Dijkversterking - verlegging en beekherstel Arcen
Bestemmingsplan - Gemeente Venlo
Vastgesteld op 25-09-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Plan:
het bestemmingsplan 'Dijkversterking en -verlegging Arcen' met identificatienummer BP202311DIJKARCEN van de gemeente Venlo, bestaande uit de verbeelding, de toelichting alsmede deze regels.
Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Aaneengesloten woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengesloten woningen, niet zijnde gestapelde woningen.
Aan- en/of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw vastgebouwd gebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
Aangebouwd bijgebouw:
een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en) en in bouwkundige zin ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Aan huis gebonden bedrijf:
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn aard, uitstraling en beperkte omvang in de woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel behoudens de beperkte ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteit.
Aan huis gebonden beroep:
het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn aard, uitstraling en omvang in de woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder worden niet begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijk bedrijfsactiviteiten noch detailhandel, behoudens de beperkte ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteit.
Agrarische bedrijfswoning
een woning, toegestaan en gelegen bij een als zodanig bestemd agrarisch bedrijf en/of gelegen binnen een agrarisch bouwvlak, opgericht ten behoeve van het bijbehorende agrarische bedrijf, bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is. De woning mag worden gebruikt als plattelandswoning.
Ander bouwwerk:
een bouwwerk geen gebouw zijnde.
Archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.
Archeologisch onderzoek:
onderzoek naar archeologische waarden uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm voor Nederlandse Archeologie (versie 3.1).
Archeologisch waardevol gebied:
gebied met (zeer) hoge archeologische waarden of verwachting.
Automatenhal / speelhal:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of gedeelte daarvan is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.
Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Bebouwingspercentage:
een op de verbeelding en/of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
Bed and breakfast:
een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
Bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.
Bedrijfswoning:
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor (het huishouden van) één of meerdere persoon / personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
Begane grond:
een bouwlaag geen verdieping zijnde.
Bestaand:
Bebouwing:
de als zodanig op de verbeeldingen aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
Gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening.
Bestaande legale situatie:
op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan overeenkomstig de tot dat moment geldende beheersverordening, dan wel een daartoe strekkende (omgevings)vergunning in afwijking van die beheersverordening, bestaande situatie.
Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
Bijgebouw:
een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
Bijwoning:
bijwoning kan, uitsluitend ingeval van mantelzorg, plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk zoals een garage, een schuur of een verplaatsbare woonunit die bij een bestaande woning wordt geplaatst. Woningsplitsing en kamerbewoning zijn daaronder niet begrepen.
Binnenbeschermingszone:
de binnenbeschermingszone zoals bedoeld in de legger van Waterschap Limburg.
Bos:
een terrein zodanig begroeid met bomen, dat de kruinen een min of meer gesloten geheel vormen dan wel zullen gaan vormen, bestemd voor houtproductie en/of natuurbeheer. Daaronder gerekend: kapvlakte, brandgang, bospad, houtopslagplaats en populierenweide. Niet tot bos worden gerekend: beboste delen van parken, boomkwekerijen, woongebieden (met stratenpatroon) en in het bos gelegen kampeerterreinen.
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, setback en met een maximale hoogte van 3,00 m voor woningen.
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Buitenbeschermingszone:
de buitenbeschermingszone zoals bedoeld in de legger van Waterschap Limburg.
Coffeeshop:
een bedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
Cultuurhistorie:
de beschavingsgeschiedenis met de overblijfselen van de geschiedenis van de door de mens gemaakte en beïnvloede leefomgeving. Het betreft het onroerende deel van het cultureel erfgoed, waarin archeologie (bodemarchief), historische geografie (cultuurlandschap), historische stedenbouw, historisch groen, architectuur- en bouwhistorie (gebouwen en complexen) worden betrokken.
Cultuurhistorische waarde:
de aan een object of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder andere tot uitdrukking komt in het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon, de beplanting en/of de architectuur, waaronder historische gebouwen, waardevolle gebouwde elementen, waardevolle gezichten, historische groen- of landschapselementen en historische infrastructuur.
Dagrecreatie:
vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet zijn gericht op het verstrekken van nachtverblijf.
Dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verhuur, leasing, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren respectievelijk leasen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
Discotheek / dancing:
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarvan het laten beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
Eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond. Een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hieronder niet begrepen.
(Eet-)café:
een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt op het verstrekken van drank.
Evenement:
een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.
Fastfood-vestiging:
een horecabedrijf, waar frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakkingen al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture of afhaalcentrum.
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Geschakelde woning:
een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd.
Gestapelde woning:
een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat (en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen).
Glastuinbouw:
een tuinbouwbedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen, permanente tunnels en plastic kassen daaronder begrepen;
Groenvoorziening:
aangelegde, publiekelijke groenelementen, zoals gazons, borders, heestervakken, hagen, siervijvers, bermen, bloemenweiden, lanen, plantsoenen, parken, boombeplantingen, geen bos zijnde.
Grondgebonden woning:
een gebouw met hoofdzakelijk een woonfunctie waar één woning aanwezig is.
Half-vrijstaande woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengesloten woningen.
Hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
Horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties, een en ander gepaard gaande met dienstverlening, niet zijnde coffeeshops.
Horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
Horeca, categorie 2:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
Horeca, categorie 3:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.
Houtwal:
een aarden wal begroeid met bomen en struiken, die een lijnvormig element in een landschap vormt.
Huishouden:
de bewoning van een woning door:
- a. één persoon;
- b. twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.
Inwoning:
het bewonen van een woonruimte, uitsluitend in het kader van mantelzorg, die deel uitmaakt van een woning die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts is toegestaan in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen en dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet is toegestaan.
Kamerbewoning:
een woning die, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs door maximaal 2 personen wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als het verstrekken van logies.
Kamerverhuur(bedrijf):
een pand of een deel van een pand dat door meer dan 2 personen, anders dan door de rechthebbende,bedrijfsmatig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.
Kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde. Eén en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Kantoor:
een gebouw of ruimte, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
Kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.
Laan:
weg, aan beide zijden met bomen beplant.
Lijst van bedrijven:
de lijst van bedrijven bevat basisinformatie voor milieuzonering en is opgenomen in de bijlagen behorende bij deze regels.
Logiesverblijf:
het in gebruik hebben of houden van een bouwwerk waarin bedrijfsmatig recreatief verblijf of tijdelijk onderdak wordt verschaft aan huishoudens die elders hun hoofdverblijf hebben. Short stay, het korter dan 4 maanden onderdak verschaffen aan buitenlandse werknemers is hieronder begrepen.
Maatschappelijk:
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/ kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart/begraafplaats, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven, gemeenschapshuizen en/of defensie/militaire zaken.
Mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Een indicatie van het wijkteam, naar aanleiding van een 'keukentafelgesprek' (zorgontvanger kan alleen nog met mantelzorg zelfstandig wonen) moet de behoefte en/of noodzaak van mantelzorg aantonen.
Onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven straatpeil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.
Ondergeschikte activiteit:
activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
Ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
Overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Overkapping:
een bijbehorend bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak.
Pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Parkeervoorziening:
een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
Peil:
- voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
Perceelgrens:
een grenslijn tussen percelen onderling.
Plattelandswoning:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die -naast het gebruik als bedrijfswoning voor het agrarisch bedrijf waarbij de woning behoort- tevens mag worden gebruikt voor bewoning als burgerwoning door derden die geen functionele binding hebben met het bijbehorend agrarisch bedrijf, en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf, met dien verstande dat de woning is gelegen binnen een agrarisch bouwvlak ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf.
Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.
Recreatie:
vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak in de natuur/recreatie-inrichting plaatsvindt, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, en kanoën.
Recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
Restaurant:
een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken – hoofdzakelijk alleen in combinatie met die maaltijden – worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.
Riviergebonden activiteiten:
- Hieronder worden uitsluitend verstaan:
- waterstaatkundige werken (bruggen, sluizen, waterkeringen, voorzieningen t.b.v. veerdiensten e.d.);
- voorzieningen voor de beroepsvaart (vaarwegenverbetering);
- voorzieningen voor een veilige afwikkeling van beroeps- en recreatievaart;
- overslagbedrijven voor zover gekoppeld aan vervoer over een hoofdvaarweg;
- scheepswerven voor schepen groter dan 25 m, gemeten langs de waterlijn;
- natuur in de uiterwaarden;
- uitbreiding van bestaande steenfabrieken onder voorwaarden.
Ruimtelijke karakteristiek:
het ter plaatse aanwezige karakter van een ruimte, gevormd door bouwwerken en onbebouwde ruimte inclusief het gebruik.
Ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, natuurwetenschappelijke, waarde, cultuurhistorische waarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte, voor zover nader beschreven in de toelichting op dit bestemmingsplan.
Seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n), voor zover nader beschreven in de toelichting op dit plan en/of voor zover nader aangegeven op de verbeelding.
Straatprostitutie:
het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.
Stroomvoerend rivierbed:
de gronden, waaronder de rivier, die bij extreem hoge afvoer van de rivier onder water staan en die een stroomvoerende functie moeten kunnen vervullen en die worden begrensd door het zomerbed en de op de verbeelding aangegeven begrenzing die gebaseerd is op het gebied dat stroomvoerend is.
Supermarkt:
een winkel gericht op de dagelijkse artikelensector (levensmiddelen), niet zijnde kleinschalige speciaalzaken.
Terras:
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Tuin:
gronden gelegen tussen de (voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.
Verkeer:
wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, railverkeer, luchtverkeer, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting en/of straatmeubilair.
Verkoopvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte, welke bestemd is voor verkoop en uitstalling van goederen, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (dit is de netto vloeroppervlakte), tegenwoordig steeds vaker als 'winkelvloeroppervlakte' aangeduid.
Voorgevel:
een of meer gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).
Voorgevelrooilijn:
de op de verbeelding aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw naar toe is gekeerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens de regels toegelaten afwijkingen.
Voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.
Vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, dat in bouwkundige zin ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.
Waterbergend winterbed:
de gronden die dienen voor de berging en/of afvoer van extreem hoge afvoeren van de rivier.
Watergang:
een werk, al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
Waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, kades, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.
Weg:
een voor het openbaar rij- en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
Wet / wettelijke regelingen:
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de vaststelling van de beheersverordening, tenzij anders bepaald.
Winterbed:
de oppervlakte tussen de buitenkruinlijn van de hoogwaterkerende dijken, en waar deze niet bestaat, tussen de hoge gronden, die het water bij de maatgevende afvoer keren. Dit betreft dus tevens het zomerbed van de rivier.
Wonen:
het gehuisvest zijn in een woning.
Woning / wooneenheid:
een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
Zomerbed:
de oppervlakte die bij gewoon hoog zomerwater door de rivier wordt ingenomen.
Zijgevel:
een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
- Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten
Afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
Bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Hoogte van een windmolen/windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen/windturbine.
Horizontale diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.
Inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
- Ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
- Wijze van meten
bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de digitale kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch gebruik;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' glastuinbouw;
- d. primaire waterkering.
met daaraan ondergeschikt:
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. tuinen, indien de gronden direct aansluitend aan een bouwvlak zijn gelegen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. groenelementen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 voor:
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. wonen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- b. detailhandel;
- c. kamperen;
- d. opslag van goederen en materialen;
- e. paardenbakken;
- f. stallingsmogelijkheden ten behoeve van paarden;
- g. het aanleggen van containervelden op verharde ondergrond;
- h. het aanleggen van containervelden via omkeerbare voorzieningen behoudens tot een maximum van 4 ha aansluitend aan het bouwvlak.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de abiotische, natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- b. grondgebonden landbouw;
- c. groenvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- e. primaire waterkering.
met daaraan ondergeschikt:
- f. instandhouding van het oppervlaktewater;
- g. extensief recreatief medegebruik;
- h. paden.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen alsmede tijdelijke kassen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. zij uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
- b. de oprichting plaatsvindt direct aansluitend aan het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
- c. de maximale oppervlakte 2.500 m² bedraagt;
- d. de hoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik
van de gebouwen en de gronden voor:
- a. wonen;
- b. detailhandel;
- c. paardenbakken;
- d. standplaats voor kampeermiddelen;
- e. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van een bierbrouwerij;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen en water.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater tengevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik
van de gebouwen en de gronden voor:
- a. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- b. coffeeshops.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bescherming en instandhouding van bos;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. instandhouding van het oppervlaktewater;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. paden;
- f. primaire waterkeringen in de vorm van een 'verholen kering' waarop bos tot ontwikkeling mag komen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik
van de gebouwen en de gronden voor:
- a. standplaats voor kampeermiddelen;
- b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het kasteel en de omliggende kasteeltuinen;
- b. recreatieve voorzieningen in de vorm van de recreatieve exploitatie van het kasteel en de kasteeltuinen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor de instandhouding en bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
- f. primaire waterkering.
met daaraan ondergeschikt:
- g. wegen en paden.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
7.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 7.2.2 onder b en kan worden toegestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een bouwhoogte van 15 meter, mits:
- 1. de bebouwingskarakterstiek en de karakteristiek van de openbare ruimte niet onevenredig worden aangetast;
- 2. de ruimtelijke kwaliteit en de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het kasteel en de kasteeltuinen niet onevenredig worden aangetast.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- b. coffeeshops.
Artikel 8 Detailhandel
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding supermarkt: een supermarkt;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- d. primaire waterkering.
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater tengevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik
van de gebouwen en de gronden voor:
- a. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- b. coffeeshops.
Artikel 9 Gemengd
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen op de verdieping(en), waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 2 personen per woning);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': wonen op de begane grond, waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 2 personen per woning);
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast': een bed and breakfast;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': dienstverlening en kantoren;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horecabedrijven in horecacategorie 1, 2, 3 en 5 alsmede een zalencentrum/zaalverhuur;
- g. aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis, zoals vermeld in Bijlage 1 Lijst aan huis gebonden bedrijven;
- h. tuinen, erven en onbebouwde erven;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor de instandhouding en bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
- k. primaire waterkering.
met daaraan ondergeschikt:
- l. wegen en paden;
- m. groenvoorzieningen;
- n. parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. bermen en beplanting;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor de instandhouding en bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en (groene) inrichting van de gronden;
- f. primaire waterkering.
met daaraan ondergeschikt:
- g. paden;
- h. verhardingen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. hondenuitlaatplaatsen;
- k. kunstwerken;
met de daarbijbehorende:
- l. voorzieningen van algemeen nut.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater tengevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. standplaats voor kampeermiddelen;
- b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven in horecacategorie 2 en 3 alsmede een zalencentrum/ zaalverhuur;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- c. primaire waterkering;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
11.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik
van de gebouwen en de gronden voor:
- a. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- b. coffeeshops.
Artikel 12 Natuur
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de abiotische, natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- c. primaire waterkering.
met daaraan ondergeschikt:
- d. agrarisch medegebruik;
- e. instandhouding van het oppervlaktewater;
- f. extensief recreatief medegebruik;
- g. paden.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater tengevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. standplaats voor kampeermiddelen;
- b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Recreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatieve voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horeca als ondergeschikte activiteit;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor de instandhouding en bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
- e. primaire waterkering.
met daaraan ondergeschikt:
- f. wegen en paden;
- g. groenvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
13.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik
van de gebouwen en de gronden voor:
- a. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- b. coffeeshops.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. bermen en beplanting;
- g. straatmeubilair;
- h. kunstwerken;
met de daarbij behorende:
- i. voorzieningen van algemeen nut;
- j. waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen, voorzieningen ten behoeve van veerdiensten, aanlegsteigers, kades en dergelijke).
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. standplaats voor kampeermiddelen;
- b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen,
- c. goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding en ecologische natuurwaarden;
- c. waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
- d. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
met de daarbij behorende:
- e. waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen, voorzieningen ten behoeve van veerdiensten, aanlegsteigers, kades en dergelijke).
15.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 15.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater tengevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:
- a. standplaats voor kampeermiddelen;
- b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 2 personen per woning);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening in de vorm van een rioolgemaal;
- c. aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis, zoalsvermeld in Bijlage 2 Lijst aan huis gebonden bedrijven;
- d. tuinen, erven en onbebouwde erven;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- f. primaire waterkering.
met de daarbijbehorende:
- g. hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Leiding - Riool
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een rioolleiding.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Leiding - Riool' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het, gehoord de leidingbeheerder, verenigbaar is met het belang van de leiding(en).
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid17.2 en kan worden toegestaan dat in de andere bestemming gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de in deze gronden voorkomende:
- a. cultuurhistorische waarden;
- b. archeologische vindplaatsen.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch en archeologisch waardevol gebied.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2.1 indien:
- a. de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
- b. de nieuwbouw binnen de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden past dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
- c. de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 1' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo.
Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende:
- a. cultuurhistorische waarden;
- b. archeologische zeer hoge waarden.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 2' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, verenigbaar met het belang van het cultuurhistorisch en archeologisch waardevol gebied.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 indien:
- a. de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
- b. de nieuwbouw binnen de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden past dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
- c. de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie 3
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende:
- a. cultuurhistorische waarden;
- b. archeologische hoge waarden.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 3' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch en archeologisch waardevol gebied.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 indien:
- a. de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
- b. de nieuwbouw binnen de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden past dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
- c. de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 3' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo.
Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie 4
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende:
- a. cultuurhistorische waarden;
- b. archeologische lage waarden.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie 4' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch en archeologisch waardevol gebied.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 21.2.1 indien:
- a. de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden niet worden aangetast;
- b. de nieuwbouw binnen de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden past dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
- c. de archeologische waarden en/of cultuurhistorische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waterstaat - Stroomvoerend Deel Rivierbed
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een stroomvoerende functie.
22.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 22.2 ten behoeve van:
- a. de volgende riviergebonden activiteiten:
- 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
- 2. de realisatie van voorzieningen voor een beter en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
- 3. de realisatie van natuur;
- 4. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie verbonden zijn;
- 5. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
- b. de volgende niet-riviergebonden activiteiten:
- 1. een activiteit met een groot openbaar belang die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- 2. een activiteit met een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- 3. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
- c. de volgende kleine, tijdelijke of voor rivierbeheer noodzakelijke activiteiten:
- 1. activiteiten als bedoeld in artikel 2 en 3 Bijlage II van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- 2. activiteiten als bedoeld in artikel 4 Bijlage II van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- 3. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
- 4. overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
- 5. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming;
- 6. tijdelijke activiteiten,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- d. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat het veilig functioneren van waterstaatswerken is gewaarborgd;
- e. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat er geen sprake is van een feitelijke belemmering van toekomstige vergroting van de afvoer- of bergingscapaciteit;
- f. situering en uitvoering van bouwwerken dienen zodanig te zijn dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
- g. de resterende, blijvende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen moeten duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moet zijn;
- h. specifiek voor bouwwerken ten behoeve van de in 22.3 onder b sub 3 genoemde activiteiten, de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen worden genomen, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen moet zijn gezekerd;
- i. de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen moeten het oprichten van bouwwerken toelaten;
- j. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een waterbergende functie.
Voor zover er nog een of meer andere dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen met 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' , geldt het bepaalde in artikel 'Waterstaat -Waterbergend rivierbed'.
