KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten C.q. Berekenen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Recreatie - Gemengd Terrein
Artikel 6 Water
Artikel 7 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotbepalingen
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Omschrijving Plangebied
2.1 Huidige Situatie
2.2 Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 M.e.r.-beoordeling
4.3 Bedrijven En Milieuhinder
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Bodem
4.6 Water
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Verkeer En Parkeren
4.9 Geluid
4.10 Ecologie
4.11 Archeologie En Conventionele Explosieven
4.12 Landschap En Cultuurhistorie
4.13 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving En -Verantwoording
5.1 Inleiding
5.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
5.3 Verantwoording Van De Regels
5.4 De Verbeelding
Hoofdstuk 6 Exploitatie
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Wettelijke Verplichting Voor Het Opstellen Van Een Exploitatieplan
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Overleg Met Belanghebbenden
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
7.3 Besluitvorming M.e.r.-beoordeling
Bijlage 1 M.e.r.-beoordelingsnotitie Met Bijlagen
Bijlage 2 Masterplan Maasduinen
Bijlage 3 Achtergronden Behoefte Recreatiewoningen Limburg
Bijlage 4 Groenbeheerplan
Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan Maasduinen
Bijlage 6 Natuurcompensatieovereenkomst

Droompark Maasduinen

Bestemmingsplan - Gemeente Venlo

Vastgesteld op 25-03-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.2 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 abiotische waarde

de waarde, die een gebied ontleent aan het voorkomen van bijzondere aardkundige en hydrologische verschijnselen en/of processen.

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.5 bebouwingsoppervlak

het oppervlak van het bouwperceel, bestemmingsoppervlak dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen (kassen en warenhuizen daaronder niet begrepen) mag worden bebouwd.

1.6 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.7 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.8 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.10 bestaand

Ten aanzien van de bebouwing

de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning/omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

Ten aanzien van het gebruik

het gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwperceel

een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.20 bufferzone verdroging

een zone waar maatregelen worden getroffen om de verdroging tegen te gaan en waarbinnen zonder een vergunning bijvoorbeeld geen ingrepen in het waterhuishoudingssysteem of het aanbrengen van verhardingen zijn toegestaan.

1.21 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.22 caravan

een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.

1.23 centrale voorzieningen

algemene voorzieningen ten behoeve van gasten van het verblijfsrecreatieterrein, zoals een receptie, een kantoorruimte, horeca, detailhandel, binnen- en buitensportsportvoorzieningen en binnen- en buitenspeelvoorzieningen, waaronder een zwembad.

1.24 chalet/stacaravan

een permanent aanwezig kampeermiddel in de vorm van een gebouw, uitsluitend bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben en dat hooguit een niet gebouwde fundering (zoals bijvoorbeeld in de vorm van stelconplaten of kanaalplaatvloerdelen) heeft en binnen 24 uur demontabel is.

1.25 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.26 dagrecreatie

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet zijn gericht op het verstrekken van nachtverblijf.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 duurzame energievoorziening recreatieverblijven

een van een recreatief verblijf apart af te sluiten technische ruimte van maximaal 6 m² bedoeld voor het opwekken van duurzame energie en energietransitie, zoals een (lucht)warmtepomp, een elektrische boiler en accu's voor opslag van zonne-energie.

1.29 extensieve recreatie

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.30 gebouw

Een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 goudgroene natuurzone

een zone binnen het plangebied die het door het Rijk vastgestelde Natuurnetwerk Nederland (NNN; voorheen Ecologische) omvat. Het NNN is een netwerk van grote en kleine natuurgebieden waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd. Daarmee wordt voorkomen dat natuurgebieden geïsoleerd komen te liggen en dieren en planten uitsterven en dat de natuurgebieden zo hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

Het NNN bestaat uit:

  • bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones hiertussen;
  • landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheersgebieden);
  • grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).

De provincie Limburg is verantwoordelijk voor natuurbeleid en de verdere ontwikkeling en beheer van NNN binnen Limburg. Binnen de provincie Limburg heeft het NNN de naam Goudgroene Natuurzone (GNN).

1.32 groepsaccommodatie

een (deel van een) gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waarin een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.33 horecabedrijf

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties, een en ander gepaard gaande met dienstverlening, niet zijnde coffeeshops.

1.34 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

horeca, categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

horeca, categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

horeca, categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

horeca, categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning).

horeca, categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.35 kampeermiddel

  1. a. een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een wagonette of een huifkar;
  2. b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde met een oppervlak groter dan 70 m² of met een bouwhoogte groter dan 5,5 m;

een en ander voor zover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen, geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.36 kampeerterrein

een terrein of een deel van een terrein met toeristische slaapplaatsen en met ten minste wasgelegenheid en toiletten, waarop kan worden overnacht in mobiele kampeermiddelen.

1.37 kavel

een afgebakend en aaneengesloten stuk grond dat optisch samenhangt.

1.38 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens).

1.39 mobiele kampeermiddelen

kampeermiddelen die uitsluitend tijdens het zomerseizoen worden gebruikt. Zodra een kampeermiddel langer dan acht maanden op een kampeerterrein is geplaatst of niet langer te verplaatsen is (uitgezonderd stalling), krijgt dit een plaatsgebonden karakter, waardoor het kampeermiddel niet langer binnen de definitie van mobiel kampeermiddel valt.

1.40 nachtverblijf

het bieden van overnachtingsmogelijkheden.

1.41 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van planten en dieren die zichzelf onder invloed van klimaat, geomorfologie, bodemkundige en waterhuishoudkundige gesteldheid en al dan niet beïnvloed door menselijke aanwezigheid, in stand houden.

1.42 normaal onderhoud en beheer

werken/werkzaamheden die periodiek dienen te worden uitgevoerd ter instandhouding van de binnen een gebied aanwezige functies en waarden.

1.43 ondergeschikt

in aard en omvang of functioneel, ruimtelijk en/of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/gebouw.

1.44 onderkomens

voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans, recreatieobjecten en overige bouwwerken voor zover deze geen fundering hebben, alsook tenten.

1.45 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.46 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.47 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land.

1.48 permanente bewoning

  1. a. bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of eenzelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikt en waardoor die ruimte als woning is aan te merken, en/of;
  2. b. verblijf in een recreatiegebouw of kampeermiddel tijdens meer dan de helft van het aantal nachten gedurende een aaneengesloten periode van een half jaar.

1.49 plan

het bestemmingsplan 'Droompark Maasduinen' met identificatienummer NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01 van de gemeente Venlo.

1.50 POL

het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) is een plan op hoofdlijnen. Het biedt een samenhangend overzicht van de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg, en de ambities, rol en werkwijze op een groot aantal beleidsterreinen.

1.51 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.

1.52 recreatieverblijf

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief gebruik, waaronder recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder een recreatieverblijf vallen in elk geval recreatiewoningen, chalets/stacaravans en groepsaccommodaties; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.53 recreatiewoning

een gebouw, geen kampeermiddel zijnde, uitsluitend bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. Onder een recreatiewoning wordt niet verstaan een groepsaccommodatie, een stacaravan of chalet.

1.54 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.55 steilrand

een landschappelijk kenmerkende steile rand van enkele tientallen meters hoogte die een hoogterras begrenst en in de oudheid is ontstaan door aansnijding van dit hoogterras door een rivier.

1.56 tiny house

een klein type chalet.

1.57 veiligheidszone - leiding

ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone - leiding geldt een plaatsgebonden risicocontour van 10-6. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht, behoudens de reeds bestaande kwetsbare objecten.

1.58 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Droompark Maasduinen' bestaande uit de verbeelding NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01 en legenda.

1.59 verblijfsrecreatie

elke vorm van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt in een recreatief nachtverblijf.

1.60 waterhuishoudkundig

met betrekking tot de aanwezigheid van (natuurlijke) bronnen, kwel of natuurlijke stroming.

1.61 weg

een voor het rij- en nader verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

Artikel 2 Wijze Van Meten C.q. Berekenen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 horizontale diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, installaties ten behoeve van duurzame energie zoals zonnepanelen en -collectoren en kleine windmolens, gevel- en kroonlijsten, luifels, aan-/uitbouwen zoals erkers/serres, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 m bedraagt.

2.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het beschermen en in stand houden van het ter plaatse voorkomende bos en waardevolle landschapselementen, flora en fauna;
  2. b. watergangen, waterpartijen, oevers en taluds;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bufferzone verdroging': tevens een bufferzone verdroging;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - steilrand': tevens een steilrand;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Goudgroene natuurzone': tevens natuur van de Goudgroene natuurzone als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. bestaande wegen en paden;
  2. g. extensief recreatief medegebruik;
  3. h. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van beperkte voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie, zoals zitbanken, routeborden in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij geldt:

  1. a. de maximale hoogte van afrasteringen bedraagt 1,2 m;
  2. b. de maximale hoogte van andere beperkte voorzieningen bedraagt 2 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid 2 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. kamperen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en versterking van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden, met een zo sterk mogelijke ecologisch en ruimtelijk-structurele samenhang;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bufferzone verdroging': tevens een bufferzone verdroging;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. extensief recreatief medegebruik;
  2. d. waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. kamperen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Recreatie - Gemengd Terrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Gemengd terrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatieve terreinen met:

  1. 1. verblijfsrecreatie;
  2. 2. dagrecreatie;
  3. 3. parkeervoorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein;
  4. 4. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  5. 5. centrale voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
  6. 6. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bufferzone verdroging': tevens een bufferzone verdroging;
  7. 7. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - steilrand': tevens een steilrand;

met daarbij behorende sport- en spelvoorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, opslag van boottrailers, een milieustraat en loosplaats voor vuil water, groenvoorzieningen en/of erfbeplanting, fiets- en wandelpaden en ontsluitingswegen, paden en wegen ten behoeve van het verblijfsrecreatieterrein en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
  6. f. ter waarborging van de brandveiligheid.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding en ecologische en natuurwaarden;
  3. c. waterlopen en daarbij behorende waterhuishoudkundige- en oevervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, steigers, dammen en/of duikers.

6.2 Bouwregels

Op de gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van het wateroppervlak.

6.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 voor:

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Voorwaarden bouwvergunning

  1. a. Ter plaatse van de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden dient voor bouwwerken bij de aanvraag om bouwvergunning een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld:
    1. 1. ingeval van nieuwbouw groter dan 5.000 m2;
    2. 2. ingeval van uitbreiding groter dan 5.000 m2.
  2. b. Indien uit het onder a bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Milieuzone - grondwaterbescherming Venlo schol

9.2 Steilrand

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

10.2 Ondergeschikte bouwdelen

In afwijking, dan wel aanvulling van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat maximale oppervlaktematen en bebouwingspercentages mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, installaties ten behoeve van duurzame energie, zoals zonnepanelen en -collectoren en kleine windmolens, gevel- en kroonlijsten, luifels, aan-/uitbouwen zoals erkers/serres, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 m vanuit de gevel van het gebouw.

10.3 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingsbepalingen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige breuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van de bestemmingsbepalingen voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. 2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  6. f. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    1. 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;
    2. 2. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    3. 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 m mag bedragen;
    4. 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;
  5. e. de gronden met de aanduiding 'Goudgroene Natuurzone' op de verbeelding te wijzigen in de bestemming Natuur of Bos is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd;
    2. 2. natuurontwikkeling zal plaatsvinden.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

13.1 Toepassen algemene wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

13.2 Toepassen nadere eisen regeling

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

13.3 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotbepalingen

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  3. c. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  4. d. Het bepaalde onder 13.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen bij een omgevingsvergunning afwijken van dat overgangsrecht.

Artikel 15 Slotregel

De regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Droompark Maasduinen'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Droomparken is sinds 2008 eigenaar van recreatiepark Maasduinen aan de Maalbekerweg in Belfeld, gemeente Venlo. Om de veranderende markt goed te kunnen bedienen, is na de aankoop een sterke kwaliteitsverbetering gegeven aan de faciliteiten, de infrastructuur en het groen op het park. In vervolg hierop wil Droomparken een nieuwe impuls geven door toevoeging van recreatieverblijven die aansluiten bij de wensen van de markt. Daarbij past ook de herontwikkeling van het kampeergedeelte. De herontwikkeling vindt geheel plaats binnen de bestaande terreingrenzen. Er is geen sprake van uitbreiding van het recreatiepark.

Voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het huidige bestemmingsplan 'DroomPark Maasduinen' (vastgesteld op 26 november 2014). Door middel van voorliggend bestemmingsplan worden nieuwe kaders gesteld waarbinnen de herontwikkeling kan plaatsvinden.

Het gehele terrein ligt binnen de Goudgroene Natuurzone (GGN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)). In dat kader maakt een mer-beoordeling onderdeel uit van de ruimtelijke procedure. De aanmeldingsnotie m.e.r.-beoordeling (bijlage 1) is voorafgaand aan het ontwerpbestemmingsplan ter besluitvorming voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders. Zij hebben op 26 maart 2019 besloten dat een volwaardige m.e.r.-procedure niet nodig is.

1.2 Ligging Plangebied

Droompark Maasduinen ligt in de gemeente Venlo, nabij de kern Belfeld in het Nederlands-Duitse Grenspark Maas-Swalm-Nette. De globale ligging van het gebied is met rode belijning weergegeven in figuur 1.1.Het park ligt fraai op de overgang van het bosgebied Brachter Wald, gelegen op de Nederlands-Duitse grenssteen. In dit uitgestrekte grenspark ligt aan weerszijden van de grens ruim 10.000 ha aan natuurgebied en vogelbeschermingsgebieden. Ten westen van het park ligt een kleinschalig agrarisch landschap en de autosnelweg A73. De aansluiting Belfeld op deze snelweg ligt op 2,5 km van de entree van het park.

De Maalbekerweg en de Poldersweg ontsluiten het park. De kenmerken van het landschap dat Droompark Maasduinen omringt, spelen een rol voor de landschappelijke inrichting van het recreatiepark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

Binnen Nederland liggen Natura 2000-gebieden op grote afstand van Droompark Maasduinen (ca. 11 km). Het park ligt wel in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Vogelschutzgebiet 'Schwalm-Nette-Platte mit Grenzwald u. Meinweg (circa 300 m). Zie figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Ligging plangebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden. Bron: Aerius Calculator

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse vigeert het bestemmingsplan 'DroomPark Maasduinen' van de gemeente Venlo (vastgesteld op 26 november 2014).

