KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Toepassingsbereik
Artikel 2 Begripsbepalingen
Artikel 3 Meet- En Rekenbepalingen
Artikel 4 Normadressaat
2 Functies En Regels Voor Activiteiten
Artikel 5 Algemeen Gebruiksverbod
Artikel 6 Bedrijf
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Waarde - Archeologie
3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Overige Regels
4 Overgangsrecht
Artikel 13 Overgangsrecht

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22D Stalbergweg 131-135 Venlo

Bestemmingsplan - Gemeente Venlo

Ontwerp op 29-04-2025 - in voorbereiding

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

  1. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Stalbergweg 131-135 van het omgevingsplan ‘Hoofdstuk 22D Stalbergweg 131-135 Venlo’, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.TAM202404STALBWG-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Artikel 1.1 van het Omgevingsplan van gemeente Venlo is van overeenkomstige toepassing voor dit hoofdstuk 22 D. In aanvulling dan wel in afwijking daarvan gelden voor de toepassing van dit hoofdstuk 22D de volgende begripsbepalingen:
2.1 Plan:
Het omgevingsplan van de gemeente Venlo.
2.2 TAM-omgevingsplan:
Het TAM-IMRO Omgevingsplan ‘Stalbergweg 131-135 Venlo’ van de gemeente Venlo.
2.3 Verbeelding:
De verbeelding van het TAM-Omgevingsplan ‘Stalbergweg 131-135 Venlo’ met identificatienummer NL.IMRO.0983.TAM202404STALBWG-ON01 van de gemeente Venlo.
2.4 Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
2.5 Aangebouwd bijgebouw:
Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en) en in bouwkundige zin ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
2.6 Aan- en/of uitbouw:
Een aan een hoofdgebouw vastgebouwd gebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
2.7 Aan-huis gebonden bedrijf:
Het hoofdzakelijk door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel. Behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.
2.8 Aan-huis-gebonden beroep:
Het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.
2.9 Ander bouwwerk:
Een bouwwerk geen gebouw zijnde.
2.10 Bebouwing:
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
2.11 Bebouwingspercentage:
Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.12 Bed and breakfast:
Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
2.13 Bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen niet daaronder begrepen.
2.14 Bedrijf dat in aanzienlijke mate geluid kan veroorzaken:
Een bedrijf dat activiteiten verricht zoals bedoeld in artikel 5.78b Besluit kwaliteit leefomgeving.
2.15 Bedrijfsgebouw:
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
2.16 Bedrijfsvloeroppervlak:
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
2.17 Begane grond:
Een bouwlaag geen verdieping zijnde.
2.18 Bestaand:
Bebouwing:
De als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
Gebruik:
Gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.
2.19 Bestaande legale situatie
op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan overeenkomstig het tot dat moment geldende bestemmingsplan, dan wel een daartoe strekkende (omgevings)vergunning in afwijking van dat bestemmingsplan, bestaande situatie.
2.20 Bouwhoogte:
Het hoogste punt van een schuin dak.
2.21 Bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van 3,00 m voor woningen.
2.22 Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
2.23 Bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
2.24 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
2.25 Boven- en benedenwoning:
Gestapelde wooneenheden welke niet behoren tot een appartementencomplex of flatgebouw.
2.26 Coffeeshop:
Een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
2.27 Dak:
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
2.28 Dakopbouw:
Opbouw van de bovenste bouwlaag voor zover gelegen binnen de snijlijnen van een schuin dak, uitgaande van een maximale dakhelling van 60°, met uitzondering van het gestelde bij ‘setbacks’ in dit artikel.
2.29 Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
2.30 Eerste bouwlaag:
De bouwlaag op de begane grond. Een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hieronder niet begrepen.
2.31 (Eet-)café:
Een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van drank.
2.32 Fastfood-vestiging:
Een horecabedrijf, waar frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakkingen al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture of afhaalcentrum.
2.33 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
2.34 Gestapelde woning:
Een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat (en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen).
2.35 Grondgebonden woning:
Een gebouw met hoofdzakelijk een woonfunctie waar één woning aanwezig is.
2.36 Horecabedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties, een en ander gepaard gaande met dienstverlening, niet zijnde coffeeshops.
2.37 Horeca:
Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
Horeca, categorie 1:
Een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.
Horeca, categorie 2:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
Horeca, categorie 3:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het vestrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.
Horeca, categorie 4:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).