23.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 en toestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, wordt gebouwd, mits vooraf gehoord Rijkswaterstaat. Hierbij wordt getoetst aan de volgende criteria:
- a. sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk blijft gewaarborgd;
- b. geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- c. sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
- d. een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
- e. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen zijn verzekerd.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de primaire waterkering.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het, gehoord de beheerder van de primaire waterkering, verenigbaar is met het belang van de primaire waterkering.
24.2 Bouwregels
24.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2 en kan worden toegestaan dat in de andere bestemming gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
Voor bestaande afstanden en andere maten gelden de volgende regels
- a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wabo, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wabo, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
- c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
27.1 Vrijwaringszone dijk-1
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone dijk-1' zijn de gronden mede bestemd voor de binnenbeschermingszone rondom de primaire waterkering.
- a. Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere daar voorkomende bestemmingen, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en overkappingen.
- b. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, binnen de aanduidingsgrenzen geldt dat op of in deze gronden ongeacht het bepaalde in de regels bij de bestemmingen, geen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mogen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
- c. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de primaire waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde onder a en b in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies is ontvangen van het Waterschap Limburg.
27.2 Vrijwaringszone dijk-2
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone dijk-2' zijn de gronden mede bestemd voor de buitenbeschermingszone rondom een primaire waterkering.
27.3 Overige zone - cultuurhistorische groene waarde
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - cultuurhistorische groene waarde' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding van historisch, landschappelijk en ecologisch waardevolle groenstructuren, zoals lanen, houtwallen en andere begroeiingen van bomen en struiken.
27.4 Overige zone - cultuurhistorisch landschapselement voormalige molenvijver
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, worden afgeweken van:
- a. de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en kan worden toegestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en kan worden toegestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- 2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
- f. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, worden toegestaan mits:
- 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;
- 2. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
- 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;
- 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 30 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Dijkversterking en -verlegging Arcen'
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Dijkversterking en -verlegging Arcen" van de gemeente Venlo.
1.1 Algemeen
1.1.1 Aanleiding
Om te borgen dat Nederland nu en in de toekomst beschermd is tegen overstromingen, is wettelijk vastgelegd dat primaire waterkeringen periodiek worden gecontroleerd. Primaire waterkeringen die niet op orde zijn, worden versterkt. Afspraken over welke primaire waterkeringen wanneer aangepakt worden, leggen het Rijk en de waterschappen gezamenlijk vast in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Het HWBP wordt jaarlijks geactualiseerd en steeds voor een periode van zes jaar opgesteld, met een doorkijk naar twaalf jaar. Het doel van het huidige programma is het op orde krijgen van de primaire waterkeringen die in de afgelopen en lopende toets/beoordelingsronde zijn afgekeurd.
Waterschap Limburg (WL) is verantwoordelijk voor de hoogwaterbescherming in het door haar beheerde gebied. Ze werkt daarbij nauw samen met partners als het Rijk, Provincie Limburg, betrokken gemeenten en naastgelegen waterschappen. Na de hoge rivierwaterstanden in 1993 en 1995 zijn in het beheergebied van WL in snel tempo Maaskades aangelegd die als nooddijk fungeerden met een overstromingskans van circa 1/50 per jaar. Deze Maaskades zouden deels een tijdelijke functie hebben en vooruitlopend op rivierverruiming hoogwaterbescherming bieden tegen de hoge rivierwaterstanden zoals deze in 1993 en 1995 optraden. De Maaskades zijn in de Waterwet (2009) opgenomen als priamiare waterkeringen.
Op 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. Er zijn nieuwe wettelijke normen voor hoogwaterveiligheid in werking getreden. Voor ieder dijktraject bestaan de wettelijke normen uit twee delen, beide uitgewerkt in een overstromingskans per jaar. Ten eerste de signaleringswaarde, de overstromingskans per jaar die de beheerder het sein geeft dat de waterkering op termijn versterkt moet worden. Daarnaast de ondergrens, de overstromingskans per jaar waarop het dijktraject gedurende de gehele levensduur ten minste berekend moet zijn. Voor dijktraject Arcen betreft dit een signaleringswaarde van 1/300 per jaar en een ondergrens van 1/100 per jaar. Na dijkverbetering dient de waterkering gedurende de gehele levensduur in ieder geval veiliger te zijn dan de ondergrenswaarde.
Op basis van de nieuwe normen voor hoogwaterbescherming in de Waterwet zijn veel dijken in het beheergebied van Waterschap Limburg afgekeurd op hoogte en sterkte. In 2016 heeft het Waterschap een dijkverbeteringsprogramma opgestart om diverse dijktrajecten in de Noordelijke Maasvallei te verhogen en te versterken. Deze dijkverbeteringen zijn opgenomen in het landelijke Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Waterschap Limburg, Rijkswaterstaat, provincie Limburg, ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, gemeente Beesel, gemeente Bergen, gemeente Leudal, gemeente Maasgouw, gemeente Peel en Maas, gemeente Roermond en gemeente Venlo hebben samen de Stuurgroep HWBP Noordelijke Maasvallei opgezet. Deze Stuurgroep adviseert de bevoegde bestuursorganen met betrekking tot de te nemen besluiten. De doelstelling van het dijkversterkingsprogramma is primair: het verbeteren van de waterveiligheid in de Maasvallei (versterkingsopgave). De secundaire doelstelling is het versterken van gebiedskwaliteiten (opgave ruimtelijke kwaliteit). Deze doelstellingen zijn van alle betrokken partners binnen de Stuurgroep HWBP Noordelijke Maasvallei.
Figuur 1: Locaties dijkversterkingen Waterschap Limburg in het Hoogwaterbeschermingsprogramma.
1.1.2 Doelstelling
Het project Arcen geeft invulling aan de doelstellingen vanuit verschillende programma's. Allereerst maakt het onderdeel uit van het Hoogwaterbeschermingsprogramma( HWBP Noordelijke Maasvallei). Het project heeft daarnaast extra opgaven meegekregen: de systeemopgave (vanuit het Deltaprogramma Maas) en de beekherstelopgave (vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water).
1.1.3 Het planproces
Het HWBP werkt aan de hand van een systematiek die ontleend is aan de werkwijze uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Dit betekent dat de volgende fasen doorlopen worden: de voorverkenning, de verkenning, de planuitwerking en de realisatie. Het project bevindt zich op het moment van schrijven in de planuitwerkingsfase.
De voorverkenning is gericht op het bepalen van de opgaven van een dijkversterkings- en/of verleggingsproject. Bij de start van de verkenningsfase zijn mogelijke oplossingsrichtingen bepaald en geselecteerd. De verkenningsfase richt zich op het – samen met betrokken stakeholders - verkennen van de mogelijke oplossingsrichtingen en eindigt met de keuze van een voorkeursalternatief. Het voorkeursalternatief is de bestuurlijke voorkeur voor het tracé en het type waterkering. Dit voorkeursalternatief wordt opgenomen in een nota voorkeursalternatief en ter vaststelling aan het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Limburg voorgelegd. Op 30 juni 2020 is de Nota dijkverbetering, systeemmaatregel en beekherstel Voorkeursalternatief DT65 Arcen vastgesteld.
In de planuitwerkingsfase worden het voorkeursalternatief en eventuele restpunten verder geoptimaliseerd tot een referentieontwerp, dat de basis is voor de juridische procedures en de realisatiefase. Het referentieontwerp wordt vastgelegd in het Projectplan Waterwet, het Besluit Leggerwijziging en het bestemmingsplan.
Het Projectplan Waterwet wordt door het Dagelijks Bestuur namens het Algemeen Bestuur van het waterschap vastgesteld en ter visie gelegd, met gelegenheid om zienswijzen in te dienen. Na verwerking van de zienswijzen in het Projectplan wordt dit door het Dagelijks Bestuur namens het Algemeen Bestuur van het waterschap vastgesteld en ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg voorgelegd. Na goedkeuring wordt het Projectplan ter inzage gelegd en is er gelegenheid om beroep in te stellen. Parallel aan de voorbereiding van het Projectplan vindt de voorbereiding van de realisatie plaats. Het referentieontwerp wordt op onderdelen, voor de uitvoering, nog nader uitgewerkt. Een nadere uitwerking dient te passen binnen het ruimtebeslag dat wordt vastgelegd op de kaarten en
dwarsprofielen bij het Projectplan Water, het Besluit Leggerwijziging. Nadat het Projectplan in werking is getreden of onherroepelijk is, start de uitvoering van de werkzaamheden, conform het goedgekeurde Projectplan Waterwet.
Het verleggen van de waterkering maakt het noodzakelijk om ook het huidige bestemmingsplan te herzien. Het bestemmingsplan wordt namens de gemeenteraad van Venlo door het College van Burgemeester en Wethouders vrijgegeven voor tervisielegging, met gelegenheid om zienswijzen in te dienen. Deze zienswijzen kunnen aanleiding zijn om plannen te herzien. Na verwerking van de zienswijzen in het bestemmingsplan wordt het definitieve bestemmingsplan en de nota met antwoorden op zienswijzen ter vaststelling aan de gemeenteraad van Venlo aangeboden. Na vaststelling wordt het plan ter inzage gelegd en is er gelegenheid om beroep in te stellen.
1.2 Plangebied
1.2.1 Arcen
Het plangebied betreft de dorpskern Arcen en het buitengebied ten noorden en ten zuiden van de dorpskern en is gelegen aan de oostoever van de rivier de Maas in de luwte van de Maas en de Duitse grens, zie figuur 3. Arcen heeft bijna 2.700 inwoners en ligt sinds 2010 in de gemeente Venlo.
Figuur 3: uitsnede topografische kaart ter hoogte van Arcen en omgeving. De rode stippellijn geeft het tracé van de nieuwe keringschematisch weer. De blauwe stippellijn geeft het tracé van de huidige kering shematisch weer.
Binnen het plangebied vormt de oude dorpskern van Arcen de belangrijkste woonkern, die over een lengte van ongeveer 700 meter rechtstreeks aan de Maas grenst. Dit waterfront bestaat uit het Schanstorenplein, de Burgemeester Linderspromenade met de naastgelegen tuinen en terrassen van bewoners en bedrijven aan de Maasstraat en Raadhuisplein.
Het gebied is rijk aan erfgoed met onder meer de historische dorpskern, kasteeltuinen, Wijmarsche watermolen, Schanstoren en de Hertog Jan Brouwerij. In het projectgebied liggen diverse doorgaande fiets- en wandelroutes die aansluiten op twee veerdiensten (voet- en fietsveer Arcen-Lottum en de autoveer Arcen-Broekhuizen) en de natuurgebieden ten zuiden en oosten van Arcen (respectievelijk Barbara's Weerd en Maasduinen). Ten noorden van de dorpskern en om het brouwerijcluster ligt een landbouwgebied met grasland, akkerbouwpercelen, een kassencomplex en paardenhouderijen.
1.2.2 Huidige kering
De huidige kering dijktraject Arcen is in 1996 aangelegd binnen het programma Deltaplan Grote Rivieren. Na de hoogwaters van 1993 en 1995 is op perceelniveau maatwerk geleverd bij het inpassen van de kering. Een deel (700 meter) van de kering loopt door de achtertuinen van bewoners. Daarnaast bestaat de kering in het dorp op een aantal plekken uit bebouwing en/of is de kering onderdeel van een woning, appartementencomplex of horecagelegenheid. In totaal beslaat de lengte van het traject 5.103 meter, bestaande uit gronddijken (2.882 m), keermuren (632 m), tijdelijke keringen (1.290 m) en demontabele keringen (299 m). De demontabele kering loopt door een deel van de achtertuinen van de bewoners langs de Maas en door Brasserie Alt Arce. De tijdelijke kering bestaat uit het plaatsen van zandzakken (zogenaamde ”big-bags”) op twee locaties in Arcen tijdens extreme hoogwaterstanden. Deze locaties bevinden zich op het plein rond de schanstoren, de Schans tussen de Wijmarsche watermolen en de provinciale weg. De huidige overschrijdingskans is 1/50e per jaar. Na toetsing van 4.325 m is de kering afgekeurd op de vereiste hoogte over het gehele traject, kwel en piping. Gemiddeld liggen de waterkeringen circa 1 tot 1.6 m te laag. Zie figuur 4 voor de ligging van de huidige kering in het plangebied.
Figuur 4: tracé huidige kering in het plangebied.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Op het grondgebied van de gemeente Venlo gelden ter hoogte van onderhavig project de volgende juridisch-planologische kaders:
Naam plan | Datum vaststelling | Status |
Bestemmingsplan Buitengebied | 28 mei 2009 | Geheel onherroepelijk |
Beheersverordening Arcen Dorp | 27 januari 2016 | Geheel onherroepelijk |
Onderstaand wordt achtereenvolgend ingegaan op het geldende bestemmingsplan en de geldende beheersverordening.
1.3.1 Buitengebied
Voor het gehele buitengebied van Arcen is het bestemmingsplan 'Buitengebied' van toepassing, zoals onherroepelijk vastgesteld door de gemeenteraad van Venlo op 28 mei 2009. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan omvat het deel van het plangebied van betreffend bestemmingsplan, zoals weergegeven op figuur 5.
Figuur 5: uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied' met het huidige dijktraject (donkerblauw gestippeld) en het nieuwe dijktraject verdeeld over de trajecten Noord (blauwe lijn) en Zuid (groene lijn) weergegeven.
1.3.2 Arcen Dorp
Voor het stedelijk gebied van Arcen is de beheersverordening 'Arcen Dorp' van toepassing, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Venlo op 27 januari 2016. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan omvat het deel van het plangebied van betreffend bestemmingsplan, zoals weergegeven op figuur 6.
Figuur 6: Uitsnede verbeelding Beheersverordening 'Arcen Dorp' met het huidige dijktraject (donkerblauw gestippeld) en het nieuwe dijktraject van trajectdeel Midden (rode lijn) weergegeven.
1.3.3 Conclusie bestemmingsplannen
De aanleg van een nieuw dijktraject en het herinrichten van de benedenbeloop van de Lingsforterbeek is op grond van de huidige juridisch-planologische kaders niet toegestaan.
Daarnaast komt de status van de huidige kering, als zijnde primaire kering, te vervallen. Deze status wordt aan het nieuwe dijktraject toegekend. De bij de status van primaire kering behorende juridisch-planologische aanduiding (dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering') met bijbehorende regels dient als gevolg van de voorgenomen wijzigingen ook te worden aangepast, waarbij deze dubbelbestemming voor de huidige kering komt te vervallen en wordt toegekend aan het nieuwe dijktraject.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een actueel en passend juridisch-planologisch toetsingskader teneinde het planvoornemen mogelijk te maken.
1.4 Leeswijzer
De planbeschrijving van het planvoornemen is opgenomen in hoofdstuk 2 van deze toelichting. Hoofdstuk 3 bevat het beleids- en wettelijk kader voor de ontwikkeling. In het kader van de planvorming zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Een samenvatting en de relevantie van deze onderzoeken voor dit bestemmingsplan zijn verwoord in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op het juridisch plan en gaat in op de regels en de verbeelding van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk komt de beschrijving van het feitelijke planvoornemen aan bod. Achtereenvolgens: randvoorwaarden en uitgangspunten, hoofdstructuur, inrichtingsschets/stedenbouwkundig plan, beeldkwaliteitplan, beheer en ontwikkeling, ruimtebalans, duurzaam bouwen en een toetsing van het plan aan het beleidskader.
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.1.1 Ontwikkeling in hoofdlijnen
De onstaansgeschiedenis van Arcen gaat terug tot het jaar 1100. De bewoningsgeschiedis van het gebied rond de Maas gaat nog verder terug. Zo wijst een grafveld op de Hamert, nabij de noordgrens van Arcen, op bewoning in de 6de eeuw voor Christus. In de Romeinse tijd liep op de oostoever van de Maas vermoedelijk een weg naar Nijmegen. Ten noorden van Arcen ligt een Romeinse villa op 'De Steening', die mogelijk met deze weg verbonden was.
In de 14de eeuw was Arcen een belangrijke havenplaats, met stapelrecht op de Maas. Dat betekent dat bepaalde goederen die per schip over de Maas werden vervoerd, eerst in Arcen moesten worden opgeslagen en te koop worden aangeboden alvorens het per schip door mocht varen. De plaatsen van het oude graafschap Gelder maakten daar dankbaar gebruik van. Naast stadsrechten kreeg Venlo in 1343 het stapelrecht op de Maas. Dit zou het einde hebben betekent van de Arcense handel, ware het niet dat geen van de betrokkenen meewerkte aan de verplaatsing van de handel van Arcen naar Venlo en alles dus bij het oude bleef. Dit zou tot het jaar 1586 duren. In dat jaar is Arcen door de Venlonaren platgebrand.
In de Late Middeleeuwen stond in het Sijzenbroek een toren, die kan worden beschouwd als een voorganger van het huidige Kasteel Arcen. Na de vrede van Munster (1648) werd een aanvang gemaakt met de bouw van het nu nog bestaande kasteel. De bouw werd pas in 1763 voltooid door Christiaan van Gelre. Het kasteel en het dorp liggen in een gebied waar in de loop der tijd veel oorlogen uitgevochten zijn en zij hoorden daardoor afwisselend tot verschillende landen en/of regeerders. Mogelijk dat Arcen om die reden al heel vroeg omwalling en grachten had.
Zowel het jaartal van de oprichting als van slechting van de verdedigingswerken is onduidelijk. Bekend is dat de omwalling reeds in de 15e eeuw rond Arcen lag en er waarschijnlijk nog voor een deel rond 1770 aanwezig was. De restanten van de Schanstoren zijn resten van de hoektoren van de tolvesting en de Kurversgraaf is een overblijfsel van de voormalige gracht. De straatnamen Schans, Wal en Graaf verwijzen nog naar de vroegere omwalling.
2.1.2 Ruimtelijke ontwikkeling in historisch perspectief
Uit een analyse van historisch kaartmateriaal komt naar voren dat de structuur van het oude dorp en het historische patroon van landwegen in belangrijke mate bepalend is voor de structuur van het huidige dorp.
De hierboven weergegeven kaartbeelden laten de ruimtelijke ontwikkeling van Arcen vanaf het begin van de 19e eeuw zien. Het ruimtelijk/stedenbouwkundig beeld wordt duidelijk bepaald door de Markt (het huidige Raadhuisplein), de Maasstraat en de Kerkstraat. Tot in de 20e eeuw bleef de omvang van het dorp binnen die van de vroegere omwalling, dat wil zeggen binnen het gebied begrensd door de Kurversgraaf, de Wal, de Graaf en de Maas. De Markt is vanouds het centrum van het dorp. Opvallend is de oude verbinding tussen het kasteel en de kerk over de Wal, waar ook het raadhuis een plaats had. Midden 20e eeuw is het huidige raadhuis aan de Markt (het Raadhuisplein) gebouwd.
Het kasteel ligt afzijdig van het dorp. In het begin van de 19e eeuw was dat anders. De Lingsforterweg, de verbinding met Walbeck en Straelen, was toen ook vanuit het zuiden komend de hoofdtoegang tot het dorp. De Schans speelt in de huidige ruimtelijk/stedenbouwkundige structuur van het dorp ook een belangrijke rol. In het midden van de vorige eeuw verschijnt op het tracé van de huidige Schans een afsnijding, die een rechtstreekse verbinding geeft met de toenmalige Markt. Waarschijnlijk is de komst van het voetveer in de omgeving van de Schanstoren daar de oorzaak van. Na de komst van de stoomtram tussen Venlo en Nijmegen, die over de Schans voerde, is de Schans een belangrijke toegang tot het dorp geworden.
