KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Voorgaande Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Analyse Van Het Plangebied En Planbeschrijving
2.1 Analyse Van Het Plangebied E.o.
2.2 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu-planologische Aspecten En Onderzoeken
4.1 Geluidhinder
4.2 Bodem
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Geur
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Niet Gesprongen Explosieven (Nge)
4.7 Ecologie
4.8 Cultuurhistorie En Archeologie
4.9 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Waterbeleid
5.2 Geologie, Geohydrologie En Infiltratiewaarden
5.3 Waterhuishoudkundige Situatie Plangebied
5.4 Duurzaam Watersysteem
5.5 Overleg Waterschap
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Algemeen
6.2 Planmethodiek
6.3 Toelichting Op De Verbeelding
6.4 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Handhaving
7.3 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Aanvullend Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 4 Berekening Geurbelasting Heidseweg 66
Bijlage 5 Flora En Fauna

Heidseweg 66 Heide

Bestemmingsplan - Gemeente Venray

Vastgesteld op 17-09-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Heidseweg 66 Heide' met identificatienummer NL.IMRO.0984.BP18004-va01 van de gemeente Venray.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat. Het gebouw kan onderscheiden worden van het hoofdgebouw en is in architectonisch opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan - huis- gebonden bedrijf

Het aan huis – geheel of overwegend door middel van handwerk – uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit bedrijvigheid in de cat. 1 en 2 als genoemd in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij de woning met behoud van woonfunctie kan worden uitgeoefend , met hieraan ondergeschikte en kleinschalige detailhandel welke direct in verband dient te staan met de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteiten.

1.7 aan - huis - gebonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang, aard en intensiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie (in ruimtelijke en visuele zin), uitgeoefend kan worden.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bed & breakfast

Recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt.

1.10 bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.11 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.12 bestaand

Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.

1.13 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijgebouw

Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, dat niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan dat hoofdgebouw.

1.16 boerderette

Een woning gebouwd in een stijl die doet denken aan een traditionele langgevelboerderij waarbij de materialisatie bestaat uit een mix van natuurlijke materialen voor een landelijk karakter en metalen en/of kunststoffen voor een modern-industrieel karakter.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 burgerwoning

Een woning bedoeld ter huisvesting van een huishouden, niet zijnde een woning behorend bij een (agrarisch) bedrijf of andere inrichting.

1.24 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 eigen terrein

Het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan ter plaatse toegestane functie.

1.26 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 herbouw

Na algehele sloop van het bestaande gebouw (woning) wordt nagenoeg hetzelfde teruggebouwd.

1.28 hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.29 horeca(voorziening)

(Voorzieningen voor ) het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccomodatie, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies.

1.30 kamerverhuur

Een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin aan anderen dan aan de bewoner en de personen behorend tot diens huishouden, woonverblijf - niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid - te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.31 langgevelboerderij

Een rechthoekig boerderijtype waarbij voorhuis, stal en schuur aan elkaar zijn gebouwd en alle deuren geplaatst zijn in de lange gevels.

1.32 logies

Gelegenheid om te overnachten voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.33 ondergronds

Beneden het peil.

1.34 peil

  1. a. Voor gebouwen waarvan:
    1. 1. de hoofdingang binnen 20 meter van de weg is gelegen en;
    2. 2. het oorspronkelijke maaiveld niet meer dan 0,50 meter afwijkt van de hoogte van de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke maaiveld waarop het bouwwerk geplaatst is of wordt; met dien verstande dat, indien bestaande gebouwen afwijkend van de onder a. en/of b. genoemde gevallen zijn gerealiseerd, de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen als peil wordt beschouwd.

1.35 permanente huisvesting

Huisvesting in een woning welke als hoofdverblijf kan worden aangemerkt.

1.36 prostitutie

Het zich (op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. openbare ruimten bevindend voertuig) beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele dienste ten behoeve van een ander tegen vergoeding. (Straat)prostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.37 schuurwoning

Een woning gebouwd in een stijl die doet denken aan een traditionele stal of schuur waarbij de materialisatie bestaat uit een mix van natuurlijke materialen voor een landelijk karakter en metalen en/of kunstoffen voor een modern-industrieel karakter.

1.38 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. Een seksinrichting is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.39 statische opslag

Opslag van goederen gedurende langere termijn, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze ter plekke verhandeld worden, waaronder begrepen caravans, wit- en bruingoed en meubels.

1.40 tijdelijke werknemers

Tijdelijke werknemers die legaal (op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning) niet permanent in de gemeente verblijven en hun hoofdverblijf ergens anders hebben.

1.41 Twee aaneengebouwde woningen

Twee woningen die aan elkaar gebouwd zijn en die gezamenlijk één hoofdgebouw vormen, hetzij in de vorm van de twee zelfstandige woningen, hetzij als gevolg van woningsplitsing ten behoeve van het behoud van het hoofdgebouw met zijn cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden.

1.42 vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.43 woning

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting en hoofdverblijf van een huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Verticaal vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het aansluitende afgewerkte peil.

2.5 de afstand tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens

De kortste afstand van een bouwwerk tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens van het bouwperceel.

2.6 de afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.7 de vloeroppervlakte

Op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de inhoud van overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken

Vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie. Overstekken tot 0,50 meter worden niet meegeteld bij de berekening van de inhoud.

2.10 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.11 de inhoud van een burgerwoning

Als inhoud van de burgerwoning wordt aangemerkt de inhoud (m3) van het hoofdgebouw inclusief aan/bijgebouwen, exclusief overkappingen. Waar het hoofdgebouw onderdeel is van voormalige bedrijfsbebouwing, wordt onder inhoud van de burgerwoning begrepen de inhoud tot dat deel van het hoofdgebouw dat op dat moment functioneel als woonruimte in gebruik is, dan wel waarvan de uitstraling als woning zich naar buiten toe etaleert. De inhoud wordt dan tot dat punt en over alle bovengrondse bouwlagen berekend.

2.12 de wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  • afstanden loodrecht;
  • hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  • maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep tot een maximum van 40 m²;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder boven- en ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten, met dien verstande dat:

  1. b. berging en/of infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 5.2;
  2. c. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 5.3.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende eisen gelden:

  1. a. burgerwoningen
inhoud woning inclusief bijbehorende bouwwerken maximaal 875 m3
goothoogte maximaal 4,5 meter
dakhelling minimaal 120 en maximaal 450
afstand tot agrarische bedrijfsgebouwen minimaal 25 meter
afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens minimaal 5 meter
afstand tot de bestemming 'Verkeer-Wegverkeer' minimaal 10 meter
  1. b. aanbouwen en bijgebouwen bij de woning
goothoogte maximaal 3 meter
dakvorm en -helling afgestemd op dakvorm en - helling van de woning
afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens minimaal 5 meter
afstand tot de bestemming 'Verkeer-Wegverkeer' minimaal 10 meter
  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
bouwhoogte
erf-en terreinafscheidingen, achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter
erf- en terreinafscheidingen, voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 3 meter
oppervlakte ten behoeve van de woning, exclusief onoverdekt zwembad maximaal 30 m2
onoverdekt zwembad maximaal 50 m2

met dien verstande dat:

