Casino Floralaan
Bestemmingsplan - gemeente Venlo
Vastgesteld op 28-09-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan:
Het Bestemmingsplan Casino Floralaan met identificatienummer NL.IMRO.0983.BP201507FLORALNCAS-VA01 van de gemeente Venlo, bestaande uit de verbeelding, de toelichting alsmede deze regels.
1.2 Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels de daarbij behorende bijlagen).
1.3 Aanduiding:
Een geometerisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Activiteiten direct dan wel indirect gerelateerd aan het casino:
activiteiten die direct of indirect verband houden met het gebruik van en/of de exploitatie van het casino, waaronder ook worden begrepen besloten vergaderingen, feesten en partijen waarbij gebruik wordt gemaakt van de faciliteiten van het casino.
1.6 Ander bouwwerk:
Een bouwwerk geen gebouw zijnde.
1.7 Automatenhal / speelhal:
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.
1.8 Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 Bebouwingspercentage:
Een op de verbeelding en/of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.10 Bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen en bedrijven niet daaronder begrepen.
1.11 Begane grond:
Een bouwlaag geen verdieping zijnde.
1.12 Bestaand:
- Bebouwing: De als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
- Gebruik: Gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.
1.13 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.14 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Venlo).
1.16 Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.18 Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 Bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.20 Bouwvlak:
Een geometerisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 Bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.22 Bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.23 Casino:
Een inrichting als bedoeld in artikel 27g van de Wet op de Kansspelen: een voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, met dien verstande dat speelhallen niet zijn toegestaan, en met hieraan ondergeschikt detailhandel en daarnaast ondersteunende functies zoals kantoren, kleedruimten en magazijnen.
1.24 Coffeeshop:
Een bedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
1.25 Cultuur en ontspanning:
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder podiumkunsten en bioscopen, musea en toeristische attracties, muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra, seksinrichtingen, casino's en feestzalenverhuur.
1.26 Dak:
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.27 Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verhuur, leasing, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren respectievelijk leasen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 Discotheek / dancing:
Een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarvan het laten beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
1.29 (Eet-)café:
Een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt op het verstrekken van drank.
1.30 Fastfood-vestiging:
Een horecabedrijf, waar frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakkingen al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture of afhaalcentrum.
1.31 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 Geluidbelasting vanwege een industrieterrein:
De etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichting behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.33 Geluidgevoelige functies:
Bewoning en andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidshinder spoorwegen.
1.34 Geluidgevoelige gebouwen:
Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidshinder spoorwegen.
1.35 Groenvoorziening:
Aangelegde, publiekelijke groenelementen, zoals gazons, borders, heestervakken, hagen, siervijvers, bermen, bloemenweiden, lanen, plantsoenen, parken, boombeplantingen, geen bos zijnde.
1.36 Hogere grenswaarde:
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.37 Horecabedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties, een en ander gepaard gaande met dienstverlening, niet zijnde coffeeshops.
1.38 Horeca:
Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
Horeca, categorie 1:
Een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.
Horeca, categorie 2:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
Horeca, categorie 3:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd alsmede de gelegenheid biedt tot dansen, al dan niet met levende muziek c.q. muziekoptredens. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar, entertainment podium.
Horeca, categorie 4:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nacht-café en een zalencentrum.
Horeca, categorie 5:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
1.39 Kunstobject:
Object ter verfraaiing van de terreininrichting.
1.40 Onderbouw:
Een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m. boven straatpeil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.
1.41 Ondergronds bouwwerk:
Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
1.42 Overig bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.43 Overkapping:
Een bijbehorend bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak.
1.44 Parkeervoorziening:
Een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
1.45 Peil:
Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- a. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- b. de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
- c. Indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
1.46 Perceelgrens:
Een grenslijn tussen percelen onderling.
1.47 Prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.
1.48 Restaurant:
Een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken – hoofdzakelijk alleen in combinatie met die maaltijden – worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.
1.49 Seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.50 Straatprostitutie:
Het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.
1.51 Verkeer:
Wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, railverkeer, luchtverkeer, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting en/of straatmeubilair.
1.52 Voorgevel:
Een of meer gevel(s) van een gebouw die is / zijn gelegen aan de zijde van de openbare weg(en) en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).
1.53 Voorkeursgrenswaarde:
De maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.54 Voorzieningen van algemeen nut:
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.
1.55 Weg:
Een voor het openbaar rij- en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
1.56 Wet / wettelijke regelingen:
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. Afstand tot de bouwperceelgrens:
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
- b. Bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
- c. Dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
- d. Goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
- e. Horizontale diepte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.
- f. Inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
- g. Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
- h. Oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.3 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de digitale kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Cultuur En Ontspanning
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning uitsluitend in de vorm van een casino, alsmede activiteiten direct dan wel indirect gerelateerd aan het casino, met een maximale brutovloeroppervlakte van 11.000 m²;
- b. daaraan ondersteunende en ondergeschikte horecavoorzieningen in categorie 1 t/m 3;
- c. daaraan ondergeschikte detailhandel met een maximale brutovloeroppervlakte van 100 m2;
met de daarbij behorende:
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldaan dient te worden aan de parkeernormering die is opgenomen in de CROW, publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie". De parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 en maximaal één landmark met naamsaanduiding per bouwperceel worden toegestaan. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de hoogte van een landmark bedraagt maximaal 40 m;
- b. indien de landmark met naamsaanduiding wordt geïntegreerd met het gebouw, bedraagt de hoogte maximaal de bouwhoogte van het gebouw vermeerderd met 10 m, met dien verstande dat de hoogte nooit meer dan 50 m bedraagt;
- c. indien de landmark met naamsaanduiding niet wordt geïntegreerd met het gebouw, dan bedraagt de afstand tot het gebouw maximaal 50 m en vormt de landmark in architectonisch opzicht een eenheid met het gebouw;
- d. de naamsaanduiding mag uitsluitend reclame en daaraan verwante uitingen omvatten ten behoeve van de functie(s) die is/zijn gesitueerd binnen het plangebied;
- e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld;
- f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.1 ten aanzien van het voldoen aan de parkeernormering die is opgenomen in de genoemde CROW-publicatie, indien wordt aangetoond dat op andere wijze wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid of indien wordt aangetoond dat de parkeerbehoefte structureel lager is dan volgt uit de genoemde normering en op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Voor bestaande afstanden en andere maten gelden de volgende regels:
Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels
6.1 Geluidzone - industrie
6.2 Vrijwaringszone - weg
6.3 Milieuzone - venloschol
6.4 Overige zone - cultuur en ontspanning
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, worden afgeweken van:
- a. de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat niet van de oppervlaktes zoals genoemd in artikel 3.1 afgeweken mag worden;
- b. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en worden toegestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsregels en het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, worden toegestaan mits:
- 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;
- 2. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
- 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;
- 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsregels
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan 'Casino Floralaan' van de gemeente Venlo.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Holland Casino is momenteel nog gevestigd aan de Magalhaesweg 4 te Venlo. Vanaf 1 september 2015 is de planologische regeling voor het casino vervallen. Om deze reden gaat Holland Casino verplaatsen naar een locatie op het bedrijventerrein "Trade Port Oost", in de oksel van de A73 en de A67. Om deze verplaatsing mogelijk te maken wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
In het bestemmingsplan 'Kazernekwartier', vastgesteld d.d. 26 november 2014, is een mogelijkheid opgenomen om een casino te realiseren. Omdat Holland Casino geen gebruik maakt van deze locatie, wordt de mogelijkheid van een casino uit het bestemmingsplan Kazernekwartier verwijderd.
1.2 Ligging Plangebieden
Het plangebied op bedrijventerrein 'Trade Port Oost' ligt ten noorden van de A67 en ten oosten van de A73 en wordt ingeklemd door de Floralaan en de Venrayseweg. De percelen zijn kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie V, nummers 514 en 515.
Figuur 1: overzicht plangebied Floralaan
Bron: gemeente Venlo
Het plangebied op het Kazernekwartier is gelegen in Blerick, ten westen van het centrum van Venlo aan de overzijde van de Maas. Het aan te passen plandeel wordt globaal begrensd door de Venrayseweg in het oosten, de Horsterweg in het noorden, de Kazernestraat in het westen en de Eindhovenseweg / spoorlijn Venlo-Eindhoven/Nijmegen in het zuiden.
Figuur 2: overzicht plandeel Kazernekwartier
Bron: maps.google.com
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.3.1 Nieuwe locatie
Het vigerend bestemmingsplan ter plaatse is het bestemmingsplan "Trade Port West-Oost", vastgesteld door de raad van de gemeente Venlo op 23 februari 2011. In het betreffende plan heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijventerrein'. Op gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 4' en 'bedrijf tot en met categorie 5' toegestaan. Dit betekent dat de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten van categorie 1 tot en met 4/5 is toegestaan, als genoemd in een als bijlage bij de regels opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn op onderhavige locatie niet toegestaan evenals risicovolle inrichtingen.
Bedrijfskavels met de mogelijkheid om bedrijven tot en met milieucategorie 5 te vestigen zijn weliswaar beperkt voorradig in de regio, echter de courantheid van dit kavel is beperkt gebleken gezien de relatief beperkte omvang en de beeldkwaliteitseisen omdat sprake is van een zichtlocatie.
Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij een maximum bebouwingspercentage van 60% geldt, met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid tot 70 respectievelijk 75%.
Op de gronden gelden tevens twee gebiedsaanduidingen: "geluidzone - industrie" en "vrijwaringszone - weg". Door middel van de geluidzone wordt een te hoge geluidsbelasting tegengegaan vanwege industrielawaai op geluidgevoelige functies. De vrijwaringszone voor de weg (A67) is bedoeld voor het tegengaan van bebouwing op korte afstand van de weg.
Figuur 3: overzichtskaart vigerend bestemmingsplan met ingetekend het plangebied
Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Om de nieuwe locatie voor Holland Casino mogelijk te maken, is een herziening van het vigerend bestemmingsplan noodzakelijk.
1.3.2 Locatie Kazernekwartier
Ter plaatse van het Kazernekwartier geldt het bestemmingsplan 'Kazernekwartier', dat op 26 november 2014 is vastgesteld. Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' is een casino toegestaan met een maximale brutovloeroppervlakte van 10.000 m². Omdat een nieuwe locatie voor Holland Casino mogelijk wordt gemaakt op het bedrijventerrein "Trade Port Oost", wordt tegelijkertijd in dit bestemmingsplan de mogelijkheid voor een casino in de bestemming 'Gemengd - 1' van het bestemmingsplan 'Kazernekwartier' verwijderd.
Figuur 4: overzichtskaart vigerend bestemmingsplan
Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Hierna worden in het kort het voornaamste beleid uit de plannen voor het plangebied weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede uitgangspunt voor het lokale maatwerk zullen zijn.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het Rijksbeleid ten aanzien van ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit. Met deze structuurvisie wordt de onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' reeds ingezette decentralisatie verder doorgezet. Dit houdt in dat verantwoordelijkheden worden overgedragen aan provincies en gemeenten. Deze overheden kunnen met hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden opgaven zelf integraal, doeltreffend en met kwaliteit aanpakken.
In de Structuurvisie zijn vervolgens een drietal doelen voor Nederland in 2040 geformuleerd:
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De nationale ruimtelijke hoofdstructuur
De Nationale ruimtelijke hoofdstructuur geeft de nationale belangen geografisch weer. Op kaart is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Op de kaart 'Brabant Limburg' is Greenport Venlo aangewezen als 'stedelijke regio' en 'greenport' met een clustering van agro &food, tuinbouw en uitgangsmaterialen en logistiek.
In de Structuurvisie zijn 13 nationale belangen benoemd en nader uitgewerkt in de realisatieparagraaf bij de Structuurvisie. Nationaal belang 1 is 'een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren'. De negen topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports, waaronder de Greenport Venlo. Opgaven van nationaal belang voor het plangebied zijn:
- Het verbeteren van het vestigingsklimaat van de Greenport Venlo door het optimaal benutten en waar nodig verbeteren van de (internationale) bereikbaarheid van deze gebieden via weg, water, spoor en lucht.
- Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief Natura 2000-gebieden.
- Uitvoeren onderzoek naar ruimtelijke en infrastructurele opgaven rond de Greenport Venlo.
Op hoofdverbindingen buiten de Randstad (voornamelijk op de dominante multimodale, (inter)nationale verbindingen) wil het Rijk 2x3 rijstroken de standaard laten zijn, tenzij wordt aangetoond dat 2x2 rijstroken ook op de lange termijn voldoende is. Voor de A67 is de ambitie aangegeven om de weg te verbreden naar minimaal 2x3 rijstroken. Deze ambitie laat onverlet dat voor elke verbreding nog wel moet worden aangetoond dat er sprake is van een daadwerkelijke vraag. Als voor een bepaalde verbinding geldt dat deze op grote delen volgens behoefteramingen verbreed zou moeten worden, dan kan ervoor gekozen worden dat voor de gehele verbinding te besluiten. Dit om flessenhalzen te voorkomen en de robuustheid van het wegsysteem te bevorderen.
De aangrenzende Mierbeek heeft geen EHS-status. De Mierbeek mondt echter nabij het plangebied uit in de Springbeek met een 'natuurbeek-status' en is van belang voor de doorontwikkeling van natte natuur. De herbestemming van het kavel op het bedrijventerrein 'Trade Port Oost' verkleint de risico's voor natte natuur in vergelijking met de voorziene zware bedrijvigheid.
2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte genoemd, bevat regels ter bescherming van nationale belangen. De keuze voor deze belangen is reeds gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en worden met het Barro en het Bro juridisch verankerd.
In totaal gaat het om dertien nationale belangen, te weten: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
In het kader van deregulering en decentralisatie is er voor gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd, wat bijdraagt aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Enkele bepalingen hebben echter betrekking op provinciaal medebewind en ontheffingsmogelijkheden. In het bijzonder gaat het hier om de artikelen ten behoeve van Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de EHS.