Horeca, categorie 5:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
2.38 Horizontale diepte van een gebouw:
De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
2.39 Huishouden:
de bewoning van een woning door:
  1. één persoon;
  2. twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.
2.40 Kamer:
een onzelfstandig gedeelte van een gebouw met een woonfunctie bij kamerverhuur, welk gedeelte dient voor de huisvesting van één huishouden. Kenmerkend is het gemeenschappelijk gebruik (met andere huishoudens) van een toiletruimte, badruimte en/of een keuken.
2.41 Kamerbewoning:
Een woning die, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs door maximaal 2 personen wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als het verstrekken van logies.
2.42 Kamerverhuur(bedrijf):
Een pand of een deel van een pand dat door meer dan 2 personen, anders dan door de rechthebbende,bedrijfsmatig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.
2.43 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
De in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
2.44 Lijst van Bedrijfsactiviteiten
De lijst van bedrijven bevat basisinformatie voor milieuzonering, en is opgenomen in de bijlagen behorende bij deze regels.
2.45 Logiesverblijf:
Het in gebruik hebben of houden van een bouwwerk waarin bedrijfsmatig recreatief verblijf of tijdelijk onderdak wordt verschaft aan huishoudens die elders hun hoofdverblijf hebben.
Short stay: het korter dan vier maanden onderdak verschaffen aan internationale werknemers, is hieronder begrepen.
2.46 Onderbouw:
Een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven straatpeil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.
2.47 Ondergeschikte activiteit
Activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
2.48 Ondergronds bouwwerk:
Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
2.49 Overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.
2.50 Parkeervoorziening
Een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
2.51 Peil:
a Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
c Indien in of op het water wordt gebouwd:
het Nieuw Amsterdams Peil.
2.52 Perceelgrens:
Een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
2.53 Productiegebonden detailhandel:
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. Maximaal 10% van het bedrijfsoppervlak, met een maximum van 300 m², mag voor productiegebonden detailhandel worden gebruikt.
2.54 Prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.
2.55 Recreatie:
Vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.
2.56 Restaurant:
Een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken -in principe alleen in combinatie met die maaltijden- worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.
2.57 Seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
2.58 Setback:
Een dakopbouw die gelegen is op ten minste 2,00 m achter de doorgetrokken voorgevel van een gebouw met een hoogte van maximaal 3,00 m.
2.59 Seveso-bedrijf:
Een bedrijf dat vanwege de activiteiten die het verricht is aan te maken als een Seveso-inrichting zoals bedoeld in paragraaf 3.3.1 Besluit activiteiten leefomgeving.
2.60 Snack/Koffiecorner:
Eet- drinkgelegenheid waar men een snel drankje/een snelle snack kan gebruiken.
2.61 Straatpeil:
Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
Voor een bouwwerk waarvan die hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
2.62 Straatmeubilair:
Lantaarnpalen, banken en dergelijke die aan de openbare weg staan.
2.63 Straatprostitutie:
Het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.
2.64 Supermarkt:
Een winkel gericht op de dagelijkse artikelensector (levensmiddelen), niet zijnde kleinschalige speciaalzaken.
2.65 Tuin:
Gronden gelegen tussen de (voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.
2.66 Uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
2.67 Verkeer:
Wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, railverkeer, luchtverkeer, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting en/of straatmeubilair.
2.68 Verticale diepte van een gebouw:
De diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
2.69 Volumineuze goederen:
Goederen die vanwege de omvang en aard daarvan een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto’s, boten, caravans, grove bouwmaterialen of landbouwmachines.
2.70 Voorgevel:
Een of meer gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).
2.71 Voorgevelrooilijn:
De grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
2.72 Voorzieningen van algemeen nut:
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
2.73 Vrijstaand bijgebouw:
Een bijgebouw, dat in functionele en bouwkundige zin ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.
2.74 Weg:
Een voor het rijverkeer en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
2.75 Wet/wettelijke regelingen:
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
2.76 Winkel:
Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
2.77 Wonen:
het gehuisvest zijn in een woning.
2.78 Woning/wooneenheid:
Een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
2.79 Woongebouw:
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meerdere woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke ruimte(n).
2.80 Zolder:
Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
2.81 Zijgevel:
Een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.

