Julianahof Venray
Bestemmingsplan - Gemeente Venray
Vastgesteld op 12-03-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Julianahof Venray met identificatienummer NL.IMRO.0984.BP17012-va01van de gemeente Venray.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage
Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.7 bed & breakfast
Het bieden van de mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben door de eigenaar of hoofdbewoner van de desbetreffende woning.
1.8 bedrijf aan huis
Het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het beroep aan huis, gericht op consumentenverzorging geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.
1.9 beroep aan huis
De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van prostitutie.
1.10 bestaand
Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.
1.11 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijgebouw
Een aangebouwd of vrijstaand gebouw of ander bouwwerk met een dak die door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, die in architectonisch opzicht ondergeschikt zijn en functioneel dienstbaar aan dit hoofdgebouw. Een bijgebouw is een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in de Wabo.
1.14 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.16 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.20 carport
Een overkapping van lichte constructie, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een motorrijtuig, welke geen tot de constructie behorende wanden heeft.
1.21 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.23 erf
Een gedeelte van het perceel, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij geldt:
- Achtererf: Erf achter de met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied evenwijdig gelegen lijn, die het hoofdgebouw raakt:
aan een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op 1 meter achter het snijpunt met de voorgevel, en,
aan een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op het snijpunt met de achtergevel.
- Voorerf: Erf dat geen onderdeel is van het achtererf.
- Zijerf: Het gedeelte van het erf dat zich bevindt aan de zijkant van het hoofdgebouw, startend bij de voorkant en eindigend bij de achterkant van het hoofdgebouw. Het zijerf maakt onderdeel uit van het voorerf wanneer het grenst aan openbaar gebied, als dit niet zo is dan maakt het onderdeel uit van het achtererf vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn.
1.24 evenement
Een voor publiek openbaar toegankelijke verrichting van vermaak in de open lucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van publiek voor sociale, informerende, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke doeleinden en/of doeleinden voor vermaak. Onder toegestane evenementen wordt verstaan: kermissen, herdenkingsplechtigheden, feesten, muziekvoorstellingen, wedstrijden op of aan de weg, braderieën of markten, optochten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen.
1.25 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 gevel
Buitenmuur van een gebouw, waarbij geldt:
- Voorgevel: de gevel aan de voorzijde van een hoofdgebouw.
- Zijgevel: de gevels van een hoofdgebouw die haaks staan op de voorgevel.
- Achtergevel: de gevel van een hoofdgebouw die zich aan de tegenovergestelde kant van de voorgevel bevindt.
1.27 hoeksituatie
Een perceel dat met minimaal twee aaneengesloten zijden grenst aan een weg of twee kruisende wegen.
1.28 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.29 horeca
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.30 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.
1.31 kunstwerk
Object van artistieke kunstuiting.
1.32 maaiveld
Bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.
1.33 maatschappelijke dienstverlening
Het verlenen van diensten door organisaties op het gebied van openbaar bestuur respectievelijk het verlenen van diensten door religieuze en andere levensbeschouwelijke organisaties, gezondheids-, welzijns- en veterinaire diensten, zorginstellingen, verenigingen alsmede sociale organisaties, onderwijs.
1.34 omgevingsvergunning
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.35 ondergeschikte bouwdelen
Onderdelen van een hoofdgebouw die in architectonisch opzicht ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en bijgebouwen, zoals erkers, ingangpartijen, luifels, schoorstenen en antennes.
1.36 ondergronds
Beneden het peil.
1.37 openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.38 overige bouwwerken
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct duurzaam met de aarde is verbonden.
1.39 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.
1.40 peil
- Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.41 permanente bewoning
Bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan als hoofdverblijf.
1.42 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.43 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf en bordeel zijn hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt op geen enkele wijze onder enig andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan. Hieronder wordt mede verstaan prostitutie en raamprostitutie.
1.44 stallingsruimte
Een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van een niet op hetzelfde perceel gelegen woning dat uitsluitend gebruikt mag worden als hobbyruimte bij deze woning, waaronder begrepen de stalling, reparatie en restauratie van historische motorvoertuigen (oldtimers).
1.45 stedenbouwkundige beeld
Het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.
1.46 verbeelding
De plankaart van het plan.
1.47 voorgevel:
Een of meer gevel(s) van een gebouw die is / zijn gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).
1.48 voorzieningen van openbaar nut
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse afvalvoorzieningen, bovengrondse afvalvoorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten, plus voorzieningen voor warmte- en koudeopslag of voorzieningen van soortgelijke aard met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.49 vrijstaande woning
Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.
1.50 Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.51 waterhuishoudkundige voorzieningen
Boven- en ondergrondse voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, infiltratie en waterkwaliteit.
1.52 weg
Een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.
1.53 woning/wooneenheid
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.54 woningsplitsing
Het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 3.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;
indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:
- 1. de woonsituatie;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld en stedenbouwkundig beeld;
- 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
- 4. de milieusituatie;
- 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Groen' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Verkeer', onder de voorwaarden dat:
- a. de wijziging uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- b. de wijziging noodzakelijk is uit hoofde van de verkeerssituatie;
- c. er geen onevenredige aantasting van het structurele groen plaatsvindt.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor `Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden woningen;
- b. beroepen aan huis met een maximum oppervlak van 40 m²;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijgebouw-stallingsruimte', uitsluitend voor een stallingsruimte;
- d. voorzieningen van openbaar nut;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:
- e. berging en/of infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 8.3;
- f. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 8.4.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 5.2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;
indien zulks noodzakelijk is in verband met één of meer van de volgende aspecten:
- 1. de woonsituatie;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 3. de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
- 4. de milieusituatie;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bestemmingen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:
- a. 5.2.2 onder a. voor het bouwen van een hoofgebouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 meter;
onder de voorwaarden dat:
- b. de belangen van de eigenaren en / of gebruikers van betrokken en nabij gelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Waarde-boom
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van monumentale en waardevolle bomen die vermeld staan op de gemeentelijke bomenlijst, waarbij artikel 14.3 in acht moet worden genomen.
6.2 bouwregels
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Boom' mag niet worden gebouwd.
6.3 afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat dit het behoud van de boom niet in gevaar brengt en de stedenbouwkundige of landschappelijke waarde van de boom niet aantast. Dit dient te worden aangetoond door middel van een bomen effect analyse.
6.4 nadere eisen
Ten aanzien van het bepaalde in artikel 6.2 zijn Burgemeester en wethouders bevoegd met het oog op het behoud van de monumentale of waardevolle boom nadere eisen te stellen aan de plek en de hoogte van bebouwing binnen een zone van 5 m van de dubbelbestemming 'Waarde - Boom'. Voor het stellen van de nadere eisen kan ter zake van een ingediende aanvraag omgevingsvergunning een bomen effect analyse worden geëist.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Algemene beschermingsregel
Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk met het daarbij behorende bouwperceel hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
8.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels
opgenomen beperkingen, de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan bij bestaande hoofd- en bijgebouwen met dien verstande dat ondergrondse bouwwerken uitsluitend zijn toegestaan binnen de gevelgrenzen van de bestaande hoofd- en bijgebouwen;
- b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
- c. in aanvulling op het bepaalde in sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het zwembad dient te worden gebouwd in het achtererf en op een afstand van ten minste 3,00 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
- 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde in de regels voor de van toepassing zijnde bestemming in acht wordt genomen;
- 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
- d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
- e. de ondergrondse ruimte(n) mogen uitsluitend van binnenuit bereikbaar zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben.
8.3 Infiltratie
8.4 Parkeergelegenheid
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Onverlet het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is het (ook) verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het laten gebruiken danwel het doen laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Radarverstoringsgebied
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 10 % regeling
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud en afstanden) en percentages tot maximaal 10% en maximaal 1 meter van die maten en percentages indien de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels een andere omgevingsvergunning is of kan worden verleend.
11.2 Meetverschillen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.
11.3 Voorzieningen van openbaar nut
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande dat:
- a. de inhoud maximaal 50 m3 mag bedragen;
- b. de hoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Feitelijke situatie
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
13.1 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.9a van de Wro van toepassing.
13.2 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende vier weken voor belanghebbenden ter inzage op het gemeentehuis;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend op de internetsite van de gemeente Venray;
- c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij het bevoegd gezag;
- d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Overtreding algemene gebruiksregels
Overtreding van het bepaalde in artikel 21 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
14.2 Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
14.3 Verhouding enkel- en dubbelsbestemmingen
Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Julianahof Venray' van de gemeente Venray.
Bijlage Bij Regels
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 11 november 2016 is door Venterra BV te Venlo bij Burgemeester & Wethouders van Venray (hierna ook te noemen: B&W) een principe-verzoek ingediend tot medewerking aan de herontwikkeling van het terrein van het voormalig busstation aan de Julianasingel 29/Prins Bernhardstraat 5 te Venray (ook wel het 'Hermesterrein' genoemd). Dit verzoek is door Venterra BV gedaan namens de eigenaren van deze gronden, de heren Frank en Ton Nelissen te Venray (hierna ook te noemen: de initiatiefnemers).
De beoogde herontwikkeling bestaat uit de transformatie van het gebied van een ruimtelijk laagwaardig binnenstedelijk verhard terrein met alleen bebouwing ten behoeve van het parkeren en onderhouden van bussen, naar een hoogwaardig binnenstedelijk woongebied. Dit nieuwe woongebied zal bestaan uit 8 luxe vrijstaande woningen, deels gesitueerd om een woonerf en deels langs de Prins Bernhardstraat gelegen.
Het vigerende bestemmingsplan maakt de verwezenlijking van het plan niet mogelijk. De gemeente Venray acht deze ruimtelijke ontwikkeling echter wenselijk en zal dan ook medewerking verlenen aan dit project door de vaststelling van een planologisch-juridische regeling in de vorm van een bestemmingsplan.
Het voorliggende bestemmingsplan 'Julianahof Venray' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project . Het bestemmingsplan 'Julianahof Venray' bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen binnen de bebouwde kom van Venray. Het plangebied ligt midden in het centrum van Venray op de hoek Julianasingel-Prins Bernhardstraat. Plaatselijk is het plangebied bekend als Julianasingel 29 en Prins Bernhardstraat 5 . Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Venray, sectie C, nrs. 8574, 9960, 12027, 12049 en 12050. De omvang van het plangebied bedraagt 6.817 m2.
globale ligging plangebied (rood omcirkeld) op gemeentelijk niveau (bron: Google Maps)
luchtfoto plangebied
De kadastrale situatie is op onderstaande afbeelding weergegeven. Tevens is de grens van het plangebied ingetekend. De plangrens is zodanig getrokken dat deze samenvalt met openbare ruimte (zoals straten) en perceelsgrenzen. Ook is de plangrens zodanig getrokken dat er ten opzichte van de plangebieden van de vigerende bestemmingsplannen geen 'gaten' vallen. Verder is het plangebied gelijk aan het exploitatiegebied.
plangrens
1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen En Planologische Vrijstellingen
Voor het plangebied vigeert het volgende bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Bestemmingen | Vaststelling Raad | |
Venray | - Dienstverlening - Waarde-Archeologie-3 - Verkeer - Groen | 19-09-2017 |
De onderstaande afbeelding bevat een afschrift van de plankaart.
Uitsnede plankaart en renvooi (ged.) bestemmingsplan 'Venray'
Binnen de bestemming 'Verkeer' is geen woonbebouwing toegestaan. Binnen de bestemming 'Dienstverlening' is dienstverlening en zijn kantoren toegelaten. Woningbouw is uitsluitend toegestaan in de vorm van één woning per bouwvlak. Ook is ter plaatse de bebouwing strak omkaderd met een bouwvlak en is de goothoogte beperkt tot maximaal 6 meter. De beoogde woningbouw is in strijd met de huidige planregels omdat er 8 woningen gerealiseerd zullen worden die grotendeels buiten het bouwblok komen te liggen en ook een hogere goothoogte hebben. Het bestemmingsplan 'Venray' kent geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden om de beoogde woningbouw op deze locatie mogelijk te maken. Hierdoor is een nieuwe planologisch-juridische regeling van de beoogde transformatie via dit bestemmingsplan noodzakelijk. Tevens zal de hobbyruimte/opslagloods, waarvoor op 27 juni 2017 een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik is verleend, worden ingepast in dit bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. De economische uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 9. Hoofdstuk 10 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid .
Hoofdstuk 2 Analyse Van Het Plangebied
2.1 Beschrijving Plangebied E.o.
Het plangebied bestaat op dit moment uit een grotendeels verhard terrein waarop zich de voormalige twee bedrijfsgebouwen van een openbaar vervoersbedrijf bevinden. Het voorste gebouw (langs de Julianasingel) betreft een bedrijfsgebouw dat voorheen werd gebruikt als kantoor- en personeelsruimte en als parkeergarage van het vervoersbedrijf. Dit gebouw wordt momenteel gebruikt ten behoeve van incidentele statische opslag. Ook is in het voormalige kantoor op dit moment een kleine detailhandelsfunctie gevestigd in de vorm van een snoepwinkel/bakkerij.
Het achterste gebouw (aan de Prins Bernhardstraat) is de voormalige reparatie-en onderhoudsloods (buswerkplaats) van het vervoersbedrijf. Dit gebouw staat op dit moment leeg. Direct ten westen is een parallelweg gelegen met daarlangs een bushalte en een openbare groenvoorziening in de vorm van een plantsoen waarin drie beeldbepalende bomen staan. Bussen gebruiken deze parallelweg als draaipunt i.v.m. bepaalde routes.