Ten westen van het plangebied op bedrijventerrein 'Trade Port Oost' loopt een hoofdweg (A73). Ten zuiden van dit plangebied loopt de A67, tevens een hoofdweg. In het Barro wordt een reserveringsgebied aangewezen voor hoofdwegen ten behoeve van mogelijke uitbreiding daarvan. De locaties langs hoofdinfrastructuur waar een reserveringsgebied geldt, worden aangewezen in het Rarro.
De A73 en A67 worden binnen het plangebied niet in het Rarro aangewezen als hoofdwegen met een ruimtelijke reservering voor aanleg en verbreding hoofdweg. Wel is in de planvorming rekening gehouden met de belangen van het Rijk middels het opnemen van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg'. Het wijzigen van de bestemming naar een casino, schaadt ook niet de belangen in de zin van geluidhinder, het zijn geen geluidgevoelige bestemmingen (zie ook paragraaf 4.4).
2.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Ingevolge artikel 3.1.6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient een toelichting op een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling een motivering te bevatten, waaruit blijkt dat:
- 1. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- 2. zo ja, in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Alvorens een motivering op te stellen, dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1 Bro gedefinieerd als 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Uit de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van dit begrip blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan een dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro. Gezien de aard en de omvang van de voorgenomen ontwikkeling (verplaatsing van een casino) wordt dit gezien als een stedelijke ontwikkeling.
Er is sprake van een bestaand en als zodanig bestemd bedrijventerrein, dat voor wat betreft onderhavig perceel braak ligt. In het voorgaande bestemmingsplan is het bedrijventerrein reeds opgenomen en dit wordt nu niet uitgebreid. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft aangegeven dat in een dergelijk geval geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie ABRvS 25 juni 2014, nr. 201307360/1/R3), met dien verstande dat in die uitspraak werd overwogen dat ook geen sprake was van nieuwe planologische ontwikkelingen. Daarvan is hier wel sprake, zodat ervan uitgegaan wordt dat wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Desalniettemin is relevant dat reeds sprake is van een bestemd bedrijventerrein dat niet wordt uitgebreid door onderhavig bestemmingsplan. Dat is dan ook het uitgangspunt voor de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
In hoofdstuk 3 is aan de hand van de planbeschrijving een nadere motivering gegeven, met de bovenstaande tredes uit de Ladder voor Duurzame Verstedelijking als leidraad.
2.2.4 Afleidingskader
Door Rijkswaterstaat is de 'Beoordeling van Objecten langs Auto(snel)wegen' opgesteld (d.d. 11 okotber 2011, versie 2). Volgens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) is Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het veilig en doelmatig gebruik van auto(snel)wegen. Afleiding kan een veilig gebruik in de weg staan. Tijdens de rijtaak wordt een weggebruiker geconfronteerd met visuele informatie, die deels wel en deels niet relevant is voor de rijtaak. In het laatste geval spreken we van 'visuele afleiding'. Als de rijtaak eentonig is kan enige afleiding de rijtaak afwisselender maken, maar deskundigen zijn het erover eens dat de verkeersveiligheid in het geding komt als een object moeilijk te negeren is en/of de aandacht te lang vasthoudt. Met dit afleidingskader kunnen Rijkswaterstaat (op basis van de Wbr) en andere vergunningverlenende overheden (met name op basis van de Wabo) voor objecten langs auto(snel)wegen beoordelen in hoeverre de verkeersveiligheid in het geding is.
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan 2014 (POL2014) vastgesteld. Het POL2014 is per 16 januari 2015 in werking getreden en heeft de functie structuurvisie, provinciaal milieubeleidsplan, regionaal waterplan en provinciaal verkeer- en vervoersplan.
In het POL 2014 komen alleen die zaken aan bod, die er op provinciaal niveau echt toe doen en die vragen om regionale oplossingen. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering. Over deze uitdagingen wordt de dialoog aangegaan met de regio's. Kwaliteit en uitnodigen staat daarbij centraal.
De sleutel ligt in dynamisch voorraadbeheer. Er zullen per regio visies gemaakt worden waarin gezamenlijke ambities, principes en werkwijze zijn uitgewerkt resulterend in concrete uitvoeringsafspraken. Voor sommige thema's gaat het ook om gezamenlijke programmering. Die vormen de basis voor bestuursovereenkomsten tussen regiogemeenten en Provincie. De Provincie borgt de uitvoering van die afspraken met voorzorgbepalingen in de Omgevingsverordening.
De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, onderscheiden we in dit POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. Onderhavig plangebied is gelegen binnen het gebiedstype 'bedrijventerrein'. De centrale opgave voor bedrijventerreinen is een groei in kwaliteit zonder dat de kwantiteit toeneemt, daarbij meer schaarste creërend, met ruimte voor maatwerk. Kansen voor functiemenging op deze terreinen moeten waar mogelijk benut worden, maar terughoudendheid is geboden met vestiging van functies die in de stad thuis horen.
Onderhavige ontwikkeling levert een bijdrage aan het behoud van het voorzieningenniveau van Venlo als stedelijke centrumgemeente in Noord-Limburg, maar wijkt af van de primaire ruimtelijke doelstelling van het gebied als (boven)regionaal bedrijventerrein. Voor een nadere afweging en toetsing aan het principe van dynamisch voorraadbeheer en het POL-beleid wordt verwezen naar de planbeschrijving in het volgende hoofdstuk.
2.3.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
Gelijktijdig met de vaststelling van het POL2014 is ook de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. In deze verordening geeft de provincie Limburg bindende kaders voor ruimtelijke planvorming door gemeentes. Voor onderhavig plan is van belang dat in het hoofdstuk Ruimte de ladder voor duurzame verstedelijking is geborgd. Op de toepassing van deze verordening is hiervoor ingegaan in paragraaf 2.2.3 op basis van de regeling daarvan in het Besluit ruimtelijke ordening.
In die paragraaf is reeds geconstateerd dat wordt voldaan aan de principes van duurzaam ruimtegebruik die met de toepassing van de ladder worden nagestreefd. De provincie Limburg ziet in aanvulling daarop graag dat ook herbenutting van monumentale en beeldbepalende panden in deze afweging worden betrokken. Ten aanzien daarvan wordt opgemerkt dat gezien de specifieke functie van een casino bepaalde eisen worden gesteld aan (inrichting van) het gebouw, waardoor vestiging in een vrijstaand monument of beeldbepalend gebouw redelijkerwijs niet mogelijk is. De benodigde omvang van maximaal 11.000 m² bvo is daarnaast een beperkende factor alsmede de locatiewensen van een casino. In en om Venlo is geen geschikt of geschikt te maken monumentaal of beeldbepalend leegstaand pand voorhanden.
Voor het overige voorziet de verordening niet in instructieregels die van invloed zijn op onderhavig planvoornemen. De overige regels in de verordening, met name op het gebied van milieu zijn rechtstreeks werkend en vragen niet om een regeling in onderhavig plan. Wel is de regeling voor 'Venloschol' opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
2.4 Regionaal Beleid
2.4.1 Structuurvisie Klavertje 4-gebied
De ruimtelijke en organisatorische kaders van de gebiedsontwikkeling voor Klavertje 4 zijn in 2009 gezamenlijk door de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo met de Provincie Limburg – vormgegeven in het Masterplan en Strategisch Businessplan Klavertje 4 / Greenport Venlo. Deze vormen het bestuursakkoord tussen de grondgebied-gemeenten en de provincie. Dit bestuursakkoord is met de structuurvisie Klavertje 4-gebied vastgesteld in de vorm van een planologisch instrument.
De regio Venlo heeft zich ontwikkeld tot een van de vijf Nederlandse Greenports. Om de kansen voor een verdere economische ontwikkeling optimaal te benutten en verbetering van het landschap te bereiken is een duurzaam werklandschap ontwikkeld. De werklandschappen zijn geconcentreerd en aansluitend aan de bestaande bedrijventerreinen en glastuinbouwgebieden ontwikkeld.
Het plangebied gelegen op bedrijventerrein 'Trade Port Oost' is gelegen binnen de begrenzing van de Structuurvisie Klavertje 4-gebied. De structuurvisie is in hoofdzaak een ontwikkelingsgerichte visie die moet voorzien in een gebiedsontwikkeling en niet ruimtelijk beleid vastlegt voor reeds bestaande functies in het gebied. De directe omgeving van het plangebied is aangemerkt als 'bestaand werklandschap'.
De structuurvisie gaat hierin niet verder dan de richtinggevende uitspraak dat deze gebieden primair in gebruik blijven als werklandschap voor vooral bedrijvigheid, fresh, food & flowers en logistiek geënt op het gebiedsconcept van Klavertje 4. Indien nodig kunnen vormen van herstructurering – zoals een facelift, revitalisering of herprofilering – hieraan bijdragen.
Het plangebied heeft geen specifieke ontwikkelgerichte aanduiding en is ook niet aangeduid als bestaand bedrijventerrein, gezien de braakliggende status. Op grond van deze structuurvisie is er dan ook geen ruimtelijk beleid en kan geen beleidsmatige toets plaatsvinden, verwezen wordt naar de Ruimtelijke Structuurvisie 2014 in de volgende paragraaf.
Het plangebied van het Kazernekwartier valt buiten de grenzen van de Structuurvisie Klavertje 4-gebied.
2.4.2 Gezamenlijke beleidsvisie Externe Veiligheid Limburg - actualisatie 3 -2011
De grote Limburgse gemeenten en de Provincie hebben in 2006 het initiatief genomen een gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid op te stellen. De kerndoelstelling van deze visie is het aspect externe veiligheid een eenduidige en gelijkwaardige plaats in het vergunningverleningsproces en in de integrale ruimtelijke besluitvorming te geven om zo in een zo vroeg mogelijk stadium een zorgvuldige afweging van de externe veiligheidsrisico's te maken, rekeninghoudend met de andere maatschappelijke belangen.
De gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid Limburg:
- formuleert een gezamenlijke ambitie van de Limburgse bevoegde overheden;
- geeft aan hoe gemeenten en Provincie bij besluiten over situaties met een extern veiligheidsrisico, met hun beleidsvrijheid om kunnen gaan;
- geeft aan hoe instanties effectief samen kunnen werken.
In de gezamenlijke beleidsvisie wordt onderkend dat bijzondere risicovolle situaties en situaties, waarbij naast de veiligheidsrisico's grote maatschappelijke belangen in het geding zijn, om maatwerk vragen. Voorop staat dan ook dat gemeenten en provincie vasthouden aan de beleidsvrijheid die de wettelijke regelingen hun bieden, in het bijzonder als het gaat om het verantwoorden van het groepsrisico. De gezamenlijke beleidsvisie bevat aanbevelingen voor veel voorkomende situaties. Daarbij is onderkend dat niet alle gevallen voor alle bevoegde gezagen relevant zijn. Om hierop in te spelen zijn de beleidsregels over de verschillende onderwerpen gegroepeerd in zogenaamde bouwstenen. Iedere gemeente kan zelf die bouwstenen implementeren die ze relevant en gewenst acht.
De gemeente Venlo heeft een en ander uitgewerkt in het Beleidsplan Externe Veiligheid Venlo 2012-2015 (zie paragraaf 2.5). Toepassing op het planvoornemen vindt plaats in paragraaf 4.6.
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.5.1 Visie Stedelijk Centrum 2022
Op gemeentelijk niveau zijn twee beleidskaders relevant: de Visie Stedelijk Centrum uit 2012, die in deze paragraaf wordt behandeld, en de Ruimtelijke Structuurvisie 2014 die in paragraaf 2.5.2 wordt behandeld.
Het ruimtelijk beleid in de Visie Stedelijk Centrum is er op gericht om grootstedelijke voorzieningen -niveau van wijk, dorp of stadsdeel overstijgend- te concentreren in het stedelijk centrum van Venlo. De veelheid aan keuzes in elkaars directe nabijheid zijn cruciaal voor een aantrekkelijk stedelijk centrum. De gemeente Venlo kiest dan ook voor een compact centrum om combinatiebezoek te stimuleren en de verblijfsduur te verlengen.
Op grond van de Visie Stedelijk Centrum dient een casino dan ook in het stedelijk centrum te worden gesitueerd. Uitzonderingen kunnen worden gemaakt voor voorzieningen die om ruimtelijke of bedrijfseconomische redenen niet inpasbaar zijn. Voor een nadere afweging wordt verwezen naar de motivatie in het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking in het volgende hoofdstuk.
2.5.2 Ruimtelijke structuurvisie: ruimte binnen grenzen
In de Ruimtelijke structuurvisie: ruimte binnen grenzen heeft de gemeente Venlo het ruimtelijk beleid vastgelegd. Geen blauwdruk voor de toekomst, maar voorzien van een uitnodigend karakter en een duidelijk kader om goed in te kunnen spelen op de majeure ruimtelijke opgaven in de komende periode. De Visie Stedelijk Centrum maakt integraal onderdeel uit van de structuurvisie.
Voor het braakliggende plangebied is hoofdzakelijk de majeure opgave 'Ruimte in de stad' van toepassing. Binnen deze opgave ligt een zwaar accent op het faciliteren van nieuw stedelijk programma binnen de 'contour stedelijk gebied' via hergebruik, herstructurering of transformatie. Ook braakliggende kavels binnen deze contour dienen beter benut te worden. Het plangebied is gelegen binnen deze contour en past binnen de hoofdlijn van deze majeure opgave. Elders nabij de snelweg A67 en binnen de 'contour stedelijk gebied' was geen of geen betere locatie of leegstaand gebouw beschikbaar.
