen gemeenten en de Provincie een gebiedsgericht externe veiligheidsbeleid voeren.
Beleidsplan externe veiligheid Venlo 2012 - 2015 (vastgesteld op 25 januari 2012)
Venlo heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een bloeiende economische gemeente. Veel bedrijven hebben zich gevestigd in de nabijheid van de logistieke hotspot die Venlo sinds de tweede helft van de 20e eeuw is geworden.
Voor 2030 wil Venlo nog meer innoveren en excelleren met als stuwende sectoren de logistiek, agribusiness en maakindustrie. Een sterke internationale oriëntatie is daarbij natuurlijk onontbeerlijk. Met daarnaast de ambitie om tot de top 10 van aantrekkelijkste woongemeenten in Nederland te behoren, wordt de komende jaren flink geïnvesteerd in het centrum waaronder de voltooiing van de Maasboulevard, Maaswaard en het KazerneKwartier. Echter, deze economische groei en ontwikkeling brengen externe veiligheid risico's met zich mee. Met het oog op de nagestreefde 'quality of life' is het van belang deze risico's zo veel mogelijk te beperken en te beheersen. Met het (operationele) beleidsplan EV Venlo en het daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma wordt vanuit een integrale benadering duidelijk hoe vanuit het thema externe veiligheid een bijdrage kan worden geleverd aan de gewenste ontwikkeling van Venlo.
Omdat een volledige risicoloze maatschappij niet bestaat, is de vraag welke risiconiveaus in Venlo acceptabel worden gevonden en welke niet. Hierop is in het beleidsplan een antwoord gegeven. Zo is ondermeer duidelijk gemaakt waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en wonen, onder welke veiligheidsverhogende condities en hoe we zorgen voor een goede beheersbaarheid van bestaande en toekomstige externe veiligheidsrisico's. Ook worden oplossingsrichtingen aangegeven voor bestaande knelpunten.
Het beleidsplan heeft geen wettelijke basis, maar is wel door de gemeenteraad van Venlo vastgesteld, waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen is aangegeven dat gemeenten die over een beleidsplan, met aandacht voor externe veiligheid beschikken, tot een lichtere invulling van de verantwoordingsplicht kunnen komen. Belangrijke afwegingen zijn immers al in het beleidsplan externe veiligheid gemaakt.
De afwegingen in het beleidsplan gemaakt zijn op hoofdlijnen:
- Venlo wil de risico's van het spoorwegemplacement reduceren om zodoende ruimte te geven aan de stad voor een duurzame ontwikkeling
- Venlo wil nieuwe risicovolle bedrijven alleen situeren op geschikte locaties. Dit betekent dat:
- 1. Nieuwe risicovolle bedrijven zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitueerd op speciaal daarvoor aangewezen bedrijventerreinen. Zo wordt ook voorkomen dat het transport van gevaarlijke stoffen door de stad kan toenemen.
- 2. Nieuwe LPG-tankstations enkel langs provinciale en rijkswegen buiten de bebouwde kom of op bedrijventerreinen worden toegelaten.
- Venlo wil extra kwetsbare groepen niet in de nabijheid van risico's plaatsen. Venlo vindt het niet wenselijk dat objecten waarin verminderd zelfredzame personen verblijven nabij risicovolle activiteiten zijn gelegen.
Venlo wil streven naar optimalisatie van beheersmaatregelen. Als ergens een calamiteit dreigt of aanwezig is, worden de hulpverleningsdiensten ingeschakeld. Deze calamiteit kan alleen bestreden worden als (1) de opkomsttijden en ontsluiting voldoende zijn; (2) er voldoende voorhanden bluswater is, (3) de
- bestrijdingsplannen op orde zijn en (4) het crisisplan voldoende toepasbaar is.
- Venlo wil de zelfredzaamheid van haar inwoners vergroten door risicocommunicatie. Ten tijde van een ramp is het belangrijk dat de inwoners van Venlo weten wat ze moeten doen om zichzelf en anderen te helpen.
Dit beleidsplan is richtinggevend voor het kader in ruimtelijke plannen, het afgeven van milieuvergunningen voor risicobedrijven en het afgeven van bouwvergunningen. Deze kaders zijn afgestemd op de Strategische visie 2030 van Venlo en de lokale bestuurlijke visie op veiligheid. Uitgangspunt was een brede afweging op bestuurlijk niveau waar alle relevante elementen een plaats hebben gekregen: veiligheid, doelmatig ruimtegebruik, stadsontwikkelingpotentieel en financiële argumenten.
3.2.9 Cultuurhistorisch beleid
Nota Cultuurhistorie: Voortbouwen op Venlo's Verleden
Op 26 september 2007 heeft de gemeenteraad het cultuurhistorisch beleid 2007-2011 vastgesteld.
Cultuurhistorie is voor Venlo van levensbelang: voor de duurzaamheid en identiteit van de stad, de stedelijke economie, het veelzijdige culturele karakter en de leefbaarheid. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen in relatie tot stedelijke vernieuwing en herbestemming zijn in onze stad meer dan ooit actueel. Dit vraagt om visie en strategie.
Het motto van het cultuurhistorisch beleid luidt 'Voortbouwen op Venlo's Verleden'. Dit motto hangt samen met het uitgangspunt 'behoud door ontwikkeling' Het cultuurhistorisch erfgoed kan immers gebaat zijn met ruimtelijke ontwikkelingen. Deze vormen een nieuwe ruimtelijke drager, voorzien in een nieuwe functie, of geven een economische impuls voor instandhouding. Aandacht voor cultuurhistorie is niet alleen een kwestie van cultuurbehoud, maar ook van economie. Toeristisch en economisch onderzoek heeft uitgewezen hoe concreet de economische zuigkracht van tastbare cultuurhistorie is. De kwaliteit van de leefomgeving bepaalt in toenemende mate de aantrekkingskracht van locaties op mensen en bedrijven. Steden met een hoge 'quality of life' zijn vaak ook economisch succesvolle steden. De esthetische kwaliteiten van een stad werken als katalysator van economische groei.
Centrale doelstelling is een representatief deel van de Venlose cultuurhistorie te behouden door ontwikkeling en door implementatie in ruimtelijke planvorming. Uiteindelijk streven is dat cultuurhistorie een vanzelfsprekende impuls betekent voor Venlo als duurzame en attractieve stad. Duurzaam en attractief voor bewoners, bezoekers, ondernemers en investeerders. Dit wordt bereikt door:
Onderzoeken
Doelgericht in kaart brengen van cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren die voor de identiteit, het karakter en de belevingswaarde van de gemeente Venlo van belang zijn en economische meerwaarde kunnen bieden. Speerpunten zijn onder andere de middeleeuwse binnenstad en Venlo als toonaangevende wederopbouwstad.
Beschermen
Uitbreiding en herziening van de gemeentelijke monumentenlijst met voor Venlo representatieve (archeologische) monumenten, objecten en structuren, inclusief borging van de cultuurhistorische samenhang in bestemmingsplannen en in ruimtelijke ontwikkelingen. Speerpunten zijn onder andere de historische binnenstad.
Behouden en versterken
Met gerichte financiële impulsen het behoud van cultuurhistorisch erfgoed stimuleren. Aan-passingen op de monumentenverordening en de subsidieverordening, gericht op optimale effectiviteit, zullen hierin voorzien.
Ontwikkelen
Bijdragen aan integratie en hergebruik van cultuurhistorisch erfgoed. Dit geldt zowel voor herbestemming van historische gebouwen en complexen ('nieuw in oud') als voor de integratie van cultuurhistorische aspecten in nieuwe ontwikkelingen ('oud in nieuw'). Speerpunt is onder andere de Maasoeverprojecten (Maasboulevard, Q4 en Maaswaard).
Van objectgericht naar gebiedsgericht: borgen van cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. De wijziging houdt in dat bij het opstellen van een bestemmingsplan de gemeente handelt conform artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel van a,: Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Door wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. Voor enkele specifieke belangen, zoals archeologie, was in het Bro al voorgeschreven dat in de toelichting bij het bestemmingsplan dient te worden aangegeven op welke wijze met deze belangen is omgegaan. Deze wijze van borging via het systeem van de ruimtelijke ordening bestond in het Bro nog niet voor cultuurhistorische waarden in het algemeen.
In de Nota Cultuurhistorie van de gemeente Venlo zijn beleidsdoelen opgenomen ten aanzien van verankering van cultuurhistorie in bestemmingsplannen. De Nota zegt hierover: "Binnen elk nieuw of te wijzigen bestemmingsplan zullen cultuurhistorische belangen worden meegenomen. Daar waar de ruimtelijke context onlosmakelijk aan de monumentale waarde van gebouwde objecten is verbonden, zullen beschermende bepalingen in de planregels en op de verbeelding van het bestemmingsplan worden opgenomen".
Stadskernonderzoek
Het beeld van de Venlose binnenstad bestaat uit een bonte verzameling gebouwen van wisselende ouderdom. Oude en nieuwe, alledaagse en monumentale gebouwen staan naast en door elkaar heen. Samen vormen ze belangrijke dragers van de lokale identiteit. In dit historisch gelaagde stadsbeeld is de eeuwenlange geschiedenis van Venlo duidelijk afleesbaar.
Kadernota Stadsbeelden
De afgelopen twee decennia is de aandacht voor beschermde monumenten als vooral individuele objecten verschoven naar de plaats die een monument inneemt in het grotere geheel, de context. Die context kan tweeledig worden opgevat. Enerzijds de samenhang van het monument met andere historische bebouwing in een ruimtelijke structuur, zoals een laatmiddeleeuws pand in een middeleeuwse stadsstructuur en met historische bebouwing uit latere perioden. Anderzijds de samenhang van monumenten met andere cultuurhistorische elementen en structuren: archeologie en het historisch cultuurlandschap. De activiteiten ten aanzien van monumenten zullen dus enerzijds gericht zijn op onderzoek, kennis, selectie en bescherming van monumenten en anderzijds op verbinding met andere historische elementen en structuren. De Kadernota Stadsbeelden, vastgesteld door de gemeenteraad in 1998, heeft voor de binnenstad van Venlo (inclusief Wilhelminapark, Goltziusstraat en Rosarium en omgeving), een duidelijk overzicht van historische structuren en elementen gegeven, met name voor de periode 1850-1940.
Middeleeuws Venlo
In het centrum van Venlo zijn de afgelopen periode diverse laatmiddeleeuwse panden aan de hand van bouwhistorisch onderzoek beschreven en gewaardeerd. Dit onderzoek, vastgelegd in een aantal deelrapporten, heeft tussen 2005 en 2010 plaatsgevonden. Conclusie is dat deze panden redelijk gaaf zijn en direct voortkomen uit de ontstaansgeschiedenis van de ommuurde stad in de veertiende eeuw. De gaafheid, uniciteit en contextuele waarde maakt deze panden zonder meer beschermenswaardig. In 2011 is een aantal middeleeuwse panden in de Venlose binnenstad. In het vastgestelde cultuurhistorisch beleid is opgenomen dat de resultaten met bijbehorende conclusies van het stadskernonderzoek worden verankerd in het bestemmingsplan voor de binnenstad.
De naoorlogse wederopbouw
De verwoeste binnenstad onderging bij de herbouw in de jaren vijftig en zestig een grondige metamorfose. Een gedaanteverandering die nog steeds getuigt van de toenmalige daadkracht en het optimisme over de toekomst. Nu, een halve eeuw later, staat de wederopbouwarchitectuur onder toenemende druk van stedelijke vernieuwingsopgaven. Niet verwonderlijk, want het gebruik van de stad is in de afgelopen decennia drastisch gewijzigd. De stedelijke dynamiek en het continu veranderende gebruik van de stad leveren in Venlo een interessant en levendig stadsbeeld op, maar maken tegelijkertijd het cultureel erfgoed kwetsbaar. 'Bezint eer ge begint' is daarom het adagium van de gemeente bij ingrepen in de binnenstad. Dat wil zeggen, een bezinning vanuit cultuurhistorisch perspectief die recht doet aan de kwaliteiten van de historisch gelaagde stad. Alleen zo kan het waardevolle behouden blijven en zal de gewenste vernieuwing een duurzame toekomst krijgen. Inzicht in de betekenis en waarde van de gebouwde erfenis is daarbij een voorwaarde. In 2009-2010 is in de Venlose binnenstad onderzoek gedaan naar de architectuur en stedenbouw uit de wederopbouwperiode. De waardevolle gebiedskenmerken en de ruimtelijke relevante aspecten zijn vastgelegd in het bestemmingsplan
3.3 Inventarisatie
Het plangebied is volledig geinventariseerd waarbij de de vigerende bestemmingsplannen en het BAG bestand als basis hebben gediend. In het plangebied is gekeken naar de huidige functie, goot- en bouwhoogte. Mede op basis van deze veldinventarisatie heeft een actualisatie plaatsgevonden van de hudiige situatie.
In Hoofdstuk 5 Analyse en keuze per beleidsonderwerp en Hoofdstuk 7 Juridischeplanopzet is aangegeven in welke vorm de actualisatie heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 4 Visie Stedelijk Centrum
Voor het centrum van Venlo is een visie opgesteld: "Visie Stedelijk Centrum", deze visie is waar mogelijk vertaald naar dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt de visie beschreven, in Hoofdstuk 5 Analyse en keuze per beleidsonderwerp wordt de wijze waarop deze visie is vertaald in dit bestemmingsplan toegelicht.
4.1 Doel En Status
De 'Visie Stedelijk Centrum' is een soort handboek voor het bestuur van de gemeente Venlo. De visie is vastgesteld in mei 2012 en heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar in goede banen te leiden. Het gaat dan met name om de samenhang tussen projecten en de bestaande stad, maar ook tussen projecten onderling. Met als resultaat dat een nieuw project de stad versterkt, en niet de bestaande stad of andere projecten frustreert.
De Visie Stedelijk Centrum heeft een planhorizon van 10 jaar. De ambities voor het stedelijk centrum, zoals vastgelegd in de Strategische Visie 2030 zijn in dit document vertaald naar ruimtelijke keuzes. Op deze wijze wordt een basis gecreëerd voor concrete keuzes bij (urgente) vraagstukken in bestaande projecten en nieuwe initiatieven op de korte en middenlange termijn. Zonder de ambities voor de lange termijn uit het oog te verliezen. De gemeente Venlo heeft bij het opstellen van de Visie Stedelijk Centrum de samenwerking gezocht met haar partners en burgers. Niet door de formele inspraak aan de achterkant van het proces, maar tijdens het proces.
