KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging, Bestaande Situatie En Begrenzing
1.3 Vigerende Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Geluid
4.4 Natuur
4.5 Water
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Geur
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Plansystematiek
5.2 Opzet Van De Regels
5.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Vooroverleg En Inspraak
7.2 Zienswijzen
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Tekeningen Bouwregels
Bijlage 3 Nota Industriegeluid
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Natuurtoets
Bijlage 3 Stikstofonderzoek
Bijlage 4 Externe Veiligheid

Renewi Venlo

Bestemmingsplan - Gemeente Venlo

Vastgesteld op 22-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

Het Bestemmingsplan 'Renewi Venlo' van de gemeente Venlo.

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aangebouwd bijgebouw:

Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en) en in bouwkundige zin ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 Aan- en/of uitbouw:

Een aan een hoofdgebouw vastgebouwd gebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

1.7 Afvalverwerkende bedrijven:

Industriële en ambachtelijke bedrijven gericht op de be- en verwerking van afvalstoffen als bedoeld in de afvalstoffenwet en andere milieuwetgeving.

1.8 Ander bouwwerk:

Een bouwwerk geen gebouw zijnde.

1.9 Andere geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden.

1.10 Antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 Archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.

1.12 Archeologisch onderzoek:

Onderzoek naar archeologische waarden uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm voor Nederlandse Archeologie (versie 3.1).

1.13 Archeologisch waardevol gebied:

Gebied met zeer hoge archeologische waarden of verwachting.

1.14 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 Bebouwingspercentage:

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.16 Bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.

1.17 Bedrijfsgebouw:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.18 Bedrijfsvloeroppervlak:

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.19 Begane grond:

Een bouwlaag geen verdieping zijnde.

1.20 Beperkt kwetsbaar object:

Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (zoals dit geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.21 Beschermingsniveau:

Hoogte boven NAP die een waterkering dan wel een bouwpeil minimaal moet hebben teneinde bebouwing bescherming te bieden tegen (schade tengevolge van) hoogwater, optredend bij een overstroming met een herhalingstijd van 1:50, 1:250 of 1:1.250 jaar.

1.22 Bestaand:

Bebouwing:

De als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

Gebruik:

Gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.

1.23 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.24 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.26 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.27 Bouwhoogte:

Het hoogste punt van een schuin dan wel plat dak.

1.28 Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van 3,00 m voor woningen.

1.29 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.30 Bouwperceelgrens:

Een grens van een bouwperceel.

1.31 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.32 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 Bijgebouw:

Een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

1.34 Bijzondere doeleinden:

Doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religie, medisch-sociale, maatschappelijke en culturele functies.

1.35 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 Geluidbelasting vanwege een industrieterrein:

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichting behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoelt in de Wet geluidhinder.

1.38 Geluidsgevoelige functies:

Bewoning en andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidshinder spoorwegen.

1.39 Geluidsgevoelige gebouwen:

Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidshinder spoorwegen.

1.40 Geluidzone industrie:

Geluidscontour rond een industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A).

1.41 Geluidzoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.42 Grondgebonden woning:

Een gebouw met hoofdzakelijk een woonfunctie waar één woning aanwezig is.

1.43 Hoofdgebouw:

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.44 Horizontale diepte van een gebouw:

De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

1.45 Kantoor:

Een gebouw of ruimte, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.46 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

De in de Lijst van bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.47 Kwetsbaar object:

Een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (zoals dit geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.48 Lijst van bedrijfsactiviteiten:

De lijst van bedrijven bevat basisinformatie voor milieuzonering, en is opgenomen in de bijlagen behorende bij deze regels.

1.49 Maatschappelijk:

Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven.

1.50 Mantelzorg:

Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.51 Omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

1.52 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

1.53 Omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c juncto artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

1.54 Omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

1.55 Onderbouw:

Een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven straatpeil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.

1.56 Ondergeschikte activiteit:

Activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.

1.57 Ondergronds bouwwerk:

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.58 Overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.

1.59 Parkeervoorziening:

Een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.

1.60 Peil:

Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;

1.61 Perceelgrens:

Een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.62 Productiegebonden detailhandel:

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. Maximaal 10% van het bedrijfsoppervlak, met een maximum van 300 m², mag voor productiegebonden detailhandel worden gebruikt.

1.63 Risicovolle inrichting:

een inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.

1.64 Uitbouw:

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.65 Verkeer:

Wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, railverkeer, luchtverkeer, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting en/of straatmeubilair.

1.66 Verkoopvloeroppervlakte:

De totale oppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (dit is de netto vloeroppervlakte).

1.67 Verticale diepte van een gebouw:

De diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

1.68 Volumineuze goederen:

Goederen die vanwege de omvang en aard daarvan een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen of landbouwmachines.

1.69 Voorgevel:

Een of meer gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).

1.70 Voorgevelrooilijn:

Een naar de weg gekeerde bouwgrens.

1.71 Voorkeursgrenswaarde:

De maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.72 Voorzieningen van algemeen nut:

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.73 Watergang:

Een werk, al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen –taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.74 Weg:

Een voor het rijverkeer en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.75 Wet/wettelijke regelingen:

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.76 Zijgevel:

Een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de bouwperceelgrens:

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 Dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 Goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 Horizontale diepte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.

2.6 Inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 Oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 (Lijst van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, met uitzondering van:
    1. 1. inrichtingen als bedoeld in BRZO en/of Bevi, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘risicovolle inrichting’;
  2. b. bedrijven in milieucategorie 1, uitsluitend voor zover het bedrijven betreft die aanwezig zijn op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  4. d. tevens een afvalverwerkingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' tot en met categorie 4.2;
  5. e. detailhandel in de vorm van autoshowrooms;
  6. f. ondergeschikte kantoren;
  7. g. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. opslag en uitstalling;
  2. j. wegen en paden;
  3. k. groenvoorzieningen;
  4. l. manoeuvreerruimte;
  5. m. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

  1. a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
    1. 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    2. 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
    3. 3. ter waarborging van een goede milieusituatie;
    4. 4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
    5. 5. ter waarborging van de sociale veiligheid;
    6. 6. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
    7. 7. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
  2. b. Het bevoegd gezag kan in verband met het respecteren van het groepsrisico in het kader van externe veiligheid nadere eisen stellen inzake:
    1. 1. het uitvoeren van de gebouwen met preventief lekwerende middelen om deuren/ramen, ventilatiekanalen en schoorsteenkanalen zoveel mogelijk lekdicht te kunnen afsluiten;
    2. 2. het voorzien van de gebouwen met brandwerende gevels en ramen;
    3. 3. het aanbrengen van de beglazing aan gebouwen, zodanig uitgevoerd dat scherfwerking wordt voorkomen;
    4. 4. de situering van de (nood)uitgangen van gebouwen;
    5. 5. het aanbrengen van gevelornamenten aan gebouwen;
    6. 6. het binnen een gebouw situeren van minder zelfredzame personen;
    7. 7. het creëren van vluchtwegen;
    8. 8. centrale ventilatie;
    9. 9. alarmeringssystemen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijking van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen voor wat betreft het verwijderen van aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf’ als bedoeld in 3.1 sub d, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende minimaal één jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en/of herstel van archeologische waarden en de bescherming en het behoud in situ van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding:

  1. a. 'specifieke vorm van waarde - archeologie - hoge tot middelhoge waarde' voor gebieden van hoge tot middelhoge waarde;
  2. b. specifieke vorm van waarde - archeologie - lage waarde' voor gebieden van lage waarde;
  3. c. 'specifieke vorm van waarde - archeologie - archeologische vindplaats' voor archeologische vindplaatsen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c. indien:

  1. a. de ingre(e)p(en) word(t)(en) verricht op minder dan 40 centimeter onder het maaiveld;
  2. b. het bouwplan of de bouwplannen uitsluitend betrekking heeft of hebben op verandering of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwde oppervlakte gehandhaafd blijft en de bestaande fundering niet wordt gewijzigd en of uitgebreid;
  3. c. de nieuwbouw naar het oordeel van het bevoegd gezag binnen de archeologische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
  4. d. de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende zijn vastgesteld tot nihil.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' (geheel of gedeeltelijk) wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, geen archeologische waarden of archeologische vindplaatsen (meer) aanwezig zijn, dan wel deze waarden of vindplaatsen niet meer als zodanig bescherming behoeven.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

  1. a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  3. c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en sub b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Wro-zone - ontheffingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - ontheffingsgebied’ kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bestemmingsregels voor het vestigen van een risicovolle inrichting voor zover:

  1. a. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of -indien van toepassing- de afstand als bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen de grens van de kavel van de risicovolle inrichting niet overschrijdt;
  2. b. geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 30 m;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. 2. de hoogte maximaal 30 m zal bedragen.
  6. f. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    1. 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;
    2. 2. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    3. 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;
    4. 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Geluidzone VTP Herziening Venlo Trade Port - nota industriegeluid

Indien de Nota Industriegeluid wordt gewijzigd, wordt getoetst aan de gewijzigde Nota Industriegeluid zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning of het indienen van een melding in het kader van het 'Activiteitenbesluit milieubeheer'.

10.2 Parkeren

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als :

Regels van het bestemmingsplan Renewi Venlo.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Renewi is een toonaangevend waste-to-product bedrijf. Renewi levert lokale service, met internationale expertise en ondersteund met een breed aanbod van producten en afvaldiensten. Een van de vestigingen van Renewi is gelegen op het bedrijventerrein Venlo Trade Port. De vestiging is gelegen aan de Amperestraat op de kadastrale percelen 1278 en 1279. Op deze percelen geldt het bestemmingsplan 'Venlo Trade Port', dit bestemmingsplan is in 2013 geactualiseerd. Op het bedrijventerrein zijn, met uitzondering van gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf', geen afvalverwerkingsbedrijven toegestaan. Bij de actualisatie is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' onverhoopt niet op perceel 1279 opgenomen.

Het ontbreken van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' wordt dan ook gezien als een omissie. Met dit bestemmingsplan wordt de benodigde omissie verholpen.

1.2 Ligging, Bestaande Situatie En Begrenzing

Het plangebied is gelegen op het bedrijventerrein Venlo Trade Port. Daarbij beslaat het plangebied de percelen van Renewi gelegen aan de de Amperestraat, te weten perceel 1278 en 1279. Op de onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven. De stippellijn geeft de scheiding van de percelen weer. Perceel 1278 is gelegen in het noorden van het plangebied. Perceel 1279 ligt in het zuidelijke deel van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01_0001.png"

Figuur 1-1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplan

Ter plaatse van de beoogde ontwikkeling is het bestemmingsplan 'Venlo Trade Port' (vastgesteld op 25-09-2013) vigerend. Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Bedrijventerrein – 4' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Daarnaast is voor beide percelen de functieaanduiding 'specifiek vorm van waarde -archeologie – hoge – tot middelhoge waarde' van toepassing. En geldt voor beide percelen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – ontheffingsgebied'. Enkel voor het noordelijke perceel (1278) geldt de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijven – afvalverwerkingsbedrijf'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01_0002.png"

Figuur 1-2 Uitsnede verbeelding (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een omschrijving gegeven van de huidige en toekomstige situatie van de omgeving waarin de beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan het relevante beleid op zowel rijks, provinciaal- als gemeentelijk niveau. Daarna is de beoogde ontwikkeling in hoofdstuk 4 getoetst aan diverse milieuaspecten en randvoorwaarden. De juridische opzet van het plan wordt in hoofdstuk 5 uiteengezet. Hoofdstuk 6 gaat tot slot in op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied bestaat uit de percelen van Renewi aan de Amperestraat te Venlo, te weten perceel 1278 en 1279. In het noordwesten van het plangebied zijn het kantoor en de werkplaats gelegen. Parkeerplaatsen voor personenauto's van het personeel zijn gelegen in het noord(oosten) van het plangebied. In het zuiden van het plangebied is ruimte voor containeropslag. De parkeerplaatsen voor solo-voertuigen zijn gesitueerd in het zuidoosten van het plangebied. Tevens ligt in het plangebied een tankplaats en een tankinstallatie van 25.000 liter. Tevens zijn op het terrein bunkervakken en een overkapping aanwezig. De ontsluiting van het terrein vindt plaats via de Egtenrayseweg die ten noorden van het plangebied ligt.

Het noordelijke perceel (1278) heeft een oppervlakte van 11.888 m2. Het zuidelijke perceel (1279) heeft een oppervlakte van 13.219 m2. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt hiermee 25.107 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01_0003.png"

Figuur 2-1 Beeld huidige situatie (gele kader is plangebied) (Bron: StreetSmart 2020)

2.2 Toekomstige Situatie

Renewi is voornemens om de indeling van de vestiging aan de Amperestraat te Venlo te veranderen. Gedurende dit proces kwam naar voren dat de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' onverhoopt niet op perceel 1279 is opgenomen. Dit bestemmingsplan beoogt de correctie van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' op perceel 1279.

Onderstaand de beoogde indeling van de vestiging. In de toekomstige situatie komt de bedrijfshal op het noordwestelijke deel van het terrein. Ten oosten van de bedrijfshal worden parkeerplaatsen, fietsenstalling en het kantoor gerealiseerd. Op het zuidoostelijke perceel zijn 50 containers opstelplaatsen, tankplaatsen, parkeervoorzieningen voor vrachtauto's en de was- en werkplaats voorzien. Daarnaast zijn hier 4 bunkerplaatsen voorzien. In de terreintekening te zien van de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01_0004.png"

Figuur 2-2 Terreintekening toekomstige situatie

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Toetsingskader

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Dit is delangetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Het document schetst de (21) nationale belangen, uitdagingen en keuzes waar Nederland in de komende decennia voor komt te staan. Belangrijke thema's hierin zijn de bouw van één miljoen nieuwe woningen, realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, het versterken van de natuur en biodiversiteit en het behoud van landschap en vitaliteit van de landbouwsector. Een integrale aanpak van al deze thema's in samenwerking met andere overheden en maatschappelijke organisaties en meer regie vanuit het rijk staat hierbij centraal.

De nationale belangen waarop het Rijk wil sturen zijn vertaald in vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Het afwegen van de beleidskeuzes wordt helder en voorspelbaar gemaakt aan de hand van drie afwegingsprincipes. Bij een specifieke casus of gebied bij botsende belangen vindt een zorgvuldige weging tussen nationale belangen plaats middels drie inrichtingsprincipes:

  • Combineren boven enkelvoudig;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen voorkomen.

De NOVI is zelfbindend voor het Rijk. De rijksoverheid zet er wel op in dat provincies en gemeenten bij het vaststellen van hun eigen omgevingsvisies rekening houden met wat er in de NOVI staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01_0005.png"

Figuur 3-1 Afwegen met Nationale Omgevingsvisie

Toetsing en conclusie

Bij het herindelen van het terrein zijn geen nationale belangen in het spel. De beoogde ontwikkeling is dan ook niet in strijd met de nationale belangen zoals verwoord in de Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 Besluit en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro en Rarro)

Toetsingskader

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de bijbehorende regeling (Rarro) vormen de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken en bevatten regels ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming. Voorbeelden van onderwerpen van nationaal belang betreffen: project Mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundamenten, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, en defensie (met uitzondering van radar).

Toetsing en conclusie

De voorgenomen ontwikkeling raakt geen van deze belangen. Het herindelen van het terrein is niet strijdig met de uitgangspunten uit het Besluit algemene regels en ruimtelijke ordening.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Sinds 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (verder: 'de ladder') als motiveringseis opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is het bereiken van een goede ruimtelijke ordening via optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Sinds 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking gewijzigd.