Artikel 3 Meet- En Rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het Omgevingsplan van de gemeente Venlo zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
3.1 Afstand tot de bouwperceelgrens:
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
3.2 Bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
3.3 Dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
3.4 Goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
3.5 Horizontale diepte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.
3.6 Inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
3.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
3.8 Oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Artikel 4 Normadressaat

Aan de regels in dit hoofdstuk 22D wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

2 Functies En Regels Voor Activiteiten

Artikel 5 Algemeen Gebruiksverbod

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies (en activiteiten).

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Functieomschrijving
Een locatie die is aangewezen als Bedrijf heeft de volgende functies:
  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 (Lijst van Bedrijfsactiviteiten) behorende bij deze regels onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van bedrijven die in aanzienlijke mate geluid kunnen veroorzaken en Seveso-bedrijven;
  2. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  3. aan sub a en b ondergeschikte kantoren;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. voorzieningen van algemeen nut;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen.
6.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
6.2.1 Toegelaten bouwactiviteiten
Op een locatie die is aangewezen als Bedrijf mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. Bouwwerken met dak, voor zover wordt voldaan aan 6.2.3;
  2. Bouwwerken zonder dak, voor zover wordt voldaan aan 6.2.4.
6.2.2 Algemeen
  1. Voor het bouwen van bouwwerken met dak en bouwwerken zonder dak geldt dat het bebouwingspercentage van een bouwvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven;
6.2.3 Bouwwerken met dak
Voor het bouwen van bouwwerken met dak gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. Bouwwerken met dak mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. De afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen. Indien de bestaande afstand minder dan 3 m bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
  3. De goothoogte van een bouwwerk met dak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven;
  4. De bouwhoogte van een bouwwerk met dak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
  5. De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel wordt opgericht;
6.2.4 Bouwwerken zonder dak
Voor het bouwen van bouwwerken zonder dak gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
6.2.5 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.35 van het omgevingsplan gemeente Venlo zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van dit hoofdstuk 22D.
6.3 Vergunningplicht omgevingsplanactiviteit bouwwerken
6.3.1 Verbod bouwen van bouwwerken met dak buiten het bouwvlak.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning bouwwerken met dak buiten het bouwvlak te bouwen.
6.3.2 Verbod overschrijden goot- en bouwhoogte bouwwerk met dak
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale goot- en bouwhoogte als opgenomen in artikel 6.2.3 te overschrijden.
6.3.3 Verbod overschrijden maximum bebouwingspercentage
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning het maximum bebouwingspercentage als opgenomen in artikel 6.2.2 te overschrijden.
6.3.4 Verbod overschrijden maximale bouwhoogte bouwwerk zonder dak
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale bouwhoogte als opgenomen in artikel 6.2.4 te overschrijden.
6.3.5 Verbod overschrijden bouwhoogte gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale bouwhoogte als opgenomen in artikel 6.2.3 te overschrijden ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen.
6.3.6 Beoordelingsregels
  1. de omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 6.3.1 tot en met 6.3.5 worden alleen verleend indien:
    1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omliggende percelen;
    3. de aanvraag vanuit het oogpunt van stedenbouwkundige kwaliteit aanvaardbaar is;
    4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, sociale veiligheid of omgevingsveiligheid.
  2. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
  3. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de afstand tot op de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
  4. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 6.2.3 onder d. minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte;
  5. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.2 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de afwijking niet meer dan 10% van de op basis van 6.2.3 toegelaten relevante hoogte bedraagt;
  6. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.3 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de afwijking niet meer dan 10% van de op basis van 6.2.3 toegelaten oppervlakte bedraagt;
  7. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.4 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt;
  8. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.5 dat de vergunning alleen wordt verleend indien:
    1. De maximale oppervlakte waarvoor wordt afgeweken van de bouwhoogte niet meer dan 10% van het bouwvlak bedraagt;
    2. De bouwhoogte mag maximaal 1,25 maal de op basis van artikel 6.2.3 toegestane bouwhoogte zijn.
6.3.7 Aanvraagvereisten
  1. Op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 tot en met 6.3.5 zijn de aanvraagvereisten als opgenomen in paragraaf 22.5.2.3 van dit omgevingsplan van overeenkomstige toepassing.
  2. In aanvulling op het bepaalde onder a wordt een motivering verstrekt waaruit blijkt dat aan artikel 6.3.6 onder a wordt voldaan.
6.4 Specifieke regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken
6.4.1 Verboden gebruik
Het is verboden gronden of bouwwerken ter plaatse van Bedrijf te gebruiken voor:
  1. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 6.1 sub b, waarbij de oppervlakte aan detailhandel niet meer dan 10% van het bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen met een maximum van 300 m²;
  2. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.
6.5 Vergunningsplicht omgevingsplanactiviteit gebruiken van gronden en bouwwerken
6.5.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken voor:
  1. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 6.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 6.1, maar niet in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten voorkomt;
  2. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 6.1, maar niet in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten worden genoemd.
6.5.2 Beoordelingsregels
  1. De omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 6.5.1 onder a en b worden alleen verleen indien de aangevraagde activiteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de op basis van artikel 6.1 toegelaten bedrijven.
  2. Bij de beoordeling van het bepaalde onder a wordt betrokken:
    1. De geluidsemissie;
    2. Geurbelasting;
    3. De verspreiding van stof;
    4. Veiligheidsrisico’s;
    5. Gevolgen voor de kwaliteit van de buitenlucht;
    6. Verkeersaantrekkende werking;
    7. Eventuele visuele hinder;
  3. In aanvulling op het bepaalde onder a en b geldt dat:
    1. Er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omliggende percelen;
    3. de aanvraag vanuit het oogpunt van stedenbouwkundige kwaliteit aanvaardbaar is;
    4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, sociale veiligheid of omgevingsveiligheid.
6.5.3 Aanvraagvereisten
  1. Op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 zijn de aanvraagvereisten als opgenomen in paragraaf 22.5.2.3 van dit omgevingsplan van overeenkomstige toepassing.
  2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid wordt een motivering verstrekt waaruit blijkt dat aan artikel 6.5.2 wordt voldaan.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Functieomschrijving
Een locatie die is aangewezen als Detailhandel heeft de volgende functies:
  1. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. wegen en paden;
  2. groenvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen.
7.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
7.2.1 Toegelaten bouwactiviteiten
Op een locatie die is aangewezen als Detailhandel mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. Bouwwerken met dak, voor zover wordt voldaan aan 7.2.3;
  2. Bouwwerken zonder dak, voor zover wordt voldaan aan 7.2.4.
7.2.2 Algemeen
  1. Voor het bouwen van bouwwerken met dak en bouwwerken zonder dak geldt dat het bebouwingspercentage van een bouwvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven;
7.2.3 Bouwwerken met dak
Voor het bouwen van bouwwerken met dak gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. Bouwwerken met dak mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. De afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen. Indien de bestaande afstand minder dan 3 m bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
  3. De goothoogte van een bouwwerk met dak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven;
  4. De bouwhoogte van een bouwwerk met dak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
  5. De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel wordt opgericht;
7.2.4 Bouwwerken zonder dak
Voor het bouwen van bouwwerken zonder dak gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
7.2.5 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.35 van het omgevingsplan gemeente Venlo zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van dit hoofdstuk 22D.
7.3 Vergunningplicht omgevingsplanactiviteit bouwwerken
7.3.1 Verbod bouwen van bouwwerken met dak buiten het bouwvlak.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning bouwwerken met dak buiten het bouwvlak te bouwen.
7.3.2 Verbod overschrijden goot- en bouwhoogte bouwwerken met dak
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale goot- en bouwhoogte als opgenomen in artikel 7.2.3 te overschrijden.
7.3.3 Verbod overschrijden maximum bebouwingspercentage
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning het maximum bebouwingspercentage als opgenomen in artikel 7.2.2 te overschrijden.
7.3.4 Verbod overschrijden maximale bouwhoogte bouwwerk zonder dak
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale bouwhoogte als opgenomen in artikel 7.2.4 te overschrijden.
7.3.5 Verbod overschrijden bouwhoogte gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale bouwhoogte als opgenomen in artikel 7.2.3 te overschrijden ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen.
7.3.6 Beoordelingsregels
  1. de omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 7.3.1 tot en met 7.3.5 worden alleen verleend indien:
    1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omliggende percelen;
    3. de aanvraag vanuit het oogpunt van stedenbouwkundige kwaliteit aanvaardbaar is;
    4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, sociale veiligheid of omgevingsveiligheid.
  2. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
  3. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de afstand tot op de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
  4. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 7.2.3 onder d. minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
  5. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.2 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de afwijking niet meer dan 10% van de op basis van 7.2.3 toegelaten relevante hoogte bedraagt;
  6. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.3 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de afwijking niet meer dan 10% van de op basis van 7.2.3 toegelaten oppervlakte bedraagt;
  7. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.4 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt.
  8. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.5 dat de vergunning alleen wordt verleend indien:
    1. De maximale oppervlakte waarvoor wordt afgeweken van de bouwhoogte niet meer dan 10% van het bouwvlak bedraagt;
    2. De bouwhoogte mag maximaal 1,25 maal de op basis van artikel 7.2.3 toegestane bouwhoogte zijn.
7.3.7 Aanvraagvereisten
  1. Op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 tot en met 7.3.5 zijn de aanvraagvereisten als opgenomen in paragraaf 22.5.2.3 van dit omgevingsplan van overeenkomstige toepassing.
  2. In aanvulling op het bepaalde onder a wordt een motivering verstrekt waaruit blijkt dat aan artikel 7.3.6 onder a wordt voldaan.
7.4 Specifieke regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken
7.4.1 Verboden gebruik
Het is verboden gronden of bouwwerken ter plaatse van Detailhandel te gebruiken voor:
  1. detailhandel in volumineuze goederen;
  2. supermarkt;
  3. groencentrum;
  4. kamerbewoning.