De ruimtelijke keuzes in de Visie Stedelijk Centrum zijn niet allen direct te vertalen naar projecten of initiatieven, maar zijn richtinggevend voor de handelswijze van de gemeente. De visie vormt bijvoorbeeld de basis voor het actualiseren van bestemmingsplan(nen) in het stedelijk centrum, maar ook op een kleiner schaalniveau als toetsingskader voor (omgevings)vergunningen.
Het stedelijk centrum wordt in de Visie Stedelijk Centrum gedefinieerd als de (historische) binnenstad, de Maaswaard ten zuiden van het spoor en het Kazernekwartier op de linkeroever van de Maas. De binnenstad is globaal het gebied tussen de Maas, de singels en het spoor. Het plangebied van het bestemmingsplan en het visie zijn niet helemaal gelijk, het ruimtelijk beleid is derhalve niet voor het hele plangebied van het bestemmingsplan van toepassing.
4.2 Gebiedsprofielen
Het stedelijk centrum is natuurlijk niet overal hetzelfde, in tegendeel. De huidige ruimtelijke beleving en uitstraling van de Vleesstraat, Bolwaterstraat en de Van Cleefstraat zijn bijvoorbeeld heel verschillend. Voordat een strategie en ruimtelijke keuzes worden geformuleerd, is een nadere gebiedstypering nodig, in het bijzonder voor de binnenstad. Dit onderscheid kan namelijk worden gebruikt voor een verdere nuancering in de strategie en ruimtelijke keuzes.
Voor de binnenstad is een onderscheid gemaakt tussen de profielen 'druk', 'luw' en 'rust', op basis van functies, gebruikers en beleving. Voor de nieuwe gebieden van het stedelijk centrum - Maaswaard en KazerneKwartier - is ook een gebiedsprofiel opgesteld, deze zijn voor het bestemmingsplan minder relevant. Hiervoor wordt verwezen naar de visie.
De vijf profielen in het stedelijk centrum van Venlo zijn vertaald naar een kaartbeeld, welke de basis vormt voor de ruimtelijke keuzes per thema. Op de kaart is tevens het onderscheid in winkelstraten weergegeven, welke in het ruimtelijk beleid een rol spelen.
4.3 Strategie
De uitbreiding van het stedelijk centrum met de Maaswaard en Kazerne Kwartier is ingegeven door een schaarste aan ruimte voor grootstedelijke functies in de binnenstad, maar is door het tijdsgewricht omgebogen naar een 'schaarste aan programma' voor de projecten. Dit is een flinke uitdaging die vraagt om scherpe keuzes en een heldere strategie om de ambities op de lange termijn op koers te houden.
De hoofdlijn voor de visie op het stedelijk centrum is een compact centrum om combinatiebezoek te bevorderen en de verblijfsduur van bezoekers te verlengen.
De leidraad in projecten en initiatieven is de bijdrage aan het versterken van de onderlinge samenhang tussen bestaande en nieuwe voorzieningen. De delen van het stedelijk centrum moeten elkaar namelijk niet ongewenst beconcurreren om de nieuwe en bestaande voorzieningen. Venlo geeft prioriteit aan de voordelen van nabijheid in een compact centrum boven het bieden van oneindig veel uitbreidingsruimte, ook op de langere termijn.
Focus en extra focus
De strategie bestaat uit een tweetal hoofdkeuzes 'focus' en 'extra focus' die in elkaars verlengde liggen en duidelijke prioriteit leggen. De hoofdkeuzes vormen tevens de basis voor de verdere uitwerking in ruimtelijke keuzes per thema.
- De focus betekent dat: grootstedelijke functies voortaan in het stedelijk centrum worden gerealiseerd, tenzij het ruimtelijk of bedrijfseconomisch niet inpasbaar is. Een goed geladen stedelijk centrum met kwaliteitsvoorzieningen en een hoge belevingswaarde zal op termijn ook leiden tot positieve uitstralingseffecten naar de wijken en dorpen in de gemeente en de regio.
- De extra focus betekent dat: alle nieuwe initiatieven naar de binnenstad gaan, tenzij het ruimtelijk of bedrijfseconomisch niet inpasbaar is. De extra focus richt zich op de (historische) binnenstad, globaal tussen Maas, de Noord Binnen en Buitensingel, het Julianapark en het (verhoogde) spoor. Dit gebied vormt de sterke basis. De ruimtelijke kwaliteit en belevingswaarde zijn hier al op een hoog niveau en de meeste onderscheidende en grootstedelijke voorzieningen zijn hier geconcentreerd. De historische setting van het stratenpatroon en de gevels voegen hier een onderscheidende kwaliteit aan toe. De strategie heeft dan ook tot doel om de binnenstad ‘geladen’ te houden.
De strategie voor 'extra focus' op de binnenstad geldt niet zonder meer voor het deel 'rust'. Dit gebied kenmerkt zich als een behoudenswaardig en aantrekkelijk stedelijk woonmilieu, met een beperkt aantal voorzieningen en geringe bezoekersstromen. In het gebied is weinig ontwikkelruimte en het toevoegen van extra voorzieningen 'laden van het gebied' zal snel leiden tot een onbalans. Het gebied is dan ook uitgezonderd van de extra focus op de binnenstad, tenzij de huidige voorzieningen uit de bestaande gebouwen wegtrekken. Bij leegstand heeft een spoedig hergebruik prioriteit, uiteraard passend in het gebiedsprofiel 'rust'.
Gebiedsprioritering op basis van het afwegingskader
4.4 Afwegingskader
De strategie is helder en eenduidig, maar vertelt nog niet het complete verhaal. Om ook prioriteiten te stellen en keuzes te kunnen maken in en tussen bestaande projecten spelen ook gemaakte afspraken met derden een rol. Maar ook de werkelijke vraag naar voorzieningen - de marktbehoefte - is in dit tijdsgewricht doorslaggevend. De bestaande projecten en nieuwe initiatieven moeten immers ook gevuld worden met programma. Om aan de voorkant duidelijkheid te bieden over de wijze van bestuurlijke besluitvorming hanteert het gemeentebestuur een afwegingskader.
Het afwegingskader neemt de toegevoegde waarde aan het stedelijk centrum als geheel als vertrekpunt, niet het individuele project. Ook voorkomt het afwegingskader een toename van schaarste aan programma, maar blijft wel ruimte voor kansrijke initiatieven als die de kwaliteit van het stedelijk centrum versterken.
STAP 1 gemaakte afspraken (alleen voor bestaande projecten)
Bindende afspraken met initiatiefnemer(s) worden vanzelfsprekend nagekomen. Met initiatiefnemer(s) die ruimte bieden om voor eigen risico het programma en/of locatie te herijken, ondanks bindende afspraken, worden onderstaande stappen doorlopen.
STAP 2 toets aan behoefte samenleving
Nieuwe initiatieven of wijzigingen in bestaande projecten worden getoetst aan de actuele behoefte van de samenleving. De geprognosticeerde behoefte is uitgewerkt in specifiek toegespitste kaders, zoals de dynamische woningbouwprogrammering (DWP), detailhandelsnota en brancheringsvisie, kantorennota (nog in ontwikkeling), horecanota, cultuurnota en accommodatiebeleid. Dit vormt de eerste toets naar behoefte van de samenleving. Voor leisure én middelbaar en hoger onderwijs is geen kwantitatief behoefte in beleidskaders opgenomen, dit vraagt om maatwerk. Onderwijs wordt alleen maar vraaggericht ontwikkeld en leisure dient per casus te orden beschouwd in relatie tot het gehele aanbod. Indien kaders of programmeringsinstrumentarium ontbreken, of niet langer toereikend worden geacht, zal een marktanalyse moeten worden uitgevoerd. Hiervoor worden dan aan de voorkant randvoorwaarden meegegeven.
Indien de behoefte van de samenleving aannemelijk is, wordt een voorkeurslocatie bepaald in de volgende stap van het afwegingskader. Kan de behoefte niet aannemelijk worden gemaakt, dan wordt verder geen medewerking aan het initiatief verleend door de gemeente.
STAP 3 voorkeurslocatie initiatief bepalen
De hoofdlijnen van de strategie ‘focus’ en ‘extra focus’ komen nu in beeld om de voorkeurslocatie te bepalen. Het initiatief moet ruimtelijk inpasbaar zijn; gekeken wordt naar de milieukundige aspecten en de stedenbouwkundige, verkeerskundige en cultuurhistorische inpasbaarheid. De programmatische inpasbaarheid wordt afgewogen op basis van de ruimtelijke keuzes. Maar ook wordt in de afweging betrokken of de voorziening bedrijfseconomisch haalbaar is in het voorkeursgebied. Hierbij wordt de volgende prioriteitenlijst aangehouden:
1. Is het initiatief inpasbaar in de (historische) binnenstad?
2. Nee, is het initiatief inpasbaar in Maaswaard of KazerneKwartier Lijn?
3. Nee, is het initiatief inpasbaar in KazerneKwartier Park?
4. Nee, dan pas elders in de gemeente. Hiervoor zijn de actuele ruimtelijke structuurvisie en sectorale (ruimtelijke) beleidsnota’s leidend.
Voor de gemeente Venlo is een strategie op basis van de behoefte van de samenleving in combinatie met een duidelijke geografische focus leidend, zonder afbreuk te doen aan harde afspraken met partners. De strategie vormt de grondslag voor de ruimtelijke keuzes op de verschillende thema’s in het volgende hoofdstuk.
4.5 Ruimtelijke Keuzes
Om inhoudelijk goed sturing te geven maakt de Visie Stedelijk Centrum bij de navolgende ruimtelijke keuzes onderscheid in vier typen keuzes: Basisinspanning, Ambitie, Kans, Voorkomen. Het onderscheidende element in deze systematiek is de rol van de gemeente versus de rol van de partners. De gemeente zal in een aantal gevallen een andere rol dan voorheen aanmeten. In plaats van bedenken en uitvoeren, gaat de gemeente zich meer inzetten om partijen in beweging te krijgen: verbinden en coördineren. Met name bij ‘kansen benutten‘ wordt een expliciet beroep gedaan op het initiatief van partners en burgers.
Voor het bestemmingsplan zijn niet alle ruimtelijke keuzes relevant, voor een compleet overzicht wordt verwezen naar de visie. Ook zijn niet alle keuzes te vertalen naar het bestemmingsplan, maar ze bieden wel een context waarbinnen de planregels zijn opgesteld en vormen een basis voor toekomstige afwijkingen. In ieder geval zijn de keuzes, die alleen gelden voor delen van het stedelijk centrum buiten het plangebied, niet opgenomen. Ook zijn ruimtelijke keuzes, die niet relevant zijn voor het bestemmingsplan, weggelaten.
De ruimtelijke keuzes zijn per beleidsthema (winkelen, vermaak, wonen, diensten, onderwijs, bereikbaarheid en beleving) opgenomen in de Visie Stedelijk Centrum. Onderstaand zijn de doelstellingen van het beleid per thema weergegeven.
Winkelen
De detailhandel in Nederland staat stevig onder druk, structurele leegstand in veel winkelgebieden dreigt. Het winkelen zal veel meer onderdeel moeten zijn van het totaalbeeld van de binnenstad waarin beleving centraal staat. Ook het winkelen in het centrum van Venlo zal veranderen. Voor de toekomst is het bieden van een vitaal en aantrekkelijk winkelaanbod essentieel voor de aantrekkingskracht van het stedelijk centrum als geheel. We willen de breedte van het aanbod op peil houden, en er moet een kwaliteitslag worden gemaakt.
Vermaak
Vermaak wordt steeds belangrijker en is een onderscheidend element in het voortbestaan van binnensteden. Bij vermaak gaat het onder andere om horeca, uitgaansvoorzieningen, culturele voorzieningen en evenementen. Het vergroten van vermaaksmogelijkheden in de binnenstad is essentieel voor de levendigheid, met name na sluitingstijd van winkels. De binnenstad kent al een aantal plekken met een sterk accent op vermaak, zoals de Markt, Parade, Keulsepoort. De binnenstad heeft nog een stap te zetten om deze plekken en andere plekken meer met elkaar te verbinden, zodat er een samenhangend en herkenbaar netwerk ontstaat. Tegelijkertijd zal de binnenstad de vermaaksvoorzieningen moeten gaan delen met het Kazerne Kwartier. Deze ontwikkelingen moeten op elkaar afgestemd worden om elkaar te verstreken. Een directe verbinding en het voorkomen van ongewenste concurrentie zijn daarbij essentieel om de uitkomst meer te laten zijn dan som der delen.
Wonen
Behouden en versterken van de binnenstad en Maaswaard als een aantrekkelijk centrumstedelijk woonmilieu. Meer mensen moeten in het binnenstad willen wonen, met name de doelgroep studenten. Dit draagt bij aan de levendigheid en het draagvlak voor voorzieningen in het centrum. Bovendien biedt het centrum een bijzondere woonomgeving, onderscheidend in de regio.
Diensten
De dienstensector - commerciële en maatschappelijke dienstverlening - is relatief klein in het stedelijk centrum van Venlo. Door ruimte te bieden voor zowel publieksgerichte als niet publieksgerichte dienstverlening in het stedelijk centrum, willen we inspelen op de toenemende aantrekkelijkheid van stations- en binnenstadslocaties voor (bepaalde) dienstverleners. De aanwezigheid van dienstverlening geeft een extra aanleiding om het centrum te bezoeken. Bovendien creëert het levendigheid en draagvlak voor voorzieningen. Venlo moet zowel in de historische binnenstad als rond de stationslocaties een aantrekkelijk vestigingsklimaat bieden.
Onderwijs
Onderwijsontwikkelingen willen we zoveel mogelijk een plek geven in het stedelijk centrum. Een aantrekkelijk aanbod voor hoger onderwijs in het stedelijk centrum is een voorwaarde voor het binden van jonge en hoogopgeleide mensen aan de stad en regio. Venlo kan dan uitgroeien tot een aantrekkelijke studentenstad, waar jongeren en studenten elkaar in het centrum ontmoeten en gebruik maken van de aanwezige voorzieningen.
De actuele onderwijsinitiatieven bieden een unieke kans om wezenlijke functies aan het stedelijk centrum toe te voegen.
Bereikbaarheid
We willen een vlot bereikbare en verkeersveilige binnenstad. Ook op de topdrukke dagen wil Venlo haar bezoekers op een soepele manier kunnen ontvangen. Hierbij blijft autobereikbaarheid voor Venlo erg belangrijk. We hebben de afgelopen periode veel geïnvesteerd in wegen en parkeervoorzieningen. Onze doelstelling is om de komende tijd de voorzieningen beter te benutten. Creatieve en betaalbare oplossingen zijn noodzakelijk om op de piekmomenten de autobereikbaarheid te verbeteren.
