KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Waarde - Archeologie Laag
Artikel 8 Waarde - Archeologie Middelhoog
Artikel 9 Waarde - Archeologie Zeer Hoog
Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Artikel 17 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Ruimtelijke En Functionele Context
2.2 Huidige Situatie
2.3 Toekomstige Situatie
2.4 Verkeerseffecten
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 M.e.r.-beoordeling
4.3 Bodem
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.5 Geluid
4.6 Geur
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Kabels En Leidingen
4.10 Zoneringen
4.11 Archeologie En Cultuurhistorie
4.12 Natuur
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Beleidskader
5.2 Situatie Plangebied
5.3 Waterbergingsopgave
5.4 Conclusie
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet
6.1 Inleiding
6.2 Uitgangspunten
6.3 Toelichting Op De Planregels
6.4 Bestemmingen
6.5 Algemene Regels
6.6 Overgangs- En Slotregel
Hoofdstuk 7 Haalbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Economische Haalbaarheid
7.3 Maatschappelijke Haalbaarheid
7.4 Conclusie
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 De Te Volgen Procedure
8.2 Kennisgeving
8.3 Wetteljk Vooroverleg
8.4 Vaststelling
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Inrichtingstekening
Bijlage 2 Verkeersonderzoek
Bijlage 3 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 4 Verkennend Bodem-, Asbest- En Infiltratieonderzoek
Bijlage 5 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 6 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna Deel I
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna Deel Ii
Bijlage 9 Notitie Beoordeling Stikstof
Bijlage 10 Waterparagraaf

Trade Port West Truckparking

Bestemmingsplan - Gemeente Venlo

Vastgesteld op 26-05-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan ‘Trade Port West Truckparking’ met identificatienummer NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01 van de gemeente Venlo.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 agrarische doeleinden

doeleinden gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden en/of fokken van dieren.

1.4 agrarische doeleinden, grondgebonden

agrarische doeleinden, waarbij de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde.

1.8 antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.13 bedrijfsvloeroppervlak:

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meerdere persoon / personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder, waarvan de hoogte minimaal 2,50 m en maximaal 4,00 m bedraagt.

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.25 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 extensieve (dag)recreatie:

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 geluidbelasting vanwege een industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichting behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.30 geluidgevoelige functies:

Bewoning en andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.31 geluidgevoelige gebouwen

Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.32 grondgebonden agrarische doeleinden

zie 1.4

1.33 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.34 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 horeca

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt vertrekt.

horeca categorie 1

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

horeca categorie 2

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

horeca categorie 3

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het vestrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

horeca categorie 4

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/ of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking en/of bereiding van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/ dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).

horeca categorie 5

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.36 kampeermiddel:

  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
  • én en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.37 kwetsbaar object:

kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.38 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.39 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.

1.40 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructie zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.41 parkeervoorziening:

een al dan niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.

1.42 peil:

  1. 1. Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
  3. 3. Indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse aan te houden waterpeil.

1.43 perceelsgrens:

Een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.44 risicovolle inrichting:

Een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo), of het Vuurwerkbesluit

1.45 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.46 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 significante toename van de depositie van NH3 en NOx

een depositietoename van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar.

1.48 slaapcabine ten behoeve van overnachting van chauffeurs

een bouwwerk of een ruimte binnen een bouwwerk waarin op basis van logies gelegenheid tot slapen dan wel rusten wordt geboden aan chauffeurs die met een vrachtauto gebruik maken van de vrachtwagenparkeerplaats.

1.49 slopen:

het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan;

1.50 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n), voor zover nader beschreven in het bestemmingsplan.

1.51 straatprostitutie:

Het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.

1.52 voorgevel:

één of meer gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).

1.53 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.54 voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.55 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat in functionele en bouwkundige zin ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.

1.56 weg:

een voor het rij- en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.57 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.58 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning.

1.59 woning:

Een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de bouwperceelgrens:

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 Goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 Horizontale diepte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.

2.6 Inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 Oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 Ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.11 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de digitale kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische doeleinden;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een beveiligde vrachtwagenparkeerplaats, met ten dienste daarvan en ondergeschikt daaraan:
    1. 1. horecavoorzieningen van maximaal categorie 2, met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 1.000 m²;
    2. 2. slaapcabines ten behoeve van overnachting van chauffeurs, met een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 300 m²;
    3. 3. douche- en wasgelegenheid met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 600 m²
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - recyclebedrijven': tevens industriële en ambachtelijke bedrijven die zijn gericht op de be- en verwerking van afvalstoffen, dan wel bedrijven waarvan de aard van de activiteiten daarmee overeenkomt, en dienstverlenende bedrijven ten behoeve van of in directe relatie met deze bedrijven, een en ander voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 3 tot en met 5 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1);
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. manoeuvreerruimte;

met de daarbij behorende:

  1. h. bedrijfsgebouwen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg, instandhouding en versterking van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden, met een zo sterk mogelijke ecologisch en ruimtelijk-structurele samenhang;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. extensief recreatief medegebruik;
  2. c. waterhuishoudkundige voorzieningen.

met de daarbij behorende:

  1. d. wegen en paden

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  1. a. de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. 1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. kamperen.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. bermen en beplanting;
  2. f. bosstroken;
  3. g. straatmeubilair;

met de daarbij behorende:

  1. h. voorzieningen van algemeen nut;
  2. i. waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen).

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  1. a. de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    2. 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
    3. 3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
    4. 4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
    5. 5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  2. b. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Waarde - Archeologie Laag

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie laag' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde -Archeologie laag' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
  2. b. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.

Artikel 8 Waarde - Archeologie Middelhoog

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde -Archeologie middelhoog' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
  2. b. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.

Artikel 9 Waarde - Archeologie Zeer Hoog

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie zeer hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde -Archeologie zeer hoog' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.
  2. b. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.

Artikel 10 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. beheer en onderhoud van de watergang;
  2. b. de bescherming van de ecologische waarden van de watergang;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang, worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

  1. a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  3. c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 geluidzone - industrie

13.2 milieuzone - grondwaterbescherming Venlo schol

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeers- veiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en worden toegestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  6. f. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    1. 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;
    2. 2. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    3. 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;
    4. 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

15.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en /of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot;
  4. d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 16 Algemene Procedureregels

16.1 Procedure nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:

  1. a. het ontwerpbesluit ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit;
  4. d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 17 Overige Regels

17.1 Parkeren

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. a. In het geval van de oprichting, uitbreiding of wijziging van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (december 2018). Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte.
  2. b. de parkeervoorzieningen als bedoeld onder a dienen in stand te worden gehouden.
  3. c. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a en toestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als

Regels van de bestemmingsplan 'Trade Port West Truckparking'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ter plaatse van de James Cookweg 31-33 te Venlo is een beveiligde parkeerplaats voor vrachtwagens gelegen. De beveiligde parkeerplaats beslaat een oppervlak van ca. 39.000 m2 en biedt parkeerplaatsen voor 225 vrachtwagens. Ondersteunend aan de parking is op het terrein een horecavoorziening met was- en douchegelegenheid aanwezig. Voor de parkeerplaats is een tijdelijke omgevingsvergunning verleend tot 8 juni 2021. Voor de was- en douchegelegenheid is een tijdelijke omgevingsvergunning verleend die afloopt op 28 februari 2023. Tot slot is nog een tijdelijke uitbreiding van de was- en douchegelegenheid vergund, welke vergunning afloopt op 10 september 2023.

Inmiddels bestaat, wegens een groeiende behoefte aan het beveiligd parkeren van vrachtwagens, het voornemen om de huidige parkeerplaats, inclusief bijbehorende faciliteiten, uit te breiden en een permanent karakter te geven. De uitbreiding is voorzien ter plaatse van de gronden westelijk gelegen van de huidige parkeerplaats. Het uit te breiden oppervlak bedraagt ca. 31.000 m2 en biedt samen met het bestaande terrein een capaciteit van 382 parkeerplaatsen voor vrachtwagens met een lengte tot ca. 17 meter, 19 parkeerplaatsen voor vrachtwagens met een lengte tot ca. 10 meter en 23 parkeerplaatsen voor personenauto's. Daarnaast wordt de bestaande horecavoorziening met was- en douchegelegenheid binnen de parking verplaatst. Hiervoor wordt een nieuw gebouw opgericht ter grootte van ca. 1.000 m2. Het voormalige gebouw voor de horecavoorziening mag worden ingericht ten behoeve van slaapcabines voor de chauffeurs tot maximaal 300 m².

Omdat onderhavig voornemen voorziet in de uitbreiding van bedrijventerrein, dient conform de principes van Dynamisch Voorraadbeheer bedrijventerrein elders te worden gesaldeerd. In dit kader wordt ter plaatse van de Rijksweg / de Vilgert in Velden ca. 1.555 m2 aan gronden herbestemd van 'Bedrijf' naar 'Agrarisch'.

Tot slot geldt dat een deel van de gronden waar de uitbreiding is voorzien (ca. 9.500 m2), bestemd is voor natuurdoeleinden. Als onderdeel van onderhavig planvoornemen wordt deze natuur gecompenseerd binnen de gemeente Venlo, ter plaatse van een locatie aan de Beckersweg. De beoogde locatie voor natuurcompensatie sluit aan op gronden die reeds voor natuurcompensatie zijn bestemd ten behoeve van de plannen 'Nieuw Manresa' en 'Droompark Maasduinen'.

Om de uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats inclusief bijbehorende faciliteiten planologisch-juridisch mogelijk te maken en de benodigde natuurcompensatie te borgen, is onderhavig bestemmingsplan opgesteld. Onderhavig document voorziet in de toelichting op het bestemmingsplan.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied bestaat uit drie onderdelen, namelijk 1) de gronden waar de uitbreiding van de truckparking is voorzien, 2) de gronden waar de saldering van bedrijventerrein is voorzien en 3) de gronden waar natuurcompensatie plaatsvindt. De begrenzing van de drie onderdelen wordt in onderstaande toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0001.png"

Locaties planonderdelen

Uitbreiding truckparking

Het deel van het plangebied waar de uitbreiding van de truckparking plaatsvindt is gelegen ter plaatse van de James Cookweg 31-33 te Venlo, gemeente Venlo. Het betreft de (gedeeltelijke) percelen kadastraal bekend als gemeente Venlo, sectie V, nummer 525, 633 en 634 en sectie W, nummer 171, 480, 481, 484, 571, 578 en 579.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0002.png"

Indicatie begrenzing plangebied

Dit deel van het plangebied is gelegen binnen bedrijventerrein Trade Port West. De noordzijde van het plangebied wordt begrensd door de James Cookweg. De oostzijde van het plangebied wordt begrensd door een bedrijfsperceel. De westzijde van het plangebied wordt begrensd door gronden bestemd als natuur en de zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door een groenstrook met daarachter gelegen de Eindhovenseweg.

Saldering bedrijventerrein

De beoogde salderingslocatie is gelegen aan de Rijksweg / Vilgert in Velden. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Arcen en Velden, sectie C, nummers 11844, 11846 (ged.) en 11798 (ged.) en heeft een oppervlak van ruim 5.000 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0003.png"

Indicatie begrenzing salderingslocatie

Dit deel van het plangebied is gelegen aan de noordzijde van de kern Velden. De noordoostzijde van het plangebied wordt begrensd door de Vilgert. De zuidoostzijde van het plangebied wordt begrensd door braakliggende gronden, bestemd als 'Bedrijf'. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door een bedrijfsperceel en de westzijde van het plangebied wordt begrensd door de Rijksweg.

Natuurcompensatie

De natuurcompensatie vindt plaats aan de Beckersweg in Venlo, op een deel van het perceel kadastraal bekend als gemeente Venlo, sectie F, nummer 4199. Het plangebied heeft een oppervlak van ca. 9.500 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0004.png"

Indicatie begrenzing natuurcompensatie

Dit deel van het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Venlo, ten zuiden van de stad Venlo. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door te ontwikkelen natuurgebieden in verband met de bestemmingsplannen Droompark Maasduinen en Nieuw Manresa. De noordzijde van het plangebied wordt gedeeltelijk begrensd door gronden bestemd voor sportdoeleinden. Verder worden de noordzijde en de oostzijde van het plangebied begrensd door braakliggende agrarische gronden. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de Beckersweg.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Uitbreiding truckparking

Voor dit deel van het plangebied gelden – voor zover relevant voor onderhavig planvoornemen – twee bestemmingsplannen. Voor het oostelijk deel van het beoogde plangebied is dat "Trade Port West-Oost", als vastgesteld op 21 december 2010 en voor het westelijk deel is dat "Trade Port West, aanvulling", als vastgesteld op 7 mei 2014.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0005.png"

Uitsnede vigerende bestemmingsplannen met plangebied bij rode contour

Het plangebied heeft op basis van deze bestemmingsplannen grotendeels de bestemming "Bedrijventerrein". De daaraan verbonden planregels staan afvalverwerkende bedrijven en daaraan gerelateerde dienstverlenende bedrijven van categorie 3 tot en met 5 toe, voor zover die voorkomen op de tot het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een vrachtwagenparkeerplaats met de bijbehorende faciliteiten past niet binnen die bestemming.

Aan de westzijde is een relatief smalle strook bestemd als 'Natuur' en langs de James Cookweg is een smalle strook bestemd als 'Groen'. Deze bestemmingen laten ook geen vrachtwagenparkeerplaats met de bijbehorende faciliteiten toe.

Salderingslocatie

Ter plaatse van de salderingslocatie geldt het bestemmingsplan 'Velden - Hasselderheide' (vastgesteld 20 juli 2009). Op basis van het vigerend bestemmingsplan zijn de gronden binnen het plangebied bestemd als 'Bedrijf' en 'Verkeer'. Onderhavig planvoornemen ziet toe op de herbestemming van de als 'Bedrijf' bestemde gronden naar 'Agrarisch'. Gronden gelegen tussen de Rijksweg en de als 'Agrarisch' te bestemmen gronden worden bestemd als 'Verkeer'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0006.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan met plangebied bij rode contour

Natuurcompensatie

Ter plaatse van het deel van het plangebied waar de natuurcompensatie is voorzien, geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Venlo' (vastgesteld 30 maar t2013, deels onherroepelijk in werking). Op basis van het vigerend bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Verder zijn de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venlo schol', 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', 'ecologische hoofdstructuur' en 'middelhoge / hoge archeologische verwachting' van toepassing. Onderhavig planvoornemen voorziet in de herbestemming van de gronden van 'Agrarisch met waarden' naar 'Natuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0007.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan met plangebied bij rode contour

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 eerst een beschrijving van de huidige situatie en het beoogde planvoornemen gegeven. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de huidige de beleidskaders van het Rijk, de provincie, regio en de gemeente Venlo. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten die van invloed (kunnen) zijn op de opzet en inhoud van het nieuwe bestemmingsplan, zoals milieuaspecten, water, flora en fauna, archeologie en cultuurhistorie, etc. In hoofdstuk 5 wordt de juridische opzet van het bestemmingsplan met betrekking tot de regels en de verbeelding beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 en 7 respectievelijk de uitvoerbaarheid aangetoond en de doorlopen procedure beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ruimtelijke En Functionele Context

Het plangebied voor de uitbreiding van de truckparking is circa 7 hectare groot en ligt op het bedrijventerrein Trade Port West. Dit terrein ligt aan de noordwestzijde van Venlo. Ten noorden van het plangebied loopt de James Cookweg en ten zuiden van het plangebied is de Eindhovenseweg (N556) gelegen. Ten oosten en westen grenst het plangebied aan bedrijventerrein Trade Port West. Trade Port West is een bovenregionaal bedrijventerrein, waar met name logistieke en grootschalige productiebedrijven gevestigd zijn. Het terrein fungeert als potentieel visitekaartje van Venlo gelegen aan de A67 van en naar Eindhoven en de spoorlijn ten noorden van het terrein.

De gronden gelegen ten westen van het plangebied zijn bestemd als natuur. De bestemming ‘Natuur’ is destijds toegekend aan gronden ten behoeve van de natuur in verband met de toenmalige situatie en de beoogde functie als ecologische verbinding. De gronden zijn destijds in het Provinciaal Omgevengsplan Limburg 2006 aangeduid als POG (Provinciale ontwikkelingszone groen). Deze ontwikkelingszones vormden samen met de EHS de ecologische structuur in Limburg. Inmiddels is deze aanduiding in de POL2014 vervallen. Op basis van de POL2014 zijn de betreffende gronden gelegen binnen de zonering 'bedrijventerrein' (zie ook 3.2.1). De gronden zijn niet binnen de bronsgroene landschapszone, zilvergroene natuurzone of goudgroene natuurzone gelegen. Derhalve geldt formeel geen compensatieplicht. Echter, conform de gemeentelijke ambitie, wordt het verlies aan groen wel elders gecompenseerd.

2.2 Huidige Situatie

Ter plaatse van James Cookweg 31-33 te Venlo (kadastraal bekend gemeente Venlo, sectie V, nummer 633) is een beveiligde parking voor vrachtwagens gelegen. De parking beslaat een oppervlak van ca. 39.000 m2, biedt parkeerplaatsen voor 225 vrachtwagens en wordt afgesloten middels een hekwerk. Het op- en afrijden van het terrein gebeurt middels een gescheiden inrit en uitrit aan de James Cookweg. Op het terrein bevinden zich een aantal lichtmasten ter hoogte van 25 meter die de parking gedurende de nachtperiode verlichten. Ondersteunend aan de parking is op het terrein een horecavoorziening met was- en douchegelegenheid aanwezig. Onderstaande figuren geven een impressie van de parking weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0008.png"

Aanzicht parking vanaf inrit aan James Cookweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0009.png"

Bovenaanzicht parking

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0010.png"

Indicatie begrenzing en indeling parking

De realisatie van de parking is in het verleden middels een tijdelijke vergunning planologisch-juridisch gezien mogelijk gemaakt. Hiervoor is op 7 november 2016 door de gemeente Venlo een tijdelijke vergunning verleend voor het tijdelijk aanleggen van een beveiligde vrachtwagenparkeerplaats, het aanleggen van een inrit/uitweg en het plaatsen van een hekwerk en lichtmasten. De vergunning is verleend voor een periode van vijf jaar (tot 8 juni 2021).

De horecavoorziening met was- en douchegelegenheid is tevens tijdelijk vergund (tot 28 februari 2023). Op 11 december 2018 is daarnaast een tijdelijke vergunning verleend om de was- en douchegelegenheid met ca. 150 m2 uit te breiden. Deze tijdelijke vergunning heeft een einddatum van 10 september 2023.

2.3 Toekomstige Situatie

Inmiddels bestaat het voornemen de tijdelijk vergunde parking, inclusief ondersteunende faciliteiten, uit te breiden en permanent toe te staan. Gezien het feit dat onderhavig voornemen voorziet in de uitbreiding van bedrijventerrein (ook wel aangemerkt als 'nieuwe ontwikkeling'), dient conform de principes van Dynamisch Voorraadbeheer areaal bedrijventerrein elders gesaldeerd te worden. Hiertoe worden gronden (ca. 1.555 m2) gelegen aan de Rijksweg / de Vilgert te Velden herbestemd van 'Bedrijf' naar 'Agrarisch'. Tot slot geldt dat een deel van de gronden waar de uitbreiding van de parking is voorzien, nu is bestemd als 'Natuur'. Het oppervlak aan natuur dat vanwege de uitbreiding van de parking verloren gaat, wordt gecompenseerd binnen de gemeente Venlo, ter plaatse van een locatie aan de Beckersweg, ter grootte van ca. 9.500 m2, .