Artikel 8 Wonen

8.1 Functieomschrijving
Een locatie die is aangewezen als Wonen heeft de volgende functies:
  1. het wonen, in de vorm van grondgebonden woningen, gestapelde woningen, boven- en benedenwoningen, waaronder begrepen kamerbewoning (maximaal 2 personen per woning);
  2. aan huis gebonden beroepen en bedrijven;
  3. tuinen, erven en onbebouwde erven;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
8.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
8.2.1 Toegelaten bouwactiviteiten
Op een locatie die is aangewezen als Wonen mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. Bouwwerken met dak, zijnde:
    1. hoofdgebouwen, voor zover wordt voldaan aan 8.2.3;
    2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover wordt voldaan aan 8.2.4;
    3. Voorzieningen van algemeen nut, voor zover wordt voldaan aan 8.2.5;
  2. Bouwwerken zonder dak, voor zover wordt voldaan aan 8.2.6.
8.2.2 Algemeen
  1. Het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor bouwwerken met dak en bouwwerken zonder dak, welke hoger zijn 1 m gemeten vanaf het aansluitend terrein mag niet meer dan 65% bedragen.
8.2.3 Bouwwerken met dak zijnde hoofdgebouwen
Voor het bouwen van bouwwerken met dak zijnde hoofdgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. Nieuwbouw, met uitzondering van vervangende nieuwbouw is niet toegestaan;
  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ mogen uitsluitend het aangeduide type woning worden gebouwd;
  3. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  4. De hoofdgebouwen dienen in en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn te worden geplaatst;
  5. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;
  6. In geval van halfvrijstaande en vrijstaande bebouwing dient de afstand van de vrijstaande gevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m te bedragen. Indien de bestaande afstand minder dan 3 m bedraagt, geldt deze afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
8.2.4 Bouwwerken met dak zijnde aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van bouwwerken met dak zijnde aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak, danwel ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen‘ gebouwd worden.
  2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw –of het verlengde daarvan– te worden gebouwd. In hoeksituaties dienen aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw –of het verlengde daarvan– te worden gebouwd.
  3. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan:
    1. 70 m² bij een bouwperceel van maximaal 500 m²;
    2. 100 m² bij een bouwperceel groter dan 500 m², met dien verstande dat het maximale bouwpercentage als hiervoor bedoeld onder lid 8.2.2 niet mag worden overschreden.
  4. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3,30 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
  5. In afwijking van het bepaalde onder a t/m c van dit lid, mogen aan- en uitbouwen worden aangebouwd vóór de voorgevelrooilijn, met een diepte van maximaal 1,5 m, een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping.
8.2.5 Bouwwerken met dak zijnde voorzieningen van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken met dak zijnde voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
  2. De oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer dan 15 m² bedragen.
8.2.6 Bouwwerken met dak zijnde, anders dan hoofdgebouw, aan- en uitbouw en bijgebouw en voorzieningen van algemeen nut
  1. Overkappingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw -of in het verlengde daarvan- te worden gebouwd. In hoeksituaties dienen overkappingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, gelegen aan de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens, op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw -of het verlengde daarvan- te worden gebouwd;
8.2.7 Bouwwerken zonder dak
Voor het bouwen van bouwwerken zonder dak gelden de volgende beoordelingsregels:
  1. Erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw -of in het verlengde daarvan- te worden gebouwd. In hoeksituaties dienen erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen, gelegen aan de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens, op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw -of het verlengde daarvan- te worden gebouwd;
  2. De hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van:
    1. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
    2. speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
    3. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
8.2.8 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.35 van het omgevingsplan gemeente Venlo zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van dit hoofdstuk 22D.