  1. d. ter plaatse van het bouwvlak is één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonheden', het aangeduide aantal woningen is toegestaan, met de daarbij behorende aan- en bijgebouwen, met dien verstande dat de uitbreiding van de woning(en) buiten het bouwvlak is toegestaan;
  2. e. in aanvulling op artikel 3.2 onder d dienen aan-en bijgebouwen met de dichtstbijzijnde gevel binnen een omtrek van 15 meter van de achter- en zijgevels van de woning te worden gebouwd;
  3. f. in aanvulling op artikel 3.2 onder d zijn binnen het bouwvlak uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  4. g. ondergeschikte bouwdelen zijn wat betreft hoogte, verschijningsvorm en dakvorm uitgezonderd van het gestelde onder artikel 3.2 onder a, b en c;
  5. h. binnen de fundering van de woning en/of de bijbehorend bouwwerken bij de woning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben;
  6. i. herbouw van (een deel van ) het hoofdgebouw welke voorheen is gesplitst, is alleen toegestaan als het bijdraagt aan het behoud van de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden of deze versterkt;
  7. j. bouwen van gebouwen en/of bijbehorende bouwwerken en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend is toegestaan indien:
    1. 1. op basis van een erkend bodemonderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is en dit bodemonderzoek akkoord is bevonden door het bevoegd gezag dan wel;
    2. 2. een eventueel geconstateerd geval van ernstige bodemverontreiniging is gesaneerd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en inpassing van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. een verantwoorde landschappelijke inpassing van de woning met bijbehorende bouwwerken;
  5. e. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 3.2 onder a van de planregels en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woningen inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    4. 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van de bestemmingsplannen zoals bedoeld in dit lid onder a sub 1 en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    5. 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    6. 6. alle te slopen gebouwen en de daarbij behorende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    7. 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    8. 8. het percentage van het te bouwen volume dat moet worden gesloopt is bepaald in de onderstaande tabel:
      aantal m3 dat wordt gebouwd (bebouwingsvolume) minimaal te slopen % (sloopvolume)
      tot en met 250 m3 100 %
      het meerdere boven de 250 m3 150 %
  2. b. artikel 3.2 onder a van de planregels en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing;
  3. c. artikel 3.2 onder a van de planregels en een grotere inhoudsmaat voor woningen toestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de woning gelegen is in een hoofdgebouw dat groter is dan 875 m³. Het gehele hoofdgebouw mag inpandig worden verbouwd tot woning;
    2. 2. de bestaande bebouwde oppervlakte niet wordt vergroot;
    3. 3. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    4. 4. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    5. 5. het aantal woningen gelijk blijft; woningsplitsing is niet toegestaan;
  4. d. artikel 3.2 onder a en b van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    2. 2. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    3. 3. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    6. 6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    7. 7. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  5. e. artikel 3.2 onder e van de planregels en toestaan dat bijgebouwen op een grotere afstand dan 15 meter van de woning worden gebouwd, onder de voorwaarde dat de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast;
  6. f. artikel 3.2 onder f van de planregels en toestaan dat twee aaneengebouwde woningen worden opgericht, onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de twee aaneengebouwde woningen in het woningtype en de architectuur van een boerderette of een schuurwoning moeten worden opgericht;
    2. 2. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    3. 3. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    4. 4. natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet mogen worden aangetast;
    5. 5. het bepaalde in artikel 3.2 onder a t/m e en g en h van overeenkomstige toepassing blijft, met dien verstande dat de inhoud van het hoofdgebouw inclusief bijbehorende bouwwerken maximaal 1750 m3 mag bedragen.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. elke vorm van detailhandel;
  3. c. het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden;
  4. d. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  5. e. een aan-huis-gebonden-bedrijf;
  6. f. het splitsen van woningen;
  7. g. het gebruik van gedeeltes van de woning, waaronder bijbehorende bouwwerken, als zelfstandige woning in het kader van mantelzorg;
  8. h. het gebruik van de woning voor huisvesting van tijdelijke werknemers;
  9. i. het gebruik van gebouwen ten behoeve van opslag;
  10. j. het gebruik van de woning ten behoeve van kamerverhuur.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 3.5 onder a van de planregels en toestaan dat de gronden bij een burgerwoning worden gebruikt als kleinschalig kampeerterrein voor recreatief gebruik, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het maximaal 25 kampeerplaatsen betreft;
    2. 2. kampeermiddelen maximaal 50 m achter de voorgevelrooilijn geplaatst worden;
    3. 3. ten behoeve van het kampeerterrein geen extra bebouwing en/of verharding ten behoeve van het kleinschalig kamperen wordt opgericht;
    4. 4. de cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en/of abiotische waarden behouden blijven;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. de ontwikkeling moet zijn gericht op gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de voorziening wordt ingepast;
    7. 7. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    8. 8. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  2. b. artikel 3.1 en artikel 3.5 onder e van de planregels en een grotere omvang van aan-huis-gebonden-beroep respectievelijk een aan-huis-gebonden-bedrijf, anders dan een verblijfsrecreatieve voorziening, toestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 70 m2;
    2. 2. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin wordt in overwegende mate gehandhaafd;
    3. 3. de detailhandel vindt slechts plaats voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden-beroep en/ of het aan-huis-gebonden-bedrijf;
    4. 4. de activiteit heeft geen zodanige verkeersaantrekkende werking dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn;
    5. 5. de activiteit mag uitsluitend in het hoofdgebouw en/of aanbouw plaatsvinden;
  3. c. artikel 3.5 onder e van de planregels en verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een recreatiewoning, logiesvoorzieningen, groepsaccommodaties en/of bed & breakfast toestaan onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de bestemming 'Wonen' aan ten minste twee zijden grenst aan de bestemming 'Agrarisch met waarden';
    2. 2. de voorzieningen in hun totaliteit niet groter zijn dan 100 m2;
    3. 3. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    4. 4. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    5. 5. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met de verblijfsrecreatieve voorziening;
    6. 6. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn;
  4. d. artikel 3.5 onder f van de planregels en splitsing van voormalige boerderijen in twee volwaardige woningen toestaan, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de splitsing dient bij te dragen aan het behoud van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
    2. 2. de architectonische vormgeving en het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter mogen niet wezenlijk worden aangetast, waarbij in ieder geval beide woningen naar de straatkant zijn gericht en ontsloten, of dat het totaal erf van de woning zo ruim en vrij is gelegen dat er sprake kan zijn van twee volwaardige gescheiden woningen;
    3. 3. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    4. 4. herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw is alleen toegestaan als het bijdraagt aan het behoud of versterking van de waarden genoemd in dit lid onder d sub 1;
    5. 5. het bestaande grondoppervlak mag niet worden vergroot;
    6. 6. de bestaande inhoud van het hoofdgebouw dient in totaal minimaal 1000 m³ te bedragen;
    7. 7. er dient een sloop te worden gerealiseerd dat in volume (bovengronds) gelijk is aan de helft van het bestaande gebouw dat wordt gesplitst, onder de voorwaarden dat:
      • gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
      • alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
      • de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van de in dit lid onder d sub 7 genoemde bestemmingsplannen en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    8. 8. aan de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning wordt de voorwaarde verbonden dat splitsing pas is toegestaan wanneer de sloop heeft plaatsgevonden;
    9. 9. alle te slopen gebouwen en de daarbij behorende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    10. 10. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
  5. e. artikel 3.5 onder h van de planregels en toestaan dat de burgerwoning wordt gebruikt als tijdelijke huisvesting voor tijdelijke werknemers onder de voorwaarden dat:
    1. 1. logiesgelegenheden worden ingepast binnen de bestaande bebouwing;
    2. 2. de leefruimte minimaal 10 m2 per medewerker bedraagt en er sprake is van met minimaal 1 toilet en douche per 8 personen;
    3. 3. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  6. f. artikel 3.5 onder i van de planregels en het gebruik van gebouwen ten behoeve van opslag toestaan onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de voorzieningen uitsluitend plaatsvinden in bestaande gebouwen, niet zijnde kassen;
    2. 2. er uitsluitend sprake is van statische opslag;
    3. 3. het gebruik in hun totaliteit niet groter is dan 500 m2;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    6. 6. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

5.2 Infiltratie

5.3 Parkeergelegenheid

Artikel 6 Algemene Aanduidingsregels

6.1 Luchtvaartverkeerszone

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone', ter aanduiding van de obstakelvrije zone van het luchtvaartterrein, enig bouwwerk te bouwen, enig roerend goed, houtopstanden en/of beplantingen te hebben of aan te brengen, danwel de bodem op te hogen, met een grotere hoogte dan aangegeven op de verbeelding.

6.2 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Verwevingsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits van de wegbeheerder een positief advies is ontvangen;
  2. b. de planregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangepast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  3. c. de planregels ten aanzien van het bouwen van kunstuitingen en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, waarbij voor een hoogte van meer dan 65 m +NAP, in het kader van voorkoming van onaanvaardbare radarverstoring, voorafgaand aan het toestaan schriftelijk advies dient te zijn ingewonnen bij de Dienst Vastgoed Defensie;
  4. d. afmetingen in de planregels en op de verbeelding met een maximum van 10%.

7.2 Afwegingskader

Een in artikel 7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. e. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Strijdig gebruik

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Heidseweg 66 Heide'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel Van Het Bestemmingsplan

Aan de Heidseweg 66 te Heide ligt de varkenshouderij van de familie L.J.M. Janssen (hierna ook te noemen: de initiatiefnemer). Deze bedrijfslocatie ligt in de kernrandzone van het kerkdorp Heide. Aan de Heidseschoolweg 1a hebben zij een tweede bedrijfslocatie. Op zeer korte afstand van het bedrijf liggen het gemeenschapshuis (De Gelderkoel) en enkele burgerwoningen. Omdat het bedrijf geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft en de varkenshouderij zorgt voor een zwaar geuroverbelaste situatie op 13 woningen en het gemeenschapshuis, wordt beoogd het bedrijf te verplaatsen naar de locatie Heideseschoolweg 1a.

Teneinde deze bedrijfverplaatsing definitief financieel te kunnen realiseren verleent de gemeente Venray medewerking aan de realisatie van twee nieuwe woningen ter plaatse van deze locatie. Daarnaast zal er medewerking verleend worden aan de omzetting van de agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning. Dit is vastgelegd in een besluit tot principe-medewerking door B&W van Venray van 14 februari 2012, kenmerk: PRIN00135.

Ter plaatse van het agrarisch bedrijf geldt het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 en het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010-herziening regels . De gronden zijn bestemd als 'Agrarisch' en kennen – onder meer - de functieaanduidingen 'bouwvlak' , 'intensieve veehouderij' en 'bedrijfwoning'. De planregels van het bestemmingsplan maken het toevoegen van twee burgerwoningen en het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning niet mogelijk. Om de beoogde wooninvulling aan de Heidseweg 66 mogelijk te maken dient dan ook het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 herzien te worden.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Heidseweg 66 Heide ' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling ten behoeve van de wooninvulling. Het bestemmingsplan 'Heidseweg 66 Heide' bestaat uit een digitale en analoge verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen in het buitengebied ten zuiden van het kerkdorp Heide. Het plangebied ligt buiten de (stedenbouwkundige en verkeerskundige) bebouwde kom van Heide. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie N., nrs. 1912 en 1913 en plaatselijk bekend als Heidseweg 66 te Heide. Het plangebied heeft een omvang van 5400 m2.

Op onderstaande afbeelding is de indicatieve ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0001.jpg"

locatie Heidseweg 66 Heide

Op onderstaande afbeelding wordt de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0002.jpg"

plangebied

1.3 Voorgaande Plannen

Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

Naam bestemmingsplan Bestemmingen en aanduidingen Vaststelling Raad
- Buitengebied 'Venray 2010'
- Buitengebied 'Venray 2010-herziening regels'
- Agrarisch
- bouwvlak
- bedrijfswoning
- intensieve veehouderij
- agrarisch - gemengd
- luchtvaartverkeerzone
- 14-12-2010
- 20-09-2017

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0003.jpg"uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan

De gebruiksregels van het bestemmingsplan staan ter plaatse geen burgerwoningen toe. De enige toegelaten woonfunctie is maximaal 1 agrarische bedrijfswoning. De bestemming kent wel een wijzigingsbevoegdheid van 'Agrarisch' naar 'Wonen' maar daarvoor geldt dat het aantal woningen niet mag toenemen. Dat is hier wel het geval. Een herziening van deze bestemmingsplannen ten behoeve van de beoogde bebouwing en het gebruik is derhalve noodzakelijk.

1.4 Leeswijzer

De plantoelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een analyse van het plangebied en een beschrijving van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling (het plan). In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het relevante rijks-, provinciale - en gemeentelijke beleid. Hoofdstuk 4 bevat een expliciete toetsing van het plan aan alle relevante milieu-planologische aspecten. De gevolgen voor de waterhuishouding (waterparagraaf) zijn beschreven in hoofdstuk 5. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan wordt behandeld in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 behandelt de economische uitvoerbaarheid van dit plan, de handhavingsaspecten en beschrijft de gevolgde procedure.

Hoofdstuk 2 Analyse Van Het Plangebied En Planbeschrijving

2.1 Analyse Van Het Plangebied E.o.

2.1.1 Korte historische schets

De eerste nederzetting die het latere kerkdorp Heide vormt, bestond uit enkele verspreid liggende boerderijen in de directe nabijheid van weidegronden waar het vee kon grazen. De latere (lint)bebouwing is gesitueerd aan de lokale verbindingsweg van Ysselsteyn naar Venray. In tegenstelling tot Leunen, dat aan de andere zuidelijke as van Venray ligt, is Heide agrarisch van karakter gebleven. Het groene dorpscentrum (in rechthoekige vorm) bestaat uit de R.K. kerk met begraafplaats en het omliggend openbaar groen.

Op onderstaande afbeeldingen staat de ontwikkeling binnen het plangebied weergegeven in de periode 1900-2000 (bron: www.topotijdreis.nl).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0004.jpg"

2.1.2 Ruimtelijke structuren en functies

In 2017 telde het kerkdorp Heide circa 455 inwoners. Deze inwoners wonen in circa 180 woningen. Het merendeel van de woningen betreft koopwoningen (circa 87%) en de overige 13% zijn huurwoningen. Het buitengebied rondom de kern Heide bestaat hoofdzakelijk uit landbouw en natuur.

Bebouwingsstructuur

Het hart van dit dorp wordt gevormd door een open groene ruimte. Hieraan ligt de kerk en daar achter de begraafplaats. De lintbebouwing langs de Heidseweg vertoont weinig samenhang en het beeld is daardoor nogal verbrokkeld.

Groenstructuur

Centraal in het dorp ligt een open groene ruimte, welke is omzoomd met kastanjes. Langs de Heidseweg is een gedeelte met eiken beplant. De groenstructuur binnen het plangebied bestaat uit een private tuin bij de voormalige agrarische bedrijfswoning en een groenstrook van bomen, bosschages en onderbegroeiing tussen de voormalige stallen en de Heidseweg.