Het plangebied voor de nieuwe locatie van Holland Casino maakt onderdeel uit van het bedrijventerrein Trade Port Oost, welke is aangeduid als '(boven)regionaal bedrijventerrein'. Het ruimtelijk beleid is hier primair gericht op bedrijvigheid voor de topsectoren en/of zware milieubelastende bedrijvigheid. De beoogde invulling als casino past niet binnen dit ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt een nadere motivering gegeven om af te wijken van het vastgestelde beleid.
Op een deel van het plangebied is tevens de majeure opgave 'Leven met de Maas' van toepassing, door de aangrenzende ligging van de genormaliseerde Mierbeek. Alle beken en beekdalen zijn aangewezen als zoekgebied voor extra waterberging om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Het verruimen van de capaciteit biedt extra ruimte bij hoogwater en hevige en langdurige buien in de directe omgeving, maar zorgt ook voor extra water voor de landbouw tijdens lange droge periodes. In het plangebied resteert voldoende ruimte om de capaciteit van de Mierbeek te verruimen.
Het college van B&W heeft bij haar principebesluit tot medewerking - zie hoofdstuk 3 - als randvoorwaarde meegenomen dat het C2C-concept een plek binnen de ontwikkeling moet krijgen. Met als resultaat een C2C-geïnspireerd gebouw te realiseren, hetgeen direct aansluit op één van de basisprincipes in de structuurvisies.
2.5.3 Strategische Visie Venlo 2030
Met de Strategische Visie Venlo 2030 voorziet de gemeente Venlo in een afwegingskader op basis waarvan toekomstige besluiten kunnen worden afgewogen en nieuwe ontwikkelingen binnen breder perspectief kunnen worden geplaatst. In de Visie Venlo is vastgelegd hoe Venlo zich tot 2030 zal moeten ontwikkelen. Er zijn vijf thema's gekozen waarvoor een analyse voor het jaar 2010 is uitgevoerd en op basis waarvan de ambities voor het jaar 2030 zijn geformuleerd. Het betreft de volgende thema's:
1. Stad van actieve mensen;
2. Innovatieve en excellente stad;
3. Venlo internationaal;
4. Centrum van de Euregio: hoofdstad en vitaal hart;
5. Veelzijdige stad in het groen.
De geschetste thema's en ambities zijn samengetrokken tot een drietal scenario's waarin duidelijk herkenbare accenten worden gezet. Tijdens het besluitvormingsproces over de strategische visie in de gemeenteraad is een aantal elementen uit deze drie scenario's samengevoegd tot een samengesteld scenario, 'Venlo Kansenstad' (Je maakt het in Venlo). Dit is het scenario waarvoor de gemeenteraad zich raadsbreed heeft uitgesproken. Dit scenario is gericht op een gemeente Venlo anno 2030 die als volgt kan worden omschreven:
- gekend om een aantal beeldbepalende grote projecten en de traditionele bedrijvigheid rondom de clusters logistiek en agribusiness en de toepassing van de principes van C2C;
- 100.000+ gemeente met bijbehorend voorzieningenniveau;
- een gemeenschap waarin iedere inwoner individueel wordt uitgedaagd om een bijdrage te leveren aan de gemeenschap en waarin 'zelf doen' maatgevend is;
- een open en voor nieuwkomers toegankelijke gemeenschap die mensen uitnodigt actief deel te nemen en een bijdrage te leveren, met behoud van ieders eigen identiteit;
- een breder aanbod van hoger onderwijs, academische opleidingen, een groot aandeel jonge gezinnen en meer hogeropgeleide kenniswerkers dan in 2010.
Dit scenario geeft aan waar in de komende jaren het accent op zou moeten komen te liggen en waar dus nieuwe inhoudelijke impulsen of heroverwegingen ten aanzien van het gemeentelijk beleid nodig zijn. Het behoud van Holland Casino door de beoogde verplaatsing draagt bij aan de doelstelling om het voorzieningenniveau te bieden dat hoort bij een 100.000+ gemeente.
2.5.4 Beleidsplan Externe Veiligheid Venlo 2012-2015
Venlo heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een bloeiende economische gemeente. Veel bedrijven hebben zich gevestigd in de nabijheid van de logistieke hotspot die Venlo sinds de tweede helft van de 20e eeuw is geworden. Voor 2030 wil Venlo nog meer innoveren en excelleren met als stuwende sectoren de logistiek, agribusiness en maakindustrie. Echter, deze economische groei en ontwikkeling brengen externe veiligheidsrisico's met zich mee. Met het oog op de nagestreefde 'quality of life' is het van belang deze risico's zo veel mogelijk te beperken en te beheersen.
Omdat een volledig risicoloze maatschappij niet bestaat, is de vraag welke risiconiveaus in Venlo acceptabel worden gevonden en welke niet. Hierop is in het beleidsplan een antwoord gegeven. Zo is onder meer duidelijk gemaakt waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en wonen, onder welke veiligheidsverhogende condities en hoe we zorgen voor een goede beheersbaarheid van bestaande en toekomstige externe veiligheidsrisico's. Ook worden oplossingsrichtingen aangegeven voor bestaande knelpunten. Het beleidsplan heeft geen wettelijke basis, maar is wel door de gemeenteraad van Venlo vastgesteld, waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen is aangegeven dat gemeenten die over een beleidsplan, met aandacht voor externe veiligheid beschikken, tot een lichtere invulling van de verantwoordingsplicht kunnen komen. Belangrijke afwegingen zijn immers al in het beleidsplan externe veiligheid gemaakt.
De afwegingen in het beleidsplan zijn gemaakt op de volgende hoofdlijnen:
- Venlo wil de risico's van het spoorwegemplacement reduceren om zodoende ruimte te geven aan de stad voor een duurzame ontwikkeling.
- Venlo wil nieuwe risicovolle bedrijven alleen situeren op geschikte locaties. Dit betekent dat:
- 1. nieuwe risicovolle bedrijven zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitu-eerd op speciaal daarvoor aangewezen bedrijventerreinen. Zo wordt ook voorkomen dat het transport van gevaarlijke stoffen door de stad kan toenemen;
- 2. nieuwe LPG-tankstations enkel langs provinciale en rijkswegen buiten de bebouwde kom of op bedrijventerreinen worden toegelaten;
- Venlo wil extra kwetsbare groepen niet in de nabijheid van risico's plaatsen. Venlo vindt het niet wenselijk dat objecten waarin verminderd zelfredzame personen verblijven nabij risicovolle activiteiten zijn gelegen.
- Venlo wil streven naar optimalisatie van beheersmaatregelen. Als ergens een calamiteit dreigt of aanwezig is, worden de hulpverleningsdiensten ingeschakeld. Deze calamiteit kan alleen bestreden worden als:
- 1. de opkomsttijden en ontsluiting voldoende zijn;
- 2. er voldoende bluswater is;
- 3. de bestrijdingsplannen op orde zijn en;
- 4. het crisisplan voldoende toepasbaar is.
- Venlo wil de zelfredzaamheid van haar inwoners vergroten door risicocommunicatie. Ten tijde van een ramp is het belangrijk dat de inwoners van Venlo weten wat ze moeten doen om zichzelf en anderen te helpen.
Dit beleidsplan is een richtinggevend kader voor ruimtelijke plannen, voor het afgeven van omgevingsvergunningen voor risicobedrijven en het afgeven van omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten. De kaders zijn afgestemd op de Strategische visie 2030 van Venlo en de lokale bestuurlijke visie op veiligheid. Uitgangspunt was een brede afweging op bestuurlijk niveau waar alle relevante elementen een plaats hebben gekregen: veiligheid, doelmatig ruimtegebruik, stadsontwikkelingpotentieel en financiële argumenten.
In het plan wordt de situatie in Venlo beschouwd aan de hand van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi), Besluit transportroutes externe veiligheid (Bevt), Besluit externe veiligheid buisleidingen (bevb). In hoofdstuk 4 voor verder ingegaan op het beleidsplan door toepassing van de conclusies op het plangebied. Het beleidsplan vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
2.6 Welstandsnota Gemeente Venlo 2013
Voor de gemeente Venlo geldt de Welstandsnota gemeente Venlo 2013. De kernopgave van de welstandsnota is het waarborgen van de kwaliteit van de verschijningsvorm van bouwwerken door het vaststellen van welstandskaders. Het doel van de actualisatie is:
- Meer vrijheid en verantwoordelijkheid geven aan de burgers en bedrijven van Venlo.
- Een sneller en slagvaardiger uitgevoerd welstandsbeleid en een betere dienstverlening.
- Verbetering van de toegankelijkheid van de welstandsnota en daarmee betrokkenheid creëren van burgers en bedrijven bij de kwaliteit van hun directe fysieke leefomgeving.
- Betere regie op de verschijningsvorm voor een aantrekkelijke fysieke leefomgeving.
De welstandsnota gaat over het duurzaam bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Venlo. Het gemeentebestuur doet dit niet door het in absolute zin vastleggen van criteria en richtlijnen waaraan toekomstige ontwikkelingen moeten voldoen (uitgezonderd de sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken). Absolute criteria leveren slechts één maximaal mogelijk resultaat op. Relatieve criteria bieden de intiatiefnemer meer vrijheid en flexibiliteit. Daarom wordt de welstands advisering voor een groot deel uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Deze criteria schrijven voor op welke aspecten de welstandsbeoordeling van de bouwaanvraag plaatsvindt, maar laat initiatiefnemers ruimte zelf invulling te geven aan deze aspecten binnen het welstandskader. Eigen aan het gebruik van dergelijke relatieve criteria is dat zij niet uitkomen op één maximaal resultaat maar meerdere uitkomsten mogelijk maken.
Het plangebied is gelegen binnen het welstandsgebied 'Trade Port Oost'. Trade Port Oost ligt tegenover ZON Fresh Park in een oksel van verkeersknooppunt Zaarderheiken. Trade Port Oost biedt plaats aan kleine en middelgrote bedrijven in de categorieën handel, industrie, logistiek en agribusiness. De hoofdontsluiting annex centrale as vormt de drager van het gebied. Het beeld van het gebied wordt gevormd door de bebouwing maar ook door de groenzone rondom. De bebouwing langs de centrale as heeft een modern en hoogwaardig karakter. Het gebied heeft een externe uitstraling langs de Venrayseweg en met name aan de A76: het beeld draagt op deze strategische plek bij aan de identiteit van Venlo als economische kracht.
Voor 'Trade Port Oost' is een apart beeldkwaliteitplan vastgesteld. Het plangebied is gelegen binnen 'deelgebied 3', zoals aangegeven op onderstaande afbeelding.
Figuur 5: uitsnede beeldkwaliteitplan Trade Port Oost
Deelgebied 3 betreft het meest representatieve gedeelte van het bedrijventerrein. De bedrijven hebben een alzijdige uitstraling zowel gericht naar de interne ontsluitingsstructuur als naar de snelweg. Er wordt op deze locatie een hoge stedenbouwkundig-architectonische kwaliteit verwacht als het visitekaartje van Trade Port Oost. De gebouwen mogen een modern, hoogwaardige karakter hebben, opdat zij de interactie aangaan met het meer natuurlijke retentiegebied.
De welstandsnota heeft geen invloed op het verwijderen van de mogelijkheid voor het realiseren van een casino binnen het Kazernekwartier. Dit betreft uitsluitend een functiewijziging. De bouwmogelijkheden blijven ongewijzigd.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Holland Casino is in de huidige situatie gevestigd aan de Magalhaesweg 4 te Venlo. Op 1 september 2015 is de voorlopige bestemming voor deze locatie verlopen. Na deze datum wordt het gebruik als casino gedoogd aangezien zicht is op een definitieve vestiging elders in de gemeente Venlo, hetgeen met het voorliggende bestemmingsplan wordt beoogd.
De mogelijkheid om een casino binnen het Kazernekwartier te realiseren wordt middels dit bestemmingsplan verwijderd.
3.1 Nieuwe Locatie 'Trade Port Oost'
Onderstaand is het proces om te komen tot een definitieve locatie nader beschreven, waarbij tegelijkertijd de motivering van de 'actuele regionale behoefte' een belangrijke rol speelt. Deze beschrijving vormt de motivatie zoals bedoeld in trede 1 van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (LDV). Aansluitend is de locatiekeuze op Trade Port Oost nader toegelicht, mede vanuit een beleidsmatige context en de voorwaarden die aan de initiatiefnemer zijn opgelegd. Deze toelichting vormt de motivatie zoals bedoeld in trede 2 en 3 van de LDV, alsmede de voorwaarden die vanuit het provinciale dynamisch voorraadbeheer hieraan zijn toegevoegd.
3.1.1 Actuele regionale behoefte en locatiekenmerken
Uit de handreiking van de LDV: 'Trede 1, U bepaalt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief). Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien: eventuele andere initiatieven in de regio kunnen immers al (deels) de regionale ruimtevraag dekken. Ook leegstand van betreffende voorzieningen speelt een rol in de bepaling van de vraag. Wanneer de regionale ruimtevraag in beeld is, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.'
Een technisch antwoord ter motivering is eenvoudig en duidelijk: het betreft de feitelijke verplaatsing van een bestaande voorziening, die in de afgelopen 10 jaar bewezen heeft in een regionale behoefte te voorzien. In de directe omgeving of de regio wordt niet anderszins in de behoefte voorzien, omdat de casinomarkt streng wordt gereguleerd door een licentiesysteem van het Rijk. De Wet op de Kansspelen in combinatie met de Beschikking Casinospelen 1996 leiden tot een op de vraag afgestemd aanbod verspreid over Nederland, met een specifieke toewijzing van speelcasino's aan individuele gemeenten. In deze regio –ruimer dan Noord-Limburg- is dat alleen Venlo, andere gemeenten in het zuidoosten zijn Nijmegen, Eindhoven en Valkenburg. De AmvB biedt daarnaast geen mogelijkheid via een wijzigingsbevoegdheid of iets dergelijks om het recht op het organiseren van speelcasino's aan andere gemeenten toe te kennen. Dit kan alleen door het aanpassen van de AmvB, hetgeen een langdurig proces langs de Ministerraad en de Raad van State vereist en in enkele gevallen ook een gang door Eerste en Tweede Kamer. In de regio is én kan dus niet worden voorzien in de betreffende behoefte, tenzij de Beschikking Casinospelen 1996 wordt aangepast door het Rijk.