Toetsing en conclusie

Gelet op de nota van toelichting en de strekking van de regeling die mede gericht is op het tegengaan van leegstand, wordt de in het plan voorziene herindeling van het terrein van Renewi niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Een toets aan de ladder is hiermee niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Limburg

Toetsingskader

Met de komst en invoering van de Omgevingswet dient elke provincie haar eigen provinciale omgevingsvisie op te stellen.

In de periode 7 september 2020 tot en met 18 oktober 2020 heeft de provincie Limburg een ontwerp provinciale omgevingsvisie ter inzage gelegd: 'de Provinciale omgevingsvisie Limburg.' Dit document is een lange termijnvisie, met als doelstelling invulling geven over hoe de provincie Limburg in de periode 2030-2050 op een integrale en toekomstbestendige manier kan door ontwikkelen. De Provinciale Omgevingsvisie Limburg vervangt na vaststelling van deze Omgevingsvisie, het huidige 'Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014).' De Provinciale omgevingsvisie Limburg is op 1 oktober 2021 vastgesteld.

De omgevingsvisie is dynamisch en flexibel, aangezien dit mogelijkheden biedt om het document te actualiseren met het oog op toekomstige veranderingen. De vaststelling van deze omgevingsvisie is beoogd in het eerste kwartaal van 2021.

Daarnaast wordt een omgevingsverordening uitgewerkt om het beleid juridisch te verankeren. De inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingsverordening is gelijk aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet: 1 januari 2024. Tot die tijd blijft de huidige Omgevingsverordening van kracht.

Hoofdopgaven

In de provinciale omgevingsvisie Limburg zijn een aantal hoofdopgaven te onderscheiden, namelijk:

  • Het creëren van een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige omgeving, zowel in het landelijk als in het bebouwde gebied;
  • Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie (inclusief landbouwtransitie);
  • Klimaatadaptatie en energietransitie.

Deze opgaven, die Limburg-breed spelen, dienen met inachtneming van de specifieke eigenschappen die Limburg bezit op een integrale en toekomstbestendige manier te worden geïmplementeerd. Participatie tussen de overheid, de markt en de inwoners van Limburg is hierbij een belangrijk uitgangspunt. In de Provinciale omgevingsvisie Limburg wordt daarnaast een toekomstbeeld van 2030-2050 geschetst.

Inhoud

De Omgevingsvisie Limburg bestaat uit twee delen:

  • Een thematisch deel waarin gedetailleerd wordt ingegaan op de provinciale ambities en opgaven voor de diverse thema's;
  • Een gebiedsgericht deel waarin de thema's op hoofdlijnen verbonden worden op regionale schaal voor de drie regio's Noord-, Midden en Zuid-Limburg.

Het thema dat in het kader van onderhavig geval hoofdzakelijk van toepassing is, betreft het aspect 'werklocaties'.

De provincie kiest voor compacte werklocaties om ruimtelijk en landschappelijke inpassing te optimaliseren. Hierbij wordt de redeneerlijn “behoefte-bestaand-uitbreiding-nieuw” gehanteerd, om op deze wijze zorgvuldig een duurzaam ruimtegebruik te stimuleren. Dit betekent concreet:

  1. 1. de behoefte aantonen;
  2. 2. (her)gebruik op bestaande, evt. te herstructureren terreinen;
  3. 3. Ontwikkeling nieuwe terreinen aansluitend aan bestaande werklocaties;
  4. 4. Mogelijk andere buitenstedelijke locaties (mits gemotiveerd) te ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01_0006.png"

Figuur 3-2 Omgevingsvisie Limburg (Bron: Atlas Limburg, 2022) (geel = buitengebied, roze = stedelijk gebied, paars = bedrijventerrein)

Toetsing

Renewi is al geruime tijd gevestigd op het bedrijventerrein Venlo Trade Port. Bij de actualisatie is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' onverhoopt niet op perceel 1279 opgenomen. Het ontbreken van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' wordt dan ook gezien als een omissie. Met dit bestemmingsplan wordt de benodigde omissie verholpen. Het plan stuit daarmee niet op bezwaren op basis van de Omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Toetsingskader

De provincie Limburg heeft op 12 december 2014 ook de “Omgevingsverordening Limburg 2014” vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening is uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Dat hoofdstuk Ruimte bevat een aantal instrumenten die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL2014. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de Verordening Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en de Verordening Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) vrijwel ongewijzigd overgenomen.

De Omgevingsverordening Limburg 2014 komt in zijn geheel te vervallen op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Op dat moment zal deze worden vervangen door de Omgevingsverordening Limburg 2021.

Toetsing en conclusie

Uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2014 blijkt dat het plangebied niet ligt binnen (milieu)beschermingsgebieden of beschermingszones ten behoeve van natuur en landschap. Wel ligt het plangebied binnen de boringsvrije zone Venloschol, zie . Hierop zijn de regels van de omgevingsverordening van toepassing.

Gezien het feit dat de beoogde ontwikkeling geen diepe grondboringen betreft, vormt de boringsvrije zone Venloschol geen belemmering voor het initiatief. De voorgenomen ontwikkeling past dan ook binnen het provinciaal beleid.

Renewi is al geruime tijd gevestigd op het bedrijventerrein Venlo Trade Port. Bij de actualisatie is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' onverhoopt niet op perceel 1279 opgenomen. Het ontbreken van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' wordt dan ook gezien als een omissie. Met dit bestemmingsplan wordt de benodigde omissie verholpen. Het plan stuit daarmee niet op bezwaren op basis van de omgevingsverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01_0007.png"

Figuur 3-3 Uitsnede kaart milieubeschermingsgebieden (rode stip is globale ligging plangebied)

3.2.3 Ontwerp omgevingsverordening 2021

Toetsingskader

Provinciale Staten hebben de nieuwe Omgevingsverordening vastgesteld in de vergadering van 17 december 2021, maar hij is nog niet in werking. Omdat deze Omgevingsverordening is gebaseerd op de Omgevingswet kan deze niet eerder in werking treden dan de Omgevingswet zelf. Het Rijk heeft de inwerkingtreding van de Omgevingswet al een paar maal uitgesteld, inmiddels tot 1 januari 2024. Daarmee wordt automatisch de inwerkingtreding van de Omgevingsverordening Limburg 2021 ook uitgesteld tot die datum. Tot die tijd blijft de Omgevingsverordening Limburg 2014 gelden.

De Omgevingsverordening Limburg (2021) is hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014, maar kent ook enkele nieuwe of inhoudelijk gewijzigde onderwerpen. Om te voorkomen dat er een gat valt in de bescherming van de bij de nieuwe regels behartigde belangen, worden de nieuwe regels toegevoegd aan zowel de geldende Omgevingsverordening Limburg 2014, als aan de komende Omgevingsverordening Limburg (2021). Provinciale Staten hebben hiertoe op 30 september 2022 een wijziging van de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. In deze paragraaf is rekening gehouden met deze wijziging.

De Omgevingsverordening Limburg 2021 kent voor een aantal onderwerpen andere regels, of regels onder een andere benaming dan de Omgevingsverordening Limburg 2014. Het meest in het oog springt de natuur- en landschapsbescherming. De zones 'Goudgroene natuur', 'Zilvergroene natuur' en de 'Bronsgroene Landschapszone' worden gewijzigd. De Goudgroene natuurzone wordt onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (Natuurnetwerk Limburg) en de Zilvergroene en Bronsgroene zones worden samengevoegd tot de 'Groen-Blauwe Mantel'.

Hoewel de Omgevingsverordening Limburg 2021 nog niet in werking is getreden, is het verstandig voor gemeenten, inwoners en bedrijven om vooruitlopend op de inwerkingtreding te bezien of eventuele voorgenomen plannen en activiteiten zullen passen in die nieuwe omgevingsverordening, om bij realisatie van die plannen niet voor vervelende verrassingen te komen te staan.