Verkeersstructuur

De belangrijkste weg in de verkeersstructuur van Heide is de Heidseweg. De weg vormt de ontsluitingsweg richting het omliggende wegennet, zoals de provinciale weg N270. De belangrijkste openbaar vervoersvoorzieningen in Heide worden gevormd door buslijn 27 van Venray naar Deurne en OV-lijn taxi 799 Heide-Venray-Geijsteren.

Functies

Het plangebied en omgeving heeft - functioneel gezien - een gemengd karakter waarbij wonen (burgerwoningen), agrarische bedrijvigheid, niet-agrarische bedrijvigheid en maatschappelijke functies (cultureel centrum, handboogvereniging, zorgboerderij) voorkomen.

2.1.3 Feitelijke staat van het plangebied

Het plangebied wordt volledig gevormd door het agrarische bedrijfsperceel van de varkenshouderij aan de Heidseweg 66 Heide. Het plangebied bestaat uit de agrarische bedrijfswoning, de varkensstallen en een schuur. Aan de straatzijde van het perceel zijn groenvoorzieningen aanwezig in de vorm van een voor-en zijtuin om de voormalige bedrijfswoning en een algemene groenstrook tussen de voormalige stallen en de Heidseweg. Voor het overige is het plangebied verhard.

De agrarische bedrijfswoning wordt bewoond door de familie Janssen. De stallen staan momenteel leeg. De bouwkundige kwaliteit van de bedrijfsbebouwing is laag, met uitzondering van de agrarische bedrijfswoning. Hierdoor maakt het plangebied een rommelige, laagwaardige indruk.

Hieronder diverse afbeeldingen die aangegeven wat de staat van het huidige plangebied is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0005.png"

luchtfoto 2016

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0006.jpg"

agrarische bedrijfswoning

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0007.jpg"

stallen en erfverharding

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0008.jpg"

stal en groenstrook

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0009.jpg"

stal en groenstrook plangebied vanaf straatzijde

2.2 Planbeschrijving

2.2.1 Toekomstig woongebied

Het plan heeft betrekking op de realisatie van een nieuw woongebied met maximaal 3 vrijstaande burgerwoningen. Het betreft hier de omzetting van de bestaande agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning en de realisatie van twee nieuwe woningen.

Deze woningbouwontwikkeling is van belang om:

  • de beëindiging van de varkenshouderij aan de Heidseweg 66;
  • de sloop van de verouderde bedrijfsgebouwen;
  • de bedrijfsverplaatsing naar een andere locatie financieel mogelijk te maken.

Hierdoor wordt een zwaar overbelaste geurhindersituatie vanwege deze varkenshouderij over Heide opgeheven. Het plan leidt tot:

  • een sterke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het plangebied (van een verouderd agrarisch bedrijfsperceel naar een hoogwaardig landelijke woongebied);
  • het terugdringen van het aantal geurgehinderden in Heide;
  • een beter woon-en leefklimaat voor de inwoners van Heide;
  • meer mogelijkheden voor verdere revitalisering van dit deel van Heide.

De gemeente Venray is derhalve van mening dat met de beëindiging van de varkenshouderij aan Heidseweg 66 en de voorgenomen sloop van gebouwen een groot maatschappelijk belang gediend wordt. Om deze ontwikkeling financieel mogelijk te maken verleent de gemeente Venray medewerking aan de realisatie van twee extra woningen ter plaatse van deze locatie. Daarnaast zal er medewerking verleend worden aan de omzetting van de agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning. Dit is vastgelegd in een besluit tot principe-medewerking door B&W van Venray van 14 februari 2012, kenmerk: PRIN00135. Daarbij heeft de gemeente als voorwaarde gesteld dat de bedrijfsgebouwen uiterlijk 3 jaar na het van kracht worden van dit bestemmingsplan dienen te zijn gesloopt.

Vanuit de kern van het dorp waaiert de bebouwing lintvormig langs de oude invalswegen - die al bestaan sinds het begin van de ontginningen in het gebied - het omringende buitengebied in. De bebouwingsintensiteit neemt hierbij steeds sterker af naarmate men verder van de bebouwde kom van het dorp komt. Daarbij krijgt de bebouwingsstructuur al snel het karakter van open lintbebouwing waarbij de doorzichten tussen de bebouwing naar het achterliggende open agrarische landschap een belangrijke karakteristiek vormen.

De ontwikkeling van de toekomstige woonpercelen zal moeten plaatsvinden met in acht name van deze karakteristiek dan wel zal deze doorzichten moeten herstellen, daar waar deze in de loop der tijd verloren zijn gegaan.

Inmiddels zijn er twee verkavelingsmogelijkheden ontwikkeld waaruit blijkt hoe de nieuwe wooninvulling en landschappelijke inpassing eruit kan gaan zien. Er is sprake van de bouw van twee landelijke vrijstaande woningen op ruime afstand van elkaar op grote, open woonpercelen. Het doorzicht naar het achterliggende agrarische landschap is dan mogelijk via de openheid tussen deze landelijke bebouwing. Een tweede optie gaat juist uit van een concentratie van landelijk woonbebouwing centraal op een groot perceel, waarbij de doorzichten mogelijk zijn via ruime afstanden tussen zijdelingse perceelsgrenzen en zijgevels. Hier moet met name gedacht worden aan de bouw van een landelijke tweekapper in de vorm van een (nieuwbouw) langgevelboerderij (boerderette) of een schuurwoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0010.jpg"

verkaveling en landschappelijke inpassing ontwerp 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0011.jpg"

verkaveling en landschappelijke inpassing ontwerp 2

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR is het kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt. Een van de kernbegrippen in de Structuurvisie is decentralisatie. Dit kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten letterlijk de ruimte geven om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.

Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Verstedelijkings-, landschaps- en bedrijventerreinenbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten.

Planspecifiek

Het onderhavige plan heeft geen betrekking op deze nationale belangen.

3.1.2 Ladder voor Duurzame Verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Vanaf 1 juli 2017 moeten ruimtelijke plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken worden getoetst aan de nieuwe Ladder Duurzame Verstedelijking. De grondslag voor de nieuwe Ladder-toets is het nieuwe artikel 3.1.6 lid 2 Bro. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt dat in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Indien niet meer dan 11 woningen binnen een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is er volgende de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen sprake van de ruimtelijke ontwikkeling van een woningbouwlocatie of een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i van het Bro (zie uitspraak ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921 (dorpskern Annen)).

Planspecifiek

Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van maximaal 3 burgerwoningen, waarvan 1 bestaande woning waarvan de functie wordt omgezet. Een toets van dit bestemmingsplan aan de Ladder Duurzame Verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ((Barro) voorheen ook genoemd: AMvB Ruimte) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden.

Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden. De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nationale landschappen, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.

Planspecifiek

Het plan heeft geen betrekking op een van de genoemde rijksbelangen. In het gebied is verder ook geen sprake van een gebiedsreservering voor de lange termijn.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), provinciaal verkeer- en vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer). In het POL 2014 formuleert de provincie een aantal zogenoemde 'Limburgse principes' welke de komende jaren richtinggevend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Limburg.

Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:

  1. 1. Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien.
  2. 2. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  3. 3. Uitnodigen. De manier waarop de provincie samen met de partners het voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat wil realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om provinciale oplossingen.

Het plangebied ligt in de zone 'Buitengebied'. Deze zone omvat gebieden met een overwegend landbouwkundig karakter waarbij plaatselijk ook omgevingskwaliteiten aan de orde kunnen zijn. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van deze gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0012.jpg"

POL-kaart 1

Planspecifiek

Het plan heeft betrekking op een ontwikkeling waarbij een intensieve veehouderij in de kernrandzone van Heide wordt beeindigd en verplaatst alsmede waarbij de verouderde bedrijfsgebouwen worden gesloopt en het gebied wordt getransformeerd in een klein woongebied met in totaal drie landelijke burgerwoningen op ruime -landschappelijk ingepaste - kavels. Hierdoor wordt een overbelaste stankhindersituatie in Heide beëindigd, wordt een bijdrage geleverd aan een verbetering van de woon-en leefomgeving van de inwoners van Heide en wordt zorg gedragen dat de intensieve veehouderij op een andere -ruimtelijk geschiktere - locatie zich verder kan ontwikkelen. De resterende milieurechten zullen na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, geheel worden ingetrokken. Via een beperkte wooninvulling met 2 nieuwe landelijke woningen in de kernrandzone - waarbinnen zich nu ook al burgerwoningen en andere niet-agrarische functies bevinden - wordt deze ontwikkeling financieel gefaciliteerd. Een dergelijk ruimtelijke ontwikkeling past binnen het genoemde beleidskader voor gronden binnen de POL-zone 'Buitengebied'.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg 2011 was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. In 2014 is de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Het hoofdstuk Ruimte heeft twee kenmerkende verschillen met de andere onderdelen van de Verordening:

  1. 1. Het hoofdstuk bevat geen gedragsvoorschriften die gelden voor iedereen, maar uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Elders in de Omgevingsverordening wordt zeer incidenteel gebruik gemaakt van deze methodiek, maar het hoofdstuk Ruimte kent geen andere bepalingen dan opdrachten aan gemeentebesturen, die door de besturen in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen.
  2. 2. Het tweede verschil met de overige onderdelen van de Omgevingsverordening is dat de Wet ruimtelijke ordening slechts zeer beperkte mogelijkheden biedt om ontheffing te verlenen van een bepaling uit het hoofdstuk Ruimte.

Reikwijdte verordening

Artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening eist van het bevoegd gezag dat in een ruimtelijk plan waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, toepassing wordt gegeven aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan deze eis.

Artikel 2.4.2 van de Omgevingsverordening stelt verder dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg niet voorziet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg.

Planspecifiek

Het betreft hier een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat deze niet valt onder de definitie 'nieuwe stedelijke ontwikkeling ' zoals bedoeld in artikel 2.2.1 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 en artikel 1.1.1 onder i, jo. artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro. Hierdoor is de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking in het kader van dit plan niet aan de orde. Verwezen wordt naar de motivatie zoals opgenomen in paragraaf 3.1.2 van deze plantoelichting.

Verder is het toevoegen van 2 nieuwe vrijstaande woningen - als onderdeel van de bedrijfsbeëindiging en de bedrijfsverplaatsing van de intensieve veehouderij - in overeenstemming met het woningbouwbeleid zoals neergelegd in de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg. Verwezen wordt naar de motivatie zoals opgenomen in paragraaf 3.3.1 van deze plantoelichting.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

De nieuwe Regionale Structuurvisie Wonen Limburg-Noord is een visie waarmee de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. Samen met alle woonpartners zijn een aantal inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van deze visie.

In casu gaat het met name om de peiler 'juiste woning op de juiste plek en dynamisch voorraadbeheer'. Samen willen de gemeenten in de regio een breed palet aan woonmilieus bieden dat aansluit bij de huidige en toekomstige inwoners van onze regio. De dominante vraag in de regio is het wonen in grotere kernen waar voorzieningen zijn. Er is in de visie een afwegingskader ontworpen dat regionaal en lokaal het instrument vormt om tot een heldere prioritering en onderbouwing van nieuwbouwplannen te komen. De werkwijze sluit aan bij de principes van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

Er liggen aan aantal basisprincipes ten grondslag aan dit afwegingskader:

  1. 1. eerst lokaal, dan regionaal;
  2. 2. van aanbodgericht naar vraaggestuurd;
  3. 3. versterken van de dragende structuur van regionale centra en centrumdorpen.