Om een kwalitatief antwoord te kunnen geven op de vraag of er een actuele regionale behoefte bestaat, is echter een verdiepingsslag noodzakelijk. De doorontwikkeling van de bedrijfsstrategie van Holland Casino in de periode 2004-2015 speelt hierin een belangrijke rol. Bij de start van het zoekproces voor een definitieve vestiging richtte Holland Casino zich op een breed publiek. Een bezoek aan het casino maakte onderdeel uit van een 'compleet avondje uit' en moest kunnen worden gecombineerd met het bezoek aan andere voorzieningen, zoals restaurants, bioscoop, café, theater etc. De enige logische locatie voor de definitieve vestiging was dan ook het stedelijk centrum van Venlo. De bezoeker komt immers in gelijke mate voor Holland Casino én voor Venlo.
In periode 2004 tot 2013 zijn een drietal locaties in het stedelijk centrum uitvoerig bestudeerd, diepgaande onderzoeken uitgevoerd en concrete stappen ondernomen om tot realisatie over te gaan.
- 1. Van 2004 tot 2006 was een locatie in de gebiedsontwikkeling Maasboulevard de voorkeurslocatie in samenhang met de herontwikkeling van theater de Maaspoort. Na uitvoerige massa- en maquettestudies bleek echter dat een casino qua ruimtebeslag niet inpasbaar was met het programma van het vernieuwde theater.
- 2. In 2005 werd voor het gebied Q4 -direct ten noorden van het theater de Maaspoort- een wijkontwikkelingsplan vastgesteld. De herontwikkeling had mede tot doel om het voorzieningenaanbod in Q4 te verbreden, waarvan nieuwe impulsen konden uitgaan voor de gehele herontwikkeling. Op het moment dat het plan voor een casino in de Maasboulevard onmogelijk bleek, werd de vestiging in Q4 als een grote kans binnengehaald. In eerste instantie is onderzocht of het casino op het noordelijk deel van het Nolensplein kon worden gerealiseerd. De draagkracht van de onderliggende parkeerkelder bleek echter onvoldoende, waardoor deze locatie financieel onhaalbaar werd. Vervolgens richtte de planvorming zich op het Blok van Gendt, direct ten noorden van het Nolensplein. De omvang van de plannen, de verwachte verkeersaantrekkende werking en nieuwe normen en wetgeving met betrekking tot luchtkwaliteit leidde tot de noodzaak om een milieueffectrapportage op te stellen en procedure te doorlopen. Uiteindelijk bleek in 2009 ook deze locatie niet haalbaar, in hoofdzaak om te kunnen voldoen aan de luchtkwaliteitseisen. Ook was er maatschappelijke weerstand ontstaan, die zich verenigd hadden in een actiegroep.
- 3. De vrijgekomen Frederik Hendrik Kazerne recht tegenover de binnenstad van Venlo aan de overzijde van de Maas bood een goed alternatief. Als uitkomst van diverse gesprekken met de 'stad' is besloten het kazerneterrein te herontwikkelen voor grootschalige leisure-voorzieningen in combinatie met zakelijke dienstverlening en onderwijs. Holland Casino paste binnen dit profiel en werd één van de trekkers in de gebiedsontwikkeling. Ook voor deze locatie zijn in de periode 2010-2013 vergaande plannen uitgewerkt tot het niveau van een voorlopig ontwerp, zelfs toen andere trekkers op het gebied van onderwijs en sport kwamen te vervallen. De bouw werd vervolgens nog meegenomen in een brede aanbestedingsprocedure voor de gunning van de ontwikkeling van het planonderdeel de Lijn, die uiteindelijk voortijdig is beëindigd.
In 2014 zag Holland Casino zich echter genoodzaakt om de bedrijfsstrategie te herijken. De aanstaande verzelfstandiging en de concurrentie met andere leisure-voorzieningen noopte tot een grondige analyse. Belangrijke vragen daarbij waren: welke rol vervult het casino in het huidige en toekomstige leisure-landschap, hoe zorgen we voor een duurzaam toekomstperspectief voor onze bedrijfsvoering en tot slot welke eisen stelt dat aan een nieuwe locatie? Het antwoord op deze vragen leidde tot een bijgestelde bedrijfsstrategie: Holland Casino gaat zich voor een duurzaam toekomstperspectief vooral richten op de frequente bezoeker en daaraan gekoppeld op innovaties in het spel. Dat betekent dat de wens van de frequente bezoeker of de échte casinospeler centraal komt te staan voor de locatiekeuze. De frequente bezoeker blijkt heel gericht naar het casino te komen en hecht veel minder waarde aan de mogelijkheid om ook andere stedelijke voorzieningen te kunnen bezoeken. De bezoeker komt primair voor Holland Casino. Het gedrag is vergelijkbaar met bezoekers van grote saunacomplexen of grote perifere detailhandel formules, zoals een IKEA. De uitdrukkelijke voorkeur gaat dan ook uit naar een goede autobereikbaarheid en ruime en gratis parkeermogelijkheden op een zichtlocatie aan de snelweg.
De bezoekersaantallen van Holland Casino laten in 2014 en 2015 een stijgende lijn zien. De grootste stijging is toe te schrijven aan de terugkerende bezoeker. Sinds 2014 is bij Holland Casino weer sprake van een lichte omzetgroei en een winst. De nieuwe strategie werpt zijn vruchten af. Het herstel zette bij de vestiging in Venlo eerder in dan elders, bleek uit een praktijkvergelijk tussen de huidige vestiging in Venlo aan de snelweg en vergelijkbare casino's in het grensgebied met Duitsland. De casino's van Nijmegen en Valkenburg op een centrumlocatie worden door de frequente casinospeler duidelijk minder vaak bezocht met ongewenste effecten op de exploitatie. Op grond van diverse rekenexercities wordt een nieuwe locatie in het stedelijk centrum, afwijkend van de voorkeuren van de frequente casinobezoeker en de bedrijfsresultaten over 2014 en 2015, te risicovol geacht voor een gezonde lange termijn exploitatie.
Samenvattend moet dan ook worden geconstateerd dat de kwalitatieve beantwoording van de vraag of er een actuele regionale behoefte bestaat nu en in de nabije toekomst, niet los kan worden gezien van de omgeving waarin deze gelegen is. In de regio is een actuele regionale behoefte als de nieuwe locatie voldoet aan wensen van de frequente bezoeker van het casino.
Het College ziet zich dan ook voor een moeilijke keuze geplaatst. Vasthouden aan het vigerende ruimtelijk beleid ten aanzien van grootstedelijke voorzieningen of een uitzondering maken op basis van een veranderende behoefte van de markt. In het eerste geval betekent dat vasthouden aan een locatie in het stedelijk centrum, omdat het daar in samenhang met andere voorzieningen de grootste meerwaarde zou hebben. Zoals vastgelegd in de Visie Stedelijk Centrum, de Ruimtelijke Structuurvisie en in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. Dit zou waarschijnlijk tot een negatieve investeringsbeslissing leiden. In de afweging is meegenomen dat de gemeente, maar ook de regio, hiermee een onderscheidende leisure-voorziening zal verliezen voor bewoners en bezoekers. Daarnaast heeft Holland Casino in de tijdelijke huisvesting ook een aanzienlijke werkgelegenheid gecreëerd van circa 250 banen, waarvan 50% binnen 30 rijminuten. Voor een deel is dat ook unieke werkgelegenheid, waarvoor geldt dat het verlies van deze specifieke werkgelegenheid groter is dan enkel de arbeidsplaatsen. Immers werknemers die graag in het vak blijven zullen (met hun gezin) al snel verhuizen naar een regio met een casino.
Het College heeft dan ook besloten medewerking te verlenen aan een vestiging buiten het stedelijk centrum aan de snelweg, mede gesteund door een raadsmotie welke zich met name richt op het behoud van werkgelegenheid. In de Visie Stedelijk Centrum wordt deze uitzonderingsmogelijkheid dan ook geboden, indien een grootstedelijke voorziening ruimtelijk of zoals in het voorliggende geval bedrijfseconomisch niet inpasbaar is.
3.1.2 Locatiekeuze
Uit de handreiking van de LDV: 'Trede 2, kan de beoogde ontwikkeling plaatsvinden binnen het stedelijk gebied door een andere bestemming van een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden? Als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, is trede 3 aan de orde. De gebruiker wordt geholpen om de meest duurzame ruimte te vinden voor verstedelijking buiten het (bestaand) stedelijk gebied. Het (potentiële) aanbod aan modaliteiten is sturend.' Hieruit blijkt duidelijk het doel van de ladder: het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik. Een gezamenlijk doel van Rijk, provincie en gemeente.
De provincie heeft middels dynamisch voorraadbeheer de ladder nader vormgegeven en middels de verordening een aanvullende prioriteit gesteld. Bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, worden tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen onderzocht. Middels dynamisch voorraadbeheer stuurt de provincie op het creëren van een gezonde planvoorraad en tegelijkertijd op het terugdringen van de kwalitatieve mis match tussen vraag en aanbod. Er is namelijk geen behoefte aan meer van hetzelfde, er is juist behoefte aan andere kwaliteit. Waar de behoefte aan kwantitatieve groei is weggevallen, is stilstand geen optie. Blijvende vernieuwing en innovatie mag niet in gevaar komen. Dynamiek is nodig om de omslag naar gewenste kwaliteit te maken. De sleutel ligt in dynamisch voorraadbeheer. Daarbij maken gemeenten en Provincie op regionaal niveau afspraken over gezamenlijke ambities, opgaven, principes en werkwijze. De verplaatsing van Holland Casino is op de bestuurlijke regiotafel Ruimte van 6 oktober 2015 besproken.
Ook op gemeentelijk niveau is de LDV vertaald in de Ruimtelijke Structuurvisie. In de gemeente Venlo zijn ruim voldoende locaties binnen de 'contouren stedelijk en dorpsgebied' voor nieuwe stedelijke functies. Stedelijke ontwikkelingen buiten de contour zijn in beginsel dan ook uitgesloten, uitzonderingen worden gemaakt voor bebouwing met cultuurhistorische waarden.
Samenvattend moet een locatie aan de snelweg gelegen zijn binnen de contouren van het bestaand stedelijk gebied en dient prioriteit te worden gegeven aan hergebruik van monumenten of beeldbepalende panden. Voor de gemeente Venlo en initiatiefnemer is beschikbaarheid op korte termijn van belang, gezien de gedoogsituatie en het vereiste vooruitzicht op een definitieve locatie. De initiatiefnemer heeft daarnaast een voorkeur voor een zichtlocatie aan de snelweg A67.
De voorkeur van Holland Casino is gebaseerd op onderzoek onder de huidige bezoekers. De aantrekkingskracht van Holland Casino Venlo op de Duitse markt is een belangrijke pijler onder het succes van deze vestiging. Een derde van de bezoeken wordt gebracht door Duitse gasten. Aangezien de Duitse gasten ook nog bovengemiddeld besteden, zorgen zij voor 50% van de omzet. Ruim 70% van de VIP's in Venlo heeft de Duitse nationaliteit. Het belang van deze doelgroep is daarmee evident. De frequente Duitse bezoekers van Holland Casino benaderen Venlo hoofdzakelijk via de A67. De zichtbaarheid vanaf de snelweg draagt daarnaast bij aan het mentaal verkorten van de afstand tot je bestemming. Het zien van de bestemming creëert het gevoel van zijn.
Door en om Venlo liggen een drietal snelwegen, de A67, A73 en A74. Aan of op korte afstand van deze snelwegen is geen monument of beeldbepalend pand gelegen, Beschikbaarheid en inpasbaarheid spelen dan ook verder geen rol. Binnen de contour 'stedelijk gebied' is slechts één locatie beschikbaar die op korte termijn beschikbaar is en als een plus ook nog aan de wensen van de initiatiefnemer kan voldoen. De voormalige WTC-locatie op de Trade Port Oost aan de A67, nabij knooppunt Zaarderheiken. De locatie ligt aan de zuidelijke rand van het bedrijventerrein met een profiel van luxe groothandelsbedrijven en lichte industrie. Dit komt ook tot uitdrukking in de uitstraling en representativiteit van het bedrijventerrein, met veel aandacht voor architectuur en de kwaliteit van de openbare ruimte. Het kavel is tot op heden niet tot ontwikkeling gekomen, ondanks eerdere plannen van een initiatiefnemer voor een WTC Venlo met kantoor- en congresfaciliteiten. Na het afhaken van de initiatiefnemer ten tijde van de economische crisis heeft het terrein gediend als tijdelijk zanddepot. Voor het kavel is door het (boven)regionale bedrijfsleven geen interesse getoond, mede door de beperkte omvang, de onhandige vorm van het kavel en de benodigde representativiteit naar de A67.
Het College ziet zich opnieuw geplaatst voor een moeilijke keuze. Vasthouden aan het beoogde gebruik als bedrijventerrein of het kavel het beschikbaar stellen als definitieve vestigingslocatie voor het casino. Indien het College vasthoudt aan het beoogde gebruik als bedrijventerrein zal een locatie buiten de contour moeten worden gevonden, hetgeen eveneens niet als wenselijk wordt gezien.