Na de inwerkingtreding van de Omgevingsverordening Limburg 2021 zal de toevoeging '2021' komen te vervallen. De Omgevingswet en het bijbehorende Digitaal Stelsel Omgevingswet kent voor de provincie namelijk maar één omgevingsverordening, die net als nu het geval is, steeds geactualiseerd wordt.

Toetsing en conclusie

Renewi is al geruime tijd gevestigd op het bedrijventerrein Venlo Trade Port. Bij de actualisatie is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' onverhoopt niet op perceel 1279 opgenomen. Het ontbreken van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' wordt dan ook gezien als een omissie. Met dit bestemmingsplan wordt de benodigde omissie verholpen. Het plan stuit daarmee niet op bezwaren op basis van de omgevingsverordening.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Visie Bedrijventerreinen Noord Limburg

De regionale Visie Bedrijventerreinen Noord-Limburg bevat de ambities, opgaven en principes die de regiogemeente in Noord-Limburg nastreven met betrekking tot bedrijventerrein. Daarnaast bevat de visie de regionale werkwijze en spelregels, rekening houdend met het door de provincie voorgestelde dynamisch voorraad beheer.

Centraal in het dynamisch voorraadbeheer staan drie typen interventies:

1. Werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad (bijvoorbeeld renovatie, herstructureren, energiemaatregelen, duurzaamheid). Onderdeel hiervan vormt de aanpak van de bestaande leegstand.

2. Waar mogelijk schrappen (verkleuren / van functie veranderen) van harde plannen die niet de beoogde toevoeging van kwaliteit opleveren. Het kan ook gaan om tijdelijke andere functies.

3. Onder voorwaarden (bijvoorbeeld alleen echte toevoeging kwaliteit, principes duurzame verstedelijking) ruimte bieden voor het toevoegen van goede nieuwe voorraad, maar dan wel in combinatie met het schrappen van bestaande voorraad.

Toetsing en conclusie

In de voorliggende situatie is sprake van een reeds bestaand stuk bedrijventerrein. Volgens spelregels uit de visie is dynamisch voorraadbeheer niet van toepassing op deze ontwikkeling, aangezien de gronden reeds als bedrijventerrein zijn bestemd.

De ontwikkeling kan hierdoor in overeenstemming met de regionale Visie Bedrijventerreinen NoordLimburg worden gerealiseerd.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Strategische Visie Venlo 2040

Toetsingskader

Met de Strategische Visie Venlo 2040 geeft de gemeente Venlo een strategische koers waarin een toekomst met een (bescheiden) bevolkingsgroei en een sterke Europese oriëntatie centraal staan. In 2040 vestigen nieuwkomers zich in Venlo en er is ruimte gekomen voor nieuwe economische verdienmodellen om ons ook in de toekomst van werk en inkomen te voorzien. Daarnaast is er een nieuwe relatie ontstaan met onze inwoners en tussen inwoners onderling. Een stad van actieve mensen.

We hebben ervaren hoe een helder, maar vooral ook scherp toekomstbeeld sturend kan zijn voor de richting van de ontwikkeling van Venlo en voor onze regio. In veel opzichten doet Venlo het veel beter dan vergelijkbare gemeenten. Venlo heeft de toekomst omarmd, de regio heeft Venlo omarmd. Als een volwaardige centrumstad.

Er zijn vijf thema's gekozen waarvoor de ambities voor het jaar 2040 zijn geformuleerd. Het betreft de volgende thema's:

  • Gezondste regio;
  • Een (t)huis om van te houden;
  • Ruimte voor ontwikkeling;
  • Werken in Venlo;
  • Grenzeloos.

De Strategische Visie Venlo 2040 betreft een geactualiseerde strategische visie- nieuwe opgaven toegevoegd zoals (de voortgaande) digitalisering, duurzaamheid, energie en klimaat. Als leidraad voor het bestaande ‘stedelijk’ beleid staat de strategische koers echter nog steeds recht overeind: het zijn van een vitale (in omvang) licht groeiende gemeenschap met voldoende koopkracht om onze voorzieningen in stand te houden, om de economie draaiende te houden. Om in 2040 voor alle inwoners van Venlo een plek te zijn om je echt thuis te voelen. Een (t)huis om van te houden.

Toetsing en conclusie

Het plan is niet in strijd met de Strategische Visie Venlo 2040.

3.4.2 Ruimtelijke Structuurvisie Venlo 2014

Toetsingskader

Op 25 juni 2014 heeft de gemeenteraad van Venlo de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo unaniem vastgesteld. In de structuurvisie staat de hoofdlijn van het ruimtelijk beleid voor de gemeente Venlo beschreven. Hieruit is af te leiden wat er de komende jaren op ruimtelijk gebied wel en niet mogelijk is.

De structuurvisie geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Venlo, met uitzondering van Klavertje 4, Klein Vink en Laerbroeck. Voor deze gebieden bestaan aparte structuurvisies. In de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo zijn niet de regels, maar de ambities en opgaven het uitgangspunt. Nieuwe initiatieven worden in de toekomst nadrukkelijker beoordeeld op het maatschappelijk rendement. Dit rendement wordt bepaald door de mate waarin ontwikkelingen bijdragen aan het bereiken van de ambities van Venlo die zijn vastgelegd in de Strategische Visie 2030.

De ruimtelijke structuurvisie is verdeeld in vijf thema's, de zogenaamde 'majeure opgaven'. Daarnaast zijn er drie aandachtspunten geformuleerd die op elke ruimtelijke beslissing van toepassing zijn, de 'basisprincipes'. Majeure opgaven:

  • Drukte in het ommeland: het contrast tussen het buitengebied en het stedelijk gebied verscherpen door het buitengebied ook daadwerkelijk als buitengebied te behandelen. Dit betekent het combineren van meerdere functies, zoals landbouw, recreatie, waterberging en natuurontwikkeling.
  • Ruimte in de stad: het contrast tussen het buitengebied en het stedelijk gebied verscherpen door de beschikbare ruimte in bestaand stedelijk gebied maximaal te benutten.
  • Leven met de Maas: ruimte geven aan de rivier en haar beken om te anticiperen op klimaatverandering.
  • Voorzieningen op maat: zorgen voor vitale en toekomstbestendige voorzieningenclusters die aansluiten bij de reële behoefte van de samenleving.
  • Robuuste structuren: werken aan een weerbare infrastructuur voor personen- en goederenvervoer. Daarnaast vraagt het gebruik van de ondergrond en het opwekken van schone energie steeds meer aandacht.

Naast deze 'majeure opgaven' wordt er uitgegaan van drie basisprincipes, aandachtspunten die van toepassing zijn op elk ruimtelijk initiatief. Dit betekent concreet dat een initiatief als kansrijker wordt beschouwd als:

  • de uitgangspunten van Cradle to Cradle (C2C) als vertrekpunt hanteert;
  • de vraag wordt gesteld wat het betrekken van (Duitse) regiogemeenten kan betekenen; hetzelfde georganiseerd draagvlak geniet.

Kernopgave

Het contrast tussen het stedelijk gebied en het buitengebied wordt kleiner. En dat is jammer, omdat dit een minder afwisselende en daardoor minder aantrekkelijke gemeente oplevert. Steden, dorpen en het buitengebied hebben ieder hun specifieke kwaliteiten. Om die kwaliteiten nog beter tot hun recht te laten komen, wordt het contrast tussen steden, dorpen en het buitengebied de komende jaren versterkt. Het bestaande bebouwde gebied in de stad en de dorpen biedt ruim voldoende capaciteit voor toekomstige stedelijke functies. Het buitengebied wordt - in tegenstelling tot vroeger - steeds meer gebruikt voor typische 'buitengebied-activiteiten', zoals toerisme en recreatie en landbouw. De gemeente wil het contrast tussen stedelijk gebied en het buitengebied verder vergroten door de specifieke kwaliteiten van zowel de stad als het land te benadrukken. Stad en land moeten elkaar aanvullen in plaats van in elkaar over te gaan.