Ad 2

Aansluiting op de vraag van de consument is noodzakelijk (de marktvraag). Het is in de huidige markt niet meer mogelijk om zonder meer woningen op de markt te zetten in de verwachting dat deze toch wel vol komen. Woningen zijn in de huidige woningmarkt alleen af te zetten wanneer deze uitermate goed aansluiten qua prijs, locatie en kwaliteit bij de vraag van de kritische consument. Dit is niet alleen in het voordeel van de consument, maar ook in het belang van de verschillende belanghebbenden op de woningmarkt (gemeente en marktpartijen). De regio voegt in principe alleen plannen toe die aansluiten bij de kansrijke segmenten (passend binnen regionale en lokale kwalitatieve woningbehoefte). Daarbij is ook rekening gehouden met de woningbouwsegmenten van het reeds bestaande bezit. De Ruimte voor Ruimte-projecten vormen geen uitzonderingspositie en worden net als alle andere projecten meegenomen in het afwegingskader.


Planspecifiek

De Structuurvisie bevat weinig beleidsuitspraken over woningbouw ter facilitering van de beëindiging en verplaatsing van intensieve veehouderijen. Het beleid hieromtrent wordt vooral gevonden in de Woonvisie 'Venray 2017' en de regeling 'Ruimte voor Ruimte 2018' van de gemeente Venray.

Wel wordt nadrukkelijk gesteld dat ook bij RvR-projecten de woningbouw vraaggestuurd dient te zijn. Het plan past binnen deze Woonvisie omdat het plan voorziet in de bouw van twee woningen binnen een zeer specifiek segment in de woningmarkt van de regio Venray. De initiatiefnemer beoogt de twee woonkavels te ontwikkelen ten behoeve van de eigen kinderen. Er wordt in principe niet beoogd de woonkavels te verkopen. Het plan is verder met twee nieuwe woningen zeer kleinschalig, waardoor een gedoseerde, vraaggestuurde toevoeging van woningen in dit zeer specifieke segment van de woningmarkt mogelijk is.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Strategische visie 'Venray, stad in de Peel (2025)'

In 2013 is de Strategische visie 'Venray, stad in de Peel (2025)' als een aanvulling op en herijking van de Strategische Visie 2020, 'Venray Dorp en Stad' opgesteld. Het is dus geen compleet nieuwe strategische visie omdat veel uit de visie van Venray (Strategische visie Venray 2020 uit 2009) nog altijd relevant en waardevol is en bovendien veel draagvlak heeft. De herijking valt in twee onderdelen uiteen. Enerzijds de zoektocht naar de droom en ambitie van de gemeente en gemeenschap van Venray. En anderzijds de vertaling van deze droom en ambitie naar hieruit voortvloeiende opgaven en handelingsperspectief.

In Venray wordt het gevarieerde bedrijfsleven en een woon-leefklimaat met een divers en onderscheidend voorzieningenniveau gekoesterd. Er is een bruisend en bloeiend cultureel, maatschappelijk en economisch hart. Venray is de tweede stedelijke kern van Noord- Limburg. De GGZ-geschiedenis kenmerkt Venray nog steeds en er is een rijk aanbod van zorgvoorzieningen. De combinatie van een veelheid aan kwaliteiten wordt gewaardeerd en maakt Venray bijzonder. De taak van de overheid is voor de toekomst met name een faciliterende rol (in de regionale visie ook wel 'de communicatieve overheid' genoemd). Naast sturen met beleid, regels en subsidies gaan het om het aangaan van partnerschappen. Op basis van gelijkwaardigheid en respect voor elkaar is het mogelijk om stappen te zetten in de gezamenlijke opgaven zodat Venray in de toekomst als een warme jas blijft voelen.

De opdracht nu en in de toekomst is om als regio divers, compleet en herkenbaar te zijn. De opgaven voor Venray zijn:

  • Samen verantwoordelijk: zelfsturing, sociale cohesie, zelfregulering en zelfredzaamheid zijn het devies.
  • Zelfsturing: door het teruggeven van verantwoordelijkheden aan bewoners worden vitale gemeenschappen gecreëerd.
  • De jeugd heeft de toekomst: sluit aan bij de energie en behoeften om de jeugd te binden en te boeien en dat zij het eigenaarschap oppakken voor de gemeenschap.
  • Gidsgemeente voor een krachtige regio: door over de grenzen van de regio Venlo te kijken en als tweede stad in Noord-Limburg de samenwerking aan te halen met omliggende (inter-)nationale regio's op economisch en sociaal terrein ontstaan (nieuwe) mogelijkheden.

Ten aanzien van de functie van Venray als bloeiend centrum, een rijk cultureel leven, wonen in rust en ruimte is het uitgangspunt het aangrijpen van economische krachten. Venray heeft haar jeugd nodig en daarom moet ervoor gezorgd worden dat jongeren in de regio blijven wonen en werken. Dit vraagt een gerichte aanpak van de gemeenschap, ondernemers, onderwijsinstellingen en gemeente om jongeren actief te betrekken bij hun woon- en leefomgeving. Om de ambitie van kwalitatief economisch knooppunt (haven Ooijen Wanssum als innovatief logistiek knooppunt, Eiwitrijk als agrafoodcluster van de wereld en Via Venray als logistieke hotspot en leading in logistics) te verwezenlijken heeft Venray haar partners in de regio nodig. Dit kan op gespannen voet staan met de ambitie als koploper ten aanzien van een kwalitatieve woon- en leefomgeving. De lokale overheid moet vooraf keuzen maken, welke waarden worden beschermd, wat wil je ontwikkelen en wat wil je opofferen. Dit vraagt continu aandacht en gerichte aanpak van gemeenschap en gemeente zodat ruimte voor ontwikkelingen samengaan met versterking van de omgevingskwaliteit.

Planspecifiek

Ten aanzien van het bestemmingsplan is het voor de kern Heide en de daar omheen liggende agrarische kernrandzone van belang een kwalitatief goed woon-leefklimaat te (blijven) garanderen, ontwikkelingen binnen dit kader de ruimte te geven zonder dat daarbij de belangen van bestaande agrarische ondernemingen onevenredig aangetast worden.

3.4.2 Ontwikkelingsperspectief Venray 2015.

Het door de gemeente Venray opgestelde Ontwikkelingsperspectief 2015 beoogt de verbindende schakel te vormen tussen het strategisch beleid zoals verwoord in de strategische visie en het tactisch beleid zoals opgesteld in verschillende Dorp- en Wijkontwikkelingsplannen.

In het document is derhalve een uitvoeringsstrategie opgenomen die de gemeente Venray wil hanteren bij de verdere uitwerking en uitvoering van deze nota. In het kader van dit plan zijn de volgende doelstellingen van belang:

  1. 1. De waterhuishoudkundige aspecten worden op evenwichtige wijze meegenomen bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen en projecten;
  2. 2. Duurzaamheidsaspecten zullen in een vroegtijdig stadium worden meegenomen bij plannen en projecten;
  3. 3. Voor woningbouw op nieuwe locaties, maar ook bij inbreiding en herstructurering van de bestaande wijken, wordt ingezet op een zo groot mogelijke differentiatie van woningtypen, prijsklassen en life-styles;
  4. 4. Zowel in de ruimtelijke inrichting als in de sociaal-economische structuur, streeft Venray er naar om zowel dorp als stad te zijn.

Planspecifiek

Het onderhavige woningbouwplan wordt ontwikkeld met in acht name van deze beleidsuitspraken.

3.4.3 Woonvisie Venray 2017

De gemeenteraad heeft op 16 mei 2017 de Woonvisie Venray 2017 vastgesteld. De visie heeft de focus op de rol van het wonen in de algehele ambitie om Venray sterker en aantrekkelijker te maken. Uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat in Limburg, dat wordt aangeduid als een anticipeergebied, er tegen de stroom in nog 3 plaatsen zijn die groeien; één daarvan is de gemeente Venray.

Met deze woonvisie wil de gemeente zorgen dat Venray zich ook op langere termijn positief ontwikkelt. De focus ligt op het beantwoorden van de groeiende vraag naar woningen in Venray voor de komende jaren. Om de verwachte groei te kunnen opvangen, zijn woningen nodig om de nieuwe wens van de woonconsument te kunnen vervullen: een wat kleinere woning, gebruiksvriendelijk en duurzaam. Deze woningen staan er al voor een groot deel, maar omdat de huishoudenssamenstelling verandert, is het nodig om de bestaande voorraad aan te passen. Daarmee wil de gemeente tegelijkertijd de differentiatie in de bestaande voorraad vergroten. Ook toevoegingen zullen moeten bijdragen aan de differentiatie, waardoor er een betere balans komt in de woningvoorraad. Daarmee wil de gemeente de waarde van de bestaande voorraad in stand houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de bestaande voorraad verbeteren.

Planovercapaciteit

Dit begrip houdt in, dat er meer plannen zijn dan nodig. De gemeente werkt eraan, om de overcapaciteit te verminderen. Toch wil men dat niet al te rigoureus doen, omdat er ruimte nodig blijft om de voorziene groei van Venray te kunnen opvangen. Het komt er dan op aan, dat we waar nodig én mogelijk de overcapaciteit omzetten naar plannen, die een bijzondere bijdrage leveren aan Venray.

Beleidsmatige inzet voor nieuwbouw

  1. 1. een gedifferentieerd aanbod aan woningtypes en woonmilieus, aansluitend bij de kwantitatieve én kwalitatieve behoefte;
  2. 2. meer levensloopbestendige en duurzame woningen;
  3. 3. het verder terugbrengen van het overschot aan woningbouwplannen, waaraan geen behoefte meer is, om zodoende ruimte te creëren voor goede, nieuwe plannen. Aan de hand van het (regionaal) afwegingskader woningbouw worden alle bestaande plannen tegen het licht gehouden en zal een herprogrammeringsvoorstel worden opgesteld;
  4. 4. nieuwe plannen worden beoordeeld aan de hand van het afwegingskader, waarbij de gemeente voorrang geeft aan hergebruik van leegstaand cq. vrijkomend (maatschappelijk) vastgoed.

Planspecifiek

Er is sprake van een toevoeging van twee nieuwe compensatie woontitels welke hun oorzaak vinden in het saneren en wegbestemmen van de intensieve veehouderijactiviteiten (met bijbehorend bouwvlak) en de sloop van stallen. Zonder een dergelijke compensatiewoningbouw is het financieel niet mogelijk om intensieve veehouderijen te beëindigen c.q. te verplaatsen en bedrijfsbebouwing te slopen.

De initiatiefnemer beoogt de twee woonkavels te ontwikkelen ten behoeve van de eigen kinderen. Er wordt in principe niet beoogd de woonkavels te verkopen. Het plan is verder met twee nieuwe woningen zeer kleinschalig, waardoor een gedoseerde, vraaggestuurde toevoeging van woningen mogelijk is (niet bouwen voor leegstand). Er wordt verder ingezet op woningen die zeer duurzaam (gasloos en volledig energieneutraal) en levensloopbestendig worden uitgevoerd.