8.3 Vergunningplicht omgevingsplanactiviteit bouwwerken
8.3.1 Verbod overschrijden maximum bebouwingspercentage/-oppervlakte.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning het maximum bebouwingspercentage als opgenomen in artikel 8.2.2 te overschrijden.
8.3.2 Verbod bouwen van bouwwerken met dak buiten het bouwvlak.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning bouwwerken met dak buiten het bouwvlak te bouwen.
8.3.3 Verbod overschrijden goot- en bouwhoogte bouwwerken met dak
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale goot- en bouwhoogte als opgenomen in artikel 8.2.3, 8.2.4 en 8.2.5 te overschrijden.
8.3.4 Verbod overschrijden goot- en bouwhoogte bouwwerken zonder dak
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale goot- en bouwhoogte als opgenomen in artikel 8.2.7 te overschrijden.
8.3.5 Verbod overschrijden bouwhoogte gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de maximale bouwhoogte als opgenomen in artikel 8.2.3 en 8.2.4 te overschrijden ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen.
8.3.6 Beoordelingsregels
  1. De omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 8.3.1 tot en met 8.3.5 worden alleen verleend indien:
    1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van eigen terrein en op aangrenzende gronden;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie van omliggende percelen;
    3. de aanvraag vanuit het oogpunt van stedenbouwkundige kwaliteit aanvaardbaar is;
    4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, sociale veiligheid of omgevingsveiligheid.
  2. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de afwijking niet meer dan 10% van de op basis van 8.2.2 toegelaten oppervlakte bedraagt;
  3. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 8.2.3 onder e. minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
  4. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.2 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
  5. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 en 8.3.2 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de afstand van het hoofdgebouw tot op de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
  6. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.3 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de afwijking niet meer dan 10% van de op basis van 8.2.3, 8.2.4 en 8.2.6 toegelaten relevante hoogte bedraagt;
  7. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.4 dat de vergunning alleen wordt verleend indien de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt.
  8. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.5 dat de vergunning alleen wordt verleend indien:
    1. De maximale oppervlakte waarvoor wordt afgeweken van de bouwhoogte niet meer dan 10% van het bouwvlak bedraagt;
    2. De bouwhoogte mag maximaal 1,25 maal de op basis van artikel 8.2.3 en 8.2.4 toegestane bouwhoogte zijn.
8.3.7 Aanvraagvereisten
  1. Op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 tot en met 8.3.5 zijn de aanvraagvereisten als opgenomen in paragraaf 22.5.2.3 van dit omgevingsplan van overeenkomstige toepassing.
  2. In aanvulling op het bepaalde onder a wordt een motivering verstrekt waaruit blijkt dat aan artikel 8.3.6 onder a wordt voldaan.
8.4 Specifieke regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken
8.4.1 Beroepen of bedrijven aan huis
Beroepen en bedrijven (in maximaal categorie 1 en 2 Lijst van Bedrijven) aan huis zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. De woonfunctie blijft overwegend behouden.
  2. De beroeps- en/of bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen, met een maximum van 50 m².
  3. De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten worden hoofdzakelijk door de bewoner(s) van het hoofdgebouw zelf uitgeoefend.
  4. De woning en de bij de woning behorende bijgebouwen blijven aan het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) c.q. de Bouwverordening voldoen.
  5. De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten veroorzaken geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn.
  6. Er ontstaat geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving.
  7. Er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  8. Er worden geen horeca-activiteiten uitgeoefend.
  9. Er wordt/worden geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied uitgeoefend.
8.4.2 Verboden gebruik
Het is ter plaatse van Wonen verboden vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor permanente of tijdelijke bewoning.
8.5 Vergunningsplicht omgevingsplanactiviteit gebruiken van gronden en bouwwerken
8.5.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken voor:
  1. Bed and breakfast;