Beleving
Het stedelijk centrum moet nog winnen aan uitstraling en levendigheid, passend bij een middelgrote centrumstad. Venlo kan zich hierbij onderscheiden door de kenmerkende kwaliteiten van het centrum beter te benutten. Venlo richt zich daarbij op de kwaliteit van de openbare ruimte, de Maas en de cultuurhistorie.
De grootste kracht van de binnenstad is het compacte middeleeuwse stratenpatroon met haar vele historische panden. Deze kwaliteit willen we versterken door haar voor bezoekers meer zichtbaar te maken. Daarnaast willen we de belevingswaarde en de economische potentie van de Maas veel beter benutten. Tot slot willen we dat in het centrum ervaren kan worden waar de regio Venlo goed in is: ‘vers en voedsel’ en de duurzaamheidsprincipes van ‘Cradle-to-Cradle’.
Hoofdstuk 5 Analyse En Keuze Per Beleidsonderwerp
Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan. Dit betekent dat in principe de huidige situatie geconserveerd wordt. De actualisatie van het bestemmingsplan is dan ook gericht op het toepassen van een moderne plansystematiek en het vertalen van het huidige gebruik naar een actueel bestemmingsplan. Daarnaast hebben ontwikkelingen plaatsgevonden in de loop der jaren, waardoor de bestemmingsregelingen niet meer actueel zijn en aangepast dienen te worden.
Tot slot is er voor het centrumgebied een visie opgesteld (zie ook Hoofdstuk 4 VisieStedelijk Centrum). Deze visie is vertaald naar dit bestemmingsplan. Dit is gedaan op basis van de gedefinieerde gebiedsprofielen en daarbij behorende detailhandelstructuur.
In de volgende paragraaf is toegelicht hoe de Visie Stedelijk Centrum is vertaald naar dit bestemmingsplan. Daarnaast is de regeling voor evenementen uiteengezet. In paragraaf 5.2 Overige is de systematiek voor het overig deel van het plangebied toegelicht.
5.1 Centrum
De vertaling is gedaan op basis van de gedefinieerde gebiedsprofielen en daarbij behorende detailhandelstructuur uit de Visie Stedelijk Centrum. De bestemmingen sluiten hier als volgt op aan:
A-straten --> Centrum 1
B-straten --> Centrum 2
C-straten --> Gemengd
Voor elke bestemming zijn vervolgens de functies ofwel direct, met aanduiding of achter een flexibiliteitsbepaling juridisch geregeld.
De gemeente Venlo heeft te maken met een vrij fors leegstandspercentage in de binnenstad en de schil er omheen. Daarbij bestaat de reëele verwachting dat dit percentage zal gaan stijgen, daarom is er gekozen voor een centrum 2 bestemming waar meer dynamiek en transformatie mogelijk is en een centrum 1 bestemming die vooral gericht is op het vasthouden van de commerciële functies. Daarbuiten zijn de functies specifiek bestemd omdat de gemeente geen toename van horeca en detailhandel wilt in dit gebied.
De doelstelling vanuit de visie voor elke bestemming in het centrumgebied is als volgt:
Centrum 1
Voor de bestemming Centrum 1 geldt behoud en 'bescherming' van de sterke detailhandels- en horecastructuur in combinatie met consumentgerichte diensten. Daarnaast wordt er naar gestreefd de woonfunctie op verdieping te versterken om leegstand boven winkelpanden tegen te gaan en de levendigheid in de binnenstad te vergroten. Van bedrijven in categorie 1 en 2 is in deze bestemming geen sprake.
Centrum 2
In de bestemming Centrum 2 wordt, met het oog op de krimp van behoefte aan horeca en detailhandelsruimte, ruimte geboden aan dynamiek en transformatie in de schil rond de hoofdwinkelstraten. Dit houdt in dat meerdere functies rechtstreeks mogelijk zijn en ook uitwisseling van functies mogelijk is gemaakt. Tevens dient deze bestemming aantrekkelijk te zijn voor de overige centrumfuncties zodat de nabijheid van functies wordt gestimuleerd en het centrum geladen blijft.
Gemengd
Binnen de bestemming Gemengd zijn de functies wonen, dienstverlening en aan huisgebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten rechtstreeks toegestaan (zie Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten). Deze functies zijn hiermee onderling uitwisselbaar. De functies horeca en detailhandel zijn uitsluitend, daar waar aanwezig, toegestaan middels een aanduiding. Deze functies zijn middels een afwijkingsbevoegdheid onderling uitwisselbaar.
In onderstaande tabel is bovenstaande uiteengezet.
5.2 Overige
Voor het overige deel van het plangebied heeft een actualisatie plaatsgevonden op basis van uitgangspunten en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). In onderstaande tabel is dit in een overzicht weergegeven.
Hoofdstuk 6 Sectorale Aspecten In Relatie Tot De Keuzes
6.1 Inleiding
Bij de actualisering van het bestemmingsplan en de daaruit voortvloeiende ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die invloed uitoefenen op het plangebied. Daarnaast kan ook het plangebied invloed uitoefenen op in de omgeving aanwezige waarden. Daarom zijn voor de betreffende locaties onder andere de milieuaspecten bodem, geluid en externe veiligheid onderzocht op eventuele negatieve effecten. Eveneens is gekeken naar de gevolgen van de bestemmingsplanactualisatie voor onder meer de aspecten archeologie, leidingen en infrastructuur, waterhuishouding, flora en fauna en natuur en landschap.
6.2 Cultuurhistorie En Archeologie
6.2.1 Cultuurhistorie
De gemeente Venlo voert een actief cultuurhistorisch beleid. De basis daarvoor ligt in het bijzondere cultuurhistorische karakter van de gemeente. De oude binnenstad neemt in dit kader een sleutelpositie in. De stad Venlo kende als middeleeuwse handelsstad een grote bloeitijd in de periode van de 14e tot en met 16e eeuw. Vanaf het einde van de 16e eeuw tot ver in de 19e eeuw was Venlo een belangrijke vestingstad. In die periode speelde Venlo op internationaal niveau een belangrijke rol, met name in militair-strategisch opzicht. Ondanks talloze belegeringen en verwoestingen is de laatmiddeleeuwse hoofdstructuur van de binnenstad op een aantal plekken goed bewaard gebleven. Vaak vinden we langs de belangrijkste straten in die hoofdstructuur negentiende-eeuwse en twintigste-eeuwse gevels terug, maar dat is niet wat het lijkt. Achter de gevels zijn vaak middeleeuwse kelders, tussenmuren, balklagen, vloeren en kappen nog aanwezig.
Het cultuurhistorisch beleid in de binnenstad
De laatmiddeleeuwse hoofdstructuur en de nog bestaande historische bouwdelen die er onderdeel van uitmaken, vormen de kern van de cultuurhistorische waarde van de binnenstad. Het cultuurhistorisch beleid is erop gericht die zoveel mogelijk te behouden. Daarbij doet zich het probleem voor dat veel van de middeleeuwse elementen op dit moment verborgen zijn achter de gevels of achter betimmeringen en afwerklagen in het interieur. Die komen tevoorschijn bij verbouwingen. Het beleid is om ook deze elementen zoveel mogelijk te behouden.
Venlo is ook een eigentijdse stad met een grote dynamiek. De belangrijkste cultuurhistorische zones vallen grotendeels samen met de belangrijkste winkelstraten. Het kan dus gebeuren dat bij de voorbereiding van een verbouwing waardevolle elementen worden gevonden, maar dat andere belangen moeten worden afgewogen tegen de wens tot behoud. In dat geval wordt in de praktijk zoveel mogelijk gezocht naar een oplossing die weliswaar zorgt dat zoveel mogelijk behouden blijft, maar anderzijds goede initiatieven niet frustreert. In de dagelijkse praktijk blijkt dit vrijwel altijd te lukken. Het is daarom van belang dat het bestemmingsplan instrumenten voor behoud omvat, maar ook de nodige flexibiliteit kent.
Waarde cultuurhistorie in het bestemmingsplan
Op 26 september 2007 januari heeft de gemeenteraad het cultuurhistorisch beleid vastgesteld. Bij die gelegenheid heeft de raad aangegeven, dat de samenhang van de verschillende cultuurhistorische elementen in het bestemmingsplan binnenstad zullen worden verwerkt. Om invulling te geven aan dit beleidsvoornemen is het van belang om te bepalen wat in ruimtelijk relevante zin de cultuurhistorische waarden zijn die moeten worden beschermd. De volgende (deel)onderzoeken zijn hiervoor als uitgangspunt genomen:
- MIP-rapport Venlo, een inventarisatie van bouwkundige structuren en relicten uit 1850-1940 (provincie Limburg), 1990
- Nota Stadsbeelden Venlo (gemeente Venlo), 1997-1998
- Stadskerninventarisatie (Buro4 Monument en Ruimte), 2005-2010
- Historisch-ruimtelijke analyse Brugplan Venlo (gemeente Venlo), 2007
- Wederopbouw Binnenstad Venlo (Van Meijel Adviseurs in Cultuurhistorie), 2010
De resultaten van deze onderzoeken zijn, voor zover ruimtelijk relevant, vertaald naar een 'cultuurhistorische verbeelding', die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.
Bouwhistorische zone
De oudste kaart van de binnenstad met een betrouwbare maatvoering is het kadastrale minuutplan van circa 1840. De toen aanwezige structuur was nagenoeg ongewijzigd ten opzichte van de laatmiddeleeuwse situatie. Door het systematisch bouwhistorisch onderzoek in de binnenstad is gebleken dat een belangrijk deel van de toen aanwezige bouwmassa's, inclusief perceelindeling, rooilijnen, bouwhoogte en kaprichting, op dit moment nog steeds aanwezig zijn. Dit is met name aan de orde in de directe omgeving van de middeleeuwse stratenkruis (Vleesstraat, Lomstraat, Parade, Gasthuisstraat en Steenstraat). Deze ruimtelijke structuur en verschijningsvorm heeft door zijn ouderdom en uniciteit een belangrijke cultuurhistorische waarde die door het bestemmingsplan specifiek beschermd moet worden. In het bestemmingsplan is het gebied, waarbinnen deze bijzondere historisch-ruimtelijke structuur is gelegen, aangeduid als 'bouwhistorische zone'.
Ook achter voorgevels zijn naar verwachting nog waardevolle elementen aanwezig. De huizen zijn naast elkaar gebouwd en hebben vaak gemeenschappelijke zijmuren. Bij latere verbouwingen zijn deze zijmuren vaak behouden gebleven. Zij vormen het historische geraamte van de stad. Dit gedeelte tussen de oude rooilijnen aan de voor- en achterzijde bevat historische hoofdbebouwing. Op de cultuurhistorische waardenkaart is deze bebouwingszone weergegeven. Ter bescherming van deze waarden zijn in het bestemmingsplan bouwregels opgenomen.
Waardevol groen, bomen en laanstructuren
In het bestemmingsplan zijn beschermende maatregelen opgenomen met betrekking tot cultuurhistorisch waardevol groen. Enerzijds door de bestemming 'groen' en anderzijds met de dubbelbestemming 'cultuurhistorie'. Cultuurhistorisch waardevol groen in de binnenstad manifesteert zich als volgt:
- Nog open percelen van middeleeuwse oorsprong met een overwegend groene inrichting van hoogwaardige beplanting en/of monumentale bomen. Dit betreft onder andere het middeleeuwse kloosterareaal Mariaweide, thans Domani, en de historische tuin achter de Weem aan de Grote Kerkstraat
- Historische parken en plantsoenen, al dan niet met monumentale beplanting, waaronder het negentiende-eeuwse Wilhelminapark en het naoorlogse Julianapark
- Historische, in aanleg negentiende-eeuwse laanstructuren langs singels en uitvalswegen, waaronder de Goltziusstraat, Kaldenkerkerweg en de Deken van Oppensingel
- Functionele open groene ruimtes als onderdeel van het naoorlogse Brugplan, waaronder de Roermondsepoort en het Koninginneplein
- Individuele monumentale bomen, al dan niet in de openbare ruimte, op pleinen en/of bij openbare gebouwen. De bomen op de Kwartelenmarkt, nabij de bibliotheek aan de begijnengang, aan de Nieuwstraat en ter hoogte van het postkantoor aan de Keulse Poort zijn hiervoor illustratief.
Gatsen en stegen
Karakteristiek voor de middeleeuwse en naoorlogse stad zijn de diverse gatsen en stegen ter ontsluiting van de afzonderlijke bouwblokken. Ook kent de Venlose binnenstad nog een aantal zeer oude stegen die diverse hoofdstraten met elkaar verbinden. Het meest bekende voorbeeld is de 'Floddergats', tussen de Nieuwstraat en de Parade. Een aantal stegen is toegankelijk via een poort of onderdoorgang. De gatsen en stegen in de Venlose binnenstad hebben over het algemeen hun oorspronkelijke natuurstenen bestrating behouden. Het bestemmingsplan voorziet in beschermende regels met het oog op behoud van poorten, onderdoorgangen en historische bestratingen.
Uitwerking in planregels
In dit bestemmingsplan zijn algemene planregels opgenomen om de historisch-ruimtelijke structuur en cultuurhistorische waarden van de binnenstad te beschermen, zoals het handhaven van bestaande kappen, het verbod tot samenvoeging van panden en het toevoegen van kelders. Daarnaast zijn regels opgenomen ter bescherming van oude achtergevelrooilijn en kunnen aan- en uitbouwen van achtergevels niet zonder meer plaatsvinden. Dit betekent niet dat bouwvoorstellen die afwijken van de structuur onmogelijk zijn. In het bestemmingsplan is de mogelijkheid om bij een omgevingsvergunning hiervan af te wijken, na afweging van de gevolgen van het bouwvoorstel tegen het belang van de aantasting van de cultuurhistorische waarde. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het samenvoegen van panden, het maken van doorbraken in zijmuren, het opdelen van panden, het wijzigen van de oude achtergevelrooilijnen, aan- en uitbouwen van oude achtergevels en het toevoegen van kelderruimten.
Wanneer in voorgaande bestemmingsplannen bouwrechten zijn opgenomen die aantasting van de historische bouwmassa mogelijk maken (bijvoorbeeld wanneer het oude bestemmingsplan een andere achtergevelrooilijn mogelijk maakt), wordt rekening gehouden met de bestaande rechten in die zin, dat de wijziging niet bij voorbaat onmogelijk wordt gemaakt, maar uitsluitend mogelijk is met toepassing van een in de planregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Bij een concreet bouwinitiatief kan dan worden afgewogen, of de belangen die gemoeid zijn met de uitbreiding opwegen tegen de cultuurhistorische belangen.