Het erf voor en tussen de beide bedrijsgebouwen bestaat uit klinkers en asfalt.
foto's bestaande situatie
Tenslotte ligt een deel van de Julianasingel ook binnen het plangebied.
2.2 Historisch Perspectief
Van oorsprong is het bouwlandencomplex van Venray in het westen en noorden begrensd door bossen, stuifduinen en heidevelden. In het zuidoosten liggen de bouwlanden tegen het beekdal van de Oostrumsebeek. Venray bestaat rond 1850 uit twee bebouwde wegen, linten, met een sterke noord-zuid oriëntatie. Daar waar beide linten elkaar bijna raken, is sprake van een zekere centrumvorming. Rond het dorp, over de akkers ligt een enigszins verdicht, grillig wegenpatroon.
De eerste vormen van verstedelijking tekenen zich af rond 1915. Pal langs Oostrum wordt de spoorlijn aangelegd. Door de aanwezigheid van een station bij Oostrum neemt de betekenis van de landweg tussen Oostrum en Venray toe. De verbindingen naar het westen (de peel) nemen langzaam in betekenis toe, zonder dat dit al te sterke gevolgen heeft voor de uitbreidingsrichting van het dorp. Het spinnenweb van wegen rond Venray verdicht net voor de tweede wereld oorlog in alle richtingen. Lange uitlopers beheersen echter het beeld. Van Veltum en Leunen tot Venray is nu sprake van min of meer continue lintbebouwing. Een zelfde lintbebouwde structuur is ontstaan langs de weg over de akkers richting Oostrum.
De echte verstedelijking van Venray begint rond 1965 zichtbaar te worden. De contour van het verstedelijkte gebied wordt vooral bepaald door de West- en Oostsingel. Beide singels bestaan uit een combinatie van “opgewaardeerde” landwegen en nieuwe tracés. Binnen de singels komen de planmatig ontwikkelde gebieden tot stand die op het kaartbeeld aan het stratenpatroon herkend kunnen worden. De industriële ontwikkeling van Venray wordt in gang gezet met het ten noorden van de kern gesitueerde bedrijventerrein Smakterheide. De opkomst van het moderne verkeer is verder afleesbaar aan de ontwikkeling van de infrastructuur. De oorspronkelijke twee noord-zuid gerichte linten vormen niet langer de functionele hoofdverkeerstructuur. Alleen de Maasheseweg en de Leunseweg zijn nog onderdeel van de hoofdstructuur. Opmerkelijk is de toegenomen betekenis van de oost-west verbindingen. De huidige Noordsingel/Beekweg en de Deurneseweg zorgen voor verbindingen met Brabant. Daarbij doorsnijdt de Deurneseweg het bebouwingslint tussen Leunen en Veltum.
Door de verdergaande verstedelijking wijzigt de verhouding tussen stad en landschap rond 1975 ingrijpend. De inmiddels tot Oostrum doorgetrokken Deurneseweg sluit Venray definitief af van het beekdal van de Oostrumse beek. Voor de periode tussen 1975 en 1985 is de voltooiing van de stedelijke infrastructuur kenmerkend. De buitensingel wordt compleet met de aanleg van de Zuidsingel en het doortrekken van de Noordsingel in combinatie met de aanleg van de nieuwe Maasheseweg die in dit deel de functie van de oorspronkelijke structuur overneemt. In de periode 1985-1995 vindt de belangrijkste verstedelijking plaats in het (noord) oostelijke stadsdeel. De reconstructie van de Provinciale weg tot autosnelweg (A 73) zorgt voor een harde scheiding tussen stad en landschap. Achter deze “21e eeuwse stadsmuur” worden oude landschapsfragmenten gevuld met stedelijke programma’s.
2.3 Ruimtelijke Structuren
2.3.1 Ruimtelijke hoofdstructuur
Voor de ruimtelijke structuur van de kern Venray zijn de structurerende onderdelen ge
makkelijk te onderscheiden. Het schema van Venray is in feite duidelijk en eenvoudig. De
kern bestaat uit een compact deel binnen de singels en nieuwe woon- en werkgebieden
buiten de singels.
Naast de singelstructuur zijn de meest structurerende elementen:
- de Deurneseweg en de A 73 die de kern begrenzen;
- de Stationsweg en de Henri Dunantstraat;
- de Maasheseweg die als verlengstuk van de Oostsingel gezien kan worden;
- de Beekweg, Leunseweg, Overloonseweg en Langstraat als invalsroutes;
- de binnenring die het centrum omsluit.
Venray heeft een compacte binnenstad die voornamelijk wordt omsloten door een doorgaande laan en singel. Deze 'binnenring' - die aan de noordkant in feite niet afgerond is- vormt de begrenzing van de binnenstad. Later is er een ruimere ring van brede singels (Noord-,Oost-, Zuid- en Westsingels) gekomen die een belangrijke ontsluitingsfunctie heeft voor de stad. Deze 'buitenring' verbindt de wijken en kruist de naar alle zijden lopende radialen.Dit radiale stelsel bestaat uit wijkstraten en lanen en is uitgebreid met een netwerk van langzaamverkeerroutes, waarmee de omliggende wijken met het centrum worden verbonden.
Het gebied dat bestaat uit een stelsel van samenhangende woonbuurten tussen de binnen- en de buitenring, vormt de centrumrand. Het gebied is voor het overgrote deel ontwikkeld in de 60er en 70er jaren en vormt de overgang tussen het multifunctionele stadscentrum en de rest van Venray. De buitensingels vormen, met name door hun ontsluitingsfunctie, een barrière waardoor het gebied aan de binnenzijde een besloten karakter heeft. Typerend zijn de radiale patronen (Stationsweg, Oude Oostrumseweg, Leunseweg, Langstraat, Kempweg, Hoenderstraat, Meseloseweg, St. Jozefweg) met veel oudere bebouwing die doorlopen tot in het centrumgebied zelf. Kenmerkend is de herkenbaarheid en relatieve eenvormigheid van de verschillende woonbuurten, waarbij elk gebied zijn eigen identiteit heeft.
ruimtelijke hoofdstructuur kern Venray
Het plangebied ligt op de grens tussen binnenstad en centrumrand en ligt daardoor in een gebied dat een 'entree' vormt van de binnenstad vanuit achterliggende woonbuurten. Het plangebied ligt in een gebied waarbij - stedenbouwkundig gezien - de woonbebouwing bestaat uit strokenbouw met vrijstaande woningen en tweekappers in twee bouwlagen met kappen. Typerend is dat in dit gebied hoogbouw praktisch ontbreekt. Het gebied in de directe omgeving van het plangebied kent een solide en hoogwaardige groene invulling door vooral de aanwezigheid van bomen van de 1e orde op zowel openbaar - als privé-gebied.
2.3.2 Openbare ruimte, verkeer en parkeren
De wegenstructuur in de kern van Venray is opgebouwd rond de binnenring en de buitenring, de verbindingswegen tussen deze ringen en de uitvalswegen naar de kerkdorpen en de (boven)regionale wegen.
In het Venray's Verkeers- en Vervoersplan (VVVP ' Venray veilig en bereikbaar) uit 2007 een wegcategorisering opgenomen. De wegen in Venray zijn verdeeld in:
- stroomwegen;
- gebiedsontsluitingswegen;
- wijkontsluitingswegen;
- erftoegangswegen.
De stroomwegen worden gevormd door de auto(snel)wegen buiten de bebouwde kom, zoals de A73, de Deurneseweg en de Middenpeelweg.
Gebiedsontsluitingswegen zijn wegen met aparte voorzieningen voor langzaamverkeer (aparte fietspaden of parallelle structuur) en een toegestane snelheid van 50 km/u (binnen de bebouwde kom) en 80 km/u (buiten de bebouwde kom). De weginrichting is vooral gericht op doorstroming. De buitenring is zo'n gebiedsontsluitingsweg bedoeld om het verkeer tussen de woonwijken en de bovenlokale wegen om het centrum heen te geleiden naar wegen van een hogere orde.
Wijkontsluitingswegen zijn wegen binnen de bebouwde kom met een maximum snelheid van 50 km/u waarbij de weginrichting plus omgeving gericht is op een gemengd gebruik van doorstroming en verblijven. Voor langzaam verkeer wordt uitgegaan van fietssuggestiestroken of - waar mogelijk - aparte fietspaden. De Julianasingel is zo'n wijkontsluitingsweg doordat zij enerzijds deel uitmaakt van de binnenring die het verkeer rond het centrum afwerkt, en anderzijds ook de (voornamelijk woon)percelen langs deze weg ontsluit.
De overige wegen binnen en buiten de bebouwde kom zijn erftoegangswegen. Op deze wegen geldt een maximumsnelheid van 30 km/u (binnen de bebouwde kom) of 60 km/u (buiten de bebouwde kom). De verkeersfunctie van deze wegen is perceelsontsluiting. De weginrichting en omgeving is dan ook geheel gericht op verblijven. Een menging van de verschillende verkeersstromen (gemotoriseerd verkeer en langzaamverkeer) wordt hier acceptabel geacht. Woonstraten binnen de bebouwde kom, zoals in casu de Prins Bernhardstraat, zijn erftoegangswegen.
Het wegprofiel en de openbare ruimte van de Julianasingel en de Prins Berhardstraat volgt hun verkeerskundige functie. De Julianasingel bestaat uit één rijbaan met aan weerszijde fietssuggestiestroken en ruime trottoirs. Openbare parkeervoorzieningen zijn aanwezig in de vorm van langsparkeerstroken aan één zijde van de weg. De Prins Bernhardstraat bestaat eveneens uit één rijbaan, maar zonder fietspaden of -stroken, maar wel met aan weerszijde trottoirs en aan één zijde openbaar langsparkeren. Langs beide wegen is openbare straatverlichting aanwezig. Langs de Julianasingel is verder ter hoogte van het plangebied nog een abri ten behoeve van het openbare busvervoer aanwezig.
Prins Bernhardstraat
Julianasingel
2.3.3 Groen en water
De hoofdlijnen van het gemeentelijke groenbeleid zijn vastgelegd in het Groenstructuurplan. De visie op de groenstructuur voor de kern Venray bestaat uit:
- het behouden en versterken van landschappelijke waarden en -elementen;
- het behouden en versterken van de ecologische structuren;
- het creëren van zo veel mogelijk aaneengesloten groenzones binnen de stad;
- versterken van de hoofdwegenstructuur met zijn concentrische ringen en radialen;
- handhaven en versterken van het boskarakter in Venray Noord en West;
- St. Anna duurzaam inrichten en beheren als woonbos;
- nieuwe wijken; gebruik maken van bestaande kwaliteiten en kwantiteiten en aanvullen met groen die een eigentijds karakter hebben.
De groenstructuur in de kern Venray bestaat uit twee structuureenheden:
- A. Beplantingen van hoofdwegen, lanen en stadsentrees;
- B. (Stads)bossen, parken, sportvelden en begraafplaatsen.
Het openbare (en privé !) groen ter plaatse van de Julianasingel en (in mindere mate) de Prins Bernhardstraat manifesteert zich als laanbeplanting aan weerzijde van de openbare wegen met bomen van 1e, en 2e orde. Hierdoor behoort het aanwezige groen tot de genoemde categorie A. Deze categorie van stedelijk groen, bestaande uit bomen van diverse grootte en levensduur, maakt een belangrijk deel uit van de stedelijke groenstructuur. De verschillende straat- en laanbomen van Venray vormen tezamen het skelet van de groenstructuur.
Aan de westzijde van het plangebied (langs de Julianasingel) bevindt zich nog een bijzondere openbare groenvoorziening in de vorm van een open groen pleintje (plantsoen) met 3 beeldbepalende bomen.
plantsoen hoek Julianasingel-Pr. Bernhardstraat
Water in de vorm van oppervlaktewater, waterinfiltratie- of waterbergende voorzieningen (Wadi's, vijvers e.d.) is afwezig binnen het plangebied.
2.4 Functies In Het Plangebied E.o.
In functionele zin is het plangebied en haar omgeving primair te kwalificeren als een gemengd stedelijk gebied. Functies zoals wonen, kantoren, detailhandel en horeca zijn aanwezig.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Ontwikkeling
3.1 Ruimtelijke Ontwikkeling
In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijke project beschreven. Er wordt ingegaan op de bouwkundige maatvoering, stedenbouwkundige aspecten, architectonische kwaliteit, kwaliteit van de openbare ruimte, verkeersaspecten, duurzaam bouwen, brandveiligheid, groen en water.
3.1.1 Planbeschrijving; 8 vrijstaande woningen
Het project behelst de realisatie van een woningbouwprogramma van 8 vrijstaande woningen in het hogere marktsegment. De woningen worden gerealiseerd op kavels met oppervlaktes tussen de minimaal 350 m2 en maximaal 600 m2. De inhoud van de beoogde woningen bedraagt minimaal 600 m3 en maximaal 1000 m3 per woning. Alle vrijstaande woningen (hoofdgebouwen) worden afgedekt door middel van een kapconstructie. De aangebouwde bijbeborende bouwwerken kennen wel een platte afdekking. De goot-en nokhoogte varieert van 5 meter resp. 8,5 meter tot 7 meter resp. 11 meter. De aangebouwde of vrijstaande bijbehorende bouwwerken kennen een maximale goot-en bouwhoogte van 3,5 meter.
verkavelingsplan (D.O.)