Het College heeft dan ook besloten het betreffende kavel onder voorwaarden beschikbaar te stellen voor het casino. De raad is hierover in maart 2015 middels Raadsinformatiebrief 2015/21 geïnformeerd. In de afweging is naast voorgaande argumentatie, de volgende locatie-specifieke afweging gemaakt. Het kavel is weinig courant voor de (boven)regionale bedrijvigheid door vorm en omvang, naar verwachting zal de vestiging van een casino geen beperkingen opleggen aan de omliggende bedrijvigheid en tenslotte heeft de verplaatsing een marginale effect op de beschikbare ruimte voor bedrijven. Immers de huidige locatie op Trade Port West komt weer beschikbaar als bedrijfskavel op een aantrekkelijke zichtlocatie.
Het College heeft ook randvoorwaarden gesteld aan de ontwikkeling op deze positie.
- 1. Op de eerste plaats dient het volledige kavel tot ontwikkeling te worden gebracht en daarmee kan de ontwikkeling van bedrijventerrein Trade Port Oost worden afgerond.
- 2. Het kavel is eigendom van de gemeente Venlo en wordt verkocht als een binnenstedelijke locatie voor leisure-voorzieningen met een overeenkomstige m²-prijs, uitdrukkelijk geen bedrijventerreintarief.
- 3. Holland Casino dient de zichtbaarheid van de locatie aan de A67 te benutten. Het hoogteverschil met de naastgelegen snelweg is ruim 6 meter, dit vereist een minimale bouwhoogte van 15 meter om een goede zichtbaarheid van het gebouw aan de snelweg te garanderen.
- 4. Het gebouw dient een iconische uitstraling te hebben en een landmark te vormen aan de poort van het land en de regio. Dit sluit aan bij de gewenste kwaliteit zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan en de welstandsnota.
- 5. Het 'Cradle2Cradle' concept dient binnen de plannen een prominente plek te krijgen. Holland Casino heeft reeds een inspiratiesessie bij het Cradle-2-Cradle expolab gevolgd en neemt de uitgangspunten mee bij de architectenselectie.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn de voorwaarden 1 en 3 meegenomen. Voor het nieuwe gebouw Holland Casino zijn nog geen concrete bouwtekeningen voorhanden. De verdere uitwerking van deze randvoorwaarden op gebouw- en perceelsniveau zal plaatsvinden in het kader van de aanvraag voor een omgevingsvergunning en de behandeling in de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. De overige voorwaarden worden in de onderhandeling en privaatrechtelijke overeenkomsten met Holland Casino meegenomen.
3.2 Planbeschrijving
De locatie ligt op het bedrijventerrein Trade Port Oost aan de Floralaan, kadastraal bekend als gemeente Venlo, sectie V, nummers 514 en 515. De grootte van de kavels bedraagt gezamenlijk bedraagt ruim 2,8 hectare. Ten noorden is het veilingcomplex 'Fresh Park Venlo' gelegen. Ten noordwesten van het plangebied ligt Greenpark Venlo, waarbij de nadruk ligt op innovatie, interdisciplinaire samenwerking en duurzaamheid. Aan de westzijde van het plangebied is het klaverblad Zaarderheiken een belangrijke schakel in de ontsluiting van het gehele werklandschap van Greenport Venlo. Ten zuiden wordt het plangebied begrensd door de A67.
Figuur 6: Overzichtkaartje plangebied
Het casinogebouw zal bestaan uit 6 bouwlagen, dat wordt gerealiseerd binnen het bestaande bouwvlak. De maximale brutovloeroppervlakte van het casino bedraagt 11.000 m² en de maximale bouwhoogte is 50 meter. Ondersteunend aan het gebruik als casino worden tevens ondergeschikte horecavoorzieningen mogelijk gemaakt. Daarnaast is ondersteunende detailhandel tot maximaal 100 m² toegestaan. Deze detailhandel is uitsluitend bedoeld voor kleine etenswaren en merchandise van Holland Casino.
Een groei van 350.000 bezoekers van het casino op jaarbasis in de huidige situatie naar circa 490.000 wordt op de nieuwe locatie verwacht. Op de nieuwe locatie kan Holland Casino het gehele concept op een optimale wijze uitrollen. Het genoemde aantal bezoekers (of beter: aantal bezoeken) betreft de prognose uit de businesscase, waarbij de verwachting is dat dit aantal binnen enkele jaren kan worden bereikt op deze locatie.
De parkeervoorzieningen worden op maaiveld gerealiseerd. Hierbij is het uitgangspunt dat minimaal 550 parkeerplaatsen worden aangelegd. Voor een onderbouwing van het aantal parkeerplaatsen wordt verwezen naar paragraaf 4.15.
Het casino wordt ontsloten via de interne wegenstructuur binnen het plangebied. Vervolgens vindt de ontsluiting plaats via de A73 en de A67.
In het bestemmingsplan voor het Kazernekwartier is eveneens een casino met een maximale brutovloeroppervlakte van 10.000 m² mogelijk gemaakt, in lijn met het eerdere plan om het casino als onderdeel van deze gebiedsontwikkeling te realiseren. Gezien de voorgaande toelichting ten aanzien van regionale toewijzing zal van deze mogelijkheid nooit gebruik kunnen worden gemaakt. Daarom wordt deze optie in dit bestemmingsplan geschrapt.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is een belangrijk uitgangspunt in het gemeentelijke milieubeleid. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieu-doelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in de planvormingsproces meegewogen.
Een duurzame ontwikkeling van de gemeente Venlo is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.
De uitgevoerde onderzoeken hebben uitsluitend betrekking op de nieuwe locatie voor Holland Casino. Voor het verwijderen van de mogelijkheid van het realiseren van een casino binnen het Kazernekwartier zijn geen aanvullende onderzoeken noodzakelijk.
4.2 Milieueffectrapportage
4.2.1 Algemeen
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van 'woonwijken' de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, recreatieve ontwikkelingen etc. Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) moet worden getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (C-lijst bij het Besluit m.e.r.) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (D-lijst bij Besluit m.e.r.). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen. Boven de drempel geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Onder de drempel dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling gedaan te worden. Dit laatste houdt in een vergewisplicht of inderdaad geen sprake is van aanzienlijke milieugevolgen, op basis van de kenmerken van de activiteit (omvang, cumulatie e.d.), de kenmerken van de locatie van de activiteit in relatie tot de kwetsbaarheid van de omgeving en de kenmerken van de mogelijke gevolgen van de activiteit op de omgeving.
4.2.2 Stedelijk ontwikkelingsproject
Op de C-lijst zijn geen projecten opgenomen waaronder een casino valt of kan vallen. Op de D-lijst wel. Categorie D 11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. betreft een stedelijke ontwikkelingsproject. Volgens de Nota van toelichting (blz. 51, Stb. 2011, 102) kan het bij een stedelijk ontwikkelingsproject gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Wat "stedelijke ontwikkeling" inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Van belang hierbij is of er per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld een woonwijk wordt afgebroken en er komt een nieuwe voor in de plaats, zal dit in de regel per saldo geen of weinig milieugevolgen hebben. Bij een uitbreiding zal er eerder sprake kunnen zijn van aanzienlijke gevolgen (ABRvS, 9 januari 2013 LJN: 201108126/1/R2). Een casino is voor wat betreft de uitstraling vergelijkbaar met een bioscoop of theater die worden genoemd als voorbeeld van een stedelijk ontwikkelingsproject. Dit betekent dat er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject.
De volgende voorwaarden zijn gekoppeld aan de stedelijke ontwikkeling in onderdeel D, categorie II.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r.:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
De realisatie van het casino valt niet binnen bovengenoemde drempelvoorwaarden.
Omdat het project ruimschoots beneden deze drempelwaarden blijft, kan volstaan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Terzijde wordt opgemerkt dat het project niet valt onder categorie D 10 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Hieronder vallen de aanleg, wijziging of uitbreiding van o.a. skihellingen, jachthavens, vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones, permanente kampeer- en caravanterreinen of themaparken. Dit betreft grootschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen of recreatieve complexen (themapark, jachthaven). Een casino is geen verblijfsrecreatieve voorziening en ook geen recreatief complex, maar een op zichzelf staand gebouw voor ontspanningsactiviteiten, vergelijkbaar met een bioscoop of theater, zoals hierboven aangegeven. Overnachting is niet aan de orde en het betreft ook geen grootschalige recreatieve voorziening.
4.2.3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Ook indien de ontwikkeling onder de drempelwaarden van onderdeel D blijft, is een beoordeling noodzakelijk. Dit wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling genoemd. Daarbij dient aan de hand van de volgende aspecten te worden beoordeeld of de activiteit inderdaad geen aanzienlijke milieugevolgen kan hebben:
- a. de kenmerken van de activiteit (aard, omvang, cumulatie met andere ontwikkelingen);
- b. de locatie van de activiteit (kenmerken van het plangebied en de kwetsbaarheid van de omgeving);
- c. de mogelijke gevolgen van de activiteit.
De nieuwe locatie van het casino is bestemd voor een bedrijventerrein en gelegen direct naast het knooppunt van twee drukke autosnelwegen (A67 en A73). In de huidige situatie is een bedrijf in de categorie 1 tot en met 4-5 is toegestaan. De rest van het bedrijventerrein is reeds gevuld met bedrijven, in hoge milieucategorieën. Een casino betreft een categorie 2-inrichting met als grootste effectafstand een afstand van 30 meter voor het aspect geluid. Dat betekent dat de maximale milieucategorie op deze locatie fors afneemt.
Het belangrijkste gevolg van het casino is de verkeersaantrekkende werking (verkeersbewegingen, parkeren). Het bedrijventerrein en de ontsluiting van het plangebied zijn toegesneden op de verwachte verkeersaantallen. In de huidige situatie kon voorts sprake zijn van zware industrie met bijbehorende zwaar transportbewegingen. Omdat de bestemming 'Bedrijventerrein' komt te vervallen ten gunste van de bestemming 'Cultuur en ontspanning' is sprake van een verbetering voor de omgeving vanuit oogpunt van milieueffecten.
Er is geen sprake van een kwetsbare omgeving voor wat betreft gevoelige functies in relatie tot de hinderaspecten van het casino. In de omgeving van het plangebied zijjn geen gevoelige objecten, zoals woningen gesitueerd.
Gelet op de aard en gevolgen van de activiteiten (een casino met aanverwante activiteiten, met beperkte geluiduitstraling en verkeerseffecten, resulterende in een beperkte milieu-uitstraling) en de locatie daarvan (een bestaand bedrijventerrein met zware industrie, waarbij de milieucategorie wordt afgewaardeerd op de huidige locatie) is geen sprake van aanzienlijke milieugevolgen. Integendeel zelfs.
De uitgevoerde onderzoeken (bodem, luchtkwaliteit, archeologie en cultuurhistorie, externe veiligheid) tonen aan dat het realiseren van een casino op de locatie voldoet aan de wettelijke eisen en een verantwoorde situatie inhoudt vanuit milieuoogpunt. Om de flora en fauna voldoende bescherming te bieden is op basis van het ter zake uitgevoerde onderzoek een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels behorende bij dit bestemmingsplan. Daarmee worden eventuele effecten voorkomen.
De verrichte onderzoeken onderstrepen de conclusie dat geen sprake is van aanzienlijke milieueffecten en dat een milieueffectrapportage niet noodzakelijk is en geen meerwaarde heeft, bijvoorbeeld voor het bepalen van de wijze van uitvoering van het planvoornemen.
4.3 Bodemkwaliteit
4.3.1 Algemeen
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet op basis van artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het uitgangspunt is dat een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico mag opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Bij het opnemen van wijzigingsbevoegdheden kan die onderzoeksverplichting vooruit worden geschoven tot het moment van toepassing daarvan. Ook aan een afwijkingsbevoegdheid kan de voorwaarde worden verbonden dat een bodemonderzoek wordt uitgevoerd. Bij overige ruimtelijke besluiten is ook een inzicht in de bodemkwaliteit nodig op basis van artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht.
4.3.2 Bodembeheernota Venlo
In 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht geworden. In het Besluit bodemkwaliteit is een nieuw beleidskader opgenomen hoe om te gaan met verontreinigde grond en baggerspecie. Het besluit biedt de mogelijkheid om locale bodemambities vast te stellen. Hier heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo invulling aan gegeven door op 8 juni 2010 de Bodembeheernota, de bodemkwaliteitskaart en de geactualiseerde bodemfunctieklassenkaart vast te stellen. De bodemkwaliteitskaart beschrijft de bodemkwaliteit van de binnen Venlo te onderscheiden gebieden.
4.3.3 Conclusie
In 2008 is een bodemgeschiktheidsverklaring afgegeven met betrekking tot gronden. Voor zover bekend zijn er geen tussentijdse omstandigheden geweest die aanleiding geven voor een andere conclusie. Om deze reden is uitsluitend een historisch bodemonderzoek uitgevoerd (Econsultancy, historisch bodemonderzoek plangebied Holland Casino te Trade Port Oost, d.d. 8 juni 2015). Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Er zijn geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de onderzoekslocatie te verwachten. Op basis van het vooronderzoek, de terreininspectie en het zintuiglijk bodemonderzoek kan gesteld worden dat er milieuhygiënisch géén belemmeringen bestaan voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie. De onderzoeksresultaten geven géén aanleiding voor verder bodemonderzoek dan wel een bodemonderzoek op analytische grondslag.
Indien bij de bouw de grond wordt geroerd, verplaatst en/of van de locatie wordt afgevoerd, dan moet rekening gehouden worden met de Wet bodembescherming en /of het Besluit bodemkwaliteit.