Voor het gebied dat behoort tot de bouwhistorische zone wordt de afwijkingsbevoegdheid voor het samenvoeging van panden, of toestemming voor uitbreiding aan de achterzijde, een andere kapvorm e.d. niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de bouwhistorische waarde van de gebouwen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Het overleggen van een dergelijk rapport is niet nodig, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Buiten het gebied dat behoort tot de bouwhistorische zone is een dergelijk rapport evenmin noodzakelijk, tenzij het een beschermd rijksmonument of gemeentelijk monument betreft.
Indien bij een verbouwing met sloop of sloop anderszins cultuurhistorisch belangrijke elementen moeten verdwijnen, kan aan de omgevingsvergunning de voorwaarde worden verbonden dat deze elementen goed worden gedocumenteerd voordat ze worden verwijderd.
Beschermde monumenten
In de binnenstad van Venlo zijn rijks- en gemeentelijke monumenten aangewezen. De afgelopen jaren heeft het Rijk een zeer terughoudend beleid gevoerd ten aanzien van het aanwijzen van nieuwe monumenten. Het Rijk heeft deze rol in toenemende mate aan de gemeenten overgelaten. De gemeente Venlo heeft de afgelopen jaren de binnenstad systematisch onderzocht waarbij zeer waardevolle panden zijn 'ontdekt', die vervolgens zijn aangewezen als gemeentelijk monument. Dat beleid zal ook de komende jaren worden voortgezet. Het onderscheid tussen rijks- en gemeentelijke monumenten zegt dus weinig over het verschil in cultuurhistorische waarde. Rijks- en gemeentelijke monumenten worden daarom door de gemeente op gelijke wijze behandeld. Als bijlage is een monumentenkaart opgenomen. De rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn aangeduid op de verbeelding.
Monumentenkaart (zie Bijlage 2 Monumentenkaart)
Het bestemmingsplan gaat ervan uit dat de aangewezen monumenten behouden blijven. De bouwmassa is vastgelegd conform de bestaande situatie. Voor het overige wordt de bescherming van de monumenten geregeld via het regime van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Erfgoedverordening 2010. Beschrijvingen of waarderingen van monumenten zijn daarom in dit bestemmingsplan niet opgenomen. Indien een pand is aangewezen als beschermd gemeentelijk of rijksmonument, is in veel gevallen een omgevingsvergunning nodig voor wijzigingen aan het monument. Dit is geregeld in de Monumentenwet (de Erfgoedverordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Is er sprake van een monument, dan is het verstandig contact op te nemen met de gemeente voor een advies over de waarde van het pand en hoe een gewenste en toegelaten wijziging kan plaatsvinden.
6.2.2 Archeologie
Op 16 januari 1992 kwam te Valletta het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed tot stand (Verdrag van Malta). Dit verdrag is vervolgens op nationaal niveau geïmplementeerd, met name door de Monumentenwet 1988 te herzien. De wijzigingswet die dit mogelijk maakte, de zogenaamde Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), is op 1 september 2007 in werking getreden. De Wamz is gebaseerd op dezelfde uitgangspunten als het verdrag van Malta (primair een behoud van archeologische resten in de bodem, vroegtijdig rekening houden met het aspect archeologie bij ruimtelijke ontwikkelingen, en het 'verstoorder betaalt' principe). Als gevolg van de herziene Monumentenwet 1988 hebben gemeenten een kerntaak bij de uitvoering van de archeologische monumentenzorg. Archeologie is een verplicht onderdeel geworden van ieder bestemmingsplan. Bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen, of bij afwijkingen op bestaande plannen, dient de gemeente aan te geven welke archeologische waarden er in de bodem verwacht worden en hoe men met deze waarden om zal gaan. Op basis hiervan kunnen gemeenten bij de verlening van omgevingsvergunningen eisen stellen met betrekking tot het aspect archeologie.
Ten behoeve van het gemeentelijk archeologiebeleid heeft RAAP archeologisch adviesbureau in opdracht van de gemeente Venlo een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Deze verwachtingskaart is vervolgens omgezet naar een archeologische beleidskaart, waarop de algemene beleidsuitgangspunten staan weergegeven (zie de hierop volgende afbeelding en Bijlage 3 Archeologischebeleidskaart).
De archeologische beleidskaart maakt het mogelijk om de archeologische waarden volwaardig mee te laten wegen in het bestemmingsplan, zo ook in het bestemmingsplan "Centrum Venlo". De kaart geeft inzicht in de (verwachte) aanwezigheid van archeologische resten in de gemeente. Daarnaast zijn de gebieden die archeologisch 'leeg' zijn (diep verstoorde gebieden, gebieden die inmiddels volledig onderzocht zijn) nauwkeurig geïnventariseerd en op kaart gezet. Uit de beleidskaart blijkt dat reeds grote delen van de (historische) binnenstad zijn verstoord. De gemeente Venlo vindt het daarom belangrijk om zorgvuldig om te gaan met de - archeologisch gezien - nog wel waardevolle delen.
De archeologische beleidskaart is vervolgens vereenvoudigd tot een zogenaamde archeologische verbeelding. Hierop zijn alleen die gebieden weergegeven, waar volgens de gemeente Venlo een archeologische onderzoeksplicht geldt. Bovendien is aangegeven wanneer deze onderzoeksplicht geldt (ondergrenzen). Wanneer de ontwikkelingen de ondergrenzen overschrijden, dienen de plannen te worden aangepast, of zal de initiatiefnemer een archeologisch onderzoek moeten laten uitvoeren.
De archeologische beleidskaart heeft als input gediend voor het bestemmingsplan "Centrum Venlo". De gebieden die onderzoeksplichtig zijn (WA-1 t/m WA-4) zijn opgenomen op de verbeelding als dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De reeds bekende vindplaatsen en de nog lopende archeologische onderzoeken zijn ingedeeld in categorie WA-1. Gebieden met een zeer hoge archeologische verwachting en AMK-terreinen (niet beschermd) vallen in categorie WA-2. Gebieden met de hoge of middelhoge archeologische verwachting zijn ingedeeld in categorie WA-3. Tot slot zijn er de lage verwachtingswaarden welke geregeld zijn als WA-4.
Aan de categorieën WA-1 t/m WA-4 zijn in het bestemmingsplan "Centrum Venlo" planregels gekoppeld. Voor de gebieden die buiten de dubbelbestemming vallen, gelden geen restricties.
- Voor WA-1 geldt dat er bij bodemingrepen groter dan 0 m² en dieper dan 40 cm -Mv archeologisch (voor)onderzoek nodig is.
- Voor WA-2 geldt dat er bij bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 40 cm -Mv archeologisch (voor)onderzoek nodig is.
- Voor WA-3 geldt dat er bij bodemingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 40 cm -Mv archeologisch (voor)onderzoek nodig is.
- Voor WA-4 geldt dat bij bodemingrepen groter dan 5000 m² en dieper dan 40 cm -Mv archeologisch (voor)onderzoek nodig is.
N.B. Indien het plangebied zich bevindt binnen de contouren van de Vestingstad Venlo is bovendien het standaard PvE voor de Vestingstad van toepassing.
Bovenstaande kan als volgt worden samengevat:
Zie de hierop volgende afbeeldingen voor de beleidsadvieskaart en de vertaling ervan naar een archeologische beleidskaart (tevens opgenomen in Bijlage 3 Archeologischebeleidskaart).
Archeologische beleidsadvieskaart, bestemmingsplan Centrum Venlo (zie Bijlage 3Archeologische beleidskaart).
Archeologische beleidskaart, bestemmingsplan Centrum Venlo (zie Bijlage 3Archeologische beleidskaart).
Vindplaatsen
In het plangebied Centrum Venlo zijn archeologische vindplaatsen aanwezig. Rondom deze vindplaatsen geldt een beschermingscirkel van 50 meter. Deze vindplaatsen zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan aangeduid om hier regels aan te kunnen verbinden. Daar waar de vindplaatswaarneming geen betrekking heeft op een vlak, wordt een zone van 50 meter daaromheen beschermd met het bestemmingsplan. Voor alle vindplaatsen geldt bij bodemverstoring een onderzoeksverplichting, dat wil zeggen dat de gemeente nadere eisen kan stellen bij bouwplannen met betrekking tot het nemen van technische maatregelen, doen van opgravingen en archeologische begeleiding tijdens werkzaamheden. Ook geldt voor alle vindplaatsen dat voor bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is.
6.3 Milieu
6.3.1 Bodemkwaliteit
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem. Wanneer een bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van een bestaande situatie is in beginsel geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualiserend beheersplan; het is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Verder worden bestaande bouwrechten op grond van vigerende bestemmingsplannen overgenomen in het nieuwe plan.
6.3.2 Ecologie
In de Flora- en faunawet is de soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig geïmplementeerd. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Dit betekent concreet dat in bestemmingsplannen geen mogelijkheden moeten worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand in redelijkheid kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend.
Daarnaast dient rekening te worden gehouden met gebiedsbescherming. Gebieden kunnen beschermd zijn doordat ze zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Vanaf begin oktober 2005 zijn hierin ook alle Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijn-gebieden opgenomen als Natura 2000-gebieden. Daarnaast kunnen gebieden zijn opgenomen in de Ecologische HoofdStructuur (EHS). Hiervan is echter geen sprake van in of in de directe nabijheid van het plangebied.
Voor beheergerichte bestemmingsplannen, zoals het op te stellen bestemmingsplan voor Centrum Venlo, kan in het algemeen worden gesteld dat de uitvoerbaarheid in de meeste gevallen niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn, mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvan de haalbaarheid nog niet is aangetoond. Een onderzoek flora en fauna is daarom niet noodzakelijk.
6.3.3 Energie
De gemeente Venlo streeft naar een milieuvriendelijke leefomgeving. In 2004 is het Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid 2004-2007 door het college vastgesteld. Negatieve milieueffecten van (gemeentelijke) plannen en activiteiten dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. Om dat te bereiken streeft Venlo naar beperking van energieverbruik, beperking van ruimtebeslag, het zuinig omgaan met schaarse grondstoffen en het zo min mogelijk produceren van schadelijke stoffen. De gemeente heeft als doelstelling een toename te realiseren van duurzame energie in bestaande bouw. Het beleid is gericht op een zuinig en verantwoord gebruik van energie. Het is van belang het energieverbruik door bedrijven en woningen terug te dringen. Dit betreft met name het energieverbruik voor ruimteverwarming, dat kan worden beperkt door verbeterde isolatie en door optimale benutting van alternatieve energiebronnen. Bij nieuw- en verbouwplannen zal moeten worden gestreefd naar een optimale benutting van energiebronnen. Het streven naar optimale benutting van energiebronnen kan niet in een bestemmingsplan worden afgedwongen of gereguleerd.
6.3.4 Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich voor rondom risicovolle inrichtingen of transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Een klein kantoorgebouw of een bedrijfsgebouw wordt daarbij beschouwd als een beperkt kwetsbaar object, waarbij de gehanteerde normen een richtwaarde vormen. Bij bijvoorbeeld woningen, die beschouwd worden als kwetsbare objecten, is de norm een grenswaarde waar altijd aan moet worden voldaan (afgezien van verspreid liggende woningen, maximaal 2 per hectare, deze worden beschouwd als beperkt kwetsbare objecten). Het risico wordt uitgedrukt in een plaatsgebonden risico (PR) en een groepsrisico (GR).
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- Inrichtingen.
- Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
- Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Plaatsgebonden risico
Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een (denkbeeldig) persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas. De normering voor het plaatsgebonden risico is afhankelijk van de aard van het te beschermen object. Hierbij wordt in wet- en regelgeving onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld (grote) kantoorgebouwen, kinderdagverblijven en ziekenhuizen. Beperkt kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld verspreid liggende woningen, (kleine) kantoorgebouwen, (kleine) winkels en sporthallen. De norm voor kwetsbare objecten is een grenswaarde. Hieraan moet worden voldaan. Deze grenswaarde is gesteld op 10-6 per jaar. De norm voor beperkt kwetsbare objecten is een richtwaarde. Hieraan moet zoveel mogelijk worden voldaan. Bij afwijken dient dit zeer goed gemotiveerd te worden."
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep personen van een bepaalde grootte (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting die ontstaat door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen op de x-as is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden op de y-as. Voor het groepsrisico is in de landelijke wet- en regelgeving een oriënterende waarde vastgelegd. De oriëntatiewaarde is geen grenswaarde maar dient als richtwaarde. De oriëntatiewaarde geeft aan wat de kans is waar onder een ramp van bepaalde omvang bij voorkeur moet blijven.
Besluit externe veiligheid inrichtingen, Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en Besluit externe veiligheid buisleidingen
In 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit is van toepassing voor inrichtingen, die in het kader van de Wet Milieubeheer een vergunning nodig hebben, maar ook op bestemmingsplannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening.
In het Bevi zijn de waarden voor het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico wettelijk verankerd. Voor het Plaatsgebonden Risico houdt dit in dat kwetsbare bestemmingen niet binnen de 10-6 contour gebouwd mogen worden. PR is in het Bevi een ook voor bestaande situaties, grenswaarde en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Voor het Groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde, maar tevens een verantwoordingsplicht.
In juni 2012 is de wet Basisnet vastgesteld door de Tweede Kamer. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) aan de gemeenten duidelijkheid te bieden over de maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Die maximaal toelaatbare risico's worden met de bijbehorende risicozones voor alle relevante spoor-, weg- en vaarwegtrajecten in tabellen vastgelegd. Het Basisnet bestaat uit drie onderdelen: Basinet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Door het Basisnet weten de gemeenten waar ze kunnen bouwen en ontstaan er geen veiligheidsproblemen door (onverwachte) groei van het transport van gevaarlijke stoffen.
Om het Basisnet wettelijk te verankeren moet bestaande wetgeving worden aangepast en nieuwe wetgeving worden ontwikkeld. De Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) zal voor de regulering van de vervoerskant van het Basisnet worden aangevuld met artikelen over o.a. risicoplafonds en handhaving van de risicoruimte. Voor het wettelijk vastleggen van de regels voor de ruimtelijke ordening rondom het Basisnet is een nieuwe AmvB in ontwikkeling: het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). De gewijzigde Wvgs en het Btev treden naar verwachting begin 2013 in werking. Tot die tijd is de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS) van kracht.
Risico inventarisatie
Uit de risicokaart van de provincie Limburg blijkt dat in het plangebied en (directe) omgeving de volgende risiscodragende objecten aanwezig zijn:
- Tankstation West (N271)
- Tankstation Oost (N271)
- Spooremplacement
- Transport gevaarlijke stoffen over de spoorweg
- Transport gevaarlijke stoffen over de N271 en over rivier de Maas
Er zijn geen buisleidingen die in het kader van externe veiligheid relevant zijn in het plangebied.