3.1.2 Planbeschrijving; hobbyruimte
Onderdeel van dit plan is ook een definitieve planologische-juridische regeling voor een hobbyruimte aan de Prins Bernhardstraat. Dit gebouw zal gebruikt worden als opslag- en hobbyruimte voor de initiatiefnemer. De initiatiefnemer is woonachtig aan de Julianasingel 13. Zijn woning is op minder dan 150 meter afstand van het besluitgebied gelegen. Te voet is het besluitgebied binnen een paar minuten bereikbaar. De initiatiefnemer verzamelt oldtimers. Deze stalt hij nu nog op verschillende locaties. Echter, deze stallingsruimte is recentelijk verkocht aan een derde, waardoor de initiatief-nemer op korte termijn een nieuw stallingsruimte voor zijn oldtimers nodig heeft.
In het nieuwe gebouw wil de initiatiefnemer zijn oldtimers gaan stallen en kleine reparatie- en res-tauratiewerkzaamheden verrichten. Het bestaande voormalige reparatie-en onderhoudsgebouw zal hiertoe gesloopt worden. Na de ver-/nieuwbouw zal het nieuwe hobbygebouw, dat in afmeting iets verkleind wordt, 8.04 meter naar voren zijn verschoven op het perceel, richting Prins Bernhardstraat. Hierbij geldt dat het pand 136 centimeter korter wordt dan thans het geval is. De achtergevel wordt 9.40 meter verplaatst. Door de verplaatsing ontstaat aan de achterzijde van het pand voldoende ruimte voor een nieuwe woonkavel.
Het beoogde nieuwe pand zal ca. 26 meter diep en 13,5 meter breed zijn. Het heeft een platte afdekking en een goot-c.q. bouwhoogte van 4,90 meter. Ten opzichte van de huidige (destijds middels een vergunning toegestane) afdekking en bouwhoogte wijzigt de toekomstige situatie niet.
Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het project wordt over de volle lengte van het gebouw - op 3 meter afstand van het gebouw - een groene haag geplant. Aan de voorzijde van het gebouw worden er op eigen terrein 5 parkeerplaatsen aangelegd, zodat voor een parkeertekort niet behoeft te worden gevreesd.
Op 27 juni 2017 is een omgevingsvergunning verleend voor de verbouw en het nieuwe gebruik van dit gebouw waarbij met toepassing van artikel 2.12 lid 1, onder a, sub 3 Wabo van het bestemmingsplan is afgeweken. Deze omgevingsvergunning is inmiddels onherroepelijk. Voorzover dit ontwerpbestemmingsplan betrekking heeft op deze hobbyruimte, vindt het zijn grondslag in de voornoemde omgevingsvergunning. Daar kunnen eventuele zienswijzen en/of kan een beroepschrift geen betrekking meer op hebben. Deze beperking geldt niet voorzover het betreft de toepassing van de flexibiliteitsbepalingen (afwijkings-en wijzigingsbevoegdheden) voor nieuwe functies op deze plaats.
impressie hobbyruimte
hobbyruimte
parkeerplaatsen
3.1.3 Overige projectonderdelen
Onderdelen van het onderhavige project waarop het onderhavige bestemmingsplan ook betrekking heeft, betreffen het bouwrijp maken van het plangebied, de aanleg van een woonstraat, trottoirs, groenvoorzieningen en straatmeubilair alsmede tuinen en erven, parkeerplaatsen , waterinfiltratie- en waterbergende voorzieningen en alle ten behoeve van het plan noodzakelijke kabels en leidingen.
De aanleg van de woonstraat, trottoirs, openbare groenvoorzieningen, openbare parkeerplaatsen en straatmeubilair zal geschieden door de initiatiefnemers in overleg met en onder regie van de gemeente Venray, waarbij de voorwaarden uit de Toetsteen Openbare Ruimte (TOR) en het OOR (Ontwerpprincipes Openbare Ruimte) in acht zullen worden genomen. Na realisatie van de voornoemde voorzieningen zullen deze aan de gemeente Venray worden overgedragen en deel gaan uitmaken van de openbare ruimte van Venray. Onderhoud en beheer zijn vanaf dat moment de verantwoordelijkheid van de gemeente Venray. De afspraken inzake de aanleg van voorzieningen die onderdeel gaan uitmaken van de openbare ruimte, technische eisen en overdracht, zijn neergelegd in een anterieure overeenkomst die de initiatiefnemers met de gemeente Venray hebben gesloten.
Verder leidt het plan tot het vervallen van de huidige bushalte en draaipunt ter plaatse van de parallelweg. Onderdeel van dit plan is de realisatie aan beide zijden van de Julianasingel van twee nieuwe bushaltes. Tenslotte zal één van de drie waardevolle bomen binnen het plantsoen verplaatst worden naar de overzijde van de Julianasingel. De overige twee bomen blijven gehandhaafd.
3.2 Architectuur En Beeldkwaliteit
Op dit moment is sprake van een weinig inspirerende omgeving. De leegstaande bebouwing met zijn gesloten rolluiken heeft geen positieve uitstraling. Ook de schaal en het karakter van de bebouwing past niet in de omgeving. Het enige positieve is de afstand ten opzichte van de weg (Julianasingel) en het groen ertussen.
Op de hoek van de Julianasingel en de Prins Bernhardstraat wordt een intiem woongebied gecreëerd. Het continueren van de aanwezige kwaliteiten in de Julianasingel is het uitgangspunt geweest bij het stedenbouwkundig ontwerp waarbij rekening is gehouden met alle schaalniveaus.
De nieuw te bouwen woningen aan de Julianasingel verspringen trapsgewijs naar achteren om de ruimte van het parkje te introduceren en bestaande panden geen zicht te ontnemen. Achter de nieuwbouw aan de Julianasingel wordt een intiem en zorgvuldig ingepast hofje geïntroduceerd dat wordt ontsloten vanaf de Julianasingel. Waar de woningen aan de rand van het plangebied bestaan uit twee lagen met kap is de bebouwing in het hofje een verdieping lager. Aan de Prins Bernhardstraat zijn de woningen met de kopgevel, passend binnen het straatbeeld, naar de straat georiënteerd.
De woningen zijn tijdloos en ingetogen ontworpen en onttrekken hun rijkdom aan de hoogwaardige detaillering en duurzame materialen die mooi verouderen. Door de twee basistypen en de mogelijkheden tot uitbreiding is het plan ontworpen voor een brede doelgroep. Alle woningen kunnen worden uitgebreid met een garage, grote woonkeuken en speel- of werkkamer. Daarnaast is er de mogelijkheid een complete vleugel met slaap- en badkamer aan te bouwen waardoor de woningen levensloopbestendig kunnen worden gemaakt.
impressie woongebied vanaf Julianasingel
impressie binnenterrein woongebied
impressie woongebied vanaf hoek Julianasingel/Prins Bernhardstraat
impressie woongebied vanaf Prins Bernhardstraat
De openbare ruimte en erfafscheiding sluit aan op de bestaande groenstructuur van de omgeving. De bomen die op locatie staan worden behouden en het ritme van de volwassen bomen aan de Julianasingel wordt doorgezet. Ook aan de Prins Bernhardstraat en in het plangebied zelf worden diverse bomen geplant om het groene karakter van de wijk te continueren. De openbare ruimte sluit naadloos aan op de woningen en de overgang van openbaar naar privé wordt mee ontworpen en gebonden aan de uitgangspunten van de landschapsarchitect.
3.3 Ontsluiting En Parkeren
Het plan wordt gerealiseerd langs de Julianasingel en Prins Bernhardstraat te Venray. Volgens de wegcategorisering van de gemeente Venray worden deze wegen gekwalificeerd als een wijkontsluitingsweg respectievelijk een erftoegangsweg. Deze wegen hebben beiden een verkeerskundige functie die (mede) gericht is op perceelsontsluiting. De bestaande wegprofielen passen ook bij deze functie.
De verkeersaantrekkende werking van het project bestaat hoofdzakelijk uit bewoners-en bezoekersverkeer. De ontsluiting van het woongebied gebeurt op twee punten. De ontsluiting van 5 woningen vindt plaats via een nog te realiseren erftoegangsweg - in de vorm van een woonhof - en ingericht als een 30 km/h zone. Verder worden er 3 woningen ontsloten via de Prins Bernhardstraat. Via de Julianasingel is het centrum van Venray binnen enkele minuten bereikbaar voor zowel auto- als fietsverkeer.
Met de realisatie van dit woningbouwplan zal de verkeersbelasting toenemen. Met behulp van de verkeersgenerator van het CROW is bepaald dat de verkeerstoename vanwege de beoogde woningbouw voor een gemiddelde weekdag 71 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. Dit is specifiek onderzocht en beschreven in het akoestisch onderzoek naar het optredende wegverkeerslawaai vanwege de Julianasingel en Prins Bernhardstraat (zie voor het gehele onderzoek paragraaf 5.1 van deze plantoelichting). In het akoestisch onderzoek is ervan uitgegaan dat het verkeer gelijk kan worden verdeeld per rijrichting. Per wegvak bedraagt de toename van de etmaalintensiteit 35,5 voertuigen.
Op grond van verkeersgegevens verstrekt door de gemeente Venray en gezien de verkeersmilieukaart voor prognosejaar 2030 blijkt de autonome verkeersintensiteit op de Julianasingel en de Prins Bernhardstraat ruim 5000 verkeersbewegingen respectievelijk ruim 300-400 verkeersbewegingen per weekdagetmaal te bedragen.De extra verkeersgeneratie vanwege de beoogde 8 woningen is derhalve zeer beperkt en gaat volledig op in de bestaande verkeersintensiteiten op de Julianasingel en de Prins Bernhardstraat. Zowel de Juliansingel als de Prins Bernhardstraat beschikken over wegprofielen die geschikt zijn om het beperkte extra verkeersaanbod als gevolg van dit plan veilig te verwerken. Het plan heeft dan ook geen consequenties voor de wegenstructuur, de wegprofielen van en de verkeersveiligheid op beide wegen.
Parkeren
In de planregels is de verplichting om voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren - en te houden - juridisch verankerd. Voor de bepaling van het aantal benodigde parkeerplaatsen per functie dienen de initiatiefnemers te voldoen aan het bepaalde in de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'.
Het plangebied valt onder de zone 'schil centrum/overloopgebied'. De Beleidsnota Parkeernormen Venray kent een specifieke parkeerkencijfer voor wonen in deze zone, namelijk 2,0 pp /woning. In algemene zin gelden de volgende twee uitgangspunten:
- 1. toepassen van de parkeernorm en aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein;
- 2. het bezoekersaandeel van de aan te leggen parkeerplaatsen dient openbaar toegankelijk te zijn.
In het kader van dit plan zullen 16 parkeerplaatsen aangelegd moeten worden. De initiatiefnemers zullen hier invulling aan geven door per woning twee naast elkaar gelegen parkeerplaatsen op eigen terrein aan te leggen.
Door de verplaatsing van de bestaande bushalte naar twee nieuwe locaties langs de Julianasingel ((schuin) tegenover het plangebied) komen 4 openbare parkeerplaatsen te vervallen. Dat zal echter niet leiden tot parkeeroverlast op de Julianasingel. De initiatiefnemers zullen ten belope van 4 parkeerplaatsen een financiële bijdrage storten in het gemeentelijke parkeerfonds.
verkavelingsplan met locaties parkeerplaatsen binnen plangebied
fietsparkeren
In het kader van deze planontwikkeling zijn verder de navolgende fietstellingen verricht:
tijdstippen tellingen
- 10.00 uur
- 18.00 uur
- na 22.00 uur (om 22.00 uur en om 24.00 uur)
aantallen fietsen
Gemiddeld staan er 's morgens om 10.00 uur door de week 22 fietsen, 's middags om 18.00 uur staan er gemiddeld door de week 18 fietsen en om 22.00 uur of later staan er gemiddeld 8 fietsenOverdag is er weleens een piek naar 25 fietsen geconstateerd inclusief twee “schrootfietsen“. Tevens moet er gemeld worden dat er zeker één of twee fietsen van het gemiddelde afgetrokken kunnen worden omdat er “schrootfietsen“ tussen staan die niet opgehaald worden.
In het weekend bestaat er op zaterdag (overdag) een gelijk beeld als door de week. Op zondag (overdag) staan er slechts gemiddeld 10 fietsen, exclusief twee schrootfietsen. Dit is exclusief de aantallen fietsen tijdens Kermis, carnaval en evenementen.
In het nieuwe plan zullen evenveel fietsnietjes worden teruggebracht als er in de bestaande situatie aanwezig zijn. Deze afspraak is geborgd in de anterieure overeenkomst en het DO Openbare Ruimte.
3.4 Duurzaam Bouwen, Brandveiligheid En Voorzieningen
Op de onderhavige locatie aan de Julianasingel 29 heeft meer dan 50 jaar lang een busstation gelegen. De locatie was volledig verhard en voorzien van voorzieningen ten behoeve van het onderhoud van autobussen. Het nieuwe bouwplan op deze locatie voorziet in vrijstaande woningen en een hobbyruimte.