Huidig programma

Ter plaatse van het park gelden de bestemmingen 'Recreatie' (lichtgroen), 'Bos' (donkerder groen) en water. Daarnaast gelden specifieke bouwaanduidingen die aangeven welke soorten recreatie (inclusief kampeermiddelen) toelaatbaar zijn. Het vigerende bestemmingsplan staat het volgende programma toe:

  • 60 recreatiewoningen;
  • 71 'plaatsgebonden kampeermiddelen' (in het vigerende bestemmingsplan aangemerkt als recreatieobject met een maximum grondoppervlak van maximaal 75 m²);
  • 54 'stacaravans' (in het vigerende bestemmingsplan aangemerkt als plaatsgebonden kampeermiddelen met een maximum grondoppervlak van maximaal 55 m²);
  • 3 groepsaccommodaties;
  • standplaatsen voor kampeermiddelen.

Hiernaast zijn een bedrijfswoning, ondergeschikte en zelfstandige horeca, detailhandel ten behoeve van het recreatiepark, een receptie en sport- en spelvoorzieningen toegestaan.

Gebiedsaanduidingen

In het gehele gebied geldt de aanduiding grondwaterbeschermingsgebied omdat dit onderdeel is van de Venloschol (tussen Venlo, Venray en Blitterswijck). De kleilagen mogen niet worden aangetast omdat deze het diepe grondwater beschermen. Voor werkzaamheden dieper dan 5 m moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

Ook geldt voor zo goed als het hele gebied de aanduiding 'robuuste landbouw en natuur'. Bescherming van natuurwaarden is hier van belang. Nu het gehele terrein van het recreatiepark is aangeduid als Goudgroene natuurzone, is deze aanduiding achterhaald.

Daarnaast is de aanduiding 'bufferzone verdroging' opgenomen. Dit betreft een zone waar maatregelen worden getroffen om de verdroging tegen te gaan (bijvoorbeeld beregenen). Om die reden is ook een vergunningstelsel waarmee voorkomen wordt dat onder meer zonder vergunning wordt ingegrepen in het waterhuishoudingssysteem of water versneld wordt afgevoerd (aanbrengen verharding, draineren e.d.).

De aanduiding 'steilrand' beschermt de cultuurhistorische waarde van de aanwezige steilranden in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01_0003.png"

Figuur 1.3 Bestemmingsplan DroomPark Maasduinen (gemeente Venlo, 2014)

Droomparken wil het bestaande kampeerterrein herinrichten door een deel van de standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen te vervangen voor standplaatsen voor chalets/stacaravans en een grotere diversiteit en mix aan recreatieverblijven aanbieden. Daarnaast wordt water toegevoegd en wordt een deel van de bestaande (zwem)vijver vergraven en komt een deel van de chalets/stacaravans binnen de bestemming 'Bos'. Op basis van het huidige bestemmingsplan is deze herinrichting niet mogelijk. Daarom is een nieuw bestemmingplan opgesteld.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande en de toekomstige situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de wettelijke kaders en beleidskaders, waarna het plan in hoofdstuk 4 wordt getoetst aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een planbeschrijving en verantwoording. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de exploitatie waarna ten slotte in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de bestemmingsplanprocedure waarbij vooroverlegreacties en zienswijzen worden behandeld.

Hoofdstuk 2 Omschrijving Plangebied

2.1 Huidige Situatie

Droomparken beheert als eigenaar het recreatiepark Maasduinen en is verantwoordelijk voor alle facilitaire diensten en benodigdheden, waaronder de infrastructuur, het groen en de centrale voorzieningen. Ook is Droomparken als exploitant verantwoordelijk voor de verhuur van de recreatie-eenheden. Op deze wijze is voldoende controle aanwezig met betrekking tot de veiligheid en het voorkomen van oneigenlijk gebruik (zoals verhuur ten behoeve van arbeidsmigranten of (semi-)permanente bewoning).

Het bestaande aanbod van verblijfseenheden bestaat uit 60 recreatiewoningen, 54 jaarplaatsen voor stacaravans, 71 chalets en 3 groepsaccommodaties. Het park biedt naast de mogelijkheden om te verblijven in de recreatieobjecten diverse mogelijkheden om te kamperen: er zijn 45 toeristische seizoenplaatsen en 58 toeristische passantenplaatsen voor tenten en caravans. Deze 103 standplaatsen zijn aanwezig op de open kampeerweiden aan de noordoostzijde van het park. Er zijn recreatieve voorzieningen in de vorm van een outdoor fitness park, een geleidelijk aflopend zandstrand en speeltoestellen rondom een zwemvijver. Een gedeelte van het water is afgebakend voor zwemmers. Er is in het water een klim-/glijbaanconstructie aanwezig.

2.2 Nieuwe Situatie

De herontwikkeling in hoofdlijnen

In vervolg op de reeds doorgevoerde kwaliteitsverbetering wil Droomparken een nieuwe impuls geven door toevoeging van verschillende recreatieverblijven die aansluiten bij de wensen van de markt. Zonder herontwikkeling zal de bezetting van het park steeds verder teruglopen. Daarnaast dient het aantal eenheden waarvan jaarrond gebruik kan worden gemaakt toe te nemen om de aanwezige centrale voorzieningen in stand en op peil te kunnen houden. Daarom wordt ingezet op een hoogwaardige en toekomstbestendige ontwikkeling, waarbij recreatieverblijven worden geplaatst met meer luxe die jaarrond kunnen worden gebruikt. De basis hiervoor ligt in drie concepten welke gezamenlijk het plan en de ruimtelijke kwaliteit bepalen. Het zijn:

  • het type vakantiepark dat hier past: harmonieus, authentiek, natuurlijk, veilig en geborgen;
  • de beoogde landschappelijke sferen op Droompark Maasduinen: bos en recreatie;
  • eenheid in verscheidenheid: ruimte voor verschillen, architectonische verwantschappen per cluster, aansluitend bij het natuurlijke karakter van de omgeving en het terrein.

Concreet betekent het dat ten opzichte van de huidige situatie het aantal toeristische seizoens- en passantenplaatsen zal afnemen, terwijl het aantal recreatieverblijven zal toenemen. De ontwikkeling is noodzakelijk om het recreatiepark rendabel te maken, zodanig dat de exploitatie van het park ook op lange termijn duurzaam kan worden voortgezet. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan uit 2014 mogelijk maakt, bieden hiervoor onvoldoende garantie.

De natuurlijke omgeving in en om het park vormt de basis van de beleving die Droompark Maasduinen wil oproepen bij haar gasten. In het bijgevoegde Groenbeheerplan (bijlage 4) is dit uitgewerkt. De herinrichting houdt dan ook nadrukkelijk rekening met deze groene setting en de steilrand. Inheemse beplanting is daarbij uitgangspunt. In potentie biedt de herinrichting ook mogelijkheden om het leefgebied van de aanwezige en andere soorten te versterken. Dit sluit aan bij de visie en ambitie om Droompark Maasduinen verder te ontwikkelen tot een recreatiepark met bijzondere natuurwaarden waar de natuurlijke omgeving optimaal kan worden beleefd.

Exploitatie en beheer

Droomparken gaat oneigenlijk gebruik van de recreatiewoningen actief tegen, om verhuur ten behoeve van arbeidsmigranten, (semi-)permanente bewoning) en zakelijke langverhuur te voorkomen. Op het park is alleen bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie toegestaan, en gebruikers moeten hun hoofdverblijf elders hebben. Er is door (verplichte) schoonmaak controle aanwezig in de recreatiewoningen. Daarnaast wordt samen met de buurt gelet op het gedrag rondom het terrein in het kader van buurtpreventie.

Ook zakelijke langverhuur is in strijd met de regels van de recreatieve bestemming. Zakelijke langverhuur wordt ontmoedigd door verplichte afname van diensten, zoals verhuur linnen en schoonmaak. Dit maakt het minder aantrekkelijk. Hoewel het vanwege de privacywetgeving en de digitale boekingssystemen moeilijk is inzicht te krijgen in degene die de recreatiewoning huurt en waarom, zijn ook hier maatregelen genomen. Er is een mal om rekening houdend met de privacywetgeving toch paspoortkopieën te kunnen maken, de naam bij wat langere verhuur (maximaal 4 weken) van de boeker moet dezelfde zijn als die van de betaler en contante betaling is niet mogelijk.

De steilrand en het Brachter Wald

Het inrichtingsconcept is erop gericht dat het recreatieterrein de sfeer van het landschap van het Brachter Wald en de voormalige groeves ademt. Bij de herontwikkeling worden de sfeer van het bos, het water en de natuurlijke hoogteverschillen versterkt. Er wordt aangesloten bij de huidige terreininrichting en bij het landschap in de directe omgeving van Droompark Maasduinen, waardoor het park zich ontwikkelt tot een hoogwaardig onderdeel van het beboste steilrandenlandschap en de voormalige groeves.

Bij de herontwikkeling is behoud en versterking van de beboste steilrand uitgangspunt. De steilrand wordt beschermd als groene boszone, en om de uitstraling van het park naar de omgeving te beperken. Een belangrijke planologische maatregel ter versterking van de steilrand is dat deze over vrijwel de gehele lengte 2 meter breder wordt. Op enkele plekken kan deze gezien de bestaande situatie niet worden verbreed, maar dit is door een bredere zone in het zuidelijk deel gecompenseerd.

Op een aantal plekken in de steilrand is de bosbeplanting te mager ten opzichte van het gewenste beeld. Vanuit de buurt is aangegeven dat het zicht op het park vanuit de omgeving ongewenst is. Het Groenbeheerplan (bijlage 4) gaat in op de oorzaak en oplossingen hiervoor.

De randen van het park behouden hun groene karakter. Aan de noordoostzijde wordt de groenstrook langs de plas onderdeel van dit bestemmingsplan.

Wat komt er?

Binnen de groene sfeer verandert de inrichting en de accommodaties waarbij zoveel mogelijk (loof)bomen worden behouden en het water wordt uitgebreid. De verhuur van kampeerplaatsen aan passanten en seizoengasten blijft als standaard onderdeel van het exploitatiemodel van Droomparken gehandhaafd, maar krijgt een kleiner aandeel. Deze plaatsen bevinden zich in de oostelijke punt van het park.

De herontwikkeling op basis van het vigerende bestemmingsplan in het westelijk deel is in uitvoering. De volgende fase omvat de zone langs de zwemplas en de laagte van het huidige kampeerterrein, aan de oostzijde.

De ruimtelijke randvoorwaarden zijn beschreven in het Beeldkwaliteitplan in bijlage 5. Dit zal als nieuwe module van de Welstandsnota worden vastgesteld en daarmee onderdeel worden van de gemeentelijke welstandseisen.

Verruiming productmix

Binnen de herontwikkeling is een verruiming van de productmix noodzakelijk, om een robuuste duurzame exploitatie die inspeelt op de markt mogelijk te maken. Dat betekent een grotere diversiteit, van heel kleine chalets – tiny houses – tot grote recreatieverblijven voor groepen, samengestelde gezinnen, mindervaliden e.d. Het programma is hieronder in tabelvorm samengevat, en in de regels qua grootte en flexibiliteit gespecificeerd.

programma huidige situatie toekomstige situatie
verblijfseenheid
stacaravan 54 54
kampeerplaats 103 30
chalet 71 93
tiny house 0 20
groot recreatieverblijf 0 20
recreatiewoning 60 60
groepsaccommodatie 3 3
Totaal 291 280

Van de bestaande 103 kampeerplaatsen worden er 30 behouden in de oostelijke hoek van het park. De andere worden vervangen door verschillende recreatieverblijven. De verschillende typen worden op het terrein verspreid waardoor een mix ontstaat in plaats van vaste clusters met eenvormige recreatiewoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01_0004.png"

Groen en water

De inrichtingsschets uit het Masterplan van Maasduinen (Jan van Tellingen 14 februari 2018) laat één grote vijver zien, waarbij de zwemvijver werd doorgetrokken naar de natuurplas ten noorden. Deze schets is inmiddels uitgewerkt in een verkaveling. Deze is beschreven in het Beeldkwaliteitplan waar ook kavelpaspoorten in zijn opgenomen.

In het kader van het optimaleren van de zwemwaterkwaliteit en het verhogen van de biodiversiteit op het park is een aangepaste inrichting voor de vijverpartij opgesteld met als doel:

  • verbeteren van de kwaliteit van het zwemwater;
  • verhogen van de biodiversiteit;
  • verbeteren van de kwaliteit van het natuurspeelbos (het bestaande gebied met bos en water ten noorden van de zwemvijver).

De zwemplas heeft een goede waterkwaliteit maar het water is niet echt helder en er is een sliblaag op de bodem. Dit is niet aantrekkelijk voor een zwemvijver. De hoeveelheid slib in de zwemvijver kan worden verminderd en de waterkwaliteit kan verbeteren door natuurlijke zuivering en de aanleg van een helofytenfilter.

Het voorstel is om een gesloten systeem te maken van:

  1. 1. Zwemvijver: de zwemplas wordt in noordelijke en oostelijke richting uitgebreid en aan de zuidzijde voor een deel gedempt. De oppervlakte van de zwemvijver is vrijwel gelijk aan de oude plas (4.387 m² was 4.237 m²), met een watervolume van circa 6.000 m³.
  2. 2. Hoge vijver met waterplanten: de 'hoge vijver' heeft een maatvoering van circa 20 bij 125 m. Het is een natuurlijke vijver met veel waterplanten. Water uit de zwemvijver wordt gepompt naar de oostzijde van de hoge vijver. Het slib zal hier als gevolg van de lage stroomsnelheid en de aanwezige waterplanten bezinken. Er is een verbinding met het helofytenfilter en ook een overstort richting beek. Het waterpeil in deze vijver is hoger dan in de zwemvijver (32,2 m +NAP). Het huidig maaiveld rond de hoge vijver is circa 33,5 m +NAP. Voorstel is om het water 0,5 m onder het maaiveld te houden, dus op 33 m +NAP. De vijver krijgt een diepte van 1,5 m en heeft een watervolume van 3.750 m³. De ecologische waarden van de hoge vijver zal vergelijkbaar zijn met de vijver van Staatsbosbeheer. De beide koppen van de hoge vijver zijn vrij toegankelijk en dat is ook praktisch voor het beheer.
  3. 3. Helofytenfilter: een helofytenfilter zorgt voor afvang van het slib en onttrekt voedingsstoffen aan het water. Het is een begroeiing van Riet, Lisdodde en Gele lis. Door het jaarlijks maaien en afvoeren worden voedingsstoffen aan het systeem onttrokken. Het water legt een afstand van circa 120 m af door het helofytenfilter. Het filter heeft een oppervlakte van circa 600 m². Door de dammen is het beheer eenvoudig uit te voeren. De begroeiing in het filter en op de dammen (bloemrijk grasland) zijn aantrekkelijk voor insecten en broedvogels en zorgen voor een verhoging van de biodiversiteit. Doel is om het water een zo lang mogelijke weg te laten afleggen. Er staat maximaal een halve meter water in het helofytenfilter. Als uitgangspunt voor het systeem is gekozen voor een verversing van de zwemplas eens per week in het recreatieseizoen. Buiten het seizoen kan dat eens per maand zijn. Bij 6.000 m³ komt dat neer op een pomp met 35 m³/u (9 l/s).