  2. Parkeren voor de voorgevel van een woning met uitzondering van de gronden gelegen direct tussen de ingang van de bij de woning behorende garage/carport en de weg;
  3. Kamerverhuurbedrijf, voor kamergewijze bewoning voor meer dan 2 personen per woning.
8.5.2 Beoordelingsregels
  1. De omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 8.5.1 sub a worden alleen verleend indien:
    1. De woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden;
    2. Bedoeld gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
    3. Bedoeld gebruik mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren;
    4. Het gebruik moet naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming zijn;
    5. Het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
    6. Er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
    7. Het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
    8. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    9. De Bed and Breakfast-voorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
    10. Maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen mogen ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik zijn, zulks met een absoluut maximum van 60 m².
  2. De omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 8.5.1 sub b worden alleen verleend indien:
    1. Parkeren voor de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren;
    2. Parkeren kan niet anderszins worden gerealiseerd.
  3. De omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 8.5.1 sub c worden alleen verleend indien:
    1. per kamer wordt voorzien in voldoende gebruiks- en leefoppervlakte;
    2. wordt voorzien in voldoende stallingsruimte voor fietsen en wordt voorzien in voldoende bergruimte voor het opslaan van huishoudelijk afval;
    3. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
    4. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
8.5.3 Aanvraagvereisten
  1. Op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.5.1 zijn de aanvraagvereisten als opgenomen in paragraaf 22.5.2.3 van dit omgevingsplan van overeenkomstige toepassing.
  2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid wordt een motivering verstrekt waaruit blijkt dat aan artikel 8.5.2 wordt voldaan. Waarbij voor 8.5.2 sub c wordt getoetst aan de 'Beleidsregel kamerverhuur, woningsplitsing en woningomzetting Venlo 2024' als vastgesteld door burgemeester en wethouders van Venlo op 30 april 2024, met dien verstande dat wanneer deze beleidsregel wordt herzien, aanvragen worden getoetst aan de geldende beleidsregel ten tijde van het indienen van de aanvraag.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie'.
9.2 Functieomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bedoeld voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
9.3 Beoordelingsregels bouwactiviteit
9.3.1 Toegelaten bouwactiviteiten
  1. Ter plaatse van de voor ‘Waarde-Archeologie’ aangewezen gronden dient voor bouwwerken:
    1. 1 in geval van nieuwbouw groter dan 100 m²,
    2. 2 in geval van uitbreiding, met een uitbreiding groter dan 100 m²,
bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  1. Indien uit het onder a bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
9.4 Vergunningplicht omgevingsplanactiviteit uitvoeren van een werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheid
9.4.1 Verbod veranderen huidig maaiveldniveau
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning het huidige maaiveldniveau te veranderen door ontginningen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, of ophogen
9.4.2 Verbod aanbrengen diepwortelende beplantingen en/of bomen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning diepwortelende beplantingen en/of bomen aan te leggen
9.4.3 Verbod uitvoeren grondwerkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwerkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,4 m ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen;
9.4.4 Verbod aanleggen kabels en leidingen
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur aan te leggen;
9.4.5 Verbod uitvoeren werkzaamheden
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand uit te voeren.
9.4.6 Uitzondering
Het verbod als bedoeld 9.4.1 tot en met 9.4.5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.4.7 Beoordelingsregels
De omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 9.4.1 tot en met 9.4.5 worden alleen verleend indien:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 9.2 genoemde doeleinden;
  2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
9.4.8 Aanvraagvereisten
Op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 zijn de aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.284 van dit omgevingsplan van overeenkomstige toepassing.