Openbare ruimte
In de openbare ruimte wordt veel aandacht besteed aan groen. Er wordt aan de zijde van de Julianasingel een plantsoen op hoogwaardige wijze ingericht. De perceelsgrenzen van de woningen worden standaard voorzien van groene hagen en binnen het plangebied worden enkele nieuwe bomen toegevoegd. Het plan voorziet in infiltratie van regenwater op eigen terrein. De openbare ruimte wordt ingericht met duurzame materialen zoals gebakken klinkers.
Woningen
De woningen worden gebouwd onder tijdloze architectuur. Er wordt veel aandacht besteed aan duurzame detaillering en de toepassing van de duurzame materialen zodat de onderhoudskosten aan deze woningen op termijn beperkt worden. Daarnaast worden alle woningen dusdanig ontworpen zodat ze met beperkte bouwkundige ingrepen aanpas te passen zijn naar levensloopbestendige woningen. Ook dit onderstreept het duurzame karakter van de woningen.
Tenslotte worden alle woningen voorzien van zonnepanelen en driedubbel glas. De schil van de woningen heeft een Rc waarde die hoger ligt dan vereist conform bouwbesluit. Ook wordt in de detaillering zorgvuldig gekeken naar de kierdichting. Tenslotte wordt er een hybride verwarmingssysteem aangeboden dat in ieder geval is voorbereid op een gasloze toekomst.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt. Een van de kernbegrippen in de Structuurvisie is decentralisatie. Dit kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten letterlijk de ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.
Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Verstedelijkings-, landschaps- en bedrijventerreinenbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten.
Planspecifiek
Het onderhavige plan heeft geen betrekking op deze nationale belangen.
4.1.2 Ladder voor Duurzame Verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Vanaf 1 juli 2017 moeten ruimtelijke plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken worden getoetst aan de nieuwe Ladder Duurzame Verstedelijking. De grondslag voor de nieuwe Ladder-toets is het nieuwe artikel 3.1.6 lid 2 Bro. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt dat in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Indien niet meer dan 11 woningen binnen een bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is er volgende de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen sprake van de ruimtelijke ontwikkeling van een woningbouwlocatie of een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i van het Bro (zie uitspraak ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921 (dorpskern Annen)).
Planspecifiek
Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een woongebied met maximaal 8 woningen en de inpassing van de reeds vergunde hobbyruimte/opslagloods. Een toets van dit bestemmingsplan aan de Ladder duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk.
4.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ((Barro) voorheen ook genoemd: AMvB Ruimte) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.
Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden. De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nationale landschappen, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.
Planspecifiek
Het plan heeft geen betrekking op een van de genoemde rijksbelangen. In het gebied is verder ook geen sprake van een gebiedsreservering voor de lange termijn.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), provinciaal verkeer- en vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). In het POL 2014 formuleert de provincie een aantal zogenoemde 'Limburgse principes' welke de komende jaren richtinggevend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg.
Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:
- 1. Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien.
- 2. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
- 3. Uitnodigen. De manier waarop de provincie samen met de partners het voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.
Het plangebied is gelegen in de zone 'stedelijk centrum'. Deze zone omvat de grotere binnensteden, gekenmerkt door een mix aan functies die deze gebieden een vitaal, stedelijk karakter geeft. Deze gebieden zijn cruciaal voor de aantrekkingskracht en uitstraling van Limburg.
Beleidsmatig worden de volgende accenten gelegd:
- Ontwikkeling centrum-stedelijk woonmilieu;
- Bovenregionaal verzorgend centrum voorzieningen en detailhandel;
- Multimodaal bereikbaar;
- Cultuurhistorie.
POL-kaart 1 plangebied
Planspecifiek
De aan de orde zijnde binnenstedelijke herontwikkeling van het voormalige Hermesterrein door de transformatie van het ruimtelijk laagwaardig verhard terrein met alleen bebouwing ten behoeve van het parkeren en onderhouden van bussen, naar een exclusief en hoogwaardig binnenstedelijk woongebied, past binnen het provinciale (en gemeentelijke) beleid om centrum-stedelijke woongebieden te ontwikkelen van een hoge ruimtelijke kwaliteit en met voldoende diffentiatie van woningtypes, door transformatie/herstructurering van veroudere, niet gebruikte binnenstedelijke locaties.
4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
De Omgevingsverordening Limburg 2011 was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. In 2014 is de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Het hoofdstuk Ruimte heeft twee kenmerkende verschillen met de andere onderdelen van de Verordening:
- 1. Het hoofdstuk bevat geen gedragsvoorschriften die gelden voor iedereen, maar uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Elders in de Omgevingsverordening wordt zeer incidenteel gebruik gemaakt van deze methodiek, maar het hoofdstuk Ruimte kent geen andere bepalingen dan opdrachten aan gemeentebesturen, die door de besturen in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen.
- 2. Het tweede verschil met de overige onderdelen van de Omgevingsverordening is dat de Wet ruimtelijke ordening slechts zeer beperkte mogelijkheden biedt om ontheffing te verlenen van een bepaling uit het hoofdstuk Ruimte.
Reikwijdte verordening
De verordening geldt alleen voor nieuwe bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3º, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, die worden vastgesteld na inwerkingtreding van de verordening. Bovendien is het niet de bedoeling dat de verordening op alle nieuwe of gewijzigde plannen wordt toegepast.
Planspecifiek
Artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening eist van het bevoegd gezag dat in een ruimtelijk plan waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, toepassing wordt gegeven aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan deze eis.
Het plan heeft betrekking op een ontwikkeling waarbij er binnen en door transformatie van bestaand stedelijk gebied 8 extra woningen worden gerealiseerd en de vergunde hobbyruimte/opslagloods wordt ingepast. Het betreft hier derhalve een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat deze niet valt onder de definitie 'nieuwe stedelijke ontwikkeling ' zoals bedoeld in artikel 2.2.1 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 en artikel 1.1.1 onder i, jo. artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro. Hierdoor is de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking in het kader van dit plan niet aan de orde. Verwezen wordt naar de motivatie zoals opgenomen in paragraaf 4.1.2 van deze plantoelichting.
Artikel 2.4.2 van de Omgevingsverordening stelt verder dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg niet voorziet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg.
De toelichting bij het ruimtelijke plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg respectievelijk de regio Midden-Limburg respectievelijk de regio Zuid-Limburg, dat betrekking heeft op het toevoegen van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen, bevat verder een verantwoording van de wijze waarop invulling is gegeven aan het bovenstaande.
Paragraaf 4.3.1 van deze plantoelichting bevat de resultaten van de toetsing van het plan aan de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. Hieruit blijkt dat het plan in overeenstemming is met het regionale woonbeleid. Verwezen wordt naar deze paragraaf.
4.3 Regionaal Beleid
4.3.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg
De nieuwe Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg is een visie waarmee de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. Samen met alle woonpartners zijn vijf inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van deze visie. De pijlers rusten op een stevig fundament: krachtige gemeenten en een sterke regio. Ze zijn samen te vatten in:
1. Een gezonde woningmarkt in balans: nieuwbouw naar behoefte
Het aantal plannen dat de regio heeft en maakt om nieuwbouw toe te voegen, moet in een gezonde verhouding staan tot de kwantitatieve behoefte. Het is onverantwoord om te sturen op een bouwprogramma dat uitgaat van meer dan voorspelde groei. Dat betekent in de regio concreet dat plancapaciteit terug wordt gebracht én alleen plannen toe worden gevoegd die echt kwaliteit toevoegen en passen bij de woonbehoefte van de afzonderlijke gemeenten in de regio: bouwen naar reële behoefte.
2. De juiste woning op de juiste plek en dynamisch voorraadbeheer
Samen willen de regio een breed palet aan woonmilieus bieden dat aansluit bij de huidige en toekomstige inwoners van onze regio. De dominante vraag in de regio is het wonen in grotere kernen waar voorzieningen zijn. Er is in de visie een afwegingskader ontworpen dat regionaal en lokaal het instrument vormt om tot een heldere prioritering en onderbouwing van nieuwbouwplannen te komen. De werkwijze sluit aan bij de principes van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Integrale afweging en integraal voorraadbeleid zijn sleutelwoorden.
3. Goed wonen voor iedereen, maar met extra aandacht voor specifieke groepen
Bijzondere aandacht is nodig voor de huisvesting van (toekomstige) werknemers en dan vooral de arbeidsmigranten. Zij vullen veel banen in en zijn voorwaarde voor de verdere economische ontwikkeling. De regio gaat voor een uitnodigende strategie en kiest voor de beleidslijn van short stay naar mid stay en uiteindelijk naar regulier wonen. Regionaal wordt ook de noodzaak gevoeld om stil te staan bij statushouders. En verder zijn Toegelaten Instellingen (corporaties) vanaf 1 januari 2016 verplicht bij nieuwe verhuringen passend toe te wijzen. Betaalbaarheid en beschikbaarheid zijn dan ook twee onderwerpen die op regionaal niveau verder uitgewerkt moeten worden.
4. Kwaliteit bestaande voorraad en kernen meer centraal
De eerste pijler van het dynamisch voorraadbeheer is het werken aan de kwaliteit en de geschiktheid van de bestaande voorraad. Vooral in de meer stedelijke wijken vraagt dit aandacht. Daar is vernieuwing nodig (slopen, verdunnen, renoveren). Stedelijke herverkaveling kan hierbij een instrument zijn, net zoals de mogelijkheden van een transitiefonds. Maar ook de leefomgeving in de kernen staat op sommige plekken onder druk. Leegkomende en leegblijvende panden kunnen juist in kleine kernen versneld een spiraal naar beneden inzetten.
Lokale kracht zien, benutten en waarderen is de lijn die wordt ingezet. Ruim baan voor nieuwe vormen van maatschappijsturing (coöperaties, zelfbeheer). Maar ook, slechts na zorgvuldige afweging is er in de kleine kernen in beperkte mate ruimte voor nieuwbouw. De grote opgave voor nu is het tegengaan van het overaanbod aan goedkope en slechte koopvoorraad.
5. Een levensloopvriendelijke en duurzame regio
Door de vergrijzing neemt het aantal senioren fors toe; in de kleine kernen gaat dit proces nog sneller. Dit wordt extra aandacht gegeven in lokaal woonbeleid. Aanpassing van de woning is primair de verantwoordelijkheid van de verhuurder of eigenaar. Maar bewustwording over woningaanpassingen maakt het verschil. Hier ligt een prachtige kans om de koppeling te zoeken met bewustwording op het terrein van verduurzaming. Voorzieningen voor zwaardere zorg vereisen een zekere omvang en zullen naar verwachting daarom in grotere kernen geconcentreerd worden.
Planspecifiek
Het woningbouwproject betreft een stedelijke ontwikkeling die binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. De aan de orde zijnde binnenstedelijke herontwikkeling van het voormalige Hermesterrein door de transformatie van het ruimtelijk laagwaardig verhard terrein met alleen bebouwing ten behoeve van het parkeren en onderhouden van bussen, naar een exclusief en hoogwaardig binnenstedelijk woongebied, past binnen het regionale beleid om centrum-stedelijke woongebieden te ontwikkelen van een hoge ruimtelijke kwaliteit en met voldoende diffentiatie van woningtypes, door transformatie/herstucturering van veroudere, niet gebruikte binnenstedelijke locaties.
In de plancapaciteit per gemeente (per 2015), zoals als bijlage bij de regionale structuurvisie is gevoegd, is een totale woningbouwcapaciteit van 15 gestapelde woningen opgenomen voor het onderhavige plangebied. Met de beoogde 8 (vrijstaande) woningen past de onderhavige nieuwe woonontwikkeling ruimschoots binnen de toegestane woningbouwcapaciteit zoals opgenomen in de Regionale Structuurvisie.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Strategische visie 'Venray, stad in de Peel (2025)
In 2013 is de Strategische visie 'Venray, stad in de Peel (2025) als een aanvulling op en herijking van de Strategische Visie 2020, 'Venray Dorp en Stad' opgesteld. Het is dus geen compleet nieuwe strategische visie omdat veel uit de visie van Venray (Strategische visie Venray 2020 uit 2009) nog altijd relevant en waardevol is en bovendien veel draagvlak heeft. De herijking valt in twee onderdelen uiteen. Enerzijds de zoektocht naar de droom en ambitie van de gemeente en gemeenschap van Venray. En anderzijds de vertaling van deze droom en ambitie naar hieruit voortvloeiende opgaven en handelingsperspectief.
In Venray wordt het gevarieerde bedrijfsleven en een woon-leefklimaat met een divers en onderscheidend voorzieningenniveau gekoesterd. Er is een bruisend en bloeiend cultureel, maatschappelijk en economisch hart. Venray is de tweede stedelijke kern van Noord- Limburg. De GGZ-geschiedenis kenmerkt Venray nog steeds en er is een rijk aanbod van zorgvoorzieningen. De combinatie van een veelheid aan kwaliteiten wordt gewaardeerd en maakt Venray bijzonder. De taak van de overheid is voor de toekomst met name een faciliterende rol (in de regionale visie ook wel 'de communicatieve overheid' genoemd). Naast sturen met beleid, regels en subsidies gaan het om het aangaan van partnerschappen. Op basis van gelijkwaardigheid en respect voor elkaar is het mogelijk om stappen te zetten in de gezamenlijke opgaven zodat Venray in de toekomst als een warme jas blijft voelen.