Noordzijde zwemplas

De zwemplas staat indirect in verbinding (lage dam en beek) met de fraaie plas van groeve Maalbeek, die direct aansluitend ten noorden buiten het park ligt. Deze verbinding is echter in de loop der tijd vervaagd door begroeiing. In de zone net ten noorden van de dam zijn vijvers en een smalle hoge rug gelegen. Ondanks de hekwerken wordt dit gebied gebruikt als speelterrein. Het gebied geeft het gevoel van een ontdekkingsreis en optimale natuurbeleving. Vanuit het oogpunt van natuurlijk spelen en de biodiversiteit is het wenselijk om de huidige situatie te verbeteren door:

  • het aanbrengen van hout als speelobject. Dit voor het bouwen van dammen (in de beek) en hutten;
  • het maken van een verbinding met het bos aan de zuidelijke kant van de dam. Dit kan met behulp van een grote duiker onder de weg of een open verbinding als er een brug wordt aangelegd;
  • de hoge rug heeft een hoogteligging van maximaal 35,5 m +NAP. De hoge rug is te bereiken via de dam langs de vijver van SBB. Er moet dan nog wel een circa één meter brede beek worden overgestoken. De beek kan door een takkenbrug worden overgestoken. De hoogteligging van de beekbodem is circa 31,7 m +NAP. Het hoogteverschil is dus circa 4 m;
  • gedeeltelijk (periodiek) uitbaggeren van de vijvers, zodat het water diep genoeg is en de voedselrijke sliblaag wordt verwijderd. Het is wenselijk dat er in de winterperiode minimaal 1 m water staat, zodat vissen er kunnen overleven.

De vijvers en beek hebben een functie voor de afvoer van het overtollig water van de zwemplas. Hiervoor is er een overstort van de hoge vijver naar het natuurspeelbos. Feitelijk is dit de bovenloop van een beek die in droge zomer droogvalt. Plaatselijk blijven dus vijvers staan. Het is wenselijk om in de bovenloop zo lang mogelijk (stromen) water te hebben. Dit kan door het plaatsen van een paar kleine stuwen of dammen net ten noorden van het park. Ook de natuurvijver loost in deze beek dus met elkaar verbonden via de beek. Het is zinvol om de stuw te plaatsen na de monding van de vijver van SBB zodat er de meeste kans op uitwisseling van soorten is.

Oostzijde zwemplas en laagte

Door toevoeging van een nieuwe waterpartij, een langgerekte retentievijver op de laagte, ontstaat een grotere oeverlengte met meer bezonning. Deze retentievijver is gekoppeld aan de zwemplas.

Door de afwezigheid van beschoeiing kan zich hier een natuurlijke oever ontwikkelen met bloemrijke inheemse oevervegetaties waar soorten groeien als gele lis, grote kattenstaart, grote lisdodde, dotterbloem, harig wilgenroosje en verschillende zeggensoorten.

De laagte in het oostelijke deel van het recreatiepark is nu aangemerkt als 'Kampeerterrein'. Hier geldt: geen maximum aantal staanplaatsen, maar wel ten minste 20 toeristische slaapplaatsen met wasgelegenheid en toiletten. Aan de oostzijde van de zwemplas ligt naast het pad een smalle rug. Deze vormt de scheiding met het toeristisch veld. De rug heeft een hoogteligging van circa 37 m +NAP. De maaiveldligging van het toeristisch terrein is circa 34 m +NAP. Boven op deze 3 m hoge rug staat een hekwerk. De rug wordt afgegraven (tot circa 32 m +NAP), zodat de chalets zicht hebben op de zwemplas. Op het bestaande kampeergedeelte maken de kampeerplaatsen gedeeltelijk plaats voor recreatieverblijven langs de natuurplas van de groeve Maalbeek.

De laagte van het huidige kampeerterrein is aan de zijde van het dagrecreatiestrand bereikbaar via een wegverbinding die vanaf de steilrand via een dijklichaam naar de laagte van het kampeerterrein voert. Het huidige dijklichaam kan worden vervangen door een brug. Een tweede verbinding wordt gerealiseerd door de huidige (nood)aansluiting van de laagte op de Maalbekerweg op te waarderen.

Zuidzijde zwemplas

Een circa 15 m brede zone van de zwemplas wordt gedempt ten behoeve van standplaatsen. De steilwand aan de westzijde van de zwemplas met graspad blijft behouden. In een zone langs de zwemplas zijn nieuwe recreatieverblijven voorzien die uitkijken over het water. Momenteel is hier geen bebouwing toegestaan. Door vergraving van de zwemplas wordt ruimte gecreëerd voor chalets. Het huidige strand wordt grotendeels behouden. De vergraving van de zwemplas vindt in noord(oost)elijke richting plaats, waarbij de vijver in de richting van de huidige dam wordt gebracht. Deze dam verbindt de hoogte van het huidige chaletgedeelte met de laagte van het huidige kampeergedeelte. De dam kan worden vervangen door een brug.

Aan de zuidzijde van de plas is het onverharde pad als grens voor de herontwikkeling aangehouden om zo het bestaande bos op de steilwand te respecteren. De ontsluiting van de chalets ligt op de grasbaan. Alleen aan de oostzijde wordt voor de ontsluiting en een logische ligging van de kavels een deel van de beplanting gerooid.

Door omwonenden is benadrukt dat deze plas van oudsher ook door de omgeving wordt gebruikt. Deze zal openbaar toegankelijk blijven.

Watertoets en zwemwaterkwaliteit

Hydrologisch is de vergraving van de zwemplas haalbaar, zonder dat de kwelzone in gevaar komt. Het opgestelde hydrologische advies laat dat zien. In het kader van de watertoets wordt hierover afgestemd met de waterbeheerder. Er is ook nadrukkelijk aandacht besteed aan de wijze waarop de zwemwaterkwaliteit kan worden gewaarborgd.

Compensatie van bos

Droompark Maasduinen is in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) geheel aangeduid als onderdeel van de Goudgroene Natuurzone (GGN) met uitzondering van de zwemplas. De GGN vormt het Limburgse deel van het Nationale Natuurnetwerk. Binnen de GGN streeft de provincie naar behoud en beheer van de reeds aanwezige natuur en de ontwikkeling van nieuwe natuur.

De natuuraanduiding GGN is ondergeschikt aan het vigerende bestemmingsplan. De reeds bestaande recreatiefuncties worden niet als natuur beschouwd en hoeven niet te worden gecompenseerd.

Om de beoogde ontwikkeling te realiseren, zullen delen van Droompark Maasduinen die in het vigerende bestemmingsplan zijn bestemd als Bos, bij de bestemming Recreatie worden betrokken waarbij de aanwezige bomen en houtopstanden deels worden verwijderd. Voor de delen die wijzigen als gevolg van de beoogde inrichting, wordt een tegenprestatie gedaan binnen het provinciale natuurnetwerk conform de Omgevingsverordening Limburg (2014). In de bijlage van de notitie m.e.r.-beoordeling is dit beschreven en in bijlage 6 wordt hiertoe een overeenkomst opgenomen.

Na ambtelijke vooroverleg is dit voorstel voorgelegd aan de provincie Limburg. De gedeputeerde is hiermee op 15 april 2019 akkoord gegaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en vertaald in de verbeelding en in de regels.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In deze structuurvisie worden ambities voor Nederland gesteld voor de periode tot in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

De Structuurvisie gaat in grote mate uit van decentralisatie van verantwoordelijkheden. In vergelijking tot de 33 nationale belangen uit de bij de Nota Ruimte behorende Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid is het aantal Rijksbelangen sterk in omvang teruggebracht. Het Rijk legt hiermee op het vlak van de ruimtelijke ordening meer verantwoordelijkheid bij de provincies en gemeenten.

Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Deze doelen betreffen nadere uitwerkingen van een aantal Rijksbelangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk beleid.

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Hieronder vallen onderwerpen als het bereiken van een excellent vestigingsklimaat in de stedelijke regio's, ruimte maken voor duurzame energievoorziening en ruimte maken voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker vooropstaat. Hieronder vallen onderwerpen als verbeteren van het hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen en een betere benutting van de capaciteit daarvan.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Hiertoe dient onder andere de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) te worden verbeterd, dienen mensen tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's te worden beschermd. Ook is ruimte nodig voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling.

Conclusie

Op het bestemmingsplan voor Droompark Maasduinen zijn de drie hoofddoelen niet van toepassing.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Barro regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. Zij strekken ertoe dat de nationale ruimtelijke afweging, die door het kabinet in samenspraak met de Tweede en Eerste kamer der Staten-Generaal is gemaakt, bij besluitvorming over bestemmingsplannen wordt gerespecteerd.

Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op Rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS (nu GGN genaamd), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen.

Conclusie

Op het bestemmingsplan voor Droompark Maasduinen geldt alleen het belang ten aanzien van de GGN.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Sinds 1 oktober 2012 is het op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, Bro, verplicht om in het geval dat een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, in de toelichting de zogenoemde Ladder voor duurzame verstedelijking op te nemen.

Het bestaande verblijfsrecreatiepark krijgt een upgrade, door het vervangen van standplaatsen voor kamperen door andere recreatieverblijven. Deze woningen worden verkocht en professioneel verhuurd.

Relevante regio

Consumenten kiezen eerst voor een toeristische bestemming en vervolgens een gewenste overnachtingsvorm. De relevante toeristische regio voor de verhuur/verkoop van recreatiewoningen is in dit geval het Maasduinengebied in Noord-Limburg.

De meest populaire en daarmee ook kansrijke locaties voor recreatiewoningen zijn locaties bij water en bos. De locatie is daarmee een kansrijke locatie, mits het aanbod aansluit bij de vraag naar meer luxe.

Het inrichtingsconcept is erop gericht dat het recreatieterrein de sfeer van het landschap van het Brachter Wald en de voormalige groeves ademt. Bij de herontwikkeling worden de beleving van het bos, het water en de natuurlijke hoogteverschillen versterkt.

Aanbod en plannen

Op dit moment (18 februari 2019) staan in heel Limburg 213 recreatiewoningen te koop via Funda. In de regio Noord-Limburg gaat het om 28 woningen. Binnen het relevante marktgebied zijn 16 recreatiewoningen te koop (per 18 februari 2019).

Het enige min of meer vergelijkbare aanbod is te koop op Klein Vink en Resort Arcen in Arcen (in totaal 6 woningen). Het overige aanbod ligt niet aan het bos of betreft geen bungalow.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01_0005.png"

Figuur 3.1 Inventarisatie relevant aanbod binnen marktgebied Maasduinen

(Bron: Funda, bewerking Rho)

De ruimte voor nieuwe parken wordt steeds beperkter en er is een steeds sterker wordende tendens naar de ontwikkeling van parken op campingsites (NVM, De Nederlandse markt voor recreatiewoningen 2018, juni 2018).

Het aantal transacties in Limburg is in de periode 2015-2017 toegenomen. Na een sterke stijging in 2016 nam in 2017 de gemiddelde transactieprijs met ruim 15% af. Dit terwijl het aantal transacties sterk toenam (met ruim 30%). In Limburg worden dus meer maar goedkopere recreatiewoningen verkocht. Het aantal verleende bouwvergunningen in 2017 en het eerste kwartaal van 2018 lag op ongeveer 240 en in dezelfde periode zijn ongeveer 35 woningen opgeleverd.

Daarnaast blijkt uit een inventarisatie van de plancapaciteit (bron: advies vitaliteitsmanager in opdracht van gemeente Venlo) dat er in Noord- en Midden-Limburg plancapaciteit is voor ruim 2.000 woningen. In de relevante regio gaat het om plancapaciteit voor ongeveer 200 woningen. De prijs, ligging en rendementsverwachtingen op de verkoopobjecten zijn echter voldoende interessant voor investeerders. Het versterkte product kan door de juiste marketinginspanningen ook toeristisch goed vermarkt worden.

Vernieuwing in de sector is bovendien noodzakelijk.

Verhuurmarkt

Het uiteindelijk doel is dat de recreatieverblijven gebruikt worden. De recreatiewoningen zijn zowel voor eigen gebruik door de eigenaar, als voor de verhuur. De laatste jaren, mede onder invloed van de laag blijvende rente, komt een recreatiewoning als investeringsobject steeds vaker in beeld. Toch kopen de meeste mensen recreatiewoningen voor met name eigen gebruik en af en toe met extra verhuurmogelijkheden (NVM, de Nederlandse markt voor recreatiewoningen).

Recreatiewoningen verouderen relatief snel omdat consumenten behoefte hebben aan meer luxe en dus ook nieuwe luxe recreatiewoningen. Daarom zullen recreatieparken regelmatig moeten vernieuwen om aan te blijven sluiten op de marktvraag.

In de het relevante onderzoeksgebied Maasduinen zijn enkele vakantieparken met een min of meer vergelijkbaar aanbod aan recreatiewoningen:

  • Roompot Vakanties Klein Vink in Arcen;
  • Resort Arcen in Arcen;
  • Landal De Lommerbergen in Reuver;
  • Center Parcs Het Heijderbos in Heijen.

In de buurt, maar buiten het Maasduinengebied, onder meer:

  • Center Parcs Het Meerdal en Limburgse Peel in America;
  • Oostappen Vakantiepark de Berckt in Baarlo;
  • BreeBronne in Maasbree;
  • De Schatberg in Sevenum.

Conclusie aanbod

Er is in Limburg een beperkt aanbod aan te koop staande bestaande en nieuwe recreatiewoningen. Er zijn diverse recreatieparken voor verhuur in de omgeving, maar slecht beperkt in het relevante onderzoeksgebied. Gelet op de groeiende vraag en de vraag naar meer luxe (zie hierna), zal de vraag naar luxe nieuwe recreatiewoningen voor eigen gebruik en verhuur ook toenemen en de vraag naar recreatief kamperen verder afnemen.

Behoefte vanuit de markt (zie voor achtergronden bijlage 3)

Uit de Toeristische trendrapportage Limburg 2016 (2017) blijkt dat het aantal gasten en overnachtingen in Limburg toeneemt. De Nederlandse consument is steeds meer op zoek naar luxe. Dit vertaalt zich in minder overnachtingen op campings en meer overnachtingen op vakantieparken.