De uitbreiding van de parking ter plaatse van de James Cookweg te Venlo, de saldering van de bedrijfslocatie aan de Rijksweg/de Vilgert te Velden en de natuurcompensatie ter plaatse van de Beckersweg te Venlo worden middels onderhavige bestemmingsplanprocedure geborgd. Onderhavig planvoornemen bestaat daarmee als het ware uit drie onderdelen ter plaatse van drie verschillende locaties. Navolgend worden de drie planonderdelen, zijnde de uitbreiding van de parking, de saldering van de bedrijfslocatie en de natuurcompensatie, separaat toegelicht.

Uitbreiding parking inclusief ondersteunende voorzieningen

De uitbreiding van de parking aan de James Cookweg is ten opzichte van de bestaande parking, in westelijke richting voorzien. Het uit te breiden oppervlak bedraagt ca. 31.000 m2. In totaal meet de parking daarmee straks 70.000 m2.. In het kader van de uitbreiding wordt de bestaande truckparking tevens heringericht. Na de uitbreiding van de truckparking is er in totaal ruimte voor (zie ook Bijlage 1):

  1. 1. Het parkeren van 382 vrachtwagens met een lengte tot ca. 17 meter;
  2. 2. Het parkeren van 19 vrachtwagens met een lengte tot ca. 10 meter;
  3. 3. Het parkeren van 23 personenauto's.

De in- en uitritten komen ter hoogte van de huidige in- en uitritten, maar ze worden in aantal verdubbeld. Aan de oostzijde van het plangebied komen twee inritten die toegang geven tot het terrein. Ter hoogte van de huidige inrit komen twee uitritten.

De uit te breiden parking wordt middels eenzelfde hekwerk (qua hoogte en uitstraling) als bij de bestaande parking omsloten. De hoogte van de te plaatsen lichtmasten bedraagt 15 meter.

Daarnaast wordt de bestaande horecavoorziening met was- en douchegelegenheid binnen de parking verplaatst. Hiervoor wordt een nieuw gebouw opgericht ter grootte van ca. 1.000 m2 dat wordt gepositioneerd in dezelfde rooilijn als het voormalige gebouw van de horecavoorziening. Het voormalige gebouw voor de horecavoorziening (ca. 300 m2) zal worden ingericht ten behoeve van slaapcabines voor de chauffeurs.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0011.png"

Indicatie indeling truckparking na uitbreiding

Naast het scheppen van het planologisch-juridisch kader voor de realisatie van de uitbreiding van de parking inclusief ondersteunende voorzieningen, is het de wens de huidige planologische mogelijkheden ten aanzien van de bedrijfsmatige activiteiten te behouden.

Saldering bedrijventerrein

Ten behoeve van de uitbreiding van de truckparking worden de gronden gelegen ten westen van de bestaande truckparking aangewend. Het uit te breiden oppervlak bedraagt 31.000 m2 De totale parking is straks 70.000 m2 groot, waarvan 61.820 m2 is gelegen binnen het bedrijventerrein c.q. de bestemming Bedrijventerrein. De overige 8.180 m2 is bestemd als Natuur, waarvoor ook compensatie ter grootte van 9.500 m2 aan de Beckersweg plaatsvindt.

Omdat er sprake is van uitbreiding van bedrijventerrein, zijn o.a. de principes van Dynamisch Voorraadbeheer van toepassing. Er geldt dat sprake is van een eenmalige uitbreiding van het bedrijventerrein conform de begrenzing in REBIS. De uitbreiding vindt plaats direct aansluitend aan het bestaand bedrijventerrein en het oppervlak van de uitbreiding bedraagt meer dan 10% van de oorspronkelijke bedrijfskavel. Om deze reden dient elders bedrijventerrein gesaldeerd te worden, voor zover de uitbreiding meer bedraagt van 10%.

Op basis van de hiervoor genoemde oppervlaktes bedraagt de salderingsopgave 8.180 m2 minus 10% van 61.820 m2 = c.a 2.000 m2 . Hiervoor worden de gronden gelegen aan de Rijksweg / Vilgert te Velden aangewend ter grootte van ca 1.555m2. Daarnaast wordt ter verbreding van de berm langs de James Cook een strook van circa 2,2 meter breed herbestemd van Bedrijventerrein naar Verkeer, wat een compensatie van circa 535 m2 oplevert. In totaal wordt daarmee een oppervlakte van circa 2.090 m2 gecompenseerd.

Natuurcompensatie

Een deel van de gronden waar de uitbreiding van de parking is voorzien, is nu bestemd als 'Natuur'. Het oppervlakte natuur dat wegens de uitbreiding van de parking verloren gaat, zijnde ca. 8.180 m2, wordt gecompenseerd binnen de gemeente Venlo, ter plaatse van een locatie aan de Beckersweg. Het betreft een deel van het perceel kadastraal bekend als gemeente Venlo, sectie F, nummer 4199. De locatie sluit aan op gronden die reeds voor natuurcompensatie zijn bestemd ten behoeve van de plannen 'Nieuw Manresa' en 'Droompark Maasduinen'. Overigens wordt meer gecompenseerd dan noodzakelijk, namelijk een oppervlakte van 9.500 m2.

De inrichting van de natuurcompensatielocatie wordt nog uitgewerkt. Dit bestemmingsplan voorziet wel al in de wijziging van de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar de bestemming 'Natuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0012.png"

Indicatie locatie natuurcompensatie

2.4 Verkeerseffecten

2.4.1 Verkeersgeneratie beveiligde vrachtwagenparkeerplaats

De uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats leidt tot meer (vracht)verkeersbewegingen in de omgeving. Er dient derhalve beoordeeld te worden of het toenemend aantal (vracht)verkeersbewegingen goed kan worden afgewikkeld door de bestaande infrastructuur in de directe omgeving van het plangbied. Advies- en ingenieursbureau RA Infra heeft ter beoordeling hiervan een verkeersonderzoek uitgevoerd (rapportnr. 20051.1 D14mem01-A dhe, d.d. 4 november 2020). Ten tijde van de uitvoering van het onderzoek was het planvoornemen nog niet geheel bekend. Het uitgevoerde verkeersonderzoek gaat uit van een parkeercapaciteit van 417 parkeerplaatsen voor vrachtwagens. Inmiddels is duidelijk dat de parkeercapaciteit van de truckparking circa 400 parkeerplaatsen voor vrachtwagens bedraagt en daarmee iets lager uitvalt.. Gezien de zeer geringe wijziging in het planvoornemen en het feit dat de uitgangspunten van het uitgevoerde onderzoek 'zwaarder' zijn dan de daadwerkelijke situatie, wordt het uitgevoerde onderzoek nog altijd als representatief beschouwd. De resultaten en conclusies van het onderzoek zijn in onderstaande overgenomen. Het onderzoeksrapport is tevens bijgevoegd als Bijlage 2.

Toename verkeersbewegingen

Met het planvoornemen voor uitbreiding van de truckparking neemt de capaciteit toe met 176 parkeerplaatsen waardoor het totaal uitkomt op circa 400 parkeerplaatsen. Naast de parkeerplaatsen voor vrachtwagens zijn ook +10 parkeerplaatsen voor personenauto's voorzien.

In de huidige situatie bedraagt de verkeersgeneratie in totaal ca. 430 vrachtverkeersbewegingen per etmaal. Met de uitbreiding komen daar circa 350 vrachtverkeersbewegingen bij. Het beeld van het aantal aankomsten en vertrekken van de truckparking laten een verspreid patroon over de dag zien. De piekmomenten, voor 07:00 uur en na 18:00 uur, vallen niet (volledig) samen met de maatgevende spitsuren voor beoordeling van de verkeersafwikkeling in de omgeving. De toename van het vrachtverkeer als gevolg van de uitbreiding is beperkt in de spitsperioden. In een maatgevend ochtendspitsuur is de toename 26 verkeersbewegingen (3 in en 23 uit) en in de avondspits is deze toename 27 verkeersbewegingen (25 in en 2 uit). Wanneer de truckparking een volledige bezetting heeft (100%) bedraagt de toename ca. 40 vrachtverkeersbewegingen boven op de berekende 350 bewegingen in een etmaal.

Effect uitbreiding truckparking

Er is ingeschat dat op etmaalniveau ruim 350 vrachtverkeerbewegingen extra gaan ontstaan wanneer de truckparking wordt uitgebreid. Aan de hand van de verdeling van het aantal aankomsten en vertrekken in beide spitsperioden (zie onderstaande tabel) is het extra verkeer toegedeeld aan de omliggende wegen. Dit om te bepalen of dit extra vrachtverkeer van invloed is op de verkeersafwikkeling. In beide spitsperioden is de verkeerstoename relatief beperkt. In een uur bijna 30 vrachtwagens die aankomen of vertrekken. Bij een gelijke verdeling is dit één vrachtwagen per twee minuten.

Voor de toedeling is de aanname gemaakt dat 70% van het aantal aankomsten en vertrekken in/uit de richting van de A67 gaat. De overige 30% is georiënteerd op de A73. De verwachting is dat het meeste vrachtverkeer afkomstig is van de vervoerscorridor op de A67. Gezien de geringe aantallen in de spitsen heeft dit ook bij een andere verdeling een beperkt effect. Op onderstaande kaart is het resultaat van de toedeling weergegeven voor de routes naar de A67 en A73. Op de Eindhovenseweg/ N556 en de Van Heemskerckweg/James Cookweg is in één rijrichting de maximale toename 17 vrachtwagens in een spitsuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0013.png"

Verdeling aankomsten en vertrekken in spitsperioden (bron: RA Infra)

Conclusie

Op basis van voorgaande informatie is door RA Infra geconcludeerd dat de beperkte toename van het aantal vrachtverkeersbewegingen, als gevolg van de uitbreiding van de truckparking, nauwelijks van invloed is op de verkeersafwikkeling van wegen in de directe omgeving. Dit is beoordeeld voor zowel de ochtend- als de avondspits voor zowel de huidige als de toekomstige situatie (2030). Het piekmoment van het aantal aankomsten ligt met name na de avondspits en het aantal vertrekken voor de ochtendspits.

In algemene zin kan worden gesteld dat de truckparking gunstig wordt ontsloten via Eindhovenseweg/N556 naar de A67 en A73. Het aantal extra vrachtverkeersbewegingen als gevolg van de uitbreiding van de truckparking is beperkt en door de relatief lage verkeersintensiteiten op het bedrijventerrein worden geen capaciteitsknelpunten verwacht. Dit geldt ook voor de verkeersafwikkeling bij de verkeerslichten op de Eindhovenseweg/N556. De toename van het vrachtverkeer is beperkt in de spitsperioden en heeft daarmee nauwelijks invloed op de verwerkingscapaciteit van de verkeerslichten. De verkeerslichten hebben nu nog voldoende restruimte in de regeling om de geringe groei van het aantal vrachtverkeersbewegingen af te wikkelen.

Het ruime profiel van de wegen op het bedrijventerrein zijn geschikt voor de afwikkeling van het vrachtverkeer. Vanuit het oogpunt verkeersveiligheid zijn er eveneens geen problemen te verwachten. Vrachtverkeer kan dus op een verkeersveilige manier van en naar de truckparking rijden.

2.4.2 Verkeersgeneratie overige bedrijfsmatige functies

Naast het scheppen van het planologisch-juridisch kader voor de realisatie van de uitbreiding van de parking inclusief ondersteunende voorzieningen, voorziet onderhavig planvoornemen in het behoud van de huidige planologische mogelijkheden ten aanzien van de bedrijfsmatige activiteiten.

Gezien het feit dat de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats een hoog aandeel vrachtverkeer heeft, wordt redelijkerwijs verwacht dat bij andere invulling van de locatie dit aandeel vrachtverkeer lager is. Omdat reeds onderzocht is dat de toename van het vrachtverkeer ten gevolge van de vrachtwagenparkeerplaats niet leidt tot problemen vanuit het oogpunt verkeersveiligheid, is het dan ook de verwachting dat dit bij invulling van de locatie door een andere bedrijfsmatige functie (recyclingbedrijf) ook het geval.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

In het kader van de nieuwe omgevingswet, die per 1 januari 2022 in werking treedt, wordt momenteel de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) door het rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:

  • Ruimte voor klimaat adaptatie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het Rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Vooralsnog is totdat de NOVI van kracht wordt, het rijksbeleid vastgelegd in respectievelijk de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:

  • de veranderende behoefte aan wonen en werken;
  • de mobiliteit van personen;
  • economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw;
  • de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;
  • waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling;
  • aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet worden vergroot;
  • deregulering.

Het plangebied is gelegen binnen Greenport Venlo. Dit gebied is in de SVIR aangeduid als stedelijke regio met topsectoren op het gebied van agro & food, logistiek en tuinbouw en uitgangsmaterialen. In de SVIR is opgenomen dat het voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren nodig is om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij, alsmede het bieden van meer ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei, de mogelijkheid om te voorzien in de eigen woningbehoefte en ruimte voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.

Onderhavig planvoornemen ziet toe op de uitbreiding van een beveiligde vrachtwagenparkeerplaats nabij een essentiële vervoersas binnen regio. De uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats komt ten goede aan het gewenste voorzieningenniveau binnen de logistieke sector. Geconcludeerd wordt dat het plan in lijn ligt met de doelen in het SVIR. Vanuit het SVIR gelden derhalve geen consequenties voor het planvoornemen.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De SVIR (zie paragraaf 2.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor ruimtelijke plannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.

Onderhavig planvoornemen heeft geen negatieve invloed op de gestelde doelen van het Rijk. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit het Barro gelden.

3.1.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen/wijzigingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.

Onderhavig plangebied is op ca. 450 meter afstand van militair terrein Crayelheide gelegen. Op dit militair terrein is het Barro/Rarro van toepassing. Gezien de aard van het planvoornemen, de afstand tot het militair terrein en de fysieke barrière die door de N556 gevormd wordt, heeft het planvoornemen geen negatieve invloed op het militair terrein en daarmee de gestelde doelen van het Rijk. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de Rarro gelden.

3.1.5 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening dienen overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. Per 1 juli 2017 zijn de 3 treden van de Ladder losgelaten en geldt dat de toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor de aanvraag omgevingsvergunning die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaande stedelijk gebied, een motivatie waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Zoals gezegd is de Ladder-onderbouwing verplicht voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen'. Onder stedelijke ontwikkeling wordt de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen verstaan. Deze laatste categorie is in de handreiking bij de Ladder voor duurzame verstedelijking (ministerie van Infrastructuur en Milieu) nader gespecificeerd in accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.

De beoogde uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats met ca. 31.602 m2 wordt aangemerkt als stedelijke ontwikkeling. Om deze reden wordt de behoefte aan de uitbreiding op onderhavige locatie nader onderbouwd.

Behoefte

Er zijn verschillende redenen waarom vrachtauto’s onderweg moeten parkeren. Bijvoorbeeld vanwege het wachten op laden of lossen, het om- of afkoppelen van voertuigonderdelen of het rusten tijdens een rit. Voor het vrachtwagenparkeren nabij Venlo geldt specifiek dat in Duitsland op zondag een rijverbod voor vrachtauto's geldt. In Nederland geldt zo'n verbod niet. Vrachtverkeer dat richting Duitsland moet, kan op zondag vanuit Nederland dus niet de Duitse grens over. Dit vrachtverkeer heeft een parkeerplek nodig om de dag of nacht af te wachten. Wegens de ligging van Venlo nabij de Duitse grens, maakt dit hier een gunstige locatie voor.

Door bovengenoemde aspecten moet parkeren onderweg ten alle tijden mogelijk zijn. In Nederland zijn daarom langs het hoofdwegennet om de 20 kilometer verzorgingsplaatsen gerealiseerd waar de weggebruiker tijdelijk zijn reis kan onderbreken om te rusten, tanken, eten en drinken, telefoneren, een sanitaire stop te maken of de lading te inspecteren.

Verzorgingsplaatsen zijn specifiek voor dit doel ingericht en dus niet geschikt om langere tijd, bijvoorbeeld een nacht of weekend, te verblijven. Desondanks maken veel chauffeurs wel voor langere tijd gebruik van de verzorgingsplaatsen, waardoor deze overvol raken. Vrachtwagenchauffeurs wijken hierdoor soms uit naar een plek langs de snelweg, op een toerit of op de vluchtstrook om te rusten. Met de verkeersveiligheid in het achterhoofd zorgen deze praktijken voor een onwenselijke en zelfs gevaarlijke situatie. Daarnaast geldt dat wegens criminimaliteit op openbare parkeerplaatsen er vanuit vrachtwagenchauffeurs een specifieke behoefte is aan beveiligde vrachtwagenparkeerplaatsen. Nederland heeft met de positie van “gateway to Europe” hierin haar verantwoordelijkheid te nemen en dient te zorgen voor een veilige infrastructuur en voldoende en veilige parkeerplaatsen gelegen langs het hoofdwegennet.

Om alle vrachtwagenchauffeurs veilig te kunnen laten rusten, zoekt Rijkswaterstaat samen met andere partijen (overheden, bedrijven en brancheverenigingen) naar manieren om de vestiging van meer private beveiligde parkings langs het onderliggend wegennet te stimuleren. Mede met financiële steun vanuit Europa (CEF-subsidie) wordt momenteel gewerkt aan de totstandkoming van ruim 800 beveiligde langparkeerplekken op 4 locaties aan de zuidoostelijke goederenvervoercorridors: een nieuwe voorziening bij Dordtse Kil en een uitbreiding van Maasvlakte Plaza, Asten-Nobis en onderhavig plangebied Venlo James Cook.

De praktijk heeft reeds uitgewezen dat er een behoefte is aan beveiligd vrachtwagenparkeren aan de James Cookweg. Het tijdelijk vergunde parkeerterrein dat aan 225 vrachtwagens ruimte biedt om veilig te parkeren wordt veelvuldig gebruikt. De gemiddelde maximale bezetting van het parkeerterrein bedraagt dan ook 93%. Gezien de bewezen behoefte aan het beveiligd parkeren op onderhavige locatie, bestaat inmiddels het voornemen de beveiligde parkeerplaats een permanent karakter te geven en tevens uit te breiden.

Als onderdeel van onderhavig planvoornemen wordt de bestaande horecavoorziening verplaatst en uitgebreid en worden binnen de bebouwing van de voormalige horecavoorziening en slaapcabines voor de vrachtwagenchauffeurs opgericht. Beide voorzieningen hebben tot doel de vrachtwagenchauffeurs ter plaatse van de parkeerplaats in de eenvoudige basisbehoeften aan eten, drinken, sanitair en slaapplaatsen te voorzien. De ontwikkeling van de horecavoorziening en slaapcabines voorzien daarmee in een specifieke behoefte van gebruikers van de parkeerplaats.

Tot slot geldt dat de huidige planologische mogelijkheden die op basis van de vigerende bestemmingsplannen gelden ten aanzien van de bedrijfsmatige activiteiten behouden blijven. Hiermee is geen sprake van nieuw planologischruimtebeslag. Dit vanuit het oogpunt van duurzaam ruimtegebruik. Gezien het feit dat het overnemen van de geldende bestemmingen niet leidt tot nieuw planologisch ruimtebeslag, is wat betreft dit onderdeel van het planvoornemen geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Het behouden van die planologische mogelijkheden maakt een duurzaam gebruik nu en in de toekomst mogelijk.

Locatie

De voorziene uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats aan de James Cookweg te Venlo geeft invulling aan een specifieke behoefte. De locatie van de beveiligde parkeerplaats wordt wegens de gunstige ligging ten opzichte van het hoofdwegennet ook zeer passend geacht. De James Cookweg sluit namelijk via de Van Heemskerckweg en de Columbusweg aan op de Eindhovenseweg/N556, welke de ontsluiting is naar de autosnelwegen A67 en A73. De Eindhovenseweg is ook onderdeel van het zogenaamde Kwaliteitsnet goederenvervoer. Het kwaliteitsnet is een samenhangend netwerk van verbindingen tussen economische centra en faciliteert het vrachtverkeer op de routes die daarvoor het meest geschikt zijn.