De opdracht nu en in de toekomst is om als regio divers, compleet en herkenbaar te zijn. De opgaven voor Venray zijn:
- Samen verantwoordelijk: zelfsturing, sociale cohesie, zelfregulering en zelfredzaamheid zijn het devies.
- Zelfsturing: door het teruggeven van verantwoordelijkheden aan bewoners worden vitale gemeenschappen gecreëerd.
- De jeugd heeft de toekomst: sluit aan bij de energie en behoeften om de jeugd te binden en te boeien en dat zij het eigenaarschap oppakken voor de gemeenschap.
- Gidsgemeente voor een krachtige regio: door over de grenzen van de regio Venlo te kijken en als tweede stad in Noord-Limburg de samenwerking aan te halen met omliggende (inter-)nationale regio's op economisch en sociaal terrein ontstaan (nieuwe) mogelijkheden.
Ten aanzien van de functie van Venray als bloeiend centrum, een rijk cultureel leven, wonen in rust en ruimte is het uitgangspunt het aangrijpen van economische krachten. Venray heeft haar jeugd nodig en daarom moet ervoor gezorgd worden dat jongeren in de regio blijven wonen en werken. Dit vraagt een gerichte aanpak van de gemeenschap, ondernemers, onderwijsinstellingen en gemeente om jongeren actief te betrekken bij hun woon- en leefomgeving. Om de ambitie van kwalitatief economisch knooppunt (haven Ooijen Wanssum als innovatief logistiek knooppunt, Eiwitrijk als agrafoodcluster van de wereld en Via Venray als logistieke hotspot en leading in logistics) te verwezenlijken heeft Venray haar partners in de regio nodig. Dit kan op gespannen voet staan met de ambitie als koploper ten aanzien van een kwalitatieve woon- en leefomgeving. De lokale overheid moet vooraf keuzen maken, welke waarden worden beschermd, wat wil je ontwikkelen en wat wil je opofferen. Dit vraagt continu aandacht en gerichte aanpak van gemeenschap en gemeente zodat ruimte voor ontwikkelingen samengaan met versterking van de omgevingskwaliteit.
Ten aanzien van het bestemmingsplan is het voor de kern Venray van belang dat een kwalitatief woon-leefklimaat te blijven garanderen en ontwikkelingen binnen dit kader de ruimte te geven
4.4.2 Ontwikkelingsperspectief 2015
Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen. In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van deze nota. In het kader van dit project zijn de volgende doelstellingen van belang:
- 1. De waterhuishoudkundige aspecten worden op evenwichtige wijze meegenomen bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen en projecten;
- 2. Duurzaamheidsaspecten zullen in een vroegtijdig stadium worden meegenomen bij plannen en projecten;
- 3. Voor woningbouw op nieuwe locaties, maar ook bij inbreiding en herstructurering van de bestaande wijken, wordt ingezet op een zo groot mogelijke differentiatie van woningtypen, prijsklassen en life-styles;
- 4. Zowel in de ruimtelijke inrichting als in de sociaal-economische structuur, streeft Venray er naar om zowel dorp als stad te zijn.
Het onderhavige woningbouwplan is c.q. wordt ontwikkeld met in acht name van deze beleidsuitspraken.
4.4.3 Woonvisie Venray 2017
De gemeenteraad heeft op 16 mei 2017 de Woonvisie Venray 2017 vastgesteld. De visie heeft de focus op de rol van het wonen in de algehele ambitie om Venray sterker en aantrekkelijker te maken. Uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat in Limburg, dat wordt aangeduid als een anticipeergebied, er tegen de stroom in nog 3 plaatsen zijn die groeien; één daarvan is de gemeente Venray.
Met deze woonvisie wil de gemeente zorgen dat Venray zich ook op langere termijn positief ontwikkelt. De focus ligt op het beantwoorden van de groeiende vraag naar woningen in Venray voor de komende jaren. Om de verwachte groei te kunnen opvangen, zijn woningen nodig om de nieuwe wens van de woonconsument te kunnen vervullen: een wat kleinere woning, gebruiksvriendelijk en duurzaam. Deze woningen staan er al voor een groot deel, maar omdat de huishoudenssamenstelling verandert, is het nodig om de bestaande voorraad aan te passen. Daarmee wil de gemeente tegelijkertijd de differentiatie in de bestaande voorraad vergroten. Ook toevoegingen zullen moeten bijdragen aan de differentiatie, waardoor er een betere balans komt in de woningvoorraad. Daarmee wil de gemeente de waarde van de bestaande voorraad in stand houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de bestaande voorraad verbeteren.
Planovercapaciteit
Dit begrip houdt in, dat er meer plannen zijn dan nodig. De gemeente werkt eraan, om de overcapaciteit te verminderen. Toch wil men dat niet al te rigoureus doen, omdat er ruimte nodig blijft om de voorziene groei van Venray te kunnen opvangen. Het komt er dan op aan, dat we waar nodig én mogelijk de overcapaciteit omzetten naar plannen, die een bijzondere bijdrage leveren aan Venray.
Beleidsmatige inzet voor nieuwbouw
- een gedifferentieerd aanbod aan woningtypes en woonmilieus, aansluitend bij de kwantitatieve én kwalitatieve behoefte
- meer levensloopbestendige en duurzame woningen
- het verder terugbrengen van het overschot aan woningbouwplannen, waaraan geen behoefte meer is, om zodoende ruimte te creëren voor goede, nieuwe plannen. Aan de hand van het (regionaal) afwegingskader woningbouw worden alle bestaande plannen tegen het licht gehouden en zal een herprogrammeringsvoorstel worden opgesteld
- nieuwe plannen worden beoordeeld aan de hand van het afwegingskader, waarbij we voorrang geven aan hergebruik van leegstaand cq. vrijkomend (maatschappelijk) vastgoed.
Planspecifiek
In de plancapaciteit per gemeente (per 2015), zoals als bijlage bij de Regionale structuurvisie Wonen Noord-Limburg is gevoegd, is een totale woningbouwcapaciteit van 15 gestapelde woningen opgenomen voor het onderhavige plangebied. Het betreft hier een bouwplan dat al meer dan 10 jaar oud is en is door het faillissement van het toenmalige Haegens Bouw in Horst niet tot uitvoering gekomen. Er was sprake van 15 luxe en dure appartementen. Doelgroep destijds was de oudere, welgestelde Venraynaar. Dit woningbouwplan maakt al jaren onderdeel uit van het woningbouwprogramma.
Momenteel is het plan in procedure voor de bouw van 8 luxe woningen, optioneel levensloopbestendig uitgevoerd. Qua plek is dit een zeer wenselijke ontwikkeling: praktisch in het centrum met de vervallen oude busremise als verbetering.De gemeente is akkoord met de ontwikkeling van de helft van het aantal woningen dat in eerste instantie “gereserveerd” is: van 15 naar 10 naar 8 (waarbij nog steeds een wijzigingsbevoegdheid naar maximaal 10 is opgenomen). Uit het woonbehoefteonderzoek n.a.v. de Structuurvisie Wonen Noord-Limburg blijkt dat er in Venray nog behoefte bestaat aan diverse typen woningen.
4.4.4 Verkeers- en vervoersbeleid
Het verkeers- en vervoersplan (Gemeente Venray (maart 2007), Venray's Verkeers- en vervoersplan. Venray) is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Venray en recentelijk geactualiseerd. Met het verkeers- en vervoersplan worden een viertal doelstellingen nagestreefd:
- een voortzetting van het "Duurzaam Veilig" -beleid;
- het mogelijk maken en ondersteunen van ruimtelijke ontwikkelingen door de bereikbaarheid te verbeteren;
- het bijdragen aan het verbeteren van de situatie voor de leefbaarheid, het welzijn, de economie en het milieu;
- het verbeteren van de verkeersveiligheid voor alle, maar vooral de kwetsbare verkeersdeelnemers.
Conform de principes van "Duurzaam Veilig" kan het wegennet worden opgedeeld in drie functies, te weten stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. In de Visie Wegenstructuur en Wegcategorisering, welke een aanvulling vormt op het Verkeers- en vervoersplan, onderscheidt de gemeente Venray daarbij nog een specifiek type gebiedsontsluitingsweg, te weten de wijkontsluitingsweg.
Planspecifiek
De Julianasingel en de Prins Bernhardstraat kunnen worden getypeerd als een wijkontsluitingsweg respectievelijk een erftoegangsweg. Deze functies zijn van toepassing op wegen met een gemengde functie (een wijkontsluitingweg faciliteert zowel doorgaand verkeer als bestemmingsverkeer (t.b.v. perceelsontsluiting) respectievelijk wegen met een overwegende perceelsontsluitende functie (erftoegangsweg). De weginrichting is in beide gevallen gericht op het efficiënt en veilig afwikkelen van de aan de orde zijnde verkeersstromen. Het betreft hier echter geen wegen waarvoor in de visie concrete beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd.
4.4.5 Toetssteen Openbare Ruimte
De Toetssteen Openbare Ruimte, heeft betrekking op de (toekomstige) openbare ruimte, geen gebouw zijnde, welke beheerd wordt door de beheerders van de afdeling Openbare Ruimte van de gemeente Venray. De Toetssteen Openbare Ruimte heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:
- 1. Technisch-functionele kwaliteit;
- 2. Sociaal-maatschappelijke kwaliteit.
De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen etc. waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Verder verschaft de Toetssteen inzicht in de toetsingsprocedure van de gemeente.
Het meenemen van de uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerpeisen van al de betrokken vakdisciplines in een vroeg stadium zal resulteren in een meer integraal ontwerp. Met deze werkwijze kan op de lange termijn integraal ontworpen openbare ruimte kostenefficiënter worden beheerd en kan deze door keuzes als flexibiliteit en aanpasbaarheid blijven voorzien in de behoeften van de maatschappij. Ook zal het beoordelingstraject van een bouwplan efficiënter verlopen.
Het waarborgen dat wordt voldaan aan de verschillende kwaliteitseisen van de gemeente bestaat uit twee stappen, te weten:
1. Aanleveren Toetssteen.
2. Controle op toepassing Toetssteen in de plannen.
Onderdeel van het onderhavige plan is de realisatie van een woonstraat, trottoirs, parkeerplaatsen (deels op eigen terrein en deels in de (toekomstige) openbare ruimte), groenvoorzieningen en straatmeubilair. Voor de fysieke realisatie van de bovengenoemde voorzieningen zal worden voldaan aan de technische eisen uit de Toetssteen Openbare Ruimte en het OOR (Ontwerpprincipes Openbare Ruimte).
Hoofdstuk 5 Milieu-planologische Aspecten
5.1 Geluidhinder
5.1.1 Wegverkeerslawaai
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 lid 1 Wgh). Er geldt verder een maximale ontheffingswaarde binnen stedelijk gebied van 63 dB (artikel 83 lid 2 Wgh).
Ontheffing hogere grenswaarde
Bij geluidgevoelige functies waar niet de maximale ontheffingswaarde maar wel de
voorkeursgrenswaarde wordt overschreden wordt door middel van een hogere waarde vaststelling en gevelmaatregelen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd. Hierbij zal het gevelontwerp zodanig worden uitgewerkt dat voldaan zal worden aan de eisen van het
geluidbeleid van de gemeente Venray. Bij een geluidbelasting vanaf 54 dB (incl. aftrek artikel
110g Wgh.) dienen de verblijfsruimten zoveel mogelijk aan de geluidluwe zijde komen te liggen en tenminste een slaapkamer moet aan een geluidluw zijde komen te liggen. Geluidluw betekent een gevelbelasting die voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB of de hogere waarde minus 10 dB.
Resultaten akoestisch onderzoek
Julianasingel
De Julianasingel is een binnenstedelijke weg met 1 rijstrook waar een maximumsnelheid geldt van 50 km/uur. Deze straat kent een geluidzone van 200 meter aan weerzijden. Het plangebied ligt binnen deze geluidzone. Ter plaatse van kavel 1 (waarneempunt 44, 45 en 47), kavel 4 (waarneempunt 20, 21 en 25), kavel 6 (waarneempunt 26), kavel 7 (waarneempunt 13 t/m 15) en kavel 8 (waarneempunt 8) wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt echter nergens overschreden.
waarneempunten akoestisch onderzoek
Omdat verschillende geluidreducerende maatregelen aan de bron, in het overdrachtsgebied en aan het gebouw bezwaren met zich meebrengen, is het realistisch om de volgende hogere waarden aan te vragen voor de geluidbelastingen ten gevolge van wegverkeerslawaai afkomstig van de Julianasingel:
- Kavel 1: 58 dB;
- Kavel 4: 56 dB;
- Kavel 6: 49 dB;
- Kavel 7: 56 dB;
- Kavel 8: 51 dB.
Prins Bernhardstraat
De Prins Bernhardstraat is een binnenstedelijke weg met 1 rijstrook waar een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Deze weg is niet gezoneerd. Dit betekent dat in het kader van de Wet geluidhinder geen restricties worden gesteld aan de hoogte van de optredende geluidbelastingen. Echter in het kader van een goede ruimtelijke afweging is deze 30 km/h weg ook meegenomen in het akoestisch onderzoek. Hieruit volgt dat:
- 1. ter plaatse van kavel 7, 8 en 9 plaatselijk geluidbelastingen zijn bepaald hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
- 2. De gevelbelasting bedraagt maximaal:
- Kavel 7: max. 49 dB;
- Kavel 8: max. 49 dB;
- Kavel 9: max. 49 dB.