In de trendrapportage is geconstateerd dat in Noord-Limburg een aantal transformaties gaande is, bijvoorbeeld op Droompark Maasduinen in Belfeld. Dergelijke verstening past bij de vraag van de consument naar meer luxe en is ook in andere delen van Nederland zichtbaar.

Met het toevoegen van recreatiewoningen wordt een luxer aanbod op een bestaand recreatiepark in Noord-Limburg toegevoegd. Binnen de marktregio beschikken slechts recreatiepark Klein Vink en Resort Arcen over een min of meer vergelijkbaar aanbod. Op deze parken staan nog slechts 6 woningen te koop. Ook is de plancapaciteit in de relevante regio beperkt.

Door de ligging kan Limburg mogelijk extra profiteren van de toegenomen vraag naar Nederlandse recreatiewoningen vanuit Duitsland en België.

Conclusie

Er is in Limburg voldoende vraag naar nieuwe recreatiewoningen, zowel voor huur als voor koop. De beoogde ontwikkeling op een bestaand recreatiepark met een afname van het aantal toeristische seizoens- en passantenplaatsen en een toename van het aantal verhuur- en privéchalets geeft invulling aan de behoefte naar meer luxe overnachtingsmogelijkheden en is daarom kansrijk. Deze transformatie past bij de vraag van de consument naar meer luxe en is ook in andere delen van Nederland zichtbaar. Nieuwe initiatieven op onderscheidende locaties en met een luxe aanbod worden snel verkocht.

De sfeer van het Brachter Wald (water, bos, hoogteverschillen en groeves) zorgt voor een onderscheidend concept en de toevoeging zal tegelijk een upgrading betekenen van het bestaande recreatiepark.

De ontwikkeling is noodzakelijk om het recreatiepark toekomstbestendig te maken zodat de exploitatie van het park ook op de lange termijn duurzaam kan worden voortgezet.

3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (geconsolideerde versie 2015)

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) vastgesteld. Het POL2014 geeft een visie op de ontwikkeling van de Limburgse omgeving en de regio's Noord-, Midden- en Zuid-Limburg in de komende 10 tot 15 jaar. In samenhang met POL2014 zijn er programmatische beleidsdocumenten, een omgevingsverordening met bijbehorende beleidsregels en inpassingsplannen vastgesteld.

In het POL2014 staan de twee principes 'kwaliteit' en 'uitnodigen' centraal. Verder zijn er verschillende visies gemaakt voor Noord-, Midden- en Zuid-Limburg.

Ten slotte zijn er vijf thematische vraagstukken, ambities en opgaven uitgewerkt. Deze betreffen:

  • een duurzame economische structuur;
  • een aantrekkelijke woon- en leefomgeving;
  • een aantrekkelijk landelijk gebied;
  • de ondergrond;
  • een dynamisch en flexibel POL-stelsel.

Ambities Noord-Limburg

De regio Noord-Limburg laat zich in ruimtelijk, economisch en maatschappelijk opzicht het beste karakteriseren door twee dominante assen: een snelle, hoog-dynamische as van oost naar west en een meer op (be)leefkwaliteit gerichte as van noord naar zuid.

De ruimtelijke as van oost naar west is dynamisch en economisch georiënteerd. Het is de wereld van infrastructuur en logistiek, agrofood en tuinbouw, maar ook de maakindustrie in vele gedaanten. De regio maakt optimaal gebruik van zijn strategische ligging als logistiek knooppunt tussen de mainports in Nederland en Vlaanderen, en het Duitse achterland. De infrastructurele ontsluiting is goed, herbergt diverse topsectoren en combineert dat met een kwalitatief goede omgeving. Daarbij wordt optimaal geprofiteerd van de aanwijzing als Greenport, en de daaruit voortvloeiende campusachtige ontwikkeling.

Mede vanwege haar gunstige ligging kent de regio een sterke en duurzame economische structuur en neemt het een internationale toppositie in waar het gaat om duurzaamheid en maakindustrie. De leidende positie bij het toepassen van de Cradle to Cradle-principes blijft behouden.

Het plangebied aan de Maalbekerweg in Belfeld wordt op de ambitiekaart (figuur 3.2) aangeduid als groene (be)leefomgeving, waarin variatie in landschappen, ecologische waarden en woonkwaliteiten belangrijke aandachtspunten zijn. In dit gebied wordt aandacht besteed aan verblijfsrecreatie, dagtoerisme en diverse wandel-, fiets-, en ruiterroutes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01_0006.png"

Figuur 3.2 Ambitiekaart Noord-Limburg (Provinciaal Omgevingsplan Limburg, 2014)

Conclusie

Het plangebied wordt aangeduid als groene (be)leefomgeving, waarin variatie in landschappen, ecologische waarden en woonkwaliteiten belangrijke aandachtspunten zijn. In dit gebied wordt aandacht besteed aan verblijfsrecreatie, dagtoerisme en diverse wandel-, fiets-, en ruiterroutes. De beoogde ontwikkeling voorziet in een kwaliteitsverbetering omtrent de faciliteiten, de infrastructuur en het groen op het park en speelt hiermee in op de ambities uit het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

3.3.2 Omgevingsverordening Limburg 2014 (inclusief actualisatie 2016)

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten tevens de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Deze is later nog een aantal keer (partieel) gewijzigd. De Omgevingsverordening is vanuit juridisch-bestuurlijk oogpunt het belangrijkste instrument voor de provincie Limburg om haar provinciale belangen te bewaken. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal en Rijksbeleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers. Hierna is getoetst aan de voor dit bestemmingsplan relevante artikelen.

Goudgroene Natuurzone

In de Provinciale Omgevingsverordening Limburg is – met uitzondering van de zwemplas – het gehele recreatiepark aangewezen als GGN, voorheen EHS geheten, zie figuur 3.3. De GGN vormt het Limburgse deel van het Nationale Natuurnetwerk. Binnen de GGN streeft de provincie naar behoud en beheer van de reeds aanwezige natuur en de ontwikkeling van nieuwe natuur.

De kenmerken en waarden van de GGN zijn uitgewerkt op de Natuurbeheertypenkaart en de Ambitiekaart in het Provinciaal Natuurbeheerplan, zie figuur 3.3 en 3.4. Het gebied waarin de gewenste herontwikkeling voorziet is hierop aangegeven en omvat de natuurbeheertypen kruiden- en faunarijk grasland alsook droog bos met productie. Op andere locaties op het recreatiepark komen de natuurbeheertypen zandverstuiving, dennen-, eiken- en beukenbos voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01_0007.png"

Figuur 3.3 Ambitiekaart Provinciaal Natuurbeheerplan, Droompark Maasduinen ligt in de GGN

(GISViewer Limburg, 2017)

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01_0008.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01_0009.png"

Figuur 3.4 Natuurbeheertypenkaart conform Natuurbeheerplan (GISViewer Limburg, 2017)

Verbod op activiteiten die GGN aantasten

Activiteiten binnen de GGN mogen de wezenlijke kenmerken en waarden van de GGN niet aantasten. De wezenlijke actuele en potentiële waarden van het gebied omvatten niet alleen de aanwezige flora en fauna maar ook de geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte, openheid of juist geslotenheid van de landschapsstructuur.

Uitzondering voor individuele activiteiten

De omgevingsverordening voorziet in drie type uitzonderingen op bovengenoemd verbod. Voor de ontwikkeling in dit bestemmingsplan is van belang dat individuele kleinschalige activiteiten zijn toegestaan die:

  • slechts een beperkte aantasting van de waarden van de GGN veroorzaken;
  • die leiden tot een kwalitatieve versterking van de GGN;
  • de oppervlakte van de GGN ten minste gelijk houdt;
  • en kwaliteitswinst niet wordt gefinancierd uit reguliere middelen voor realisatie GGN.

Ontgronding

Op basis van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is een ontgrondingsvergunning nodig als de omvang van de ontgronding meer dan 10.000 m³ bedraagt, het project niet in overeenstemming is met het ruimtelijk plan en dieper dan 3 m beneden het oorspronkelijke maaiveldniveau wordt ontgraven.

Toetsing en conclusie

Goudgroene natuurzone

De visie en ambitie van Droomparken is om Droompark Maasduinen verder te ontwikkelen tot een recreatiepark met bijzondere natuurwaarden waar de natuurlijke omgeving optimaal kan worden beleefd. De natuurlijke omgeving in en om het park dient als basis en als nadrukkelijk onderdeel van de beleving die Droompark Maasduinen wil oproepen bij haar gasten. De herinrichting biedt nadrukkelijk mogelijkheden om het leefgebied van de aanwezige flora en fauna te versterken. Het doel is dan ook om deze mogelijkheden te benutten. De recreatieverblijven worden geplaatst in een doorlopend landschap waarin de sfeer van een kruiden- en faunarijk grasland en een bossfeer elkaar afwisselen.

De oppervlakte waarop de planvorming betrekking heeft omvat een gebied van circa 4,5 ha. Daarbinnen vinden de volgende ingrepen plaats:

  • gedeeltelijk kappen van bomen langs de zwemplas om ruimte te maken voor nieuwe recreatieverblijven;
  • vervanging van kampeerplaatsen in de laagte door nieuwe recreatieverblijven;
  • realisatie van (natuur)kampeerplaatsen in een nieuw bos;
  • gedeeltelijk vergraven van de zwemplas.

Zoals gesteld betreft de ontwikkeling een 'individuele kleinschalige activiteit'. Dat blijkt uit het volgende.

  • De ontwikkeling leidt tot een beperkte aantasting van de waarden van de GGN:

Het gaat om een gebied van 1,07 ha bos dat versnipperd aanwezig is binnen een gebied dat intensief voor recreatie wordt gebruikt, conform bestemmingsplan. Daardoor heeft zich hier een beperkte natuurwaarde ontwikkeld, wat wordt bevestigd door het ecologisch veldonderzoek. Op de locaties waar een tegenprestatie kan worden geleverd, kan na inrichting (aangevuld met beheer) een veel hogere kwaliteit worden gerealiseerd aangezien dit locaties betreffen met een veel minder intensief medegebruik.

  • De kwaliteit van de GGN wordt lokaal versterkt:
    1. 1. Het herontwikkelingsplan voorziet in de versterking van de natuurwaarden op het eigen terrein, vooral in en rond de te vergraven waterplas. In de huidige situatie is er een moerassige verbinding tussen de zwemplas en het meer van Staatsbosbeheer dat aan de noordoostzijde van het recreatiepark ligt. Deze laagte is grotendeels dichtgegroeid. Vanwege het ontbreken van zon op het water en de oevers is de kruidlaag hier nauwelijks ontwikkeld en is dit water niet geschikt voor libellen en vlinders en evenmin als voortplantingswater voor amfibieën.
      In de nieuwe situatie is er door baggeren en door toevoeging van de retentievijver op de laagte meer open water en een grotere oeverlengte met meer bezonning. Door de afwezigheid van beschoeiing kan zich hier een natuurlijke oever ontwikkelen met bloemrijke inheemse oevervegetaties waar soorten groeien als gele lis, grote kattenstaart, grote lisdodde, dotterbloem, harig wilgenroosje en verschillende zeggensoorten. Door het bijzondere kwelmilieu kunnen ook soorten als holpijp, bosbies en waterviolier tot ontwikkeling komen.
      Open water en vegetatie maken het gebied veel geschikter voor libellen, vlinders en amfibieën. Door deze inheemse oevervegetatie, het verwachte schone water en de veel grotere lichttoetreding dan in de huidige situatie wordt een rijke waterfauna verwacht met onder meer verschillende soorten libellen. Genoemde natuurelementen leveren zo een relevante kwalitatieve meerwaarde aan de GGN. Om het gezonde schone water te behouden wordt het aantrekken van watervogels zoveel mogelijk beperkt, onder meer door een voerverbod voor watervogels in te stellen.
    2. 2. De terreinen rond Droompark Maasduinen zijn voor een groot deel in eigendom en beheer van Staatsbosbeheer. Over de in eigendom van Staatsbosbeheer zijnde steilwand langs de rand van het te herontwikkelen terreindeel en de oevers van de waterplas direct ten noorden daarvan worden met Staatsbosbeheer afspraken gemaakt over natuurlijk beheer door Droomparken.
  • De ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de oppervlakte van de GGN:

Als gevolg van de tegenprestatie zal de omvang van de GGN gelijk blijven doordat de natuurlijke kwaliteit op het Droompark verbetert en de GGN hier van kracht blijft. En op de locatie met de tegenprestatie komt een nieuwe inrichting met bos waardoor deze op termijn onderdeel kan uitmaken van de GGN en het oppervlak toeneemt.

  • De kwaliteitswinst wordt niet gefinancierd uit reguliere middelen voor realisatie van de GGN. De tegenprestatie inclusief inrichting en het beheer, het natuurlijk beheer van de terreindelen van SBB en het natuurlijk beheer van het te herontwikkelen terrein worden geheel gefinancierd door Droomparken en binnen voorliggend juridisch-planologisch kader mogelijk gemaakt.

Ontgronding

Op basis van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is naar verwachting een ontgrondingsvergunning nodig, daar de omvang van de ontgronding bijna 10.000 m³ bedraagt. Het project is in overeenstemming met het ruimtelijk plan en er wordt niet dieper dan 3 m beneden het oorspronkelijke maaiveldniveau ontgraven.

Conclusie

Het bestemmingsplan voorziet in de tegenprestatie waarbij de gronden die onttrokken worden aan de bestemming Bos en Natuur buiten het plangebied worden gecompenseerd volgens de regels uit de Omgevingsverordening Limburg.

De stukken voor de aanvraag ontgrondingsvergunning liggen bij de provincie voor een eerste beoordeling. Deze wordt qua tijdspad parallel aan de bestemmingsplanprocedure aangevraagd. De ontwikkeling voldoet aan de Omgevingsverordening Limburg.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Strategische visie Venlo 2030

In de Strategische Visie Venlo 2030 'Venlo Vertelt' geeft de gemeente Venlo een afwegingskader voor toekomstige besluiten. Binnen dit afwegingskader kunnen nieuwe ontwikkelingen in een perspectief worden geplaatst.

De stad en de regio Venlo hebben zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een bloeiende economische regio. Veel bedrijven hebben zich gevestigd in de nabijheid van de logistieke hotspot die Venlo sinds de tweede helft van de 20e eeuw is geworden. De regionale economie is sterk en groeit. In de economische kracht gemeten was Venlo in 2007 de 2e regio van Nederland. De regio Venlo bezet wereldwijd een koppositie in de ontwikkeling van 'Cradle tot Cradle' als vernieuwend economisch concept en heeft het initiatief genomen om ook de innovatiekracht op dit gebied aan de regio te binden.