3.4.4 Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011

De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.

Planspecifiek

Omwille van het stimuleren van de beëindiging van veehouderijbedrijven in de nabijheid van dorpskernen was er een gemeentelijke ruimte voor ruimte regeling waarvan in dit geval gebruik is gemaakt. Op basis van deze regeling werkte de gemeente Venray mee aan het toestaan van ruimte voor ruimtewoningen als bijdrage om verplaatsing van veehouderijbedrijven uit kernrandzones mogelijk te maken. Het realiseren van de twee woningen is onlosmakelijk verbonden met de beëindiging/verplaatsing van de veehouderij Heidseweg 66. Het verlies aan ruimtelijke kwaliteit wordt gecompenseerd door de beëindiging van de veehouderij aan de Heidseweg 66 en de daarmee samenhangende sloop van de stallen. Een geldelijke bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling buitengebied is daarmee niet aan de orde. De resterende milieurechten zullen na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, geheel worden ingetrokken.

3.4.5 Visie Veehouderij Venray 2018

De gemeenteraad van Venray heeft op 30 januari 2018 de beleidsregel 'Visie Veehouderij Venray 2018' vastgesteld. De visie moet bijdragen aan een goede balans tussen de ontwikkelingsruimte voor de veehouderij en de bescherming van een goed woon- en leefklimaat voor de inwoners. Momenteel ervaren teveel inwoners hinder van de veehouderij. Deze hinder is niet overal in gelijke mate aanwezig. In delen van het buitengebied is deze hinder afwezig. De hinder is vooral aanwezig bij een aantal dorpskernen en de gebieden waar veel veehouderijbedrijven in het buitengebied aanwezig zijn. Deze hinder uit zich vooral in de vorm van geuroverlast maar ook transport, vliegen en geluid leiden tot ergernis. Sinds het onderzoeksrapport 'Veehouderij en gezondheid omwonenden'( 2015) is gepubliceerd, vormt gezondheid een extra aandachtspunt. De gemeente wil dat de emissies (geur, ammoniak, fijn stof en endotoxinen) voldoende snel afnemen en het aantal overlastlocaties snel daalt. Dat betekent dat nieuwe overlast moet worden voorkomen en dat ontwikkeling gepaard moet gaan met een verbetering.

Planspecifiek
Zoals in paragraaf 2.2.1 is gebleken, is er op dit moment sprake van een overbelaste situatie qua geurhinder op de kern Heide. Als gevolg van onderhavige planologische wijziging wordt deze overbelasting opgeheven en wordt hiermee geheel voldaan aan de doelstellingen van de Visie Veehouderij Venray 2018.

3.4.6 Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Heide

Op 14 december 2010 heeft de gemeenteraad van Venray het Dorpsontwikkelingsplan (DOP) Heide vastgesteld. Dit plan heeft de juridische status van een structuurvisie. Het DOP bevat een toekomstvisie voor het grondgebied van Heide. Het DOP bevat analyses van het kerkdorp en gaat in op de gewenste ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen voor de toekomst.

In het DOP wordt onder meer een visie geformuleerd over de verdere ruimtelijke ontwikkeling van Heide. Zo bevat het DOP uitspraken over de ontwikkelingen in het zuiden van Heide. Daar ligt een agrarisch cluster, waar zich tevens een maatschappelijke functie bevindt (gemeenschapshuis de Gelderkoel). Dit cluster is bijna tegen de kom aangegroeid, maar het gemeenschapshuis ligt wel buiten de kern van het dorp. Enkele open doorzichten zorgen voor een openheid naar het buitengebied, maar er kan ook een verdichting plaatsvinden met diverse functies. Bij het verdwijnen van bedrijven is woningbouw in de vorm van lintbebouwing mogelijk op de bedrijfskavel. Dit versterkt de structuur en maakt dat de Gelderkoel en de omgeving daarvan meer bij het dorp gaan behoren. Bovendien zorgt de vervanging van een agrarische functie (intensieve veehouderij) door een woonfunctie voor een vermindering van de overbelaste geurhindersituatie en derhalve voor een verbetering van het woon-en leefklimaat in de kern van Heide.

Planspecifiek

Het plangebied is gelegen naast het gemeenschapshuis. De beëindiging van de intensieve veehouderij ter plaatse en de herontwikkeling van het voormalige bedrijfsperceel met 3 burgerbewoningen (1 bestaande woning en 2 nieuwbouwwoningen) in de vorm van lintbebouwing, past geheel binnen de visie uit het DOP voor de planologische ontwikkeling van dit deel van het kerkdorp Heide.

3.4.7 Wederzijds vertrouwen, Welstandsnota 2013 gemeente Venray

In de nota 'Wederzijds vertrouwen, Welstandsnota 2013 gemeente Venray, 2e herziening 2018' past de gemeente Venray een differentiatie in welstandstoezicht toe. Het welstandsbeleid wordt in de eerste plaats gedifferentieerd naar de specifieke situatie in wijken, buurten of gebieden en naar de plaats van een bouwwerk op het erf. Dit betekent dat minder beeldbepalende gebieden (waaronder grote delen van Venray, de kerkdorpen en bedrijventerreinen) welstandsvrij blijven.

Voor beeldbepalende panden die gelegen zijn in bestemmingsplan Venray en cultuurhistorisch waardevolle gebieden blijft het welstandstoezicht van kracht c.q. wordt het toezicht in beperkte mate terug ingevoerd. Voor de volgende gebieden geldt er een preventieve welstandstoetsing:

  • Centrum van Venray;
  • Historisch gebied (historische linten en bebouwingsconcentraties);
  • Zichtlocaties (bebouwing aan de Singels en bedrijfskavels aan de A73);
  • Buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0013.jpg"

uitsnede kaart welstandstoetsing (planlocatie in rood aangegeven)

Planspecifiek

Het plangebied maakt voor wat betreft de welstandstoetsing deel uit het bebouwd gebied van het kerkdorp Heide. Dit gebied is welstandsvrij.

3.4.8 Toetssteen Openbare Ruimte

De Toetssteen Openbare Ruimte, heeft betrekking op de (toekomstige) openbare ruimte, geen gebouw zijnde, welke beheerd wordt door de beheerders van de afdeling Openbare Ruimte van de gemeente Venray. De Toetssteen Openbare Ruimte heeft als doel het waarborgen van de kwaliteit van de openbare ruimte van de gemeente Venray. Het begrip kwaliteit kan worden opgedeeld in:

  1. 1. Technisch-functionele kwaliteit;
  2. 2. Sociaal-maatschappelijke kwaliteit.

De Toetssteen beschrijft de uitgangspunten, randvoorwaarden, ontwerpeisen etc. waaraan bouwplannen in de openbare ruimte minimaal dienen te voldoen. Verder verschaft de Toetssteen inzicht in de toetsingsprocedure van de gemeente.

Het meenemen van de uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerpeisen van al de betrokken vakdisciplines in een vroeg stadium zal resulteren in een meer integraal ontwerp. Met deze werkwijze kan op de lange termijn integraal ontworpen openbare ruimte kostenefficiënter worden beheerd en kan deze door keuzes als flexibiliteit en aanpasbaarheid blijven voorzien in de behoeften van de maatschappij. Ook zal het beoordelingstraject van een bouwplan efficiënter verlopen.

Het waarborgen dat wordt voldaan aan de verschillende kwaliteitseisen van de gemeente bestaat uit twee stappen, te weten:

1. Aanleveren Toetssteen.

2. Controle op toepassing Toetssteen in de plannen.

Planspecifiek

Onderdeel van het onderhavige plan is de realisatie van voldoende parkeerplaatsen. Het betreft hier verkeerskundige voorzieningen op eigen (privaat) terrein. Dit plan valt dus niet primair onder de reikwijdte van de Toetssteen. In het kader van de ontwikkeling van het voorliggende plan dient de Toetssteen Openbare Ruimte met name te waarborgen dat voorzien wordt in een kwantitatief en kwalitatief adequate parkeeroplossing op eigen terrein. Voor het aantal benodigde parkeerplaatsen zal – volgens de Toetssteen Openbare Ruimte – voldaan moeten worden aan het bepaalde in de Beleidsnota Parkeernormen Venray (zie verder ook paragraaf 4.9 van deze plantoelichting).

Hoofdstuk 4 Milieu-planologische Aspecten En Onderzoeken

4.1 Geluidhinder

Voor het plan is door milieukundig adviesbureau HMB BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de locatie Heidseweg 66 te Heide. Directe aanleiding tot het onderzoek is de beoogde herbestemming, waarbij de huidige intensieve veehouderij wordt wegbestemd, de bestaande bedrijfswoning wordt omgezet naar ‘wonen’, en er twee nieuwe woningen worden gerealiseerd.

Het doel van dit onderzoek is meerledig:

  • er wordt onderzocht hoe de plannen zich verhouden tot omliggende zoneplichtige geluidbronnen (toetsingskader Wgh);
  • er wordt bepaald in hoeverre een herbestemming inbreuk doet op de geluidruimte van omliggende bedrijven/inrichtingen (toetsingskader Wro);
  • er wordt beoordeeld wat het effect van omliggende geluidbronnen is op het woon- en leefklimaat op de onderzoekslocaties (toetsingskader Wgh en Wro).

Hieronder volgt een samenvatting van het onderzoek. Voor de volledige inhoud van het onderzoek, wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 1 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.

4.1.1 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 lid 1 Wgh). Er geldt verder een maximale ontheffingswaarde binnen buitenstedelijk gebied van 53 dB (artikel 83 lid 1 Wgh).

Resultaten akoestisch onderzoek

Het plangebied ligt binnen de akoestische zones van de Ysselsteynseweg, Heidseschoolweg en het Volen. Het betreft hier 60 km/wegen in buitenstedelijk gebied. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn ook de aangrenzende niet zoneplichtige 30 km-wegen beschouwd.

Uit de berekeningen blijkt dat de gecorrigeerde gevelbelasting voor elke weg lager ligt dan de voorkeursgrenswaarde en dus voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder. Ook de totale gecorrigeerde geluidbelasting (incl. 30 km-wegen) voldoet overal aan de maximale ontheffingswaarde. De grenswaarden uit de Wgh zijn gerelateerd aan de kwaliteit van de leefomgeving. Indien voldaan wordt aan deze grenswaarden kan gesteld worden dat een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd is.

Aangezien de ongecorrigeerde gecumuleerde geluidbelasting (incl. 30 km-wegen) niet hoger ligt dan 53 dB, wordt tevens voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit. Aanvullende akoestische maatregelen aan de woningen zijn niet noodzakelijk. Hierbij is uitgegaan van een gevelopbouw van metselwerk met maximaal 30% van het oppervlak dubbel glas en een deugdelijke kierdichting.