De uitbreiding is voorzien ten westen van het reeds vergunde beveiligde parkeerterrein voor vrachtwagens. De gronden die voor de uitbreiding zijn voorzien betreffen onbebouwde stukken grond die deel uitmaken van het bovenregionaal bedrijventerrein Trade Port West. Momenteel zijn de betreffende stukken grond niet voor bedrijfsmatige doeleinden in gebruik, maar is een groot deel van de gronden wel reeds bestemd als 'Bedrijventerrein'. Middels de uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats wordt dan ook een passende invulling gegeven aan de gronden. Het bestaande bedrijventerrein wordt in feite enkel ter plaatse van de gronden bestemd als 'Natuur' vergroot. Daarbij geldt dat de uitbreiding van het areaal bedrijventerrein elders wordt gecompenseerd, namelijk ter plaatse van de salderingslocatie aan de Rijksweg/Vilgert te Velden. Tevens vindt compensatie van de natuur plaats ter plaatse van de Beckersweg in Venlo.

Tot slot is het zo dat er gezien de geldende bestemmingsplannen in de omgeving geen locaties zijn waar de behoefte aan de uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats kan worden opgevangen. Dit vanwege het vereiste ruimtebeslag en het specifieke karakter van de voorziening.

Conclusie

Gelet op bovenstaande wordt geconcludeerd dat de uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats invulling geeft aan een specifieke behoefte op een daartoe passende locatie. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Limburg 2014

Het POL 2014 is vastgesteld op 12 december 2014. De hoofdambitie in het POL betreft het realiseren van een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om er te blijven. Het POL richt zich met name op de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat, waarbij kwaliteit centraal staat. Daarbij zijn er regionale verschillen tussen Noord-, Midden- en Zuid-Limburg, die vragen om een regionaal verschillende beleidsuitwerking. Het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen. Daarbij worden gemeenten uitgenodigd om een flink aantal vraagstukken in regionaal verband verder uit te werken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0014.png"

Uitsnede Omgevingsvisie Limburg 2014

Bedrijventerrein

Op basis van het kaartbeeld 'Zonering Limburg' wordt geconcludeerd dat het plangebied is gelegen in de zone 'Bedrijventerrein'. De als 'Bedrijventerrein' aangeduide zones betreffen specifiek ingerichte gebieden voor grotere bedrijvigheid. Qua ontwikkeling liggen hier de accenten op ruimte voor bedrijvigheid, optimale bereikbaarheid en duurzame inrichting en gebruik.

Voor wat betreft de grootschalige logistieke terreinen en productielocaties geldt dat deze van bovenregionale betekenis zijn voor de Limburgse economie en plek geven aan bedrijvigheid in de topsectoren als chemie, agrofood en logistiek. Op dergelijke terreinen is het wenselijk om gezamenlijk met de gevestigde bedrijven te bezien of duurzaamheidsslagen gemaakt kunnen worden (bijvoorbeeld t.a.v. energie- en grondstoffengebruik). Kansen voor functiemenging op deze terreinen moeten waar mogelijk benut worden, maar terughoudendheid is geboden met vestiging van functies die bij uitstek in de stad thuis horen.

Centraal in de aanpak voor bedrijventerrein staat dynamisch voorraadbeheer per regio. Het principe van dynamisch voorraadbeheer krijgt vorm en inhoud in regionale bedrijventerreinenvisies. Deze visies bevatten gezamenlijke ambities en opgaven, gezamenlijke principes en spelregels (toegespitst op de regionale situaties) en een gezamenlijke werkwijze. De visies zijn stevig en niet-vrijblijvend, maar wel realistisch (rekening houdend met de markt) en flexibel (met ruimte om in overleg in te spelen op nieuwe ontwikkelingen). Aan de visies wordt een programma gekoppeld. Bijzondere aandacht is nodig voor financiële aspecten, transformatie en herstructurering.

Onderhavig plangebied maakt deel uit van het grootschalig logistiek terrein Trade Port West. De uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats betreft een verdere ontwikkeling van een voorziening ten behoeve van de logistieke sector en wordt als passend geacht binnen de ambities die op het bedrijventerrein worden nagestreefd. Een nadere toetsing van het plan aan de regionale bedrijventerreinenvisie vindt plaats in paragraaf 3.3.1. Geconcludeerd wordt dat het plan passend is binnen de beleidskaders van de Omgevingsvisie.

Horeca

Als onderdeel van onderhavig planvoornemen wordt de bestaande horecagelegenheid verplaatst en uitgebreid en worden binnen het voormalige gebouw voor de horecavoorziening slaapcabines voor de vrachtwagenchauffeurs (max 300 m2) opgericht.

In de POL2014 is ten aanzien van het aspect horeca beschreven dat er een noodzaak is tot verbetering van aanbod, toegankelijkheid en beleving van cultuurhistorie, slechtweervoorzieningen, nieuwe leisure concepten, attracties, evenementen, overnachtingsmogelijkheden, horeca en fiets- en wandelroutes. Dit in het kader van de verbetering van recreatieve voorzieningen. Echter, de uit te breiden horecagelegenheid dient enkel om vrachtwagenchauffeurs in hun basisbehoefte aan eten, drinken, sanitair en slaapplaatsen te voorzien. De horecagelegenheid is ondergeschikt aan de parking en bekleedt geen recreatieve functie. Het in de POL2014 beschreven beleid ten aanzien van horeca als recreatieve voorziening is hierop dan ook niet van toepassing.

Overige kaders

Het plangebied is niet binnen de Bronsgroene landschapszone, Zilvergroene natuurzone of Goudgroene natuurzone gelegen.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Het beleid zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Limburg 2014 is meer geconcretiseerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014.

Bedrijventerreinen

Ten aanzien van de inrichting en het beheer van bedrijventerreinen is in de omgevingsverordening opgenomen dat (artikel 2.4.5):

  • de ruimte op bedrijventerreinen zorgvuldig en duurzaam gebruikt dient te worden. Daarbij past structureel beheer via parkmanagement;
  • functiemenging op bedrijventerreinen bij kan dragen aan de kwaliteit van die terreinen en aan een optimaal ruimtegebruik. Dat geldt zeker op campussen waar een menging van functies bijdraagt aan een uitnodigende werkomgeving. Op grote logistieke en productielocaties is functiemenging minder voor de hand liggend;
  • voor vestiging van zelfstandige kantoren en detailhandel op bedrijventerreinen geen plaats is;
  • de milieugebruiksruimte (geluidszones, risicocontouren, geurcirkels) van bedrijven en bedrijfsterreinen beheerd wordt met het oog op en duurzame inpassing van bedrijven in hun omgeving

Onderhavig planvoornemen ziet toe op de uitbreiding van een beveiligde vrachtwagenparkeerplaats ter plaatse van onbenutte gronden gelegen binnen bestaand bedrijventerrein. Zoals beschreven in paragraaf 3.1.5 geeft het planvoornemen invulling aan een specifieke behoefte binnen de logistieke sector op een daartoe passende locatie. Hiermee is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik en wordt ook voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 3.3.1 is gemotiveerd dat het plan voldoet aan de principes van dynamisch voorraadbeheer. Tot slot geldt dat in Hoofdstuk 4 nader is gemotiveerd dat het planvoornemen niet tot nadelige milieueffecten voor de omgeving leidt.

Detailhandel en horeca

De verordening beschrijft dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg niet voorziet in de toevoeging van vestigingsmogelijkheden voor voorzieningen voor vrijetijdseconomie aan de bestaande voorraad vrijetijdseconomie alsmede aan de bestaande planvoorraad vrijetijdseconomie anders dan in overeenstemming met de thematische principes zoals beschreven in paragraaf 6.4 van het POL2014 en de bestuursafspraken regionale uitwerking POL2014 voor de regio Noord-Limburg. In paragraaf 3.2.1 is reeds beschreven dat de uit te breiden horecagelegenheid en op te richten slaapcabines enkel dienen om vrachtwagenchauffeurs in hun basisbehoefte aan eten, drinken, sanitair en slaapplaatsen te voorzien. De horecagelegenheid is ondergeschikt aan de parking en betreft geen voorziening voor vrijetijdseconomie.

Venloschol

Het plangebied is gelegen in de boringsvrije zone Venloschol. Het is in het gebied Venloschol binnen en buiten inrichtingen beneden 5 meter boven NAP verboden:

  1. a. een boorput te maken of te hebben;
  2. b. de grond te roeren;
  3. c. een gesloten bodemenergiesysteem te maken of te hebben;
  4. d. werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
  5. e. een aardwarmtesysteem te maken of te hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0015.png"

Uitsnede kaart AHN met plangebied bij rode contour

Op basis van de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland wordt vastgesteld dat het plangebied op ca. 25 meter boven NAP is gelegen. Het planvoornemen ziet niet toe op grondwerkzaamheden beneden 5 meter boven NAP.

Overige kaders

Op grond van de verordening kan op basis van de kaart 'Beschermingszones natuur en landschap' worden vastgesteld dat het plangebied niet is gelegen in een beschermingszone natuur en/of beschermingszone landschap. Gezien het feit dat onderhavig plangebied niet binnen een beschermde landschapszone of natuurzone valt, is er ten plaatse van het plangebied verder geen sprake van een specifiek beschermingsregime voor natuur en landschap.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Visie Bedrijventerreinen Noord-Limburg

Gemeenten in de regio Noord-Limburg hebben in de regionale visie Bedrijventerreinen Noord-Limburg beschreven welke ambities, opgaven en principes worden nagestreefd bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen, rekening houdend met het door de provincie gestelde dynamisch voorraadbeheer. Centraal in het dynamisch voorraadbeheer staan drie type interventies

  1. 1. Herstructurering: Werken aan de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinvoorraad (en aanpak leegstand). Koppelingen van herstructurering van bestaande terreinen met de uitrol van nieuwe terreinen;
  2. 2. Sturing op kwaliteit en kwantiteit: Schrappen en transformeren van (harde) plannen die niet de beoogde toevoeging van kwaliteit opleveren;
  3. 3. Nieuwe ontwikkeling: Onder voorwaarden ruimte bieden voor het toevoegen van goede nieuwe voorraad, maar dan wel in combinatie met het schrappen van bestaande voorraad.

Onderhavig planvoornemen voorziet in de uitbreiding van reeds bestaand bedrijventerrein. De oorspronkelijke bedrijfskavel ter grootte van ca. 39.000 m2 wordt direct ten westen met ca. 31.000 m2 uitgebreid. De uitbreiding vindt plaats binnen de begrenzing in REBIS en is groter dan 10% van de bestaande kavelomvang. Gezien de omvang van de uitbreiding, wordt het voornemen aangemerkt als 'nieuwe ontwikkeling'.

Nieuwe ontwikkelingen kunnen altijd alleen plaatsvinden na saldering vanuit de bestaande bedrijventerrein voorraad (inclusief planvoorraad). De enige uitzondering hierop vormen hoge milieucategorie locaties en watergebonden bedrijvigheid. Voor het salderen wordt eerst gekeken naar mogelijkheden voor saldering binnen de eigen gemeente (eigen voorraad die onbenut is, plannen die niet tot uitvoering komen, ruimtewinst als gevolg van herstructurering, etc.). Indien niets voorradig is dan wordt gekeken naar salderingsmogelijkheden binnen de regio. Minder kansrijke locaties in de regio worden als eerste ingeruild voor meer succesvolle kwalitatief betere locaties. Vertrekpunt is dat er gesaldeerd wordt in de verhouding 1 staat tot 1 (vanuit bestaande voorraad dan wel planvoorraad). Er kan van de 1 staat tot 1 regel afgeweken worden als de regio hiermee instemt. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat een initiatiefnemer zijn oude locatie volledig sloopt waardoor nieuwe ontwikkeling makkelijker gerealiseerd kan worden of omdat er een waardevolle groenstructuur wordt aangelegd.

Gevolg planvoornemen

Onderhavig planvoornemen voorziet in de uitbreiding (c.q. 'nieuwe ontwikkeling') van de truckparking met ca. 31.000 m2, waarmee het terrein een oppervlakte van 70.000 m2 gaat beslaan. Hierbij geldt dat ca. 61.820 m2 van de gronden waar de uitbreiding is voorzien, reeds bestemd is als 'bedrijventerrein' en ca. 8.180 m2 bestemd is als 'Natuur'.

Conform de principes van dynamisch voorraadbeheer dient deze uitbreiding te worden gecompenseerd. In dit kader wordt een bedrijfslocatie ter grootte van ca. 1.555 m2 aan de Rijksweg/Vilgert te Velden (gemeente Venlo) herbestemd naar 'Agrarisch'. De bedrijfslocatie aan de Rijksweg/Vilgert is momenteel onbebouwd en buiten gebruik. De locatie wordt wegens de solitaire ligging aan de rand van de kern Velden als weinig kansrijke bedrijfslocatie beschouwd. Daarnaast is aan de wegzijde van het bestaande parkeerterrein een strook ter breedte van circa 2,2 meter herbestemd van Bedrijventerrein naar Verkeer, ten behoeve van een bredere berm. De oppervlakte hiervan bedraagt circa 535 m2, waarmee de totale compensatie op circa 2.090 m2 uitkomt.

Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan de principes van dynamisch voorraadbeheer. Het planvoornemen is passend binnen de Regionale visie Bedrijventerreinen Noord-Limburg.

3.3.2 Structuurvisie Klavertje 4-gebied

Op 27 juni 2012 is door de gemeenteraden van de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo de structuurvisie 'Klavertje 4-gebied' vastgesteld. In deze intergemeentelijke structuurvisie hebben de drie betrokken gemeenten het ruimtelijke beleid voor dit gebied concreet vastgelegd.

Samen met het Rijk en de provincie Limburg hebben de gemeenten de ambitie een duurzame regionale ruimtelijk-economische structuurversterking te realiseren, geïnspireerd door de Cradle2Cradle (C2C)-principes. Hier wordt invulling aan gegeven door een duurzaam en innovatief economisch netwerk te ontwikkelen, dat geografisch is verankerd in het Klavertje 4-gebied. Waardecreatie is het uitgangspunt, door te streven naar kwaliteit (gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde), het bieden van een economisch perspectief voor bedrijven en het behalen van een maatschappelijk rendement. Daarnaast is het streven gericht op optimale kennisontwikkeling, innovatie en het behalen van gezamenlijk (economisch) voordeel door samenwerking tussen bedrijven. Om het voorgaande een plek te geven is het Klavertje 4-gebied aangewezen als ontwikkelingsgebied voor de agrarische productiekolom, waar werklandschappen, vastgoed, gebiedsbrede voorzieningen en een hoogwaardig landschap worden ontwikkeld.

Ten aanzien van het thema 'Mobiliteit' geldt dat wordt ingezet op een mobiliteitssysteem dat bestaat uit verschillende elementen. Gezamenlijk dragen deze bij aan een optimale bereikbaarheid van het Klavertje 4-gebied en een beperking van verkeersbewegingen van het autoverkeer en de daarmee gepaard gaande uitstoot.

De Greenportring speelt een centrale rol als hoofdontsluiting van de klavers richting de snelwegen, de verbinding tussen klavers, de bestaande bedrijventerreinen Trade Port West en Oost en de verbinding met verschillende bestaande modaliteiten (bargeterminal, TrafficPort en railterminals. Daarnaast zorgt de Greenportring ervoor dat het Klavertje 4-gebied op drukke momenten en in het geval van calamiteiten altijd goed bereikbaar blijft. De ring bestaat uit de Eindhovenseweg, Groot-Bollerweg, Venrayseweg en de Greenportlane en wordt zodanig ontworpen dat afremmen en optrekken van het verkeer tot het minimum wordt beperkt (ruime bochtstralen en voldoende grote ruimte tussen aantakkingen). Bij het ontwerp en de aanleg van de Greenportlane – waarbij ook de capaciteit van de Eindhovenseweg tussen de Greenportlane en de aansluiting op de A67 wordt geoptimaliseerd – is hier al rekening mee gehouden. De rest van de Greenportring wordt doorontwikkeld in reguliere onderhoudsbeurten. Hierbij zal het in eerste instantie gaan om het versterken van de ruimtelijke samenhang van de Greenportring (inrichting en beleving) en in tweede instantie om verkeersmaatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0016.png"

Te ontwikkelen verkeersstructuur met plangebied bij rode ster

De uit te breiden beveiligde vrachtwagenparkeerplaats is vanaf de Greenportring via de James Cookweg eenvoudig bereikbaar. Wegens de gunstige ligging ten opzichte van dit verkeersnetwerk, maakt het dit een aantrekkelijke rustlocatie voor vrachtwagenchauffeurs in de Greenportregio.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Strategische visie 2030

De strategische visie Venlo 2030 geeft de gemeente Venlo een afwegingskader op basis waarvan toekomstige besluiten kunnen worden afgewogen en nieuwe ontwikkelingen binnen breder perspectief kunnen worden geplaatst.

Aan de hand van vijf thema’s is in de strategische visie geprobeerd een onderling samenhangend en in de toekomst geprojecteerd antwoord te geven op de ontwikkelingen en trends zoals die ten tijde van het opstellen van de visie, anno 2010, worden gekend en onderkend. Eén van die thema's betreft 'innovatieve en excellente stad'. Ten aanzien van de innovatieve en excellente stad wordt o.a. de ambitie geformuleerd dat Venlo zich in 2030 heeft ontwikkeld tot een logistieke hot spot.

Middels de uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats wordt het voorzieningenniveau in de logistieke sector verhoogd. Hiermee wordt conform de gemeentelijke ambitie bijgedragen aan de ontwikkeling van de logistieke sector binnen de Greenportregio. Het voornemen is daarmee passend binnen de Strategische visie 2030.

3.4.2 Ruimtelijke structuurvisie Venlo

De Ruimtelijke structuurvisie Venlo is vastgesteld op 25 juni 2014. De structuurvisie geeft een samenhangend beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Het betreft de vertaling van de ambities en opgaven uit de Strategische visie 2030.

Ten aanzien van het thema 'mobiliteit en bereikbaarheid' is in de structuurvisie beschreven dat een goede bereikbaarheid van werklocaties vanaf de hoofdwegenstructuur voor Venlo zeer belangrijk is als onderdeel van het aantrekkelijke vestigingsklimaat voor (logistieke) bedrijven. De opgave is te onderzoeken op welke wijze de Greenportring, die de (boven)regionale bedrijventerreinen verbindt en een uitwisseling tussen goederenvervoer over weg, spoor en water mogelijk maakt, kan worden geoptimaliseerd. Bijzondere aandacht verdienen de gevolgen van de groei van het goederenvervoer per spoor en water. Een toename van vervoer per spoor leidt tot een stagnerende doorstroming van de Greenportring op Venlo Trade Port. De groei van het vervoer per water (met name containers) zal leiden tot een uitbreiding van de huidige bargeterminal en vereist een goede ontsluiting van de haven.

De uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats inclusief bijbehorende faciliteiten nabij de Greenportring draagt bij aan de optimalisering ervan. Het plan is daarmee passend binnen de beleidskaders zoals geschetst in de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo.

3.4.3 GVVP-Deelnota 2013-2023 'Dynamisch verkeersmanagement'

Op 27 maart 2013 is door de gemeenteraad van Venlo de GVVP-Deelnota 2013-2013 vastgesteld. De GVVP-Deelnota betreft een uitwerkingsnota van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP). De deelnota heeft tot doel een verkeers- en vervoerssysteem te bereiken dat de ruimtelijke en economische ambities optimaal ondersteunt en zorgt voor een leefbare, veilige en bereikbare stad. Dit gebeurt onder andere door het beter benutten van de bestaande infrastructuur en zodoende ervoor te zorgen dat de stad beter bereikbaar wordt.