Conclusie

Aansluitend op de wensen van de markt worden verschillende recreatieverblijven toegevoegd en het kampeergedeelte herontwikkeld. Hiermee wordt wederom een kwalitatieve impuls gegeven aan het recreatiepark Maasduinen. Verder zorgt de ontwikkeling voor een toevoeging van de werkgelegenheid en versterking van de economie op de grens met Duitsland.

3.4.2 Ruimtelijke structuurvisie Venlo

Op 25 juni 2014 heeft de gemeenteraad de Ruimtelijke Structuurvisie 'Ruimte binnen grenzen' vastgesteld. In deze structuurvisie staat de hoofdlijn van het ruimtelijk beleid voor de gemeente Venlo tot het jaar 2030 beschreven. Hieruit is af te leiden wat er de komende jaren op ruimtelijk gebied wel en niet mogelijk is. In de nieuwe structuurvisie van de gemeente Venlo zijn niet de regels, maar de ambities en opgaven het uitgangspunt. Het is verdeeld in vijf thema's, de zogenaamde 'majeure opgaven'.

  • Drukte in het ommeland: het contrast tussen buitengebied en stedelijk gebied verscherpen door het buitengebied ook daadwerkelijk als buitengebied te behandelen. Dit betekent het combineren van meerdere functies, zoals landbouw, recreatie, waterberging en natuurontwikkeling.
  • Ruimte in de stad: het contrast tussen buitengebied en stedelijk gebied door de beschikbare ruimte in bestaand stedelijk gebied maximaal te benutten.
  • Leven met de Maas: ruimte geven aan de rivier en haar beken om te anticiperen op klimaatverandering.
  • Voorzieningen op maat: zorgen voor vitale en toekomstbestendige clusters van voorzieningen die aansluiten bij de reële behoefte van de samenleving.
  • Robuuste structuren: werken aan een weerbare infrastructuur voor personen- en goederenvervoer. Daarnaast vraagt het gebruik van de ondergrond en het opwekken van schone energie steeds meer aandacht.

Naast deze 'majeure opgaven' gaat de gemeente Venlo uit van drie basisprincipes, aandachtspunten die van toepassing zijn op elk ruimtelijk initiatief. Dit betekent concreet dat de gemeente Venlo een initiatief als kansrijker beschouwt als:

  • het de uitgangspunten van Cradle to Cradle (C2C) als vertrekpunt hanteert;
  • de vraag wordt gesteld wat het betrekken van (Duitse) regiogemeenten kan betekenen;
  • het zelf georganiseerd draagvlak geniet.

Voor de uitvoering van de structuurvisie streeft de gemeente ernaar om initiatiefnemers, binnen de voorgestelde kaders, de ruimte te geven.

Toetsing en conclusie

Bijdragen aan de Majeure Opgaven

De beoogde ontwikkeling heeft voornamelijk overlap met de opgave 'drukte in het ommeland' en 'voorzieningen op maat'.

De gemeente Venlo streeft ernaar om het contrast tussen stedelijk gebied en buitengebied te verscherpen en de kansen die dit biedt maximaal te benutten. Daar is ook alle aanleiding toe, omdat de druk op de dorpen en de stad afneemt en er steeds meer activiteiten plaatsvinden in het buitengebied. Hiertoe behoort onder meer de toeristisch-recreatieve sector welke een belangrijke economische pijler voor de regio vormt. Het kwantitatieve aanbod van verblijfsrecreatie volstaat, de kwaliteit laat echter te wensen over in de regio. In vervolg op de reeds doorgevoerde kwaliteitsverbetering wil Droomparken een nieuwe impuls geven door toevoeging van verschillende recreatieverblijven die aansluiten bij de wensen van de markt. Ook dit staat in verhouding tot de ambities van de gemeente Venlo.

Daar waar mogelijk streeft de gemeente Venlo ernaar om natuurgebieden fysiek met elkaar te verbinden en slimme combinaties te leggen, ook over de grens. Zo wordt de gemeente de schakel tussen grensoverschrijdend Nationaal Park de Maasduinen en het Grenspark Maas-Swalm-Nette. Dit sluit aan bij de wens dat het Nationaal Park binnen de gemeentegrenzen komt te liggen en daardoor beter benut kan worden door de toeristische sector. Hiermee kunnen natuurwaarden zoveel mogelijk in stand worden gehouden en kan de toeristisch-recreatieve sector worden versterkt. Figuur 3.5 toont een weergave van de kaart 'Drukte in het ommeland', waarin het plangebied wordt aangeduid als verblijfsrecreatieve voorziening (eventueel in combinatie met dagrecreatie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01_0010.png"

Figuur 3.5 Uitsnede kaart 'Drukte in het ommeland' met plangebied in rood (gemeente Venlo, 2014)

Daarnaast ligt een andere grote opgave in het bieden en behouden van een vitale voorzieningenstructuur die zichzelf in stand kan houden en zoveel mogelijk aansluit bij de reële behoefte van de samenleving. Daarbij wordt gewaakt voor een overaanbod van een bepaald soort voorziening in de gemeente en regio, zodat de vitale voorzieningenstructuur niet onder druk komt te staan. Ten behoeve van deze voorzieningenstructuur is in de ruimtelijke structuurvisie ter plekke van het plangebied een verblijfsrecreatieve voorziening (eventueel in combinatie met dagrecreatie) gesitueerd. In figuur 3.6 is dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP201812DROOMMAAS-VA01_0011.png"

Figuur 3.6 Uitsnede kaart 'Voorzieningen op maat' met plangebied in rood (gemeente Venlo, 2014)

Het initiatief dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt betreft op meerdere vlakken een kwaliteitsverbetering van het bestaande recreatiepark. De kwaliteitsverbetering bestaat uit:

  • afname van het aantal standplaatsen: 103 kampeerplaatsen zullen plaatsmaken voor recreatieverblijven en 30 kampeerplaatsen;
  • lagere dichtheid: de toekomstige inrichting van het herontwikkelde park is gericht op een ruime en groene opzet, die aansluit bij de omgeving en waarin de natuurlijke kwaliteiten van het landschap bovendien duidelijk terugkomen;
  • betere beleefbaarheid van de natuur: door de beoogde relatie van de zwemplas met de natuurplas, de realisatie van recreatieverblijven met zicht op het water en het faciliteren van kamperen in het bos wordt de beleefbaarheid van de natuur versterkt;
  • recreatieverblijven met een betere kwaliteit en ruim van opzet, zodat deze toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Daarmee wordt voorzien in een actuele behoefte en ingespeeld op het gegeven dat het aantal mensen met een functiebeperking verder zal groeien. Een steeds groter wordende groep ouderen bereikt een steeds hogere leeftijd. Dit gaat gepaard met beperkingen. Tegelijkertijd blijft deze groep steeds langer zelfstandig, zijn zij behoorlijk kapitaalkrachtig, hebben zij veel vrije tijd en een zeer ruime vakantie-ervaring. Het recreatiegedrag dat zij vertonen is voor de komende 20 jaren van groot belang voor de verblijfsrecreatieve sector;
  • daarnaast wordt ingespeeld op de vraag naar recreatieverblijven waarin met meer generaties of met gelijkgestemden tegelijkertijd kan worden verbleven. Denk bij meer generaties aan grootouders, ouders en kinderen. Bij gelijkgestemden, zoals verenigingsleden, gaat het om groepen met de behoefte om samen in een object te verblijven, maar die zich ook willen kunnen terugtrekken in een eigen ruimte. Als gevolg daarvan bestaat er behoefte aan bijvoorbeeld slaapkamers en een eigen badkamer.

Basisprincipe Cradle to Cradle

Cradle to Cradle is een innovatief economisch concept dat uitgaat van het continu opnieuw gebruiken van materialen, het gebruiken van schone energie, zuiveren van lucht, water en bodem.

Binnen het initiatief worden de principes van Cradle to Cradle als volgt toegepast:

  • ten behoeve van hergebruik van materialen wordt van alle objecten een bouwmaterialenpaspoort opgesteld waarin de bouwtekeningen en een lijst van gebruikte materialen is opgenomen. Bij demontage van het object vindt op basis van dit paspoort gescheiden verwerking plaats;
  • de recreatieverblijven betreffen voor een groot deel houtskeletbouw, waarvoor voor een zeer belangrijk deel gebruikgemaakt wordt van gerecycled plaatmateriaal en FSC-hout;
  • de recreatieverblijven zijn bedoeld voor verhuur. Dat stelt extra eisen aan de inrichting. Daarbij gaat het niet alleen om het meubilair, maar ook om de aankleding van ruimtes. Om het product up-to-date voor de verhuur te houden, is gedurende de levensduur een aantal malen een restyling nodig. De recreatieverblijven zijn zodanig ingericht dat een restyling eenvoudig mogelijk is. Voor bijvoorbeeld badkamers wordt gebruikgemaakt van panelen met (tegel)motieven. Deze panelen zijn gemaakt van gerecyclede materialen, makkelijk te vervangen en weer volledig te recyclen, veel beter dan bijvoorbeeld betegelde wanden en vloeren;
  • voor de verwarming en koeling van de recreatieverblijven wordt bij voorkeur gebruikgemaakt van warmtepompen. Onderzocht wordt of toepassing hiervan mogelijk is in het kader van het grondwaterbeschermingsgebied Venloschol. Luchtwarmtepompen vormen een alternatief voor bodemwarmtepompen;
  • er worden zonnepanelen toegepast, op termijn in combinatie met opslag van energie in accu's;
  • het regenwater wordt afgekoppeld van de riolering, zodat het in de bodem kan inzijgen.

Duurzaam en maatschappelijk verantwoord

  • Energie

Duurzaamheid op het gebied van energiegebruik en toepassing van materialen is uitgangspunt voor de herontwikkeling van het recreatiepark. Dat uit zich bijvoorbeeld in het ontwerp en inrichting van de recreatieverblijven. Het gaat daarbij onder meer om goede isolatie, zonwering, tocht- en kierdichting, energiezuinige (led)verlichting, intelligente verwarmingsthermostaten, daglichtbenutting, vraag gestuurde ventilatie, etc. Onderzocht wordt of warmtepompen (bodemwarmte) toegepast kan worden voor de verwarming en koeling van de recreatieverblijven.

  • Natuur

Een landschappelijke inpassing en een natuurlijke uitstraling is uitgangspunt. In de buitenruimte wordt (vleermuisvriendelijke) ledverlichting toegepast (ook de verlichting aan en om het object). Een schakelschema zorgt er voor dat in de stille nachtelijke uren de parkverlichting zoveel mogelijk uit gaat en alleen strategisch geplaatste verlichting in het kader van veiligheid blijft branden. Verder is afvalscheiding standaard, zorgt het park voor milieueducatie en wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van halfverhardingen. In het kader van de herontwikkeling is afgestemd met natuurorganisaties en is een groenbeheerplan opgesteld dat wordt uitgevoerd. Verder is sprake van een neutrale grondbalans en wordt het (regen)water zo lang mogelijk in het gebied gehouden.

  • Gezondheid

Het park en de recreatieverblijven zijn toegankelijk voor mensen met een beperking. Natuurlijke ventilatie is uitgangspunt, evenals het toepassen van vochtregulerende, emmissievrije, akoestisch dempende en hypoallergene en makkelijk schoon te houden materialen. Ook het toepassen van daglicht boven kunstlicht draagt bij aan gezondheid. Vanuit gezondheid stimuleert het park tot bewegen. Dat gebeurt niet alleen door de beschikbaarheid van fietsen en informatie over wandel-, trim- en fietsroutes, maar ook door speelobjecten en een terreininrichting die uitnodigen tot buitenspelen en ontdekken. Daarnaast dragen de beschikbaarheid van ontmoetingsruimten en contact met de natuur bij aan de gezondheid.

Betrekken van (Duitse) regiogemeenten

Voor de herontwikkeling, beheer en onderhoud van de gebouwen en terreinen werkt Droomparken met regionale ondernemers. Duitse ondernemers zijn daarbij ook in beeld. Op toeristisch gebied wordt samengewerkt met het toeristisch Platvorm Noord Limburg.

De herontwikkeling is ook positief voor het regionale bedrijfsleven. De consument die tot aanschaf overgaat, betreft gemiddeld genomen een categorie met een bovenmodaal inkomen, voldoende voor de aanschaf maar ook voor de exploitatie. De nieuw aangeboden objecten zijn veelal luxer, comfortabeler en ruimer en van een hogere prijsklasse dan de objecten van de huidige reguliere jaargasten. De nieuwkomers zijn daardoor deels draagkrachtiger dan de huidige jaargasten. Omdat deze consumenten geld te besteden hebben, kan ook de lokale middenstand hierop inspelen (denk o.a. aan thuisbezorging maaltijden e.d.). Naast een grotere bestedingsruimte is ook de mobiliteit van de huidige consument groter. Daardoor bezoeken zij veel vaker de omgeving dan de 'traditionele' gast van weleer die vooral op het park bleef. Bovendien gebruikt de moderne eigenaar het object meer als gastenverblijf; het uitnodigen van familie en bekenden levert een extra impuls aan de lokale en regionale economie.

De herontwikkeling leidt ook tot een aanzienlijke economische spin off voor de regio. Dat de herontwikkeling inderdaad tot economische spin off voor de regio leidt, wordt bevestigd door het onderzoek dat ZKA Consultants op verzoek van de gemeente Arnhem uitvoerde voor de herontwikkeling van Droompark Hooge Veluwe te Arnhem. ZKA Consultants becijferde dat als gevolg van de herontwikkeling, waarbij 180 recreatieobjecten worden gerealiseerd, de omvang van de bestedingen buiten het park groeit met € 2,9 miljoen per jaar en dat dit leidt tot 36 nieuwe arbeidsplaatsen.

Zelf georganiseerd draagvlak

Droomparken organiseert draagvlak door in een Masterplan de uitgangspunten voor de planontwikkeling vast te leggen. Gebruikelijk aan de werkwijze van Droomparken komt dit Masterplan tot stand in een cyclisch proces, waarbij de inhoud vorm krijgt in afstemming en samenspraak met de gemeente en belanghebbenden. Ook een Groenbeheerplan en een Beeldkwaliteitsplan zijn opgesteld. Het masterplan vormt het kader en uitgangspunt voor een nieuw ruimtelijk plan dat de ontwikkeling mogelijk zal maken. Het Masterplan Maasduinen is opgenomen in bijlage 2.