4.1.2 Industrielawaai

In de omgeving van de onderzoekslocatie bevinden zich twee mogelijk relevante inrichtingen (zie onderstaande afbeelding). Gezien de functiemenging in de omgeving (wonen, agrarisch, maatschappelijk en verkeer) kan de locatie gezien worden als gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0014.jpg"

richtafstand bedrijven en instellingen t.o.v. plangebied

Voor Heidseweg 72 (A: gemeenschapshuis) geldt dat het bouwplan direct grenst aan de perceelsgrens met het gemeenschapshuis. Het betreft hier een nieuwe ontwikkeling, aangezien hier in het verleden geen bouwvlak/woonbestemming gold. Bij de plannen dient daarom rekening te worden gehouden met een richtafstand van 10 m. Het bouwvlak dient dan ook minimaal 10 m uit de westelijke perceelsgrens te blijven.

HMB BV heeft door middel van aanvullend akoestisch onderzoek de geluidruimte van het gemeenschapshuis ten opzichte van de nieuwbouwlocatie middels geluidmetingen in kaart gebracht. Voor de volledige inhoud van het aanvullende onderzoek, wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 2 integraal deel uitmaakt van deze plantoelichting.

Resultaten aanvullend akoestisch onderzoek

Het gemeenschapshuis is van oudsher gevestigd op deze locatie. De nieuw te realiseren woningen liggen ten oosten hiervan. Sinds het vrijkomen van een oud schoolgebouw meer in de kern van het dorp, zijn de meeste activiteiten al verhuisd naar deze nieuwe locatie. De grote zaal wordt nog slechts enkele malen per jaar gebruikt. De verwachting is dat de activiteiten op termijn helemaal zullen verhuizen naar de nieuwe locatie.

Vastgesteld is dat de grote zaal de enige ruimte is met relevante geluidniveaus. Tijdens de meetsessie is met een ruisbron een hoog binnengeluidniveau gegenereerd in de grote zaal. Vervolgens is vastgesteld dat de kozijnen in de voorgevel van de zaal (3 ramen en een dubbele deur) en een afvoer in de oostgevel van de keuken de maatgevende geluidbronnen zijn. De keuken en bijkeuken fungeren als geluidsbuffer naar de nieuwe woonlocaties. Op basis van deze bronnen is de maatgevende 50 dB(A)-geluidcontour van de grote zaal gegenereerd op basis van de huidige situatie (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0015.jpg"

50 dB(A)-geluidscontour om gemeenschapshuis

Uit de liggen van de 50 dB(A)-geluidcontour blijkt dat de bestaande woning aan de Heidseweg 75 maatgevend is voor de geluidruimte van het gemeenschapshuis. De nieuw beoogde woonbestemmingen doen dan ook geen inbreuk op de bestaande rechten van de Gelderkoel. Uit de liggen van de 50 dB(A)-geluidcontour blijkt tevens dat de beoogde woning ruim buiten deze geluidscontour zijn gelegen en er geen onaanvaardbare geluidshinder te verwachten is.

Voor Begijnhofweg 2 (B: loonbedrijf) verandert er feitelijk niets. De huidige woonboerderij geldt al als geluidgevoelige bestemming. De functiewijziging van ‘bedrijfswoning’ naar ‘woning’ is voor de geluidruimte van het loonbedrijf niet van belang aangezien de geldende geluideisen niet wijzigen. Bovendien bevindt zich op kortere afstand tot het loonbedrijf al een andere woning van derden (Heidseweg 67). De inrichting wordt door de bouwplannen dus niet in haar geluidruimte geschaad. Het woon- en leefklimaat ter plaatse van de onderzoekslocatie is gewaarborgd in de vigerende milieuregels van de inrichting.

Indien bij het vaststellen van de bouwvlakken een afstand van 10 m tot de perceelsgrens van het gemeenschapshuis wordt aangehouden, volgt dat omliggende bedrijven door de bouwplannen niet in hun bedrijfsvoering worden geschaad, en dat op de onderzoekslocatie een goed akoestisch woon- en leefklimaat ten gevolge van de omliggende bedrijven gewaarborgd is.

4.2 Bodem

In het kader van het onderhavige plan worden binnen het plangebied nieuwe bodemgevoelige functies toegelaten in de vorm van grondgebonden woningen. Voordat door middel van dit bestemmingsplan deze nieuwe functies mogelijk worden gemaakt zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.

Econsultancy BV heeft een historisch vooronderzoek bodem aan de Heidseweg 66 te Heide uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de bestemmingsplanwijziging, waarbij is voorgenomen de stallen en betonverhardingen op het erf te slopen en twee nieuwbouwwoningen te realiseren. De huidige bedrijfswoning wordt herbestemd naar een burgerwoning.

Het historisch onderzoek heeft als doel te komen tot een adequate invulling van het veld- en laboratoriumonderzoek (bepaling van de te volgen onderzoeksstrategie), door middel van een archiefonderzoek, een interview met de eigenaar/gebruiker en een terreininspectie.

Het vooronderzoek is verricht conform de NEN 5725:2009 "Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek". De parameter asbest maakt deel uit van het vooronderzoek.

Uit het vooronderzoek blijkt dat er sprake is van voormalige en/of huidige bodembelasting op de locatie, waardoor het vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig is. Dit is in verband met het historisch gebruik als boerenerf en twee ondergrondse HBO-tanks die op de onderzoekslocatie aanwezig zijn geweest, waarvan het onbekend is of de tanks gezuiverd zijn en of de bodem rondom deze tanks al dan niet verontreinigd is. De verwachte verontreinigende stoffen voor deze situatie zijn minerale olie en vluchtige aromaten.

Een aantal stallen op het terrein hebben asbesthoudende golfplaatdaken. Waar er geen dakgoot aanwezig is stromen de daken af op verhard oppervlak, waardoor er géén vervuiling met asbest in de toplaag heeft kunnen ontstaan. Het is onbekend welk type funderingsmateriaal zich onder de aanwezige verhardingen bevindt.

Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd, dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de in tabel I weergegeven onderzoeksstrategie.

Gezien de aard van de verdachte locaties worden er geen onoverkomelijke belemmeringen verwacht voor de bestemmingsplanwijziging. Er wordt geadviseerd om vervolgonderzoek uit te voeren nadat de stallen zijn gesloopt en de erfverhardingen zijn verwijderd zodat ook onder de stallen en de erfverhardingen onderzoek kan plaatsvinden.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar het rapport dat als bijlage 3 integraal onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.

4.3 Luchtkwaliteit

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) heeft tot doel het beschermen van mensen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid. Hierbij is het van belang een onderscheid te maken tussen het:

  • realiseren van een bron (bijvoorbeeld inrichting of weg);
  • realiseren van een nieuwe gevoelige functie.

Bij het realiseren van een nieuwe bron moet in beeld gebracht worden of deze ontwikkeling leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, tenzij de ontwikkeling NIBM (Niet In Betekende Mate) is of onder het NSL valt.


Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Dit is een Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 oktober 2007, nr. DJZ2007004707, houdende regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM). Het onderhavige plan is met 2 nieuwe woningen zo kleinschalig dat dit zonder meer valt onder de Regeling NIBM. Dit plan draagt derhalve niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Verder levert ook de beëindiging van de bestaande veehouderij ter plaatse een aanzienlijke reductie van de concentratie fijn stof op.

4.4 Geur

Voor het toetsen van een aanvaardbaar woon- en/of leefklimaat ter plaatse van het plangebied en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Buiten de bebouwde kom geldt een vaste afstand van 50 meter tot een emissiepunt van een veehouderij en 25 meter afstand tot de gevel van een stal van een veehouderij. Aan deze afstanden wordt voldaan.

De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. In deze verordening wijkt de gemeente Venray deels af van de wettelijke normen uit de Wgv. De geurverordening van de gemeente Venray stelt de volgende normen:

  • Bestaande woongebieden 3,0 ouE/m3
  • Zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen 8,0 ouE/m3
  • Buitengebied 14,0 ouE/m3

De normstelling is onderbouwd in de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij (inclusief aanvulling uit 2011).

Bij de beoordeling of het woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van het plangebied acceptabel is, dient de geurbelasting veroorzaakt door de individuele bedrijven (voorgrondbelasting) en de geurbelasting op het plangebied veroorzaakt door alle veehouderijen samen (achtergrondbelasting) in beeld te worden gebracht. Beoordeeld moet worden of de belasting acceptabel is.

Voorgrondbelasting

Ter plaatse van het onderhavige plangebied geldt er conform de Geurverordening een geurnorm van 8 ouE/m3. Door de beëindiging van de onderhavige intensieve veehouderij verdwijnt de individuele geurcontour van het bedrijf zelf. Uit de geurhinderkaart met de voorgrondgeurbelastingen blijkt dat er in dat geval nog één 8 ouE/m3 contour van een veehouderij over het plangebied ligt. Op de geurhinderkaart zijn de geurcontouren van de bedrijven indicatief weergegeven. Voor de betreffende veehouderij Begijnhofweg 12 is met het programma V-stacks vergunning de geurbelasting op het plangebied nauwkeurig berekend. Uit de berekening volgt dat de voorgrondbelasting in het plangebied veroorzaakt door de veehouderij Begijnhofweg 12 maximaal 6 OU bedraagt. In bijlage 4 is de uitdraai van V-stacks vergunning en de tabel met de ingevoerde parameters opgenomen.

Voor locatie Volen 1 staat nog een geurcontour getekend, maar deze is er niet meer. Het bedrijf is omgezet naar een akkerbouwbedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0016.jpg"

uitsnede geurhinderkaart (voorgrondgeurbelasting) (bron: geurhinderkaart gemeente Venray d.d. 14-11-2018)

Achtergrondbelasting

Met het programma V-stacks gebied is een berekening naar de achtergrondgeurbelasting ter plaatse van het plangebied uitgevoerd. De 6 rekenpunten liggen op de randen van het plangebied. Uit de berekening van geur blijkt een achtergrondbelasting van maximaal 16,460 ouE/m3 . Op basis van de Verordening geurhinder en veehouderij is er bij deze achtergrondbelasting sprake van een aanvaardbaar woon-en leefklimaat. In bijlage 4 zijn de invoergegevens, rekenpunten en rekenresultaten opgenomen.

4.5 Externe Veiligheid

Het wettelijk kader voor risicovolle bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor het transport van gevaarlijke stoffen is het vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico (GR). De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Dat wil zeggen dat kwetsbare objecten buiten de 10-6 contour moeten zijn gelegen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de plaatsgebonden risico-contour ook, maar daar geldt de contour alleen als richtwaarde.

Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied (1 % letaliteitgrens) gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de oriënterende waarde. Dit is een richtwaarde waarvan het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd, kan afwijken.

4.5.1 Bedrijven en transport gevaarlijke stoffen

Binnen dit plan worden twee nieuwe burgerwoningen gerealiseerd en een bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning. Het betreft hier kwetsbare objecten in de zin van artikel 1 Bevi. Volgens de Risicokaart Limburg zijn er binnen een straal van 1 km om het plangebied geen risicovolle (Bevi)inrichtingen gelegen.

De dichtstbij het plangebied gelegen routes waarover het transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn de N 270 en N 277 . Het betreft hier provinciale wegen die geen deel uitmaken van de basisnetroute, maar waarover wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Volgens de Risicokaart Limburg gelden er voor de N 270 en N 277 geen PR 10-6 contouren. Verder vloeit uit artike 8 lid 1 Bevt voort dat indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat meer dan 200 meter van een transportroute waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, af ligt, dan hoeft in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke onderbouwing van die vergunning geen verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.