- 3. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
- 4. Het treffen van maatregelen om de gevelbelasting terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB stuiten op overwegende bezwaren van landschappelijke, stedenbouwkundige en financiële bezwaren. Door het treffen van geluidwerende gevelmaatregelen kan een goed woon en leefklimaat in de woning worden gewaarborgd.
Stille zijden
De voorwaarde voor het verlenen van hogere waarden is dat iedere woning beschikt over een
geluidluwe gevel. Daaronder wordt verstaan een gevelbelasting die niet hoger mag zijn dan de
voorkeursgrenswaarde van 48 dB of de hogere waarde minus 10 dB. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het voorliggende plan voldoet aan deze voorwaarde.
Woningindeling
Daar waar de gevelbelasting hoger is dan 53 dB worden eisen gesteld aan de indeling van de
woning. De verblijfsruimten moeten zoveel als mogelijk worden gesitueerd aan de geluidluwe zijde en tenminste één slaapkamer moet beschikken over een geluidluwe gevel.
Voor de volledige inhoud van het onderzoek, wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 1 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.
Besluit Hogere Grenswaarden (HGW-besluit)
Gelet op het bovenstaande alsmede gelet op het feit dat met dit plan een ruimtelijke invulling wordt gegeven aan een open plaats tussen aanwezige bebouwing, is namens de initiatiefnemers op 25 oktober 2018 een verzoek tot de vaststelling van een hogere geluidgrenswaarde bij B&W van Venray ingediend. Ingevolge art. 76 Wet geluidhinder dienen de hogere waarden te zijn verleend vóór de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad. Het ontwerp van het HGW-besluit dient tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te worden gelegd.
5.1.2 Railverkeer en industrielawaai
De meest nabijgelegen railinfrastructuur is de spoorweg tussen Nijmegen en Venlo. Het betreft hier een landelijke spoorwegverbinding met een vastgestelde geluidzone van 400 meter aan weerszijde (gerekend vanaf de buitenste spoorstaaf). De maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor woningen in die zone bedraagt 55 dB vanwege de spoorwegen (artt. 106b en 106d lid 1 Wgh). Het plangebied ligt op ca. 2,6 km van de spoorwegverbinding. Het plangebied is derhalve ruim buiten deze geluidzone gelegen. Op dit punt is de Wet geluidhinder niet van toepassing.
In de omgeving van het plangebied is geen gezoneerde industrieterrein zoals bedoeld in art. 40 Wgh aanwezig.
5.2 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
In het kader van het onderhavige plan wordt binnen het plangebied nieuwe bodemgevoelige functies toegelaten in de vorm van grondgebonden woningen. Voordat door middel van dit bestemmingsplan deze nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.
Econsultancy BV te Boxmeer heeft op 8 maart 2017 een Plan van Aanpak opgesteld i.v.m. de bodemsanering van een klein deel van het plangebied. De saneringslocatie ligt aan de Julianasingel 29 in de kern van Venray. De saneringslocatie is kadastraal bekend gemeente Venray, sectie C, nummer 8205.
De locatie is bebouwd met een tweetal bedrijfspanden. Het westelijk gelegen pand is in gebruik geweest als busremise met kantoorruimte. Het bedrijfspand is verhard met beton. Het oostelijk gelegen bedrijfspand is in gebruik geweest als wasplaats. Alhier is eveneens een betonverharding aanwezig. Ten noorden van deze wasplaats bevindt zich een gesaneerde ondergrondse dieseltank (25.000 liter). De met beton verhardde tankplaats bevond zich direct ten westen van de wasplaats. Verder is op het noordelijk deel van de locatie een met tegels verhardde fietsenstalling aanwezig. Het overig deel van de locatie is grotendeels verhard met klinkers en deel onverhard en in gebruik als groenstrook.
Op de locatie zijn in het verleden een groot aantal onderzoeken uitgevoerd. Het meest recente onderzoek betreft het verkennend en aanvullend bodemonderzoek “Hoek Prins Bernhardstraat-Julianasingel” (Econsultancy, rapportnummer 11023116 RAY.HAE.NEN, d.d. 11 augustus 2011). Destijds zijn verdeeld over 3 deellocaties in totaal 33 boringen verricht tot maximaal 5,1 m -mv. Hiervan zijn 3 boringen afgewerkt als peilbuis. Direct ten westen van de busremise is (ter plaatse van boring C10) tijdens dit onderzoek (op het traject 0,4-0,7 m -mv) een (kleine) PAK-(punt)verontreiniging aangetroffen. Deze verontreiniging is horizontaal ingekaderd tot de interventiewaarde en verticaal ingekaderd tot de achtergrondwaarde. Deze PAK-verontreiniging is (hoogstwaarschijnlijk) veroorzaakt door de zintuiglijke bijmengingen van bodemvreemd materiaal. De omvang van de sterke verontreiniging is ingeschat op ± 5 m3.
Er is géén sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de locatieschets uit het verkennend en aanvullend bodemonderzoek met de verontreinigingssituatie weergegeven:
locatie puntverontreiniging
Op 23 oktober 2017 is de puntverontreiniging gesaneerd. Uit een door Econsultancy BV te Swalmen op 29 november 2017 opgesteld evaluatierapport blijkt dat de saneringswerkzaamheden op 23 oktober 2017 zijn uitgevoerd door firma Laarakkers. De milieukundige begeleiding van de sanering is uitgevoerd door Econsultancy BV. In totaal is er ± 36 ton met PAK verontreinigde grond afgevoerd naar A. Janse BV te Son. De saneringsput is op 9 november 2017 aangevuld met de ontgraven schone bovengrond en ± 18 m3 vulzand en ± 18 m3 straatzand. De saneringsdoelstelling is behaald. De verontreiniging met PAK is tot aan Generieke Maximale Waarde voor de bodemfunctieklasse Wonen verwijderd.
Voor de volledige inhoud van beide onderzoeken en het evaluatierapport, wordt verwezen naar de rapportages die als bijlage 2, 3 en 4 integraal deel uitmaken van deze plantoelichting.
5.3 Luchtkwaliteit
Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) heeft tot doel het beschermen van mensen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid. Hierbij is het van belang een onderscheid te maken tussen het:
- realiseren van een bron (bijvoorbeeld inrichting of weg);
- realiseren van een nieuwe gevoelige functie.
Bij het realiseren van een nieuwe bron moet in beeld gebracht worden of deze ontwikkeling leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, tenzij de ontwikkeling NIBM (Niet In Betekende Mate) is of onder het NSL valt.
Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Dit is een Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 oktober 2007, nr. DJZ2007004707, houdende regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).
Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM). Het onderhavige plan is met 8 woningen zo kleinschalig dat dit zonder meer valt onder de Regeling NIBM. Dit plan draagt derhalve niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Algemeen
Het wettelijk kader voor risicovolle bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor het transport van gevaarlijke stoffen is het vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico. De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Dat wil zeggen dat nieuwe kwetsbare bestemmingen buiten de 10-6 contour moeten zijn gelegen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de plaatsgebonden risico-contour ook, maar daar geldt de contour als richtwaarde.
Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied (1 % letaliteitgrens) gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde waarvan het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd, kan afwijken.
5.4.2 Risicovolle inrichtingen en transport gevaarlijke stoffen
Door de provincie Limburg is een risicokaart samengesteld waarop de meest belangrijke
risicoveroorzakende bedrijven en inrichtingen zijn aangegeven. Het gaat hierbij onder meer om risico's van opslag van patronen, stofexplosies, opslag van gasflessen, ammoniakinstallaties, LPG-tankstations enz.
De 8 woningen zijn te kwalificeren als kwetsbare objecten. Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg liggen binnen 500 meter van het plangebied geen risicovolle inrichtingen. Het plan ligt niet binnen het invloedsgebied van het GR dan wel een binnen een PR-contour 10-6/jr.van enige risicovolle inrichting.
De Julianasingel-Prins Bernhardstraat worden niet gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De dichtsbijzijnde weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de N 270. Het betreft hier geen basisnetroute maar een provinciale weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Uit de risicokaart Limburg blijkt dat de PR 10-6/jr-contour 0 meter bedraagt (d.w.z. niet buiten de weg zelf ligt).
Verder volgt uit artikel 8 lid 1 Bevt dat een groepsverantwoording alleen noodzakelijk is indien een plangebied - waarbinnen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden toegelaten - binnen 200 meter van een route of tracé ligt waarover vervoer van gevaarlijks stoffen plaatsvindt. De afstand van het onderhavige plangebied tot de N270 bedraagt ca. 1 km. Hierdoor legt het gebruik van deze weg geen beperkingen op aan de ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied.
5.4.3 Ondergrondse buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Bevi en bevat, analoog aan het Bevi, normen voor het plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.
Uit informatie van de N.V. Nederland Gasunie en de Risicokaart Limburg blijkt dat er geen hogedruk aardgas-, olie- of andere ondergrondse leidingen in dan wel nabij het plangebied liggen die van invloed kunnen zijn op het plan. Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vormt om die reden geen belemmering voor de geplande ontwikkelingen in het plangebied.
5.4.4 Hoogspanningslijnen
Zonering rond het bovengrondse hoogspanningsnet in Nederland is vastgelegd in de Netkaart van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De Netkaart bevat o.a. gegevens over de netbeheerder en de breedte van de indicatieve zones. Op basis van de informatie van o.a. de Netkaart blijkt dat er geen hoogspanningslijnen in de directe nabijheid van het plangebied liggen die van invloed zijn op het project.
5.5 Milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009.
5.5.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
- de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk' , 'rustig buitengebied' of vergelijkbare omgevingstypen;
- de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand:
- categorie 1: grootste afstand 10 meter;
- categorie 2: grootste afstand 30 meter;
- categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
- categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
- categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
- categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
- categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
- categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
- categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
- categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
5.5.2 Invloed milieuhinder op het plangebied
Het plangebied en omgeving kan gekwalificeerd worden als een 'gemengd gebied'. Het plangebied ligt in de directe nabijheid van de volgende bedrijven:
- Julianasingel 33a (restaurant, SBI-code: 553): milieucategorie 1 ( aanbevolen afstand minimaal 10 meter); feitelijke afstand met plangebied: ca. 18 meter.
- Julianasingel 32 (winkel (detailhandel), SBI-code: 52-A): milieucategorie 1 ( aanbevolen afstand minimaal 10 meter); feitelijke afstand met plangebied: ca. 30 meter.
- Poststraat 8-10 (uitzendbureau (zakelijke dienstverlening), SBI-code: 74-A):milieucategorie 1 ( aanbevolen afstand minimaal 10 meter); feitelijke afstand met plangebied: ca. 40 meter.
- Poststraat 2-6 ( winkels (detailhandel), SBI-code: 52-A): milieucategorie 1 ( aanbevolen afstand minimaal 10 meter); feitelijke afstand met plangebied: ca. 50 meter.
Door deze ruimtelijke scheiding behoeft redelijkerwijs niet gevreesd te worden dat deze bedrijven een milieubelastend effect zullen hebben op de woningen binnen het plangebied.
5.6 Ecologie
Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) ingegaan. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora en Faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
2. decentralisatie van verantwoordelijkheden ;
3. vereenvoudiging van regels.
Vanaf 1 januari bepalen de provincies voor hun gebied wat wel en niet mag in de natuur. De provincie is primair verantwoordelijk voor de vergunningen en ontheffingen.
5.6.1 Gebiedsbescherming
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het Natuurnetwerk Nederland liggen alle bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken. Verder gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd, landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer, meren, rivieren, de kustzone van de Noordzee en de Waddenzee en tenslotte alle 164 aangewezen Natura 2000-gebieden. Het NNN is de opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Per Natura 2000-gebied zijn (instandhoudings)doelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning wordt aangevraagd. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van de beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.
In de nieuwe Wet natuurbescherming blijft de bescherming van Natura 2000-gebieden vrijwel hetzelfde. De bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komt wel te vervallen. Provincies kunnen ervoor kiezen om deze gebieden alsnog te beschermen via het provinciale beleid. De provincie voegt dan gebieden toe aan het NNN of wijst ze aan als bijzonder provinciaal natuurgebied of – landschap.
Tabel 1:Wijzigingen in gebiedsbescherming met de nieuwe Wet natuurbescherming t.o.v. Natuurbeschermingswet 1998.
5.6.2 Soortenbescherming
Zowel in de oude Flora- en faunawet als in de nieuwe Wet natuurbescherming staan verbodsbepalingen: activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten zijn verboden. Verboden activiteiten wijzigen nauwelijks. Wel zijn enkele definities aangepast. Zo is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar en is opzettelijk verstoren van vogels in sommige situaties toegestaan. Maar verstoren zonder dat tevoren goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd, blijft strafbaar.
Met de nieuwe wet wijzigt wel de lijst van beschermde soorten. Waar de Flora- en faunawet uitgaat van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen: Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. In de tweede categorie staan andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst. De bescherming van vaatplanten uit tabel 1 en tabel 2 is vervallen. Onder de Wet natuurbescherming worden nog 75 soorten vaatplanten beschermd, waaronder soorten die niet eerder werden beschermd. De bescherming van mieren vervalt. Vrijwel alle zoogdieren blijven beschermd. Meer soorten libellen en vlinders worden beschermd.