4.4 Geluidhinder
4.4.1 Algemeen
Ten aanzien van geluid kunnen de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing zijn. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen. Indien een bestemmingsplan of wijzigingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.4.2 Conclusie
In dit geval is geen sprake van een gezoneerd industrieterrein. Een casino is voorts geen gevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder. Aan de andere kant kan het casino wel voor overlast zorgen in verband met extra verkeersbewegingen van bezoekers en medewerkers van het casino. Vanuit een goede ruimtelijke ordening moet in dit verband een (belangen)afweging plaatsvinden. In de directe omgeving van het plangebied is een bedrijfswoning gelegen aan de Horsterweg. Deze woning is op ruim 200 meter afstand van het plangebied gelegen. Doordat de verkeersafwikkeling zal plaatsvinden via de Venrayseweg in de richting van de A73/A67 en gezien de afstand tot het plangebied, zal de bedrijfswoning geen geluidsoverlast ervaren door de realisatie van het casino. Het aspect geluid heeft dus geen invloed op het planvoornemen. Overigens brengt het planvoornemen voor wat betreft het aspect geluid ook geen wijziging in de reeds toegestane en bestaande situatie voor wat betreft de infrastructuur en verkeersontsluiting van het bedrijventerrein.
4.5 Luchtkwaliteit
4.5.1 Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.
Nederland kan vooralsnog niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diversie regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die "niet in betekenende mate? (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor een aantal functies (onder andere woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als aan de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Een casino (cultuur en ontspanning) is geen gevoelige bestemming in het kader van luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit is dan ook niet van toepassing op onderhavig planvoornemen. De functiewijziging kan echter wel leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit voor de omgeving. Om deze reden is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (Windmill, Luchtkwaliteitsonderzoek ten behoeve van inpassingsmogelijkheden van een Casino ter plaatse van Trade Port Oost te Venlo, d.d. 5 juni 2015). Dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
4.5.2 Conclusie
Doel van het onderzoek is het inzichtelijk maken van de stikstofdioxide-immissie en de (zeer)fijn stof immissie als gevolg van de activiteiten die binnen het plangebied kunnen plaatsvinden en deze immissieconcentraties te toetsen aan de geldende normstelling van de Wet milieubeheer. Van de in de Wet milieubeheer genoemde stoffen zijn de stoffen stikstofdioxide en (zeer)fijn stof het meest kritisch. Indien deze stoffen voldoen aan de daarvoor geldende grenswaarden, leiden de overige stoffen eveneens tot geen overschrijdingen van de normstelling van de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer.
De emissies vanwege de activiteiten die binnen het plangebied kunnen worden ontwikkeld zijn berekend aan de hand van emissiefactoren uit de literatuur. De toetsingswaarden volgen uit de Wet milieubeheer. Met een verspreidingsmodel is de immissie in de omgeving van de inrichting berekend. Bij de toetsing van fijn stof zijn de achtergrondconcentraties gecorrigeerd voor het daarin aanwezige zeezout. Het onderzoek is uitgevoerd conform de van toepassing zijnde regels zoals die volgen uit de Wet milieubeheer.
Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat in alle immissiepunten ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden zoals deze gelden overeenkomstig de Wet milieubeheer. Dit geldt voor zowel de jaargemiddelde concentraties als het aantal overschrijdingen van de (24-/8-)uurgemiddelde concentratie. Voorgaande betekent dat de consequenties op het gebied van luchtkwaliteit geen belemmering vormen voor de realisatie van het plan.
4.6 Externe Veiligheid
4.6.1 Algemeen
Het uitgangspunt van wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van externe veiligheid is scheiding van kwetsbare functies en risicobronnen, waarmee men het volgende wil bereiken:
- bescherming van personen die zich bevinden in de nabijheid van een risicobron tegen de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen of ten gevolge van een ongeval met een vliegtuig op of nabij een luchthaven;
- bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijk ongeval met een groot aantal slachtoffers.
Voor de eerste doelstelling is het begrip 'plaatsgebonden risico' (PR) van belang. De norm voor het plaatsgebonden risico is 10-6, die als een contour om een risicovolle inrichting en aan weerszijden langs een transportroute of buisleiding ligt. Binnen die contour zijn ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Voor beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het BEVI geldt die norm als richtwaarde. Een soortgelijke normstelling en systematiek geldt voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en binnenwateren en via buisleidingen.
Bij de realisatie van de tweede doelstelling staat het begrip 'groepsrisico' (GR) centraal. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting, transportas waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en van een buisleiding waardoor die stoffen worden vervoerd, is op dat punt onderzoek nodig. Daaruit volgt een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar wel een oriënterende waarde, die als ijkpunt geldt bij het zoeken naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen.
Op grond van artikel 13 BEVI dient het bevoegd gezag bij nieuwe ruimtelijke plannen die nieuwe (kwetsbare) objecten mogelijk maken een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Een soortgelijke regeling geldt voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en binnenwateren en via buisleidingen.
Quickscan
In het kader van het onderzoek naar de inpassingsmogelijkheden van het nieuwe casino zijn de externe veiligheidsrisico’s ten gevolge van activiteiten in de directe omgeving geïnventariseerd (Windmill, Inventarisatie van de risico’s van het transport, het gebruik of de opslag van gevaarlijke stoffen ten behoeve van inpassingsmogelijkheden van een Casino ter plaatse van Trade Port Oost te Venlo 18 juni 2015).
Transport over water
Het plangebied bevindt zich niet binnen 200 meter van de Maas. Wel bevindt het plangebied zich binnen het invloedsgebied (1070 meter) van de Maas. Als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over vaarwegen gelden geen beperkingen voor het plan. Wel dient een beperkte verantwoording groepsrisico te worden uitgevoerd.
Transport over de weg
Het plangebied bevindt zich binnen 200 meter van de A67. Uit de telgegevens van Rijkswaterstaat volgt dat transporten GT4 of GT5 over de A67 ter hoogte van de planlocatie plaatsvinden. Uit de vuistregels blijkt dat de hoogte van het groepsrisico door toepassing van RBM II moeten worden bepaald. Daarnaast bevindt het plangebied zich binnen het invloedsgebied van de A73. De risico’s als gevolg van het transport over de A73 dienen derhalve meegewogen te worden in de beperkte verantwoordingsplicht groepsrisico.
Transport over spoor
Het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 210 meter ten oosten van de spoorlijn Venlo-Nijmegen en op circa 1100 meter van de spoorlijn Venlo-Eindhoven. Het spoorvak Venlo-Nijmegen is niet opgenomen in het Basisnet. Over deze spoorlijn vindt geen structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het spoorvak Venlo-Eindhoven is wel opgenomen in het Basisnet. Uit het Basisnet blijkt dat geen sprake is van een PR 10-6-risicocontour of een plasbrandaandachtsgebied. Op basis van de transporten op dit spoorvak geldt een invloedsgebied van 460 meter. Het plangebied ligt derhalve niet binnen het invloedsgebied van het spoor. De risico’s als gevolg van het transport over het spoor vormen derhalve geen belemmering voor de planlocatie.
Buisleidingen
Op basis van de risicokaart is geconstateerd dat binnen een afstand van 580 meter van het plangebied een aantal buisleidingen met gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Het betreft drie aardgastransportleidingen. Van deze drie aardgastransportleidingen reikt de inventarisatieafstand niet tot over de grens van het plangebied. Berekening van de invloed van het plan op de hoogte van het groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk. De risico’s als gevolg van het transport door bestaande buisleidingen vormen derhalve geen belemmering voor de planlocatie.
Inrichtingen
In de directe omgeving van het plangebied is sprake van een aantal inrichtingen waarbij externe veiligheid een rol speelt. Het plangebied is niet gelegen binnen een plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 van deze omliggende inrichtingen. De invloedsgebieden van de omliggende inrichtingen reiken niet tot over het plangebied. De risico’s als gevolg van inrichtingen vormen derhalve geen belemmering voor de planlocatie.
De invloed van het plangebied op de hoogte van het groepsrisico als gevolg van de transporten van gevaarlijke stoffen over de A67 dienen kwantitatief inzichtelijk te worden gemaakt. Bovendien is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied van de A73 en de Maas. Bij een beperkte verantwoording dient het bevoegd gezag in te gaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden van zelfredzaamheid.
Vervolgonderzoek
Uit de uitgevoerde quickscan is gebleken dat het plangebied zich bevindt binnen 200 meter van de A67 en dat de hoogte van het groepsrisico door toepassing van RBMII moet worden bepaald. In het vervolgonderzoek (Windmill, Onderzoek naar de externe veiligheidsrisico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg ten behoeve van inpassingsmogelijkheden van een Casino ter plaatse van Trade Port Oost te Venlo, d.d. 18 juni 2015) zijn de risico’s ten gevolge van de A67 geïnventariseerd en is beoordeeld of de genoemde risicobron mogelijk een belemmering vormt op de ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied.
4.6.2 Conclusie
Plaatsgebonden risico
De planlocatie is niet gelegen binnen de 10-6-plaatsgebonden risicocontour of het plasbrandaandachtsgebied. Het plaatsgebonden risico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A67 vormt derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling van het Holland Casino ter plaatse van Trade Port Oost te Venlo.
Groepsrisico
Het groepsrisico als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A67 ligt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Wel is sprake van een toename van de hoogte van het groepsrisico als gevolg van de planontwikkeling. Na planrealisatie is de hoogte van het groepsrisico groter dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Verantwoordingsplicht
Het plangebied is gelegen binnen een afstand van 200 meter van de A67. Volgens het Besluit externe veiligheid transportroutes (artikelen 7 en 8) moet het bevoegd gezag de verantwoordingsplicht invullen bij bestemmingsplanwijzigingen bij elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico ten gevolge van de ontwikkeling van het plangebied. Met het doorlopen van het traject van het verantwoorden, wordt specifiek ingezoomd op maatregelen die het risico en de gevolgen van een calamiteit met gevaarlijke stoffen verkleinen.
In het kader van deze verantwoording is de Veiligheidsregio Limburg Noord om advies gevraagd (artikel 9 Besluit externe veiligheid transportroutes). Dit advies is als bijlage bij deze toelichting opgenomen. Door de gemeente Venlo is tevens de verantwoordingsplicht ingevuld. Deze verantwoording van het groepsrisico is als bijlage opgenomen bij deze toelichting.
4.7 Milieuzonering
4.7.1 Algemeen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies:
- ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
4.7.2 Conclusie
Voor een casino geldt op grond van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de VNG een richtafstand van 30 meter (op basis van het hinderaspect geluid). Een casino is een categorie 2-inrichting. Omdat ter plaatse al sprake is van een behoorlijke milieubelasting (bedrijventerrein, snelweg A67 en knooppunt van snelwegen A67 en A73) kan gesproken worden van een gemengd gebied. De Handreiking beschouwt locaties direct langs hoofdinfrastructuur ook als gemengd gebied. Dat betekent dat de richtafstand met één afstandsstap kan worden verlaagd naar 10 meter.
In de directe omgeving van het te realiseren casino zijn geen gevoelige functies gelegen die overlast kunnen ervaren van het casino (zie daarover ook par. 4.2.3: het betreft een bestaand bedrijventerrein met zware industrie, waar de milieucategorie op de huidige locatie wordt afgewaardeerd). De dichtstbij gelegen gevoelige functie betreft een bedrijfswoning aan de Horsterweg op ruim 200 meter van het plangebied. Er wordt dus ruim voldoende afstand aangehouden tot gevoelige functies in de omgeving (zie ook par. 4.4).
De locatie ligt op enige afstand van de bestaande bedrijven op het bedrijventerrein. Het casino is geen gevoelige functie voor wat betreft geur, geluid en luchtkwaliteit. Wel is sprake van een (beperkt) kwetsbaar object gelet op de oppervlakte van het casino (meer dan 1.500 m2), met dien verstande dat bezoekers van het casino gemiddeld een (veel) kortere verblijfsduur kennen dan werknemers in een kantoorpand of bezoekers in een hotel. Voor wat betreft het aspect externe veiligheid wordt verwezen naar paragraaf 4.6 en naar de als Bijlage7 en 8 bijgevoegde onderzoeken, alsmede naar de verantwoording groepsrisico. Voor de omliggende bedrijven levert de vestiging van Holland Casino geen belemmeringen op voor de huidige bedrijfsvoering.
Vanuit oogpunt van milieuzonering zijn er dus geen bezwaren tegen de vestiging van Holland Casino op bedrijventerrein 'Trade Port Oost'.
4.8 Kabels En Leidingen
Binnen dan wel nabij het plangebied zijn geen kabels, leidingen of verbindingen aanwezig die planologische bescherming behoeven en/of van invloed zijn op onderhavig planvoornemen.
4.9 Archeologie
4.9.1 Algemeen
Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Het uitgangspunt hierbij is dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
figuur 7: uitsnede archeologische waardenkaart
De gemeente Venlo beschikt over een archeologische advies- en beleidskaart. Blijkens deze kaart is het westelijke gedeelte van het plangebied vrijgegeven. Voor het oostelijke gedeelte geldt een (middel)hoge en voor een klein gedeelte een zeer hoge archeologische verwachting. Om deze reden is archeologisch onderzoek uitgevoerd: Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Trade Port Oost, oksel A67 en A73 te Venlo (Econsultancy, M. Stiekema, rapport 15041355 d.d. 4 augustus 2015). Het onderzoek is als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan.
4.9.2 Conclusie
Het onderzoek laat zien dat het oostelijke terreingedeelte is gesitueerd ter plaatse van een oude Maasgeul en oorspronkelijk ca. 2.5 m lager lag dan nu. Door een ophoging circa 10 jaar geleden is het huidige maaiveld tot stand gekomen. De verkennende archeologische boringen laten zien dat in het onderzoeksgebied een 2,20 tot 3,10 m dik 'schoon' ophogingspakket aanwezig is. Daaronder bevindt zich een 0,55 tot 0,80 m dik verstoord niveau, gelegen op de ongestoorde natuurlijke ondergrond. Deze bevindt zich op een diepte van 2,80 tot 3,70 m onder het maaiveld. Het ontbreken van een bodem in de top van de natuurlijke ondergrond laat zien dat het gaat om de C-horizont en dat de oorspronkelijke bodem geheel is verstoord. Deze is hoogstwaarschijnlijk bij het aanbrengen van de ophoging opgenomen in het verstoorde (ophogings)pakket tussen de C-horizont en de ophoging. Gezien het ontbreken van een ongestoorde bodemopbouw onder het ophogingspakket moet de archeologische verwachting naar beneden worden bijgesteld tot laag en kan ook dit gedeelte van het plangebied worden vrijgegeven. Het aspect archeologie speelt hiermee geen rol meer binnen het plan.