3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Bestaande afmetingen (maximale maten)
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande, legale bouwwerken, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het TAM-omgevingsplan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
11.2 Bestaande afmetingen (minimale maten)
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande, legale bouwwerken, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het TAM-omgevingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
11.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 11.1 en 11.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Algemene regels - parkeervoorzieningen
  1. Bij het bouwen van bouwwerken op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk 22D dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (december 2018).
  2. Bij een gebruikswijziging waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' (december 2018).
12.2 Gebodsbepaling in stand houden parkeervoorzieningen
Indien in het kader van een vergunningplicht als opgenomen in dit hoofdstuk 22D dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig artikel 12.1, dan dient de betreffende parkeervoorziening zoals aangegeven in de aanvraag en vervolgens is vergund na de aanleg ervan duurzaam in stand te worden gehouden.
12.3 Algemene regels - hemelwatervoorzieningen
Bij het bouwen van bouwwerken op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk 22D, waaronder begrepen het verbouwen en uitbreiden van bestaande bouwwerken, dient op eigen terrein een adequate voorziening te worden getroffen voor de opvang, berging en infiltratie van hemelwater. Er wordt een adequate voorziening getroffen wanneer wordt voldaan aan de 'Afkoppelbeslisboom Gemeente Venlo' zoals opgenomen in het Gemeentelijk rioleringsplan 2021-2031 en als vastgesteld door de gemeenteraad op 30 juni 2021.
12.4 Gebodsbepaling in stand houden hemelwatervoorzieningen
Indien in het kader van een vergunningplicht als opgenomen in dit hoofdstuk 22D dient te worden voorzien in een adequate voorziening voor de opvang, berging en infiltratie van hemelwater overeenkomstig artikel 12.3, dan dient de betreffende voorziening zoals aangegeven in de aanvraag en vervolgens is vergund na de aanleg ervan duurzaam in stand te worden gehouden.
12.5 In stand houden bestaande bouwwerken
In aanvulling op artikel 22.40 van het Omgevingsplan gemeente Venlo is voor het in stand houden van een bestaand bouwwerk geen omgevingsvergunning vereist, mits het een feitelijk bestaand bouwwerk betreft dat is gebouwd:
  1. overeenkomstig een daarvoor verleende omgevingsvergunning;
  2. overeenkomstig algemene regels als opgenomen in dit omgevingsplan;
  3. overeenkomstig algemene regels, zoals die golden ten tijde van het bouwen van het bouwwerk, hetgeen ook kan worden aangetoond.

4 Overgangsrecht

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van dit hoofdstuk 22D, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk 22D, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvóór – als onderdeel van het Omgevingsplan gemeente Venlo - geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van bekendmaking van het ontwerp van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met dit hoofdstuk 22D strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit hoofdstuk 22D strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk 22D voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvóór - als onderdeel van het Omgevingsplan gemeente Venlo – geldende bestemmingsplan , daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.