Bron: www.risicokaart.nl
Tankstations ten westen en oosten van de N271
Aan de Krefeldseweg 4 en 5 zijn twee LPG-tankstations gelegen, respectievelijk buiten en binnen het plangebied. Beide tankstations zijn BEVI inrichtingen en kennen risicocontouren voor het plaatsgebonden- en groepsrisico die binnen het plangebied van dit bestemmingsplan vallen.
Bij een eerste inventarisatie blijkt dat beide tankstations een vulpunt hebben met een plaatsgebonden risico van 25 m. voor de 10-6 contour en het groepsrisico kent een invloedsgebied van 150 m. Ook hebben beiden tankstations een (ondergronds) LPG-reservoir van circa 20 m3 met een plaatsgebonden risicocontour van 25 m. voor de 10-6 contour. Ook hier betreft het invloedsgebied van het groepsrisico 150 m. Tot slot kent de LPG-installatie een plaatsgebonden 10-6 risicocontour van 15 m. en wederom een invloedsgebied voor het groepsrisico van 150 m.
Binnen het invloedsgebied van het groepsrisico wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt, zodat de personendichtheid op basis van de bestemmingsplancapaciteit niet toeneemt.
Beide tankstations hebben een groepsrisico (binnen het invloedsgebied van 150 m.) dat boven de oriënterende waarde ligt (zoals vermeldt in het Beleidsplan EV Venlo 2012-2015, tabel 1.3; pag. 14). Dat betekent dat uitbreiding van de personendichtheden binnen die invloedsgebieden moet worden voorkomen. Betreffende invloedsgebieden zijn op de verbeelding aangeduid, met de regeling dat binnen die zones geen medewerking wordt verleend aan ruimtelijke plannen die leiden tot een toename van de personendichtheden in dit gebied.
De PR- en GR contouren van beide tankstations zijn, indien buiten de inrichting gelegen, in het bestemmingsplan geregeld. In dit geval houdt dit in dat de 25m. en 15m. PR risicocontouren als veiligheidszone - lpg - plaatsgebonden risico en de 150m. GR invloedsgebied als veiligheidszone - lpg - groepsrisico op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen.
Spooremplacement
In het zuiden van het plangebied is het spooremplacement met bijbehorende spoorweg gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ten behoeve van de ontwikkeling van kantoor- en woonlocatie "Maaswaard", gelegen ten zuidwesten van het plangebied, is in 2007 een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid ("Onderbouwing externe veiligheid kantoor- en woonwijk Maaswaard in Venlo", mei 2007).
Ter plaatse van het spooremplacement geldt voor het plaatsgebonden risico dat conform de milieuvergunning de grenswaarde ten aanzien van het PR ter plaatse van kwetsbare objecten maximaal 10-6 per mag zijn (binnen de PR-contour mogen geen kwetsbare objecten liggen en de 10-6 contour mag zich dan ook buiten de inrichtingsgrens bevinden). De 10-8 contour van het plaatsgebonden risico van het spooremplacement is buiten de inrichting gelegen.
Binnen een zone van 300 m. van de perceelsgrens van de inrichting wordt geen medewerking verleend aan ruimtelijke plannen die leiden tot vergroting van de personendichtheid in het gebied. Een kamerverhuurbedrijf is derhalve niet toegestaan.
Daarnaast geldt op grond van het beleidsplan externe veiligheid Venlo dat binnen een zone van 200 m. uit de grens van de inrichting geen extra kwetsbare objecten zijn toegestaan (basisscholen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen).
De PR- en GR contouren van het spooremplacement zijn, indien buiten de inrichting gelegen, in het bestemmingsplan geregeld: In dit geval houdt dit in dat de volgende contour op de verbeelding en in de regels is opgenomen:
- veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
(200m. voor de toeleidende sporen); - veiligheidszone - bevi
(300m. voor het spooremplacement).
Doorgaand spoor
Voor het doorgaand spoor (Eindhoven-Venlo) geldt het Basisnet spoor. Op basis daarvan gelden de volgende aandachtspunten:
- er is sprake van een veiligheidszone (plaatsgebonden risico) buiten het tracé (30m.);
- er is sprake van een overschrijding van het groepsrisico.
Daarnaast geldt op grond van het beleidsplan externe veiligheid Venlo dat binnen een zone van 200 m. uit het tracé geen extra kwetsbare objecten zijn toegestaan (basisscholen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen).
Voor de spoorweg geldt dat de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico tot aan de rand van het object reikt. De 10-8 en 10-7 contouren reiken tot buiten de randen van het spoor.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvan de haalbaarheid nog niet is aangetoond. Het betreft een actualiserend plan de bestaande situatie wordt vastgelegd. Het plaatsgebonden- of groepsrisico neemt derhalve dus niet toe.
De 200m. contour is als veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen op de verbeelding en in de regels opgenomen.
Transport gevaarlijke stoffen over de N271 en rivier de Maas
Naast het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, is er dergelijk vervoer over de Maas en over de N271 (Koninginnesingel / Burgemeester van Rijnsingel / Krefeldseweg).
Voor beide gevallen geldt dat de 10-6 contour niet buiten het object (weglichaam of oever) is gelegen.Verder wordt de oriënterende waarde voor het groepsrisico van het vervoer over de Maas niet overschreden. Voor de N271 is ook aangegeven in welke mate het groepsrisico wordt overschreden. Voor het gebied ‘Venlo-4’ wordt een factor van 0.45 genoemd. Deze waarde ligt ruim onder de oriënterende waarde (<0,1 maal de oriënterende waarde). Voor deze weg geldt dat er een verantwoording Groepsrisico moet worden uitgevoerd als de populatie in het invloedsgebied zal toenemen. Het invloedsgebied is afhankelijk van de soorten transporten met gevaarlijke stoffen die er over deze weg gaan.
Op grond van het beleidsplan externe veiligheid Venlo geldt voor de Maas dat binnen een zone van 200 m. uit het tracé geen extra kwetsbare objecten zijn toegestaan (basisscholen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen).
De 200m. contour is als veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen op de verbeelding en in de regels is opgenomen.
Mogelijke ongevalsscenario's
Bevindingen uit risico-inventarisatie
Het bestemmingsplan voldoet aan de richt- en grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Zoals aangegeven zijn er wel enkele scenario's van de risicobronnen die -theoretisch- effect hebben op het bestemmingsplan.
Brandbaar gas
Voor het spooremplacement geldt een scenario van een 'brandbaar gas'. Dit doet zich voor als een leiding- of reservoirbreuk ontstaat. Bij lekkages en fakkelbranden kan het incident worden beheerst door gebruik te maken van waterschermen. Een volledige breuk kan bij ontsteking van het gas tot veel gewonden leiden.
In de omgeving van het spooremplacement was de blusvoorziening niet optimaal. Om die reden werden (in 2012) aanvullende blusputten gerealiseerd rondom het emplacement teneinde bij calamiteiten beter op te kunnen treden. Tevens zijn enkele containers geplaatst voor opslag schuimvormend middel.
Hiermee is de (primaire) bluscapaciteit in het plangebied meer dan voldoende.
Elementen verantwoordingsplicht groepsrisico
Vanuit het Bevi geldt voor een ruimtelijk besluit de verplichting tot het verantwoorden van het groepsrisico. Gezien de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van risicovolle objecten zijn onderstaand de verschillende stappen van de verantwoordingsplicht groepsrisico doorlopen.
Personendichtheid in invloedsgebied
Het bestemmingsplan maakt geen direct realiseerbare nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het betreft het vastleggen en actualiseren van een bestaande situatie. De personendichtheid zal in het plangebied naar aanleiding van dit bestemmingsplan dus niet toenemen. Er is hiermee dus geen aantoonbare verandering in het groepsrisico.
Mogelijkheden voor hulpverlening
Voor de beschouwing van de mogelijkheden voor hulpverlening is een onderscheid gemaakt tussen de bereikbaarheid van het plangebied, in het plangebied en de bereikbaarheid van de risicobron. De bereikbaarheid van het plangebied moet tweezijdig zijn. In de huidige situatie voldoet het plangebied hieraan. De bereikbaarheid in het plangebied moet ook tweezijdig zijn. Dit is voornamelijk voor de ontvluchting van de personen in dat gebied. De vluchtwegen dienen in een andere route te voorzien dan de aanrijdroute voor brandweervoertuigen. In de huidige situatie zijn er voldoende vluchtwegen voorhanden zonder dat de hulpdiensten worden gehinderd.
De bereikbaarheid van de risicobron is voor de bronbestrijding essentieel. Zonder deze bereikbaarheid kan de brandweer niet optreden bij een risicobron. In het geval van een incident in de omgeving van de tankstations en spooremplacement is een goede wegenstructuur aanwezig voor de hulpdiensten. Daarbij zal er voldoende bluswatercapaciteit beschikbaar zijn aangezien aanvullende putten zijn gerealiseerd om rondom het emplacement op elk moment op elke plaats voldoende bluswater te hebben. Het spooremplacement beschikt daarbij over een adequate milieuvergunning.
De bovenstaande beschouwing van de bereikbaarheid laat zien dat de brandweer snel ter plaatse kan zijn bij een risicobron en in het plangebied..
Mogelijkheden voor zelfredzaamheid van aanwezigen
Het succes van de zelfredzaamheid hangt af van twee aspecten:
- De mate waarin de gebiedsinrichting de zelfredzaamheid bevordert.
- De mogelijkheid om slachtoffers te voorkomen, gezien het maatgevende scenario.
In het plangebied zijn voornamelijk zelfredzame personen aanwezig en zal niet wijzigen naar aanleiding van dit bestemmingsplan. Wel is er nabij het tankstation (Krefeldseweg) een bejaardentehuis gelegen. De zelfredzaamheid van deze groep is relatief beperkt. De risico- en crisiscommunicatie kunnen bijdragen aan de zelfredzaamheid van de aanwezige personen.
Het gebied is verder goed omsloten (vluchtwegen) en er zijn voldoende objecten aanwezig om te schuilen.
Mogelijke risico-verlagende maatregelen
De mogelijkheden van de gemeente om bronmaatregelen te treffen zijn beperkt in het kader van deze bestemmingsplanactualisatie. De nabijgelegen risicobronnen zijn namelijk niet in bezit van de gemeente of liggen buiten het plangebied.
Brandweeradvisering en verantwoording
Het brandweeradvies maakt onderdeel uit van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor de verantwoording worden daarnaast nut en noodzaak en overige belangen afgewogen. De regionale brandweer is om advies gevraagd in het kader van het vooroverleg, zie hiervoor paragraaf 8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De brandweer hanteert voor het advies een effectbenadering waarbij zij ervan uitgaan dat een calamiteit plaatsvindt.
Conclusie
Het plaatsgebonden risico van de risicobronnen vormt geen knelpunt. Daarnaast is bij het voorliggende bestemmingsplan sprake van een bestaande situatie waarbij geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks worden toegestaan.
Het plangebied van het bestemmingsplan ligt echter wel binnen het invloedsgebied van de verschillende risicobronnen. Kwalitatief is de hoogte van het groepsrisico beschouwd. Het bestemmingsplan legt alleen de bestaande situatie vast waardoor het groepsrisico niet wijzigt. Een verdere verantwoording over het groepsrisico wordt om deze reden niet uitgewerkt. Officieel moet de regionale brandweer om advies worden gevraagd, dit heeft dan ook plaatsgevonden in het kader van het vooroverleg (zie paragraaf 8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid).
Tot slot kan worden gesteld dat ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen geen verslechtering optreedt van het veiligheidsniveau. Daarmee kan het bestemmingsplan Centrum Venlo verantwoord worden geacht. In Bijlage 4Verantwoording groepsrisico van deze toelichting is de verantwoording van het groepsrisico bijgevoegd.
De risicocontouren (invloedsgebied) van de twee tankstations zijn als veiligheidszone -lpg - plaatsgebonden risico en veiligheidszone - lpg - groepsrisico op de verbeelding en in de regels opgenomen. De risicocontouren (invloedsgebied) van het spooremplacement, spoorwegen en het vervoer over de maas zijn als veiligheidszone -vervoer gevaarlijke stoffen en veiligheidszone - bevi op de verbeelding en in de regels opgenomen. Binnen deze contouren is een toename van kwetsbare objecten niet toegestaan (basisscholen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven en verzorgingstehuizen). Daarnaast zijn deze in vergunningen geregeld. De kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn specifiek bestemd, indien deze binnen de contouren van risicobronnen zijn gelegen is een toename van de personendichtheid niet zonder meer toegestaan.
6.3.5 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluids- overlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieu- belastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
In deze paragraaf wordt ingegaan op deze afzonderlijke geluidsaspecten.
Wegverkeerslawaai
Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
Omdat in het plangebied geen nieuwe gevoelige functies worden geprojecteerd, hoeft derhalve op dit moment geen akoestische toetsing plaats te vinden.
Spoorweglawaai
Ook spoorwegen hebben een onderzoekszone waarbinnen akoestisch onderzoek dient te worden verricht indien de bouw van geluidsgevoelige bebouwing mogelijk wordt gemaakt. Een deel van het plangebied is gelegen in de onderzoekszone van de spoorlijn Nijmegen-Roermond. In voorliggend bestemmingsplan is de bestaande situatie vastgelegd. Een akoestisch onderzoek voor de beheersituatie is derhalve niet noodzakelijk.
Daarnaast is het spooremplacement gelegen binnen het plangebied. Dit is echter geen gezoneerd terrein en heeft derhalve geen geluidscontour.
Industrielawaai
Ten westen van het plangebied, aan de overzijde van de Maas, ligt ten noordoosten van de Eindhovenseweg het industrieterrein Venlo Trade Port. Op dit industrieterrein zijn enkele inrichtingen, als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikel 2.1, lid 3 en Bijlage A, onderdeel D, gelegen. Bij besluit van 14 mei 1991 heeft de Kroon onder nr. 91.004368 de zone rond dit industrieterrein vastgesteld.
Deze geluidszone (50 dB(A)-contour) is niet in het plangebied gelegen en derhalve niet van invloed.
Omdat in het plangebied geen nieuwe gevoelige functies en nieuwe bedrijven worden geprojecteerd, hoeft derhalve op dit moment geen akoestische onderzoek met betrekking tot industrielawaai plaats te vinden.
6.3.6 Hinderlijke bedrijvigheid
In het plangebied of in de invloedsfeer ervan zijn géén hinderlijke bedrijven gevestigd (het gaat hier om geurhinder ed.). Dit aspect speelt derhalve geen rol. Overige aspecten ten aanzien van hinder (die niet planologisch geregeld worden in dit bestemmingsplan) zullen binnen de daarvoor geldende regel- en wetgeving worden opgepakt en verholpen.