Het plangebied is op ca. 0,9 km van de N 270 en op ca. 3,8 km van de N 277 gelegen, zodat externe veiligheidsaspecten geen beperkingen opleveren voor de realisatie van het plan.

4.5.2 Ondergrondse buisleidingen

Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op een explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van het milieu. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit vanaf 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.

Op basis van de Risicokaart Limburg en het vigerende bestemmingsplan blijkt dat er binnen het plangebied en in de omgeving van het plangebied geen ondergrondse olie- of gasbuisleidingen zijn gelegen die van invloed zijn op het plan.

4.5.3 Hoogspanningsleidingen

Zonering rond het bovengrondse hoogspanningsnet in Nederland is vastgelegd in de Netkaart van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De Netkaart bevat o.a. gegevens over de netbeheerder en de breedte van de indicatieve zones. Op basis van de informatie van o.a. de Netkaart blijkt dat er geen hoogspanningslijnen in de directe nabijheid van het besluitgebied liggen die van invloed zijn op het plan.

4.6 Niet Gesprongen Explosieven (Nge)

Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers), granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Ook in Venray hebben delen van het gemeentelijke grondgebied in de Tweede Wereldoorlog onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden in het besluitgebied ter plaatse van gronden die sinds de Tweede Wereldoorlog niet geroerd zijn, dient uit oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid, onderzoek verricht te worden naar NGE. Explosievenonderzoek brengt de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart. Indien noodzakelijk worden deze explosieven vervolgens verwijderd en onschadelijk gemaakt.

De gronden van het plangebied zijn echter sinds de Tweede Wereldoorlog veelvuldig geroerd c.q. verstoord. Op het terrein zijn stallen gebouwd met nagenoeg overal mestputten met een diepte van 1,2 tot 1,5 m. Ter plaatse van de erfverhardingen is de teeltaarde verwijderd voor geel zand. In het verleden zijn ook ondergrondse olietanks geplaatst en zijn sleuven voor kabels en leidingen gegraven. Er zijn bij deze grondwerkzaamheden nimmer explosieven aangetroffen. Na de sloop van de stallen met de drijfmestkelders ontstaat op de plek waar de nieuwe woningen worden gebouwd een “bouwput” van circa 1,5m diep. Deze diepte van 1,5 m hoeft niet doorbroken te worden. De “bouwput” wordt aangevuld met schoon zand (welke vrij is van niet gesprongen explosieven) die afkomstig is van buiten het plangebied.

Verder onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

4.7 Ecologie

Natuur en landschap

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen Ecologische HoofdStructuur (EHS)), Natura 2000-gebieden of beschermde natuurmonumenten. Het plangebied zelf heeft geen bijzondere natuurwaarden, maar kent wel specifieke (open) landschappelijke waarden.

Flora en fauna

Het plangebied is op dit moment deels bebouwd en verhard en deels onbebouwd en onverhard. De gronden zijn in gebruik voor (agrarische)bedrijfs-, verkeers- en woondoeleinden. Water is binnen het plangebied niet aanwezig.

Door het bestaande gebruik van het plangebied – en de verstoring die hierdoor plaatsvindt (verkeer, menselijke/bedrijfsmatige activiteiten) - alsmede door de aard en inrichting van het plangebied, vormt het plangebied geen geschikte biotoop voor zoogdieren (waaronder vleermuizen, hoewel het gebied wel incidenteel als fourageergebied kan dienen), amfibieën en reptielen.

Fauna Consult te Belfeld heeft een nadere flora en fauna-inspectie uitgevoerd.

In het plangebied komen mogelijk zoogdieren en amfibieën voor, die onder de Wnb zijn beschermd. Het gaat om algemeen voorkomende soorten (zogenaamde A-soorten), waarvoor in Limburg een vrijstelling geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud. Dit houdt in dat deze soorten verstoord mogen worden, zonder dat daar vooraf een ontheffing voor is verkregen.

Wel geldt altijd de Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb): deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren en planten altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Om aan de algemene zorgplicht te voldoen, moeten dieren, die tijdens het werk worden aangetroffen, zo snel mogelijk naar een aangrenzende locatie buiten het plangebied worden verplaatst.

Verstoring en vernietiging van vogelnesten is te vermijden door de opgaande vegetatie in het plangebied buiten de periode 15 maart – 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels) te verwijderen. Mocht er daarnaast een vogel als winterkoninkje onder de niet dichtgemaakte golven van de daken gaan broeden, dan kan de betreffende stal alleen buiten het broedseizoen worden gesloopt. Om broedgevallen te voorkomen, kunnen de openingen onder de golven ook worden dichtgemaakt – uiteraard niet wanneer er op dat moment een vogel zit te broeden - waarna de stal jaarrond kan worden gesloopt.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar het rapport dat als bijlage 5 integraal onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.

4.8 Cultuurhistorie En Archeologie

Binnen het plangebied zijn geen rijks -of gemeentelijke monumenten gelegen. Ook ligt het plangebied niet binnen een molenbiotoop.

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Venray is het plangebied gelegen in een gebied met een lage archeologische verwachting. In dit soort gebieden behoeft niet gevreesd te worden dat bodemingrepen leiden tot verstoring van historisch relevant bodemarchief. Archeologie legt geen beperkingen op ruimtelijke (bouw) ontwikkelingen op. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. In het vigerende bestemmingsplan is ook geen archeologische dubbelbestemming opgenomen.

4.9 Verkeer En Parkeren

Het plangebied wordt ontsloten via de Heidseweg. De Heidseweg heeft verkeerskundig een functie als verblijfsgebied/erftoegangsweg. Het bestaande profiel is op deze functie afgestemd. De aanwezigheid van burgerwoningen in een gebied stelt in principe andere eisen aan de inrichting van de openbare ruimte dan de aanwezigheid van een agrarisch bedrijf. Echter in casu gaat het om de omzetting van een agrarisch bedrijfsperceel in drie woonpercelen. De locatie is gelegen in het buitengebied (buiten de bebouwde kom) en niet in stedelijk gebied. Door de specifieke aard en plaats van deze ruimtelijke ontwikkeling dient door de huidige en toekomstige bewoners nadrukkelijk rekening gehouden te worden dat binnen de openbare ruimte geen trottoirs, geen openbare verlichting, geen parkeervakken en geen vrij liggende fietspaden aanwezig (zullen) zijn. Ter hoogte van het plangebied geldt wel een 30 km/u-regime.

Het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. In deze beleidsnota zijn de parkeerkencijfers van het CROW vertaald naar parkeernormen voor de Gemeente Venray. De normen staan weergegeven in bijlage 3 van de Beleidsnota. In de beleidsnota staan verder de uitgangspunten en toepassingsregels m.b.t. parkeren. De woningbouwlocatie valt onder de zone 'Rest bebouwde kom, kerkdorpen en buitengebied'. De Beleidsnota Parkeernormen Venray kent een specifieke parkeerkencijfer voor wonen in deze zone, namelijk 2,0 pp /woning.

In het kader van dit plan zullen vanwege de twee nieuwe woningen 4 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd moeten worden. De initiatiefnemer zal hier invulling aan geven door per woning twee parkeerplaatsen op eigen terrein aan te leggen. Verwezen kan hier worden naar de inrichtings-en verkavelingstekening die in paragraaf 2.2.1 is opgenomen.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Waterbeleid

Vanuit het Europese beleid vormen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), het Europees Milieu- en natuurbeleid en het Verdrag van Malta de belangrijkste beleidsstukken. Op Rijksniveau zijn dit met name de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) en het Waterbeleid 21e eeuw: Anders omgaan met water (WB21).

5.1.1 Algemeen

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:

  1. 1. afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
  2. 2. de trits infiltratie-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
  3. 3. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
  4. 4. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
  5. 5. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan.

De overkoepelende ambitie die de gemeente Venray hanteert, is het verbeteren van de omgang met het water. Daartoe wordt onder meer integraal waterbeheer voorgestaan. Integraal waterbeheer richt zich op het verminderen van watergebruik, een goede ontwatering en voldoende berging van afstromend water, het vasthouden van gebiedseigen water, het terugdringen van afvoerpieken en het afkoppelen van hemelwater.

5.1.2 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2018-2021

In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2018-2021 is het beleid voor het beheer van de gemeentelijke riolering voor de periode 2018 tot en met 2021 vastgelegd. Het plan bevat een beschrijving van de huidige situatie, een evaluatie van de aan het plan voorafgaande periode en een beschrijving van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In het GRP wordt onder andere ingegaan op hemelwater- en oppervlaktewaterafvoer.

In het kader van het GRP is onderzoek gedaan naar de geschiktheid van het uitvoeren van afkoppelprojecten binnen de gemeente. Op basis van de bodemgesteldheid, de hoogte van de grondwaterstand en de aanwezigheid van oppervlaktewater is onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor afkoppeling: uit het onderzoek blijkt dat in het overgrote deel van de gemeente Venray voldoende mogelijkheden voor afkoppeling aanwezig zijn. Bij afkoppelprojecten wordt in de eerste plaats gekeken naar openbare verharde oppervlakken. Daarbij wordt opgemerkt dat afkoppelen als maatregel slechts wordt uitgevoerd in combinatie met wegwerkzaamheden (onder andere reconstructies van wegen) of rioolvervangingen, dit gezien de kosten die dergelijke ingrepen met zich meebrengen. Het afkoppelen van particuliere oppervlakten wordt slechts in uitzonderlijke situaties meegenomen.

Bij particuliere duurzame waterhuishoudkundige systemen, zoals bergings- en infiltratievoorzieningen hanteert de gemeente Venray de volgende voorwaarden:

  1. 1. infiltratievoorziening dient minimaal een neerslaggebeurtenis van 30 mm te kunnen verwerken;
  2. 2. de infiltratievoorziening dient een leeglooptijd te hebben van 24 uur of minder;
  3. 3. noodoverloop gaat via maaiveld - en niet via ondergrondse buizen of leidingen - naar de openbare riolering.

5.1.3 Waterparagraaf

Ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water; dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Het watertoetsproces is één van de instrumenten om dit te bereiken. Het proces is er om waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.

5.2 Geologie, Geohydrologie En Infiltratiewaarden

De originele bodem bestaat volgens de bodemkaart van Nederland uit een veldpodzolgrond, die volgens de Stichting voor Bodemkartering voornamelijk is opgebouwd uit zwak lemig fijn zand. De afzettingen, waarin deze bodem is ontstaan, behoren geologisch gezien tot de Formatie van Boxtel.

Tectonisch gezien ligt de onderzoekslocatie op de Peelhorst. Deze horst wordt aan de zuidwestzijde begrensd door de Peelrandbreuk en aan de noordoostzijde door de Tegelenbreuk. Beide breuken zijn noordwest-zuidoost gericht. Het eerste watervoerend pakket heeft een dikte van ± 4 m en wordt gevormd door de midden en fijne zanden, met weinig zandige klei en grofzand en een spoor klein, veen en grind, afkomstig van de Formaties van Boxtel. Het eerste watervoerend pakket wordt aan de onderzijde begrensd door kleiafzettingen van de Formatie van Boxtel.