Ruimte in de stad

In het stedelijk gebied wordt gestreefd naar maximale benutting van de bestaande beschikbare ruimte, niet om een uitbreiding daarvan. In het stedelijk gebied is door tijdelijk gebruik, hergebruik, multifunctioneel gebruik en slim slopen nog voldoende ruimte aanwezig om nieuwe initiatieven een plaats te geven. Liever wil men bestaande woningen of gebieden aanpassen, dan dat er wordt uitgebreid.

Toetsing en conclusie

Het plangebied is gelegen binnen de stedelijke contour, zoals aangeduid op de kaart 'Ruimte in stad en dorp', zie . Daarnaast is het plangebied conform de kaart 'Ruimte in stad en dorp' aangeduid als '(boven)regionaal bedrijventerrein'. De (boven)regionaal bedrijventerreinen zijn primair bedoeld voor topsectoren en/of zware milieubelastende bedrijvigheid. Het plan past binnen de kader van de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo 2014.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01_0008.png"

Figuur 3-4 Uitsnede kaart 'Ruimte in de stad' (gele stip is de globale ligging plangebied), (Bron: Ruimtelijke Structuurvisie Venlo 2014)

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw) De inwerkingtreding van de Wabo (1 oktober 2010) heeft ook effect op de Wbb en de Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften moeten in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.

Toetsing

Dit bestemmingsplan beoogt de correctie van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' op perceel 1279. Derhalve is er geen sprake van een wijziging van de bestemming.

In het kader van de revisie vergunning is in december 2022 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 1). De Provincie Limburg is het bevoegd gezag voor de vergunningen. Hieronder zijn conclusies uit het onderzoek beschreven.

Bodemvreemde materialen

Op het gehele (buiten)terrein zijn onder de verharding ophoogmaterialen aangetroffen (>50 %bodemvreemd materiaal). Deze bodemvreemde materialen zijn heterogeen van karakter (puin, metbijmenging van slakken, asfalt, basalt, plastic). Uit een indicatieve toetsing als zijnde grond blijkt dat het ophoogmateriaal plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en/of minerale olie (MO) bevat.

Grond

In zowel de ophooglaag (grond met <50 % bodemvreemd materiaal) als de zintuiglijk schoneondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK, MO en/of PCB'saangetoond. Deze licht verhoogde gehalten zijn het gevolg van een combinatie van de aanwezigheid van bodemvreemde bijmengingen en regionaal verhoogde achtergrondwaarden.

In de ondergrond ter plaatse van de huidige werkplaats, is een sterk verhoogd gehalte (> interventiewaarde) aan zink vastgesteld. Dit verhoogde gehalte kan niet aan de activiteiten in de werkplaats of aan de aanwezigheid van bodemvreemde bijmengingen worden gerelateerd en is zeer plaatselijk aangetoond.

PFAS

Ter plaatse van de toekomstige bedrijfshal is een mengmonster van de bovengrond onder de verharding op PFAS geanalyseerd i.v.m. de brand bij de huidige overkapping in het verleden(calamiteit). Uit de analyseresultaten blijkt dat in dit mengmonster geen PFAS-verbindingen zijn aangetoond.

Asbest

Op diverse plaatsen zijn in de boven- en/of ondergrond asbesthoudende materialen aangetroffen. Vanwege de heterogene ophooglaag en de geringe aard en omvang van de werkzaamheden waarbij slechts plaatselijk wordt gegraven, wordt nader onderzoek asbest niet zinvol geacht. Met de (plaatselijke) aanwezigheid van asbesthoudende materialen dient bij de afvoer van vrijkomende materialen echter rekening te worden gehouden.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Kader

Erfgoedwet

Erfgoedwet In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. De uitgangspunten van dit verdrag zijn in Nederland vertaald in de Erfgoedwet, die in werking is getreden op 1 juli 2016. De Erfgoedwet regelt onder meer de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Ook beschermt de Erfgoedwet gebouwde monumenten. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan /ruimtelijk plan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het projectgebied.

Toetsing

Dit bestemmingsplan beoogt de correctie van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' op perceel 1279. Derhalve is er geen sprake van een wijziging van de (dubbel)bestemming.

Binnen het plangebied liggen geen archeologische monumenten (bron: Archeologische beleidskaart gemeente Venlo). Voor de gehele gemeente Venlo is een archeologisch onderzoek uitgevoerd dat geresulteerd heeft in een Archeologische beleidskaart. Uit deze beleidskaart blijkt dat het onderzoeksgebied een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01_0009.png"

Figuur 4-1 Uitsnede archeologische beleidskaart Venlo (gele kader is het plangebied)

In juni 2022 is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Hieronder worden de resultaten kort toegelicht.

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied vermoedelijk op overgang ligt tussen het dekzandlandschap en een oude Maasgeul (Maas-rivierterras). Mogelijk dat het gebied ook (deels) binnen de oude Maasgeul ligt. Het rivierterras is gevormd is in het Allerød. Aan de rand van het Maasterras hebben zich door verstuiving landduinen gevormd, op de terrasafzettingen.

Dergelijke landduinen kunnen ook binnen de planlocatie liggen. Het gebied ligt hiermee in een zogenaamde gradiëntzone. Hier was een overgang van nat naar droog waardoor voedselbronnen en (drink)water voldoende aanwezig waren. Er geldt een hoge verwachting op het aantreffen van vindplaatsen van jager/verzamelaars (laat-paleolithicum-midden neolithicum). Vindplaatsen die verwacht worden bestaan met name uit jachtkampementen.

Door de relatief hoge ligging van het gebied nabij water, was het ook een geschikte plaats voor bewoning in de periode vanaf het midden-neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen (hoge verachting). Voor deze periode worden met name vindplaatsen in de vorm van nederzettingen verwacht. Uit de periode late middeleeuwen en nieuwe tijd is er voornamelijk een lage verwachting op sporen van landinrichting.

Archeologische resten kunnen vanaf het maaiveld tot in de C-horizont worden aangetroffen. Op basis van onderzoeken in de omgeving van het plangebied kan er een recent opgebracht pakket aanwezig zijn, tot een diepte van 1,4 m-mv. Dit pakket is aangebracht ter ophoging van het huidige industrieterrein. Of en in hoeverre eventuele archeologische niveaus binnen de planlocatie nog intact aanwezig zijn, is op basis van onderhavig bureauonderzoek niet vast te stellen. Hiertoe dient een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen te worden uitgevoerd.

Het bureauonderzoek adviseert, gezien de hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het laat-paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen en een lage verwachting voor het aantreffen van resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd, om een verkennend booronderzoek uit te voeren.

Echter het uitvoeren van een verkennend booronderzoek op een terrein dat nog volledig in gebruik is, vereist om de werkzaamheden stil te leggen. Om deze reden is in overleg tussen Renewi en de gemeente Venlo overeengekomen dat de werkzaamheden onder interne archeologische begeleiding uitgevoerd worden. Derhalve blijven de archeologische waarden beschermd door de archeologische dubbelbestemming.

Ten aanzien van cultuurhistorie geldt dat in de nabijheid van het plangebied enkele cultuurhistorisch waardevolle gebouwen aanwezig zijn. Zo zijn op circa 1.000 meter ten noorden van het plangebied een historische boerderij (boerderij Middelraaij - nieuwe Soest) en een gedenkkruis gelegen. In het plangebied zelf zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Het corrigeren van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' op perceel 1279 heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarden in de omgeving van het plangebied.

Conclusie

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt het archeologisch erfgoed behouden. De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.3 Geluid

Kader

Het plangebied ligt op het industrieterrein Venlo Trade Port. Ingevolge de Wet geluidhinder is in het bestemmingsplan om het industrieterrein een geluidzone vastgesteld, waarbuiten de geluidbelasting van de gezamenlijke bedrijven op het industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde.

Voor geluidgevoelige bestemmingen buiten het industrieterrein, maar in de geluidzone zijn – onder bepaalde voorwaarden – hogere geluidbelastingen toegestaan (zogenaamde “hogere waarden”). Indien het treffen van maatregelen aan de bron en/of overdracht onvoldoende soelaas biedt dan wel stuit op overwegende bezwaren, dan kan een zogenaamde hogere waarde worden vastgesteld (tot een wettelijk maximum van 55 dB(A)).

Toetsing

Dit bestemmingsplan beoogt de correctie van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' op perceel 1279. Derhalve is er geen sprake van een wijziging van de bestemming danwel de geluidbelasting. In het kader van de revisie vergunning is in juli 2022 is akoestisch onderzoek uitgevoerd. De Provincie Limburg is het bevoegd gezag voor de vergunningen. Hieronder zijn conclusies uit het onderzoek beschreven.

Het doel van het akoestisch onderzoek is inzicht te geven in de akoestische inpasbaarheid van de aangevraagde activiteiten binnen de kaders van de Wet milieubeheer. Hiertoe is de geluidbelasting bepaald op een aantal door het bevoegd gezag vastgelegde beoordelingspunten. De op deze punten bepaalde geluidbelasting is vervolgens vergeleken met de algemene normstelling in het kader van de Wet geluidhinder.

Representatieve bedrijfssituatie

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAR, LT)

Onder representatieve bedrijfsomstandigheden bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) ter plaatse van:

  • HW-woningen binnen de zone van het industrieterrein 43 dB(A) etmaalwaarde;
  • Woningen gelegen op het gezoneerde industrieterrein 43 dB(A) etmaalwaarde;
  • Zonebewakingspunten 39 dB(A) etmaalwaarde.

De rekenresultaten laten zien, dat de bijdrage van Renewi op de geluidszone rondom het industrieterrein maximaal 39 dB(A) etmaalwaarde bedraagt, dagperiode maatgevend. Bij woningen op het industrieterrein bedraagt de etmaalwaarde maximaal 44 dB(A), dagperiode maatgevend. Bij woningen binnen de zone bedraagt de etmaalwaarde maximaal 44 dB(A), waarbij ook de dagperiode de maatgevende periode is.

Een definitieve toets en besluit dient de zonebeheerder uit te voeren (gemeente Venlo), omdat zij de zonebewaking van het industrieterrein op zich neemt.

Maximaal geluidniveau (LAmax)

Onder representatieve bedrijfsomstandigheden bedraagt het maximale geluidniveau (LAmax) ter plaatse van de maatgevende woning 53 dB(A) in de dagperiode, 53 dB(A) in de avondperiode en 53 dB(A) in de nachtperiode.

Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat worden alle geluidbronnen cumulatief in ogenschouw genomen. Voor de beoogde correctie geldt dat er geen toename van de geluidbelasting te verwachten is op grond van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' op perceel 1279. Tevens geldt dat het perceel gelegen is op een gezoneerd industrieterrein, derhalve is de geluidbelasting van het industrieterrein als geheel ingeperkt. Indien ontwikkelingen op het industrieterrein leiden tot een toename van de geluidbelasting, kunnen deze enkel vergund worden indien maatregelen genomen worden om de geluidbelasting op alle toetspunten rondom het industrietterin te laten voldoen. De gemeente Venlo is verantwoordelijk voor de zonebewaking op het industrieterrein Venlo Trade Port.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.4 Natuur

Kader

Algemeen

De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000- gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden. In de voorliggende Natuurtoets wordt niet ingegaan op de bescherming van houtopstanden omdat deze niet aan de orde is aangezien er geen bomen worden gekapt in voorliggend plangebied.

Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN). De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via de natuurwetgeving.

Soortenbescherming

In de Wet natuurbescherming is soortbescherming opgedeeld in drie categorieën. Voor elke categorie gelden verschillende verbodsbepalingen die zijn vermeld in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wnb. Het gaat om de volgende drie categorieën:

  • soorten van de Vogelrichtlijn;
  • soorten van de Habitatrichtlijn, inclusief bijlage I en II uit Verdrag van Bern en bijlage I uit Verdrag van Bonn, met uitzondering van vogels;
  • 'andere soorten' (onderdeel A 'fauna' en onderdeel B 'flora').

De verbodsbepalingen en ontheffingsgronden voor de eerste twee categorieën komen rechtstreeks uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. De derde categorie vindt zijn oorsprong in de nationale wetgeving. Bij voorliggende toetsing wordt tevens beoordeeld of soorten met jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn in het plangebied. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen jaarrond beschermde nesten (categorie 1 t/m 4) en mogelijk jaarrond beschermde nesten (categorie 5).

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Natura 2000-gebieden zijn natuurgebieden van groot internationaal belang. Deze gebieden zijn aangewezen onder de Europese Habitat- en/of Vogelrichtlijn. Voor de gebieden en de daarbij aangewezen soorten en habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. Een activiteit mag niet leiden tot significant negatieve effecten op deze doelen of tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken. Indien op voorhand significante effecten niet uitgesloten kunnen worden dient een Passende beoordeling opgesteld te worden.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland is een stelsel van ecologisch hoogwaardige natuurgebieden; de Natura 2000-gebieden maken daar deel van uit. Naast de Natura 2000-gebieden bevat het NNN ook overige leefgebieden van soorten en – om isolatie te voorkomen - gebieden die een verbinding vormen tussen natuurgebieden. Het NNN is onderdeel van het actieve beleid om bedreigde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding te brengen. De natuurgebieden die behoren tot het NNN en hun functies worden planologisch beschermd, hier geldt het 'nee, tenzij'- principe. De planologische bescherming betekent in het kort dat geen nieuwe bestemmingen worden toegestaan die per saldo leiden tot een significante aantasting van de oppervlakte, de kwaliteit en de samenhang van het NNN. Hieraan wordt getoetst bij de verlening van een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Toetsing

Dit bestemmingsplan beoogt de correctie van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' op perceel 1279. Derhalve is er geen sprake van een wijziging van de bestemming.

In het kader van de revisie vergunning is in juli 2023 is een natuurtoets uitgevoerd. Het volledige onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij de toelichting. Hieronder zijn conclusies uit het onderzoek beschreven.

Beschermde gebieden

Natura 2000

Nederland heeft de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Wet natuurbescherming verankerd. Aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Het plangebied is gelegen op circa 5,0 kilometer van Natura 2000-gebied 'Maasduinen'. Op basis van de aard en omvang van de werkzaamheden, in combinatie met de reeds aanwezige verstoring in de huidige situatie kan worden uitgesloten dat sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Negatieve effecten van verzuring en vermesting ten gevolge van stikstofdepositie via de lucht kunnen niet op voorhand uitgesloten worden, derhalve is een stikstofonderzoek uitgevoerd. Het stikstofonderzoek is opgenomen als Bijlage 3 bij de toelichting. Uit het stikstofonderzoek blijkt dat op grond van het plan er geen bijdrages worden berekend op de Natura 2000-gebieden. Omdat er geen toename in stikstofdepositie is kunnen significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.

Goudgroene natuurzone / Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt op circa 500 meter afstand van gronden die zijn aangemerkt als Goudgroen natuurzone / Natuurnetwerk Nederland. In of aangrenzend aan het plangebied is geen Goudgroene natuurzone (NatuurNetwerk Nederland) of Natura 2000-gebied aanwezig. Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, de afstand en de invulling van het tussengelegen gebied zijn significant negatieve effecten aan de orde.

Beschermde soorten

Binnen het plangebied is geschikt biotoop aangetroffen voor beschermde soorten (Wnb) waarvoor geen algemene vrijstelling geldt. Het gaat om soorten uit de volgende soortgroepen: (mogelijk) jaarrond beschermde nesten, algemene broedvogels en vleermuizen. Onderstaand zijn de conclusies ten aanzien van deze beschermde soorten opgenomen.

  • De bedrijfshal is geschikt als nestgelegenheid voor de huismus (vogels met een jaarrond beschermd nest).
  • De hagen zijn geschikt als schuilplaats voor de huismus (vogels met een jaarrond beschermd nest).
  • De opgaande begroeiing is geschikt als nestgelegenheid voor algemene broedvogels.
  • Het kantoorpand is geschikt als verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuizen.

Voor de overige soort(groep)en is beoordeeld dat vervolgstappen niet aan de orde zijn. Voor deze soorten en vrijgestelde soorten geldt wel de zorgplicht.

Renewi is al geruime tijd gevestigd op het bedrijventerrein Venlo Trade Port. Bij de actualisatie is de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' onverhoopt niet op perceel 1279 opgenomen. Het ontbreken van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' wordt dan ook gezien als een omissie. Met dit bestemmingsplan wordt de benodigde omissie verholpen. De aanwezige soorten zijn dan ook geen belemmering voor het toevoegen van de aanduiding.

Indien men voornemens is om de de bedrijfshal, de hagen, de opgaande begroeiing of het kantoorpand te verwijderen, is nader onderzoek benodigd.

Ten allen tijden geldt de Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb): deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren en planten altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen.

Conclusie

Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.5 Water

Kader

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.

Waterbeheerplan 2022-2027

Het waterschap Limburg is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente Sittard op basis van de volgende wettelijke kerntaken: voldoende water, schoon water, veilige dijken en droge voeten, afvalwater en beheer van vaarwegen. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het Waterbeheerplan 2022-2027, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.

Toetsing

Dit bestemmingsplan beoogt de correctie van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' op perceel 1279. Derhalve is er geen sprake van een wijziging van de bestemming.

Locatiestudie

Het projectgebied ligt midden op het bedrijventerrein. Op basis van de Leggerkaart zijn geen primaire watergangen, grondwaterbeschermingsgebied over andere waterhuishoudkundige belangen aanwezig in of aangrenzend aan het plangebied.

Waterhuishouding

De Everlose Beek stroomt op circa 0,5 kilometer ten westen van het projectgebied. Ten oosten van het plangebied stroomt de Maas op circa 0,2 kilometer. In de omgeving van het plangebied vinden geen grote grondwateronttrekkingen plaats. Het plangebied ligt ook niet in een grondwaterbeschermingsgebied.

Ondergrond

Uit de profielbeschrijvingen blijkt dat de bodem onder de verharding/vanaf maaiveld tot de maximaal geboorde diepte van 4,0 m -mv hoofdzakelijk uit matig grof zand bestaat.

Reliëf

Het maaiveld in het projectgebied varieert rond de 19 meter + NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01_0010.png"

Figuur 4-2: Hoogteligging maaiveld (Bron: AHN-viewer, 2022)

Waterkwantiteit

Het toekennen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijven – afvalverwerkingsbedrijf' leidt niet tot een toename van verharding. Compenserende maatregelen zijn dan ook niet nodig.

Riolering

Ten aanzien van hemelwater wordt aangesloten bij het bestaande systeem van de bestaande wegen. Het hemelwater watert af naar de bermen van de wegen.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.6 Luchtkwaliteit

Kader

Ruimtelijk-economische besluiten die “niet in betekenende mate” bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.

Toetsing

Dit bestemmingsplan beoogt de correctie van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' op perceel 1279. Derhalve is er geen sprake van een wijziging van de bestemming.

In augustus 2022 is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Hierbij is rekening gehouden met alle bij de inrichting behorende bedrijfsactiviteiten. De concentraties luchtverontreinigende stoffen zijn uitgerekend en getoetst ter plaatse van de relevante beoordelingslocaties in de directe omgeving.

Uit de resultaten van het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de gehanteerde uitgangspunten leiden tot een maximale concentratie van 25,6 µg/m3 voor NOx, 21,9 µg/m3 voor PM10 en 14,6 µg/m3 voor PM2.5. Dit is ruim onder de geldende grenswaarden.

Op basis van het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek kan worden geconcludeerd dat op alle beoordelingspunten wordt voldaan aan de op betreffend punt te toetsen grenswaarden. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer vormt dan ook geen belemmering voor verdere besluitvorming (artikel 5.16, lid 1 onder a Wm).

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.7 Geur

Kader

Voor het bedrijven van een op- en overslagstation voor diverse afvalstoffen is het in de basis benodigd om geurhinder te voorkomen, dan wel tot een minimum te beperken dan wel terug te brengen tot een aanvaardbaar geurhinder niveau (Activiteitenbesluit art 2.7a). Aan het beleidskader kan door provincies en/of gemeente verder invulling worden gegeven door het opstellen van provinciaal dan wel gemeentelijk geurbeleid.

Doordat de Provincie Limburg geen eigen geurbeleid heeft is het niet mogelijk om hieraan te kunnen refereren voor een aanvaardbaar hinderniveau. In voormalige richtlijnen (de NeR) waren rekengrenswaarden opgenomen voor aaneengesloten woningbouw en verspreid liggende- en/of bedrijfswoningen van respectievelijk 3 ge/m3 en 6 ge/m3 voor G4 GFT-Compostering. Met de komst van nieuwe wetgeving is de geureenheid vervangen door de odour unit (Oue) waarbij in de regel geldt: 2 ge = 1 Oue. Terug geredeneerd zouden de rekengrenswaarden dan op 1,5 respectievelijk 3 Oue/m3 als 98-percentielwaarde liggen. In de vigerende vergunning wordt de 3 ge/m3 grens ook genoemd en zal daarom als houvast dienen om te kunnen toetsen of hieraan kan worden voldaan.

Als kan worden voldaan aan de grenswaarde is sprake van een aanvaardbaar geurhinderniveau op de omliggende geurgevoelige objecten en vormt het aspect geur geen belemmering voor de vergunningsprocedure. Aanvullend kan het bevoegde gezag wel extra voorschriften opnemen om de emissie van geur te beperken.

Toetsing

Dit bestemmingsplan beoogt de correctie van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' op perceel 1279. Derhalve is er geen sprake van een wijziging van de bestemming.

In het kader van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor Renewi aan de Ampèrestraat te Venlo is een geuronderzoek uitgevoerd. Hierbij is rekening gehouden met alle bij de inrichting behorende geurende activiteiten. De 98-percentielwaarde is uitgerekend en getoetst ter plaatse van de omliggende geurgevoelige objecten.

Resultaten toetspunten

Ter hoogte van gevels van de omliggende woningen zijn enkele toetspunten gelegd. Op deze toetspunten is de 98-percentielwaarde berekend. De resultaten hiervan zijn weergegeven in onderstaande tabel. Uit de tabel blijkt dat de 98-percentielwaarde in geen van de gevallen de grenswaarden van 1,5 danwel 3 Oue/m3 overschrijdt.

Tabel 4-3 Geurconcentraties 98-percentielwaarde omliggende woningen afvalverwerkingsbedrijf

afbeelding "i_NL.IMRO.0983.BP202316RENEWI-VA01_0011.png"

Geurcontourkaart

Op basis van de geurcontourkaart is te concluderen dat de 1,5 en 3 Oue/m3 98-percentielwaarde contour zich op verre afstand van omliggende geurgevoelige objecten bevindt. Dit resulteert dat het aannemelijk is dat aan de eerder gestelde grenswaarden kan worden voldaan en een aanvaardbaar geurhinder niveau kan worden bereikt. Ook eventuele verplaatsingen in en op de inrichting van bronnen zal niet leiden tot het overschrijden van het aanvaardbare geurhinder niveau.

Conclusie

Op basis van de resultaten is te concluderen dat er aan de grenswaarden voor de 98- percentielwaarde kan worden voldaan en is een aanvaardbaar geurhinderniveau te verwachten. Hier mee vormt het aspect geur geen belemmering voor de uitvoerbaaheid van het plan.

4.8 Externe Veiligheid

Kader

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten is verbonden voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.

Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):

  • Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren.
  • Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatie-waarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag wordt gemotiveerd.

Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (waaronder lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Het beoordelingskader voor risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), waarin de Basis-netten voor weg, spoor en water zijn vastgelegd. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

Dit bestemmingsplan beoogt de correctie van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkingsbedrijf' op perceel 1279. Derhalve is er geen sprake van een wijziging van de bestemming. In februari 2024 is een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd.

Uit het onderzoek (Bijlage 4) blijkt dat er drie relevante risicobronnen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Het betreft de Rijksweg A67, Rijksweg A73 en de inrichting Peter Greven Nederland C.V..

Rijksweg A67

  • De maximale 10-6 plaatsgebonden risicocontour bedraagt 30 meter. Het plaatsgebonden risico levert daarom geen belemmeringen op;
  • De weg heeft een plasbrandaandachtsgebied, het PAG reikt niet tot het plangebied;
  • Verantwoording van het groepsrisico is conform artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes verplicht.

Rijksweg A73

  • De Rijksweg A73 heeft in de buurt van het plangebied geen PR-10-6 contour. Het plaatsgebonden risico levert daarom geen belemmeringen op;
  • De weg heeft geen plasbrandaandachtsgebied;
  • Verantwoording van het groepsrisico is conform artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes verplicht.

Inrichting Peter Greven Nederland C.V.

  • Het bestemmingsplan ligt buiten de 10-6-contour van het bedrijf Peter Greven. Als zodanig zijn er geen beperkingen vanuit het plaatsgebonden risico.
  • Het bestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van Peter Greven. Dat betekent dat het groepsrisico verantwoord moet worden. Omdat de personendichtheid niet verandert, wordt ten aanzien van de hoogte van het groepsrisico wordt geen significante verandering verwacht.

Inrichting Broekman Logistics Venlo B.V.

  • Het bestemmingsplan ligt buiten de 10-6-contour van het bedrijf Broekman Logistics. Als zodanig zijn er geen beperkingen vanuit het plaatsgebonden risico.
  • Het bestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van Broekman Logistics. Dat betekent dat het groepssico.

Spoorwegemplacement Blerick

  • Het bestemmingsplan ligt buiten de 10-6-contour van het bedrijf het spoorwegemplacement. Als zodanig zijn er geen beperkingen vanuit het plaatsgebonden risico.
  • Het bestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van het spoorwegemplacement. Verantwoording van het groepsrisico conform artikel 12 van het Bevi is verplicht.

Een verantwoording van het groepsrisico is benodigd. In de rapportage is daarbij gekeken naar de scenario's, bronmaatregelen, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. De verantwoording is enkel benodigd voor het toxische scenario. Het meest effectief zijn bronmaatregelen, echter zijn er redelijkerwijs geen maatregelen om het invloedsgebied zodanig te beperken dat dit invloedsgebied niet meer over het plangebied ligt. Ten aanzien van de zelfredzaamheid geldt dat er geen beperkt zelfredzame groepen in het plangebied mogelijk worden gemaakt. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid geldt dat de ontsluitingswegen goed bereikbaar zijn voor de brandweer. Verdere bereikbaarheid binnen het plangebied is afhankelijk van de exacte invulling van het bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect Externe Veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.9 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Kader

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, waardoor het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten m.e.r-plichtig zijn en voor welke activiteiten een m.e.r-beoordeling moet worden verricht. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht is. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Als een activiteit op grond van onderdeel D m.e.r.-beoordelingsplichtig is, geldt voor een kaderstellend (bestemmings)plan dat die activiteit mogelijk maakt, een plan-m.e.r-plicht.

Voor alle activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen. Als een activiteit voorkomt in kolom 1 van de C- of D-lijst en de drempelwaarden uit kolom 2 worden overschreden, is een m.e.r. (onderdeel C) of een m.e.r.-beoordeling (onderdeel D) verplicht. Voor activiteiten die genoemd worden in onderdeel D, maar waarbij de drempelwaarde niet wordt overschreden, geldt de verplichting om na te gaan of tóch een m.e.r.-beoordeling (of een m.e.r.) moet worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag moet in zo'n geval nagaan of er sprake is van omstandigheden die - ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden - aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). De motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor de toets gelden echter geen vormvereisten, daarom wordt de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' gehanteerd.

Toetsing

Het planvoornemen is niet opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, er is dan ook geen m.e.r. of vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk.

Conclusie

Er is geen m.e.r. of vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk voor de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan

bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.1 Plansystematiek

Het bestemmingsplan Renewi Venlo heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te bieden voor de bebouwing en het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels.

De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. In het kader van delandelijke uniformering en standaardisering voldoet het plan aan de StandaardVergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

5.2 Opzet Van De Regels

De bij dit plan behorende regels zijn opgenomen in 4 hoofdstukken:

  • hoofdstuk 1: Inleidende regels;
  • hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3: Algemene regels;
  • hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

Deze hoofdstukindeling is conform de richtlijnen uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). In hoofdstuk 1 worden ter voorkoming van interpretatieproblemen in de regels gebruikte begrippen nader verklaard. Ook wordt aangegeven op welke wijze in de regels gebruikte afmetingen moeten worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en voor welke doeleinden de in die bestemmingen opgenomen gronden en gebouwen mogen worden gebruikt. Daarnaast zijn per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op meerdere bestemmingen. Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de aanhalingstitel van het bestemmingsplan.

5.3 Bestemmingen

Bestemming Bedrijventerrein

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor onder meer het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 (Lijst van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 (met uitzondering van risicovolle inrichtingen) en bedrijven in milieucategorie 1 (uitsluitend conform de ‘Lijst bestaande categorie 1-bedrijven’ (bijlage 2)). De gemeente Venlo wil binnen de bestemming Bedrijventerrein bedrijven die te maken hebben met afvalverwerking en recycling uitsluiten door dit type bedrijvigheid niet in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' op te nemen. Voor het bestaande bedrijf van dit type (Renewi) is in het bestemmingsplan een uitzondering gemaakt.

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan ter plaatse van de betreffende aanduiding. Bedrijfswoningen en een kantoor zijn niet toegestaan. Specifieke aanduidingen zijn opgenomen voor een afvalverwerkingsbedrijf.

Ook toegestaan is productiegebonden detailhandel (met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen), detailhandel in de vorm van autoshowrooms en ondergeschikte kantoren.

Verder zijn deze gronden ook bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, met daaraan ondergeschikt opslag en uitstalling, wegen en paden, groenvoorzieningen, manoeuvreerruimte en parkeervoorzieningen.

In de regels zijn bebouwingsregels opgenomen. Voor wat betreft de toegestane goot- en bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentage wordt verwezen naar de verbeelding.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Renewi Venlo is voornamelijk een conserverend plan waarin de bestaande situatie wordt geconsolideerd en waarin geen ontwikkelingen zijn voorzien die financiële consequenties hebben voor de gemeente.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Vooroverleg En Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) ter advisering aangeboden aan provincie Limburg.Het vooroverleg heeft niet geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Renewi Venlo heeft op grond van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening in de periode van 14 december 2023 tot en met 24 januari 2024 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van ter inzage legging kon door een ieder een zienswijze kenbaar worden gemaakt aan de gemeenteraad van de gemeente Venlo. In bovengenoemde periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Tekeningen Bouwregels

Bijlage 2 Tekeningen bouwregels

Bijlage 3 Nota Industriegeluid

Bijlage 3 Nota Industriegeluid

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Natuurtoets

Bijlage 2 Natuurtoets

Bijlage 3 Stikstofonderzoek

Bijlage 3 Stikstofonderzoek

Bijlage 4 Externe Veiligheid

Bijlage 4 Externe veiligheid