6.3.7 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Aangezien het onderhavige bestemmingsplan een actualiserend plan betreft, hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
6.3.8 Waterparagraaf
Vanuit Rijks- en provinciaal beleid wordt steeds meer nadruk gelegd op duurzaam waterbeheer in de bebouwde omgeving. In de in eind 1998 uitgebrachte Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) staat de verbreding en verdieping maar ook de versterking van de uitvoering van integraal en duurzaam waterbeheer centraal. In het POL wordt de nadruk met name gelegd op het afkoppelen van bestaand of nieuw verhard oppervlak van de riolering, (her)gebruik van regen en/of afvalwater en het duurzaam en watervriendelijk inrichten van bebouwde gebieden. Wat betreft afkoppeling van verhard oppervlak van de riolering wordt in het POL een norm van minimaal 60% gesteld (in infiltratiegebieden is dit 80%).
De kenmerken van de watersystemen, zoals die voorkomen in het plangebied (en omgeving) worden in de volgende subpragrafen beschreven in de soorten van water die in het plangebied aanwezig zijn.
6.4 Verkeer
Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015 (GVVP) geeft een wegenstructuur voor Venlo aan, met een stelsel van hoofdwegen (autosnelwegen en hoofdontsluitingswegen) (zie ook 3.2.2 Ruimtelijk beleid). De overige straten krijgen dan alleen nog met het eigen verkeer van wijk of buurt te maken en blijven daardoor rustig.
Kaart hoofdwegenstructuur
Uitsnede centrum
In het GVVP zijn de Eindhovenseweg, Roermondsepoort, Koninginnesingel, Burg. van Rijnsingel en de Krefeldseweg aangeduid als primaire hoofdontsluitingswegen. De Goltziusstraat, Puteanusstraat en de St. Urbanusweg zijn aangemerkt als secundaire hoofdontsluitingsweg.
Deze ontsluitngswegen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer. De overige, niet doorgaande, wegen zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming zijn bijvoorbeeld ook speelvoorzieningen toegestaan. Parkeren is mogelijk binnen diverse bestemmingen, waaronder de bestemming Groen.
Parkeren
In het centrum liggen momenteel 4 grote parkeergarages (Roermondsepoort, Maasboulevard, Arsneaal en Nolensplein), daarnaast zijn er momenteel nog drie grote parkeerterreinen in het centrum (Maaskade, bovendek Nolensplein en locatie Weerdtoren). Deze parkeerlocaties voldoen op normale momenten prima in de parkeerbehoefte en is er zelfs een ruim overschot op de doordeweekse dagen. Op drukke koopdagen ontstaat er echter een piekbehoefte waabij de vraag groter is dan het aanbod. Uit recent onderzoek is gebleken dat deze piekbehoefte echter onvoldoende financiële dekking biedt voor de bouw van een nieuwe parkeergarage. Om toch tegemoet te komen aan de vraag naar parkeerplaatsen op deze piekmomenten worden er alternatieve parkeerlocaties aangelegd op bestaande (niet bebouwde) percelen. Afhankelijk van de toekomstige ontwikkeling op deze locaties zijn deze parkeerplaatsen van tijdelijke aard. Daarnaast wordt er ook gestudeerd op toekomstige park and ride/walk locaties aan de rand van het centrum.
Fietsverkeer
Voor het fietsverkeer komt het GVVP ook met een hoofdstructuur. In noord zuid richting loopt de fietsruggengraat dwars door het centrum via de Nieuwstraat, Grote Kerkstraat, St. Martinusstraat. Daarnaast zijn er een aantal primaire fietsroutes opgenomen. Noord-zuid langs de maas via de maaskade, weerdsprong en oost-west via de Peperstraat, St. Jorisstraat, Keulerstraat. Fietsen in het voetgangersgebied is alleen toegestaan buiten de winkeluren en op enkele (terras) locaties zelfs helemaal verboden.
6.5 Evenementen
Evenementen brengen levendigheid, sociale dynamiek en bedrijvigheid in de stad. Het houden van evenementen wordt gestimuleerd en middels het evenementenbeleid en via de vergunningverlening op grond van de APV gereguleerd. Evenementen kunnen echter de leefbaarheid in de stad negatief beïnvloeden. Te denken valt aan verkeersoverlast, afval, geluidsoverlast en het verstoren van de openbare orde en veiligheid. Evenementen horen dan ook in het belang van een goede ruimtelijke ordening en in het kader van rechtszekerheid in een bestemmingsplan te worden verwerkt. Omwonenden van een evenemententerrein moeten in het bestemmingsplan kunnen achterhalen welk type evenementen op het aangewezen evenemententerrein kunnen plaatsvinden, in welke intensiteit, het maximaal aantal toegestane bezoekers per evenement en de te verwachten milieuhinder.
In de gemeente Venlo vallen evenementen georganiseerd binnen de openbare ruimte rechtstreeks onder de APV. Deze kunnen afhankelijk van een aantal criteria plaatsvinden op basis van het doen van een melding dan wel het verkrijgen van een evenementenvergunning. Het aspect geluid in deze is geregeld in de notitie "Geluidbeleid bij evenementen "welke op 16 november 2004 door het college is vastgesteld. Aan een meldingsplichtige evenementen is de voorwaarde gekoppeld dat er geen geluidshinder voor de omgeving plaats mag vinden. Indien aan de orde wordt dit vertaald als 70 dB(A) op de gevels van woningen. Voor een vergunningsplichtige evenementen kan een hoeveelheid geluidruimte worden vergund welke wordt begrensd door het opnemen van een geluidsnorm op de gevels van omliggende woningen die varieert van 70 tot 80 dB(A). Daarnaast kent de gemeente Venlo evenementen die geen geluidshinder voor de omgeving veroorzaken en binnen de 50 dB(A) op de gevels van de woningen vallen.
In dit bestemmingsplan zijn 3 categorieën evenementen opgenomen verbonden aan de hoogte van de maximaal toelaatbare geluidsnormen per evenement. Er zijn locaties opgenomen waar evenementen mogen plaatsvinden die voldoen aan de geluidsnorm variërend van 70 tot 80 dB(A). Dit zijn het Julianapark, De Markt, de Oude Markt en de Maasboulevard, Kwartelenmarkt, Keulsepoort, Parade en Vleesplein. Evenementen met een geluidbelasting tot 80 dB(A) moeten passen in de omgeving. Hierbij speelt voornamelijk het karakter van de omgeving een rol als het akoestisch klimaat. De binnenstad alwaar deze locaties zich bevinden kenmerkt zich door een veelheid aan functies. Drukke infrastructuur, winkelgebieden, bedrijvigheid, kantoren, horeca en woningen bepalen het karakter van de binnenstad. Bij akoestisch-ruimtelijke afwegingen speelt voornamelijk de basiskwaliteit van het gebied een grote rol. Binnensteden zijn nagenoeg altijd levendig hetgeen het akoestisch klimaat in grote mate bepaalt. Dit betekent ook dat activiteiten die passend zijn voor binnenstedelijk gebied in beginsel mogelijk moeten zijn, zoals geluidbelastende evenementen. Evenwel, vaak zijn in binnenstedelijk gebied ook woningen op korte afstand gelegen. Zo ook in het binnenstedelijk gebied van Venlo. De afweging bij het bepalen of situaties voldoen aan goede ruimtelijke ordening beweegt zich op het vlak van het aantal geluidbelaste evenementen per jaar dat per locatie plaatsvindt versus de hoogte van de geluidnorm. In dit bestemmingsplan is het aantal geluidbelaste evenementen derhalve beperkt per locatie. Hierbij dient te worden opgemerkt dat geluidbelaste evenementen weliswaar inpasbaar zin in binnenstedelijk gebied, maar niet het akoestisch klimaat bepalen. Dit is de reden om een limitering voor te staan en deze uitsluitend te laten plaatsvinden op locaties die daartoe in akoestische zin geschikt zijn.
Bepalend bij het toetsen aan normstelling is de afstand tot de dichtstbijzijnde woning van derden of van andere geluidsgevoelige bestemmingen. In voorkomende gevallen kan ook een woning of andere geluidgevoelige bestemming bepalend zijn die niet het dichtste bij de geluidbron is gelegen. Dit kan te maken hebben met de uitstralingsrichting. Het is om die reden dat over maatgevende geluidgevoelige bestemming wordt gesproken in plaats van dichtstbijzijnde geluidgevoelige bestemming.
Naast locaties waar geluidbelaste evenementen plaatsvinden zijn er locaties opgenomen waar evenementen mogen plaatsvinden die voldoen aan de geluidsnorm tot 70 d(B)a op de gevels. Dit soort evenementen zijn niet te karakteriseren als geluidbelast hetgeen betekent dat deze beter passen bij de levendige binnenstad. Ze zijn medebepalend voor de aard cq het bepalende karakter van een binnenstad. Echter, ook hiervoor wordt een limitatief aantal evenementen voorgesteld. Hiervoor geldt: hoe meer het karakter van het betreffende gebied op een woonomgeving lijkt, hoe minder evenementen worden voorgestaan.
Categorie 1 evenementen is de lichtste categorie. Het betreft alle evenementen met alleen onversterkte muziek tot maximaal 50 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning. Categorie 1 evenementen mogen onbeperkt met een onbeperkte duur met een maximum aantal bezoekers van 1.000 per dag in de openbare ruimte binnen het plangebied van het bestemmingsplan Centrum plaatsvinden.
Categorie 2 evenementen is een gemiddelde categorie waar hogere geluidsniveaus zijn toegestaan. Het betreft evenementen met een versterkt geluidsniveau tot maximaal 70 d(B)a op de gevel van de maatgevende geluidgevoelige bestemming mits geen inrichting. Dit geluidniveau is passend voor een drukke en levendige binnenstad.
Categorie 3 evenementen zijn te karakteriseren als geluidbelast. Hier geldt een geluidsniveau tot 80 dB(A) op de gevel van de maatgevende geluidgevoelige bestemming als het geluid wordt voortgebracht door live optredende artiesten, zoals bands, DJ's, maar ook de kermis valt onder deze categorie.
Uit de geluidsonderzoeken in het verleden ten behoeve van de reeds bestaande evenementen is gebleken dat de geluidsnorm van 80 dB(A) haalbaar is.
Maximaal aantal toegestane evenementen, maximum aantal bezoekers en maximale duur van de geluidsbelasting per locatie
Het maximum aantal evenementen, de maximale duur van de geluidsbelasting en het maximum aantal bezoekers per locatie wordt bepaald door de omvang van de locatie, de ligging van de woningen, de uitstraling en het karakter van de locatie, de ondergrond en de mogelijkheden voor aan- en afvoer van materialen. Voor enkele locaties geldt dat, naast het feit dat categorie 3 evenementen niet worden toegestaan, ook het aantal categorie 2 en 1 evenementen wordt beperkt. Het betreft de locaties Rosarium en het Wilhelminapark. Deze locaties zijn rustige woonomgevingen in binnenstedelijk gebied. Een rustige woonomgeving is qua akoestisch karakter afwijkend van levendig binnenstedelijk gebied. Ook de woningdichtheid noopt tot een andere aanpak. De locaties zijn immers geschikt voor het houden van (grotere) evenementen. Het is om die reden om een beperking aan deze locaties op te leggen en het rustige woonkarakter te beschermen. Het verdiend aandacht om ook het soort evenement (categorie 1 en 2) te laten passen bij het karakter van het gebied.
Voor wat betref het maximum aantal bezoekers zijn er op basis van de ervaringscijfers over het seizoen 2011/2012 evenementen uit categorie 1 die maximaal 25.000 bezoekers per dag trekken. Dit zijn de sportmanifestaties bijvoorbeeld, die verspreid door de binnenstad plaatsvinden. Gelet op het feit dat het een drukke en levendige binnenstad betreft kan het centrum van Venlo dit bezoekersaantal hebben. Er is voldoende parkeergelegenheid. Er is in dit bestemmingsplan echter een onderscheid gemaakt per locatie in het maximaal aantal bezoekers per categorie evenement.
Voor wat betreft de maximale duur van de evenementen is in dit bestemmingsplan de maximale duur van de geluidbelastende dagen geregeld. De (geluids)hinder van het op- en afbreken valt binnen de 50 d(B)A norm en past binnen het karakter van dit gebied namelijk stedelijk gebied. Voor de diverse locaties in het centrum van Venlo betekent het bovenstaande het volgende.
Julianapark
In het Julianapark zijn maximaal 2 evenementen in categorie 3 met een maximum aantal bezoekers per dag van 20.000 en maximale duur van 4 dagen per evenement en 2 evenementen in categorie 2 met een maximum aantal bezoekers per dag van 2.500 en maximale duur van 3 dagen per evenement ruimtelijk acceptabel. Evenementen in categorie 1 mogen 10 x per jaar plaatsvinden in de periode van mei tot en met september in verband met het herstel van de ondergrond.
De Markt
Op de Markt is een maximum aantal van 8 evenementen in categorie 3 met een maximum aantal bezoekers van 3.000 per dag waarvan 1 evenement met een maximale duur van 10 dagen (Kermis), 1 met een maximale duur van 6 dagen (Carnaval) en de overige een maximale duur van 1 dag ruimtelijk acceptabel geacht. Er is een maximum aantal van 6 evenementen in categorie 2 met een maximum aantal bezoekers van 1.500 per dag en maximale duur van 2 dagen ruimtelijk acceptabel geacht. Tevens vinden op de Markt per jaar gemiddeld 40 zogenaamde astebleefconcerten plaats, deze behoren tot categorie 2 evenementen met een gemiddelde duur van 2 uur. Evenementen in categorie 1 mogen onbeperkt plaatsvinden, maar zijn vergunningsplichtig. Tevens mogen in de zomerperiode er 2 x per week (van donderdag tm zondag) categorie 2 evenementen worden georganiseerd met een gemiddelde duur van 4 uur.
De oude Markt
Op de oude Markt zijn maximaal 6 evenementen in categorie 3 met een maximum aantal bezoekers van 4.000 per dag, waarvan 1 evenement met een maximale duur van 6 dagen (Carnaval) en de overige evenementen met een maximale duur van 1 dag ruimtelijk acceptabel. Er is een maximum aantal van 4 evenementen in categorie 2 met een maximum aantal bezoekers van 1.000 per dag en een maximale duur van 2 dagen ruimtelijk acceptabel. Op de Oude Markt vinden gemiddeld 40 zogenaamde astebleefconcerten plaats, deze behoren tot de categorie 2 evenementen met een gemiddelde duur van 2 uur. Astebleefconcerten kunnen onbeperkt plaatsvinden i.v.m. de korte tijdsduur dus belasting. In zomerperiode mogen er 2 x per week (van donderdag tm zondag) categorie 2 evenementen worden georganiseerd met een gemiddelde duur van 4 uur.