Bij een ontheffingsaanvraag onder de nieuwe wet wordt nog steeds getoetst aan drie criteria :
- Is er een 'andere bevredigende oplossing' mogelijk?
- Is er sprake van bepaalde, in de wet genoemde belangen?
- Doet de ontheffing afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort ?
Daarmee verandert er weinig in vergelijking met de huidige toetsingspraktijk.
Tabel 2:Wijzigingen in de soortenbescherming met de nieuwe Wet natuurbescherming t.o.v. Flora-en faunawet.
5.6.3 Ecologische voortoets
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Boschhuizerbergen, bevindt zich op circa 2,5 kilometer afstand ten noordoosten van het plangebied.
ligging onderzoekslocatie ten opzichte van Natura 2000-gebieden.
Het plan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling die - zowel gelet op haar aard en omvang (sloop en woningbouw in stedelijk gebied) alsmede gelet op de afstand tot het Natura 2000-gebied (± 2,5 km) - redelijkerwijs niet tot een verstoring van dit beschermde natuurgebied zal leiden dan wel een negatieve invloed zal hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van dit gebied.
Het plangebied maakt verder ook geen deel uit van het Natuurnetwerk. Het plangebied ligt ook niet in de nabijheid van een gebied, behorend tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich circa 1,4 kilometer ten zuidoosten van de onderzoekslocatie. Het betreft een Goudgroene Natuurzone.
ligging van de onderzoekslocatie ten opzichte van Natuurnetwerk Nederland.
Het plangebied is op circa 1,4 kilometer afstand van een onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland gelegen. Door de voorgenomen plannen binnen het plangebied in combinatie met de afstand, zullen de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland derhalve niet worden aangetast.
Soortenbescherming
Econsultancy BV te Boxmeer heeft een quickscan flora & fauna uitgevoerd in het kader van dit bestemmingsplan met als doel om in te schatten of er binnen het plangebied planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep.
De initiatiefnemer is voornemens het plangebied te ontwikkelen voor woningbouw. Ten behoeve van de nieuwbouw zal het voorste bedrijfsgebouw (voormalige kantoor-en parkeergarage) worden gesloopt en het aanwezige groen worden verwijderd. De aanwezige beeldbepalende bomen blijven gehandhaafd op één hemelboom na. Deze boom zal worden verplaatst onder begeleiding van een ter zake deskundige.
De aanwezigheid van geschikte habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in de onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Overzicht geschiktheid plangebied voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen (bron: Econsultancy)
Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is, mits het bepaalde in de Wet natuurbescherming in acht wordt genomen, hetgeen goed mogelijk is.
Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Daarnaast dient ten behoeve van de bestemmingsplanwijziging tijdig duidelijk te zijn of hier verblijfplaatsen van een vleermuizensoort aanwezig zijn. Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de zorgplicht en wordt geadviseerd om de bebouwing en eventueel groen buiten het broedseizoen te verwijderen .
Voor het volledig onderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 5 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.
Nader onderzoek vleermuizen
Econsultancy BV te Boxmeer heeft op 4 oktober 2017 een rapport uitgebracht waarin het aanvullend ecologisch vleermuizenonderzoek is beschreven. Uit dit onderzoek is gebleken dat het plangebied geen functie heeft voor streng beschermde vleermuizen. Verstoring ten aanzien van desbetreffende soorten is dan ook op voorhand uit te sluiten, mits een toename in verlichting op de alternatieve vliegroute langs de Julianasingel voorkomen wordt.
Voor het volledig onderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 6 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.
5.7 Cultuurhistorie En Archeologie
Cultuurhistorische waarden in een stedelijk gebied kunnen betrekking hebben op:
- 1. bebouwde en landschappelijke cultuurhistorie;
- 2. archeologische waarden;
- 3. molenbiotoop.
Ad 1 en 3.
Binnen het plangebied zelf en de directe omgeving hiervan zijn geen rijks- en/of gemeentelijke monumenten dan wel beeldbepalende panden of windmolens (biotopen) aanwezig.
Ad 2.
Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de nieuwe Erfgoedwet (2016). Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is- door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld. In gebieden met een lage indicatieve archeologische waarde is er een geringe kans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze gebieden hoeven echter niet 'leeg' te zijn. Het is zeer wel mogelijk dat juist in deze gebieden grafvelden, heiligdommen of depotvondsten aangetroffen kunnen worden, die op grond van een analyse van de bodem moeilijk of zelfs niet voorspelbaar zijn.
Econsultancy BV te Swalmen heeft in opdracht van de initiatiefnemers in 2011 een archeologisch bureau-onderzoek en een verkennend booronderzoek verricht. Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek en/of planaanpassing noodzakelijk is.
Volgens de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Venray ligt het plangebied binnen een gebied met een lage archeologische verwachting voor resten van jagers-verzamelaars. Deze lage verwachting hangt samen met de grote afstand tot een beekdal (> 1 km) .
archeologische waarden
Voor archeologische resten van landbouwers valt het plangebied wel binnen een gebied met een hoge archeologische verwachting. De hoge verwachting hangt samen met de verwachte aanwezigheid van een hoge enkeerdgrond in (de omgeving van) het plangebied.
archeologische waarden en renvooi
Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. In het bijzonder de verwachte aanwezigheid van een hoge enkeerdgrond verhoogde de kans daarop. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Op basis van de waargenomen bodemverstoringen en de aanwezigheid van bebouwing op een deel van de nieuwbouwlocatie, kon worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet meer in situ werden verwacht. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, werd door het booronderzoek niet onderschreven. Op basis van de aangetroffen bodemverstoringen, kon worden geconcludeerd dat de voorgenomen nieuwbouw geen bedreiging vormde voor het archeologisch erfgoed.
Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseerde Econsultancy om het plangebied vrij te geven.
In mei 2012 is het rapport namens de gemeente Venray beoordeeld door SRE Milieudienst. Zij adviseerden de gemeente Venray:
"Met inachtneming van bovenstaande opmerkingen stemmen wij in met het het rapport Archeologisch Bureauonderzoek en Verkennend Booronderzoek. Hoek Prins Bernhardstraat –Julianasingel te Venray in de gemeente Venray (Econsultancy Archeologisch rapport nr.11023118), Swalmen, auteur M. Stiekema, concept 12 augustus 2011.
Gezien de mate van verstoring van de oorspronkelijke bodemopbouw tot ca. 120-160 cm onder maaiveld, stemmen wij in met het advies om geen vervolgonderzoek uit te voeren. De aanwezigheid van archeologische resten kunnen nooit geheel worden uitgesloten op basis van het uitgevoerde onderzoek. Mochten er tijdens toekomstige grondwerkzaamheden toch onverwacht archeologische vondsten en structuren worden aangetroffen, dan dient men dit zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de gemeente Venray te melden (Monumentenwet 1988, artikel 53)".
Dit advies is in mei 2012 door de gemeente overgenomen bij wijze van (selectie)besluit.
Econsultancy BV te Swalmen heeft haar onderzoeksresultaten uit haar rapport van 2011 nogmaals beoordeeld, mede in het licht van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Bij brief van 17 mei 2017, kenmerk: 4245 heeft de archeoloog geconcludeerd dat archeologische rapporten geen beperking hebben qua geldigheid. Het advies van het destijds opgestelde rapport blijft daarom ook staan. Het advies van SRE Milieudienst en het (selectie)besluit van de gemeente uit 2012 zijn eveneens nog van toepassing.
Voor het volledige en definitieve onderzoek, het SRE-advies en de actualiserende verklaring wordt verwezen naar de bescheiden die als bijlagen 7, 8 en 9 integraal deel uitmaken van deze plantoelichting.
5.8 Straalpaden, Obstakelbeheer-en Radarverstoringsgebieden
Het plangebied bevindt zich niet binnen een straalpad van telecomvoorzieningen. Wel ligt het plangebied in het radarverstoringsgebied dat hoort bij de radar die staat op de militaire vliegbasis Volkel. Bouwwerken hoger dan 65 meter boven NAP binnen een straal van 28 km van het radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en zijn derhalve in beginsel niet toegestaan. Via de planregels is geborgd dat bouwwerken niet hoger dan 65 meter mogen zijn, tenzij is vastgesteld dat de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed en hierover vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de radar.
Gelet op het bovenstaande mag worden gesteld dat met het onderhavige bestemmingsplan de belangen van Defensie niet worden geschaad.
5.9 Niet Gesprongen Explosieven (Nge)
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers), granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Ook in Venray hebben grote delen van het gemeentelijke grondgebied in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen.
Bij eventuele grondwerkzaamheden in het plangebied ter plaatse van gronden die sinds de Tweede Wereldoorlog niet geroerd zijn, dient uit oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid, onderzoek verricht te worden naar NGE. Explosievenonderzoek brengt de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart. Indien noodzakelijk worden deze explosieven vervolgens verwijderd en onschadelijk gemaakt.
Aangezien de gronden van het plangebied na de Tweede Wereldoorlog zijn geroerd in het kader van diverse bouwactiviteiten (waaronder de realisatie van het voormalige busstation van Hermes) behoeft redelijkerwijs niet gevreesd te worden dat ter plaatse van het plangebied nog NGE aanwezig zijn. Derhalve is nader onderzoek is in casu niet meer noodzakelijk.
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
6.1 Waterbeleid
Vanuit het Europese beleid vormen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), het Europees Milieu- en natuurbeleid en het Verdrag van Malta de belangrijkste beleidsstukken. Op Rijksniveau zijn dit met name de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) en het Waterbeleid 21e eeuw: Anders omgaan met water (WB21).
6.1.1 Algemeen
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:
- 1. afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
- 2. de trits infiltratie-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
- 3. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
- 4. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
- 5. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan.
De overkoepelende ambitie die de gemeente Venray hanteert, is het verbeteren van de omgang met het water. Daartoe wordt onder meer integraal waterbeheer voorgestaan. Integraal waterbeheer richt zich op het verminderen van watergebruik, een goede ontwatering en voldoende berging van afstromend water, het vasthouden van gebiedseigen water, het terugdringen van afvoerpieken en het afkoppelen van hemelwater.
6.1.2 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2018-2021
In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2018-2021 is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2018 tot en met 2021 vastgelegd. Het plan bevat een beschrijving van de huidige situatie, een evaluatie van de aan het plan voorafgaande periode en een beschrijving van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In het GRP wordt onder andere ingegaan op hemelwater- en oppervlaktewaterafvoer.
In het kader van het GRP is onderzoek gedaan naar de geschiktheid van het uitvoeren van afkoppelprojecten binnen de gemeente. Op basis van de bodemgesteldheid, de hoogte van de grondwaterstand en de aanwezigheid van oppervlaktewater is onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor afkoppeling: uit het onderzoek blijkt dat in het overgrote deel van de gemeente Venray voldoende mogelijkheden voor afkoppeling aanwezig zijn. Bij afkoppelprojecten wordt in de eerste plaats gekeken naar openbare verharde oppervlakken. Daarbij wordt opgemerkt dat afkoppelen als maatregel slechts wordt uitgevoerd in combinatie met wegwerkzaamheden (onder andere reconstructies van wegen) of rioolvervangingen, dit gezien de kosten die dergelijke ingrepen met zich meebrengen. Het afkoppelen van particuliere oppervlakten wordt slechts in uitzonderlijke situaties meegenomen.
Bij particuliere duurzame waterhuishoudkundige systemen, zoals bergings- en infiltratievoorzieningen hanteert de gemeente Venray de volgende voorwaarden:
- 1. infiltratievoorziening dient minimaal een neerslaggebeurtenis van 30 mm te kunnen verwerken;
- 2. infiltratievoorziening dient een leeglooptijd te hebben van 24 uur of minder;
- 3. noodoverloop gaat via maaiveld - en niet via ondergrondse buizen of leidingen - naar de openbare riolering.
6.1.3 Waterparagraaf
Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water; dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.
6.2 Geologie, Geohydrologie En Infiltratiewaarden
De originele bodem bestaat volgens de bodemkaart van Nederland, kaartblad 52 West, 1968 (schaal 1:50.000), uit een lage enkeerdgrond, welke volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit lemig fijn zand. De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Twente.
Tectonisch gezien ligt de onderzoekslocatie op de Peelhorst. Deze horst wordt aan de zuidwestzijde begrensd door de Peelrandbreuk en aan de noordoostzijde door de Tegelenbreuk. Beide breuken zijn noordwest-zuidoost gericht. Het eerste watervoerend pakket heeft een dikte van ± 15 m en wordt gevormd door de grove en grindrijke Formatie van Veghel. Op deze fluviatiele formatie liggen de fijnzandige, matig goed doorlatende dekzandafzettingen, behorende tot de Formatie van Twente, met een dikte van ± 10 m. Het eerste watervoerend pakket wordt aan de onderzijde begrensd door afzettingen van de Formatie van Breda, die een slecht doorlatende basis vormt.
De transmissiviteit (kD-waarde) van het eerste en tweede watervoerend pakket bedraagt tussen de 1000-2000 m2/etmaal. Daarmee is de bodemdoorlatendheid als goed te beschouwen.
kD-waarde plangebied (rood omcirkeld).
De doorlaatfactor (K-waarde) van de gronden wordt verder geschat tussen 0,45 m1-0,75 m1/etmaal. De onderhavige gronden zijn derhalve te kwalificeren als "vrij goed doorlatend".
K-waarde plangebied (rood omcirkeld).