Naar het noorden is de Boerenweg - na de Maasstraat - van oudsher het meest belangrijk. Uit het kaartbeeld van het midden van de vorige eeuw valt op te maken dat er vanaf het zuiden via de Lingsforterweg, de Wal en de Trip een verbinding was naar het noorden richting huidige Maasstraat. De verbinding tussen Trip en Maasstraat is op recentere kaarten niet meer terug te vinden. Tenslotte is zichtbaar dat het Burgemeester Gubbelsplein pas na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan. De oorspronkelijke kerk was gelegen aan de Kerkstraat en was omgeven door het kerkhof. Deze kerk is in de Tweede Wereldoorlog verwoest, waarna de huidige kerk meer centraal in de open ruimte van het huidige Burgemeester Gubbelsplein is geplaatst. Figuur 7 geeft de in cultuurhistorisch opzicht belangrijkste ruimten en structuurlijnen weer.
Figuur 7: Afbeelding kaart cultuurhistorie (bron: toelichting bestemmingsplan 'Arcen Dorp 2005').
2.1.3 Monumenten
Het plangebied grenst aan de volgende rijks- en gemeentelijke monumenten:
Rijksmonumenten
- Woonhuis (Schans 1): woonhuis met aan de straat een gezwenkte topgevel, tandlijsten en het ankerjaartal 1737 (nummer 2 op figuur 7).
- Schanstoren (Schans 18): overblijfsel van een sterkte aan de Maas, bestaande uit een vierkante traptoren en enig aansluitend muurwerk met zijkant van een poortdoorgang, XIV of XV (nummer 1 op figuur 7).
- Kasteel Arcen (Lingsforterweg 26): complex van in gracht gelegen herenhuis, met twee haakvormige bijgebouwen (poortgebouw en koetshuis), bakstenen toegangsbrug, losse schuur buiten de omgrachting, tuinpaviljoen aan het einde van een zichtas en historische tuin- en parkaanleg (nummer 4 op figuur 7).
- Schans- of Wymarsche molen (Schans 20a): watermolen met scheprad, gebouwen en woonhuis (nummer 5 op figuur 7).
Gemeentelijke monumenten
- Raadhuis Arcen en Velden (Raadhuisplein 1);
- Woonhuis (Raadhuisplein 11-12);
2.2 Bestaande Situatie
2.2.1 Wonen en werken
Arcen is gelegen aan de oostoever van de rivier de Maas in de luwte van de Maas en de Duitse grens. Het dorp heeft bijna 2.700 inwoners en ligt sinds 2010 in de gemeente Venlo. Binnen het plangebied vormt de oude dorpskern van Arcen de belangrijkste woonkern, die over een lengte van ongeveer 700 m rechtstreeks aan de Maas grenst. Dit waterfront bestaat uit het Schanstorenplein, de Burgemeester Linderspromenade met de naastgelegen tuinen en terrassen van bewoners en bedrijven aan de Maasstraat en Raadhuisplein. Arcen is na Valkenburg de tweede toeristische trekpleister en ontvangt jaarlijks tussen 500.000 en 800.000 toeristen voor eendaags of meerdaags bezoek of verblijf. Het gebied is rijk aan erfgoed met onder meer de historische dorpskern, kasteeltuinen, Wijmarsche watermolen, Schanstoren en de Hertog Jan Brouwerij. In het projectgebied liggen diverse doorgaande fiets- en wandelroutes die aansluiten op twee veerdiensten (voet- en fietsveer Arcen-Lottum en de autoveer Arcen-Broekhuizen) en de natuurgebieden ten zuiden en oosten van Arcen. Ten noorden van de dorpskern en om het brouwerijcluster ligt een landbouwgebied met grasland, akkerbouwpercelen, een kassencomplex en paardenhouderijen.
2.2.2 De Maas
De relatief smalle Maasvallei ter plaatse van Arcen heeft veel hoogteverschillen, gerelateerd aan de geschiedenis van de Maas (zie figuur 8). De rivier heeft zich in fasen in het landschap ingesneden waarbij karakteristieke Maasterrassen zijn ontstaan. Door het opwaaien van het rivierzand in de laatste ijstijd zijn langs de Maas de Maasduinen afgezet. In de Maasvallei zijn ook de laagten herkenbaar die door de oude Maasarmen zijn ingesleten. Zowel aan de oost- als westzijde van Arcen is een laagte van voormalige Maasarmen zichtbaar, met de dorpskern Arcen en het brouwerijcluster op een natuurlijke hoogte.
Figuur 8: hoogtekaart dijktraject Arcen.
De Maas behoort ter hoogte van het projectgebied tot het stuwpand Sambeek, welke bij de stuw van Sambeek een streefpeil heeft van 1110 cm +NAP. De kenmerkende laagwaterafvoeren voor dit stuwpand zijn <1105 cm +NAP en voor de hoogwaterstanden is dit >1430 cm +NAP. Bij hoogwater kan het dorp overstromen. Dit is terug te zien in diverse hoogwatermarkeringen in het dorp en op de hoogtekaart van dit gebied, waarbij het grootste gedeelte van de kern in het lagere (blauwe) gebied ligt. Sinds de aanleg van de noodkades in 1996 wordt het dorp beschermd tot een bepaald afvoerniveau. Daarboven beginnen deze te overstromen en kan de Maas de gehele breedte van het rivierbed benutten. De Maas heeft verschillende functies; zo geldt de Maas als hoofdvaarweg voor de beroepsvaart. Het gedeelte van de Maasroute bij Arcen is geschikt voor klasse Vb-schepen. Ook vindt er recreatievaart plaats en heeft de Maas een natuurfunctie.
2.2.3 De waterkering
De huidige kering dijktraject Arcen is in 1996 aangelegd binnen het programma Deltaplan Grote Rivieren (zie figuur 9). Na de hoogwaters van 1993 en 1995 is op perceelniveau maatwerk geleverd bij het inpassen van de kering. Een deel (700 meter) van de kering loopt door de achtertuinen van bewoners (zie figuur 10). Daarnaast bestaat de kering in het dorp op een aantal plekken uit bebouwing en/of is de kering onderdeel van een woning, appartementencomplex of horecagelegenheid. In totaal beslaat de lengte van het traject 5.103 meter, bestaande uit gronddijken (2.882 m), keermuren (632 m), tijdelijke keringen (1.290 m) en demontabele keringen (299 m). De demontabele kering loopt door een deel van de achtertuinen van de bewoners langs de Maas en door Brasserie Alt Arce. De tijdelijke kering bestaat uit het plaatsen van zandzakken (zogenaamde ”big-bags”) op twee locaties in Arcen tijdens extreme hoogwaterstanden. Deze locaties bevinden zich op het plein rond de schanstoren, de Schans tussen de Wijmarsche watermolen en de provinciale weg. De huidige overschrijdingskans is 1/50e per jaar. Na toetsing van 4.325 m is de kering afgekeurd op de vereiste hoogte over het gehele traject, kwel en piping. Gemiddeld liggen de waterkeringen circa 1 tot 1,5 m te laag.
Figuur 9: huidig dijktraject Arcen.
Figuur 10: de demontabele kering door de achtertuinen van adressen aan de Maasstraat in Arcen.
2.2.4 Diverse beken
In het plangebied liggen vier beken: in het zuiden de Lingsforterbeek en de Lommerbroeklossing, en in het noorden de Boerenhuizenlossing en de Rode Beek (zie figuur 11).
Figuur 11: de beeklopen rondom Arcen.
Het bovenstroomse deel van de Lingsforterbeek op het hoogterras is in 2013 heringericht. De beek stroomt vervolgens het Maasdal in en loopt langs de bebouwde kom van Arcen. Ze is hier door een oude Maasmeander naar de Wijmarsche watermolen geleid. De stroomsnelheid in de benedenloop is relatief hoog. De beek passeert de huidige waterkering via een duiker met gemaal om vervolgens via de watermolen uit te monden in de Maas. De beek is waarschijnlijk eeuwen geleden verlegd een aangepast om de grachten van kasteel Arcen en de watermolen te voorzien van water. De Wijmarsche watermolen kan nog steeds worden aangedreven door de Lingsforterbeek. Deze functie als watertoevoer voor de watermolen bij het kasteel van Arcen bestaat al eeuwen en is van grote cultuurhistorische waarde. De Lingsforterbeek is in het Provinciaal Waterplan 2016-2021 aangemerkt als natuurbeek.
De Lommerbroeklossing wordt gevoed door het laaggelegen natuurgebied het Lommerbroek in het Natura 2000-gebied Maasduinen. De beek kruist de provinciale weg N271, de kasteeltuinen en de Schans en mondt via een voormalige molenvijver uit in het benedenstroomse deel van de Lingsforterbeek. Zowel de Lingsforterbeek als de Lommerbroeklossing lozen in geval van hoogwater op de Maas via een pomp op de Maas.
De Boerenhuizenlossing ontspringt aan de rand van het Maasdal ten oosten van Arcen en stroomt door de oude Maas-arm richting de rotonde bij Hotel Rooland om daarna via winterbed uit te monden in de Maas. Het beekdal bevindt zich in een van nature ondiepe kwelgeul waar zijwaarts afstromend helder grondwater (kwelwater) aan het oppervlak komt. In geval van hoogwater wordt het beekwater via een tijdelijke pompinstallatie bij de rotonde geloosd.
De Rode Beek is een kleine terrasbeek die ontspringt op het Maasterras ten noorden van Arcen nabij het voormalige heidegebied Klein Ven, nu bekend als recreatiegebied Klein Vink. De Rode Beek kruist de N271 en mondt evenals de Boerenhuizenlossing uit in het winterbed van de Maas. In 2010 is het mondingsgebied heringericht als een doorstroommoeras.
2.3 Toekomstige Situatie
Op figuur 12 is het toekomstige tracé van de waterkering weergegeven. Deze sluit zowel ten zuiden als ten noorden van de kern Arcen aan op de hoge gronden van het Maasterras. Het dijktracé volgt een doorgaande lijn in het landschap en is onderverdeeld in 9 dijkvakken. Er wordt onderscheid gemaakt in:
- het zuidelijke tracé, onderverdeeld in de dijkvakken 1 tot en met 5, inclusief maatwerkoplossing Lomm, en;
- het midden tracé, onderverdeeld in dijkvakken 6 en 7, en;
- het noordelijke tracé, bestaande uit de dijkvakken 8 en 9. Ook de bescherming van Hotel Rooland behoort, als maatwerkoplossing, nog tot dijkvak 9.
Naast de hoofdindeling in dijkvakken wordt voor enkele dijkvakken een verdere onderverdeling gehanteerd, zoals bijvoorbeeld dijkvak 1 in 1a en 1b. Dit is gedaan wanneer er sprake is van een sterk afwijkende ontwerpopgave binnen dezelfde landschappelijke eenheid. De dijkvakken zijn weergegeven in figuur 12. In de hiernavolgende paragrafen wordt de toekomstige situatie per deelgebied en per dijkvak nader beschreven en ondersteund met uitsneden van het inrichtingsplan. Het inrichtingsplan is als bijlage 1 bij voorliggende toelichting te raadplegen.
Figuur 12: Dijkvakken en zones binnen de deelopgave Arcen-Zuid, Arcen-Midden en Arcen-Noord.
2.3.1 Arcen-Zuid
Het gebied Arcen-Zuid met dijkvakken 1 tot en met 5 ligt ten zuiden van het centrum van Arcen en loopt om de zuidkant van de Kasteeltuinen. De volgende wijzigingen zijn hier voorzien:
- Dijkvak 1a: nieuw dijktraject aanleggen;
- Dijkvak 1b:
- 1. nieuw dijktraject aanleggen;
- 2. aanpassingen aan de Lommerbroeklossing (dubbele afsluiter);
- Dijkvak 2: nieuw dijktraject aanleggen;
- Dijkvak 3:
- 1. verplaatsing dijktraject;
- 2. realisatie dubbele afsluiters en pomplocatie.
- Dijkvak 4: nieuw dijktraject aanleggen;
- Dijkvak 5: nieuw dijktraject aanleggen.
Het doel van deze aanpassingen zijn als volgt:
- Het versterken van dijkring 65 Arcen zorgt voor het leggen van nieuwe dijktrajecten en het verplaatsen van huidige dijktrajecten.
- Realiseren van de KRW-opgave voor de Lingsforterbeek.
Maatwerkoplossing Lomm
In aanvulling op het voorgaande is in het najaar van 2023 en het voorjaar van 2024 een intensief overleg gevoerd met Waterschap Limburg, Gemeente Venlo en Rijkswaterstaat inzake een aanvullende maatwerkoplossing langs de provinciale weg (N271) tussen Arcen en Lomm.
Bij verhoogde waterstanden op de Maas wordt in de huidige situatie in overeenstemming met het Actieplan Hoogwater van Waterschap Limburg een noodkering aangelegd met een kerende hoogte van NAP + 17,0 meter. Het aanbrengen van een noodmaatregel is een zeer arbeidsintensieve, mensafhankelijke operatie met een hoge faalkans, die door de betrokken partijen, waterschap Limburg, Gemeente Venlo en het Ministerie van Defensie, als ongewenst wordt gezien en moet worden voorkomen.
Door de geplande dijkverlegging en het vervallen van de noodkering ontstaan er plekken waar het rivierwater vanaf circa NAP + 16,85 meter over de weg gaat stromen richting het Lommersbroek en daarom is een aanvullende maatwerkoplossing overeengekomen (zie figuur 13). Deze maatwerkoplossing heeft geen aanpassing van het vigerend planologisch regime tot gevolg.
De overeengekomen oplossing betreft:
- a. het aanbrengen van een zelfstandig kerende keerwand- of L-wandconstructie (met een hoogte van circa 65 cm) net buitendijks van het bestaande fietspad om de bomen niet te beïnvloeden;
- b. het verhogen van het fietspad (met circa 10 à 20 cm) door het verwijderen van de betonverharding, het aanvullen van de fundering en opnieuw aanbrengen van de betonverharding op het fietspad langs de N271.
Figuur 13: Impressie overeengekomen maatwerkoplossing Lomm.
Hieronder worden de ontwerpen van de diverse dijkvakken (waterkeringen) beschreven en weergegeven.
Arcen-Zuid, dijkvak 1a
Figuur 14: Inrichtingsplan van dijkvakken 1a en 1b, gelegen aan de oostzijde van de N271.
De nieuwe kering wordt als onderdeel opgenomen van het bosgebied van de Maasduinen. Om dit te kunnen realiseren wordt de kering als een hoge grondoplossing ontworpen met een minimale overhoogte van 1,00 meter ten opzichte van de berekende kerende hoogte (NAP +18 meter; levensduur 50 jaar). Daarnaast krijgt de kering variërende flauwe taluds. De nieuwe kering sluit aan op het reliëf in de omgeving en kan weer worden beplant zoals weergegeven in figuur 14. De N271 wordt tot op gelijke hoogte opgehoogd om zo aan te sluiten op dijkvak 1b.
Figuur 15: Dwarsprofiel Arcen-Zuid, dijkvak 1a.
Arcen-Zuid, dijkvak 1b
Langs de N271/parallelweg wordt de kering ontworpen als één samenhangend muurelement. De keermuur heeft een hoogte van NAP +18,3 meter, waarbij een levensduur van 100 jaar geldt. De constructie bestaat uit een kwelscherm waarover aan de buitenzijde van de kering (zijde N-weg) bekleding wordt aangebracht (zie figuur 16).
Daarnaast worden er aanpassingen gedaan aan de Lommerbroeklossing om deze te kunnen afsluiten bij een hoogwater in de Maas. Zo kan voorkomen worden dat Maaswater achterlangs, via de Lommerbroeklossing Arcen, in stroomt. De Lommerbroeklossing zal de dijk kruisen direct benedenstrooms van de N271. Deze kruising met de dijk krijgt een diameter van 1.000 millimeter. De duiker wordt verzien van een dubbele afsluiter.
Figuur 16: Dwarsprofiel Arcen-Zuid, dijkvak 1b.
Arcen-Zuid, dijkvak 2
Figuur 17: Inrichtingsplan van dijkvak 2
Dijkvak 2 begint bij de N271 en loopt tot nabij de zuidzijde van de kasteelgrachten. Ten zuiden van de Kasteeltuinen is de kering een voortzetting van dijkvak 1b. Met andere woorden, wordt de kering gevormd door een keermuur met kerende hoogte van NAP +18,3 meter (zie ook de toelichting op 1b hierboven). De levensduur van deze keermuur is 100 jaar.
Ter hoogte van de weg Schans komt een coupure voor de weg. De hoogte van de coupure is NAP +18,3 meter, waarbij de levensduur van 100 jaar geldt. De drempel van de coupure is gelijk aan het sluitpeil (NAP +16,7 meter). Dit sluitpeil ligt hoger dan andere coupures (NAP +16,2 meter), zodat de weg langer bereikbaar blijft bij een aankomend hoogwater. Langs de Schans zal een dubbelfietspad van 3 meter worden aangelegd. Ook deze krijgt een coupure.
Aan de westzijde sluit de coupure aan op de groene dijk (zie figuur 17). De dijk krijgt een kerende hoogte van NAP +18,05 meter (levensduur 50 jaar). De groene dijk krijgt een beheeroprit (helling 1:10) richting het zuiden. De vleugelwand van de coupure steekt door in het dijklichaam om een goede overgangsconstructie te garanderen. Het slanke tracé van de groene kering richting het noorden wordt zo dicht mogelijk langs de Schans gesitueerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de kroonprojectie van de te handhaven bomen en de aanleg van het vrij liggende fietspad.
Figuur 18: Impressie van het dwarsprofiel van dijkvak 2.
Arcen-Zuid, dijkvak 3
Figuur 19: Inrichtingsplan van dijkvak 3. De op de afbeelding weergegeven vispassage maakt thans geen onderdeel uit van het planvoornemen. Hiervoor wordt te zijner tijd een nieuwe procedure doorlopen.
Dijkvak 3 begint in Barbara's Weerd, daar waar de Lommerbroeklossing onder de Schans doorstroomt. Vanaf hier begint het tracé namelijk niet meer de Schans te volgen, maar de lossing. In het tracéontwerp is rekening gehouden met het behoud van de binnendijks gelegen, voormalige molenvijver.
Dijkvak 3 begint als groene kering, een voortzetting van de groene kering van dijkvak 2 (zie voor toelichting hierboven). Net zuidelijk van de aansluiting van de Lommerbroeklossing op de Lingsforterbeek wordt kerende functie overgenomen door een kistdam. De kistdam is nodig vanwege het grote hoogte verschil op dit traject. De maaiveldhoogte in Barbara's Weerd is circa NAP +15,60 meter. Rondom de Lingsforterbeek (die hier uitstroomt in de Maas) is het maaiveld circa NAP +12,4 meter. Er is dus sprake van meer dan 3 meter hoogteverschil. Bij een groene dijk zou vanwege de taluds het ruimtebeslag ter hoogte van de Wijmarsche Molen te groot worden om de Wijmarsche Watermolen te kunnen behouden. Daarom is gekozen voor de realisatie van een verticale, compacte kistdam. Deze kistdam heeft een ontwerphoogte van NAP +18 meter, met als levensduur 100 jaar.
Het ontwerp van de kistdam wordt nog nader uitgewerkt. Wel wordt de kistdam voorzien van een gemaal om de afvoer van oppervlaktewater voorzien van een onderdoorgang voor de Lingsforterbeek. Deze onderdoorgang krijgt een T-vorm. Zo ontstaat een kleine, vispasseerbare geul voor lage afvoeren en een hogere doorlaat die de piekafvoeren van de gecombineerde Lingsforterbeek en Lommerbroeklossing kan verwerken. De hogere doorlaat dient ook als fauna passage.
De doorlaat wordt voorzien van een dubbele afsluiter die bij hoogwater het Maaswater kan keren. Bij de doorlaat wordt een gemaal met pompopstelplaats gerealiseerd die het water uit de beek de Maas kan in pompen.
Arcen-Zuid, dijkvak 4
Figuur 20: Inrichtingstekening van dijkvak 4. De op de afbeelding weergegeven vispassage maakt thans geen onderdeel uit van het planvoornemen. Hiervoor wordt te zijner tijd een nieuwe procedure doorlopen.
Ter hoogte van Schans 20 (de woning noordelijk van de watermolen, zie figuur 19) gaat dijkvak 3 over in dijkvak 4 (zie figuur 20). Ten opzichte van het huidige dijktraject wordt de kering landinwaarts verlegd. De oude kering komt te vervallen. Het tracé van de nieuwe groene kering volgt strak de contour van de parkeerplaats en eindigt in een geleidelijk, flauw verlopend talud naar de Maasoever, waarin het vervolg van de Burgemeester Linderspromenade vloeiend aansluit op de as van de kruin van de kering (het profiel van dijktraject 4 is vergelijkbaar met figuur 17). Hier is sprake van een monumentale overgang van de groene kering naar de constructieve oplossing rond de Schanstoren. Dijkvak 4 krijgt een kerende hoogte van NAP +18,0 meter (levensduur 50 jaar).
Arcen-Zuid, dijkvak 5
Figuur 21: Inrichtingsplan van dijkvak 5.
Met het ontwerp van de kering over het Schanstorenplein wordt de kans benut om de historische toegang tot de ommuurde vesting Arcen te benadrukken (zie figuur 21). Vanaf de groene kering loopt een keermuur door tot de leuninghoogte van de toegangsweg naar Arcen. Deze muur is bovengronds gedimensioneerd op het zichtjaar 2075 (levensduur van 50 jaar), en krijgt daarmee een ontwerphoogte NAP + 18,3 meter. De ondergrondse constructie wordt gedimensioneerd voor het zichtjaar 2125 (levensduur van 100 jaar).
De toegangsweg Schans wordt als een smalle, markante dam door de herstelde droge gracht aangelegd, als verwijzing naar een historische ophaalbrug. Aan de buitendijkse zijde van deze dam kan een demontabele kering worden aangebracht. Vanaf de dorpskernzijde van deze toegang, loopt over het plein vervolgens een demontabele kering naar het terras van het appartementencomplex 'la Tour Meuse' (dijkvak 6). Deze demontabele kering en de deels demontabele kering ter plaatse van de dam is bovengronds gedimensioneerd voor het zichtjaar 2075 (levensduur 50 jaar), met een ontwerphoogte van NAP + 18,0 meter.
2.3.2 Arcen-Midden
Het gebied Arcen-Midden met dijkvakken 6 en 7 ligt ten westen van het centrum van Arcen. De volgende wijzigingen zijn hier voorzien:
- Versterken huidige kering bij het appartementencomplex 'la Tour Meuse';
- Realisatie glazen kering vanaf het appartementencomplex 'la Tour Meuse' tot en met Schans 10;
- Realiseren van een zelfsluitende kering met coupures;
- Versterken huidige kering bij Brasserie Alt Arce;
- Realisatie glazenkering bij parkeerplaats Spar;
- Realiseren van een bergingssysteem.
Het doel van deze aanpassingen zijn als volgt:
- Het inpassen en toekomstbestendig maken van de maatwerkoplossing rondom het appartementencomplex 'la Tour Meuse' tot aan Schans 10, Brasserie Alt Arce en de parkeerplaats van de Spar.
- Het realiseren van zelfsluitende kering zorgt voor een versterking van de veiligheidsnormen. Daarnaast zorgt deze kering voor een blijvende verbinding van Arcen met de Maas.
In figuur 23 is het inrichtingsplan getoond van dijkvakken 6 en 7. In het figuur van dijkvak 6 is tevens de legenda voor beiden figuren getoond.
Figuur 22: Inrichtingsplan van dijkvak 6 (links) en 7 (rechts).
Dijkvak 6: Appartementencomplex 'la Tour Meuse'
Ter plaatse van het zuidelijke deel van Arcen Midden (dijkvak 6) bevindt zich het appartementencomplex (zie figuur 22 en figuur 23). Momenteel maakt de kelderwand van de parkeergarage onder het appartementencomplex onderdeel uit van de bestaande waterkering. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de bestaande kering niet meer voldoet aan de nieuwe ontwerpeisen.
Figuur 23: Overzichtstekening van appartementencomplex 'la Tour Meuse', bestaande uit een hoog gedeelte van 6 woonlagen en een laag gedeelte van 4 woonlagen.
Vanuit het Esthetisch Plan van Eisen zijn er doelen gesteld met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit en vormgeving en zijn deze vertaald naar esthetische eisen. Hieruit volgt dat het beeld als vestingmuur terug moet komen met de naar achter hellende wand, herkenbare bogen en het donkere metselwerk. De muur wordt daarom afgebroken en dusdanig opnieuw opgebouwd dat deze voldoet aan de nieuwe keringseisen. De belangrijkste kenmerken zijn:
- De muur wordt een op zichzelf staande constructie, zodat de stabiliteit van zowel het appartementen complex als de kering niet afhankelijk van elkaar zijn;
- Aan de zuidzijde, bij het terras, komt aansluitend op de demontabele kering van dijkvak 5 een glazenkering bovenop de waterkerende muur. Het zelfde geldt voor de balkons. Zo wordt het tracé op waterkerende hoogte te brengen. De bovenkant van deze glazen kering komt op NAP +18,1 meter te liggen. Voor de balkons geldt dat er een valbeveiliging komt boven de glazenkering op een hoogte van NAP +18,35 meter (om te kunnen voldoen aan het bouwbesluit). De balkons komen 0,85 meter verder naar voren te liggen omdat de kering voor het pand komt te liggen.
- Gezien het integrale karakter van deze kering (appartementencomplex en kering hangen nauw samen) zijn verschillende zichtjaren gehanteerd voor het ontwerp. Dit om rekening te houden met mogelijke toekomstige ontwikkelingen. De constructie onder het frame waarin de glazen panelen is bevestigd wordt ontworpen en gerealiseerd op een levensduur van 100 jaar, met het zichtjaar 2125, waar de ontwerphoogte NAP +18,40 meter is. De glazen panelen en het frame wordt ontworpen en gerealiseerd op een levensduur van 50 jaar, met het zichtjaar 2075. Voor de overige kering zonder glazen wand geldt dat deze ontworpen worden op een levensduur van 100 jaar en gerealiseerd worden tot een hoogte behorend bij de 50 jaar levensduur. De kering dient wel geschikt te zijn voor een verhoging tot de ontwerphoogte horend bij 100 jaar.
Dijkvak 6: van La Tour appartementencomplex 'la Tour Meuse' tot en met Schans 10
Vanaf het appartementencomplex tot en met de achterkant van Schans 10 is een glazen kering voorzien. Dit betreft een glazen topsegment bovenop een muurelement. Effectief wordt hier de vestigingsmuur van het appartementencomplex doorgetrokken. Daarnaast is op dit traject maar beperkt ruimte beschikbaar voor de realisatie van een kering. Een glazen kering neemt ten opzichte van een zelfsluitende kering minder ruimte in. De glazenkering wordt hier op vergelijkbare wijze gerealiseerd als bij het appartementencomplex (zichtjaar onderbouw 2125, en zichtjaar bovenbouw 2075).
Dijkvak 6 en 7: Bergingsysteem
Aan de binnendijkse zijde van de zelfsluitende kering wordt een bergingssysteem gerealiseerd die afstromend regen- en kwelwater tijdens een Maashoogwater (bij gesloten keringen dus) op kan vangen en wegleiden. Dit bergingssysteem komt over een lengte van circa 685 meter te liggen en krijgt een inhoudt van circa 840 m3. Bij volledige vulling kan de voorziening leeggepompt worden met een vijftal pompen.
Dijkvak 6: Brasserie Alt Arce
Bij het terras van Brasserie Alt Arce is momenteel een demontabele kering aanwezig. In de nieuwe situatie zal een geïntegreerde inpandige glazen kering met coupure worden gerealiseerd. Net zoals bij het appartementencomplex 'la Toure Meuse' zal deze kering als losstaande constructie worden geschouwd. Voortschrijdende instorting wordt op deze manier voorkomen. Dat wil zeggen dat door het bezwijken van of het pand, of kering de andere constructie hierdoor niet bezwijkt. De glazen panelen zullen vervangen moeten kunnen worden. Daarom wordt in het ontwerp van de nieuwbouw van de brasserie rekening gehouden met een demontabel dak, zodat glazen panelen van bovenaf in gehesen kunnen worden.
De constructie onder het frame waarin de glazen panelen is bevestigd dient te worden ontworpen en gerealiseerd op een levensduur van 100 jaar, met het zichtjaar 2125. De glazen panelen en het frame dienen te worden ontworpen en gerealiseerd op een levensduur van 100 jaar, met het zichtjaar 2125. Voor de poeren geldt dat deze ontworpen dienen te worden op een levensduur van 100 jaar.
De coupure wordt uitgevoerd als een sluitbare deur en heeft een drempelhoogte van NAP +14,75 meter. Zowel de ondergrondse constructie als de deur dienen te worden ontworpen en gerealiseerd op een levensduur van 100 jaar, met het zichtjaar 2125. De deur wordt verwerkt in de wand van het pand Alt Arce. De funderingsplaat onder de coupure en de wand dienen als geheel om de kantelveiligheid te waarborgen.
Dijkvak 7: parkeerplaats Spar
Het keringstraject komt over de parkeerplaats van de Spar te lopen. Vanwege de beschikbare ruimte is hier gekozen voor de realisatie van een glazen kering met coupure. Hier geldt dat de onderbouw van de constructie een levensduur van 100 jaar krijgt (zichtjaar 2125) en de bovenbouw (glas) een levensduur van 50 jaar (zichtjaar 2075). In figuur 24 is een voorbeeld weergegeven van een dwarsprofiel van een glazenkering.
Figuur 24: Voorbeeld dwarsprofiel van een glazenkering.
Dijkvak 6 en 7: Zelfsluitende kering
De kering loopt door de achtertuinen van de bewoners van de Maasstraat. Hier is een zelfsluitende kering voorzien die bij normale omstandigheden verzonken ligt in het maaiveld. Voor de realisatie van een zelfsluitende kering wordt afhankelijk van de plek het maaiveld binnendijks verhoogd tot NAP +16,2 of +16,5 meter. Dit verschil in hoogte is onder andere afhankelijk voor de gevoeligheid van de percelen voor waterhuishoudkundige problemen. De kerende hoogte van de zelfsluitende kering wordt NAP +18,4 meter. Inclusief een 1 meter breed beheerpad aan beiden zijden, is een ruimtebeslag van 6 meter nodig. In figuur 25 is een voorbeeld te zien van een dwarsdoorsnede van de kering, in geval van een hoogte verschil in het maaiveld. Over deze zes meter wordt een zakelijk recht gevestigd. Aansluitend aan de binnenzijde van deze zone komt aan de binnendijkse zijde een obstakelvrije zone van 3 meter.
Figuur 25: Voorbeeld van een dwarsdoorsnede van de harde kering in geval van een hoogteverschil in het maaiveld.
Zoals te zien in zullen de tuinen door de kering een hoogteverschil krijgen. Er zal daarom aan de buitendijkse zijde – afhankelijk van het hoogteverschil en breedte van de tuin - een trap of hellingbaan gemaakt worden, zodat de hele tuin bereikbaar blijft. In het Esthetisch Programma van Eisen wordt per locatie beschreven hoe dit opgelost moet worden.
De Burgemeester Linders-Promenade langs de Maas, wordt bereikbaar gehouden door de kruising van de openbare wegen met de kering te voorzien van coupures. Dit betreft de volgende toegangswegen:
- De toegangsweg tussen Schans 10 en 8, uitgevoerd als trap;
- De toegangsweg tussen Raadhuisplein 15 en Brasserie Alt Arce, uitgevoerd als hellingbaan om de Burgemeester Linders-Promenade bereikbaar te houden voor onder andere invaliden, buggy's en fietsers;
- Het toegangspad naar de Burgemeester Linders-Promenade tussen Maasstraat 21 en 23, uitgevoerd als trap;
- De toegangsweg tussen Maasstraat 27 en 29, uitgevoerd als trap.
2.3.3 Arcen-Noord
Het gebied Arcen-Zuid met dijkvakken 8 en 9 ligt ten noord/westen van het centrum van Arcen. De volgende wijzigingen zijn hier voorzien:
- Verplaatsen dijktraject;
- Aanpassingen aan de Laaklossing en Boerenhuizenlossing;
- Realisatie dubbele afsluiters en pompopstellocatie;
- Op hoogte brengen N271 als maatwerkoplossing voor Hotel Rooland.
Het doel van deze aanpassingen zijn als volgt:
- Het versterken van dijkring 65 Arcen zodat deze voldoet aan de huidige normering;
- Garanderen van de afvoercapaciteit van de Laak- en Boerenhuizenlossing in reguliere situaties en gedurende Maashoogwaters.
Arcen-Noord, dijkvak 8a
Figuur 26: Inrichtingsplan van dijkvak 8a.
Dijkvak 8 loopt vanaf de harde kering in dijkvak 7 om de woning van Maasstraat 79 (zie figuur 22 en figuur 26). Hierbij wordt de Broekhuizerweg in het flauwe binnentalud gelegd, zodat deze in een doorgaande lijn het dijklichaam kan kruisen. Het dijktraject loopt vervolgens om Maasstraat 79, waar deze de Wellerveldweg passeert. De Wellerveldweg zal dus op deze locatie niet meer passeerbaar zijn voor voertuigen. Voor voetgangers zal echter een trap aan weerszijden van de kering gerealiseerd worden. Landbouwvoertuigen kunnen de Wellerveldweg bereiken door een nieuw aan te leggen verbinding tussen Boerenhuizenweg en Wellerveldweg, aan de buitendijkse zijde van het nieuwe dijktracé. Dijktraject 8a ligt vervolgens op de kortst mogelijke afstand van, en parallel aan de westzijde van de Maasstraat, die opnieuw wordt beplant. De kering komt op een hoogte van NAP +17,65 meter te liggen (zie ook figuur 27), aflopende naar NAP +17,45 meter op het einde van het tracé. Dit komt overeen met een levensduur van 50 jaar.
Figuur 27: Dwarsprofiel dijktrject 8a langs de Maasstraat.
Arcen-Noord, dijkvak 8b
Figuur 29: Inrichtingsplan van dijkvak 8b.
Ter hoogt van Maasstraat 140 loopt het dijktraject over een oost-west lijn richting de Maas (zie figuur 29). Hierbij zal de kering langs het perceel van De Hertog Jan Proeverij lopen en vlak achter (westelijk) de huidige Broekhuizerweg haaks richting het noorden afbuigen. De groene kering krijgt een levensduur van 50 jaar, met bijbehorende hoogte van NAP +17,65 meter (zie figuur 30).
Figuur 30: Dwarsprofiel dijktraject 8b.
Arcen-Noord, dijkvak 8c
Figuur 31: Inrichtingsplan van dijkvak 8c.
Dijkvak 8c begint nabij de Broekhuizerweg en loopt richting het noorden in de vorm van een groene kering (zie figuur 31). Ter hoogte van de Kruisweg wordt een coupure aangelegd die de verbinding met het veer naar Broekhuizen garandeert. De weg wordt ter plaatse van de coupure opgehoogd naar 16,50 meter boven NAP. Dit zorgt ervoor dat de coupure later gesloten kan worden bij aankomend hoogwater, en dat de verbinding met het veer in een dergelijke situatie langer intact blijft. Na de coupure vervolgt het tracé van de groene kering naar het noorden, om ter plaatse van de manege achterlangs de Hertog Jan Brouwerij naar het oosten te buigen naar de Maasstraat. De Maasstraat wordt ter plaatse van het dijktraject op kerende hoogte gebracht. Zo hoeft hier geen coupure gemaakt te worden. De kering krijgt een hoogte van NAP +17,55 meter, aflopende naar NAP +17,45 meter (zie figuur 32) op het einde van het tracé (levensduur van 50 jaar).
Figuur 32: Dwarsrpfiel dijktraject 8c.
De bestaande dijk lopende vanaf kern Arcen (Maasstraat 79), langs de Broekhuizerweg naar de Maasstraat, wordt afgegraven.
Arcen-Noord, dijkvak 9
Figuur 33: Inrichtingsplan van dijkvak 9.
Dijkvak 9 loopt vanaf de Maasstraat door het dal van de Laak- en Boerenhuizenlossing naar de N271. De huidige Bruggerweg zal op de dijk gelegd worden. Daar waar het dijktraject een afslag naar het noorden neemt, zal de Bruggerweg met een flauwe talud aansluiten op het bestaande tracé van deze weg. Het dijktracé zal richting het noorden lopen over de landbouwweg 'Verlengde Leeberg'. Deze weg komt ook over het dijktracé te liggen. Na ongeveer 180 meter zal het dijktracé afslaan richting de N271, om vervolgens op deze weg haaks aan te sluiten. De kering krijgt een waterkerende hoogte van NAP +17,45 meter (zie figuur 34), aflopende naar NAP +17,4 meter op het einde van het tracé (levensduur van 50 jaar).
Figuur 34: Dwarsprofiel dijktraject 9.
Dijkvak 9 zal zowel de Laaklossing als de Boerenhuizenlossing gaan kruisen. Voor beiden geldt dat de duiker waarmee het dijktraject gekruist gaat worden, een diameter krijgt van 800 millimeter. De duikers worden voorzien van een dubbele afsluiter, die ervoor zorgt dat de lossingen afgesloten kunnen worden bij een hoogwater. Bovenop de kering komt ter hoogte van de kruising een pompopstelplaats. Bij de opstelplaats worden twee betonnen toegangskokers geplaatst die ongeveer één meter boven maaiveld uitsteken en toegang verschaffen tot de er onderliggende duiker (zie figuur 35 voor een voorbeeld hiervan)
Figuur 35: Voorbeeld van toegangskokers bij Beesel voor een kruising van de beek met de dijk, inclusief een pompopstelplaats.
Als gevolg van het nieuwe en verhoogde traject komt Hotel Rooland aan de N271 buitendijks te liggen. De N271 dient nu nog als primaire kering, maar deze status zal op deze locatie komen te vervallen. Als maatwerkoplossing wordt daarom de N271 met naastliggende bermen bij Hotel Rooland 1 à 2 decimeter opgehoogd. Daardoor blijft het hotel beschermd met een overstromingskans van 1:50 per jaar, conform de nieuwe normering voor waterkeringen uit 2017. Het hoogwaterbeschermingsniveau wordt daarmee beter dan van de huidige situatie.
2.3.4 Geheel traject: kwelschermen
Een belangrijk faalmechanisme van waterkeringen is piping. Bij piping ontstaat ondergronds een lokale waterstroom van buiten- naar binnendijks gebied. Dit kan gebeuren wanneer het waterniveau aan de buitendijkse zijde hoger is dan het maaiveldniveau aan de binnendijkse zijde. Deze waterstroom kan het fundament van de dijk verzwakken, met bezwijken van de dijk als gevolg. Om dit tegen te gaan worden kwelschermen aangebracht onder het keringstraject. In figuur 36 is getoond waar de kwelschermen komen. Deze schermen worden tot een diepte gezet die in figuur 36 wordt getoond in meter boven NAP (in zowel het plaatje als in de legenda). Ter plaatse van de hoge gronden – die gebieden die van nature sowieso hoger zijn dan het maatgevende hoogwater – kan piping niet optreden. Het gehele maaiveld ligt namelijk per definitie hoger dan het maatgevende hoogwater, waardoor grondwater zich bij hoogwater dus niet door het maaiveld omhoog kan drukken.
De kwelschermen reiken slechts tot een beperkte diepte in het watervoerende pakket dat boven de Venloklei (Venloschol) ligt. Dit watervoerende pakket is 15 tot 20 meter dik. De kwelschermen zullen dus niet het volledige watervoerende pakket afsluiten (ze reiken niet tot in de Venloklei). Grondwater kan daarom ongehinderd onder de kwelschermen doorstromen.
Figuur 36: Ligging van de kwelschermen met daarin aangegeven de globale diepten ten opzichte van NAP.
2.3.5 Geheel traject: aanleghoogte
Voor de aanleg van de groene dijken moet er rekening gehouden worden met klink van het ophoogmateriaal en mogelijke zettingen in de ondergrond. De dijk wordt als gevolg hiervan lager dan deze aangelegd is. Om ervoor te zorgen dat de dijk zijn ontwerphoogte krijgt – de hoogte die nodig is voor de hoogwaterveiligheid - zullen ze hoger aangelegd moeten worden dan ontworpen. Deze overhoogte mag maximaal 20 centimeter bedragen. Deze hoogte komt bovenop de ontwerphoogte van de groene dijken hierboven genoemd in paragraaf 2.3.1 en 2.3.3. Deze hoogte klinkt in binnen de contractperiode. Als eis wordt meegenomen dat de aannemer bij oplevering (verwachting eind 2027) moet aantonen dat de restzetting en klink gezamenlijk één jaar na oplevering leiden tot een maximale overhoogte van 5 centimeter.
De harde keringen worden direct op ontwerphoogte aangelegd. Deze kunnen dusdanig aangelegd worden dat inklinking en zetting geen rol speelt.
2.3.6 Geheel traject: ruimtelijke kwaliteit
Landschappelijke kernkwaliteiten in het provinciaal beleid
Een groot deel van het dijktraceì is in het Provinciaal Omgevingsplan 2014 aangewezen als Goudgroene en/of Zilvergroene natuurzone en/of Bronsgroene landschapszone. Het beleid binnen de Bronsgroene landschapszone is erop gericht om de landschappelijke kernkwaliteiten te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven.
In de Omgevingsverordening is bepaald dat bij activiteiten binnen de Zilvergroene natuurzone en de Bronsgroene landschapszone aangegeven moet worden op welke wijze met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe eventuele negatieve effecten zijn gecompenseerd.
De kernkwaliteiten in de Zilvergroene en Bronsgroene natuurzone zijn: het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het relie¨f. Indien een activiteit met een negatief effect plaatsvindt vindt compensatie in natura plaats.
Karakteristieke landschapstypen die voor dit gebied genoemd worden in het Landschapskader Noord- en Midden-Limburg zijn 'Beekdal', 'Rivierdal' met openheid als belangrijke kernwaarde. Ook de groenelementen worden beschouwd als kernwaarden. De dijk zelf is niet aangemerkt als van cultuurhistorisch belang.
Figuur 37: Ligging plangebied (rode belijning) ten opzichte van Goud-, Zilver- en Bronsgroene natuurzone.
Omgang met de landschappelijke kernkwaliteiten in het HWBP-project Arcen
In het planproces van het HWBP-project Arcen zijn de uitgangspunten en ontwerpeisen m.b.t. ruimtelijke kwaliteit en de omgang met het landschap beschreven en vastgelegd in het Esthetisch Programma van Eisen, het EPvE. Het EPvE is gebaseerd op het uitgangspunt dat de tracering en inpassing van de nieuwe keringen in het landschap een bijdrage dienen te leveren aan het behoud c.q. de versterking van de kernkwaliteiten van het landschap. Daarom worden in het EPvE per deelgebied deze kernkwaliteiten concreet benoemd en worden ambities geformuleerd hoe deze kernkwaliteiten kunnen worden behouden cq, versterkt, uit te werken in een integraal inrichtingsplan waarin op een overtuigende wijze techniek en ruimtelijke kwaliteit zijn geïntegreerd (= topeis)
Verantwoording omgang met de kernkwaliteiten van het landschap in de omgeving van het dijktracé, waarbij onderscheid wordt gemaakt in 3 deelgebieden: Arcen-Noord, -Midden en -Zuid.
Deelgebied 1: Arcen-Noord
Dijkvak 8 - Het Schiereiland 'Hertog Jan'
Op een bescheiden verhoging in het Maasdal is in het verleden een bebouwingscluster ontstaan, waarvan nu de brouwerij 'Hertog Jan' het centrum vormt. Rond dit cluster is in 1996 een kade aangelegd waarvan het tracé vooral reageerde op eigendomsgrenzen en minder op landschappelijke kenmerken. De Kruisstraat, de ontsluitingsweg van/naar deze cluster, is tevens de toegangsweg naar het veer Arcen-Broekhuizen. Hoewel enigszins verrommeld wordt de landschappelijke kernkwaliteit bepaald door het open rivierdal van de Maas en het aanwezige reliëf. De aanleg van een nieuwe, hogere dijk in een open landschap moet gezien worden als een aantasting van de kwaliteiten visueel-ruimtelijk karakter en reliëf, maar biedt ook kansen om nieuwe kwaliteiten toe te voegen. Zo wordt de nieuwe dijkring krapper rond de brouwerij gelegd zodat nu veel meer een 'eiland' karakter ontstaat, ook al omdat de bebouwing in de randzone wordt gesloopt. Een belangrijke kwaliteitsverbetering is het verwijderen van het dijktracé dat in 1996 is gerealiseerd, waarbij ook weer het oorspronkelijk reliëf onder het dijktracé zal worden hersteld. De Kruisstraat passeert via een coupure de dijk richting de veerstoep naar Broekhuizen waardoor het oorspronkelijke wegtracé behouden kan blijven. Vanaf de coupure wordt wandelen op dijk mogelijk gemaakt zodat via/langs de Proeverij weer aangesloten kan worden op de wandelroute 'Wellerveldweg'.
Dijkvak 9 - Provinciale weg (N271) tot aan de Maasstraat
De provinciale weg is aangelegd op de terrasrand (hoge grond) en benadrukt daarmee de markante grens tussen de hoger gelegen boszone en het open Maasdal. De kernkwaliteit van het landschap is het open agrarisch karakter en de parallel aan de provinciale weg gelegen dalvormige laagte van de Boerenlossing, een potentieel kansrijke kwelzone. Het nieuwe dijktracé tast de kernkwaliteiten, visueel-ruimtelijk karakter en reliëf van het bestaande landschap aan, maar creëert tegelijkertijd de condities voor nieuwe kwaliteiten van het toekomstige landschap. Zo volgt het dijktracé het huidige ontsluitings- en verkavelingspatroon, zodat perceel doorsnijdingen worden voorkomen en de historische structuur leesbaar blijft. De slanke, haakse dijkkruising met het beekdal leidt weliswaar tot een tweedeling in het dal, maar benadrukt ook de nieuwe grens in het Maasdal tussen het beschermde binnendijks gebied en het buitendijks gebied dat onder invloed blijft staan van de Maasdynamiek en waar direct tegen de dijkzone sprake zal zijn natuurontwikkeling (aanleg kwelgeul als uitwerking van de KRW opgave). De nieuwe dijk kruist de Maasstraat die wordt verhoogd. De aansluiting van de wegen verandert hierbij. De Bruggerweg wordt zuidelijk verlegd naar de dijk. De vervallen weg wordt verwijderd en wordt deel van het agrarisch perceel. De landschappelijke compensatie wordt gerealiseerd door het verbeteren van de leesbaarheid van de landschappelijke (verkavelings)structuren. Beleefbaarheid neemt toe omdat de bestaande wandelroute deels dijk wordt met meer zicht op het Maasdal.
Deelgebied 2, Arcen-Midden
De ontwerpopgave voor Arcen-Midden wordt naast de hoogwaterbeschermingsopgave vooral bepaald door de wijze waarop wordt omgegaan met de aanwezige kernkwaliteiten van dit gebied. Deze zijn in eerste instantie onlosmakelijk verbonden met de beleving en het zicht vanaf de tuinen, publieke terrassen en coupures/oorspronkelijke vestingmuur richting de Maas, en de beleving vanaf de Maaszijde van de kern Arcen. Het binnen- en buitengevoel behorende bij een vesting en de groene landschappelijke uitstraling van het Maasfront zijn de meest wezenlijke kernkwaliteiten die bepalend dienen te zijn voor het ontwerp van de waterkering.
Op basis van het voorliggende referentieontwerp (zelfsluitende kering) en de ambities/eisen verwoord in het Esthetisch Programma van Eisen (EPvE) mag geconcludeerd worden dat de benoemde kernkwaliteiten niet worden aangetast maar juist worden versterkt.
Deelgebied 3, Arcen-Zuid
Dijkvak 4 - van Schanstoren tot Watermolen
De dijk wordt teruggelegd richting parkeerplaats bij het Gemeenschapshuis MFA de Schans, waardoor weer een groter gebied buitendijks komt te liggen en deel wordt van het natuurgebied Barbara's Weerd. De kernkwaliteiten worden hier bepaald door het visueel ruimtelijk karakter van het rivierdal van de Maas en het reliëf. De nieuwe dijk vormt een aantasting van deze waarden, maar die worden ruimschoots gecompenseerd door het verwijderen van de recent aangebrachte dijken en het terugbrengen van het oorspronkelijke reliëf.
Dijkvak 3 - Watermolen
Voor de buitendijks gelegen watermolen (rijksmonument) kon geen oplossing gevonden worden waarbij de buitendijkse ligging in de toekomst gehandhaafd zou kunnen blijven. Bovendien werd duidelijk dat met een binnendijkse ligging, de molen als gebouwd object beter beschermd kon worden. Op basis van deze inzichten is besloten dat uitgaande van de kernwaarden op deze locatie; een bijzonder cultuurhistorisch object, gelegen in het rivierdal van de Maas, met bijzondere reliëf kenmerken, deze kernwaarden worden aangetast maar dat er meer kwaliteitswinst valt te behalen met het uitgewerkte ontwerpvoorstel. Met de aanleg van een kistdam i.p.v. een dijklichaam is het mogelijk voldoende ruimte rond de watermolen en directe omgeving te creëren, zodat de kwaliteit van het ensemble behouden blijft. Met de aanleg van de kistdam ontstaat er bovendien buitendijks meer ruimte zodat daardoor een deel van de oorspronkelijke steilranden langs de beekmonding weer hersteld kunnen worden.
Dijkvak 2 - van Watermolen tot werkplaats stichting het Limburgs Landschap
Het nieuwe dijktracé wordt ruimtelijk gekoppeld aan de monumentale laanbeplanting van de schans en loopt in zuidelijke richting tot de coupure waar het dijktracé de weg oversteekt om daarna in een groene muurconstructie de buitengrens van de kasteeltuinen te volgen. Kernkwaliteiten zijn hier het zicht op de visueel ruimtelijke opbouw van het rivierdal van de Maas en de cultuurhistorische betekenis van de beplantingsstructuren. Het nieuwe dijktracé tast het vrije zicht vanaf de Schans aan, maar daar staat tegenover dat de monumentale beplantingsstuctuur met de gekozen ontwerpoplossing wordt behouden en versterkt. De muurconstructie rond de kasteeltuin krijgt een groene uitstraling waarmee recht wordt gedaan aan de aard van de historische begrenzing van de tuin.
Dijkvak 1 - Provinciale weg N271 tot en met Maasduinen
De kernkwaliteiten op deze locatie zijn het bijzondere reliëf van het Maasduinenlandschap en het aaneengesloten bosgebied, waarvan de vitaliteit en het bosbeeld lokaal is aangetast door activiteit van de 'letterzetter'. De aanleg van een zelfstandig dijktracé als koppelstuk tussen N 271 en hoge grond zou een onaanvaardbare aantasting van deze kernkwaliteiten betekenen. Daarom wordt hier gekozen voor een verholen dijkoplossing die aansluit op het relie¨f in de omgeving en weer integraal kan worden beplant. Om dit te kunnen realiseren wordt de kering als een hoge grondoplossing ontworpen met een minimale overhoogte van 1,00 meter ten opzichte van de berekende, kerende hoogte. Met deze oplossing wordt de aantasting van het reliëf (kernwaarde) royaal gecompenseerd en de boskwaliteit behouden en versterkt.
Samenvattend:
Arcen-Noord
Aantasting kernkwaliteiten visueel-ruimtelijk karakter en reliëf door realisatie nieuwe en hogere dijk in het landschap.
Compensatie: versterking landschapsstructuur, verwijderen huidige dijk, terugbrengen reliëf, beleefbaarheid landschap door meer mogelijkheden wandelen op de dijk.
Arcen-Midden
Geen aantasting kernkwaliteiten vanwege realisatie van zelfsluitende kering.
Arcen-Zuid
Aantasting kernkwaliteiten visueel-ruimtelijk karakter door nieuwe dijk nabij de Schans en aantasting van reliëf en cultuurhistorisch karakter door kistdam bij watermolen.
Compensatie: verwijderen huidige dijk door Barbara's Weerd en terugbrengen reliëf bij beekmonding.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale omgevingsvisie
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, heeft de rijksoverheid de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. In de NOVI wordt een toekomstbeeld geschetst van een Nederland:
- dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
- met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
- waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
- met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
- waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
- dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
- waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
- dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. In totaal zijn er 21 nationale belangen geformuleerd. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeemverantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
In de NOVI zijn bijvoorbeeld het waarborgen van de waterveiligheid, de klimaatbestendigheid en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige leefomgeving als nationale belangen benoemd. Met betrekking tot het realiseren van waterveiligheid staat preventie voorop door primaire waterkeringen te onderhouden en te versterken.
Met de term leefomgeving wordt zowel de ruimtelijke kwaliteit als de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Onder ruimtelijke kwaliteit komen de gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde samen. Milieukwaliteit heeft betrekking op waarden die wij toekennen aan een gezonde en veilige woon-, werk- en leefomgeving. Het gaat dan om concrete onderwerpen als luchtkwaliteit, geluidhinder, geur, omgevingsveiligheid, bodem- en waterkwaliteit. Ook sociale samenhang en economische vitaliteit zijn onderdeel van een te realiseren goede leefomgevingskwaliteit.
Analyse
Met voorliggend bestemmingsplan wordt het nationaal belang 'waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid' mogelijk gemaakt. Het Rijk is samen met de waterschappen verantwoordelijk . Het Rijk is verantwoordelijk voor het integrale beheer van het hoofdwatersysteem en is, samen met de waterschappen, verantwoordelijk voor de bescherming van Nederland tegen overstromingen. Het is belangrijk dat bij ruimtelijke plannen rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige eisen. Naast preventie als primaire pijler bij de bescherming tegen overstromingen, is het waterveiligheidsbeleid ook gericht op het beperken van de gevolgen van een overstroming door keuzes in de ruimtelijke planning en het op orde krijgen en houden van de rampenbeheersing (meerlaagse veiligheid). De voorgenomen maatregelen voor de dijkversterking bij Arcen dragen primair bij aan de waterveiligheid en de bescherming van Arcen tegen overstromingen als gevolg van hoogwater van de Maas.
Daarnaast zijn, ter bescherming van de leefomgeving, in dit bestemmingsplan een goede ruimtelijke kwaliteit en een goede milieukwaliteit geborgd. Effecten van zowel het plan als de uitvoering zijn onderzocht en worden, waar nodig, gemitigeerd of gecompenseerd.
Conclusie
Het voorliggend bestemmingsplan maakt de noodzakelijk gebleken dijkversterking mogelijk en waarborgt de kwaliteit van de leefomgeving als gevolg van het plan. De beoogde ontwikkeling wordt vanuit de beleidskaders zoals opgenomen in de NOVI kortom inpasbaar geacht.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de komst van de NOVI komt de SVIR te vervallen en gaat de SVIR bijna geheel op in de NOVI. Het Barro blijft ook onder de NOVI van kracht. Door de nationale belangen vooraf in ruimtelijke plannen (zoals een bestemmingsplan) te borgen, draagt het Barro bij aan de versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Natuurnetwerk Nederland, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.
Het plangebied ligt met uitzondering van het nationale belang 'Grote Rivieren' niet binnen de invloedssfeer van reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones volgend uit het Barro dan wel de ministeriële uitwerking hiervan in de 'Regeling algemene regels ruimtelijke ordening' (Rarro). Onderstaand wordt nader ingegaan op het nationale belang 'Grote Rivieren'.
Grote Rivieren
Op 14 juli 2006 zijn de Beleidsregels grote rivieren in werking getreden. De beleidsregels zijn onder de titel 'Grote rivieren' doorvertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. In de Beleidsregels grote rivieren wordt voor de gebieden rond de grote rivieren aangegeven welke activiteiten toegestaan zijn. Deze regels gelden in het gebied van oppervlaktewateren die in het beheer zijn van het Rijk. De regels gelden in de bedijkte gebieden en in de gebieden die begrensd worden door hoogwaterkerende gronden. Bij deze beleidsregels horen kaarten waarop staat aangegeven waar het zogenaamde stroomvoerend regime of het bergend regime geldt.
Wanneer ingrepen plaatsvinden in het stroomvoerend- of bergend regime dient aangetoond te worden dat er geen negatieve effecten voor de rivier plaatsvinden. Zo mogen ingrepen bijvoorbeeld niet leiden tot extra opstuwing in de rivier. Daarnaast mag een ontwikkeling in principe niet ten koste gaan van het bergend vermogen. Dat wil zeggen, als vanwege een ingreep het water uit de rivier daar niet meer kan komen ten tijde van hoogwater, dan zal ervoor gezorgd moeten worden dat dezelfde hoeveelheid water wel ergens anders geborgen kan worden, in een soortgelijke situatie.
Zoals is af te leiden uit de uitsnede van de kaart behorende bij de Beleidsregels grote rivieren, doorkruist de voorgenomen dijkversterkingsmaatregelen delen van het rivierbed waar het stroomvoerend regime en bergend regime van de Maas van toepassing is (zie figuur 38).
Figuur 38: uitsnede kaart behorende bij de beledsregels Grote Rivieren, met de globale ligging van het dijktraject (paars gestippelde lijn).
In delen van het rivierbed met stroomvoerend regime zijn in principe alleen specifiek omschreven 'riviergebonden' activiteiten toegestaan ('Ja, mits'). Niet-riviergebonden activiteiten zijn niet toegestaan; alleen voor specifiek omschreven activiteiten zijn uitzonderingen mogelijk ('Nee, tenzij'). Alle activiteiten moeten voldoen aan rivierkundige voorwaarden.
In delen van het rivierbed met bergend regime kunnen in principe alle activiteiten worden toegestaan, mits deze voldoen aan de gestelde rivierkundige voorwaarden ('Ja, mits').
Naar aanleiding van de toekenning van de status primaire kering aan dijken langs de Maas en (toekomstige) dijkversterkingen, zullen de contouren van het stroomvoerend en bergend regime in de toekomst worden aangepast aan de hand van de contouren van de nieuwe waterkering door de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Algemene regels primaire waterkering buiten het kustfundament
In de NOVI is tevens vastgesteld dat voor een aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen wordt ingezet. In artikel 2.11.3 van het Barro staan de algemene regels betreffende de primaire waterkeringen buiten het kustfundament, inclusief beschermingszones. Dit artikel bepaalt dat met betrekking tot gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, of een beschermingszone, een bestemmingsplan kan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan. Deze wijziging kan alleen worden verwezenlijkt wanneer daardoor geen belemmeringen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering.
Tevens bepaalt het Barro de manier waarop een dijk bestemd dient te worden in een bestemmingsplan:
- bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, wordt voor die gronden de bestemming «waterkering» opgenomen (artikel 2.11.2 lid 1 van het Barro);
- bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van een beschermingszone wordt voor die gronden de gebiedsaanduiding «vrijwaringszone – dijk» opgenomen, indien de primaire waterkering een dijk is en wordt voor de overige gevallen de gebiedsaanduiding «vrijwaringszone – waterstaatswerk» (artikel 2.11.2 lid 2 Barro).
Conclusie
Gezien de aard van het planvoornemen, zijnde maatregelen ten behoeve van de dijksversterking, is het Barro van toepassing. Met het tezijnertijd aanpassen van de contouren van het stroomvoerend en bergend regime aan de hand van het nieuwe dijktraject, is nadere toetsing aan de beleidsregels niet noodzakelijk. De voorgeschreven manier van bestemmen van de waterkering, inclusief de beschermingszones, uit het Barro is toegepast in dit bestemmingsplan.
3.1.3 Nationaal Waterplan 2016-2021
Het 2e Nationaal Waterplan (NWP) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015 en vervangt dit plan én de partiële herzieningen hiervan (Wind op Zee buiten 12 nautische mijl en verankering rijksbeleid Deltabeslissingen). Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Het Nationaal Waterplan vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen.
Er is geen formele hiërarchie tussen deze plannen, maar op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel) kan bij het vaststellen van een regionaal waterplan of een beheerplan niet zo maar worden afgeweken van het Nationaal Waterplan. Wat de belangrijkste punten zijn, staat omschreven in het 2e lid van artikel 4.1 Waterwet. Ook de stroomgebiedbeheerplannen, de overstromingsbeheerplannen, het Noordzeebeleid alsook de functies van de Rijkswateren maken onderdeel uit van het Nationaal waterplan. Het plan is voor de ruimtelijke aspecten ook een structuurvisie, als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 4.1, 1e lid Waterwet).
In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan:
- hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid;
- gewenste ontwikkelingen, de werking en de bescherming van de watersystemen in Nederland;
- benodigde maatregelen en ontwikkelingen;
- beheerplannen voor de stroomgebieden;
- beheerplannen voor de gebieden met overstromingsrisico;
- mariene strategie;
- beleidsnota Noordzee;
- functies van de Rijkswateren.
Analyse
Voor het waterveiligheidsbeleid zijn door het kabinet doelen geformuleerd in het Nationaal Waterplan:
- iedereen die in Nederland achter de dijk woont wordt ten minste een beschermingsniveau van 1/100.000 per jaar geboden. Dat wil zeggen dat de kans voor een individu om te overlijden als gevolg van een overstroming niet groter mag zijn dan 0,001% per jaar:
- er geldt extra bescherming op plaatsen waar kans is op:
- 1. grote groepen slachtoffers,
- 2. en/of grote economische schade
- 3. en/of ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang.
Het beschermingsniveau is verder uitgedrukt in normspecificaties. Elk dijktraject krijgt een normspecificatie die past bij de gevolgen in dat specifieke gebied. De normspecificaties zijn ingedeeld in zes klassen waarbij de overstromingskans varieert van 1/300 per jaar tot 1/100.000 per jaar Deze normspecificaties vormen de basis voor de vast te leggen wettelijke normen en het toetsinstrumentarium. Uit het Nationaal Waterplan blijkt dat voor het dijktraject bij Arcen een normspecificatie van 1/300 per jaar geldt. Bij het realiseren van het beschermingsniveau blijft preventie voorop staan. Dat kan door dijken, duinen en stormvloedkeringen te versterken en rivierverruimende maatregelen te nemen. Er zijn verschillende mogelijkheden om de veiligheid te verbeteren. Het kabinet bevordert daar waar mogelijk een integrale uitvoering, rekening houdend met gebiedsontwikkeling en een tijdige aanpak van het veiligheidsrisico. De uitwerking van de waterveiligheidsopgave vergt altijd een goede ruimtelijke inpassing. De centrale opgaven voor het plangebied zijn afgebeeld op figuur 39.
Figuur 39: uitsnede kaart opgaven waterveiligheid (Nationaal Waterplan). Het plangebied is globaal weergegeven (rood omlijnd).
Conclusie
De dijkversterking Arcen draagt bij aan de doelen die zijn geformuleerd in het NWP met betrekking tot hoogwaterbeschermingsmaatregelen en voldoet daarmee aan het Nationaal Waterplan 2016-2021.
3.2 Provinciaal Beleid
Onderstaand wordt ingegaan op de voor het planvoornemen relevant zijnde provinciaal beleid. Dit betreft het vigerend beleid ten tijde van de terinzageligging van het ontwerpbestemmingsplan van voor 1 januari 2024. Per 1 januari 2024 is met de inwerkingtreding van de Omgevingswet ook sprake van nieuw vigerend provinciaal beleid. Omdat met voorliggend planvoornemen gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht (onder Wro) is het plan niet getoetst aan dit nieuwe beleid.
3.2.1 Omgevingsvisie Limburg
Op 1 oktober 2021 hebben Provinciale Staten van de provincie Limburg de Omgevingsvisie Limburg vastgesteld. De Omgevingsvisie Limburg is per 25 oktober 2021 in werking getreden. Op grond van de kaart 'Limburgse principes' is het plangebied gesitueerd in de volgende indicatieve zoneringen 'Groenblauwe mantel', 'Natuurnetwerk Limburg', 'Landelijke kern' en 'Buitengebied'.
Figuur 40: uitsnede kaart 'zonering Limburg' voor het plangebied en de directe omgeving.
Groenblauwe mantel
Het Maasdal, de beekdalen en steilere hellingen - voorheen de bronsgroene landschapszone en zilvergroene natuurzone - vormen samen de circa 36.000 hectaren grote groenblauwe mantel binnen de landelijke gebieden van Limburg. De gebieden liggen als een soort mantel tussen en om het Natuurnetwerk Limburg. Het zijn gebieden waar we goede combinatiemogelijkheden zien voor duurzame vormen van (kringloop) land- en tuinbouw en andere economische functies, vooral door hergebruik van reeds aanwezige monumentale en beeldbepalende gebouwen.
In de Groenblauwe mantel blijft de grondgebonden landbouw de belangrijkste functie en is de agrarische sector tevens de belangrijkste beheerder. Wij bieden mogelijkheden voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer die bijdragen aan de instandhouding en versterking van de landschappelijke kernkwaliteiten. De focus ligt hier op het versterken van het klimaatadaptieve karakter met meer ruimte voor de beken en Maas, de biodiversiteit en kernkwaliteiten van het landschap.
Op veel plekken zijn in de rivier- en beekdalen in de loop der tijd steden en dorpen tot ontwikkeling gekomen. Die bebouwde gebieden maken geen deel uit van de groenblauwe mantel, maar staan er wel mee in verband.
Gemeenten hebben de motiveringsplicht om in de toelichting op nieuwe omgevingsplannen of omgevingsplanactiviteiten in de groenblauwe mantel aan te geven hoe met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten in de betreffende gebieden wordt omgegaan. Bij nieuwe ontwikkelingen zal rekening gehouden moeten worden met de aanwezige omgevingskwaliteiten, maar ook met regionale afspraken ten aanzien van de ontwikkeling van onder meer wonen, bedrijventerreinen, detailhandel en vrijetijdseconomie.
Analyse
De dijkverlegging in de deelgebieden noord, midden en zuid vindt plaats binnen de met Groenblauwe mantel aangewezen zone. Als gevolg van voorliggend planvoornemen is sprake van een netto oppervlakteverlies van de Groenblauwe mantel dat gecompenseerd dient te worden. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld waarin inzichtelijk is gemaakt wat de effecten van het planvoornemen op de wezenlijke kenmerken en waarden en kernkwaliteiten zijn, inclusief de bijbehorende uitwerking van de compensatieopgave. Dit plan is te raadplegen als bijlage 1 bij voorliggende toelichting.
Natuurnetwerk Limburg
De Limburgse natuurgebieden, waaronder ook de Natura 2000-gebieden, vormen
samen het Limburgse deel van het Natuurnetwerk Nederland. Het Natuurnetwerk
Limburg beslaat circa 53.000 hectaren. Het Natuurnetwerk Limburg is gelegen in delen
van beekdalen, op hellingen en op veen- en stuifzandgebieden van de hoger gelegen
gebieden. Binnen het Natuurnetwerk Limburg wordt ingezet op een goede kwaliteit en
bescherming van de natuur met een bijzonder accent op bedreigde Limburgse dier- en
plantensoorten. Daarnaast is het bieden van mogelijkheden voor natuurbeleving
belangrijk.
De Natura 2000-gebieden (circa 17.000 hectaren) vormen een selectie binnen het Natuurnetwerk Limburg. Hier ligt de absolute nadruk op de natuurwaarden: het zo spoedig mogelijk en verantwoord bereiken van een gunstige staat van instandhouding van de soorten en habitats, waarop de aanwijzing als Natura2000-gebied is gebaseerd. De Natuurbeheerplannen van de 23 Natura 2000-gebieden in Limburg beschrijven wat daarvoor nodig is. Vanuit de Europa geldt een strenge wet- en regelgeving die gericht is op beheer en bescherming van de natuurwaarden. Gewerkt wordt aan het verbeteren van de omgevingskwaliteit van de Natura 2000-gebieden (o.a. via het Aanvalsplan Stikstof).
Analyse
De dijkverlegging en beekherstel in het deelgebied zuid vindt hoofdzakelijk plaats binnen de met Natuurnetwerk Limburg aangewezen zone (waaronder Barbara's Weerd en Maasduinen). Ook hiervoor geldt dat als gevolg van voorliggend planvoornemen er sprake is van een netto oppervlakteverlies van de Groenblauwe mantel dat gecompenseerd dient te worden. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld waarin inzichtelijk is gemaakt wat de effecten van het planvoornemen op de wezenlijke kenmerken en waarden en kernkwaliteiten zijn, inclusief de bijbehorende uitwerking van de compensatieopgave. Dit plan is te raadplegen als bijlage 1 bij voorliggende toelichting.
Aanvullend is in reactie op de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie mer) het compensensatieplan nader uitgewerkt. Dit is opgenomen in de Aanvulling milieueffectrapport fase 2.
Buitengebied
Het buitengebied betreft de landelijke gebieden op de Zuid-Limburgse plateaus en op de
hogere zandgronden in Noord- en Midden-Limburg, samen zo’n 85.000 hectaren groot.
Vergeleken met Noord- en Midden-Limburg zijn er in Zuid-Limburg minder mogelijkheden voor intensieve vormen van grondgebruik op de plateaus. Dit komt door de aard van de ondergrond en de aanwezige omgevingskwaliteiten. Op de hogere zandgronden van Noord- en Midden-Limburg is, rekening houdend met de natuurlijke omstandigheden en de ruimteclaims vanuit verschillende transitieopgaven, een breed scala aan grondgebruiksvormen mogelijk.
Analyse
Het buitengebied in de directe omgeving van het plangebied omvat in hoofdzaak het Kasteel en de kasteeltuinen van Arcen, gesitueerd in deelgebied zuid. In het buitengebied zelf vinden geen werkzaamheden plaats, afgezien van een klein deel in het uiterste zuiden van deze zone. De dijkverlegging en het beekherstel zorgt hier niet voor een aantasting van de bestaande omgevingskwaliteiten.
Kasteellandschap
Ten aanzien van het Kasteel en de kasteeltuinen van Arcen dient te worden opgemerkt dat het kasteellandschap waarbinnen het kasteel en de kasteeltuinen zijn gesitueerd verder reikt dan de wegen die het complex omringen (Schans, Kasteellaan, Lingsforterweg, parallelweg N271), zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Limburg. De Wymarsche watermolen en de daarbij behorende oude molenvijvers maken ook onderdeel uit van het kasteellandschap en zijn de bossen in het omringend gebied onderdeel van de historische parkaanleg. Bezien vanuit dit oogpunt heeft de aanleg van de nieuwe kering wel degelijk invloed op het kasteellandschap. Bij het ontwerp van de kering is zoveel mogelijk gekeken naar de voor het kasteellandschap minst schadelijke oplossing om hoogwaterberscherming en cultuurhistorie met elkaar te verenigen. De gekozen inpassing is met Stischting Limburgs Landschap en de gemeente Venlo overeengekomen.
Landelijke kern
De leefbaarheid en vitaliteit van de kernen in het landelijk gebied is belangrijk. Een aantal
kernen vervult op sommige terreinen een regionale verzorgende functie met onderwijs,
zorg, cultuur, winkels en werklocaties. De zorg voor een goede kwaliteit van de leefomgeving en een goede bereikbaarheid zijn hier belangrijke uitgangspunten.
Analyse
Met de landelijke kern wordt het stedelijk gebied van Arcen bedoeld. De dijkverlegging heeft geen directe raakvlak met de leefbaarheid en vitaliteit van de kern Arcen als bedoeld in dit kader. Wel zorgt de dijkverlegging ervoor dat nu en in de nabije toekomst het gebied veilig bewoonbaar blijft hetgeen een positief effect heeft op de leefbaarheid van de kern.
Conclusie
Gelezen het voorgaande past de ontwikkeling binnen de beleidskaders zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Limburg.
3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
Algemeen
Op 12 december 2014 is de 'Omgevingsverordening Limburg 2014' vastgesteld. Hierin staan de regels die het omgevingsbeleid van de Omgevingsvisie Limburg juridische binding geven. De Omgevingsverordening Limburg 2014 komt in zijn geheel te verallen op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Op dat moment wordt deze vervangen door de Omgevingsverordening Limburg 2021 (zie paragraaf 3.2.3).
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 staan regels op het gebied van milieu, wegen, water, grond, landbouw, natuur, wonen en ruimte. Kortom alle regels die betrekking hebben op het omgevingsbeleid zijn ondergebracht in één verordening. De Omgevingsverordening bevat grofweg twee typen regels:
- instructieregels gericht tot gemeenten of het waterschap;
- regels voor activiteiten die rechtstreeks voor een ieder gelden of voor specifieke doelgroepen.
Het plangebied en het planvoornemen zijn gesitueerd binnen een aantal zoneringen van kaarten welke relevante onderwerpen van de Omgevingsverordening aansnijden. Hierna volgen de voor het voorgneomen planvoornemen meest relevante onderwerpen.
Beschermingszones natuur en landschap
Uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Limburg blijkt dat het plangebied de bronsgroene landschapszone en de zilvergroene en goudgroene natuurzones doorkruist (zie figuur 41).
Figuur 41: uitsnede kaart 'Beschermingszones natuur en landschap' behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2014.
Goudgroene natuurzone
Ten aanzien van de Goudgroene natuurzone geeft de verordening (paragraaf 2.6) aan dat een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied dat deel uitmaakt van deze natuurzone, geen nieuwe activiteiten of een wijziging van de bestaande activiteiten mogelijk maakt die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten.
Dit verbod is niet van toepassing op nieuwe activiteiten of de wijziging van bestaande activiteiten indien sprake is van een groot belang, er geen reële alternatieven zijn en uit het ruimtelijke plan blijkt dat en hoe negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en voor het overige worden gecompenseerd (een-op-een en op financiële wijze of in natura in nog niet gerealiseerde delen van de Goudgroene natuurzone). Voor de wijze waarop invulling moet worden gegeven aan de compensatieverplichting heeft de provincie de 'Beleidsregel natuurcompensatie' vastgesteld.
Analyse
In paragraaf 3.2.1, onder Natuurnetwerk Limburg (waar de Goudgroene natuurzone onder valt), is reeds geanalyseerd dat de dijkverlegging en beekherstel in het deelgebied zuid in hoofdzaak plaatsvindt binnen de met Natuurnetwerk Limburg aangewezen zone (waaronder Barbara's Weerd en Maasduinen) en dientengevolge de aantasting als gevolg van het planvoornemen gecompenseerd dient te worden. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld waarin inzichtelijk is gemaakt wat de effecten van het planvoornemen zijn op de wezenlijke kenmerken en waarden en kernkwaliteiten, inclusief de bijbehorende uitwerking van de compensatieopgave. Dit plan is te raadplegen als bijlage 1 bij voorliggende toelichting.
Bronsgroene landschapszone en Zilvergroene natuurzone
Ten aanzien van de Bronsgroene landschapszone geeft de verordening in paragraaf 2.7 aan dat in de toelichting van een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Bronsgroene landschapszone, een beschrijving moet worden opgenomen van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. Bij de compensatie van de negatieve effecten op natuurwaarden.
Voor de Zilvergroene natuurzone (paragraaf 2.13) geldt dat in de toelichting van een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Zilvergroene landschapszone, een beschrijving moet worden opgenomen van:
- a. de waarde van het plangebied als ecologische verbinding tussen gebieden gelegen binnen de Goudgroene natuurzone met het oog op de impact voor de habitattypen in de Natura 2000-gebieden;
- b. de waarde van het plangebied met het oog op de instandhouding van de natuurdoeltypen in de aangrenzende gebieden van de Goudgroene natuurzone;
- c. de wijze waarop rekening is gehouden met de waarden onder 1a en 1b en op gebiedsniveau per saldo geen kwaliteitsverlies plaatsvindt van bedoelde waarden;
en tevens van:
- d. de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten;
- e. de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan; en
- f. hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.
Analyse
In paragraaf 3.2.1, onder Groenblauwe mantel (waar deze zones onder vallen), is reeds geanalyseerd dat de dijkverlegging in de deelgebieden noord, midden en zuid plaatsvindt binnen de met Groenblauwe mantel aangewezen zone. Als gevolg van voorliggend planvoornemen is sprake van een netto oppervlakteverlies van de Groenblauwe mantel dat gecompenseerd dient te worden. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld waarin inzichtelijk is gemaakt wat de effecten van het planvoornemen zijn op de wezenlijke kenmerken en waarden en kernkwaliteiten, inclusief de bijbehorende uitwerking van de compensatieopgave. Dit plan is te raadplegen als bijlage 1 bij voorliggende toelichting.
Milieubeschermingsgebieden
Op basis van de kaart Milieubeschermingsgebieden van de Omgevingsverordening Limburg blijkt dat het plangebied is gelegen in de boringsvrije zone Venloschol (geheel) en een grondwaterbeschermingsgebied (gedeeltelijk).
Figuur 42: uitsnede kaart 'Milieubeschermingsgebieden' behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2014.
Ter plaatse van grondwaterbeschermingsgebieden is het onder andere verboden de grond dieper dan 3 meter beneden het maaiveld te roeren, werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten (artikel 4.3.1). Voor het uitvoeren van dergelijke werkzaamheden geldt een ontheffingsplicht.
Ter plaatse van de boringsvrije zone Venloschol is het verboden beneden de 5 meter NAP grond te roeren, een boorput maken of te hebben, werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten, etc. (artikel 4.4.2). Voor dergelijke werkzaamheden beneden 5 meter boven NAP geldt een ontheffingsplicht.
Analyse
Ten behoeve van de dijkverlegging is het noodzakelijk grond te roeren. De diepte is afhankelijk van de gekozen constructie van de kering. Met name voor de zelfsluitende kering in deelgebied midden en de kering ter hoogte van de Wymarsche Watermolen (deelgebied zuid), zijnde een kistdam, geldt dat hiervoor dieper dan 3 meter beneden maaiveld en 5 meter beneden NAP grond geroerd moet worden. Daarnaast wordt over de gehele lengte van het dijktraject een ondergrondse kwelscherm aangelegd waarvoor tevens grond moet worden geroerd dieper dan 3 meter beneden maaiveld en 5 meter beneden NAP. Voor deze werkzaamheden is dan ook een ontheffing Milieubeschermingsgebieden noodzakelijk.
Conclusie
Met inachtneming van de verplichtingen die volgen uit de Omgevingsverordening Limburg, zijnde een ontheffingsplicht en een compensatieplicht, voldoet het planvoornemen aan de regels van de Omgevingsverordening Limburg 2014.
3.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2021
Op 21 december 2021 is de Omgevingsverordening Limburg 2021 vastgesteld als opvolger van de Omgevingsverordening Limburg 2014. De nieuwe omgevingsverordening treedt echter pas in werking op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt (d.d. 1 januari 2024). Tot die tijd blijft de Omgevingsverordening Limburg 2014 van kracht. Desalniettemin wordt onderstaand alvast kort ingegaan op de Omgevingsverordening Limburg 2021.
De Omgevingsverordening Limburg 2021 is daar waar het plangebied en het planvoornemen raakt aan de in de verordening opgenomen regels inzake de thema's natuur en landschap en milieu een voortzetting van hetgeen in het huidig vigerende Omgevingsverordening Limburg 2014 is opgenomen en uiteengezet in voorgaande paragraaf.
Conclusie
Gelezen het voorgaande is het planvoornemen in lijn met het gestelde in de Omgevingsverordening Limburg 2021.
3.2.4 Provinciaal Waterprogramma 2022-2027
Op 17 december 2021 heeft de Provinciale Staten van Limburg het Waterprogramma 2022-2027 vastgesteld. Dit programma is een uitwerking van het waterbeleid uit de Omgevingsvisie Limburg en geeft richting aan het waterbeleid in de provincie.
Ten aanzien van de Maasvallei beschrijft het waterprogramma de opgave om het gebied te beschermen tegen hoogwater door maatregelen als rivierverruiming en/of dijkversterkingen om respectievelijk de waterstanden in de Maasvallei bij hoogwater zo laag mogelijk te houden en in 2050 aan de veiligheidsnormen uit de Waterwet te voldoen. Hierbij wordt ook de uitdaging geschetst om de negatieve impact van bijvoorbeeld dijkversterkingen op de omgevingskwaliteit zo beperkt mogelijk te houden door te kijken naar ontwerpoptimalisaties, maatwerk en innovatieve oplossingen.
De provincie participeert in een aantal 'hoogwater' gerelateerde gebiedsprojecten met het doel om in deze gebieden de gebiedskwaliteiten te versterken, waaronder in voorliggend dijkversterkingsproject in Arcen. Dit vanuit de rol als middenbestuur en hoeder van ruimtelijke kwaliteit.
Conclusie
Met voorliggend planvoornemen is sprake van een dijkversterking door middel van een dijkverlegging waarbij de nieuwe kering voldoet aan de veiligheidsnormen, zonder dat dit ten koste gaat van de (rivier)ruimte van de Maas. In samenhang wordt ook de benedenloop van de Lingsforterbeek verbetert om te voldoen aan de KRW-doelstelling. Deze maatregelen worden met de nodige zorg en door middel van maatwerk in de omgeving ingepast om de negatieve impact van dit project zo minimaal mogelijk te houden en plaatselijk zelfs te verbeteren. Het voorgenomen plan is kortom in lijn met het Provinciaal Waterprogramma.
3.3 Beleid Waterschap
3.3.1 Waterbeheerplan 2016-2021
Waterschap Limburg heeft met het Waterbeheerplan 2016 – 2021 een integraal beleids- en
uitvoeringsplan dat moet zorgen voor toekomstbestendig waterbeheer. Het beschrijft daarbij ook welke bijdrage het waterschap levert aan de Europese Kaderrichtlijn Water.
In het Waterbeheerplan benoemt Waterschap Limburg hoogwaterbescherming als belangrijkste taak voor het Maasdal. Anticiperen op klimaatverandering en het voorkomen van onveilige situaties zijn de opgaven voor de toekomst. Het Waterschap wil bebouwde gebieden beschermen door dijken of andere waterkeringen volgens de norm te versterken.
Het waterschap moet zorgen voor hoogwaterbescherming langs de Maas in Limburg conform de overstromingsrisicobenadering en de daarvoor geldende normen en uitgangspunten. Het wettelijke beschermingsniveau dat geldt voor bescherming tegen hoogwater Maas in Limburg is in 2017 vastgesteld.
De gevraagde hoogwaterveiligheid wordt sober, doelmatig en omgevingsgericht gerealiseerd, waarbij nauw wordt samengewerkt met partners in het stroomgebied van de Maas (nationale, regionale en lokale overheden, land- en tuinbouwsector, veiligheidsregio's, natuur- en terreinbeherende organisaties en belangenverenigingen van inwoners) en staan open voor innovatieve methoden van dijkversterking.
Conclusie
Met voorgenomen plan wordt de dijkversterkingsopgave voor het dijktraject Arcen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt waarmee het huidige wettelijke beschermingsniveau aldaar wordt verwezenlijkt. Het plan is hiermee in lijn met het Waterbeheerplan.
3.3.2 Beheerplan Waterkeringen 2017-2022
Het beheerplan waterkeringen is een uitwerking van het Waterbeheerplan 2016-2021, met als doel het vastleggen van de uitgangspunten op basis waarvan het waterschap invulling geeft aan de zorgplicht voor de waterkeringen.
Voor het afwegingskader van het type waterkeringen zijn de volgende uitgangspunten uit het
beheerplan van toepassing:
- Veilig en risicogestuurd: Een algemeen geldend uitgangspunt is dat de landelijke voorschriften de leidraad zijn in de realisatie van hoogwaterbescherming.
- Doelmatig: Doelmatig houdt in dat gezocht wordt naar oplossingen met de laagste kosten, gerekend over de gehele levensduur van de primaire waterkering (“Life Cycle Costing” of LCC). Dit betreft dus zowel de investering als de instandhoudingskosten.
- Toekomstbestendig: We anticiperen bij het ontwerpen van waterkeringen op toekomstige ontwikkelingen en onzekerheden. Doelstelling hierbij is dat het uitgevoerde ontwerp tijdens zijn beoogde levensduur aan de vigerende wettelijke eisen blijft voldoen, redelijkerwijs blijft functioneren en doelmatig kan worden beheerd zonder dat ingrijpende en kostbare aanpassingen tussentijds noodzakelijk zijn en dat het ontwerp uit te breiden is indien dat economisch verantwoord is.
- Duurzaam: We streven duurzaamheid na, zowel bij aanleg, in de gebruiksfase, als ook na einde levensduur. Hierbij is er bij de keuze voor een type waterkering een voorkeur voor materialen die volledig herbruikbaar zijn.
In het beheerplan wordt op hoofdlijnen ingegaan op de keuze voor verschillende typen waterkeringen. Hoewel in eerste instantie wordt gestreefd naar groene, stabiele en erosiebestendige waterkeringen zonder constructies kan uit ruimtelijke overwegingen worden gekozen voor een (gedeeltelijk) harde kering. Er wordt alleen voor volledig harde waterkeringen gekozen waar het echt niet anders kan. Nieuw te realiseren (permanent aanwezige) beweegbare keringen en coupures moeten in principe een maatschappelijk belang dienen.
Conclusie
Aan het beheerplan wordt invulling gegeven door, waar dat mogelijk is, een groene dijk aan te leggen (deelgebied Noord). Ten behoeve van het maatschappelijk belang en het behoud van waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische elementen en monumenten worden is voor de deelgebieden Midden (stedelijk gebied Arcen) en Zuid (Barbara's Weerd, Schanstoren, Weimarsche watermolen, Kasteeltuinen) gekozen voor respectievelijk een beweegbare kering en een volledig harde kering. Het plan past hiermee binnen de uitgangspunten van het beheerplan.
3.3.3 Afwegingskader type kering
De keuze voor een zelfsluitende kering in het stedelijk gebied van Arcen (deelgebied Midden) past binnen de beleidsregels van Waterschap Limburg maar is niet vanzelfsprekend. In het vastgestelde beleid "Afwegingskader type kering" d.d. 11 maart 2020, is in lijn met het Beheerplan Waterkeringen 2017-2022 een groene dijk de eerste keuze. Indien in verband met te weinig ruimte, of andere omstandigheden, een groene dijk niet inpasbaar is, wordt een harde kering (een betonnen constructie), eventueel deels aangevuld met glazen vensters, overwogen.
Een zelfsluitende kering is tot op heden nog steeds een van de kostbaarste keringen en past niet vanzelfsprekend in het financiële adagium van sober en doelmatig. In het beleid wordt voor bijvoorbeeld beschermde stads- en dorpsgezichten een uitzondering gemaakt.
Analyse
In het geval van Arcen is geen sprake van een beschermd stads- en dorpsgezicht. Om de door de omgeving gewenste zelfsluitende kering alsnog mogelijk te maken hebben het waterschap, de gemeente Venlo en de provincie Limburg samen met de directe bewoners en ondernemers binnen het plangebied gewerkt aan een sluitende 'business case'.
De gemeente Venlo, de provincie Limburg en het Nationaal Rampenfonds dragen (elk met €0,5 miljoen euro) bij aan het sluitend krijgen van de business case. De bowoners dragen het meest bij door de te ontvangen schadeloosstellingen volledig in te zetten voor de zelfsluitende kering. De herstelkosten voor de tuinen wordt voor eigen rekening van de bewoners genomen.
Conclusie
Door middel van de business case waar de betrokken partijen de extra kosten dragen als gevolg van de keuze voor de aanleg van een zelfsluitende kering in deelgebied Midden voldoet het plan aan de uitgangspunten van het afwegingskader.
3.3.4 Keur Waterschap Limburg
Het waterschap heeft de zorg voor het watersysteem: de veiligheid tegen hoog water en het beheer van grond- en oppervlaktewater. Binnen het beheergebied is Waterschap Limburg bevoegd gezag voor integraal waterbeheer en voor het (laten) toepassen van nationale en Europese wetgeving voor waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit.
Omdat handelingen van derden in de leefomgeving, bijvoorbeeld: bouwwerken, werkzaamheden of activiteiten, daarvoor een risico’s met zich mee kunnen brengen, heeft het waterschap een verordenende bevoegdheid. De specifieke verordening voor regulering van handelingen door derden in de omgeving van of met invloed op water, heet Keur.
De Keur Waterschap Limburg, vastgesteld op 1 april 2019, bevat in het belang van het waterbeheer, voor het overgrote deel beperkende regelgeving voor activiteiten door derden in de leefomgeving. Daarnaast biedt de Keur mogelijkheden hoe deze activiteiten door derden in de leefomgeving wel uitvoerbaar zijn en verenigbaar zijn of zijn te maken met het belang van water.
Conclusie
Voor de aanleg van een nieuw dijktraject, waarbij diverse waterstaatswerken worden gewijzigd, en de werkzaamheden in het kader van de beekherstel van de Lingsforterbeek is geen sprake van een dergelijke vergunningplicht op grond van de Keur en de Waterwet, omdat deze werkzaamheden door of vanwege de waterbeheerder zelf worden uitgevoerd. Conform artikel 5.4 van de Waterwet is de waterbeheerder verplicht om voor de aanleg of wijziging van waterstaatswerken een projectplan op te stellen. Zo ook voor voorliggend planvoornemen.
3.3.5 Legger
Het waterschap is op grond van verplicht artikel 5.1 van de Waterwet en artikel 78, lid 2 van de Waterschapswet verplicht leggers van waterstaatswerken op te stellen. Een legger is een openbaar register, waarin gegevens van waterstaatswerken zijn opgenomen, zoals de locatie, vorm en afmetingen, de onderhoudsverplichtingen en de onderhoudsplichtigen. Onder waterstaatswerken wordt begrepen: oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken, zoals gemalen en sluizen.
Juridisch moet de legger op grond van de Waterwet worden onderscheiden van de ‘onderhoudslegger’ als bedoeld in de Waterschapswet. In de ‘Waterschapswetlegger’ worden de onderhoudsplichtigen of -verplichtingen aangewezen. In de praktijk worden beide leggers nogal eens in één document opgenomen.
De functie van de legger is om inzage te geven in de beheer- en onderhoudstaken van het waterschap en derden van de in de legger opgenomen waterstaatswerken. Dat betekent dat het gaat om de beheertaken en onderhoudsplichten van het waterschap en om de onderhoudsverplichtingen van derden waarop het waterschap toezicht uitoefent. Daarbij geeft de legger ook aan tot waar het regime van de keur van toepassing is. Door een duidelijke vastlegging van een waterstaatswerk in de legger wordt duidelijk waar (met name) de gedoogplichten gelden (hst. 5 Waterwet) en de voorschriften uit hoofdstuk 6 van de Waterwet alsook de keur van het waterschap.
De legger is verder van belang voor de toetsing van de waterstaatswerken aan de gestelde normen. Deze toetsing is mogelijk door de gegevens in de legger, waarin de vereiste toestand van de waterstaatswerken is aangegeven, te vergelijken met de feitelijke toestand van de waterstaatswerken.
Tot slot is de legger van belang voor het aangegeven van de ruimtelijke reikwijdte waarop het regime van de keur van toepassing is.
Conclusie
Waterschap Limburg heeft de 'Waterwetlegger' en de 'Waterschapswetlegger' in een document opgenomen, waarin de gegevens met betrekking tot de huidige primaire waterkering binnen het plangebied is vastgelegd. Gezien de aard van voorliggend planvoornemen waarbij sprake is van de aanleg van een nieuw dijktracé ten faveure van het huidige dijktracé is ook een leggerwijziging nodig. De leggerwijziging is een specifieke besluitvorming dat parallel loopt met het door het waterschap op te stellen projectplan.
De procedure met betrekking tot de voogenomen leggerwijziging is per 1 januari 2024 vervangen door de procedure met betrekking tot de wijziging van de werkingsgebieden van de Waterschapsverordening Limburg.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Venlo 2040 - Strategische visie gemeente Venlo
Met de strategische Visie 'Venlo 2040', zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Venlo op 26 mei 2021, is de hoofdrichting beschreven van de toekomstige ontwikkeling van Venlo. Deze hoofdrichting heeft een abstract karakter en wordt nader geconcretiseerd in onderliggende beleidsdocumenten. Feitelijk is sprake van een actualisatie van de Strategische visie 2030.
In de nieuwe strategische visie zijn nieuwe opgaven toegevoegd zoals (de voortgaande) digitalisering, duurzaamheid, energie en klimaat. Als leidraad voor het bestaande 'stedelijk' beleid staat de strategische koers echter nog steeds recht overeind: het zijn van een vitale (in omvang) licht groeiende gemeenschap met voldoende koopkracht om de voorzieningen in stand te houden, om de economie draaiende te houden.
Naast een bescheiden groei van het aantal inwoners wordt ook gekeken naar een versterking van natuurwaarden van het gebied waarin ook de opwekking van energie en klimaatadaptatie een plek heeft gekregen. Bij de inpassing van alle functies wordt niet alleen gekeken naar de schaal van Venlo, maar ook naar de regionale schaal.
Bij ingrepen ten behoeve van natuurontwikkeling en hoogwaterbeveiliging wordt gekozen voor een robuuste aanpak, waarbij functievermenging (met o.a. vrijetijd, toerisme en agrarische bedrijvigheid) en kwaliteit belangrijke uitgangspunten zijn. Samen met de inwoners van Arcen is gezocht naar creatieve oplossingen die bijdragen aan de kwaliteit van hun woonomgeving.
Afweging
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de algemene kaders van de strategische visie 'Venlo 2040'. Zo wordt invulling gegeven aan de doelstelling om de ingreep ten behoeve van hoogwaterveiligheid zoveel mogelijk te combineren met andere functies dan wel bij het planontwerp rekening te houden met andere functies, zoals vrijetijd en toerisme, alsmede de wensen van de direct omwonenden om zodoende de kwaliteit van de woon- en leefomgeving in stand te houden en/of te verbeteren. Een voorbeeld hiervan is de zelfsluitende kering in de tuinen in deelgebied midden, waarbij alleen tijdens hoogwater de kering zichtbaar/aanwezig is.
3.4.2 Ruimtelijke Structuurvisie Venlo 2014
Op 25 juni 2014 heeft de gemeenteraad van Venlo de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo vastgesteld. In de structuurvisie staan de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor de gemeente Venlo beschreven. In de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo zijn niet de regels, maar de ambities en opgaven het uitgangspunt. Nieuwe initiatieven worden in de toekomst nadrukkelijker beoordeeld op het maatschappelijk rendement. Dit rendement wordt bepaald door de mate waarin ontwikkelingen bijdragen aan het bereiken van de ambities van Venlo die zijn vastgelegd in de Strategische Visie 2030, die inmiddels is opgevolgd door de in de voorgaande paragraaf beschreven visie 'Venlo 2040 – Strategische visie gemeente Venlo'.
De ruimtelijke structuurvisie is verdeeld in vijf thema's, de zogenaamde 'majeure opgaven'. Daarnaast zijn er drie aandachtspunten geformuleerd die op elke ruimtelijke beslissing van toepassing zijn, de 'basisprincipes'. Majeure opgaven:
- 1. Drukte in het ommeland: het contrast tussen het buitengebied en het stedelijk gebied verscherpen door het buitengebied ook daadwerkelijk als buitengebied te behandelen. Dit betekent het combineren van meerdere functies, zoals landbouw, recreatie, waterberging en natuurontwikkeling.
- 2. Ruimte in de stad: het contrast tussen het buitengebied en het stedelijk gebied verscherpen door de beschikbare ruimte in bestaand stedelijk gebied maximaal te benutten.
- 3. Leven met de Maas: ruimte geven aan de rivier en haar beken om te anticiperen op klimaatverandering.
- 4. Voorzieningen op maat: zorgen voor vitale en toekomstbestendige voorzieningenclusters die aansluiten bij de reële behoefte van de samenleving.
- 5. Robuuste structuren: werken aan een weerbare infrastructuur voor personen- en goederenvervoer. Daarnaast vraagt het gebruik van de ondergrond en het opwekken van schone energie steeds meer aandacht.
Naast deze 'majeure opgaven' wordt er uitgegaan van drie basisprincipes, aandachtspunten die van toepassing zijn op elk ruimtelijk initiatief. Dit betekent concreet dat een initiatief als kansrijker wordt beschouwd als:
- het de uitgangspunten van Cradle to Cradle (C2C) als vertrekpunt hanteert;
- de vraag wordt gesteld wat het betrekken van (Duitse) regiogemeenten kan betekenen;
- hetzelfde georganiseerd draagvlak geniet.
Een belangrijke opgave is Leven met de Maas (nummer 3.). Voor de gemeente Venlo is de noodzaak om zich voor te bereiden op de gevolgen van klimaatverandering. Venlo krijgt te maken met grotere hoogwaterpieken in beken en in de Maas door extremere neerslagmomenten en langere perioden van droogte. Er moeten maatregelen worden getroffen en door middel van slimme oplossingen moet de gemeente zich aanpassen aan de toenemende onzekerheid en onvoorspelbaarheid van het klimaat. Tegelijkertijd wil de gemeente de Maasvallei koesteren als
natuurlijke, authentieke en langzame tegenhanger van het zich dynamisch en grootschalig ontwikkelende Noord-Limburg als agrologistieke hotspot. De ‘levende rivier’ moet de ruimte worden gegeven, waarbij het principe ‘ruimte waar het kan, dijken waar het moet’, wordt gehanteerd. Het wettelijke beschermingsniveau tegen hoogwater in de regio Venlo is nog niet op orde. De gemeente wil waterveiligheidsmaatregelen tot 2024 aanpassen aan de opgave voor de nog langere termijn, zodat de dijkaanpassingen in één keer goed kunnen worden uitgevoerd. Hierbij streeft de gemeente naar win-win-situaties met andere functies in een gebied.
Conclusie
De doelstelling van het dijkversterkingsprogramma is primair: het verbeteren van de waterveiligheid in de Maasvallei (versterkingsopgave). De dijkversterking Arcen is noodzakelijk om bescherming te bieden tegen hoogwater. Tegelijkertijd wordt met het dijkversterkingsproject het tracé van de kering daar waar dat mogelijk is zodanig aangepast c.q. verlegd dat ook rekening wordt gehouden met de noodzakelijke ruimte voor de rivier de Maas. Daarnaast wordt rekening gehouden met de noodzakelijke ruimte voor de Lingsforterbeek ter plaatse van het te kruisen dijktraject. Het planvoornemen voldoet hiermee aan het uitgangspunt 'ruimte waar het kan, dijken waar het moet' van het thema 'Leven met de Maas'. De dijkversterking Arcen voldoet daarmee aan de structuurvisie.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Milieu
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
4.1.1 Bodemkwaliteit
4.1.2 Bedrijven en milieuzonering
4.1.3 Externe veiligheid
4.1.4 Geluid
4.1.5 Luchtkwaliteit
4.1.6 Milieueffectrapportage
4.2 Waarden
4.2.1 Archeologie
4.2.2 Cultuurhistorie
4.2.3 Natuurwaarden
4.3 Waterparagraaf
4.3.1 Inleiding
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Limburg en Rijkswaterstaat. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
4.3.2 Beleid
Waterwet (2009)
De Waterwet regelt het beheer van oppervlakte-, grond- en stedelijk water en verbeterd de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De waterwet heeft verschillende wetten uit het verleden vervangen, waaronder de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de Wet gemeentelijke watertaken.
Nationaal Water Programma 2022-2027
Dit plan bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid. Het beschrijft de werking en de bescherming van de watersystemen in Nederland, en de benodigde maatregelen en ontwikkelingen. Streven naar schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is.
Voor voorliggend planvoornemen is dit programma relevant, omdat het aandacht vraagt voor schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief is en toekomstbestendig.
4.3.3 Huidige situatie
4.3.4 Toekomstige situatie
4.3.5 Conclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- de toelichting;
- de planregels;
- de verbeelding.
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
5.2 Regels En Verbeelding
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In het plangebied komen verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen voor. De opbouw van alle (dubbel)bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden.
Niet alle onderdelen komen in iedere bestemming voor. Zo komen omgevingsvergunningenstelsels voor werken en werkzaamheden uitsluitend voor in (dubbel)bestemmingen waar sprake is van te beschermen waarden of belangen. Hierna volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie en horeca. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt weergegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. Tevens wordt in een aantal bestemmingen aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zin 'met daarbij behorende'.
Bouwregels
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel gelden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
Met betrekking tot de bouwregels ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de primaire kering is geen hoogte of omvang opgenomen. Bij de beoordeling van aanvragen om een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van deze bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt door het beveogd gezag gekeken in hoeverre de omvang van deze bouwwerken, gen gebouwen zijnde, overeenkomt met wat hiervoor in het vastgestelde Projectplan Waterwwet is opgenomen.
Nadere eisen
Nadere eisen kunnen worden gesteld ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de omgevingsvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze afwijkingen zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze in (bijna) alle gevallen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast.
Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan afgeweken wordt, de maximale afwijking die met de afwijking kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder kan worden afgeweken. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen, dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig worden geacht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdig gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
Afwijken van de gebruiksregels
Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via afwijking kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een
omgevingsvergunning gebonden te worden.
In deze beheersverordening komen de volgende bestemmingen voor:
Agrarisch(artikel 3)
De bestemming 'Agrarisch' is toegekend aan alle gebieden waar het feitelijke ruimtegebruik agrarisch is en waar geen bijzondere waarden vanuit het oogpunt van landschap, cultuurhistorie of natuur voorkomen.
Agrarisch met waarden (artikel 4)
De gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ zijn bestemd voor instandhouding, herstel en ontwikkeling van de abiotische, natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de gronden. Daarnaast zijn grondgebonden landbouw toegestaan. Ter bescherming van de aanwezige waarden is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.
Bedrijf (artikel 5)
Deze bestemming ziet toe op de Hertog Jan Brouwerij.
Bos (artikel 6)
De gronden met de bestemming ‘Bos’ zijn bestemd voor bescherming en instandhouding van bos en voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor instandhouding van het oppervlaktewater, extensief recreatief medegebruik en voor paden. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Ter bescherming van de aanwezige waarden is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.
Cultuur en ontspanning (artikel 7)
De gronden met de bestemming ‘Cultuur en ontspanning’ zijn bestemd voor instandhouding, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het kasteel en de kasteeltuinen en voor recreatieve voorzieningen in de vorm van de exploitatie van het kasteel en de kasteeltuinen.
Detailhandel (artikel 8)
De gronden met de bestemming ‘Detailhandel’ zijn bestemd voor detailhandel. Supermarkten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de gelijknamige aanduiding. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is een bedrijfswoning toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Op de verbeelding zijn de maximum goot- en bouwhoogte aangeduid. In de regels zijn nadere bebouwingsregels opgenomen.
Gemengd (artikel 9)
De gronden met de bestemming ‘Gemengd’ zijn bestemd voor wonen op de verdiepingen en, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’, ook voor wonen op de begane grond. De overige toegelaten functies zijn aangeduid op de verbeelding. Ter plaatse van de betreffende aanduidingen zijn een bed & breakfast, detailhandel (met uitzondering van supermarkten), dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven (in milieucategorie 1 en 2) toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. In de regels zijn bouwregels opgenomen voor hoofdgebouwen en voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Groen (artikel 10)
De gronden met de bestemming ‘Groen’ zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, bermen en beplanting en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – kapel’ is een kapel toegestaan. Binnen deze bestemming mogen, naast de aangeduide kapellen, uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
Horeca (artikel 11)
De gronden met de bestemming ‘Horeca’ zijn bestemd voor horecabedrijven in categorie 1, 2, 3 en 5 alsmede een zalencentrum/zaalverhuur. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Op de verbeelding zijn de maximum goot- en bouwhoogte aangeduid. In de regels zijn nadere bebouwingsregels opgenomen.
Natuur (artikel 12)
De gronden met de bestemming ‘Natuur’ zijn bestemd voor instandhouding, herstel en ontwikkeling van de abiotische, natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden. Daarnaast zijn waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Ook ondergeschikt agrarisch medegebruik en extensief recreatief medegebruik zijn toegelaten. Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Recreatie (artikel 13)
De gronden met de bestemming ‘Recreatie’ zijn bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen en – ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’ – horeca als ondergeschikte activiteit. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Op de verbeelding zijn de maximum goot- en bouwhoogte aangeduid. In de regels zijn nadere bebouwingsregels opgenomen.
Verkeer (artikel 14)
De gronden met de bestemming ‘Verkeer’ zijn bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen, waarbij wordt gestreefd naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemming mogen uitsluiten gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en garageboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox’ worden gebouwd.
Water (artikel 15)
De gronden met de bestemming ‘Water’ zijn bestemd voor waterberging, waterhuishouding en ecologische natuurwaarden, waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen en voor kruisingen en overbruggingen. Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Wonen (artikel 16)
De gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn bestemd voor wonen, waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen per woning) en voor aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten aan huis. Ter plaatse van de betreffende aanduidingen zijn een bed & breakfast, dienstverlening, een kantoor, een showroom voor vloeren en een nutsvoorziening in de vorm van een rioolgemaal toegestaan. Daarnaast zijn tuinen, erven en onbebouwde erven en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de bouwvlakken. Op de verbeelding zijn de maximum goot- en bouwhoogte voor hoofdgebouwen aangeduid. In de regels zijn nadere bebouwingsregels opgenomen voor hoofdgebouwen en voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Leiding - Riool (artikel 17)
De gronden met de dubbelbestemming ‘Leiding – Riool’ zijn mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een rioolleiding. Op de gronden geldt een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden.
Waarde - Cultuurhistorie 1 t/m 4 (artikel 18, 19, 20 en 21)
De gronden met dubbelbestemmingen ‘Waarde – Cultuurhistorie’ zijn, naast de andere voor die gronden geldende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende cultuurhistorische en archeologische waarden. Er mag slechts onder voorwaarden worden gebouwd. Daarnaast is voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd. In iedere bestemming zijn ondergrenzen opgenomen: werkzaamheden die minder diep zijn dan 0,4 meter of minder groot dan de in de bestemming aangegeven ondergrens (variërend van 0 tot 5.000 m2) zijn vrijgesteld van de archeologische onderzoeksverplichting.
Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed (artikel 22)
De gronden met de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed’ zijn, naast de andere voor die gronden geldende bestemmingen, mede bestemd voor een stroomvoerende functie. Op de gronden geldt een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast is voor verschillende werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd
Waterstaat – Waterbergend rivierbed (artikel 23)
De gronden met de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterbergend rivierbed’ zijn, naast de andere voor die gronden geldende bestemmingen, mede bestemd voor een waterbergende functie. Op de gronden geldt een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast is voor verschillende werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd.
Waterstaat – Waterkering (artikel 24)
De gronden met de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ zijn, naast de andere voor die gronden geldende bestemmingen, mede bestemd voor het beheer en onderhoud van de waterkering. Op de gronden geldt een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast is voor verschillende werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 25) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 26) Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene aanduidingsregels (artikel 27)
In dit artikel zijn bestemmingsgrensoverschrijdende gebiedsaanduidingen opgneomen die toezien op de bescherming en instandhouding van de primaire waterkering alsmede van de cultuurhistorisch waardevolle elementen.
Algemene afwijkingsregels (artikel 28) In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 29) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 30) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
De voorgenomen activiteiten ten behoeve van de dijkversterking bij Arcen als onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma Noordelijke Maasvallei, zijn door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat opgenomen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft geen juridische rol als bevoegd gezag in relatie tot de Waterwet, m.e.r.-beoordeling, etc., maar legt wel de normen vast en is grotendeels verantwoordelijk voor de financiering. Aangezien de voorgenomen activiteiten onderdeel zijn van het HWBP, is de financiële uitvoerbaarheid van het project gewaarborgd.
6.2 Grondverwerving
Het waterschap is verantwoordelijk voor het verwerven van de benodigde gronden door middel van aankoop of ruil. Uitgangspunt is dat grondverwerving minnelijk plaatsvindt. Na de onderhandelingen bereiken de eigenaren/rechthebbenden en het waterschap een akkoord over de schadeloosstelling en de voorwaarden van de verwerving van de gronden. Taxatie vindt plaats door een onafhankelijke taxateur buiten het waterschap. Wanneer de onderhandelingen niet tot overeenstemming leiden, kan het waterschap een onteigeningsprocedure opstarten. Indien noodzakelijk wordt op basis van artikel 5.24 van de Waterwet de gedoogplicht ingezet. Overeenkomstig dit artikel kan de beheerder, ‘voor zover dat voor de vervulling van zijn taken redelijkerwijs nodig is, rechthebbenden ten aanzien van onroerende zaken de verplichting opleggen om de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk en de daarmee verband houdende werkzaamheden te gedogen, wanneer naar zijn oordeel de belangen van die rechthebbenden onteigening niet vorderen’.
Tijdelijk ruimtebeslag ten behoeve van de dijkversterking, bijvoorbeeld voor werkstroken, vindt plaats op gronden in eigendom van agrariers en particulieren. Tijdelijke werkzaamheden die noodzakelijk zijn op gronden van agrariërs en particulieren worden in goed overleg met de betreffende eigenaren uitgevoerd.
6.3 Financieel Nadeel
Voor het wijzigen, versterken en/of aanleggen van een primaire kering wordt een Projectplan Waterwet opgesteld. Het Projectplan Waterwet is op zichzelf geen planologisch besluit. Als het wijzigen, versterken en/of aanleggen van een kering niet past in het bestemmingsplan dan is het nodig het bestemmingsplan te herzien, zoals in voorliggende situatie. Hierdoor kan planschade ontstaan, dit is waardevermindering van onroerende zaken of inkomens- of bedrijfsschade die ontstaat door een wijziging van de planologische situatie. De Wet ruimtelijke ordening bevat een grondslag voor vergoeding van planschade. Vergoeding van planschade is samengevat alleen mogelijk indien de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de burger of de onderneming behoort te komen en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
Normaliter is de gemeente het bevoegd gezag voor een verzoek om vergoeding van planschade, maar op grond van de Waterwet blijft de regeling van de Wet ruimtelijke ordening buiten toepassing in de situatie dat iemand een beroep doet of kan doen op de schadevergoedingsregeling (regeling nadeelcompensatie) op grond van het bepaalde in artikel 7.14 van de Waterwet. Dit betekent dat het waterschap beslist op een verzoek tot vergoeding van planschade en de mogelijke planschade vergoedt.
Verzoeken of aanvragen voor nadeelcompensatie worden conform de Verordening Nadeelcompensatie Waterschap Limburg afgehandeld. Deze regeling kan worden geraadpleegd op de website van het waterschap (www.waterschaplimburg.nl/nadeelcompensatie). Het verzoek tot vergoeding van de schade dient een motivering van het verzoek en indien redelijkerwijs mogelijk een onderbouwing van de hoogte van de gevraagde schadevergoeding te bevatten.
6.4 Conclusie
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
- 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
- 2. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
- 3. Vaststelling door gemeenteraad
- 4. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan
7.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties.
Voorliggend bestemmingsplan is in overleg met het Waterschap Limburg en de Provincie Limburg opgesteld. Ook Rijkswaterstaat is betrokken geweest bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Derhalve heeft geen apart vooroverleg plaatsgevonden met deze partijen.
7.2 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan, het projectplan Waterwet Arcen en het bijbehorende milieueffectrapport fase 2 en de omgevingsvergunning met betrekking tot de activiteit kappen doorlopen de projectprocedure voor waterstaatswerken, conform paragraaf 2 van hoofdstuk 5 van de Waterwet. Op de voorbereiding van deze besluiten is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Op grond van artikel 5.8 en 5.12 van de Waterwet coördineren Gedeputeerde Staten van Limburg de bekendmaking van de besluiten die voor de uitvoering van het projectplan nodig zijn.
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft gelijktijdig met de overige stukken vanaf 7 december 2023 tot en met 17 januari 2024 ter inzage gelegen. Dit is op 6 december 2023 gepubliceerd in het Provinciaal Blad en het Waterschapsblad.
Tijdens deze termijn zijn 3 schriftelijke zienswijzen ingediend tegen het ontwerp-bestemmingsplan. Voor de beantwoording hiervan wordt verwezen naar de zienswijzennota, welke is opgenomen in bijlage 19.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Aan Huis Gebonden Bedrijven
Bijlage 2 Lijst aan huis gebonden bedrijven
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Verkennend (Water)bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend (water)bodemonderzoek
Bijlage 3 Aanvullend (Water)bodemonderzoek Dijklichaam
Bijlage 3 Aanvullend (water)bodemonderzoek dijklichaam
Bijlage 4 Aanvullend (Water)bodemonderzoek T.p.v. Schans 20
Bijlage 4 Aanvullend (water)bodemonderzoek t.p.v. Schans 20
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Bureauonderzoek Archeologie
Bijlage 6 Bureauonderzoek archeologie
Bijlage 7 Verkennend Booronderzoek Archeologie
Bijlage 7 Verkennend booronderzoek archeologie
Bijlage 8 Karterend Booronderzoek Archeologie
Bijlage 8 Karterend booronderzoek archeologie
Bijlage 9 Cultuurhistorisch Onderzoek
Bijlage 9 Cultuurhistorisch onderzoek
Bijlage 10 Verkennend Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 10 Verkennend Flora- en Faunaonderzoek
Bijlage 11 Soortgericht Onderzoek
Bijlage 11 Soortgericht onderzoek
Bijlage 12 Activiteitenplan
Bijlage 13 Voortoets Natura-2000
Bijlage 13 Voortoets Natura-2000
Bijlage 14 Passende Beoordeling
Bijlage 14 Passende beoordeling
Bijlage 15 Stikstofdepositieonderzoek
Bijlage 15 Stikstofdepositieonderzoek
Bijlage 16 Compensatieplan
Bijlage 17 Integraal Waterhuishoudingsplan
Bijlage 17 Integraal Waterhuishoudingsplan
Bijlage 18 Geohydrologisch Onderzoek
Bijlage 18 Geohydrologisch onderzoek