Categorie 1 evenementen zijn onbeperkt toegestaan
Maasboulevard
Aan de Maasboulevard is een maximaal aantal van 2 evenementen in categorie 3 met een maximum aantal bezoekers van 10.000 per dag, waarvan 1 evenement met een maximale duur van 10 dagen (Kermis) en de overige evenementen met een maximale duur van 3 dagen en 3 evenementen in categorie 2 met een maximum aantal bezoekers van 2.500 per dag en een maximale duur van 2 dagen ruimtelijk acceptabel. De evenementen dienen het water op enige wijze te betrekken. Dit kan te maken hebben met bijvoorbeeld extra verlichting, of activiteiten op het water. Evenementen in categorie 1 kunnen onbeperkt plaatsvinden, maar dienen het water op enige wijze te betrekken. In zomerperiode mogen er 2 x per week (van donderdag tm zondag) categorie 2 evenementen worden georganiseerd met een gemiddelde duur van 4 uur.
Rosarium (Stilte Gebied)
In het Rosarium is een aantal van maximaal 1 evenement in categorie 2 en 4 evenementen in categorie 1 ruimtelijk acceptabel geacht. Evenementen in categorie 3 zijn niet toegestaan in verband met het bijzondere karakter van deze locatie in de binnenstad. De evenementen mogen maximaal 250 bezoekers per dag trekken en maximaal 2 dagen duren.
Kwartelenmarkt
Aan de Kwartelenmarkt zjin maximaal 2 evenementen in categorie 3, waarvan 1 evenement met een maximale duur van 10 dagen (Kermis) en het andere evenement een maximale duur kent van 6 dagen (Carnaval) en 3 evenementen in categorie 2 met een maximale duur van 2 dagen ruimtelijk acceptabel. Evenementen in categorie 1 zijn onbeperkt toegestaan. De evenementen op deze locatie mogen maximaal 1.000 bezoekers per dag trekken. In zomerperiode mogen er 2 x per week (van donderdag tm zondag) categorie 2 evenementen worden georganiseerd met een gemiddelde duur van 4 uur.
Nieuwstraat / Bartelsplaats/Kloosterkwartier
In het gebied Nieuwstraat/Bartelsplaats wordt een maximum aantal van 3 evenementen in categorie 2 met een maximale duur van 2 dagen en 6 evenementen in categorie 1 met een maximale duur van 1 dag ruimtelijk acceptabel geacht. Voor deze evenementen is bepaald dat het maximum bezoekersaantal 500 per dag is. In zomerperiode mogen er 2 x per week (van donderdag tm zondag) categorie 2 evenementen worden georganiseerd met een gemiddelde duur van 4 uur.
Keulsepoort
Aan de Keulsepoort wordt een maximum aantal van 2 categorie 3 evenementen, waarvan 1 evenement met een maximale duur van 6 dagen (Carnaval) en de overige evenementen met een maximale duur van 1 dag en 4 categorie 2 evenementen met een maximale duur van 2 dagen ruimtelijk acceptabel geacht. Evenementen in categorie 1 zijn onbeperkt toegestaan. Op deze locatie vinden gemiddeld 15 keer per jaar zogenaamde astebleefconcerten plaats, deze behoren tot categorie 2 evenementen met een gemiddelde duur van 2 uur. Astebleefconcerten kunnen onbeperkt plaatsvinden i.v.m. de korte tijdsduur dus belasting. Voor de evenementen in alle categorieën is bepaald dat een maximum aantal van 3.000 per dag is toegestaan op deze locatie. In zomerperiode mogen er 2 x per week (van donderdag tm zondag) categorie 2 evenementen worden georganiseerd met een gemiddelde duur van 4 uur.
Wilhelminapark
In het Wilhelminapark wordt een maximum aantal van 3 evenementen in categorie 2 en 3 evenementen in categorie 1 ruimtelijk acceptabel geacht. Evenementen in categorie 3 zijn niet toegestaan in verband met het bijzondere woonkarakter van dit gebied in de binnenstad. De evenementen op deze locatie mogen maximaal 500 bezoekers per dag trekken en maximaal 2 dagen duren.
Parade
Op de Parade wordt een maximum aantal van 6 evenementen in categorie 3 met een maximum aantal bezoekers per dag van 7.500, waarvan 1 evenement met een maximale duur van 6 dagen (Carnaval) en de overige evenementen met een maximale duur van 3 dagen en 8 evenementen in categorie 2 met een maximum aantal bezoekers per dag van 5.000 en een maximale duur van 2 dagen ruimtelijk acceptabel geacht. Op de Parade vinden gemiddeld 20 zogenaamde Astebleefconcerten plaats, deze behoren tot de categorie 2 evenementen met een gemiddelde duur van 2 uur. Astebleefconcerten kunnen onbeperkt plaatsvinden i.v.m. de korte tijdsduur dus belasting. In zomerperiode mogen er 2 x per week (van donderdag tot en met zondag) categorie 2 evenementen worden georganiseerd met een gemiddelde duur van 4 uur.
Categorie 1 evenementen zijn onbeperkt toegestaan.
Vleesplein
Het plein is recentelijk opgeknapt en leent zich op dit moment voor evenementen. Dit zullen doorgaans categorie 2 evenementen zijn, denk hierbij aan de Astebleefconcerten. Astebleefconcerten kunnen onbeperkt plaatsvinden in verband met de korte tijdsduur dus belasting. Op het Vleesplein wordt een maximum aantal van 5 evenementen in categorie 3 en 5 evenementen in categorie 2 ruimtelijk acceptabel geacht. Evenementen in categorie 1 zijn onbeperkt toegestaan. De evenementen mogen op deze locatie maximaal 1.000 bezoekers per dag trekken en maximaal 2 dagen duren uitgezonder 1 evenement in categorie 3, die 10 dagen mag duren (Kermis).
In zomerperiode mogen er 2 x per week (van donderdag tm zondag) categorie 2 evenementen worden georganiseerd met een gemiddelde duur van 4 uur.
Nolenspark
In het Nolenspark worden maximaal 2 evenementen in categorie 3 en 2 evenementen in categorie 2 ruimtelijk acceptabel geacht. De evenementen op deze locatie mogen maximaal 2.500 bezoekers per dag trekken en maximaal 3 dagen duren.
Evenementen in categorie 1 mogen onbeperkt plaats vinden.
Bovenstaande bepalingen zijn in de regels verwerkt in de bestemmingen Artikel 14Verkeer - Verblijfsgebied en Artikel 9 Groen.
M.e.r.-beoordeling
De m.e.r.-beoordeling draagt zorg voor een zorgvuldige afweging op milieuaspecten bij de besluitvorming rond een bestemmingsplan. Het is een toets van het bevoegd gezag om te bepalen of er bij een voorgenomen activiteit, mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Alleen voor besluiten geldt een m.e.r.-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Belsuit milieueffectrapportage in werking getreden. De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de C- en D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Dat kan zijn in de vorm van een motivering dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten (en er dus geen m.e.r.(-beoordeling) is uitgevoerd), of in de vorm van een beschrijving van de resultaten van m.e.r.(-beoordeling).
Achterliggende gedachte daarbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten. Het Besluit m.e.r. bevat een C- en D-lijst waarin activiteiten en drempelwaarden zijn opgenomen. Hiermee wordt bepaald of een plan of besluit m.e.r.-plichtig of m.e.r.- beoordelingsplichtig is. Belangrijk daarbij is dat de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst indicatief zijn gemaakt. Het gevolg hiervan is dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op een activiteit die voorkomt op de D-lijst, maar die beneden de drempelwaarde valt, bepaald moeten worden of een m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht aan de orde kan zijn. Deze toets wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling genoemd.
In onderstaande figuur is de toets van een activiteit in beeld gebracht. Indien een voornemen op de C- of D-lijst voorkomt, moet worden gekeken of het onder of boven de drempelwaarde ligt. Op basis daarvan kan worden bepaald of een m.e.r.-plicht, - beoordeling of vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is.
Het houden van evenementen wordt gestimuleerd en middels het evenementenbeleid en via de vergunningverlening op grond van de APV gereguleerd. De in deze pargraaf genoemde evenementen horen in het belang van een goede ruimtelijke ordening en in het kader van rechtszekerheid in een bestemmingsplan te worden verwerkt. Omdat deze nu juridisch geregeld worden in dit bestemmingsplan is een check of een toets op de vormvrije m.e.r.-beoordeling op zijn plaats. Evenementen brengen levendigheid, sociale dynamiek en bedrijvigheid in de stad. Ze kunnen echter ook de leefbaarheid in de stad negatief beïnvloeden. Te denken valt aan verkeersoverlast, afval, geluidsoverlast en het verstoren van de openbare orde en veiligheid.
De beschreven activiteiten waar het om gaat zijn niet terug te vinden in onderdeel C en D van de bijlage uit het Besluit MER (kolom 1 van de C en D lijst).
Een m.e.r. -plicht of -beoordelingsplicht zijn hiermee niet aan de orde.Ook geldt er hierdoor geen vergewisplicht.
6.6 Kabels, Leidingen En Straalpaden
In het plangebied zijn geen kabels, leidingen of straalpaden gelegen.
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
7.1.1 Algemeen
Het onderhavige bestemmingsplan betreft overwegend een beheersplan. Dit betekent dat hoofdzakelijk de huidige situatie geconserveerd wordt. De actualisatie van het bestemmingsplan is dan ook hoofdzakelijk gericht op het toepassen van een moderne plansystematiek en het vertalen van het huidige gebruik naar een actueel bestemmingsplan. De huidige bestemmingsplannen dateren van de jaren ’50 tot ‘90. In de tussentijd hebben diverse ontwikkelingen plaatsgevonden, waardoor de bestemmingsregeling niet meer actueel is en aangepast dient te worden.
Alleen die ontwikkelingen welke een afzonderlijke procedure hebben doorlopen en waarvoor een omgevingsvergunning verleend is, zijn in onderhavig bestemmingsplan opgenomen. Verder zijn de geldende bouwrechten in het plangebied gehandhaafd.
Ook is er specifieke aandacht geschonken aan de cultuurhistorische en archeologische waarden welke in gebied aanwezig zijn.
In de reeds eerder voor dit bestemmingsplan opgestelde uitgangspuntennotitie zijn op diverse onderdelen keuzes gemaakt. Deze keuzes zijn, indien ruimtelijk relevant, vertaald in het onderhavige bestemmingsplan (met name de planregels en verbeelding). Volledigheidshalve wordt hier verwezen naar de betreffende uitgangspuntennotitie (PM).
7.1.2 Uitgangspunten
Wettelijk Kader
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008, versie 10 april 2008).
In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven. De regels van het bestemmingsplan 'Centrum Venlo' bestaan, uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
Handboek ruimtelijke plannen Gemeente Venlo, versie juli 2010
De gemeente Venlo wenst haar bestemmingsplannen in de toekomst uniform en digitaal aan te bieden. Dit betekent dat het belangrijk is om zowel binnen als buiten de organisatie een standaard te hebben die ervoor zorgt dat de bestemmingsplannen steeds op dezelfde wijze tot stand komen. Standaarden voorkomen spraakverwarring en vervorming, verlies of foutieve interpretatie van informatie.
Standaardisering verbetert de mogelijkheid om in planprocessen eenduidiger en vroegtijdiger te communiceren en standpunten af te stemmen tussen overheden, private investeerders en belangenorganisaties.
Standaardisering maakt het mogelijk en eenvoudiger om onderdelen van het planproces via opdrachtverlening uit te besteden aan één of meerdere bureaus.
Aan deze meer technische standaardisering gaat het formuleren van inhoudelijk beleid vooraf. In het Handboek zijn dan ook naast de meer technische standaarden ook de (inhoudelijke) beleidsuitgangspunten opgenomen, die basis zijn voor de inhoud van regels en verbeelding.
7.1.3 Planonderdelen
Verbeelding
Zoals in paragraaf 6.1.1 al is aangegeven heeft de verbeelding (schaal 1:1.000) de rol van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond.
Regels
De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing.
7.2 Inleidende Regels
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de planregels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
7.3 Bestemmingsregels
7.3.1 Algemeen
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent dit dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat het College van Burgemeester en Wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend welke dient te voldoen aan onder meer de planregels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- afwijkinging van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijking van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van bouwwerken;
- wijzigingsbevoegdheid.
Verder kunnen ook 'nadere eisen' gesteld worden.
Hieronder volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt weergegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zin 'met daarbij behorende'. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, etc.
Bouwregels
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Afwijking van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze afwijkingen zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze in (bijna) alle gevallen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarop afwijking wordt verleend, de maximale afwijking die met deze afwijking kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder afwijking wordt verleend.
Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
Afwijking van de gebruiksregels
Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat wel afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via afwijking kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van bouwwerken
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van bouwwerken gebonden te worden. Het gaat daarbij om gevallen waarbij er geen noodzaak bestaat om werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten, maar waarbij de toelaatbaarheid afhangt van de omstandigheden in een concreet geval. Een stelsel voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van bouwwerken wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke bestemmingswaarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, of de groen en/of waterstructuur.
Wijzigingsbevoegdheid
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming, maar deze wijziging kan eventueel ook gebruikt worden om de bouwmogelijkheden op een perceel te wijzigen.
Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de planregels (de algemene regels).
Nadere eisen
Nadere eisen kunnen worden gesteld ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de omgevingsvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de planregels ook een primaire eis wordt gesteld.
De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.
7.3.2 Bestemmingen
In deze subparagraaf wordt een korte toelichting gegeven op de in dit plan voorkomende bestemmingen.
Bedrijf
De bestemming Bedrijf regelt de separaat in het plangebied gelegen bedrijvigheid, zoals bijvoorbeeld een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, middels de betreffende aanduiding. Voor het overige is uitsluitend kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten van de regels, mogelijk.
Centrum - 1
In de bestemming Centrum - 1 is de kern van het centrum gebied van Venlo vastgelegd. Deze bestemming gaat uit van:
- behoud en bescherming van de sterke detailhandelsstructuur in combinatie met horeca en consumentgerichte diensten;
- het versterken van de woonfunctie op de verdieping om leegstand boven winkelpanden tegen te gaan.
Centrum - 2
De bestemming Centrum - 2 regelt de functies rond de hoofdwinkelstraten met het oog op de krimp van behoefte aan detailhandelsruimte. Deze bestemming biedt met name ruimte aan de overige centrumfuncties, zodat er goed gevulde schil met een verscheidenheid aan functies rondom het kernwinkelgebied ontstaat. Tevens laat deze bestemming aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten van de regels, toe.