De deelnota beschrijft de verwachting dat de hoeveelheid verkeer op de stedelijke hoofdwegen zal toenemen. Eén van de redenen hiervoor is het aantal grootschalige ontwikkelingen dat plaatsvindt in de Randstad (bijvoorbeeld Tweede Maasvlakte in Rotterdam), waardoor de hoeveelheid internationaal verkeer - en dan met name het vrachtverkeer - op de autosnelwegen aanzienlijk stijgt.

Medio 2011 hebben de gemeente Venlo, Rijkswaterstaat en provincie Limburg een categorisering van wegen opgesteld ten behoeve van de bereikbaarheid van Venlo en de omgeving. De regelstrategie laat zien op welke wegen in en om de stad welk belang aan de doorstroming wordt gehecht. Deze classificatie vormt de basis voor het opstellen van en kiezen van scenario’s voor de sturing van het verkeer. Onderstaand figuur geeft de regelstrategie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0017.png"

Regelstrategie (bron: GVVP-Deelnota 2013-2023)

In de regelstrategie zijn de wegen binnen de gemeente Venlo gecategoriseerd naar prioriteit. Deze prioritering is bedoeld om aan te geven welke kwaliteit van verkeersafwikkeling op het betreffende netwerkdeel gewenst is. Dat betekent dat op de delen waar de hoogste prioriteit (1) toegekend is het van groot belang is dat het verkeer hier (het langst) blijft doorstromen. Dit kan indien nodig ten koste gaan van wegen met een lagere prioriteit.

De doorstroming op de A67 als belangrijke (inter)nationale economische verbinding wordt als grootste prioriteit gezien en wordt daarom als prioriteit 1 aangemerkt. De Greenportlane (N295) in de noordwest hoek van Venlo zorgt samen met een deel van de Eindhovenseweg voor de hoofdontsluiting van Greenport Venlo/Klavertje vier. Gezien het economische belang van deze ontwikkeling met (inter)nationale status heeft de Greenportlane (en deels de Eindhovenseweg thv de A67) de prioriteit 2 gekregen.

Conclusie

De uit te breiden beveiligde vrachtwagenparkeerplaats is nabij hoog geprioriteerde wegen gelegen. Wegens de gunstige ligging ten opzichte van dit belangrijke verkeersnetwerk, maakt het dit een aantrekkelijke rustlocatie voor vrachtwagenchauffeurs in de regio.

3.4.4 Welstandsnota Venlo 2013

De welstandsnota geeft het kader aan waarmee de gemeente kan sturen op de verschijningsvorm van de gebouwde omgeving. In de welstandsnota worden onderdelen besproken als redelijke eisen van welstand, Cradle to Cradle, sneltoetscriteria, beeldkwaliteitsplannen, excessenregeling, reclamebeleid en monumenten. Bij de nota hoort tevens een welstandskaart en zijn gebiedsgerichte criteria geformuleerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0018.png"

Uitsnede Welstandskaart met indicatie ligging plangebied

Op basis van de welstandskaart wordt geconcludeerd dat een deel van het plangebied is gelegen in het gebied 'Eindhovenseweg / Sevenumseweg / Venloseweg' waar een regulier welstandsniveau geldt. Het welstandsbeleid is hier gericht op een representatieve uitstraling van de economische kracht van Trade Port West.

De Eindhovenseweg, Sevenumseweg en Venloseweg vormen samen de hoofdontsluiting van Trade Port West maar hebben ook een functie als invalsweg voor Venlo en Blerick. Het straatbeeld bij de drie onderscheiden wegtracés is echter zeer verschillend vanwege de inrichting van het aanliggende bedrijfsgebied. Onderhavig plangebied is gelegen aan de Eindhovenseweg. Ten aanzien van de gebiedskarakteristiek geldt hier dat de bedrijven grotendeels aan het zicht worden onttrokken door een hoge begroeide grondwal. De wal schermt de opslagterreinen met recycle-grondstoffen af ten opzichte van het natuurgebied Koelbroek. Doorkijk naar bedrijfsbebouwing dient met zorg plaats te vinden. Bij realisatie van een representatief en bij de groene omgeving passend gebouw, kan ter plaatse de grondwal worden onderbroken.

Gevolg planvoornemen

Conform het welstandsbeleid wordt het zicht op de truckparking vanaf de Eindhovenseweg onttrokken door middel van een hoge begroeide grondwal. Het plan sluit daarmee aan op de gebiedsgerichte criteria voor welstand.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Sectorale Aspecten

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen.

Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op verschillende onderzoeks- en milieuaspecten welke van belang zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

4.2 M.e.r.-beoordeling

Beoordeeld moet worden of het planvoornemen kan leiden tot het opstellen van een milieueffectrapport (MER). Op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit mer lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben (C-lijst) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (D-lijst). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.

Een belangrijke wijziging die in het Besluit m.e.r. is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Dit is het indicatief maken van de gevaldefinities in kolom 2 in de D-lijst. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de drempelwaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de Europese richtlijn milieubeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. De criteria als bedoeld betreffen:

  • de kenmerken van de activiteit (onder andere omvang en cumulatie);
  • de plaats waar de activiteit wordt verricht (de kenmerken van het plangebied in relatie tot de kwetsbaarheid van de omgeving);
  • de kenmerken van de gevolgen van de activiteit (mogelijke effecten van de activiteit, onder andere bereik, waarschijnlijkheid en omkeerbaarheid).

Ten behoeve van onderhavig planvoornemen is een aanmeldnotitie m.e.r. opgesteld (zie Bijlage 3). In de aanmeldnotitie m.e.r. zijn de kenmerken, locatie en potentiële effecten van onderhavig voornemen beschreven. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat er geen belangrijke negatieve milieueffecten te verwachten zijn die een volwaardige project m.e.r.-procedure wenselijk of noodzakelijk maken. In het licht van het voorgaande leidt de conclusie derhalve dat voor de ontwikkeling van het plangebied op basis van het beoogde planvoornemen géén milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld. Het college heeft daarom besloten dat een milieueffectrapport niet noodzakelijk is.

4.3 Bodem

Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.

Om de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied inzichtelijk te maken is door Aelmans Eco B.V. een verkennend bodem-, asbest- en infiltratieonderzoek uitgevoerd conform NEN5707 en NEN-5740 (rapportnr. E202291.007.R2/HWO, d.d. 1 december 2020). De rapportage is bijgevoegd als Bijlage 3. Hiertoe zijn ter plaatse van het plangebied een 46-tal boringen/inspectiegaten systematisch verdeeld. Visueel zijn, behoudens een pakket menggranulaat, geen noemenswaardige bodemvreemde materialen annex bijmengingen aangetroffen. Naar aanleiding van de visuele bevindingen zijn een 11-tal grondmengmonsters samengesteld en onderzocht op het standaard NEN-5740 pakket voor grond. In onderstaande zijn de bevindingen, conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek overgenomen.

Bovengrond

De bovengrond van onderhavig plangbied is analytisch onderzocht in een 8-tal grondmengmonsters (1 t/m 8). Uit de analyseresultaten van de grondmengmonsters 1 t/m 4 blijkt dat geen van de onderzochte parameters de achtergrondwaarden overschrijden. Op basis van een indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit kan deze bovengrond als klasse AW2000 grond bestempeld worden.

Uit de analyseresultaten van de grondmengmonster 5 t/m 8 blijkt, dat de concentraties PCB en/of PAK (MM 8) de achtergrondwaarden overschrijden. Daarnaast overschrijdt de concentratie PCB in grondmengmonster 7 tevens de bodemindex, doch niet de interventiewaarde. Naar aanleiding van de matig verhoogde concentratie PCB in grondmengmonster 7 is besloten om de boringen (35, 36, 41, 44 en 45) overnieuw te plaatsen en separaat op PCB te analyseren.

Uit de analyseresultaten van voornoemde monsters (101 t/m 105) blijkt, dat in de boringen 35 (monster 101) en 41 (monster 103) licht verhoogde concentraties PCB worden aangetroffen, welke de achtergrondwaarden overschrijden, doch niet de bodemindex en/of interventiewaarden. Voornoemde concentraties PCB zijn van dien aard dat deze in de lijn liggen van de eerder gerapporteerde waarden in de grondmengmonsters 5, 6 en 8. De alhier aangetroffen concentraties zijn van dien aard dat deze als klasse industrie grond beschouwd kunnen worden.

Uit de analyseresultaten van de overige 3 boringen (nrs. 36, 44 en 45) blijkt dat sterk verhoogde concentraties PCB worden aangetroffen, welke de interventiewaarden overschrijden. Met name in de bovengrond van de boringen 44 en 45 worden concentraties PCB aangetroffen van 7.000 en 8. 000 µg/kg ds. Ter plaatse van boring 36 wordt weliswaar een sterk verhoogde concentratie PCB aangetroffen doch deze ligt ruim onder voornoemde concentraties.

Vorenstaande impliceert, dat een gedeelte van het plangebied diffuus met PCB is verontreinigd (boringen 27 t/m 48). Binnen dit deelgebied zijn een drietal boringen welke relatief kort bij elkaar liggen, die sterk verontreinigd zijn met PCB.

De exacte oorzaak of bron van de verontreinigingen is niet expliciet te achterhalen uit de eerdere onderzoeken of historie van het terrein. Op het terrein hebben in het verleden diverse zeecontainers gestaan en hebben tevens twee depots gelegen. Het is niet uit te sluiten dat in de containers materialen hebben gezeten, welke de bodemkwaliteit negatief hebben beïnvloed of dat de twee depots de ondergrond hebben verontreinigd. Verder blijkt uit oude bodemrapporten van 1993 en uit de saneringsevaluatie uit 2006 dat er licht tot sterke PCB verontreinigingen zijn aangetroffen.

Gezien de diffuse verspreiding van de PCB-verontreiniging en omdat bekend is dat in het verleden PCB-verontreiniging kan zijn ontstaan en is aangetoond, mag redelijkerwijs worden aangenomen dat de PCB-verontreiniging historisch is.

Ondergrond

De ondergrond van het perceel is analytisch onderzocht in een 3-tal grondmengmonsters (9, 10 en 11). Uit de analyseresultaten van de grondmengmonsters 9 en 10 blijkt, dat geen van de onderzochte parameters de achtergrondwaarden overschrijden. Op basis van een indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit kan deze ondergrond als klasse AW2000 grond bestempeld worden.

Uit de analyseresultaten van grondmengmonster 11 blijkt dat de concentraties PCB de achtergrondwaarde overschrijdt doch niet de bodemindex en/of interventiewaarden. Op basis van een indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit kan voornoemde ondergrond als klasse industrie grond worden gekwalificeerd.

Mogelijk wordt de in dit grondmengmonster gerapporteerde concentratie PCB deels veroorzaakt door de ondergrond van boring 36, waarvan de bovengrond eveneens sterk verontreinigd is met PCB. Dit zou een eventuele verklaring kunnen zijn doch blijft momenteel echter een aanname.

PFAS

Uit de resultaten van het PFAS onderzoek blijkt dat enkele marginale overschrijdingen zijn aangetroffen. De tot op boven de rapportagegrenzen gerapporteerde concentratie PFAS overschrijden niet de achtergrondwaarden en hebben derhalve dan ook geen invloed op de uiteindelijke kwalificatie van de onderzochte bodemlagen.

Grondwater

In het grondwater zijn marginale overschrijdingen aangetroffen met diverse zware metalen aangetroffen. Het grondwater in peilbuis 2 is echter van dien aard, dat de concentratie lood de interventiewaarde overschrijdt.

Naar aanleiding van voornoemde sterk verhoogde concentratie lood is deze peilbuis overnieuw bemonsterd en onderzocht. Uit de analyseresultaten van deze her bemonstering blijkt dat weliswaar nog een licht verhoogde concentratie lood wordt gerapporteerd, doch deze ligt ruim onder de eerder aangetroffen overschrijdingen.

Naar aanleiding van vorenstaande wordt geconcludeerd dat de lichte overschrijdingen in het grondwater geen directe belemmeringen voor de beoogde uitbreiding van de parkeerplaats.

Asbest

Tijdens het verrichten van het bodemonderzoek zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetoond. Op basis van de bevindingen van voornoemd zintuiglijk bodemonderzoek en het analytisch asbestonderzoek kan de hypothese "onverdacht" met betrekking tot asbest worden bevestigd.

Conclusie

De hypothese "heterogeen diffuus verontreinigde locatie" wordt op basis van de onderzoeksresultaten bevestigd. Naar aanleiding van het aanvullend onderzoek moeten we concluderen dat op voornoemd terrein plaatselijk sterk verhoogde concentraties PCB worden aangetroffen binnen een gebied dat diffuus met PCB is verontreinigd. Gezien de diffuse verspreiding van de PCB- verontreiniging en omdat bekend is dat in het verleden PCB-verontreiniging kan zijn ontstaan en is aangetoond, mag redelijkerwijs worden aangenomen dat de PCB- verontreiniging historisch is.

Gezien het voorgaande is mogelijk sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging als bedoeld in de Wet bodembescherming. Een nader bodemonderzoek om de omvang van de verontreiniging met PCB in beeld te brengen (zowel verticaal als horizontaal) is noodzakelijk indien de verontreiniging verwijderd gaat worden. Een andere mogelijkheid is om een BUS-melding, variant isoleren, voor het gehele diffuus verontreinigde gebied in te dienen. Er dient in dat geval wel rekening te worden gehouden met nazorgmaatregelen, namelijk het in stand houden van een gesloten verharding.

Indien wordt gekozen voor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek zal er specifiek aandacht worden besteed (historisch) aan de twee depots welke op het terrein hebben gelegen in 2018 en eveneens aan het depot menggranulaat. Dit om de kwaliteit van de depots te achterhalen. Indien voornoemde verontreiniging in kaart is gebracht is het aan het bevoegd gezag om te beoordelen of het doelmatig is om voornoemd bodemlaag te saneren.

Naar aanleiding van het aanvullend grondwateronderzoek vormt het grondwater geen directe belemmering. Naar aanleiding van het PFAS-onderzoek kunnen we concluderen, dat deze stoffen niet noemenswaardig worden aangetroffen. Er is zowel visueel als analytisch geen asbest aangetroffen. Vanwege de diversiteit in bodemlagen dient men er rekening mee te houden, dat voornoemde bodemlagen niet onderling vermengd mogen worden en na ontgraving in dezelfde hoedanigheid worden herschikt.

4.4 Bedrijven En Milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. De richtafstanden opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij milieu-inrichtingen of drukke wegen, al een hogere milieubelasting kent. Onderhavig plangebied is gelegen in een omgeving die wordt gekenmerkt door hoofdzakelijk bedrijvigheid.

De publicatie biedt geen wettelijk vastgestelde norm, maar biedt een handreiking voor maatwerk. De publicatie geeft vier factoren (geur, stof, geluid en gevaar) op basis waarvan bepaald wordt in welke categorie een activiteit geplaatst kan worden. Voorgaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.

Uitbreiding beveiligde vrachtwagenparkeerplaats

De beveiligde parkeerplaats inclusief bijbehorende faciliteiten wordt niet aangemerkt als milieugevoelige functie (met uitzondering van het aspect geur, zoals in paragraaf 4.6 beschreven). Personen verblijven hier maar voor een beperkte tijd. Wel kan de parkeerplaats hinder voor de omgeving veroorzaken. Uitgaande van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kan onderhavig planvoornemen worden ingeschaald onder de functie 'Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)'. Dit betreft een functie in de milieucategorie 3.2 met bijbehorende grootste richtafstand voor geluid van 100 meter.

De gronden gelegen ten westen, noorden en oosten van het plangebied maken deel uit van het bedrijventerrein Trade Port West. Binnen het bedrijventerrein komen geen woningen voor. Daarnaast zijn er ook geen bedrijfswoningen op het bedrijventerrein gelegen. De gronden ten zuiden van het plangebied betreffen hoofdzakelijk onbebouwde agrarische percelen, danwel onbebouwde percelen bos en natuur. Er zijn geen hindergevoelige functies in de omgeving van het plangebied gelegen.

Behoud planologische mogelijkheden bedrijfsmatige functies

Naast het scheppen van het planologisch-juridisch kader voor de realisatie van de uitbreiding van de parking inclusief ondersteunende voorzieningen, is het de wens de huidige planologische mogelijkheden ten aanzien van de bedrijfsmatige activiteiten te behouden. Dit betekent dat de mogelijkheid bestaat dat bedrijven tot en met de milieucategorie 5 zoals genoemd in de bijlage bij de regels 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' van de vigerende bestemmingsplannen zich binnen het plangebied kunnen vestigen (recyclingbedrijven). De ruimtelijke aanvaardbaarheid van dergelijke bedrijven is ten behoeve van de vigerende bestemmingsplannen reeds bepaald. De meest nabij gelegen hindergevoelige functies betreffen de woningen gelegen aan de Geliskensdijkweg 71-73 op ca. 125 meter afstand. Op basis van het daar vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Venlo' zijn de woningen bestemd als 'Agrarisch met waarden' in combinatie met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht'. De bestemming voorziet aldus niet in een mogelijkheid om daar te wonen, met uitzondering van een persoonsgebonden overgangsrecht. De woonsituatie ter plaatse van Geliskensdijkweg 71-73 is derhalve binnen afzienbare tijd eindig. Het overnemen van de onbenutte mogelijkheden voor bedrijven van milieucategorie 5 wordt daarom alsnog conform een goede ruimtelijke ordening geacht.

Conclusie

Onderhavig planvoornemen leidt niet tot hinder voor gevoelige functies in de omgeving. De beveiligde vrachtwagenparkeerplaats is zelf niet hindergevoelig. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.5 Geluid

Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen. Indien een bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron of wijziging van een bestaande geluidsbron (aanpassing weg) mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan of een ruimtelijke onderbouwing.

(Spoor)wegverkeerslawaai

Met uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats wordt geen geluidgevoelige functie binnen het plangebied toegevoegd. In het kader van onderhavig bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen op het gebied van (spoor)wegverkeerslawaai en kan het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar (spoor-)wegverkeerslawaai dan ook achterwege worden gelaten

Industrielawaai

De uitbreiding van de beveiligde parkeerplaats wordt gerealiseerd binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. In de vigerende bestemmingsplannen 'Trade Port West-Oost' en 'Trade Port West, aanvulling' is daarom ter plaatse van het plangebied de aanduiding 'geluidszone - industrie' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mogen geen geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, worden opgericht. Onderhavig planvoornemen ziet niet toe op het oprichten van één of meerdere geluidgevoelige objecten of terreinen.

Onderhavig planvoornemen kan wel leiden tot geluidhinder. Wegens de ligging van onderhavig plangebied binnen een gezoneerd industrieterrein, is de Wet geluidhinder van toepassing. Middels een akoestisch onderzoek dient daarom aangetoond te worden dat de geluidbelasting ten gevolge van de uitbreiding van de truckparking buiten de geluidszone niet meer dan 50 dB(A) bedraagt.

Gezien het feit dat in het kader van de haalbaarheid van het vigerend bestemmingsplan de geluidbelasting is getoetst aan de hand van een oppervlaktebron overeenkomend met een categorie VI-inrichting en onderhavig bestemmingsplan voorziet in het behoud van de huidige planologische mogelijkheden (inrichtingen tot milieucategorie VI), mag redelijkerwijs worden verwacht dat het planvoornemen akoestisch inpasbaar is.

Goede ruimtelijke ordening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting ter plaatse van het plangebied in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling beoordeeld. Gezien de ligging van het plangebied binnen bedrijventerrein Trade Port West, is in de omgeving van het plangebied relatief zware bedrijvigheid aanwezig. Het geluid wat de omliggende bedrijven produceren kan tot overlast leiden en derhalve het een vermindering van het verblijfsklimaat. Naar verwachting is de geluidbelasting ten gevolge van omliggende bedrijven gedurende de dagperiode, wanneer de meeste bedrijfsmatige activiteiten worden uitgevoerd, het hoogst.

Het planvoornemen is in beginsel geen milieugevoelige functie, maar er zullen wel chauffeurs binnen het plangebied overnachten. Over het algemeen is dit voor een enkele nacht. Gedurende de nachtperiode is de geluidbelasting ten gevolge van omliggende bedrijvigheid aanzienlijk lager dan overdag.Dat zal ook gelden voor het geluid dat wordt gegenereerd door het verkeer op de nabijgelegen wegen. Redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er niet een zodanige geluidbelasting op de parkeerplaats zal zijn dat een gebruik van de parkeerplaats voor een enkele overnachting in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.6 Geur

4.6.1 Geurhinder industrie

Het plangebied is gelegen in de nabijheid van bedrijven die geuroverlast veroorzaken, waaronder afvalverwerkings- en recyclebedrijven. Op basis van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor deze bedrijven een aan te houden richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies. Dit is enerzijds om het woon- en leefklimaat ter plaatse van milieugevoelige functies te waarborgen en anderzijds om hinderveroorzakende bedrijven niet in hun duurzame bedrijfsvoering te schaden.

Zoals reeds besproken in paragraaf 4.4 betreft onderhavig planvoornemen geen milieugevoelige functie. Derhalve is toetsing aan de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG publicatie niet aan de orde. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel beoordeeld of ter plaatse sprake is van een goed verblijfsklimaat. Ook in dit kader geldt dat de parking is beoogd voor kortdurend verblijf, zijnde een enkele overnachting. Redelijkerwijs wordt verwacht dat er niet een zodanige geuroverlast op de parkeerplaats is dat een gebruik van de parkeerplaats voor een enkele overnachting in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

4.6.2 Wet geurhinder en veehouderij

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om stank veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening. Bij de 'omgekeerde werking' gaat het om de vraag of ter plaatse van geurgevoelige objecten sprake is van een goed woon en/of leefklimaat. Verder hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om binnen een wettelijk bepaalde bandbreedte van de standaardnormen van de Wgv af te wijken. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen en vastleggen in een geurverordening, dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.

In het kader van de Wet geurhinder en veehouderij wordt een geurgevoelig object gedefinieerd als een gebouw dat is bestemd voor en geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf. Het parkeren van de vrachtwagens is op zich niet geurgevoelig, maar de op te richten horecavoorziening en detailhandelsfunctie worden wel als geurgevoelig object aangemerkt.

Het plangebied is geheel buiten de contouren van omringende agrarische bedrijven gelegen. Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf is op circa 2 kilometer afstand gelegen. Dit bedrijf is op een dermate grote afstand gelegen dat van geurhinder geen sprake is.

Conclusie

Geur afkomstig van veehouderijen vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.7 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.

Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of een regionaal programma van maatregelen.

Het besluit NIBM

Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.

Door Tritium Advies is een luchtkwaliteitsonderzoek verricht om te bezien of het plan in betekende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging (rapportnr. 2004/166/ROS-03, d.d. 23 november 2020). De bevindingen en conclusies van het onderzoek zijn in onderstaande overgenomen. De onderzoeksrapportage is tevens als Bijlage 5 bij onderhavige toelichting toegevoegd.

De beoogde uitbreiding van de truckparking aan de James Cookweg te Venlo en de te verwachten extra verkeersbewegingen zijn middels de NIBM-tool getoetst (zie onderstaand figuur). De toename van de gehanteerde verkeersbewegingen is gebaseerd op de berekende verkeersgeneratie zoals beschreven in 2.4.1. Worstcase wordt van dit aantal uitgegaan (volledige bezetting). Uit de toetsing met de NIBM-tool blijkt dat de verkeersbewegingen ten gevolge van de ontwikkelin mogelijk in betekenende mate bijdraagt en een nader onderzoek nodig is. De blootstelling aan luchtverontreiniging dient derhalve in kaart te worden gebracht en te worden getoetst aan de hierbij gestelde eisen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0019.png"

Input NIBM-tool (bron: Tritium Advies)

NSL-Monitoringstool

Via de NSL-Monitoringstool (situatie zonder beoogde planontwikkeling) zijn voorts de concentraties voor de jaren 2018, 2020 en 2030 afgelezen. Middels de NSL-Rekentool is de verkeersintensiteit worst-case op de weg nabij de truckparking (Eindhovenseweg) op beide weghelften, overeenkomstig de NIBM-toets, verhoogd met elk 390 zware vrachtverkeerbewegingen per etmaal. De nieuwe situatie is doorgerekend voor de jaren 2020 en 2030. Het jaar 2018 is evenals meegenomen als nulsituatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0020.png"

Rekenpunt 77158 concentraties incl. transportbewegingen beoogde ontwikkeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0021.png"

Rekenpunt 77166 concentraties incl. transportbewegingen beoogde ontwikkeling

Uit de tabellen blijkt dat de jaargemiddelde grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 voor de jaren 2020 en 2030 in zowel de bestaande (huidig) situatie als beoogde (toekomstig) situatie de uitgangssituatie niet worden overschreden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze AMvB wordt de vestiging van zogeheten ‘gevoelige bestemmingen’ in de nabijheid van provinciale wegen en Rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Het Besluit gevoelige bestemmingen is derhalve niet van toepassing op onderhavig planvoornemen (truckparking).

Conclusie

Samenvattend kan worden gesteld dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer geen beperkingen oplegt aan het planvoornemen op de locatie James Cookweg 33 te Venlo. Het beoogde planvoornemen betreft de uitbreiding van een momenteel tijdelijk vergunde truckparking. De NIBM-toets geeft aan dat het plan mogelijk in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Raadpleging van de NSL-Monitoringstool en berekeningen met AERIUS Lucht laten voorts zien dat de jaargemiddelde grenswaarden voor de jaren 2020 en 2030 worden niet overschreden, en evenmin wordt het daggemiddelde niet vaker overschreden dan toegestaan. Een goed (woon- en) leefklimaat met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit is gewaarborgd. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.8 Externe Veiligheid

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd:

  1. 1. Plaatsgebonden Risico (PR): de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit.
  2. 2. Groepsrisico (GR): is de kans dat in een keer een groep mensen van tenminste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde.

Door Tritium Advies is een quickscan externe veiligheid uitgevoerd, waarmee de risico's en randvoorwaarden voor onderhavig planvoornemen inzichtelijk zijn gemaakt. De bevindingen en conlusie van het onderzoek zijn in onderstaande overgenomen. Tevens is de onderzoeksrapportage (rapportnr. 2004/166/ROS-04 versie A, d.d. 20 november 2020) als Bijlage bij onderhavige toelichting toegevoegd.

Inventarisatie

Bij de inventarisatie van risicobronnen rondom het plangebied is gebruik gemaakt van de Risicokaart - www.risicokaart.nl (samenwerking van het Rijk, de provincies en de gemeenten). Hierbij zijn enkel de voor de beoogde ontwikkeling relevante risicobronnen nader onderzocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0022.png"

Ligging relevante risicobronnen t.o.v. plangebied (bron: Tritium Advies)

De volgende relevante risicobronnen zijn aangetroffen en tevens afgebeeld in bovenstaand figuur.

  1. 1. Inrichting aan de Van Heemskerckweg 9;
  2. 2. Inrichting aan de Colombusweg 55;
  3. 3. Inrichting aan de Colombusweg 24;
  4. 4. Spoorlijn Eindhoven aansl. – Venlo, trajectnummer 12BN.4;
  5. 5. Rijksweg A67: afrit 39 (Sevenum) – Knooppunt Zaarderheiken;
  6. 6. Provinciale weg N556;
  7. 7. Rijksweg A73: afrit 12 (Grubbenvorst) – Knooppunt Zaarderheiken, wegvak L88;
  8. 8. Rijksweg A73: Knooppunt Zaarderheiken – afrit 13 (Venlo West), wegvak L104.

Er wordt nader ingegaan op de genummerde risicobronnen om te bepalen of het groepsrisico berekend dient te worden voor deze risicobronnen, dat er kan worden volstaan met een beperkte of volledige invulling van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico of dat er in navolging van de inventarisatie geen belemmeringen gevonden worden voor het planvoornemen.

1. Van Heemskerckweg 9

Aan de Van Heemskerckweg 9 is een inrichting genaamd 'Scheuten Glasgroep' gelegen. De inrichting heeft een milieuvergunning en heeft twee opslagen ten behoeve van zwavel en waterstof. De opslag heeft een waterinhoud van 600 liter. Voor de opslag geldt een PR 10-6 contour van 35 meter. Het plangebied is op circa 360 meter van de inrichting gelegen. De inrichting vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

2. Colombusweg 55

Aan de Columbusweg 55 is een tankstation (Trade Port West) gelegen. Het tankstation betreft een BEVI inrichting. Het heeft een vergunde jaardoorzet LPG van minder dan 500 m³, en heeft een vulpunt, ondergrondse LPG-reservoir (waterinhoud 40 m³) en een LPG-afleverinstallatie. Deze installaties hebben een PR 10-6 contour van respectievelijk 25, 25 en 15 meter. Voorts geldt voor het vulpunt van het tankstation een invloedsgebied van 150 meter. Het plangebied is op circa 650 meter van het tankstation gelegen. Het plangebied ligt derhalve buiten de PR-contour, alsmede buiten het invloedsgebied van het tankstation. De inrichting vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

3. Colombusweg 24

Aan de Columbusweg 24 is de inrichting 'GEODIS Nutritional Netherlands B.V.' gelegen. Dit betreft een BEVI-inrichting waarbij verbrandingsproducten en zeer toxische onverbrandbare stoffen vrijkomen bij een ramp. De opslag (categorie C) heeft een gemiddelde hoeveelheid stoffen van 5.660.000 kilogram en 200.000 kilogram vergunde zeer giftige stoffen. De opslag betreft AFR klasse 4, en heeft een hoog beschermingsniveau. Er geldt hiervoor een invloedsgebied van 300 meter. Het plangebied is circa 610 meter van de inrichting verwijderd en ligt daarmee buiten het invloedsgebied. De inrichting vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

4. Spoorlijn Eindhoven aansl. – Venlo, trajectnummer 12BN.4

De dichtstbijzijnde grens van het plangebied is op circa 490 meter van het hart van de spoorlijn gelegen. De spoorlijn heeft geen PR-plafond, geen GR-plafond en een GR-plafond 10-8 van 112 meter. Er is geen plasbrandaandachtsgebied aanwezig. Van de spoorlijn (trajectnummer 12BN.4) zijn de volgende gegevens bekend:

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0023.png"

Tabel gegevens transportroute spoorlijntrajectnummer 12BN.4 op basis van Basisnet spoor

Er wordt over de spoorlijn enkel brandbaar gas vervoerd. Het plangebied is gelegen buiten de maximale effectafstand van stofcategorie A. Daarmee vormt onderhavige spoorlijn in principe geen belemmering voor het planvoornemen ten aanzien van deze stofcategorie. Echter is het vervoer van toxische stoffen niet uitgesloten in het Basisnet; dit betreffen echter geen significante aantallen waardoor een incident met een dergelijk tankwagen verwaarloosbaar is. Desondanks dient wel gedacht te worden aan een dergelijk scenario.

5. Rijksweg A67: afrit 39 (Sevenim) – Knooppunt Zaarderheiken

Het hart van de Rijksweg is gelegen op circa 310 meter van het plangebied. De Rijksweg heeft een PR 10-6 contour van 22 meter en kent een plasbrandaandachtsgebied (30 meter). Het plangebied is gelegen buiten dit plasbrandaandachtsgebied. Van de Rijksweg A67 (wegvak L89) zijn de volgende gegevens bekend:

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0024.png"

Tabel gegevens transportroute A67 op basis van telgegevens Rijkswaterstaat

Het plangebied is (deels) gelegen binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A73 als gevolg van de maximale effectafstand van over deze weg vervoerde stoffen GF3, LT1, LT2, LT3 en GT3. Het plangebied is geheel buiten 200 meter van de Rijksweg A67 gelegen. Conform artikel 7 van het Bevt dient derhalve te worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg voordoet (beperkte verantwoording).

6. Provinciale weg N556

Het hart van de provinciale weg (N566) is gelegen op circa 30 meter van het plangebied. De provinciale weg heeft geen PR 10-6 contour en conform de risicokaart is de overschrijdingsfactor oriëntatiewaarde minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Van de provinciale weg N556 zijn de volgende gegevens bekend:

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0025.png"

Tabel gegevens transportroute N566 op basis van de risicokaart

Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de provinciale weg N566 ten gevolge van de maximale effectafstand van over deze weg vervoerde stoffen GF3, LF1, LF2, LT1, LT2 en GT3. Het plangebied is geheel binnen 200 meter van de provinciale weg gelegen. De provinciale weg betreft geen (hoofd)basisnetroute. Een analyse van het groepsrisico horende bij rijkswegen kan derhalve worden uitgevoerd aan de hand van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART, januari 2017). Voor het transport van gevaarlijke stoffen over provinciale wegen zijn in de handleiding vuistregels opgenomen. De provinciale weg betreft de routetype 'weg buiten de bebouwde kom (80 km/uur)'.

Aan de hand van vuistregels is bepaald dat voldaan wordt aan de eisen gesteld aan de oriëntatiewaarde en 10% van de oriëntatiewaarde. Wel is het plangebied gelegen binnen de maximale effectafstanden als gevolg van diverse brandbare en toxische vloeistoffen en gassen. Hier dient derhalve wel aandacht aan te worden besteed bij de beperkte verantwoording van het groepsrisico conform artikel 7 van het Bevt.

7. Rijksweg A73: afrit 12 (Grubbenvorst) – Knooppunt Zaarderheiken, wegvak L88

Het hart van de Rijksweg A73 is gelegen op circa 1,72 kilometer van het plangebied. De weg heeft een PR 10-6 contour van 11 meter en kent een plasbrandaandachtsgebied (30 meter). Het plangebied is hier buiten gelegen. Van de Rijksweg A73 (wegvak L88) zijn de volgende gegevens bekend:

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0026.png"

Tabel gegevens transportroute A73 (wegvak L88) op basis van digitale telling Rijkswaterstaat

Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A73, wegvak L88, als gevolg van de maximale effectafstand van over deze weg vervoerde stoffen GT4 en GT5. Wel is het plangebied op ruime afstand van de Rijksweg A73 gelegen (meer dan 200 meter). Conform artikel 7 van het Bevt ingegaan dient derhalve te worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg voordoet (beperkte verantwoording).

8. Rijksweg A73: Knooppunt Zaarderheiken – afrit 13 (Venlo West), wegvak L104

Het hart van de Rijksweg A73 is gelegen op circa 1,48 kilometer van het plangebied. De weg heeft geen PR 10-6 contour, een GR-plafond van 72 meter en kent geen plasbrandaandachtsgebied. Van de Rijksweg A73 (wegvak L104) zijn de volgende gegevens bekend:

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0027.png"

Tabel gegevens transportroute A73 (wegvak L104) op basis van digitale telling Rijkswaterstaat

Het plangebied is gelegen buiten het invloedsgebied van de Rijksweg A73, wegvak L104. De transportroute vormt hiermee geen belemmering ten aanzien van het planvoornemen.

Conclusie quickscan

Uit de uitgevoerde inventarisatie is gebleken dat het plangebied niet gelegen is binnen het invloedsgebied van de in de buurt liggende inrichtingen. Voorts kan met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over de diverse transportmodaliteiten het volgende worden vastgesteld in relatie tot het planvoornemen:

  • het plangebied is gelegen binnen 200 meter van de provinciale weg N566. De provinciale weg betreft geen (hoofd)basisnetroute. Derhalve zijn de vuistregels van het HART van toepassing om te bepalen of een berekening van het groepsrisico noodzakelijk is. Aan de hand van de vuistregels is bepaald dat voldaan wordt aan de eisen gesteld aan de oriëntatiewaarde en 10% van de oriëntatiewaarde. Wel is het plangebied gelegen binnen de maximale effectafstanden als gevolg van diverse brandbare en toxische vloeistoffen en gassen. Hier dient derhalve aandacht aan te worden besteed bij de beperkte verantwoording van het groepsrisico conform artikel 7 van het Bevt;
  • het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied ten gevolge van de maximale effectenafstand van enkele stoffen die vervoerd worden over twee verschillende transportroutes, namelijk de A67 (wegvak L89) en de A73 (wegvak L88). Conform artikel 7 van het Bevt ingegaan dient derhalve te worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg voordoet (beperkte verantwoording);
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Eindhoven aansl. – Venlo en de Rijksweg A73 (weglak L104) vormen geen belemmering voor het planvoornemen;
  • de inrichtingen aan de Van Heemskerckweg 9, de Colombusweg 55 en de Colombusweg 24 vormen geen belemmering voor het planvoornemen.

Verantwoording groepsrisico

De quickscan externe veiligheid is voorgelegd aan de gemeente Venlo en de Veiligheidsregio Limburg-Noord. Het advies van de Veiligheidsregio is vervolgens besproken en verwerkt in de beperkte verantwoording van het groepsrisico van de quickscan. De beperkte verantwoording van het groepsrisico is in onderstaande overgenomen.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De uitbreiding van de truckparking leidt tot een toename van de personendichtheid. Het groepsrisico neemt niet significant toe vanwege

  • de afstand tot de plaats van het mogelijke incident;
  • de aard van de effecten (blootstelling aan een giftig gas).

Er zijn in het bestemmingsplan daarom geen maatregelen mogelijk en nodig om het groepsrisico te beperken.

Mogelijkheden voor bestrijding of beperking van de effecten

Eventuele ongevalslocaties op de weg zijn goed bereikbaar en het plangebied is bereikbaar binnen de wettelijke opkomsttijd. De huidige truckparking is voorzien van gesloten poorten en slagbomen en voor politie en ambulance niet zonder toelating van beheer bereikbaar. De exploitant zal in het vervolg de toegang voor hulpdiensten garanderen door toepassing van het zogenaamde Nedap-systeem.

Voor brandbestrijding in het plangebied, zijn aan de James Cookweg twee brandkranen en een geboorde put aanwezig. De bluswatervoorzieningen hebben een opbrengst boven 60 m³ /uur. Voor een effectieve inzet aan de achterzijde van de parking (zijde Eindhovenseweg) zijn de afstanden tot de aanwezige bluswatervoorzieningen te groot.

In overleg met de gemeente is besloten, om een geboorde put te realiseren op het terrein, om ook incidenten op het parkeerterrein adequaat te kunnen bestrijden.

Mogelijkheden voor zelfredzaamheid

De zelfredzaamheidstrategie is afhankelijk van de afstand tot het gevaar. Personen moeten de gevaren herkennen, dan wel snel geïnformeerd worden over de gevaren en het handelingsperspectief. Snel reageren is bevorderlijk voor de zelfredzaamheid.

Alarmering

NL-Alert is het alarmmiddel van de overheid voor alarmering via de mobiele telefoon. In het bericht staat wat er aan de hand is en wat men het beste kan doen. NL-Alert wordt ingezet bij levens- of gezondheidsbedreigende situaties, zoals een grote brand waarbij giftige rook vrijkomt, bij explosiegevaar of bij een overstroming.

De bezoekers van de truckparking beheersen niet allen de Nederlandse taal. Om ervoor te zorgen, dat ook deze mensen snel op de hoogte worden gebracht bij een (dreigende) calamiteit, zorgt de beheerder voor communicatie over risico's, in de vorm van instructies en voorzieningen bij calamiteiten (aanduiding verzamelplaats, alarmnummer en dergelijke).

Het terrein is beveiligd en daardoor is er permanent toezicht aanwezig, zodat een snelle respons en optreden van de bedrijfshulpverlening mogelijk is. Dit zal als verplichting in de erfpachtovereenkomst tussen de gemeente en de exploitant worden opgenomen.

Schuilen of vluchten

Het handelingsperspectief bestaat uit naar binnen gaan en schuilen in een gebouw, dat goed afgesloten is voor binnendringende lucht.

Om schuilgelegenheid te bieden, zal de exploitant ervoor zorgen dat de verblijfsfuncties op het terrein (horeca en eventueel andere verblijfsfuncties) goed afsluitbaar zijn voor binnendringende lucht en dat eventuele mechanische ventilatie snel is uit te schakelen.

Om eventuele slaapcabines te realiseren is in de regels bepaald, dat deze de functie 'logies' krijgen, opdat de brandveiligheid voor dit gebruik wordt gewaarborgd.

Onduidelijk is of de vrachtautocabines voldoende luchtdicht zijn te maken. De zelfredzaamheid voor personen die in de vrachtwagen verblijven is beperkt, omdat de vrachtwagen geen bescherming biedt tegen een gifwolk. Voor personen buiten is het handelingsperspectief ontruimen en vluchten dwars op de wind.

Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

4.9 Kabels En Leidingen

Binnen of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, gas of brandstof gelegen die van invloed zijn op de realisatie van het planvoornemen. In het straatprofiel van de James Cookweg zijn wel de reguliere leidingen c.q. nutsvoorzieningen aanwezig zoals gas, electra en telefonie. Ten zuiden van het plangebied, op ca. 55 meter afstand, is een hoogspanningsleiding gelegen. Op basis van de Netkaart wordt geconcludeerd dat de hoogspanningsleiding een 150 kV-lijn betreft (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0028.png"

Uitsnede Netkaart

Voor de hoogspanningsleiding geldt een beschermingszone van 20 meter aan weerszijden van de leiding. Het plangebied is niet binnen deze beschermingszone gelegen. Wel is het plangebied binnen de zogenoemde indicatieve zone voor de 150 kV-lijn, zijnde 105 meter aan weerszijden van de leiding, gelegen. Het beleidsadvies van VROM luidt dat bij ruimtelijke plannen in de nabijheid van bovengrondse hoogspanningslijnen, binnen de indicatieve zone, zoveel als redelijkerwijs mogelijk moet worden vermeden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied onder bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is, dan wel in de toekomst hoger kan worden dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone).

Onderhavig planvoornemen ziet toe op de uitbreiding van een beveiligde vrachtwagenparkeerplaats binnen de indicatieve zone. Gezien de aard van het planvoornemen wordt geconcludeerd dat er geen langdurig verblijf van kinderen binnen het plangebied plaats zal vinden. In dit kader is het dan ook niet aan de orde om de specifieke magneetzone in beeld te brengen. De ligging van het plangebied nabij de hoogspanningsleiding vormt derhalve geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.10 Zoneringen

Op het plangebied zijn verder geen zoneringen zoals vrijwaringszones, stiltegebieden, waterwin-/grondwaterbeschermingsgebieden, luchtvaartverkeer e.d. van toepassingen die een mogelijke belemmering vormen voor de realisatie van onderhavig planvoornemen.

4.11 Archeologie En Cultuurhistorie

4.11.1 Archeologie

Als wettelijk toetsingskader In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. De Wamz is in zijn geheel opgenomen in de Monumentenwet 1988 (Mw art. 38 t/m 60). In de Wamz is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.

De op 1 juli 2016 in werking getreden Erfgoedwet heeft de Monumentenwet 1988 deels vervangen als het gaat om archeologie. In de Erfgoedwet is vastgelegd wat onder cultureel erfgoed (waar archeologie onder valt) wordt verstaan. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving betreffen, gaan naar de Omgevingswet. Voor een aantal onderdelen (onder andere bestemmingsplannen) is voor de periode tot inwerkingtreding van de Omgevingswet een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0029.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart Venlo met plangebied bij rode contour

De gemeente Venlo beschikt over een archeologiebeleid en een archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart van de gemeente laat zien dat binnen het plangebied de archeologische verwachtingswaarde niet aanwezig is (wit gebied). Binnen het plangebied liggen ook geen archeologische monumenten. Er gelden dan ook geen restricties ten aanzien van planvorming. Er is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.11.2 Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met cultuurhistorie. Dit is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening en maakt onderdeel uit van de modernisering van de monumentenzorg.

Gemeente Venlo heeft haar beleid omtrent cultuurhistorie vastgelegd in de Erfgoednota 'Venlo maakt van erfgoed erfgoud!' en heeft informatie over cultuurhistorische elementen opgenomen in de cultuurhistorische inventarisatiekaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0030.png"

Uitsnede cultuurhistorische inventarisatiekaart Venlo met plangebied bij rode contour

Voor wat betreft onderhavig plangebied geldt dat het terrein onbebouwd is. Op basis van de cultuurhistorische inventarisatiekaart wordt geconcludeerd dat er zich geen cultuurhistorisch waardevolle elementen binnen het plangebied bevinden.

Het aspect 'Cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.12 Natuur

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Dit wordt geregeld in de Wet natuurbescherming die op 1 januari 2017 in werking is getreden. Het natuurbeschermingsrecht is verder te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden.

Om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn, die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve invloed kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep, is door Tritium Advies een tweetal quickscans flora en fauna uitgevoerd (rapportnr. 2004/166/ROS-01, d.d. 23 november 2020 en rapportnr. 2012/068/LB-01, d.d. 26 maart 2021). Tevens is in de quickscan beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op Natura 2000-gebieden, houtopstanden die middels de Wet natuurbescherming zijn beschermd, of op gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland. De rapporten zijn bijgevoegd als Bijlage 7 en Bijlage 8. Tevens zijn conclusies van de rapportages in onderstaande paragrafen opgenomen.

4.12.1 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het NNN. De provincie Limburg hanteert geen externe werking als het gaat om NNN. In dit geval is er tussen het plangebied en het NNN-gebied voldoende ruimte gelegen en ziet het plan toe op een beperkte ingreep (rooien van bomen en uitbereiding van bestaande truckparking), waardoor er van een negatief effect op het dichtstbijzijnde NNN-gebied geen sprake is.

Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is met circa 6,9 kilometer op relatief korte afstand gelegen (bij Natura 2000-gebieden moet verspreiding van stoffen in lucht of water wel worden beschouwd). Gezien de korte afstand valt een significant negatief effect in het kader van stikstofdepositie niet op voorhand uit te sluiten. Een berekening van de stikstofdepositie ten gevolge van het planvoornemen is derhalve noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0031.png"

Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000-gebieden (bron: Tritium Advies)

Een beoordeling ten aanzien van het aspect stikstof ten gevolge van de uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats is uitgevoerd door Pouderoyen Tonnaer (projectnr. J201960.002, d.d. 8 december 2020). Het rapport is als Bijlage bij onderhavige toelichting toegevoegd. De in het rapport gehanteerde uitgangspunten zijn gebaseerd op een eerste ontwerp van de truckparking. Inmiddels is het ontwerp op een aantal punten gewijzigd. Zo is er geen sprake meer van de oprichting van een detailhandelsfunctie en wordt de truckparking met 31.000 m2 uitgebreid in plaats van 31.470 m2. De in het rapport gehanteerde uitgangspunt wijken echter in dermate kleine mate af van het daadwerkelijke planvoornemen, dat het rapport alsnog een representatieve beoordeling van het aspect stikstof ten gevolge van het huidige planvoornemen bevat.

Uit de beoordeling ten aanzien van het aspect stikstof is gebleken dat het bouwplan (de tijdelijke realisatiefase en de gebruiksfase) niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Negatieve effecten ten gevolge van stikstof op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebieden op basis van het voorgaande worden uitgesloten, waardoor een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming niet vereist is.

Opgemerkt dient te worden dat de beoordeling stikstof uitgaat van het bouwplan in het kader van de uitbreiding van de beveiligde vrachtwagenparkeerplaats. Echter, onderhavig bestemmingsplan voorziet tevens in het behoud van de huidige planologische mogelijkheden ten aanzien van de bedrijfsmatige activiteiten. Gezien het bestemmingsplan een dusdanig breed scala aan bedrijfsactiviteiten toelaat is het niet mogelijk hier op voorhand, zonder kennis te hebben over enige specifieke invulling, een beoordeling ten aanzien van het aspect stikstof voor uit te voeren. Om deze reden is in de regels van onderhavig bestemmingsplan opgenomen dat nieuwe gebouwen ten behoeve van de bedrijven zijn toegestaan, indien vooraf is aangetoond dat er geen sprake is van een significante toename van de depositie van NH3 en NOx in een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

4.12.2 Soortenbescherming

Er wordt in het kader van de Wnb nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen door de beoogde ingreep opzettelijk worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt) of dat dieren opzettelijk worden verontrust, verjaagd of gedood. Verder is er gekeken of er invloeden zijn die leiden tot een verminderde geschiktheid als foerageergebied waarbij het een zodanig belang betreft dat bij het wegvallen van deze functie ook vaste rust- en verblijfplaatsen niet langer kunnen functioneren. Zoals in paragraaf 4.12 is aangegeven is een tweetal quickscans uitgevoerd door Tritium. De eerste quickscan heeft betrekking op de beoogde uitbreiding van het parkeerterrein. Gezien de hierna beschreven resultaten ten aanzien van de alpenwatersalamander is mogelijk compensatie van het dempen van poelen aan de orde, welke compensatie kan worden gerealiseerd ten westen van het plangebied.De tweede quickscan heeft betrekking op dat gebied ten westen van onderhavig plangebied. Daarmee wordt inzicht gekregen in de uitvoerbaarheid van die eventuele compensatie. Mocht compensatie inderdaad nodig zijn, dan bestaat daarmee inzicht in de gevolgen voor de uitvoering van die werkzaamheden voor eventuele andere beschermde soorten en hun rust- en verblijfplaatsen.

In deze paragraaf worden de resultaten van beide quickscans tezamen per soort besproken.

Flora

Er zijn binnen het plangebied geen beschermde wilde plantensoorten aangetroffen. Deze soorten zijn ook niet te verwachten. Om deze redenen zullen er door de voorgenomen plannen geen nadelige effecten optreden ten aanzien van deze soortgroep en zijn er, naast de zorgplicht, vanuit de Wnb geen verdere verplichtingen.

Vogels

Er zijn geen vogelnesten c.q. verblijfplaatsen aangetroffen van vogels waarvan de nest- en verblijflocaties jaarrond zijn beschermd. Algemeen voorkomende soorten zonder jaarrond beschermd nest kunnen blijven broeden in de directe omgeving van het plangebied. Indien broedende vogels in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn, kunnen verstorende werkzaamheden zoals bouwwerkzaamheden of een verwijdering van beplanting mogelijk echter niet plaatsvinden zonder hinder te veroorzaken. Wanneer er geen broedende vogels aanwezig zijn kunnen de werkzaamheden wel plaatsvinden. Indien er op deze manier wordt gehandeld, treden er geen nadelige effecten op ten aanzien van vogels. Wanneer de werkzaamheden in het geheel plaatsvinden in de minst kwetsbare periode (tussen begin oktober en half februari) worden eveneens geen nadelige effecten verwacht. Dit laatste verdient derhalve aanbeveling. Indien de werkzaamheden worden uitgevoerd op bovenstaande wijze, zullen er geen nadelige effecten optreden ten aanzien van vogels.

Grondgebonden zoogdieren

Binnen het plangebied zijn geen vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen vastgesteld van soorten die zijn beschermd bij de Habitatrichtlijn of van soorten die niet zijn vrijgesteld door de provincie. Algemeen voorkomende soorten zijn door de provincie vrijgesteld van de verbodsbepalingen als het een ruimtelijke ingreep of inrichting betreft. Wel geldt de zorgplicht voor dergelijke soorten. Zolang de zorgplicht wordt nageleefd zijn er derhalve geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot grondgebonden zoogdieren.

Vleermuizen

Er zijn geen vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen aanwezig binnen het plangebied. Mogelijk wordt er gefoerageerd binnen en nabij het plangebied. Foerageergebied is alleen beschermd wanneer dit gebied noodzakelijk is om de functionaliteit van een vaste verblijfplaats te behouden. In de directe omgeving van het plangebied is echter voldoende alternatief foerageergebied aanwezig. Ook is het verstorend effect op foeragerende vleermuizen uit te sluiten indien de kap- en bouwwerkzaamheden overdag uitgevoerd worden. Een negatief effect op vaste vliegroutes is eveneens niet te verwachten. Gezien het vorenstaande zijn er derhalve geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot vleermuizen.

Amfibieën, reptielen en vissen

Er komen noch vissen noch beschermde soorten reptielen voor in het plangebied. Wel geldt voor het meest westelijk gelegen deel van het plangebied door de aanwezigheid van oppervlaktewater en geschikt land- en voortplantingsbiotoop dat de aanwezigheid van de alpenwatersalamander niet kan worden uitgesloten. Dat geldt ook voor het gebied dat in de aanvullende quickscan is onderzocht. Op dat punt is daarom nader onderzoek noodzakelijk, dat ook reeds in gang is gezet. Gelet op de geschikte onderzoeksperiode voor deze soort is het betreffende onderzoek echter nog niet afgerond ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan. De uitgevoerde veldbezoeken hebben geen waarnemingen van de alpenwatersalamander of andere amfibieën opgeleverd. Ook is tijdens de veldbezoeken in beide poelen vis aangetroffen, wat het onaantrekkelijk maakt voor amfibieën om zich voort te planten in en rond deze poelen.

Algemeen voorkomende soorten zijn door de provincie vrijgesteld van de verbodsbepalingen als het een ruimtelijke ingreep of inrichting betreft. Wel geldt de zorgplicht voor dergelijke soorten. Zolang de zorgplicht wordt nageleefd zijn er derhalve geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot amfibieën, reptielen en vissen.

Ongewervelden/ overige soorten

Vaste verblijfplaatsen of exemplaren van Habitatrichtlijnsoorten of van nationaal beschermde soorten zijn niet aangetroffen. Er zijn derhalve geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot deze soortgroepen.

Zorgplicht

Voor alle soorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan deze soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen.

Conclusie quickscans

In onderstaande punten wordt de conclusies weergegeven zoals die kunnen worden opgemaakt uit de uitgevoerde quickscans.:

  • de omschreven werkwijzen met betrekking tot zowel de zorgplicht als ten aanzien van vogels dienen in acht te worden genomen zodat een overtreding van de natuurwetgeving wordt voorkomen;
  • om een verstorend effect op foeragerende vleermuizen uit te sluiten, dienen de voorgenomen kap- en bouwwerkzaamheden overdag te worden uitgevoerd;
  • voor algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling als het ruimtelijke ingrepen betreft.
  • er is nader onderzoek nodig naar de mogelijke aanwezigheid van de alpenwatersalamander.

Tot slot wordt geadviseerd, indien er een erfbeplanting is gepland of wordt vernieuwd, deze met inheemse en streekeigen soorten bomen en struiken te realiseren.

Vervolg alpenwatersalamander

Op basis van de uitgevoerde quickscans kan de aanwezigheid van de alpenwatersalamander niet worden uitgesloten. In het meest westelijk gelegen deel van het plangebied, rond de daar aanwezige poelen, is namelijk sprake van geschikt voortplantings- en landhabitat. Wanneer de poelen (gedeeltelijk) worden gedempt en/of de oevers worden vergraven, kan deze soort en diens vaste rust- en of verblijfsplaatsen worden verstoord c.q. worden vernietigd. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat een bestemmingsplan niet kan worden vastgesteld indien op voorhand in redelijkheid moeten worden ingezien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. In beginsel is daarvoor een nader onderzoek naar de alpenwatersalamander nodig. Dit onderzoek kan in verband met de geschikte onderzoeksperiode en de temperatuurontwikkeling in maart-april 2021 echter niet vóór vaststelling van dit plan worden afgerond. Hierna wordt beargumenteerd waarom toch redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het plan op dit punt uitvoerbaar is:

  • er is reeds een onderzoek in uitvoering. De veldbezoeken hebben geen waarnemingen van de alpenwatersalamlander opgeleverd. Ook is tijdens de veldbezoeken in beide poelen vis aangetroffen, wat het onaantrekkelijk maakt voor amfibieën om zich voort te planten in en rond deze poelen.
  • Slechts klein deel van het plangebied geldt als geschikte land- danwel voortplantingshabitat voor deze soort. De parkeerplaats kan zodanig worden ingericht dat de poelen worden ontzien en daarmee in stand blijven.
  • Mocht de soort inderdaad worden aangetroffen, dan kan het verlies aan geschikt habitat direct ten westen van het plangebied worden gecompenseerd. Daarvoor is de fysieke ruimte aanwezig én de betreffende maatregelen kunnen worden opgevangen binnen de exploitatieopzet voor het plan.
  • Uitvoering c.q. afronding van het onderzoek en een nader toetsmoment, gekoppeld aan het verkrijgen van de eventueel noodzakelijke ontheffing én de borging van de daaraan gekoppelde compensatieverplichtingen heeft in dit plan plaatsgevonden door het opnemen van een vergunningplicht voor het uitvoeren van werkzaamheden gericht op het dempen, vergraven of anderszins aantasten van de betreffende poelen.

Gezien het voorgaande mag redelijkerwijs worden aangenomen dat ongeacht de uitslag van het nader onderzoek het plan uitvoerbaar is.

4.12.3 Natuurcompensatie

Een deel van de gronden waar de uitbreiding van de parking is voorzien, is nu bestemd als 'Natuur' (circa 8.180 m2). De gronden zijn niet binnen de bronsgroene landschapszone, zilvergroene natuurzone of goudgroene natuurzone gelegen. Derhalve geldt formeel geen compensatieplicht. Echter, conform de gemeentelijke ambitie, wordt het verlies aan groen wel elders gecompenseerd.

De compensatie vindt plaats binnen de gemeente Venlo, ter plaatse van een locatie aan de Beckersweg, ter grootte van 9.500 m2. Het betreft een deel van het perceel kadastraal bekend als gemeente Venlo, sectie F, nummer 4199. De locatie sluit aan op gronden die reeds voor natuurcompensatie zijn bestemd ten behoeve van de plannen 'Nieuw Manresa' en 'Droompark Maasduinen'.

De inrichting van de natuurcompensatielocatie wordt nog uitgewerkt. Onderhavig bestemmingsplan voorziet ter plaatse wel al in de wijziging van de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar de bestemming 'Natuur'.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Het doel van de waterparagraaf is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De waterparagraaf vraagt niet alleen om een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt de waterparagraaf gebruikt om de beoogde gebruiksfuncties en waterbelangen op elkaar af te stemmen. Tritium Advies (rapportnr. 2004/166/ROS-03, d.d. 24 november 2020) heeft voor onderhavig planvoornemen een waterparagraaf opgesteld. De waterparagraaf is in onderstaande overgenomen en tevens als Bijlage bij onderhavige toelichting toegevoegd.

5.1 Beleidskader

5.1.1 Nationaal waterbeleid

In de afgelopen decennia heeft Nederland meerdere keren te kampen gehad met wateroverlast. Dit heeft geresulteerd in een omslag in het waterbeleid en het denken over water. Het kabinet heeft in december 2000 voor het Waterbeleid 21e eeuw drie uitgangspunten opgesteld, te weten anticiperen in plaats van reageren, niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van vasthouden-bergen-afvoeren en meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen. Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Nieuwe plannen en projecten moeten worden getoetst aan de effecten op veiligheid, wateroverlast en verdroging. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

Het Waterbeleid 21e eeuw richt zich primair op het voorkomen van wateroverlast door overstroming vanwege veel neerslag in een korte tijd. Hieruit volgen richtlijnen voor de ruimtelijke inrichting van het gebied om wateroverlast tegen te gaan en de mogelijke technische maatregelen die kunnen worden ingezet. De maatregelen kunnen worden ingedeeld in de voorkeursvolgorde van vasthouden, bergen en afvoeren. De doelstelling van deze maatregelen is een afvoer te realiseren die niet groter is dan de landbouwkundige afvoer.

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe en indirecte lozingen. Alle indirecte lozingen vallen onder het Wabo bevoegde gezag (gemeente en provincie). Alle directe lozingen vallen onder het bevoegde gezag voor de Waterwet (waterschappen voor de regionale wateren en Rijkswaterstaat voor de Rijkswateren). De directe lozingen vallen onder de Waterwet (Wtw). De indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet milieubeheer (Wm) en vallen inmiddels onder de omgevingsvergunning (Wabo).

5.1.2 Beleid waterschap

Waterschap Limburg

Het waterschap Limburg is verantwoordelijk voor het waterbeleid in en om onderhavig plangebied in de gemeente Venlo. Het waterschap zorgt ervoor dat er voldoende water is en dat dit water een goede kwaliteit heeft. Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de Keur van het waterschap en gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van waterschap Limburg. Het waterschap stelt ter concretisering van het waterhuishoudkundig beleid kaartmateriaal vast. Voor wat betreft de aanwijzing van de gebieden waarvoor een vergunning voor het lozen in en afvoeren naar oppervlaktewateren is vereist, is dit ook een taak van het waterschap.

Waterschap Limburg Waterbeheerplan 2016-2021

Het Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei, vooruitlopend op de fusie van de Waterschappen tot het Waterschap Limburg in 2017, hebben een gezamenlijk Waterbeheerplan (2016 – 2021) opgesteld. Het plan geeft op hoofdlijnen aan hoe het waterschap zorgt voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water. In het beleid van het waterschap staat centraal dat een duurzaam waterhuishoudkundig systeem dient te worden gerealiseerd. Concreet betekent dit dat sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  • de trits vasthouden-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  • verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen te worden voorkomen;
  • grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  • een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewater is toegestaan.

Keur

De Keur van het waterschap is op 1 april 2019 in werking getreden en legt meer verantwoordelijkheid neer bij de inwoners van de verschillende gemeenten. De belangrijkste verandering betreft regels omtrent het lozen van regenwater bij de realisatie van verharde terreinen en gebouwen vanwege klimaatverandering en het voorkomen van wateroverlast. Het principe van 'waterneutraal bouwen' is hierbij leidraad. Dit houdt bij uitbreiding van het verhard oppervlak het terug in de bodem brengen van regenwater door een dynamische bergings-/infiltratievoorzieningen gerealiseerd door de initiatiefnemer. Deze voorzieningen dienen gedimensioneerd te worden op een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van 1:100. In het geval nieuw verhard oppervlak wordt gerealiseerd kan in het algemeen worden voldaan aan de nieuwe bergingsnorm van het waterschap. Bij afvoer en lozing van hemelwater afkomstig van nieuw aangelegd verhard oppervlak wordt daarom het stand-still beginsel (waterneutraal bouwen) gehanteerd. Dit wil zeggen dat er ten gevolge van de aanleg geen extra hemelwater mag worden geloosd ten opzichte van een lozing die vanaf onverhard terrein plaatsvindt (2 l/s/ha). Door het aanbrengen van infiltratie- en of bergingsvoorzieningen kan de lozing op het watersysteem worden beperkt tot 2 l/s/ha. De voorzieningen dienen in eerste instantie te worden gerealiseerd op eigen terrein. Echter mag de initiatiefnemer deze ook in de nabije omgeving realiseren indien dit makkelijker uit te voeren is. Bij uitbreiding van verharde oppervlakken mag het waterbezwaar niet toenemen om afwenteling naar benedenstroomse gebieden te voorkomen. De verharding mag bij (zware) neerslag dus niet leiden tot een grotere piekbelasting dan oorspronkelijk het geval was omdat daardoor benedenstrooms de kans op wateroverlast vergroot wordt.

5.1.3 Provinciaal beleid

Voor de leefbaarheid in steden en dorpen, de volksgezondheid, het ecologisch functioneren van beken en natte natuur is de beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief goed water een essentiële voorwaarde. Deze beschikbaarheid van voldoende en schoon water vormt tevens een belangrijke productie- en vestigingsfactor voor de landbouw en industrie in Limburg. Bovendien is een schoon, gezond en natuurlijk watersysteem een waarde op zich. Water is geen gewone handelswaar, maar een collectief goed en kapitaal dat als zodanig beschermd, verdedigd en behandeld moet worden. De bescherming van de watervoorraden, een goede watervoorziening, een goede water- en natuurkwaliteit en de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast behoren tot de basistaken van de overheid. De burger stelt daarbij steeds hogere eisen aan de veiligheid, het gebruik, de kwaliteit en de beleving van water. Duurzaamheid, publieke participatie, draagvlak en integraliteit zijn derhalve voor de provincie Limburg belangrijke uitgangspunten bij deze actualisatie van het provinciaal waterbeleid. Met het geactualiseerd beleidsplan gaat de provincie Limburg de uitdaging aan om met onze uitvoeringspartners, zijnde het waterschap, het WML, Rijk, gemeenten, terreinbeheerders en derden, de realisatie van haar ambities voor de komende plantermijn 2016-2021 gezamenlijk en op een integrale wijze gestalte te geven.

Provinciaal waterplan Limburg 2016 – 2021 'Samen werken aan water'

In deze alinea worden de belangrijkste doelstellingen uit het Provinciaal waterplan Limburg 2016 – 2021 samengevat. De belangrijkste doelstellingen zijn:

  • het op orde hebben van de hoogwaterbescherming van de Maas door primaire waterkeringen te versterken;
  • bescherming bieden tegen wateroverlast vanuit het regionale systeem. Hiervoor dienen grote wateroverlastproblemen opgelost en risico's beheert te worden;
  • het zorgen voor voldoende grond- en oppervlaktewater door een robuuster watersysteem te realiseren;
  • het realiseren van duurzaam stedelijk waterbeheer. Dit wordt nagestreefd door water robuust in te richten, groen in te zetten tegen hittestress en waterstromen te scheiden;
  • het optimaliseren van de waterketen door energieverbruik van rwzi's te reduceren tot energie- neutraal en het effluent te verminderen.

5.1.4 Gemeentelijk beleid

Integraal waterplan Venlo

In samenwerking met Waterschap Peel en Maasvallei, de Provincie Limburg en Waterleidingmaatschappij Limburg heeft de gemeente Venlo het Gemeentelijk Integraal Waterplan Venlo opgesteld. Hierin staat de visie van de gemeente op het waterbeheer en is een maatregelenpakker voor de korte termijn uitgewerkt. Het Gemeentelijk Integraal Waterplan Venlo concentreert zich op het stedelijk gebied, waarbij de beïnvloeding vanuit het stedelijk gebied op het watersysteem in het landelijk gebied eveneens is meegenomen. Gemengde riolen, maar ook regenriolen, kunnen de volgens de voorspelde klimaatsverandering toenemende piekbelasting niet aan. In nieuwe plannen moet ruimte gereserveerd worden voor het vasthouden en bergen van hemelwater, zodat dit niet meer drukt op de riolering. Het streven is zoveel mogelijk hemelwater af te koppelen.

Gemeentelijk Rioleringsplan Venlo (2014 – 2023)

Op 17 december 2014 heeft de gemeenteraad ingestemd met het Gemeentelijk Rioleringsplan "Droge voeten in een gezonde leefomgeving'', voor de periode 2014 - 2023. In het GRP Venlo 2014-2023 is de financiële actualisatie ten opzichte van het in juni 2011 vastgestelde GRP verwerkt. Tevens is in dit plan het beleid ten opzichte van het in december 2007 vastgestelde plan geactualiseerd. De (financiële) looptijd van het plan is 10 jaar (inclusief 2014). In het GRP zijn de doelstellingen voor de komende planperiode beschreven en vertaald naar de hoofdthema's binnen de rioleringszorg. Het vertrekpunt van de doelstellingen voor de komende planperiode is dat de gemeente Venlo het beleid van de afgelopen jaren continueert. In het voorgaande GRP (2007) was de doelstelling vertaald naar zeven doelen. In het GRP 2014 - 2023 zijn deze doelen samengevoegd tot de volgende vijf doelen:

  1. 1. doelmatige inzameling van het binnen gemeentelijk gebied geproduceerd stedelijk afvalwater.
  2. 2. doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater.
  3. 3. beperken van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming in het openbaar gemeentelijk gebied.
  4. 4. het transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt/verwerkingspunt; waarbij:
    1. a. ongewenste emissies naar oppervlaktewater, bodem, grondwater worden zoveel mogelijk voorkomen;
    2. b. zo min mogelijk overlast voor de omgeving wordt veroorzaakt.
  5. 5. doelmatig beheer en nastreven van duurzaamheid.

De gemeente heeft een beslisboom afkoppelen opgesteld met betrekking tot hoe met hemelwater omgegaan dient te worden in nieuwe situaties. Voor nieuwbouw (en herbouw) geldt dat het afvalwater en hemelwater in ieder geval gescheiden moet worden ingezameld. Voorts geldt, afhankelijk van bijvoorbeeld de k-waarde en/of de grondwaterstand, of bergingsvoorzieningen of infiltratievoorzieningen gerealiseerd dienen te worden, eventueel met een noodverloop, en een hieraan gekoppelde compensatie-eis.

Waterkwaliteit Het hemelwater dat terechtkomt op de bebouwing en de openbare verharding wordt beschouwd als schoon wanneer geen uitlogende bouwmaterialen (uitlogende bouwmaterialen zijn o.a. zinken dakgoten en standpijpen, loden dakslabben, betongranulaat als wegfundering etc.) gebruikt worden. Dit schone hemelwater dient gescheiden van het vuilwater opgevangen en verwerkt te worden.

Vuilwaterafvoer Het vuilwater afkomstig van de ontwikkeling kan worden aangesloten op het bestaand gemengd rioolstelsel in de omgeving van het plangebied. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de capaciteit van het ontvangende rioolstelsel voldoende is.

Hemelwaterafvoer Bij nieuwe ontwikkelingen streeft de gemeente Venlo naar het afkoppelen van de hemelwaterafvoer, waarbij zoveel mogelijk water in of nabij het plangebied wordt geïnfiltreerd. De benodigde ruimte voor infiltratievoorzieningen hangt af van het aandeel verhard oppervlak, het aantal en de omvang van de (woon)bebouwing, de grondwaterstand en de doorlatendheid van de bodem. De afvoer van hemelwater naar infiltratievoorzieningen vindt bij voorkeur bovengronds plaats. De eisen ten aanzien van de omgang met hemelwater bij ver- of nieuwbouwplannen binnen de gemeente Venlo wordt bepaald met behulp van de afkoppel beslisboom. De afkoppel beslisboom is een stappenplan, bedoeld als hulpmiddel om te bepalen welke eisen er gelden voor de omgang met hemelwater bij de aanvraag van een omgevingsvergunning (voor de activiteit "bouw") en of een aanvraag voor een rioolaansluiting.

Vasthouden – bergen – afvoeren Beleid van het waterschap is om te proberen 100% van het verhard oppervlak af te koppelen en het schone regenwater te infiltreren in de bodem. De volgende stap is het bergen van water. Pas wanneer vasthouden en bergen niet mogelijk is kan gekozen worden voor afvoeren. Het uitgangspunt is dat voor elke m2 toekomstig nieuw verhard oppervlak 50 mm neerslag (50 liter) geborgen en (vertraagd) afgevoerd moet worden. Dit komt overeen met een bui met een herhalingstijd van 10 jaar (T=10). Een dergelijke bui gedurende circa 24 uur mag niet leiden tot overlast of afstroming naar het rioolstelsel. Afgekoppeld hemelwater dient bij voorkeur geborgen te worden binnen het plangebied. Indien dit niet mogelijk is, dient water geborgen te worden in de directe omgeving.

5.2 Situatie Plangebied

5.2.1 Grondwater

Voor zover bekend vinden in de directe omgeving van de locatie geen grootschalige grondwateronttrekkingen plaats die direct invloed hebben op de grondwaterstand en grondwaterstroming op de locatie. De gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) is niet bekend.

5.2.2 Oppervlaktewateren

Ten noorden van het plangebied is een vrij uitgebreid stelsel van oppervlaktewater aanwezig. Langs het plangebied loopt de watergang 'Kraaielse Beek'. De Kraaielse Beek wordt in de Legger van waterschap Limburg aangeduid als primair oppervlaktewater. Primaire oppervlaktewateren zijn van groot belang voor het (functioneren van het) watersysteem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0032.png"

Leggerkaart waterschap Limburg, plangebied aangeduid met zwarte punt (bron: Tritium Advies)

5.2.3 Bodem

Het plangebied heeft een globale hoogteligging van circa 28,81 m+ NAP. Dit is af te leiden uit het Actueel Hoogtebestand Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0033.png"

Actueel hoogtebestand Nederland viewer, plangebied aangeduid met zwarte punt (bron: Tritium Advies)

Aelmans B.V. heeft voor het plangebied een bodem- en infiltratieonderzoek uitgevoerd (E202291.007.R1/HWO, d.d. 5 november 2020, zie ook Bijlage 4). Middels veldtesten vindt de afleiding plaats van de doorlaatfactor voor infiltratie. Op de projectlocatie zijn, op vier aangewezen plaatsen, op einddiepte, in-situ doorlatendheidsproeven uitgevoerd. Het grondwater bevond zich in de vier boringen op meer dan 4 m – mv. Uit de eerste boring bleek tot op 3 m-mv de grondsoort te bestaan uit fijn siltig zand (doorlaatfactor van 0,66 meter per dag), uit de tweede boring bleek tot op 3 m-mv de grondsoort te bestaan uit fijn tot grof grindig zand (doorlaatfactor van 10,76 meter per dag), uit de derde boring bleek de grondsoort tot op 3 m – mv te bestaan uit fijn tot grof grindig zand (doorlaatfactor 15,81 meter per dag) en tot slot bleek uit de vierde boring de grondsoort tot op 3 m – mv te bestaan uit fijn tot grof grindig zand (doorlaatfactor van 22,69 meter per dag).

De doorlaatfactor van de geteste lagen op de locatie is conform de classificatie van het Cultuurtechnisch Vademecum en de Hooghoudt-uitwerking vrij goed tot zeer goed. De doorlaatfactoren komen overeen met de waarden van k voor zeer fijn zand (k = 1 – 0,1 m/d) en van k voor grof zand (k = 100-10 m/d).

Over het algemeen wordt gesteld dat infiltratie van neerslagwater interessant is indien:

  • De doorlatendheid groter is dan circa 0,3 meter per dag. Infiltratie van neerslagwater behoort bij lagere doorlatendheden ook tot de mogelijkheden mits hiervoor voldoende ruimte gereserveerd wordt om de geringe doorlatendheid te compenseren. Bij lagere doorlatendheden zal een voorziening voornamelijk als buffer dienen;
  • Het grondwater dieper dan 0,5 à 0,7 meter minus maaiveld aanwezig is;
  • Het in te leiden neerslagwater niet is verontreinigd.

In onderhavige situatie wordt voldaan aan de gestelde eisen. De bodem is geclassificeerd en de doorlatendheid is groter dan 0,3 meter per dag. Het grondwater bevindt zich op een diepte van 4 m – mv. Voorts kan aan de derde eis worden voldaan door enkel schoon regenwater te infiltreren. Derhalve kan gesteld worden dat plaatse van het plangebied geïnfiltreerd kan worden.

5.3 Waterbergingsopgave

Het planvoornemen behelst de uitbreiding van een truckparking. Het uit te breiden oppervlak bedraagt 31.000 m2. De bestaande horecavoorziening met was- en douchegelegenheid wordt binnen de parking verplaatst. Hiervoor wordt een nieuw gebouw gerealiseerd met een totale oppervlakte van 100 m2. Ten tijde van het berekenen van de bergingsopgave is gerekend met een iets grotere oppervlakte. Inmiddels is duidelijk dat de verharde oppervlakte kleiner wordt. Uitgaande van de toevoeging aan oppervlakte bedrijventerrein gaat het om 31.000 m2. Gezien het beperkte verschil wordt hierna nog steeds uitgegaan van de oorspronkelijke opgave van 31.602 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202005TPWTRUCKP-VA01_0034.png"

Gegevens oppervlakten totale plangebied (bron: Tritium Advies)

Uit de bovenstaande tabel kan worden geconcludeerd dat de totale verharding maximaal toeneemt met circa 31.602 m². De gemeente Venlo verlangt dat elke ontwikkeling waterneutraal wordt gerealiseerd. Voor het plan en de aansluiting op de riolering geldt normaliter de beslisboom afkoppelen regenwater. Aangezien de eis van het waterschap hoger is dan de eis van de gemeente Venlo volgende de beslisboom, is de eis van het waterschap Limburg leidend. Rekening dient gehouden te worden dat het waterschap Limburg de eis stelt dat een bui van 100 mm in 24 uur geborgen / geïnfiltreerd dient te worden.

Vasthouden – bergen – afvoeren

Het beleid van het waterschap is om te proberen 100% van het verhard oppervlak af te koppelen en het schone regenwater te infiltreren in de bodem. De volgende stap is het bergen van water. Pas wanneer vasthouden en bergen niet mogelijk is kan gekozen worden voor afvoeren. De k-waarde is in onderhavige situatie bekend; infiltratie binnen het gebied wordt mogelijk geacht.

5.3.1 Afvoer hemelwater

Conform het beleid van de gemeente Venlo dient de uitbreiding van het verhard oppervlak hydrologisch neutraal te zijn. Op basis van de beslisboom van de gemeente Venlo kan worden geconcludeerd dat voor het plangebied een bergingseis van 50 mm (50 liter per m2) geldt. Vanuit het waterschap Limburg geldt echter sinds 1 april 2019 een bergingseis van 100 mm. Immers dient een bui van 100 mm in 24 uur geborgen / geïnfiltreerd te worden. Derhalve wordt de volgende rekenregel aangehouden:

31.602 m2 x 0,1 = 3160,20 m³

Op basis van de bovenstaande rekenregel kan worden geconcludeerd dat de minimale bergingseis conform de aannames omtrent de toename van het verhard oppervlak 3.160,2 m³ bedraagt. De waterkwaliteitstrits dient te worden doorlopen en er dient beargumenteerd te worden voor welke optie wordt gekozen. Uit de beslisboom van de gemeente Venlo is af te leiden dat het dimensioneren van een bergings- en leegloopvoorziening noodzakelijk is. Hierbij geldt dat het bergen/infiltreren op eigen terrein plaatsvindt. Voor het realiseren van een bergingsvoorziening gelden de onderstaande uitgangspunten:

  • leegloopvoorziening max. 1 liter/seconde/hectare naar gemeentelijk stelsel;
  • noodoverlaat aansluiten op gemeentelijk stelsel;
  • noodoverlaat bovengronds aanbrengen, tenzij hier gemotiveerd van mag worden afgeweken;
  • noodoverlaat voorzien van terugslagklep en overstortmuur.

Over de (aanvullende) eisen o.a. berging en aansluiting dient te worden overlegd met de beheerder van het oppervlaktewater. Het hemelwater dient na berging te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Er liggen voldoende kansen binnen het plangebied om te voldoen aan de bergingseis. De voorkeur vanuit de gemeente Venlo is om altijd bovengronds te bergen waar mogelijk. Aan de volgende mogelijke opties kan worden gedacht om de benodigde waterberging vorm te geven binnen het plangebied:

  • Toepassing van een vegetatiedak bij de horecavoorziening met was- en douchegelegenheid, hierbij zal aanvullende berging nodig zijn. Het platte dak kan worden uitgevoerd als groen/sedum (vegetatie) dak. Jaarlijks kan een vegetatie dak wel 40 tot 60 procent van het gevallen hemelwater absorberen en weer verdampen;
  • Bergingsvoorziening onder de nieuwe parkeerplaatsen. Voorbeelden van voorzieningen die onder parkeerplaatsen aangebracht kunnen worden zijn onder andere bergingskratten, waterblock of een aquablock. Per waterpasserende verharding kan afhankelijk van de fundatiedikte tot circa 15 tot 140 mm water (0, 015 tot 0,14 m³ per m2) in de fundering worden geborgen bij toepassing van aquaflow. Bij het toepassen van waterblock met een hoogte van 1 m heeft dit een inhoud van circa 0,913 m³ per m2;
  • In de directe omgeving van het plangebied is een watergang gelegen. Het is eventueel mogelijk om het hemelwater afkomstig van het plangebied in deze watergang te bergen. Hierover dient overleg te worden gepleegd met de oppervlaktewater beheerder.

In onderhavig geval is voorts vastgesteld dat infiltratie mogelijk is. Aelmans B.V. (zie Bijlage 4) heeft de volgende infiltratiemogelijkheden gegeven:

  1. 1. Oppervlakkige infiltratie via doorlatende verharde oppervlakten. Hierbij zal rekening moeten worden gehouden met een geroerde toplaag. Deze zal moeten worden verwijderd en vervangen door goed doorlatend materiaal. Oppervlakkige infiltratie is sterk onderhoudsgevoelig en over het algemeen geen economisch aantrekkelijke optie. Uitzondering hierop betreft een zogenaamde waterbergende weg (Aquaflow);
  2. 2. Infiltratie in de ondiepe ondergrond. Hierbij valt te denken aan infiltratie via een greppel (wadi) infiltratiekoffers, putten en of infiltratieriool. Dit behoort tot de mogelijkheden, de doorlatendheid van de ondiepe ondergrond is ter hoogte van de verschillende testen meer dan voldoende;
  3. 3. Infiltratie naar de diepere ondergrond. Dit kan middels grindpalen etc. naar diepere zand-/ grindlagen. Dit behoort zeker tot de mogelijkheden, zelfs beneden de grondwaterspiegel.

De doorlatendheid van de ondiepe ondergrond is vrij goed tot goed. Het infiltreren zou direct in de ondergrond moeten kunnen plaatsvinden middels bijvoorbeeld een wadi en / of grindkoffers. Rekening dient gehouden te worden dat het Waterschap Limburg de eis stelt dat een bui van 100 mm in 24 uur geborgen / geïnfiltreerd dient te worden.

5.3.2 Aandachtspunten

Extreme neerslag

Wateroverlast vanwege extreme buien wordt voorkomen door bij het bepalen van het bouwpeil van de nieuwe verblijfsaccommodatie te zorgen voor het hiervoor noodzakelijke hoogteverschil met de omliggende infrastructuur. Extreme neerslag zal derhalve dan niet meteen tot natte voeten leiden. Het is daarnaast van belang dat de hemelwatervoorziening een vertraagde afvoer of minstens een noodoverloop heeft richting bestaande watergangen.

Materiaalgebruik

De afkoppeling van het hemelwater van het afvalwater maakt dat er in de bebouwing geen materialen gebruikt mogen worden die de grondwaterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden, zoals uitlogende materialen, bijvoorbeeld zink en lood.

In het afwateringssysteem van de daken moeten voorzieningen worden aangebracht om vaste bestanddelen als bladeren, zand, ander sediment en dergelijke achter te houden zodat het systeem niet verstopt raakt of dicht gaat slibben na verloop van tijd. Deze voorzieningen moeten goed bereikbaar blijven, om ze regelmatig te kunnen onderhouden en reinigen.

Het is niet toegestaan chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de af te koppelen verharde oppervlakken. Het is in beperkte mate toegestaan tijdens gladheid door bevriezing of sneeuwval zout als gladheidbestrijdingsmiddel op de bestrating en parkeerplaatsen e.d. toe te passen. Een alternatief kan bijvoorbeeld zand zijn.

Regelmatig onderhoud van de aanvoerzijde van de voorzieningen zal noodzakelijk zijn om te garanderen dat het systeem blijft functioneren. Ook dienen standleidingen op de juiste manier te worden toegepast zodat voldoende beluchting en ontluchting van de binnenriolering is gewaarborgd en mogelijk stankoverlast wordt voorkomen.

5.4 Conclusie

Een belangrijk uitgangspunt is dat de zorgplicht begint bij de burger. Bij het verzamelen van regenwater geldt dat schone en vuile waterstromen van elkaar worden gescheiden. De voorkeursvolgorde van hydrologisch neutraal ontwikkelen wordt aangehouden door de gemeente Venlo: Vasthouden – bergen – afvoeren.

Uit het vorenstaande blijkt dat voor onderhavig plangebied conform de aannames omtrent de toename van het verhard oppervlak sprake is van een minimale bergingseis van 3.160,2 m³. Aan deze bergingsopgave kan conform de waterkwaliteitstrits op verschillende manieren invulling worden gegeven. Er liggen voldoende kansen binnen het plangebied om te voldoen aan de bergingseis. De voorkeur vanuit de gemeente Venlo is om altijd bovengronds te bergen waar mogelijk. In onderhavig geval is voorts vastgesteld dat infiltratie mogelijk is. Aelmans B.V. heeft de volgende infiltratiemogelijkheden gegeven:

  1. 1. Oppervlakkige infiltratie via doorlatende verharde oppervlakten. Hierbij zal rekening moeten worden gehouden met een geroerde toplaag. Deze zal moeten worden verwijderd en vervangen door goed doorlatend materiaal. Oppervlakkige infiltratie is sterk onderhoudsgevoelig en over het algemeen geen economisch aantrekkelijke optie. Uitzondering hierop betreft een zogenaamde waterbergende weg (Aquaflow);
  2. 2. Infiltratie in de ondiepe ondergrond. Hierbij valt te denken aan infiltratie via een greppel (wadi) infiltratiekoffers, putten en of infiltratieriool. Dit behoort tot de mogelijkheden, de doorlatendheid van de ondiepe ondergrond is ter hoogte van de verschillende testen meer dan voldoende;
  3. 3. Infiltratie naar de diepere ondergrond. Dit kan middels grindpalen etc. naar diepere zand-/ grindlagen. Dit behoort zeker tot de mogelijkheden, zelfs beneden de grondwaterspiegel.

De doorlatendheid van de ondiepe ondergrond is vrij goed tot goed. Het infiltreren zou direct in de ondergrond moeten kunnen plaatsvinden middels bijvoorbeeld een wadi en / of grindkoffers. Rekening dient gehouden te worden dat het Waterschap Limburg de eis stelt dat een bui van 100 mm in 24 uur geborgen / geïnfiltreerd dient te worden.

Voor alle oplossingsrichtingen geldt dat het regenwater en afvalwater gescheiden zal worden ingezameld. Er dient overleg te worden gevoerd met het Waterschap Limburg.

Hoofdstuk 6 Juridische Opzet

6.1 Inleiding

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

6.2 Uitgangspunten

6.2.1 Wettelijk kader

Het wettelijk kader voor de inhoud en de vaststellingsprocedure van een bestemmingsplan wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De Wro, het Bro en de Rsro bevatten regels ten aanzien van de (digitale) vormgeving, inhoud en raadpleegbaarheid van bestemmingsplannen, met als doel bestemmingsplannen uniform vergelijkbaar en uitwisselbaar te maken.

6.2.2 Planonderdelen

Een bestemmingsplan bestaat in elk geval uit een verbeelding (kaart) en planregels, die samen het juridisch deel van het bestemmingsplan vormen. Daarnaast gaat het bestemmingsplan vergezeld van een toelichting, die voorziet in de motivatie en onderbouwing van en de toelichting op de keuzes die zijn gemaakt om te komen tot de verbeelding en regels. Een bestemmingsplan kan ook bijlagen bevatten. Indien de bijlagen een relatie hebben met de regels worden ze opgenomen als bijlage bij de regels, zoals bijvoorbeeld een Staat van bedrijfsactiviteiten. Indien de bijlagen bijdragen aan de onderbouwing c.q. motivatie van het plan worden ze opgenomen als bijlage bij de toelichting, zoals rapporten van onderzoeken die ten behoeve van het plan zijn uitgevoerd.

6.2.3 Inhoud algemeen

Bij het opstellen van de verbeelding en regels van het bestemmingsplan is voldaan aan het bepaalde in de Wro, Bro en de Rsro. Voor het overige is zoveel mogelijk aangesloten bij de gemeentelijke standaarden en plansystematiek. De structuur van het plan is zodanig dat de kaart de primaire informatie geeft over de van toepassing zijnde bestemming. In de regels kan vervolgens worden teruggelezen welke gebruiks- en bouwmogelijkheden voor de betreffende bestemming gelden. Behalve bestemmingen kan de verbeelding onder meer aanduidingen en maatvoeringsvlakken bevatten om binnen een bestemming te kunnen voorzien in maatwerk voor een bepaalde locatie. In dat geval zijn steeds ook regels verbonden aan deze aanduidingen en maatvoeringsvlakken.

6.3 Toelichting Op De Planregels

De regels zijn conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), welke als bijlage onderdeel uitmaakt van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) opgebouwd en bevatten allereerst begripsomschrijvingen en meetvoorschriften om respectievelijk interpretatie- en meetverschillen uit te sluiten (hoofdstuk 1). Vervolgens zijn in hoofdstuk 2 de regels voor de afzonderlijke bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen, waarbij voor elke bestemming is voorzien in een apart artikel. Voor zover behoefte bestaat aan het opnemen van regels die niet zijn gebonden aan een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele dan wel een gedeelte van het plangebied, dan zijn de betreffende regels opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels. Indien de betreffende regels betrekking hebben op slechts een gedeelte van het plangebied, dan wordt dat op de verbeelding aangegeven door middel van een zogenoemde gebiedsaanduiding.

De bestemmingsregels zijn in beginsel steeds op dezelfde manier opgebouwd:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving;
  2. 2. Bouwregels;
  3. 3. Nadere eisen;
  4. 4. Afwijken van de bouwregels;
  5. 5. Specifieke gebruiksregels;
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  8. 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Hoe gronden met een bepaalde bestemming mogen worden gebruikt is primair beschreven in de bestemmingsomschrijving. Eventuele aanvullingen of uitzonderingen zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels. De bouwregels bevatten de regels ten aanzien van de mogelijkheden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op te richten. Zowel ten aanzien van gebruik als bouwen geldt dat binnen een bepaalde marge kan worden voorzien in mogelijkheden om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Deze mogelijkheden zijn opgenomen onder respectievelijk 'Afwijken van de bouwregels' en 'Afwijken van de gebruiksregels'.

Voor zover gewenst kan in de regels voor een bestemming worden voorzien in een vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden. Deze vergunningstelsels dienen dan veelal ter bescherming van binnen de bestemming voorkomende waarden of ter bescherming van bijvoorbeeld ondergrondse leidingen. Indien gewenst kan ook worden voorzien in een bevoegdheid om een bestemming geheel dan wel gedeeltelijk te wijzigingen in een andere bestemming. Dergelijke bevoegdheden worden opgenomen onder het kopje 'Wijzigingsbevoegdheid'.

Naast voornoemde veel voorkomende onderdelen van bestemmingsregels kan worden voorzien in een vergunningstelsel voor het slopen van bebouwing en specifieke procedureregels.

6.4 Bestemmingen

6.4.1 Agrarisch

De bestemming agrisch is opgenomen voor ronden gelegen tussen de Rijksweg en Vilgrt in Velden. Hiermee wordt invulling gegeven aan de saldering van oppervlakte bedrijventerrein als beschreven in 2.3

6.4.2 Bedrijventerrein

De belangrijkste bestemming van dit plan is die van Bedrijventerrein. Het gaat om een gezoneerd industrieterrein waar tevens een beveiligde vrachtwagenparkeerplaats is toegestaan. Daarnaast zijn recyclingbedrijven toegestaan. Risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten. Verder valt de zone industrielawaai van Venlo Trade Port ook over het plangebied. De zone industrielawaai staat op de verbeelding als de gebiedsaanduiding ‘geluidzone - industrie’, en bij de regels onder de algemene aanduidingsregels.

Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht. De maximale goothoogte en bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel wordt in de regels bepaald. De regels bevatten afwijkingsmogelijkheden voor het bebouwingspercentage en de bouwhoogtes. Het bestemmingsplan bevat regels voor de tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens aan te houden afstanden. Welke afstanden worden vereist, is afhankelijk van de grootte van het perceel.

6.4.3 Natuur

Zoals beschreven in Hoofdstuk 2 van deze toelichting is aangegeven dat ook natuurcompensatie plaatsvindt aan de Beckersweg. Het betreffende perceel is voorzien van de bestemming Natuur. Deze gronden zijn bestemd voor de aanleg, instandhouding en versterking van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden, met een zo sterk mogelijke ecologisch en ruimtelijk-structurele samenhang; Gebouwen mogen niet worden gebouwd, voor het bouwen van andere bouwwerken gelden beperkte mogelijkheden. De regels bepalen verder dat verschillende werkzaamheden pas mogen worden uitgevoerd als daarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

6.4.4 Verkeer

Voor de aansluiting van de nieuwe in- en uitritten op de weg is deels de bestemming ‘Verkeer’ opgenomen. Ook op de planlocatie in Velden is voor een deel de bestemming Verkeer opgenomen in het kader van de saldering van oppervlakte bedrijventerrein als beschreven in 2.3. In deze bestemming is de inrichting vooral op de afwikkeling van het verkeer gericht. Naast wegverkeer zijn onder meer ook voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Er mogen uitsluitend voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd. Daarnaast zijn er bouwmogelijkheden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.4.5 Waarde - Archeologie, zeer hoog, middelhoog, laag

Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen om (te verwachten) archeologische waarden te beschermen. De bestemmingsregels borgen dat in het kader van vergunningverlening voor bouwactiviteiten en bepaalde werken/werkzaamheden voldoende rekening wordt gehouden met deze waarden. De drempelwaarden ten aanzien van de oppervlakte die is vrijgesteld van onderzoek verschilt per bestemming en is afgestemd op het gemeentelijke archeologisch beleid.

6.4.6 Waterstaat - Beschermingszone watergang

Deze dubbelbestemming is toegepast langs watergangen waarop de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing is. Vanuit deze verordening worden beperkingen gesteld aan handelingen met mogelijk gevolg voor het watersysteem of beheer van de watergang. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend voor de onderstaande activiteiten, dient advies bij het Waterschap te zijn ingewonnen.

6.5 Algemene Regels

6.5.1 Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

6.5.2 Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden een aantal algemene bouwregels, conform de Bro. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in de afzonderlijke bestemmingen. Zo wordt hier geregeld dat in het geval dat een (legaal gebouwd) gebouw voor een bepaalde maat (bijvoorbeeld maximale bouwhoogte) afwijkt van de in dit bestemmingsplan opgenomen regels, uitgegaan worden van de aanwezige maat (de huidige, hogere bouwhoogte in het voorbeeld). Dit geldt dan voor elke bestemming.

6.5.3 Algemene aanduidingsregels

Dit betreft de nadere aanduiding van samenhangende gebieden gelegen over meerdere bestemmingen waarop een nadere regeling van toepassing is. Deze gebiedsaanduiding heeft met name betrekking op sectorale aspecten die ruimtelijk relevant zijn en waaraan een zonering (aan te houden afstand) is toegekend. Het betreft de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' en 'milieuzone - grondwaterbescherming Venlo schol'.

6.5.4 Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen het bevoegd gezag bevoegd is om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

6.5.5 Algemene wijzigingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

6.5.6 Algemene procedureregels

In deze regels wordt aangegeven aan welke procedure dient te worden voldaan bij het stellen van nadere eisen.

6.5.7 Overige regels

In deze regels wordt aangegeven dat het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen toetst of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

6.6 Overgangs- En Slotregel

6.6.1 Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

6.6.2 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, zoals ook voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Haalbaarheid

7.1 Inleiding

Naast het toetsen van het planvoornemen aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

7.2 Economische Haalbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke/anterieure overeenkomst met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeiegenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

De gemeentes is eigenaar van de binnen het plangebied betrokken gronden. Deze gronden worden voor een periode van 30 jaar verhuurd c.q. in erfpacht uitgeven. De door de gemeente Venlo te maken exploitatiekosten worden in de voor die periode te rekenen huur c.q. het canon verdisconteerd.

7.3 Maatschappelijke Haalbaarheid

Het bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.

7.4 Conclusie

Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande recht doen aan een goede ruimtelijke ordening, als bedoeld in artikel 3.1 Wro. Het bestemmingsplan leidt, na een afweging van de verschillende belangen, tot een aanvaardbare nieuwe invulling van het plangebied.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 De Te Volgen Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:

  1. a. Voorbereiding: een voorontwerp van het bestemmingsplan wordt in het kader van vooroverleg aan betrokken instanties, waaronder Waterschap Limburg, aangeboden.
  2. b. Ontwerp: publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad.
  3. c. Vaststelling: vaststelling door de Raad. Mogelijkheid reactieve aanwijzing. Publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn.
  4. d. Inwerkingtreding: na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan).
  5. e. Beroep: beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen, wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.

8.2 Kennisgeving

Overeenkomstig artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Trade Port West Truckparking'. Hierbij is aangegeven dat het de uitbreiding van de beveiligde parkeerplaats inclusief bijbehorende faciliteiten ter plaatse van de James Cookweg 31-33 binnen het bedrijventerrein Trade Port West betreft.

8.3 Wetteljk Vooroverleg

Een voorontwerp van dit bestemmingsplan is aangeboden aan de betrokken instanties, in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening. Naar aanleiding daarvan is advies ontvangen van de Veiligheidsregio Noord-Limburg c.q. Brandweer Noord-Limburg, welk advies in het plan is verwerkt. De provincie heeft laten weten geen aanleiding te zien tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

8.4 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 17 december 2020 gedurende 6 weken terinzage gelegen. Binnen deze termijn zijn géén zienswijzen kenbaar gemaakt. Wel is ambtshalve aanleiding gezien het bestemmingsplan op onderdelen aan te passen, met name in verband met wijzigingen in de inrichtingstekening en de daaruit voorvloeiende aanpassingen. Deze wijzigingen zijn beschreven in de Nota van Wijzigingen die als bijlage is opgenomen bij het raadsbesluit.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Inrichtingstekening

Bijlage 1 Inrichtingstekening

Bijlage 2 Verkeersonderzoek

Bijlage 2 Verkeersonderzoek

Bijlage 3 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 3 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 4 Verkennend Bodem-, Asbest- En Infiltratieonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodem-, asbest- en infiltratieonderzoek

Bijlage 5 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 5 Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 6 Quickscan Externe Veiligheid

Bijlage 6 Quickscan externe veiligheid

Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna Deel I

Bijlage 7 Quickscan flora en fauna deel I

Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna Deel Ii

Bijlage 8 Quickscan flora en fauna deel II

Bijlage 9 Notitie Beoordeling Stikstof

Bijlage 9 Notitie beoordeling stikstof

Bijlage 10 Waterparagraaf

Bijlage 10 Waterparagraaf