Het groenbeheerplan is aan de direct omwonenden voorgelegd. Om de ontwikkeling van de steilrand te volgen, zal er een jaarlijkse monitorronde worden gehouden waarbij zij worden betrokken.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling van Droompark Maasduinen past wat betreft de Majeure Opgaven en Basisprincipes binnen de het ruimtelijk beleid van de gemeente Venlo zoals vastgelegd in de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo.

3.4.3 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2007-2020

Doel van het GVVP 2007-2020 is het verbeteren van de leefbaarheid en bereikbaarheid van de gemeente Venlo. Naast de hoofdnota zijn er verschillende deelnota's opgesteld ten aanzien van verkeersveiligheid, parkeren en fiets.

Het GVVP heeft onder meer een vlotte, verkeersveilige doorstroming van de hoofdwegen en optimale benutting van de aanwezige parkeercapaciteit ten doel. Dit komt de leefbaarheid en bereikbaarheid ten goede.

In de deelnota 'Bereikbaarheid en Parkeren' is er voor gekozen om geen specifieke parkeernormen voor de gemeente Venlo te ontwikkelen. Dit omdat de landelijke CROW-normen een richtlijn zijn, deze een bepaalde bandbreedte kennen en uiteindelijk de toepassing toch iedere keer weer specifiek moet worden gemaakt. De toepassing van de landelijke CROW-norm volstaat dus als algemene richtlijn. De deelnota verwijst nog naar CROW-publicatie 182 'Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering'. Deze is vervallen en opgegaan in de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en parkeergeneratie' (2012). De deelnota biedt nadrukkelijk de mogelijkheid om in individuele gevallen af te wijken van de CROW-norm.

De aspecten parkeren, ontsluiting en bereikbaarheid worden nader uiteengezet en getoetst in paragraaf 4.8.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders van het GVVP.

3.4.4 Venlo 2010: Groenste gemeente aan de Maas

In het kader van de fusie van de gemeente Venlo en de gemeente Arcen en Velden is een 'position paper' opgesteld voor de toeristisch/recreatieve ontwikkeling van de gemeente.

In het document wordt vermeld dat het wenselijk is de focus te leggen op de betere bestedende segmenten. Belangrijk uitgangspunt bij de doelgroepkeuze is het bestedingsprofiel. Door de nieuwe positionering kan meer gefocust worden op het beter bestedende segment binnen de huidige doelgroepen. Het gevarieerde aanbod zorgt ook voor een relatief grote variatie in de volgende toeristische doelgroepen:

  • families: families/gezinnen uit Nederland en Duitsland met een relatief hoog bestedingsprofiel. Hierbij kan tevens gebruik worden gemaakt van de diversiteit aan leeftijden (drie generaties);
  • groepen: bedrijven, clubs of groepen met een andersoortig verband die een behoefte hebben aan laagdrempelige activiteiten in een gastvrije omgeving;
  • senioren/ouderen: die ook veelal buiten het seizoen komen en relatief koopkrachtig zijn.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de ambities uit het beleidsstuk 'Venlo 2010: groenste gemeente aan de Maas'.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient te worden onderbouwd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Omdat de herontwikkeling van Droompark Maasduinen een gebied omvat van meer dan 10 ha in gevoelig gebied en ontgrondingswerkzaamheden worden uitgevoerd is een m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld (zie bijlage 1). Tevens is in deze notitie onderzocht in hoeverre de sectorale aspecten een belemmering vormen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies beschreven. Voor de inhoudelijke aspecten verwijzen we naar de genoemde notitie.

4.2 M.e.r.-beoordeling

In de m.e.r.-beoordelingsnotitie wordt geconcludeerd dat met de genoemde mitigerende maatregelen de herontwikkeling van Droompark Maasduinen geen belangrijk negatieve milieueffecten kan veroorzaken die een volwaardige m.e.r.-procedure met milieueffectrapport (MER) wenselijk of noodzakelijk maken. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • ophoging van het kampeergedeelte met zand om wateroverlast te voorkomen;
  • funderingsonderzoek om de stabiliteit van de bodem vast te stellen;
  • aanvraag ontheffing vanwege ligging in Venloschol indien beneden 5 m +NAP wordt geroerd (het laagste punt van het park ligt op circa 33 m +NAP), bijvoorbeeld voor installatie van een aardwarmtepomp;
  • opzetten werkprotocol om negatieve effecten op de rugstreeppad uit te sluiten;
  • afhankelijk van de resultaten van het veldonderzoek naar de zandhagedis worden maatregelen genomen;
  • compensatie opheffen bestemming Bos in de vorm van een tegenprestatie waarbij de omvang van de bestemming Bos met een factor 2 buiten het plangebied wordt gecompenseerd.

Op basis van deze notitie heeft de gemeente Venlo op 26 maart 2019 het besluit genomen dat geen volledige project-m.e.r.-procedure noodzakelijk is.

4.3 Bedrijven En Milieuhinder

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies:

  • ter plaatse van de milieugevoelige functies een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Direct ten zuiden van het plangebied aan Maalbekerweg 24 bevindt zich een horecagelegenheid. Ten dienste van deze horecagelegenheid is een bedrijfswoning toegestaan. De richtafstand bedraagt (worstcase) 50 m in een rustige woonwijk.

Alleen deze bedrijfswoning bevindt zich binnen een afstand van 50 m van Droompark Maasduinen. Er zijn binnen deze richtafstand geen bestaande of nieuwe belastende activiteiten. De activiteiten op het recreatiepark qua sport, horeca en dergelijke bevinden zich op een (veel) grotere afstand.

Het enige mogelijke effect betreft geluidsoverlast vanwege toename van verkeer. Daarom is nader onderzoek uitgevoerd naar indirecte hinder. Dit is opgenomen in de bijgevoegde m.e.r.-beoordeling. Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woning aan de Maalbekerweg 24 niet toeneemt. De beoogde ontwikkeling leidt dan ook niet tot relevante milieuhinder op deze locatie.

Ter plaatse zal dan ook sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en Droompark Maasduinen wordt door de woningen in de omgeving niet in de eigen bedrijfsvoering belemmerd.

4.4 Externe Veiligheid

Het nieuwe bestemmingsplan voor Droompark Maasduinen gaat niet gepaard met wijzigingen in de risico's voor de externe veiligheid. Het recreatiepark is een kwetsbaar object, volgens de definitie uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het park voldoet aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Er zijn in de nabije omgeving geen bedrijven die een risico voor de externe veiligheid opleveren.

Alleen bij een ongeluk op de A73 waarbij een gevaarlijke stof vrijkomt en een gifwolk ontstaat, kunnen de effecten daarvan in het plangebied merkbaar zijn. Door de relatief grote afstand tot het plangebied, is er echter ook inclusief de ontwikkeling van het park geen sprake van een verhoogd groepsrisico. Een volledige verantwoording van het groepsrisico hoeft niet plaats te vinden (Bevt, artikel 12, lid 2).

Het is op grond van artikel 7 van het Bevt nog wel verplicht om in te gaan op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid bij eventuele effecten van gevaarlijke stoffen. Het is daarvoor verplicht om de Veiligheidsregio te raadplegen. Dit is gebeurd.

Het advies van de Veiligheidsregio Limburg Noord (4 september 2018) is met hen besproken en wordt opgevolgd. Belangrijkste punt voor het bestemmingsplan is de gewenste tweezijdige bereikbaarheid. Om een vluchtweg bij een calamiteit te waarborgen, wordt aan de Maalbekerweg een tweede entree, oostelijk van de huidige, voor de brandweer geschikt gemaakt. Realisatie zal onderdeel zijn van de herontwikkeling van het oostelijke deel en tegelijkertijd worden gerealiseerd. Dit geldt ook voor het aanvullen van het vluchtplan met een extra verzamelplek en het bluswater. Daarnaast is het voor voetgangers mogelijk op verschillende plekken het park te verlaten omdat er zo min mogelijk hekken staan.

Technische en beheeraspecten krijgen ook de nodige aandacht, maar deze vallen buiten het bestek van dit bestemmingsplan. Zo is het vullen van de propaantanks bijvoorbeeld gepland op rustige momenten.

De veranderingen in het bestemmingsplan passen in het Beleidsplan externe veiligheid 2012-2015 van de gemeente Venlo. Op een afstand groter dan 200 m van snelwegen, stelt de gemeente geen nadere eisen aan ruimtelijke ontwikkelingen ter verbetering van de externe veiligheid.

4.5 Bodem

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken worden de volgende conclusies getrokken:

  • het aspect bodemopbouw staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg: waar nodig worden ter plaatse recreatieverblijven gefundeerd op palen;
  • het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg: onderzoek heeft aangetoond dat er geen sprake is van relevante bodemvervuiling; het initiatief zal niet tot bodemvervuiling leiden;
  • het aspect grondwater staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg: de bodem wordt opgehoogd met de uitkomende grond van het nieuw te graven water en/of zand;
  • het aspect waterberging staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg: er wordt voldoende nieuw oppervlaktewater gegraven om een peilstijging bij extreem weer op te vangen;
  • het aspect waterkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg: de huidige waterkwaliteit is goed, mede als gevolg van de aanwezige kwel en het aanwezige systeem voor afvoer van overtollig water, waardoor onder meer ook de zwemwaterkwaliteit in de zwemplas wordt gewaarborgd. Dat wijzigt niet na realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de bodemkwaliteit en het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Er dient rekening te worden gehouden met de Wet bodembescherming en/of het Besluit bodemkwaliteit indien bij de bouw grond wordt geroerd, verplaatst en/of van de locatie wordt aan-/afgevoerd.

Er wordt geconcludeerd dat de aspecten bodem en water de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

4.6 Water

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Limburg, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. In 2015 is het Waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld door de Algemeen besturen van waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei (nu Waterschap Limburg).

Het beleid en het wateradvies/onderzoek zijn in de bijlage notitie m.e.r. beschreven. In vervolg op contact met het waterschap is voor het dimensioneren van bergings- en infiltratievoorzieningen uitgegaan van de regels c.q. toetsingspunten van voormalig waterschap Peel en Maasvallei. Daarnaast is rekening gehouden met de nieuwe Keur van het waterschap, namelijk het bergen van buien van T=100. Op deze wijze wordt de buffercapaciteit vergroot en wordt rekening gehouden met grotere en intensievere buien.

Grondwater

Ter plaatse van het plangebied komen verschillende zandgronden (Hn21, Zb30, pZn23) voor. Het water in het gehele plangebied staat vrij laag (grondwatertrappen V en VII). De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt hierbij tussen 40-80 cm onder maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 120 cm onder maaiveld. De maaiveldhoogte bedraagt in het plangebied tussen 33 en 40 m NAP.

Bij het verschuiven van de zwemplas en uitbreiding van het water ter plaatse van het huidige kampeerterrein wijzigen de waterstanden niet. Er wordt geen belemmering verwacht ten aanzien van de bestemmingswijziging en de uitvoering van het plan.

Waterkwantiteit

De bestaande en nieuwe verharding is in beeld gebracht, en er is circa 10% van het plangebied gereserveerd voor water.

Bij de nieuwe norm een T=100 bui, waarbij 84 mm neerslag in 48 uur valt is een afvoer meegenomen van 1 l/sec/ha. In totaal wordt er dan 17,6 mm afgevoerd en moet er nog 67 mm geborgen kunnen worden. Dit betekent een totale peilstijging van circa 0,15 m. Naar verwachting zal dit een peilstijging van maximaal 0,2 m met zich meebrengen. Ook dit is nog een relatief lage stijging en wordt als acceptabel beschouwd. Afvoer van wegwater via kolken en leidingen is niet gewenst. De neerslag die op de weg en de kavels valt, wordt via de bermen aan weerszijden afgevoerd naar de zwemvijver omdat de infiltratiemogelijkheden beperkt zijn op het huidige kampeergedeelte waarbij van grindkoffers in de bermen de infiltratie bevorderen.

In het laag gelegen gebied is de grote zwemvijver aanwezig die door flauw oplopende oevers een grote capaciteit voor wateropvang heeft. Een stijging van het wateroppervlak van 26 tot 27 cm om te komen tot een berging van 1.162 m³ geeft hier naar verwachting dan ook geen knelpunten. De berging kan binnen 24 uur weer beschikbaar zijn voor het opvangen van een nieuwe, vergelijkbare bui omdat de zwemvijver aan de noordzijde gekoppeld is en kan afvoeren naar de bestaande beek.

Voor de nieuwe folievijver die via het helofytenfilter afstroomt naar de zwemvijver wordt bekeken of een natuurlijke afdichting met klei en leem uit het gebied haalbaar is.

Waterbeheer

Beheer en onderhoud van het water blijft in handen van de exploitant Droomparken. Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd.

Op basis van de randvoorwaarden en uitgangspunten is de ontwikkeling in zowel ruimte als tijd waterneutraal uit te voeren. Er worden dan ook vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen belemmeringen verwacht ten aanzien van de bestemmingswijziging en de uitvoering van het plan.

4.7 Luchtkwaliteit

Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. De beoogde ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen ter plaatse. Bovendien wordt ruimschoots voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen.

4.8 Verkeer En Parkeren

  • De verkeersintensiteit als gevolg van de herontwikkeling neemt met 137 mvt/etmaal toe (25%) ten opzichte van de huidige situatie. Dit leidt niet tot een verslechtering van de verkeersafwikkeling of van de verkeersveiligheid. Het ontsluitende wegennet is op deze toename toegerust. De ontsluitingsstructuur en routekeuze van het verkeer wijzigt niet ten opzichte van de huidige situatie.
  • Het parkeren wordt op een goede wijze binnen het recreatiepark opgelost. Parkeren van de gasten vindt plaats op het terrein zelf, bij de kampeerplek en op de kavel. Ook is er een parkeerterrein met circa 60 parkeerplaatsen. De parkeernormen zijn in de bestemmingsplanregels vastgelegd.
  • De bereikbaarheid per openbaar vervoer wijzigt niet, maar is slecht, vooral als gevolg van de grote loopafstand tot de dichtstbijzijnde bushalte, hetgeen leidt tot een looptijd van circa 45 minuten.
  • De locatie wordt goed ontsloten door recreatieve fietsroutes. De veiligheid voor het fietsverkeer is voldoende gewaarborgd en dit wijzigt niet als gevolg van de (beperkte) toename van het autoverkeer als gevolg van de herontwikkeling van Maasduinen.
  • Door omwonenden is aandacht gevraagd voor de aansluiting, de entree van het recreatieterrein op de Maalbekerweg. Droomparken heeft vervolgens op eigen terrein een stopbord laten plaatsen. Maatregelen aan de openbare weg om de snelheid te verlagen zijn ook gevraagd door omwonenden.