De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ± 26,5 m +NAP, waardoor het grondwater zich op ± 2,0 m -mv zou bevinden. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens de isohypsenkaart in noordoostelijke richting.

De doorlaatfactor (K-waarde) van de gronden wordt geschat tussen 0,45 m1-0,75 m1/etmaal. De onderhavige gronden zijn derhalve te kwalificeren als "vrij goed doorlatend".

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0017.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP18004-va01_0018.jpg"

K-waarde plangebied (rood omcirkeld) (bron: bodemdoorlatendheidskaart Waterschap Limburg).

5.3 Waterhuishoudkundige Situatie Plangebied

5.3.1 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied ligt verder buiten het rivierbed van de Maas, zoals opgenomen in de beleidslijn 'Grote Rivieren'.

5.3.2 Grondwater

Er liggen geen pompstations in de buurt van de onderzoekslocatie die van invloed zouden kunnen zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van de onderzoekslocatie. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermings- en/of grondwaterwingebied.

5.3.3 Afvoerend verhard oppervlak en riolering

Het totale plangebied bedraagt ca. 5400 m2 en is nu deels onverhard (ca. 2400 m2 groenstrook-tuin) en deels verhard (ca. 3000 m2 aan bedrijfsbebouwing (bedrijfswoning, stallen) en erfverharding). Het hemelwater vanaf de verhardingen wordt in de bestaande situatie op de riolering geloosd.

In de nieuwe situatie wordt van de bestaande oppervlakte ca. 2600 m2 afgekoppeld. Voor de nieuwe woningen wordt het hemelwater vanaf de dakoppervlakten van gebouwen en van erfverhardingen geinfiltreerd op eigen terrein. Het afvoerend verhard oppervlak neemt derhalve af met ca. 2600 m2. De planontwikkeling is derhalve hydrologisch positief.

Ter plaatse van de Heidseweg is een stelsel van vrij vervalriolering aanwezig.

5.4 Duurzaam Watersysteem

5.4.1 Hergebruik

Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van gescheiden watercircuits door het hergebruik van bijvoorbeeld regenwater (drinkwater, grijswater, huishoudwater). De ervaringen met bestaande proefprojecten leert echter dat deze pas rendabel zijn bij projecten met 1000 of meer te bouwen woningen. Ook de recent aangescherpte regelgeving op dit vlak maakt het hergebruik van (regen)water niet snel haalbaar. Het onderhavige plan is dan ook te kleinschalig om deze voorziening toe te passen.

5.4.2 Infiltratie, berging en afvoer

Hergebruik is vanwege de kleinschaligheid van dit plan geen optie. Omdat verder ook waterlopen op grote afstand liggen van het plangebied, kan het hemelwater ook niet via een buffer op het oppervlaktewater worden afgevoerd. De enige optie die overblijft is de afvoer van het hemelwater via infiltratie en berging op eigen terrein.

In het kader van de realisatie van dit plan zal de initiatiefnemer zorg dragen voor de aanleg van infiltratie- en bergingsvoorzieningen die zodanig gedimensioneerd worden dat zij zowel een neerslaggebeurtenis van T=10 alsmede een van T= 100 kunnen verwerken. De definitieve en gedetailleerde technische uitwerking van deze infiltratievoorziening zal echter pas in een later stadium plaatsvinden wanneer er concrete bouwplannen voor de beide nieuwe woningen ontwikkeld worden. Dan pas kan immers de exact af te koppelen verharde oppervlakte worden bepaald met de daarbijbehorende opgave voor waterberging en -infiltratie.

Het huishoudelijke afvalwater zal wel op de openbare riolering geloosd worden.

5.5 Overleg Waterschap

Vooroverleg met en advies van het Waterschap Limburg maakt onderdeel uit van de watertoets. Het Waterschap Limburg heeft evenwel aangegeven dat bij plannen met een nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden1, er geen vooroverleg plaats hoeft te vinden via het watertoetsloket.

Het plan leidt tot een afname van het afvoerend verhard oppervlak en is niet gelegen in een aandachtsgebied. Specifiek wateradvies door het waterschap is derhalve niet noodzakelijk.

  1. 1. Het betreft hier rivierbed van de Maas, 30 meter-zone langs een kanaal (inclusief lozing op Maas of kanaal), zuiveringstechnisch werk of leiding, grondwaterbeschermingsgebied, primaire waterkering/kade, primair en secundair oppervlaktewater (incl. beschermingszone) en bedrijventerrein.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • plantoelichting (inclusief bijlagen);
  • planregels;
  • verbeelding.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. Verder voldoet dit bestemmingsplan aan de digitale eisen uit het ' Uitbestedingsprotocol digitale bestemmingsplannen gemeente Venray (versie 090305)' . De plansystematiek voldoet - onder meer - aan de volgende RO-standaarden 2012:

  • Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012;
  • PraktijkRichtlijn BestemmingsPlannen (PRBP) 2012;
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI) 2012.

6.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.

6.3 Toelichting Op De Verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding.

Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar kunnen verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn er echter geen verschillen te vinden.

6.4 Toelichting Op De Regels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels. De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik. In het artikel over de Wijze van meten (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De bestemmingsregels van een bestemmingsplan bevatten regels omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden en bebouwing. Per onderscheiden bestemming is een apart artikel gemaakt. In het onderhavige bestemmingsplan is een enkelbestemming gebruikt: 'Wonen' (artikel 3).

Per bestemming is in de bestemmingsomschrijving aangegeven welke doeleinden binnen die bestemming zijn toegestaan.

In de bouwregels wordt verder aangegeven welke bebouwing mogelijk is binnen de betreffende bestemming. Tevens kunnen Burgemeester en Wethouders nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en de inrichting van gronden. Daarnaast zijn in de voorkomende gevallen per bestemming flexibiliteitsregels opgenomen, in de vorm van een afwijkingsmogelijkheid voor het bevoegd gezag om in nader aangegeven gevallen van de bouw-of gebruiksregels te kunnen afwijken.

In de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling (artikel 4), de algemene aanduidingsregels (artikel 5), de algemene afwijkingsregels (artikel 6) en de overige regels (artikel 7). In de Overgangs- en slotregels zijn het overgangsrecht (artikel 8) en de slotregel (artikel 9) opgenomen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

De realisatie van het plan geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. Het plangebied is eigendom van de initiatiefnemer.

De initiatiefnemer en de gemeente Venray hebben verder een anterieure exploitatie-overeenkomst (inclusief planschadeverhaalsclausule) gesloten ten behoeve van het gemeentelijk kostenverhaal en de afwenteling van eventuele planschadeclaims op de initiatiefneemster. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

7.2 Handhaving

De doelstellingen van het ruimtelijke beleid kunnen slechts verwezenlijkt worden, indien de regels van het bestemmingsplan worden nageleefd. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray hebben sinds 1 april 2005 via een gemeenschappelijke regeling hun handhavingscapaciteit gebundeld. Beleidsuitgangspunten voor toezicht en handhaving zijn vastgelegd in de Nota Integraal Handhavingsbeleid Horst aan de Maas en Venray (2012-2015). Het beleidsplan bevat naast een visie, doelstellingen en prioriteiten ook de werkwijzen hoe met geconstateerde overtredingen wordt omgegaan en welke strategieën daarbij worden gevolgd. Ook wordt invulling gegeven aan de vele eisen die wet- en regelgeving aan de gemeentelijke taakuitvoering stelt.

De gemeenten Horst aan de Maas en Venray voeren hun handhavingstaken uit op basis van het volgende uitgangspunt. De gemeenten Horst aan de Maas en Venray stellen een gezonde, veilige, leefbare en groene leefomgeving centraal. Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavingsbeleid waarbij preventief beleid voorop staat. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de burgers, bedrijven en instellingen moeten daarbij worden vergroot. Als de preventieve inzet (informatievoorziening) niet werkt en het geschonken vertrouwen wordt beschaamd, volgt daadwerkelijke handhavend optreden. Zo krijgt iedereen de aanpak die hij/ zij verdient.

De uit deze visie voorvloeiende doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het handhavingsbeleid zijn:

1. Appelleren aan de eigen verantwoordelijkheid.

2. Preventie gaat boven repressie.

3. Draagvlak creëren.

4. Klantgericht handelen.

5. Alleen noodzakelijke en handhaafbare kaders stellen.

Concreet betekent dit dat nadrukkelijk wordt ingezet op preventie. Leidend uitgangspunt is dat burgers, bedrijven en instellingen worden vertrouwd in een rechtmatige uitoefening van hun activiteiten. Er wordt daarbij van uitgegaan dat het maatschappelijk veld met gerichte voorlichting en communicatie, verantwoordelijk kan worden gemaakt (en gehouden) voor de naleving van voor hen geldende wet- en regelgeving. Daarbij past een bewuste differentiatie van de handhavingsinzet. ln een jaarlijks op te stellen handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) worden de prioriteiten vertaald naar actie. Het jaarlijkse HUP wordt vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van beide gemeenten en ter kennis gebracht van de gemeenteraden.

7.3 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.3.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1. Bro

Op 3 juni 2019 hebben burgemeester en wethouders van Venray - op grond van artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening - bekendgemaakt dat zij het voornemen hebben om het bestemmingsplan 'Heidseweg 66' voor te bereiden.

7.3.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk overleg zal onder meer overleg plaatsvinden met Waterschap Limburg en provincie Limburg. De resultaten hiervan zullen te zijner tijd hieronder opgenomen worden.

7.3.3 Inspraak

In beginsel dient de wettelijk geregelde procedure met betrekking tot de inspraak gevolgd te worden. Er mag echter een uitzondering worden gemaakt via de Inspraakverordening van de gemeente. Bij algemeen besluit van de gemeenteraad van de gemeente Venray van 4 november 2008 is de Inspraakverordening 2007 aangepast. Hierin is het volgende besloten:

  1. 1. Er wordt geen inspraak verleend bij bestemmingsplannen, projectbesluiten en structuurvisies;
  2. 2. de bevoegdheid tot het verlenen van inspraak wordt gedelegeerd aan het college van Burgemeester en Wethouders.

Mocht een bestemmingsplan toch aanleiding geven om inspraak te verlenen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders met het delegatiebesluit (op grond van artikel 156 van de Gemeentewet) alsnog besluiten om inspraak te verlenen. Hiervoor kan aanleiding bestaan bij politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties. Van politiek of maatschappelijk gevoelige kwesties is geen sprake bij het onderhavig bestemmingsplan. Derhalve wordt dan ook geen mogelijkheid tot inspraak geboden.

7.3.4 Procedure ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft (digitaal en analoog) ter inzage gelegen van 4 juni 2019 tot en met 15 juli 2019 op www.ruimtelijkeplannen.nl en in het klantencontactcentrum van het gemeentehuis van Venray. In deze periode was het voor eenieder mogelijk om zienswijzen in te dienen tegen het plan. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Aanvullend Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Vooronderzoek Bodem

Bijlage 4 Berekening Geurbelasting Heidseweg 66

Bijlage 5 Flora En Fauna