6.3 Waterhuishoudkundige Situatie Plangebied
6.3.1 Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied ligt verder buiten het rivierbed van de Maas, zoals opgenomen in de beleidslijn 'Grote Rivieren'.
6.3.2 Grondwater
De gemiddelde grondwaterstand van het freatisch grondwater bedraagt ± 25,5 m +NAP, waardoor het grondwater zich gemiddeld op ± 2,5 m -mv zou bevinden. Op basis van de isohypsen van zowel het freatisch grondwater als het grondwater uit het eerste watervoerend pakket kan gesteld worden dat het grondwater een noordoostelijke (richting Maas) stromingsrichting bezit1.
Er liggen geen pompstations in de buurt van de onderzoekslocatie, die van invloed zouden kunnen zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van de onderzoekslocatie. In de omgeving van de onderzoekslocatie vinden bovendien geen geregistreerde particuliere grondwateronttrekkingen plaats, die van invloed zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van het projectgebied. Er staat een peilbuis van het gemeentelijk grondwatermeetnet in het plantsoen op de hoek Julianasingel / Prins Bernhardstraat. Er zijn geen klachten bekend van grondwateroverlast in de omgeving. Het plangebied heeft geen speciale status als grondwaterbeschermingsgebied. Gelet op de actuele grondwaterstand als de grondwaterkwaliteit zullen zich naar verwachting geen problemen voordoen.
- 1. Grondwaterkaart van Nederland, Slenk van Venlo, kaartblad 52 oost, Dienst Grondwaterverkenning (DGV) van TNO, augustus 1978
6.3.3 Afvoerend verhard oppervlak en riolering
Het totale plangebied bedraagt 6.817 m2 . In de nieuwe situatie bestaat het afvoerend verhard oppervlak uit:
dakoppervlak 8 woningen, hobbygebouw en bijbijbehorende bouwwerken | max. 2300 m2 | |
oppervlakte verhardingen eigen terrein: parkeerplaatsen, erven,terarssen ,inrit | max. 1130 m2 | |
oppervlak verhardingen openbare ruimte: woonstraat | max. 500 m2 | |
TOTAAL afvoerend verhard oppervlak (nieuw) | 3930 m2 | op eigen (privé) terrein: max. 3430 m2 openbare ruimte: max. 500 m2 |
Het nieuwe woongebied leidt dus tot een vermindering van het afvoerend verhard oppervlak. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de gronden waarop de 8 woonpercelen gerealiseerd zullen worden getransformeerd zullen worden van een geheel verhard bedrijfsterrein naar woonpercelen waarbij - naast de woonbebouwing, erven, opritten en woonstraat - ook nadrukkelijk ruimte is voor tuinen en/of andere groenvoorzieningen.
In de Julianasingel ligt een gemengd rioolstelsel. In de Prins Bernhardstraat ligt een gescheiden rioolstelsel.
6.4 Duurzaam Watersysteem
6.4.1 Hergebruik
Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van gescheiden watercircuits door het hergebruik van bijvoorbeeld regenwater (drinkwater, grijswater, huishoudwater). De ervaringen met bestaande proefprojecten leert echter dat deze pas rendabel zijn bij projecten met 1000 of meer te bouwen woningen. Ook de recent aangescherpte regelgeving op dit vlak maakt het hergebruik van (regen)water niet snel haalbaar. Het onderhavige plan is dan ook te kleinschalig om deze voorziening toe te passen.
6.4.2 Infiltratie, berging en afvoer
Hergebruik is vanwege de kleinschaligheid van dit plan geen optie. Omdat verder ook waterlopen op grote afstand liggen van het plangebied, kan het hemelwater ook niet via een buffer op het oppervlaktewater worden afgevoerd. De enige optie die overblijft is de afvoer van het hemelwater via infiltratie en berging op eigen terrein.
Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de te kiezen infiltratie- en/of bergingsvoorziening wordt uitgegaan van:
- een maaiveldhoogte van ± 28 m +NAP;
- een minimale K-waarde van 0,45 m/dag;
- neerslaggebeurtenis T=10 (30 mm berging (eis GRP Venray)) en extreme neerslaggebeurtenis T=100 (84 mm berging):
- een absoluut infiltratiesysteem;
- een afvoerend verhard oppervlak van 3430 m2 . Hierbij wordt uitgegaan dat alleen ten behoeve van de dakoppervlakten en de verhardingen op de eigen woonpercelen een systeem van duurzame hemelwaterverwerking aanwezig dient te zijn.
Dit leidt tot de navolgende capaciteitsbepaling voor een infiltratie en/of bergingsvoorziening:
neerslaggebeurtenis | capaciteit infiltratie en/of bergingsvoorziening |
T=10 | 3430 m2 x 0,03 m = 103 m3 |
T=100 | 3430 m2 x 0,084 m = 288 m3 |
De voorzieningen die -op basis van de locatiespecifieke kenmerken en de beslismethodiek - geschikt zijn voor de onderhavige situatie zijn:
- wadi, greppel, infiltratievijver;
- infiltratiekratten, -koffers, -sleuf, -riool;
- infiltratie door waterpasserende verharding;
- diepte-infiltratie.
In het kader van de realisatie van dit plan zal de initiatiefnemer zorg dragen voor de aanleg van infiltratie- en bergingsvoorzieningen die zodanig gedimensioneerd worden dat zij zowel een neerslaggebeurtenis van T=10 alsmede een van T= 100 kunnen verwerken.
In overleg met de gemeente Venray is er gekozen voor de aanleg van infiltratiekratten onder het achtererf/achtertuin. Deze infiltratiekratten liggen op een diepte van ca. 50-60 cm –mv. Op deze diepte liggen de kratten diep genoeg om ze te beschermen tegen vorst terwijl de kratten wel ruim boven de GHG in de winterperiode van ca. 1,2 meter – mv liggen zodat ze niet vol kunnen lopen met grondwater. Bij een incidentele (zeer) hoge grondwaterstand zal het hemelwater dat niet geborgen kan worden in de infiltratiekratten via één of meerdere bladvangers bovengronds overstorten naar de openbare ruimte.
Het hemelwater van de openbare ruimte (woonstraat en overige openbare verhardingen) zal verder ter plaatse infiltreren via een infiltratiebuis onder de wegverharding. Deze buis wordt niet aangesloten op het gemengd stelsel onder de Julianasingel. Er kan eventueel wel een verbinding worden gemaakt met de infiltratiebuis onder de Prins Bernhardstraat.
Het huishoudelijk afvalwater zal wel op de riolering geloosd worden.
6.5 Overleg Waterschap
Vooroverleg met en advies van het waterschap Limburg maakt onderdeel uit van de watertoets. Het waterschap Limburg heeft evenwel aangegeven dat bij plannen met een nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden2, er geen vooroverleg plaats hoeft te vinden met het watertoetsloket.
Het plan leidt niet tot een toename van het afvoerend verhard oppervlak met meer dan 2000 m2 en is ook niet gelegen in een aandachtsgebied. Specifiek wateradvies door het waterschap is derhalve niet noodzakelijk.
- 2. Het betreft hier rivierbed van de Maas, 30 meter-zone langs een kanaal (inclusief lozing op Maas of kanaal), zuiveringstechnisch werk of leiding, grondwaterbeschermingsgebied, primaire waterkering/kade, primair en secundair oppervlaktewater (incl. beschermingszone) en bedrijventerrein.
Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving
7.1 Algemeen
Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
- plantoelichting
- planregels;
- verbeelding.
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. Ook voldoet dit bestemmingsplan aan de digitale eisen uit het 'Uitbestedingsprotocol digitale bestemmingsplannen/projectbesluiten, gemeente Venray' (versie 090305)'. De plansystematiek voldoet verder aan de volgende RO-standaarden 2012:
- Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012;
- PraktijkRichtlijn BestemmingsPlannen (PRBP) 2012;
- Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI) 2012.
7.2 Planmethodiek
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
7.3 Verbeelding
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.
7.4 Toelichting Op De Regels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels. De inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik. In het artikel over de wijze van meten worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
De bestemmingsregels van een bestemmingsplan bevatten regels omtrent bouwmogelijkheden en gebruik van de in het plan begrepen gronden en bebouwing. De opgenomen bouw-en gebruiksregels maken de realisatie van het specifieke woningbouwplan 'Julianahof' mogelijk. Het onderhavige bestemmingsplan kent de enkelbestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde-Boom'. Daarnaast worden via een aantal gebiedsaanduidingen specifieke waarden beschermd (overige zone-radarverstoringsgebied) en wordt flexibiliteit in het woningbouwprogramma gebracht (wetgevingszone-wijzigingsgebied 1 en 2).
In de bestemmingen is in de bestemmingsomschrijving aangegeven welke doeleinden binnen die bestemmingen zijn toegestaan. In de bouw-en gebruiksregels wordt aangegeven welke bebouwing mogelijk is en welk gebruik van gronden en bouwwerken in ieder geval niet is toegestaan. Tevens kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en de inrichting van gronden. Daarnaast zijn voor een aantal gevallen flexibiliteitsregels opgenomen, in de vorm van een afwijkingsmogelijkheid voor het bevoegd gezag om van de bouw-of gebruiksregels te kunnen afwijken. Door middel van een omgevingsvergunningstelsel worden verder regels gesteld aan de uitvoering van (grond)werken, geen bouwwerken zijnde en van (grond)werkzaamheden.
In de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouw-en gebruiksregels, de algemene aanduidingsregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels. In de Overgangs- en slotregels zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
Hoofdstuk 8 Handhaving
8.1 Algemeen
Een belangrijk aspect in de uitvoering van het bestemmingsplan is van juridische aard. Het betreft hier handhaving en toezicht op de naleving van de voorschriften in het bestemmingsplan. Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Handhaving is bovendien van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk aan het plan te worden gehouden. Een goede handhaving begint al bij de totstandkoming van het bestemmingsplan. Indien bij het maken van het bestemmingsplan met een aantal factoren rekening wordt gehouden, kan de handhaving van het plan na inwerkingtreding worden vereenvoudigd. Het betreft hier de volgende factoren:
- Voldoende kenbaarheid van het plan.
- Voldoende maatschappelijk draagvlak.
- Een inzichtelijke en realistische regeling.
- Actief handhavingsbeleid.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de voorschriften worden overtreden. Indien deze maatregelen achterwege blijven, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. Uiteraard draagt het gemeentebestuur de verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de opgenomen regels in het bestemmingsplan. Temeer waar deze regels uitsluitend betrekking hebben op hoofdzaken, zal op de naleving van het bestemmingsplan met stiptheid worden toegezien.
8.2 Visie Handhaving Plangebied
Handhaving kan preventief en repressief gebeuren. De gemeente staat een actief handhavingsbeleid voor, waarbij net principe “handhaven, tenzij” leidend is. Illegale situaties worden niet gedoogd. Handhaving van de gewenste situatie staat voorop. Onder “tenzij” wordt verstaan dat er bestuurlijk verantwoording wordt genomen voor een expliciet genomen afwijkend gedoogbesluit. Dit afwijkende besluit moet en zal als zodanig ook naar buiten kenbaar worden gemaakt, zodat hierover democratisch verantwoording kan worden afgelegd. Uitgangspunt in de actieve handhaving is: 'Niet alles hoeft en kan tegelijkertijd en in dezelfde mate worden gehandhaafd'. Er zullen jaarlijks keuzes moeten worden gemaakt omtrent prioritering in norm en tijdsvolgorde. Hieruit volgt de volgende werkwijze: stellen van prioriteiten, actief onderzoeken en controleren, en snel ten uitvoer leggen van handhavingsbesluiten.
8.3 Middelen
Voor het actieve handhaven heeft de gemeente de volgende middelen tot haar beschikking:
- voorlichting;
- treffen van (fysieke) maatregelen die gewenst gedrag bevorderen;
- toezicht;
- sanctionering;
- tenuitvoerlegging sancties.
Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid, Kostenverhaal En Planschade
De realisatie van het plan geschiedt voor rekening van de initiatiefnemers. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. Verder zijn de gronden grotendeels in eigendom van de initiatiefnemer. Deze gronden zijn niet belast met beperkt zakelijke rechten van derden.
Kostenverhaal zal geregeld worden in een tussen de gemeente Venray en de initiatiefnemers af te sluiten anterieure exploitatieovereenkomst. Na ondertekening van de exploitatieovereenkomst door beide partijen is het gemeentelijk kostenverhaal afdoende verzekerd. Hierdoor is dit plan economisch uitvoerbaar. Er behoeven geen locatie-eisen en/of fasering te worden vastgelegd. Een exploitatieplan door de gemeenteraad hoeft derhalve niet vastgesteld te worden (artikel 6.12 leden 1 en 2, onder a Wro).
Tenslotte wordt in deze overeenkomst ook een planschadeverhaalsbeding zoals bedoeld in art. 6.4a Wro opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Venray komt maar voor rekening van de initiatiefnemers.
Hoofdstuk 10 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
10.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het wettelijk overleg heeft onder meer overleg plaatsvinden met het waterschap Peel en Maas en provincie Limburg. Beide instanties hebben geen bezwaren tegen de onderhavige ruimtelijke ontwikkeling.
10.2 Procedure Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van vrijdag 16 november tot en met donderdag 27 december 2018 voor een ieder analoog en digitaal ter inzage gelegen. Er zijn geen mondelinge en/of schriftelijke zienswijzen ingediend.