Het aspect verkeer staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.9 Geluid

Het aspect geluid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg: de toename van de verkeersomvang is dusdanig beperkt dat geen hoorbare stijging van de geluidsbelasting op de gevels van woningen langs de Maalbekerweg optreedt. De hoogst optredende geluidsbelasting bedraagt in zowel de huidige als in de toekomstige situatie 53 dB en overschrijdt daarmee de uiterste grenswaarde niet.

4.10 Ecologie

Soortenbescherming

Er treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen voor op beschermde soorten. Door uitbreiding van het waterareaal, de realisering van meer natuurlijke oevers en meer inheemse bomen en struiken wordt het leefgebied van broedvogels, vleermuizen en rugstreeppadden qua omvang en kwaliteit versterkt. Door een werkprotocol worden negatieve effecten op de rugstreeppad voorkomen. Dit werkprotocol wordt opgesteld voor de uitvoering van de werkzaamheden om negatieve effecten te voorkomen.

In het overleg met de natuurorganisaties is gebleken dat de zandhagedis is waargenomen. Daarom is een biotopenonderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat het terrein slechts marginaal/suboptimaal biotoop is. Vanwege het vermoeden van aanwezigheid wordt na de rustperiode van de zandhagedis een aanvullend onderzoek uitgevoerd. De zandhagedis blijkt in lage dichtheid voor te komen. Er wordt een werkprotocol opgesteld en bij het bevoegd gezag (provincie) ontheffing aangevraagd.

Voor de inrichting van de compensatieopgave voor het Natuurnetwerk wordt de zandhagedis als een van de doelsoorten genoemd.

Gebiedsbescherming

In de toekomstige situatie zijn in totaal 250 recreatieverblijven beoogd. In de bestaande situatie zijn reeds 169 recreatieverblijven aanwezig. Het projecteffect bedraagt derhalve 81 recreatieverblijven. De toename van recreatieverblijven kan invloed hebben op Natura 2000-gebieden vanwege een toename van stikstofdepositie door een toename van de verkeersgeneratie die daarmee gepaard gaat.

Daarnaast kan het stoken van aardgas middels aardgasgestookte cv-installaties extra stikstofdepositie veroorzaken op Natura 2000-gebieden. De nieuwe 81 recreatieverblijven zullen gasloos worden uitgevoerd. Echter om de worst-case situatie te beschouwen is gerekend mét gasgestookte cv-installaties.

De toename van de stikstofdepositie ten gevolge van de toekomstige recreatieverblijven en de extra verkeersgeneratie van Droompark Maasduinen leidt, zelfs als de recreatieverblijven met gasgestookte cv-installatie worden voorzien, niet tot significant negatieve effecten op Natura 2000. Uit de berekening met Aerius Calculator blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr. Het opstellen van een Passende beoordeling en het doorlopen van een volwaardige m.e.r.-procedure is dan ook niet noodzakelijk.

De Wet natuurbescherming staat, voor wat betreft het onderdeel Natura 2000, de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg aangezien geen significant negatieve effecten optreden als gevolg van vermesting en verzuring (stikstofdepositie), oppervlakteverlies of versnippering, verandering in hydrologie, verstoring door geluid, licht en trillingen en optische verstoring.

4.11 Archeologie En Conventionele Explosieven

Als gevolg van klei- en zandwinning in het verleden is het terrein van de voormalige groeve verstoord. Deze groeve omvat vrijwel dezelfde contouren als het plangebied van het ontwerpbestemmingsplan. Opnemen van een archeologische dubbelbestemming is daarom niet nodig. Het aspect archeologie staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. De eerder aangetroffen vindplaats van prehistorisch aardewerk is vanwege de afgraving niet meer relevant. Een dubbelbestemming archeologie is niet noodzakelijk.

Conventionele explosieven zijn niet te verwachten omdat het gebied na de Tweede Wereldoorlog is afgegraven.

4.12 Landschap En Cultuurhistorie

Het park is gesitueerd in een bijzondere omgeving qua landschap en cultuurhistorie. In dit landschap is vooral de overgang tussen uiterwaarden en de hogere zandgronden, die door mensen werden benut, interessant.

Op de kaarten van de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (Kich) is te zien dat in het plangebied zelf geen elementen voorkomen met een hoge cultuurhistorische waarde. Nabij het plangebied, aan de Maalbekerweg, is de Maalbeek gelegen, een industrie- en poldermolen. Het betreft een Rijksmonument. De planontwikkeling zal echter geen invloed hebben op de cultuurhistorische (belevings)waarde van het monument aangezien de beoogde ontwikkelingen plaatsvinden binnen het bestaande terrein van DroomPark Maasduinen en de objecten niet te zien zullen zijn vanuit het omliggende gebied.

Het plangebied betreft een voormalige kleigroeve. Het huidige reliëf met plateaus, terrasranden en een natuurbad is het gevolg van deze kleiwinning. Daarmee hebben de huidige morfologische vormen een zekere cultuurhistorische waarde. Aantasting hiervan moet zoveel mogelijk voorkomen worden. In de directe omgeving zijn meerdere cultuurhistorische elementen gelegen. Naast Maalbeek, een voormalige omgrachte hoeve met watermolen betreft het ook de Maalbekerweg (middeleeuwse holle weg) en een kazemat aan de voet van de steilrand.

De steilrand zelf heeft een sterke landschappelijke waarde als 'landmark'. Deze steilrand begrenst een waardevol cultuurhistorisch gebied: het Meelderbroek. Dit is benoemd in de ruimtelijke structuurvisie. Het behoud en de versterking van de beboste steilrand staat dan ook voorop. De steilrand wordt beschermd door binnen de bestemming Bos een specifieke aanduiding toe te voegen. Bebouwing is hier uitgesloten.

Bij de herontwikkeling worden de sfeer van het bos, het water en de natuurlijke hoogteverschillen versterkt. Met de nieuwe inrichting wordt aangesloten bij het landschap in de directe omgeving van Droompark Maasduinen, waardoor het park zich ontwikkelt tot een hoogwaardig onderdeel van het beboste steilrandlandschap en de voormalige groeves. Het behoud van de groene beboste randen zijn uitgangspunt om tot een goede landschappelijke inpassing te komen.

De recreatieverblijven staan in een omgeving die voor een belangrijk deel als totaalconcept wordt ontworpen: geen volledig afgebakende privétuinen, maar een natuurlijk landschap waarin de recreatie-objecten zijn geplaatst. Door het toevoegen van water wordt de beleving versterkt en de samenhang in het landschap zichtbaar.

De planontwikkeling zal geen invloed hebben op de cultuurhistorische (belevings)waarden van deze elementen. In een omtrek van meer dan 300 m van het plangebied zijn geen andere cultuurhistorische objecten gelegen. Vanuit het aspect 'cultuurhistorie' is de voorgenomen ontwikkeling dan ook niet bezwaarlijk.

Tijdens overleg met natuurorganisaties is afgesproken dat met IVN De Steilrand wordt gewerkt aan het aanbieden van informatie over geografie, de unieke bodem en flora en fauna.

4.13 Duurzaamheid

Droomparken heeft een nieuw programma opgesteld: Duurzame Gastvrijheid. Dit programma omvat ambities en maatregelen voor duurzame recreatieverblijven, centrale voorzieningen op het recreatiepark en een duurzame bedrijfsvorming. De energietransitie waarbij fossiele energiebronnen worden vervangen door duurzame energiebronnen is daarvan een belangrijk onderdeel. Dit sluit aan op de wijziging van het Bouwbesluit op 28 juni 2018 waarbij de aansluitplicht op het aardgasnetwerk is vervallen.

Duurzaamheidsbeleid gemeente Venlo

In het coalitieakkoord 'Samen Venlo Veranderen' richt de gemeente Venlo zich op de daadwerkelijke realisatie van duurzame elementen. In december 2015 is het visiedocument 'Krachtig Verbonden' (2016-2020) vastgesteld. Het stimuleren van zonne-energie staat daar bijvoorbeeld in benoemd evenals het uitbreiden van het aantal e-laadpalen. Daarnaast worden onderstaande duurzaamheidsmaatregelen benoemd.

  • Bewust omgaan met water in voorzieningen zoals zwembaden. Dit betekent onder meer het installeren van (lucht)warmtepompen, waterbesparende douchekoppen en beregeningssystemen. Daarnaast is het belangrijk om bewustwording bij de gasten te creëren ten aanzien van waterbesparing, waterwinning en waterzuivering. Eventueel zou dit ook in de vorm van educatie gefaciliteerd kunnen worden.
  • Daarnaast dient ingezet te worden op het gebruik van duurzame energie middels zonnepanelen, zonnecollectoren en windenergie. Ook wordt gestreefd naar de realisatie van duurzame en energiebesparende recreatievoorzieningen en recreatieverblijven. Dit in combinatie met het bewust maken van gasten van energieverbruik en besparing.
  • Verantwoord investeren in de infrastructuur op de parken van asfalt naar natuurlijke bestrating vormt ook een onderdeel van het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Venlo. Bij de inrichting van de parken dient te worden aangesloten op de natuurlijke omgeving en de behoeften van gasten; duurzaam en multifunctioneel. Ook wordt ruimte geboden voor innovatieve ideeën en de investering in (IT-)systemen.

Ruimtelijke implicaties van de energietransitie

De energietransitie heeft ruimtelijke implicaties. De installaties van emissieloze energie- en warmtevoorzieningen nemen meer ruimte in dan bijvoorbeeld een standaard toegepaste aardgasgestookte CV-combinatie. Een aantal voorbeelden:

  • met (lucht)warmtepompen kan worden voorzien in een emissieloze ruimteverwarming en warm tapwater. Dergelijke units vragen extra ruimte en een omkasting die geluids- en trillingshinder voorkomen.
  • emissieloze warmtebronnen werken met lagere temperaturen en zijn niet in staat snel bij te warmen (met gebruik van gas kan dit wel). Voor de warmwatervoorziening zijn daarom grote boilers nodig. Om te kunnen voorzien in de wamwatervraag van een gezin van 5 personen dat achter elkaar onder de douche stapt, is al snel een boiler van 600 liter nodig;
  • ook accu's om zonne-energie op te slaan vergen de benodigde ruimte.

Vigerende bestemmingplannen kunnen energietransitie belemmeren

Voor een warmtepomp, een hieraan gekoppelde boiler en accu's is de extra benodigde technische ruimte circa 6 m². Ruimtelijke plannen bevatten maximum bouwmaten. Waar de vraag om extra ruimte voor duurzame energievoorzieningen niet binnen de maximum bouwmaten van het ruimtelijk plan passen, vormen deze ruimtelijke plannen een belemmering voor de realisatie van de energietransitie. Verder kan er mogelijk discussie zijn of aan de recreatieverblijven gekoppelde elementen voor het opwekken van duurzame energie die buiten de maximum maten van het ruimtelijke plan moeten worden geïnstalleerd, als ondergeschikt bouwdeel kunnen worden voorzien. Denk hierbij aan zonnepanelen of kleine windmolens.

Concrete maatregelen

Droomparken heeft in overleg met de gemeente een aantal concrete maatregelen bedacht om planologische belemmeringen weg te nemen om een energietransitie mogelijk te maken. Hiermee kan worden voldaan aan de duurzaamheidsambities van zowel de gemeente Venlo als van Droomparken. De maatregelen worden in onderstaande tekst weergegeven.

  • De mogelijkheid om objecten te vergroten met een technische ruimte voor duurzame energievoorzieningen van maximaal 6 m².
  • Ter voorkoming van een verrommeling van de recreatieterreinen:
  • geen losse units buiten het pand, maar geconcentreerd in een technische ruimte;
  • koppeling van deze technische ruimte aan het object, zodat losse bijgebouwen worden voorkomen.
  • Als voorwaarde opnemen dat technische ruimten alleen vanuit buiten toegankelijk zijn. Daarmee wordt gebruik als verblijfsruimtes voorkomen.
  • Installaties op of aan de woning ten behoeve van duurzame energie (zonnepanelen en kleine windmolens) aanmerken als ondergeschikt bouwdeel, zodat deze buiten de maximum bouwmaten kunnen worden toegepast.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving En -Verantwoording

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord.

5.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. a. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. b. Bestemmingsregels;
  3. c. Algemene regels (onder andere afwijkingen);
  4. d. Overgangs- en slotregels.

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. a. Artikel 1: Begrippen
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. b. Artikel 2: Wijze van meten
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in onder andere:

  1. a. bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  2. b. bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  3. c. afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
  4. d. verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor deze bestemming is gekozen.

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. a. Artikel 5: Anti-dubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.
  2. b. Artikel 6: Algemene bouwregels
    In dit artikel zijn algemeen geldende bouwregels opgenomen. Onder meer is beschreven wat onder ondergeschikte bouwdelen en ondergrondse gebouwen wordt verstaan. Ook is aangegeven hoe met bestaande maten wordt omgegaan.
  3. c. Artikel 7: Algemene gebruiksregels
    In dit artikel is expliciet benoemd dat permanente bewoning niet is toegestaan. Daarnaast is ander strijdig gebruik opgenomen, zoals dat ook in het vigerende bestemmingsplan 'Droompark Maasduinen' (2014) is opgenomen.
  4. d. Artikel 8: Aanduidingsregels

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen ten behoeve van de bescherming van de steilrand en de Venlo Schol.

  1. e. Artikel 8: Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de voorwaarden beschreven waaronder kan worden afgeweken van een bestemmingsregel. Deze afwijkingen kunnen worden toegepast op alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.
  2. f. Artikel 9: Overige regels
    In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, een begrip en/of een functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

5.3 Verantwoording Van De Regels

5.3.1 Bestemming Bos

Binnen deze bestemming is het bos opgenomen dat op het park aanwezig is en dat dient te worden behouden. Hier mag alleen worden gebouwd ten behoeve van de extensieve recreatie. Er geldt een omgevingsvergunningvereiste voor het mogen aanbrengen van onder andere oppervlakteverharding en het verhogen of verlagen van de bodem. De bestaande wegen en paden en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen de bestemming 'Bos' zijn toegestaan.

5.3.2 Natuur

Deze bestemming geldt voor het gebied ten oosten van de sportvelden in Venlo (zie plankaart) dat als tegenprestatie als natuurgebied wordt ingericht. Dit ter compensatie van de wijziging van een deel van de bestemmingen op het recreatiepark naar de bestemming recreatie.

Binnen de bestemming 'Natuur' gaat het om realisatie en instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden, met een zo sterk mogelijk ecologisch en ruimtelijk-structurele samenhang. Het gaat om het ontwikkelen en beheren van natuur die in de toekomst onderdeel kan zijn van de Goudgroene natuurzone.

5.3.3 Bestemming Recreatie - Gemengd terrein

Verblijfsrecreatie, centrale voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen

Het grootste deel van het plangebied is voorzien van de bestemming 'Recreatie - Gemengd terrein'. Binnen de bestemming is bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie mogelijk en zijn centrale voorzieningen en een bedrijfswoning mogelijk. In artikel 1 is gedefinieerd wat onder centrale voorzieningen wordt verstaan. Het betreft onder meer het zwembad, speel- en sportvoorzieningen, de receptie, kantoorruimte en dergelijke. Ondergeschikt aan deze functies is ook dagrecreatie en horeca mogelijk.

Permanente bewoning uitgesloten

Permanente bewoning van objecten wordt voorkomen doordat alleen bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie is toegestaan. In artikel 1 is gedefinieerd dat verblijfsrecreatie recreatief nachtverblijf betreft waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. Ook in artikel 5.4.1. is permanente bewoning als strijdig gebruik benoemd.

Maximaal ruimtelijk programma nachtrecreatief verblijf

Het ruimtelijk programma aan verblijfsrecreatie omvat de volgende vier typen eenheden voor recreatief nachtverblijf en de volgende maximale aantallen:

  1. a. 54 stacaravans;
  2. b. 60 recreatiewoningen: over het algemeen traditioneel gebouwd en met een vaste fundering met de grond verbonden;
  3. c. 141 chalets: door middel van de begripskeuze is duidelijk gemaakt dat dit een brede invulling kan krijgen. In artikel 1 is gedefinieerd dat dit kampeermiddelen betreft die hooguit een niet gebouwde fundering hebben en binnen 24 uur demontabel zijn;
  4. d. 3 groepsaccommodaties: een groepsaccommodatie is een gebouw waarin groepen recreatief verblijven;
  5. e. 30 standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen: kampeerplaatsen voor toeristisch kamperen (seizoenplaatsen en passantenplaatsen).

Ad c: in de regels is een conversietabel met een verhoudingsgetal opgenomen om flexibiliteit in het programma mogelijk te maken. Hierna wordt deze tabel toegelicht. Ter verduidelijking is hierbij als voorbeeld aangegeven hoe het actuele programma van 141 chalets is opgebouwd:

  • 20 x groot recreatieverblijf x het verhoudingsgetal voor dit type, namelijk 2 = 40;
  • 20 x tiny house x het verhoudingsgetal voor dit type, namelijk 0,4 = 8;
  • 93 chalets x het verhoudingsgetal voor dit type, namelijk 1 = 93.

In een tabel in de regels is overzichtelijk gemaakt welke oppervlaktematen en hoogtematen voor de verschillende typen verblijfsrecreatieve eenheden gelden. Daarnaast geldt steeds dat het grondoppervlak van de verblijfsrecreatieve eenheden ten hoogste 25% van de kavel mag omvatten waarop het object staat en dat daarnaast maximaal 25% van deze kavel mag worden verhard zodat 50% van de kavel onverhard en groen is ingericht. Op deze manier wordt gewaarborgd dat het recreatiepark groen en een open karakter behoudt. Vanuit brandveiligheid geldt dat er in principe een minimale onderlinge afstand van 5 m moet worden aangehouden.

Conversietabel

Het is toegestaan om de hierboven genoemde aantallen onderling uit te wisselen, zodat op wijzigingen in de markt kan worden ingespeeld. In artikel 5.2.1 is hiertoe een conversietabel opgenomen.

Indien bijvoorbeeld 1 groepsaccommodatie minder wordt gerealiseerd, is het mogelijk om 2 extra recreatiewoningen te bouwen. Daarnaast is het ook mogelijk om de toegestane aantallen te benutten voor chalets, stacaravans of standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen.

Bij het opstellen van de conversietabel is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  1. a. een wijziging in het programma leidt niet tot meer bebouwingsomvang (m² of m³). Hiermee wordt geborgd dat geen grotere 'verstening' plaats kan vinden;
  2. b. een wijziging in het programma leidt niet tot meer verkeer. Hiermee wordt geborgd dat de (milieu)effecten van de ontwikkeling niet toenemen als gevolg van een wijziging in het programma.

De conversietabel is vooral opgenomen om op de ontwikkelingen in de markt te kunnen inspelen. De snelheid waarmee de herontwikkeling van het park plaatsvindt, is immers geheel afhankelijk van de draagkracht van de markt. Indien gaandeweg de marktbehoefte wijzigt en er bijvoorbeeld meer behoefte is aan chalets/stacaravans dan aan recreatiewoningen, maakt de conversietabel het mogelijk om chalets/stacaravans in plaats van recreatiewoningen te ontwikkelen. 'Inwisselen' van recreatiewoningen voor chalets zal alleen plaatsvinden als meer dan 141 chalets worden geplaatst. Indien het aantal chalets op termijn weer terugzakt tot onder de 141, ontstaat er ruimte om (alsnog) de 'ingewisselde' recreatiewoningen te realiseren.

De conversietabel is bedoeld om op elk moment de status te kunnen opmaken, waarbij de maximale aantallen bebouwing – in de basis – in totaal niet meer mag bedragen dan 60 recreatiewoningen, 141 chalets en 3 groepsaccommodaties.

Toepassen van de conversietabel kan niet leiden tot een verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit. Die is namelijk te allen tijde gewaarborgd door de in artikel 5.2.1 onder a vastgelegde voorwaarden dat maximaal 25% van de kavel mag worden bebouwd. Een andere reden voor de conversietabel is dat op deze wijze de maximum verkeersgeneratie en recreatiedruk van het park te allen tijde gelijk blijft. De in de conversietabel opgenomen verhoudingen zijn hierop namelijk afgestemd. Dit is van belang vanuit de onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de met de ontwikkeling samenhangende effecten op de omgeving. Op elk willekeurig moment kan in het kader van handhaving het maximale programma dat dit bestemmingsplan toestaat worden getoetst, door uit te gaan van de maximum aantallen in artikel 5.2.1 onder a en toepassing van de conversietabel, waar wordt afgeweken van deze aantallen.

In het plan is een algemene afwijkingsregel opgenomen waarmee onder voorwaarden maten, percentages e.d. kunnen worden vergroot.

Bestaande chalets op kleine percelen

Om te voorkomen dat bestaande verblijfsrecreatieve eenheden worden weg bestemd, omdat deze niet aan de maatvoering vereisten kunnen voldoen (denk aan de voorwaarde dat slechts 25% van het perceel mag worden bebouwd), is in de regels expliciet bepaald dat voor bestaande bebouwde percelen het bestaande bebouwingspercentage als maximum geldt. Zie de regeling in artikel 8.

Overige gebouwen

Op het park zijn naast het gebouwencomplex en de losse verblijfsrecreatieve eenheden ook gebouwen toegestaan voor functies als het zwembad, sportactiviteiten, een receptie, etc. Het totale oppervlak van deze gebouwen op het terrein mag maximaal 5% van het terrein beslaan. De goot-/bouwhoogte per gebouw is maximaal 6/9 m. In het plan is een afwijkingsregel opgenomen waarmee onder voorwaarden het oppervlak van deze overige gebouwen kan worden vergroot.

Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Afscherming van erven en/of afscherming in het kader van privacy vindt in principe zoveel mogelijk plaats door middel van beplanting, om een natuurlijke uitstraling te garanderen. In incidentele gevallen zijn gebouwde erfafscheidingen dan wel afscheidingen ten behoeve van privacy wenselijk (bijvoorbeeld om een hond dan wel kinderen binnen de erfgrens te houden). Dergelijke scheidingen mogen niet hoger zijn dan 1,2 m en dienen groen te worden ingepast.

Aanlegvergunningstelsel

Voor het kappen/rooien van bomen is een (kap)vergunning nodig indien zij een grotere doorsnede hebben dan 25 cm, gemeten op 1,3 m boven maaiveld. Dat is eveneens nodig voor bodemwerkzaamheden (afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren), ingrepen in de waterhuishouding (draineren, onderbemalen, dempen sloten, dempen poelen) en infrastructurele werkzaamheden (verharden oppervlakte).

Een uitzondering op deze vergunningplicht is van toepassing indien de betreffende werkzaamheden:

  1. a. werken of werkzaamheden van geringe omvang zijn, dan wel normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen;
  2. b. werken en/of werkzaamheden die niet dieper gaan dan -0,4 m beneden maaiveld;
  3. c. behoren tot normaal onderhoud beheer en ten dienste van de bestemming;
  4. d. betrekking hebben op de inrichting van het plangebied ten behoeve van het mogelijk maken van de bouw van de recreatiewoningen en de aanleg van terrassen, wegen/paden en infiltratievoorzieningen.

5.3.4 Bestemming water

Deze bestemming dient voor de aanleg en instandhouding van:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding en ecologische en natuurwaarden;
  3. c. waterlopen en daarbij behorende waterhuishoudkundige- en oevervoorzieningen.

Binnen de bestemming water zijn bruggen, dammen en duikers mogelijk. Ook gaat de regeling specifiek in op steigers.

5.3.5 Aanduidingen

Op de verbeelding zijn diverse aanduidingen opgenomen ter bescherming van verschillende zaken:

  • steilrand;
  • bufferzone verdroging;
  • ecologische hoofdstructuur (EHS)/Goudgroene natuurzone (GGN).

5.4 De Verbeelding

Als basis voor de plangrens is uitgegaan van de plangrens van het bestemmingsplan 'Droompark Maasduinen' uit 2014. Ten behoeve van het groenbeheer en de aansluiting tussen het recreatiepark en de natuurvijver direct ten noorden van het park is ter plaatse de grens van het bestemmingsplan in overleg met Staatsbosbeheer iets verruimd. Op de verbeelding zijn naast de beschreven bestemmingen Bos, Natuur, Recreatie - Gemengd terrein en Water ook diverse aanduidingen opgenomen.

Hoofdstuk 6 Exploitatie

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Het kostenverhaal is alleen noodzakelijk indien er bijvoorbeeld gronden van de gemeente ingebracht worden, dan wel maatregelen voor wat betreft riolering genomen moeten worden. De kosten voor de bestemmingsplanprocedure worden op basis van de legesverordening verhaald.

Voor de herontwikkeling van het recreatiepark sluit de gemeente met de initiatiefnemer een koopovereenkomst voor de natuurcompensatiepercelen. Deze overeenkomst wordt aangemerkt als anterieure overeenkomst (artikel 6.24 Wro). Daarnaast wordt een planschadeverhaalsovereenkomst opgesteld.

In de overeenkomst zijn onder meer de volgende aspecten geregeld:

  • de ontwikkeling wordt gerealiseerd en bekostigd door de initiatiefnemer;
  • de initiatiefnemer draagt de kosten voor de procedurele aspecten, zoals plankosten, onderzoeken en procedures (inclusief de door de gemeente te maken kosten).

Voor de gemeente zijn aan de uitvoering van het plan geen financiële risico's verbonden omdat de initiatiefnemer alle kosten voor zijn rekening neemt.

De gemeente heeft daarnaast vastgesteld dat de initiatiefnemer beschikt over specifieke kennis, ervaring, capaciteit en financiële middelen die noodzakelijk zijn voor de beoogde ontwikkeling.

Uit het bovenstaande blijkt dat de economische uitvoerbaarheid van het recreatiepark Droompark Maasduinen gewaarborgd is.

6.2 Wettelijke Verplichting Voor Het Opstellen Van Een Exploitatieplan

Artikel 6.12 lid 2 van de Wro bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c4°, respectievelijk 5° Wro noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, respectievelijk b, c of d Wro noodzakelijk is.

Met Droomparken is een anterieure overeenkomst over de grondexploitatie gesloten. De kosten die de gemeente maakt bij het mogelijk maken van de ontwikkeling bestaan uit proceskosten. Via de anterieure overeenkomst wordt ervoor gezorgd dat deze kosten door de ontwikkelaar worden gedragen. In een anterieure overeenkomst is het verhaal van deze kosten geregeld. Het bepalen van een tijdvak is niet noodzakelijk; het stellen van eisen en regels of een uitwerking van regels, is evenmin noodzakelijk.

Het verhaal van kosten voor de ontwikkeling van het recreatiepark is middels een anterieure overeenkomst verzekerd. Het is om die reden niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Overleg Met Belanghebbenden

Het proces van totstandkoming van dit ruimtelijk plan is als volgt opgezet. Allereerst is een Masterplan opgesteld waarin de planvorming uiteen is gezet en toegelicht. Op basis daarvan heeft inhoudelijke afstemming met de gemeente en betrokkenen plaatsgevonden.

Het plan is besproken met de volgende belanghebbenden:

  • natuurorganisaties;
  • Stichting Limburgs Landschap;
  • Staatsbosbeheer;
  • direct omwonenden van het recreatiepark;
  • Dorpsraad.

De opmerkingen zijn waar mogelijk verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan en de bijlagen, dat vervolgens is aangeboden aan de gemeente. Deze kondigt het bestemmingsplan formeel aan.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens van 6 juni 2019 tot en met 17 juli 2019 ter inzage gelegen. Op het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.

Het bestemmingsplan is in de raadsvergadering van 25 maart 2020 vastgesteld.

7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg als bedoeld ingevolge artikel 3.1.1 van het Bro zal het ontwerpbestemmingsplan 'Droompark Maasduinen' worden voorgelegd aan de wettelijke overlegpartners. De resultaten uit dit overleg zullen worden verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan.

7.3 Besluitvorming M.e.r.-beoordeling

De aanmeldnotie m.e.r.-beoordeling is ter besluitvorming voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders. Op 26 maart 2019 hebben zij op basis hiervan besloten dat een volwaardige m.e.r.-procedure niet nodig is.

Deze notitie is vervolgens als bijlage gekoppeld aan het bestemmingsplan.

Bijlage 1 M.e.r.-beoordelingsnotitie Met Bijlagen

Bijlage 1 M.e.r.-beoordelingsnotitie met bijlagen

Bijlage 2 Masterplan Maasduinen

Bijlage 2 Masterplan Maasduinen

Bijlage 3 Achtergronden Behoefte Recreatiewoningen Limburg

Bijlage 3 Achtergronden behoefte recreatiewoningen Limburg

Bijlage 4 Groenbeheerplan

Bijlage 4 Groenbeheerplan

Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan Maasduinen

Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan Maasduinen

Bijlage 6 Natuurcompensatieovereenkomst

Bijlage 6 Natuurcompensatieovereenkomst