4.10 Cultuurhistorie
4.10.1 Cultuurhistorische waardenkaart provincie Limburg
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Limburg zijn ten aanzien van de historische geografie de cultuurhistorische elementen en het cultuurlandschap weergegeven. Het plangebied is aangeduid als 'nieuw cultuurlandschap 1890-1990' en 'resterend onontgonnen gebied 1990'. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische bouwwerken of elementen aanwezig. Daarnaast loopt binnen het plangebied een gedeelte van een 'andere weg ouder dan 1806' en heeft een klein gedeelte van de gronden de aanduiding 'heide'. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische bouwwerken of elementen aanwezig.
4.10.2 Conclusie
De weg die is aangewezen als 'andere weg ouder dan 1806' is niet meer aanwezig binnen het plangebied. Het plangebied betreft nieuw cultuurland uit de periode 1890-1990 en resterend onontgonnen gebied uit 1990'. Op de meer gedetailleerde cultuurhistorische inventarisatiekaart van de gemeente Venlo is genoemde verdwenen weg eveneens aangegeven. Het westelijke gedeelte van het plangebied betreft een nu sterk veranderde jonge heideontginning. Het oostelijke gedeelte beslaat deels een sterk gewijzigd voormalig oud bosgebied en deels een Maasgeulontginning met overwegend onregelmatige verkaveling.
Binnen het plangebied of in de directe nabijheid daarvan zijn verder geen cultuurhistorisch waardevolle panden of elementen aanwezig. Gelet hierop mag aangenomen worden dat het plangebied cultuurhistorisch niet van belang is. Het aspect cultuurhistorie heeft geen invloed op onderhavig bestemmingsplan.
4.11 Flora En Fauna
4.11.1 Wettelijk kader
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet (Ffwet) in werking getreden. In deze wet is tevens soortenbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor Nederland geïmplementeerd. De Flora- en faunawet beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. De Flora- en faunawet gaat uit van het 'nee, tenzij'-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten. Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitat-richtlijn. Bij nieuwe ontwikkelingen dient voor de start van de werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Afhankelijk van de verlening van deze ontheffing kan een ontwikkeling doorgang vinden.
De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën.
- 1. beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese richtlijn. Dwingende reden van openbaar belang is geen reden om ontheffing te verlenen;
- 2. strikt beschermde soorten, waaronder soorten die op Bijlage IV van de Habitat-richtlijn voorkomen: voor deze soorten is alleen ontheffing mogelijk wanneer er een dwingende reden van groot openbaar belang is, alternatieve oplossingen ontbreken en er geen af-breuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort (tabel 3 Ffwet);
- 3. andere, niet algemeen voorkomende soorten, met uitzondering van beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk bij een gunstige staat van instandhouding van de soort (tabel 2 Ffwet);
- 4. beschermde, meer algemene soorten: voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht (tabel 1 Ffwet).
Voor algemeen beschermde soorten geldt dat ontheffing niet meer behoeft te worden aangevraagd. Er geldt voor deze groep echter wel een zorgplicht. Dit houdt in dat voldoende zorg in acht moet worden genomen voor deze soorten en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkelingen gezorgd moet worden dat beschermde dieren niet gedood worden en dat beschermde planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Voor een andere groep geldt dat geen ontheffing nodig is als gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn.
Tenslotte is er een groep soorten, bestaande uit soorten die op de Habitatrichtlijn Bijlage IV staan en een aantal andere, aangewezen soorten (waaronder alle vogelsoorten), waarvoor een ontheffing altijd nodig is.
4.11.2 Onderzoek flora en fauna
De locatie betreft een braakliggend terrein. Langs de zuid- en oostzijde is een groene strook aanwezig met bomen, struweel en oppervlaktewateren (greppel en wateropvangbekken). Ten behoeve van de ontwikkeling van het casino zullen de zandbulten en het groen verwijderd worden en mogelijk oppervlaktewateren worden gedempt. Nader onderzoek naar flora en fauna is daarom noodzakelijk.
Het flora en faunaonderzoek (Econsultancy, quickscan flora en fauna Trade Port Oost, oksel A67 en A73 te Venlo, d.d. 1 juni 2015) heeft tot doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens de Natuurbeschermingswet 1998 zijn beschermd, of deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland. Het onderzoek heeft daarnaast tot doel te onderzoeken of het plan uitvoerbaar is in de zin van de Wro. De uitgevoerde quickscan is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.
Het uitgevoerde flora en faunaonderzoek heeft betrekking op een groter gebied dan het uiteindelijke plangebied van dit bestemmingsplan.
De genoemde aspecten met betrekking tot de bever zijn niet van toepassing op dit bestemmingsplan. De bever komt namelijk voor langs waterloop ten oosten van de onderzoekslocatie, aan de andere zijde van de Venrayseweg.
Voor de Alpenwatersalamander dient nader veldonderzoek tijdens een geschikte periode meer duidelijkheid te verschaffen of deze soort aanwezig is, in welke aantallen en functies. Ten aanzien van de te verwachten algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Daarnaast kunnen maatregelen een negatief effect en daarmee overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van de potentiële vliegroute voor vleermuizen en het leefgebied van de bever op voorhand worden voorkomen. Geadviseerd wordt om de potentiële groeiplaatsen van rapunzelklokje te ontzien of te werken conform een goedgekeurde gedragscode flora en fau-
na. Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Flora- en faunawet wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.
De onderzoekslocatie is gelegen binnen de invloedssfeer van een gebied dat behoort tot de het Nationaal of Provinciaal Natuurnetwerk Nederland. Externe effecten op overige beschermde natuurgebieden, zoals het Natura 2000-gebied de Maasduinen, zijn, gelet op afstand tot de onderzoekslocatie en de aard van de ingreep, niet aan de orde. Econsultancy acht een vervolgonderzoek ten aanzien van de Natuurbeschermingswet 1998 niet noodzakelijk.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
4.11.3 Conclusie
Ten aanzien van de potentiële vliegroutefunctie van de vleermuis en het leefgebied van de bever kan een negatief effect door de ingreep op voorhand voorkomen worden door het inpassen van adequate maatregelen in de definitieve plannen. Geadviseerd wordt om de potentiële groeiplaatsen van het rapunzelklokje te ontzien of te werken conform een goedgekeurde gedragscode flora en fauna. Ten aanzien van de Alpenwatersalamander kan op basis van de nader te verkrijgen informatie worden bepaald of verstoring/overtreding door de ingrepen aan de orde is. De mogelijk aanwezige functies van de betreffende Alpenwatersalamander vormen echter geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging. Middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het eventueel aanvragen van een ontheffing kunnen de voorgenomen plannen alsnog worden uitgevoerd. Daarnaast dienen de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk op voorhand behouden te blijven. Is dit niet mogelijk wordt geadviseerd om een effectenonderzoek uit te voeren en in overleg te treden met de Provincie Limburg.
In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, die de tet beschermen flora en fauna vastlegt in de regels.
4.12 Natura2000-gebieden En Stikstof
4.12.1 Wettelijk kader
De gebiedsbescherming die uitgaat van Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in Natuurbeschermingswet 1998. In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dient onderzocht te worden of (significant) negatieve effecten zijn te verwachten op habitattypen in de omliggende Natura2000-gebieden zoals de Maasduinen. Er dient vooraf te worden aangetoond dat de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden niet zullen worden aangetast door ontwikkelingen die in het plan worden toegelaten.
4.12.2 Onderzoeken
Ten aanzien van de voorgestane ontwikkeling van het plangebied is daarbij met name stikstofdepositie een aandachtspunt. Hiervoor is een onderzoek uitgevoerd (Windmill, Onderzoek stikstofdepositie ten behoeve van inpassingsmogelijkheden van een Casino ter plaatse van Trade Port Oost te Venlo, d.d. 5 juni 2015).
4.12.3 Conclusie
Op het plangebied geldt nu de bestemming “Bedrijventerrein”. Voor de vestiging van een casino moet de bestemming worden gewijzigd. In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is de gewenste situatie gemodelleerd ten behoeve van de inpassingsmogelijkheden van een nieuw casino ter plaatse van het bedrijventerrein Trade Port Oost te Venlo.
Uit het onderzoek blijkt dat sprake is van een zeer lage bijdrage vanwege de beoogde situatie, zie onderstaande tabel. Significant negatieve gevolgen ter plaatse van de Natura 2000-gebieden vanwege de ontwikkeling zijn daarmee uit te sluiten.
4.13 Stedenbouwkundige Kwaliteit
Het plangebied van de nieuwe locatie voor Holland Casino betreft een belangrijke zichtlocatie aan een entree van Venlo en vormt in dat verband een visitekaartje voor dit gebied. Dit betekent dat relatief hoge eisen worden gesteld aan de beeldkwaliteit en stedenbouwkundige kwaliteit van het bouwplan. Het te realiseren gebouw draagt op deze plek immers bij aan de identiteit van Venlo en dient een hoogwaardige representatieve uitstraling te hebben.
Gelet op het voorgaande bevat het bestemmingsplan onder meer waarborgen ten aanzien van een minimale bouwhoogte. De overige randvoorwaarden ten aanzien van de uitstraling van het gebouw zullen met name bij de welstandstoets tot uitdrukking komen. Het gebouw zal in goed overleg met de gemeente Venlo ontworpen worden.
4.14 Rooilijnenbeleid
4.14.1 Rijkswaterstaat
Rijkswaterstaat hanteert het rooilijnenbeleid. Dit rooilijnenbeleid bestaat uit een bebouwingsvrije zone en een overlegzone. Langs rijkswegen, is de bebouwingsvrije zone het gebied tussen de 0 en 50 meter, gemeten uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan, incl. toe- en afrit.
De overlegzone langs rijkswegen is het gebied tussen de 50 en 100 meter, eveneens gemeten uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan, hiertoe behoren ook de toe- en afritten. In de overlegzone geldt een (be)bouw(ings)verbod met een afwijkingsbevoegdheid van Burgemeester en wethouders, na overleg met de wegbeheerder (Rijkswaterstaat).
Het rooilijnenbeleid is ingesteld met het oog op onder andere ruimte voor toekomstige uitbreidingen, leidingstroken, voor verkeersveiligheid en beperking milieuhygiënische hinder, geluidhinder en voor externe veiligheid. De bouwplannen worden getoetst op onder andere geluidsoverlast, externe veiligheid en afleidende verlichting en reclame voor de weggebruiker.
Het plangebied van de nieuwe locatie voor Holland Casino is gelegen op ruim 60 meter van de A67 (gemeten vanuit de as van de op- en afritten). Derhalve is het rooilijnenbeleid van Rijkswaterstaat ter plaatse van het plangebied aan de orde. Hiervoor is een vrijwaringszone op de verbeelding opgenomen, met hieraan een regeling gekoppeld.
4.14.2 Provincie Limburg
Het plangebied van de nieuwe locatie voor Holland Casino is gelegen ten zuiden van de Greenportlane. De Greenportlane betreft een provinciale weg. Volgens het provinciaal beleid geldt langs provinciale wegen een rooilijnenbeleid waarbij de zone tussen de 0 en 25 meter, gemeten uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan, waartoe ook op- en afritten behoren, bebouwingsvrij dient te blijven. In de zone tussen de 25 en 50 meter, gemeten uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan, waartoe ook toe- en afritten behoren, is bebouwing in beginsel toegestaan, nadat overleg is gepleegd met de wegbeheerder.
Het plangebied van de nieuwe locatie voor Holland Casino is op grote afstand van de Greenportlane gelegen (meer dan 2 km). Derhalve is het provinciale rooilijnenbeleid ter plaatse van het plangebied niet aan de orde.
4.15 Verkeer En Parkeren
4.15.1 Parkeren casino
De gemeente Venlo gaat uit van de parkeernormering die is opgenomen in de CROW (publicatie 317) "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie". Een casino is specifiek benoemd in deze publicatie. Uitgaande van de maximale parkeernormering dient per 100 m² bruto vloeroppervlak 6,0-7,0 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. Het casino krijgt een bruto vloeroppervlak van circa 8.000 m² met mogelijk een toekomstige uitbreiding naar 11.000 m².
Op eigen terrein dient voorzien te kunnen worden in maximaal 660 tot 770 parkeerplaatsen bij realisatie van 11.000 m² bruto vloeroppervlak. Vooralsnog wordt uitgegaan van circa 8.000 m² bruto vloeroppervlak. Hiervoor dient op eigen terrein voorzien te worden in 480 tot 560 parkeerplaatsen waarbij een uitbreiding naar 660 tot 770 parkeerplaatsen mogelijk is en blijft.
In het huidige plan wordt voorzien in 550 parkeerplaatsen op maaiveld waardoor voldaan wordt aan de parkeernorm voor een bruto vloeroppervlak van 8.000 m².
Voor de aanleg van 550 parkeerplaatsen is ongeveer 1,4 hectare grond nodig. Er is op het perceel, gelet op het bebouwingspercentage van maximaal 50%, voldoende onbebouwde ruimte om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Voor een toekomstige uitbreiding naar 11.000 m² dienen maximaal 770 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd te worden. Hiervoor is ongeveer 1,9 hectare grond nodig. Op het perceel kan, gelet op het bebouwingspercentage van maximaal 50%, voorzien worden in voldoende onbebouwde ruimte voor de aanleg van maximaal 770 parkeerplaatsen, al dan niet gestapeld.