Detailhandel en Dienstverlening
De in het plangebied separaat gevestigde detailhandel en dienstverlening is juridisch geregeld middels de bestemmingen Detailhandel en Dienstverlening.
Gemengd
De aanloopstraten richting de schil en het kernwinkelgebied zelf zijn voorzien van de bestemming Gemengd. Deze bestemming laat wonen, dienstverlening en aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten toe, zoals vermeld in Bijlage 1Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten van de regels.
De functies detailhandel, horeca en onderwijs zijn uitsluitend toegestaan op de locaties waar ze nu ook zijn toegestaan en zijn middels een afwijkingsbevoegdheid ook onderling uitwisselbaar.
Groen
De aanwezige groenvoorzieningen hebben de bestemming Groen gekregen. Speelvoorzieningen zijn binnen deze bestemming rechtstreeks geregeld.
Horeca
De in het plangebied separaat gevestigde horecabedrijven zijn juridisch geregeld middels de bestemming Horeca.
Maatschappelijk
Alle maatschappelijke functies zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk. Tevens zijn ze binnen de bestemming voorzien van een aanduiding, zoals bijvoorbeeld bibliotheek, zorginstelling, religie etc.
Verkeer, Verkeer - Railverkeer en Verkeer - Verblijfsgebied
Ten aanzien van de wegen, straten en paden in het plangebied is een splitsing gemaakt tussen doorgaande verkeersroutes en langzaamverkeersroutes en verblijfsgebieden. De doorgaande routes (verkeersfunctie) zijn bestemd als Verkeer en de verblijfsgebieden zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied.
Daarnaast is de spoorweg bestemd als Verkeer - Railverkeer. Het aanwezige spoorwegemplacement en het stationsgebouw zijn middels aanduidingen en voorzien van specifieke bouwregels binnen deze bestemming opgenomen.
Water - Rivier
De rivier de Maas, inclusief de passantenhaven is bestemd als Water - Rivier.
Wonen
De gronden binnen de bestemming Wonen hebben als hoofdfunctie wonen, in de vorm van grondgebonden woningen, gestapelde woningen, boven- en benedenwoningen, aan huis gebonden beroepen en bedrijven, tuinen, erven en onbebouwde erven en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangeduide bouwvlak. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels opgenomen. Voor wat betreft de toegestane goot- en bouwhoogte wordt verwezen naar de verbeelding.
Waarde - Cultuurhistorie, Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2, Waarde -Archeologie 3 en Waarde - Archeologie 4
De op de verbeelding aangewezen gronden voor Waarde - Cultuurhistorie, Waarde -Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3 en Waarde -Archeologie 4 zijn, naast de andere voor die gronden aanwezige bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische- en cultuurhistorische waarden.
Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed, Waterstaat - Waterkering en
Waterstaat - Waterlopen
De op de verbeelding voor Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed, Waterstaat -Waterkering en Waterstaat - Waterlopen aangewezen gronden hebben, naast de andere voor die gronden aanwezige bestemmingen, tevens ofwel primair een stroomvoerende functie, of zijn bestemd voor het onderbehoud en instandhouding van waterkeringen dan wel watergangen.
7.4 Algemene Regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Doordat is gekozen voor een standaardregeling voor de (bebouwde kommen van alle kernen van de) gemeente Venlo, kunnen zich situaties voordoen, waarbij bestaande bebouwing in strijd is met de regels. Zo kan de specifieke bouwhoogte van een woning hoger zijn dan de toegestane hoogte van bebouwing (een algemene maat). Deze strijdigheid is niet gewenst. Het is immers niet de bedoeling dat deze woning moet worden aangepast aan de nieuwe maatvoering. Daarom is de algemene bepaling opgenomen, dat bij afwijkingen de maatvoering mag worden aangehouden, zoals die fysiek bestond op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel komen de gebiedsaanduidingen aan de orde. Het betreft vooral gebieden waar het in beginsel verboden is gronden te bebouwen. Het onderhavige bestemmingsplan kent de volgende aandudingsregels:
- veiligheidszone - bevi;
- veiligheidszone - lpg - plaatsgebonden risico;
- veiligheidszone - lpg - groepsrisico;
- veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsbepalingen die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan.
Specifieke, op de bestemmingen gerichte, afwijkingen, zijn reeds opgenomen onder de betreffende bestemming.
De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, worden aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om het plan op onderdelen te wijzigen.
De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Algemene procedureregels
In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij het stellen van nadere eisen.
Overige regels
Deze bevatten een afstemmingsregeling voor enerzijds de enkelbestemmingen ten opzichte van de dubbelbestemmingen en anderzijds de dubbelbestemmingen onderling.
7.5 Overgangs- En Slotregels
Overgangsrecht
In deze bepalingen wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.
Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat de titel van het plan.
7.6 Consequenties Van Beleid
Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader en op welke wijze het beleid zijn weerslag vindt in onderhavig bestemmingsplan. Daarnaast zijn in hoofdstuk 4 de uitgangspunten van dit bestemmingsplan beschreven, waarin ook de relatie met het vigerende beleid is opgenomen. De consequenties van het beleid voor dit bestemmingsplan worden in deze paragraaf dan ook niet verder beschreven.
7.7 Handhaving
7.7.1 Algemeen
Politiek en samenleving onderkennen steeds nadrukkelijker de cruciale rol van handhaving bij het met elkaar verbinden van werkelijkheid en regels. Met dit groeiend besef van het belang van handhaving en de jurisprudentie in het bestuursrecht waarin steeds meer de beginselplicht tot handhaven is uitgesproken, wordt de noodzaak van een handhavingsbeleid benadrukt. De beleidsmatige grondslag voor de handhavingstaak van de gemeente Venlo is neergelegd in de nota "Programmatisch Integraal Handhaven" die door de raad is vastgesteld in april 2005. In deze nota is de visie van de gemeente Venlo op handhaving vastgesteld.
Een belangrijke reden tot actualisatie van bestemmingsplannen ligt in het feit dat de vigerende bestemmingsplannen oud, planologisch en juridisch onvoldoende actueel, niet integraal en amper handhaafbaar zijn. Ongewenste ontwikkelingen in het gebied zijn mogelijk, terwijl voor gewenste ontwikkelingen ontheffingsprocedures moeten worden doorlopen.
In het laatstelijk in 2002 gehouden onderzoek van de Inspectie VROM naar de uitvoering van de ruimtelijke regelgeving is onder meer gewezen op deze tekortkomingen en de noodzaak van handhaafbare bestemmingsplannen. Een eerste vereiste voor een goede handhaving is een handhaafbaar bestemmingsplan. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor bestemmingsplannen in de gemeente Venlo is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels bevatten duidelijke normen die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Ook zijn alleen regels opgesteld, die gemeente wil handhaven. Teneinde hieraan te voldoen is bij de actualisatie van bestemmingsplannen ervoor gekozen om de planregels zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij landelijk ontwikkelde standaardwerken. Dezelfde uitgangspunten zijn van toepassing op de verbeelding.
Verder zijn de regels aangepast aan de laatste stand van de jurisprudentie en wetgeving (o.a. Wabo). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van de gemeente Venlo toegespitst op het plangebied vastgelegd. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan de verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen. In het bijzonder wordt daaraan in de inspraakfase van de bestemmingsplanprocedure de nodige aandacht besteed.
Het voornemen bestaat om de plicht tot actualisatie van bestemmingsplannen en de beginselplicht tot handhaving van de ruimtelijke regelgeving wettelijk te verankeren. Met het project actualisatie bestemmingsplannen en de daaruit voortvloeiende handhavingtrajecten wordt daarop vooruitgelopen. Standaard vindt bij de voorbereiding van een planherziening in het kader van deze actualisatie een inventarisatie plaats van het plangebied. De inventarisatie dient echter om de juiste beleidskeuzes te kunnen maken en is niet bedoeld als een uitputtende opsomming van alle soorten aanwezige activiteiten. Deze inventarisatie, gebaseerd op de beschikbare actuele gegevensbestanden en gegevens van opnames ter plaatse, vormt het startpunt voor handhavingactiviteiten op het gebied van de ruimtelijke regelgeving en bouwregelgeving evenals op het gebied van de milieu- en brandveiligheidregelgeving. De planning van deze handhavingactiviteiten kan worden afgestemd op de planning voor de actualisatie van bestemmingsplannen om vervolgens te kunnen worden opgenomen in de gemeentebrede handhavingprogramma's.
In de uitgangspunten van de nota "Programmatisch Integraal Handhaven" is bepaald dat handhaving elke handeling van de gemeente betreft die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Handhaving omvat toezicht, controle en sanctionering en is altijd gericht op de naleving van wettelijke regels. Overtredingen die in het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen worden geconstateerd, worden conform de bestaande handhavingprotocollen behandeld. De handhavingprocedures zijn in deze protocollen gestandaardiseerd en geüniformeerd. Door de handhaving standaard in de bestemmingsplancyclus op te nemen, zal de ruimtelijke kwaliteit van het grondgebied van de gemeente Venlo beter worden gewaarborgd voor de toekomst.
7.7.2 Het plangebied
Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan is het huidige gebruik, tenzij dat volgens de huidige inzichten ongewenst is. Er zal dus in een aantal gevallen sprake kunnen zijn van het legaliseren van situaties die niet conform het nu nog geldende bestemmingsplan zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening wel aanvaarbaar zijn. Dit betekent dat in deze situaties tezijnertijd niet meer kan worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan. De plicht tot handhaving van andere regelgeving (bijvoorbeeld milieuwetgeving ewn bouwbesluit) terzake blijft uiteraard onverkort van kracht.
In het voorliggende plan kan slechts aandacht zijn voor handhaving in geval van het wegbestemmen van momenteel bestaande functies. Dergelijke gevallen doen zich, voor zover uit onderzoek is gebleken, met het voorliggende plan niet voor.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven.
Het bestemmingsplan 'Centrum Venlo' is vooral een actualiserend plan waarin de bestaande situatie wordt geconsolideerd. Het betreft een herziening van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd.
Gezien de overwegend actualiserende aard van het bestemmingsplan, heeft de uitvoering van dit plan geen substantiële financiële consequenties voor de financiële middelen van de gemeente Venlo.
Er worden met het nieuwe plan geen nieuwe voorzieningen, werken of werkzaamheden tot stand gebracht die tot kostenverhaal leiden of anderszins onderbouwd moeten worden. Er is geen sprake van nieuwe bouwlocaties, waarvan kosten worden voorzien die voorkomen op de kostenlijst als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening en waarvoor een exploitatieplan benodigd zou zijn om de kosten te kunnen verhalen. Er zijn geen particuliere eigenaren in het gebied waarmee een exploitatieovereenkomst tot kostenverhaal gesloten hoeft te worden, noch zijn aspecten van fasering of andere locatie-eisen zoals genoemd in artikel 6.12 lid 2 onder sub a tot en met c van de Wet ruimtelijke ordening aan de orde.
Gelet op bovenstaande hoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Over het voorontwerp van een bestemmingsplan wordt dan ook, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden.
Ook vindt in deze fase het overleg ex artikel 3.1.1 Bro met diensten van rijk en provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaats. De resultaten van zowel het overleg als de inspraak worden in het laatste hoofdstuk van de plantoelichting verwerkt.
8.2.1 Vooroverleg
Voorliggend voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1.van het Besluit ruimtelijke ordening ter advisering aangeboden aan de diverse betrokken instanties. Naar aanleiding van het vooroverleg zijn reacties ingekomen van:
- Brandweer Limburg-Noord (brandweeradvies)
- Waterschap Peel en Maasvallei (wateradvies)
- Rijkswaterstaat (reactie)
De uit het vooroverleg voortvloeiende planaanpassingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
Voor een volledige weergave van het vooroverleg en de gemeentelijke reactie wordt verwezen naar Bijlage 5 Nota vooroverleg en inspraak.
8.2.2 Inspraak
Met inachtneming van de Inspraakverordening Venlo heeft het voorontwerp bestemmingsplan 'Centrum Venlo' met ingang van 14 juni 2012 gedurende 6 weken ter inzage gelegen in de stadswinkels in de gemeente Venlo. Gedurende deze termijn hebben de ingezetenen, overige belanghebbenden, natuurlijke en rechtspersonen hun mening over dit voorontwerp bestemmingsplan mondeling dan wel schriftelijk bij het College van Burgemeester en Wethouders van Venlo kenbaar kunnen maken.
Tevens heeft er op 21 juni 2012 in de Stadswinkel aan de Prinsessesingel 30 te Venlo een inloopavond plaatsgevonden. Tijdens deze inloopavond is de mogelijkheid geboden om het bestemmingsplan in te zien en vragen te stellen.
De uit de inspraak voortvloeiende planaanpassingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
Voor een volledige weergave van de inspraak en de gemeentelijke reactie wordt verwezen naar Bijlage 5 Nota vooroverleg en inspraak.
8.2.3 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan 'Centrum Venlo' heeft voor een ieder op 20 december 2012, gedurende zes weken, ter visie gelegen . De bundeling van de ingekomen zienswijzen en de beantwoording hiervan is als Bijlage 6 bij dit bestemmingsplan gevoegd (Bijlage 6 Nota zienswijzen).
8.2.4 Uitspraak Raad van State
Het bestemmingsplan Centrum Venlo is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 juni 2013. Het plan heeft vervolgens 6 weken ter inzage gelegen, waarbinnen beroep kon worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Op 20 augustus 2014 heeft de Raad van State uitspraak gedaan; zie bijlage 7. Een deel van de beroepen is gegrond verklaard en een aantal onderdelen van het bestemmingsplan is vernietigd.
Naar aanleiding van deze uitspraak zijn zoals weergegeven in het vaststellingsbesluit de volgende aanpassingen doorgevoerd in het bestemmingsplan:
- Voor het perceel Monseigneur Nolensplein 63a worden de planregels en de verbeelding aangepast, zodat "detailhandel" op de begane grond mogelijk blijft.
- Voor het perceel Monseigneur Nolensplein 62 worden de planregels en de verbeelding aangepast, zodat "horeca van categorie 3", zoals bestaand aanwezig, mogelijk blijft.
Bijlage 1 Lijst Van Aan Huis Verbonden Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Cultuurhistorische Waardenkaart
Bijlage 2 Cultuurhistorische waardenkaart
Bijlage 1 Periodiseringskaart
Bijlage 2 Monumentenkaart
Bijlage 3 Archeologische Beleidskaart
Bijlage 3 Archeologische beleidskaart
Bijlage 4 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 4 Verantwoording groepsrisico
Bijlage 5 Nota Vooroverleg En Inspraak
Bijlage 5 Nota vooroverleg en inspraak