4.15.2 Verkeer casino
Bij het berekenen van het aantal voertuigbewegingen is uitgegaan van een hoger aantal te verwachten bezoekers dan het ingeschatte aantal bezoekers in de toekomst. In het worstcasescenario is (iedere bezoeker bezoekt zelfstandig het casino per auto) sprake van een verkeersgeneratie van 2740 voertuigbewegingen per etmaal. In de praktijk blijkt dat vaak 2 tot 3 mensen in één auto het casino bezoeken. De pieken van de voertuigbewegingen vinden plaats buiten de reguliere bedrijfstijden op het bedrijventerrein, namelijk in de avonduren en weekenden. Het perceel ligt op een goed ontsloten bedrijventerrein, waar deze verkeersgeneratie op een goede wijze afgewikkeld kan worden.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw en bedrijventerreinen. Belangrijke thema's zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan te verantwoorden op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Dit is bepaald in artikel 3.1.6, eerste lid, sub b van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Dit hoofdstuk kan als zodanig beschouwd worden.
5.2 Watertoets
Zoals gezegd is de watertoets een verplicht onderdeel van elke planologische procedure. Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.
Het planvoornemen betreft de ontwikkeling van een casino. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen binnen het werkgebied van Waterschap Peel en Maasvallei. In het kader van de watertoets wordt onderhavige paragraaf dan ook om advies voorgelegd aan dit waterschap.
5.2.1 Waterbeleid
Het beleid ten aanzien van het aspect water komt in diverse beleidsdocumenten terug op verschillende schaalniveaus. Zo is er op zowel nationaal al provinciaal niveau een waterplan van kracht, dat uiteindelijk geland is in een waterbeheerplan van het verantwoordelijke waterschap, in dit geval Waterschap Peel en Maasvallei. Daarnaast beschikt het waterschap over andere relevante plannen met betrekking tot het aspect water. Deze plannen worden hierna besproken.
5.2.2 Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan (Ministerie van Verkeer & Waterstaat, 2009) heeft de status van een structuurvisie en is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het plan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Omdat ook voor de volgende generaties Nederland als veilig en welvarend waterland veiliggesteld moet worden, moet nu een oplossing worden gevonden ten aanzien van ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie, economie en een duurzaam waterbeheer.
Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Water levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en het behoud van biodiversiteit. Daarnaast kan water een belangrijke economische rol vervullen door gebruik voor transport, visserij en recreatie. Het doel is helder: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.
Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het dan ook van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Meer dan voorheen moet water bepalend zijn bij de besluitvorming. De mate waarin water bepalend is, hangt af van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid, en andere kenmerken in dat gebied.
Gemeenten en provincies wordt gevraagd het generieke beleid lokaal en regionaal te vertalen en vast te leggen in structuurvisies, bestemmingsplannen en waterplannen. Bij de planuitwerking van dit bestemmingsplan dient dan ook rekening te worden gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn, gericht op duurzaam waterbeheer.
5.2.3 Beleid Waterschap Peel en Maasvallei
Het waterschap Peel en Maasvallei heeft in haar waterbeheerplan vastgelegd hoe zij de waterkeringen en het regionale watersysteem op orde wil brengen en houden. Voor sommige onderwerpen, zoals de riolering, staat beschreven welke inzet van andere partijen gevraagd wordt. Het waterschap beoogt samen met de betrokken partners via Nieuw Limburgs Peil balans te brengen in het vasthouden en afvoeren van water, beken te saneren en opnieuw in te richten, het Maashoogwater te keren en afvalwater te zuiveren. Bij het uitoefenen van deze taken richt het waterschap zich op economische dynamiek en een gezonde en veilige leefomgeving, waarbij de volgende leidende principes worden gehanteerd:
- veiligheid voorop;
- integraal waterbeheer;
- water als medeordenend principe;
- duurzaamheid;
- niet afwentelen;
- geen verslechtering;
- omgevingsgericht werken;
- doelmatig en effectief;
De huidige waterkeringen zijn in 1996 ontworpen en aangelegd. Hierbij is rekening gehouden met de toenmalige waterstanden die hoorden bij een beschermingsniveau van 1/50 per jaar. In de afgelopen tien jaar zijn deze ontwerpwaterstanden gewijzigd. Gevolg is dat sommige waterkeringen nu een lager beschermingsniveau bieden (1/40 tot 1/50). Tegelijk zijn er al dijkversterkingsmaatregelen uitgevoerd bij Venlo, Gennep en Mook en Middelaar. Deze waterkeringen bieden nu een beschermingsniveau van 1/250 per jaar.
Daarnaast heeft het waterschap het Praktisch handboek watertoets (26 oktober 2005) opgesteld. Hierin wordt aangegeven hoe moet worden omgegaan met water in ruimtelijke plannen. De volgende werkwijze wordt gehanteerd:
Op deze wijze wil het waterschap in een vroeg stadium betrokken zijn bij ruimtelijke planvorming en snel en efficiënt werken.
Ten slotte staat in het Beheerplan waterkeringen 2009-2013 (vastgesteld 25 maart 2009) hoe het Waterschap waterkeringen beheert en onderhoudt, om de afgesproken veiligheid bij hoogwater te garanderen en te voldoen aan de veiligheidseisen. In dit plan wordt aangegeven dat het van belang is in bestemmingsplannen de ligging van de waterkeringen en hun zonering op te nemen. Daarbij kan aangegeven worden dat binnen deze zones beperkingen gelden vanuit de Keur van het Waterschap. De benodigde ruimte voor eventuele toekomstige dijkversterkingsmaatregelen is/wordt vertaald naar een profiel van vrije ruimte.
5.2.4 Waterhuishoudkundige situatie en invloed planvoornemen
Onderzocht wordt of het verhard oppervlak toeneemt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Indien deze oppervlakte toeneemt wordt aangegeven op welke wijze met water afkomstig van het extra verhard oppervlak wordt omgegaan.
Door Econsultancy is een watertoets uitgevoerd (Watertoets Trade Port Oost te Venlo d.d. 21 mei 2015). Het rapport is als bijlage bijgevoegd.
De onderzoekslocatie betreft een braakliggend terrein. De initiatiefnemer is voornemens de bestaande vestiging van Holland Casino gelegen aan de Magalhaesweg richting de onderzoekslocatie te verplaatsen. De onderzoekslocatie is geheel onbebouwd en onverhard. Voor zover bekend is de onderzoekslocatie nimmer bebouwd geweest. De onderzoekslocatie maakt onderdeel uit van Trade Port Oost.
De bodem bestaat tot 1,0 m -mv voornamelijk uit matig siltig, zeer fijn tot matig fijn zand. De bovengrond is daarnaast zwak humeus. Daaronder bestaat de bodem tot de onderzochte diepte (3,0 m - mv) uit matig siltig, matig grof zand. Tot op de onderzochte diepte (3,0 m -mv) is geen grondwater aangetroffen. De Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) ter plaatse van het plangebied is derhalve dieper gelegen dan 3,0 m -mv.
De bodem wordt binnen de onderzoekslocatie, mede op basis van de textuur, geschikt geacht voor de infiltratie van hemelwater. Voor het dimensioneren van de infiltratievoorzieningen wordt, geadviseerd om voor de matig grove zandlagen een rekenwaarde te hanteren van 2,7 m/dag.
Op basis van het de huidige bestemmingsvlakken c.q. bouwvlakken bedraagt het verhard oppervlak in de toekomstige situatie maximaal 2,85 ha. Over de exacte invulling van het plan is vooralsnog niks bekend.
Het plangebied is gelegen binnen het beheersgebied van Waterschap de Peel en Maasvallei en de gemeente Venlo. In de toekomstige situatie zal het schone hemelwater (zogenaamde hemelwaterafvoer; HWA) niet op het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) worden aangesloten maar separaat binnen de plangrenzen worden verwerkt conform de uitgangspunten van de waterbeheerder. De wateropgave ten aanzien van het plan bedraagt op basis van het beleid van de gemeente Venlo 2.024 m³ (T=25, 71mm in 48 uur).
In de toekomstige planvorming dient tevens een extreme situatie T=100 (84 mm in 48 uur) in beschouwing te worden genomen. Deze mag niet tot overlast leiden op percelen van derden en er mag geen water(schade) in gebouwen ontstaan.
Daar het bouwplan nog dient te worden uitgewerkt, is ook nog niet inzichtelijk op welke wijze exacte met het hemelwater omgegaan zal en/of kan worden. Er zal in ieder geval aangesloten worden op de gemeentelijke riolering (drieledig stelsel: water afkomstig van dak, water afkomstig van verharding, vuilwater).
Tijdens de verdere planvorming zal in overleg met de gemeente en het waterschap het hemelwaterafvoersysteem in een waterhuishoudingsplan nader moeten worden uitgewerkt.
Aangezien tijdens de toekomstige planuitwerking wordt uitgegaan van de in de rapportage genoemde randvoorwaarden en uitgangspunten en het hemelwater derhalve verwerkt wordt conform de uitgangspunten van de waterbeheerders zal de waterhuishouding geen belemmering vormen voor de bestemmingswijziging.
Hoofdstuk 6 Planopzet
6.1 Feitelijke Planopzet
6.1.1 Algemeen
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt een drietal zaken de opzet en inrichting van de bestemmingsplanregels, te weten:
- de digitale raadpleegbaarheid;
- de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012);
- de Woningwet.
Bij het opstellen van de inhoud van de regels is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek zoals opgenomen in het handboek bestemmingsplannen van de gemeente Venlo. De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welke doeleinden zijn toegestaan.
6.1.2 Planonderdelen
Het bestemmingsplan 'Casino Floralaan' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.
Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een topografische ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Casino Floralaan' zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Toelichting Op De Planregels
7.1.1 Inleidende regels
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in de SVBP en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.
Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2008 regels gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.
7.1.2 Bestemmingsregels
Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
- Bestemmingsomschrijving;
- Bouwregels;
- Nadere eisen;
- Afwijken van de bouwregels;
- Specifieke gebruiksregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
- Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
- Wijzigingsbevoegdheid.
Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden “met daaraan ondergeschikt”. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.
Bouwregels
In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.
Nadere eisen
Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de vergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.
Afwijken van de gebruiksregels
Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen “nieuwe” functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.
Wijzigingsbevoegdheid
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
7.1.3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden een aantal algemene bouwregels, conform de Bro. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in het bestemmingsplan.
Algemene aanduidingsregels
In deze regels zijn gebiedsaanduidingen opgenomen, die gelegen kunnen zijn over meerdere bestemmingen.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
Algemene wijzigingsregels
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Algemene procedureregels
In deze bepaling wordt aangegeven welke procedure moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen of het afwijken van het bestemmingsplan is al bij wet geregeld.
7.1.4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.
Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.
7.2 Bestemmingen
Cultuur en ontspanning
Op de gronden is de bestemming Cultuur en ontspanning gelegen. Deze gronden zijn bestemd voor het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning uitsluitend in de vorm van een casino. Hieraan ondergeschikt zijn tevens horecavoorzieningen en detailhandel toegestaan. Voor detailhandel is een maximale brutovloeroppervlakte opgenomen.
Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Aan dit bouwvlak is een bebouwingspercentage gekoppeld, wat betekent dat niet het gehele bouwvlak bebouwd mag worden. Het aantal bouwlagen is gemaximeerd in de regels.
'Overige zone - cultuur en ontspanning'
In het bestemmingsplan 'Kazernekwartier', vastgesteld op 26 november 2014, is binnen de bestemming 'Gemengd - 1' de mogelijkheid opgenomen voor het realiseren van een casino. Omdat Holland Casino zich op de locatie Floralaan (Trade Port Oost) gaat vestigen, wordt de mogelijkheid binnen het Kazernekwartier geschrapt. Deze mogelijkheid vervalt pas definitief zodra de bestemming voor het casino op bedrijventerrein 'Trade Port Oost' onherroepelijk is geworden. Om dit mogelijk te maken is een aanduiding 'overige zone - cultuur en ontspanning' opgenomen op de verbeelding.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Financiele Haalbaarheid
8.1.1 Kostenverhaal
Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In artikel 6.12, eerste en tweede lid, Wro is bepaald in welke situatie een exploitatieplan gemaakt moet worden. In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. In welke gevallen kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan is eveneens vastgelegd in de Wro c.q. het Bro. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het verplichte kostenverhaal anderszins is verzekerd. Daaraan wordt voldaan wanneer met de initiatiefnemer een zogenoemde anterieure overeenkomst wordt gesloten waarin het in kostenverhaal wordt voorzien.
De plangebieden zijn geheel in eigendom van de gemeente. De gemeente kan derhalve alle kostenverhaal in verband met het bouwplan van Holland Casino verhalen door de marktconforme grondverkoop aan Holland Casino. In onderhavig geval kan de gemeenteraad dus op basis van de gesloten verkoopovereenkomst afzien van de vaststelling van een exploitatieplan, aangezien het kostenverhaal anderszins is verzekerd.
Hoofdstuk 9 Procedure
9.1 De Te Volgen Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt als ontwerp respectievelijk vastgesteld plan de volgende procedure:
a. Ontwerp:
- publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro
- een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad.
b. Vaststelling:
- vaststelling door de raad
- mogelijkheid reactieve aanwijzing
- publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn
c. Beroep:
- beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
d. Inwerkingtreding:
- na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)
In het kader van deze procedure wordt gezien de beperkte omvang van het plangebied en het beperkte ruimtelijke effect van het planvoornemen geen inspraak geboden.
9.2 Het Vooroverleg (Artikel 3.1.1. Bro)
Het voorontwerp van het bestemmingsplan is ter vooroverleg aangeboden aan de onder meer de provincie Limburg, het waterschap en Rijkswaterstaat. Voor een samenvatting van de ingediende reacties en het standpunt van de gemeente wordt verwezen naar het Verslag van het wettelijk vooroverleg (Bijlage 11).
Uit de gegeven vooroverlegreacties en de gemotiveerd gemeentelijke reactie daarop blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling.