KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lip Deurneseweg 91 Heide
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Analyse Van Het Plangebied
2.1 Beschrijving Plangebied E.o.
2.2 Ruimtelijke Structuren
2.3 Waarden Van Het Plangebied E.o.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Ontwikkeling
3.1 Projectbeschrijving
3.2 Stedenbouwkundige Opzet En Landschappelijke Inpassing
3.3 Ontsluiting En Parkeren
3.4 Brandveiligheid
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu-planologische Aspecten
5.1 Geluidhinder
5.2 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Milieuzonering
5.6 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
6.1 Waterbeleid
6.2 Waterhuishoudkundige Situatie Plangebied
6.3 Overleg Waterschap
Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving
7.1 Algemeen
7.2 Planmethodiek
7.3 Verbeelding
7.4 Planregels
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid, Kostenverhaal En Planschade
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Aerius-calculatie
Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek Deurneseweg 91
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek Ringweg 2
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Deurneseweg 91
Bijlage 5 Lip Deurneseweg 91
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Deurneseweg 91
Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Ringweg 2
Bijlage 8 Aanvullend (Bodem) Onderzoek Asbest Ringweg 2
Bijlage 9 Geuronderzoek Deurneseweg 91

Deurneseweg 91 en Ringweg 2

Bestemmingsplan - Gemeente Venray

Vastgesteld op 30-03-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Deurneseweg 91 en Ringweg 2' van de gemeente Venray.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0984.BP20022-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat. Het gebouw kan onderscheiden worden van het hoofdgebouw en is in architectonisch opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden-beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang, aard en intensiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie (in ruimtelijke en visuele zin), uitgeoefend kan worden.

1.7 aan-huis-gebonden-bedrijf

het aan huis – geheel of overwegend door middel van handwerk – uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit bedrijvigheid in de cat. 1 en 2 als genoemd in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij de woning met behoud van woonfunctie kan worden uitgeoefend , met hieraan ondergeschikte en kleinschalige detailhandel welke direct in verband dient te staan met de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteiten.

1.8 aanvullende kwaliteitsverbetering

een verbetering van de op een locatie aanwezige kwaliteit bestaande uit één of meerdere van de onderstaande componenten:

  • architectonische vormgeving van de nieuw op te richten bebouwing;
  • opruimen oude gebouwen/verharding;
  • herinrichten bouwkavel onder meer met het oog op compact bouwen, de functionaliteit van de bebouwing en het herschikken van de bebouwing;
  • het aanbrengen van extra maatregelen ten gunste van het milieu (bijvoorbeeld maatregelen die geluid, geur, ammoniak, stof of trilling reduceren);
  • voor intensieve veehouderij bij meerdere bedrijfslocaties de toepassing van de beste locatiemethode: gericht op afbouw van de tweede en/of volgende locaties, waarbij op een vast te leggen moment sloop van de gebouwen zal plaatsvinden.

1.9 abiotische waarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.

1.10 adviescommissie

de commissie die landschappelijke inpassingsplannen en aanvullende kwaliteitsverbeteringsvoorstellen beoordeelt, met als toetsingskaders onder meer het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat naar aard en omvang uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren evenals een productiegerichte paardenhouderij inclusief pensionstal.

1.12 (agrarisch) bedrijfsgebouw

(een gedeelte van) een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.

1.13 agrarische bedrijfsvoering

de bedrijfsmatige gang van zaken binnen een agrarisch bedrijf.

1.14 agrarisch grondgebruik

gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, al dan niet met het gebruik van tijdelijk afdekmateriaal, en/ of door middel van het houden van dieren.

1.15 agrarisch hulpbedrijf

een niet-industrieel bedrijf dat goederen of diensten levert aan agrarische bedrijven of producten opslaat, vervoert of verhandelt;

1.16 ambachtelijk

door middel van handwerk, op traditionele wijze.

1.17 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die worden bepaald door de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.18 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt.

1.20 bedrijf met een agrarisch karakter

een aan het agrarisch bedrijf of aan het buitengebied gerelateerd bedrijf dat producten en/of diensten levert aan particulieren of niet-agrarische bedrijven;

1.21 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten.

1.22 (agrarische) bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.23 beeldkwaliteitsplan

het plan, zoals vastgesteld op 14 december 2010, waarin aandacht wordt besteed aan de relatie tussen een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling en bestaande karakteristieken, landschappelijke en visuele waarden van een gebied.

1.24 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, dat niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan dat hoofdgebouw.

1.28 bijbehorende bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.29 boogkas

een teeltondersteunende voorziening bestaande uit een constructie van metaal of een ander materiaal, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt, niet zijnde glas, ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw of fruitteeltproducten, met een hoogte van meer dan 2,5 meter.

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.35 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 burgerwoning

een woning bedoeld ter huisvesting van een huishouden, niet zijnde een woning behorend bij een (agrarisch) bedrijf of andere inrichting.

1.37 camping

een kampeerterrein, met de daarbij behorende voorzieningen en bebouwing zoals een kantine, een kampwinkel, een bedrijfswoning, een groepsaccommodatie en andere facilitaire voorzieningen en gebouwen, waarop kan worden overnacht in tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans en in tegenstelling tot een kampeerterrein als bedoeld in 1.64 ook in stacaravans, tenthuisjes, of trekkershutten en/of chalets. En in tegenstelling tot een kampeerterrein als bedoeld in 1.64 het gehele jaar geopend mag zijn.

1.38 caravan

een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.

1.39 chalet

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, waar gedurende een gedeelte van het jaar wordt gerecreëerd door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben.

1.40 containerteelt

de teelt van gewassen waarbij de grond wordt afgedekt met plastic en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen en andere voorzieningen zoals voor beregening, afwatering en bereikbaarheid, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.41 cultuurhistorische waarde

de waarden aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegen- en slotenpatroon, de verkavelingsstructuur of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.

1.42 dagrecreatief medegebruik 1

extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.

1.43 dagrecreatief medegebruik 2

tijdelijk medegebruik van grasland akkerbouwgrond of onbebouwde agrarische grond voor kleinschalige dagrecreatieve activiteiten die in de openlucht plaatsvinden, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart ten behoeve van luchtballonvaren en ultralights.

1.44 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.45 doelmatige (agrarische) bedrijfsvoering

het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correcte wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen.

1.46 eigen terrein

het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan ter plaatse toegestane functie.

1.47 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen). Een escortbedrijf is een aparte functie en derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming valt zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.48 gebiedskwaliteit

gebiedskwaliteit is opgebouwd uit vier, onderling samenhangende, aspecten:

  • Landschappelijke structuur
    De wijze, waarop de totstandkomingsgeschiedenis van een gebied afleesbaar is in de huidige situatie.
  • landschappelijke elementen
    De intrinsieke waarde van samenhangende ecologische en groenstructuren en watersystemen en de visuele waarde van de (afwisseling) van groene en gebouwde kwaliteiten.
  • Verkavelingstructuur/ bebouwingsstructuur
    De wijze waarop de ruimte in een gebied letterlijk geordend is: open/gesloten, de verdeling van bebouwd/onbebouwd, de functionele verdeling en de herkenbaarheid van de ruimtelijke structuur
  • Functionele structuur
    De kwaliteit van de gebouwde omgeving, zowel de kwaliteit van de elementen op zich, als de kwaliteit van de onderlinge samenhang en de relatie met andere kwaliteitsaspecten.

De inhoudelijke waardering van de gebiedskwaliteit is opgenomen in het Ruimtelijk Kwaliteitskader (RKK).

1.49 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 geurgevoelig object

een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.51 groepsaccommodatie

een accommodatie waarbij door een groep of groepen van personen gezamenlijk van voorzieningen gebruik wordt gemaakt en waar logiesgelegenheden aanwezig zijn voor groepen personen.

1.52 grondgebonden veehouderij

veehouderij waarbij de dieren gedurende de dagperiode middels weidegang worden gehouden. Hiermee wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van (melk)rundvee of paarden.

1.53 groom

verzorger van paarden en onderhouder van zadels, tuigen en andere benodigdheden.

1.54 hagelnetten

teeltondersteunende voorziening bestaande uit het al dan niet aaneengeschakelde netten, afgespannen op palen om fruit tegen hagelschade te beschermen.

1.55 hemelwaterproblematiek

de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door toename van het verharde grondoppervlak.

1.56 herbouw

na algehele sloop van het bestaande gebouw (woning) wordt nagenoeg hetzelfde teruggebouwd.

1.57 horecavoorziening

(voorzieningen voor) het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies.

1.58 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.59 hoofdverblijf

de voorziening die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.

1.60 huishouden

een of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke c.q. gezamenlijke huishouding voeren.

1.61 intensieve veehouderij

het bedrijfsmatig houden van dieren waarbij de dieren geheel of hoofdzakelijk in stallen of hokken worden gehouden. Hiermee worden in principe bedoeld: varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor roodvleesproductie, geiten, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders.

1.62 kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of stacaravans dan wel ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuigen of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.63 kampeerplaats

standplaats ten behoeve van een kampeermiddel.

1.64 kampeerterrein

terrein of een deel van een terrein met ten hoogste wasgelegenheid en toiletten, waarop kan worden overnacht in kampeermiddelen met uitzondering van stacaravans en welke uitsluitend geopend mag zijn van 15 maart tot en met 31 oktober van het betreffende jaar.

1.65 kas

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander transparant materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken, overwinteren of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen

1.66 kinderdagverblijf

een locatie waar kinderen overdag onder toezicht verblijven en geen sprake is van mogelijkheden voor overnachting

1.67 kleinschalig bedrijf

een niet aan het buitengebied gebonden bedrijf zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten passend binnen de milieucategorie 1 of 2 of dat naar aard en omvang kleinschalig is en passend is binnen de milieucategorie 1 of 2.

1.68 kleinschalige horeca en dagrecreatie

vormen van recreatie met een beperkte omvang en uitstraling en gericht op het beleven van het buitengebied, zoals: verhuur van fietsen, verhuur van kano's, verhuur van huifkarren, pony's etc., uitvoeren van ambachten (kaasboerderij e.d.), tuinbezichtiging en bezichtiging historische deel boerderij of schuur, lunchmogelijkheden, theetuin, terras en speeltuin.

1.69 kleinschalige verblijfsrecreatie

recreatie van beperkte omvang waarbij overnachting plaatsvindt, waaronder wordt begrepen:

  1. a. kleinschalig kamperen of
  2. b. verblijfsrecreactie met een oppervlakte van maximaal 100m2 in de vorm van
    1. 1. recreactiewoningen
    2. 2. groepsaccommodatie
    3. 3. bed and breakfast.

1.70 kleinschalig kamperen

kleinschalig (tot 25 kampeerplaatsen) kampeerterrein (tussen 15 maart tot en met 31 oktober), waarbij uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen en eenvoudige ondersteunende voorzieningen zoals watertappunten, sanitairgelegenheid, informatieborden en zitbanken. Stacaravans zijn niet toegestaan.

1.71 landbouwverwant bedrijf

een niet-agrarisch bedrijf dat door de activiteiten aan het buitengebied is gebonden, zoals een agrarisch hulpbedrijf of een bedrijf met een agrarisch karakter. Dit betreft een loonwerkbedrijf, een grondverzet bedrijf, hovenier, KI-station of bosbouwbedrijf.

1.72 logies

gelegenheid om te overnachten voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.73 manege

een bedrijf dat is gericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/ of pony's houdt, zulks al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.74 maximale bebouwingsoppervlakte

een op de verbeelding aangegeven oppervlakte in vierkante meters (m2). Die de omvang van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.

1.75 milieucategorie

weergave van de zwaarte van bedrijvigheid, zoals die in de handreiking Bedrijven en milieuzonering aan ieder type bedrijvigheid is toegekend, en in dit plan is vertaald naar een Staat van bedrijfsactiviteiten.

1.76 milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

1.77 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in samenhang.

1.78 nevenactiviteiten

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.79 niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen, wormenkwekerijen en insectenkwekerijen.

1.80 nieuwbouw

het oprichten van een nieuw gebouw waarbij geen rekening wordt gehouden met de verschijningsvorm van een eventueel gesloopt gebouw op die locatie.

1.81 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.82 omgevingskwaliteit

samenhangende systeem van water, milieu-, natuur- en landschapskwaliteit, zoals weergegeven in het Beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk kwaliteitskader.

1.83 omschakeling

de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand (agrarisch) bedrijf naar een ander (agrarisch) bedrijf.

1.84 ondergronds

beneden het peil.

1.85 onevenredige aantasting van de aanwezige waarden

het resultaat van een ruimtelijke ingreep heeft een verhoudingsgewijs te groot nadelig effect op de aanwezige waarden in dat gebied.

1.86 overig niet-agrarisch bedrijf

een bedrijf dat vanwege aard en/ of omvang afwijkt van een kleinschalig bedrijf.

1.87 paardenhouderij

een bedrijf gericht op het voortbrengen, fokken en houden van paarden, met uitzondering van een manege, met de daarbij behorende stallen, dekinrichtingen en al dan niet overdekte rijbakken.

1.88 (straat)prostitutie

het zich (op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. openbare ruimten bevindend voertuig) beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. (Straat)prostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.89 peil

  1. a. Voor gebouwen waarvan:
    1. 1. de hoofdingang binnen 20 meter van de weg is gelegen en;
    2. 2. het oorspronkelijke maaiveld niet meer dan 0,50 meter afwijkt van de hoogte van de weg:
      de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke maaiveld waarop het bouwwerk geplaatst is of wordt; met dien verstande dat, indien bestaande gebouwen afwijkend van de onder a. en/of b. genoemde gevallen zijn gerealiseerd, de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen als peil wordt beschouwd.

1.90 permanente huisvesting

huisvesting in een woning welke als hoofdverblijf kan worden aangemerkt.

1.91 permanente teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn.

1.92 plattelandswoning

een woning behorende tot of voorheen behorende tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden, en die op hetzelfde niveau wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het agrarisch bedrijf waartoe de woning behoort of voorheen behoorde als bedrijfswoning.

1.93 ruimtelijk kwaliteitskader (RKK)

gemeentelijk toetsingskader, zoals vastgesteld op 14 december 2010, ter toetsing van de gebiedskwaliteiten en visueel-landschappelijke waarde bij nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen.

1.94 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatief verblijf te worden gebruikt.

1.95 schuilgelegenheid

een overdekte ruimte die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit oogpunt van dierenwelzijn.

1.96 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. Een seksinrichting is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.97 stacaravan

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, die elders hun hoofdwoonverblijf hebben, en dat eventueel door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan.

1.98 standplaats

plaats voor kampeermiddelen op een kampeerterrein of een camping danwel voor woonwagens op een woonwagenstandplaats.

1.99 statische opslag

opslag van goederen gedurende langere termijn, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze ter plekke verhandeld worden, waaronder begrepen caravans, wit- en bruingoed en meubels.

1.100 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen/ constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/ of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/ of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen wat leidt tot een betere kwaliteit product. De voorzieningen dienen ter ondersteuning van de vollegrond-, fruit-, bloemen-, en boomteelt. Het betreft tijdelijke en permanente tunnels, containerteelt, hagelnetten en permanent en tijdelijk ondersteund glas /boogkassen.

1.101 tent

een in hoofdzaak uit textiel of daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf.

1.102 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn.

1.103 tijdelijke werknemers

tijdelijke werknemers die legaal (op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning) niet permanent in de gemeente verblijven en hun hoofdverblijf ergens anders hebben.

1.104 tunnel

een teeltondersteunende voorziening bestaande uit een constructie van metaal of een ander materiaal, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt, niet zijnde glas, ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw of fruitteeltproducten, met een hoogte van maximaal 2,5 meter

1.105 verbouw

het verrichten van bouwwerkzaamheden waarbij wezenlijke delen van de bestaande bouw aanwezig moeten blijven.

1.106 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte (inclusief de etalageruimte) bestemd en gebruikt voor detailhandel.

1.107 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat naar aard en omvang en op grond van de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt waarbij bovendien sprake is van een duurzame volwaardigheid en dat op basis van een onafhankelijk en deskundige instantie is getoetst.

De volwaardigheid naar aard en omvang van het agrarisch bedrijf wordt voornamelijk bepaald door de grootte, aard en inrichting van de bedrijfsgebouwen en het beschikbare grondareaal (eigendom/pacht/huur) waarbij het agrarisch bedrijf voorziet in het hoofdinkomen van het bedrijfshoofd. De volwaardigheid van de arbeidsbehoefte wordt voornamelijk bepaald doordat de arbeidsomvang die het agrarische hoofdberoepsbedrijf vergt ongeveer een volledige arbeidskracht omvat.

De continuïteit van het bedrijf (voor een periode van ten minste 10 jaar) wordt voornamelijk bepaald door financieel perspectief, door de leeftijd, vakkennis, ervaring, eventuele opvolgers.

1.108 voorgevelrooilijn

de snijlijn van het naar de weg gekeerde gevelvlakken van een woning (niet zijnde de voorkant van een erker) of (agrarisch) bedrijfsgebouw (dat het dichtst bij de weg is gelegen) en het grondvlak, waarop de woning/(agrarisch) bedrijfsgebouw zich bevindt, waarbij de voorgevelrooilijn doorloopt tot de perceelsgrenzen.

1.109 Wet plattelandswoning

wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen`, gepubliceerd op 23 oktober 2012 in Staatsblad 2012, nr. 493 en in werking getreden op 1 januari 2013 (Staatsblad 2012, nr 571).

1.110 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting en hoofdverblijf van een huishouden.

1.111 woon- en leefklimaat

woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

1.112 woonunit

ruimte ten behoeve van tijdelijke huisvesting.

1.113 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van één woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.114 zorgboerderij

een locatie in het buitengebied waar sociaal, therapeutisch, maatschappelijke en educatieve activiteiten worden verricht in de vorm van dagbesteding en er geen sprake is van mogelijkheden voor overnachting c.q. permanente zorgverlening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

verticaal vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het aansluitende afgewerkte peil.

2.5 afstand tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens

de kortste afstand van een bouwwerk tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens van het bouwperceel.

2.6 afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.7 vloeroppervlakte

op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 inhoud overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken

vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie. Overstekken tot 0,50 meter worden niet meegeteld bij de berekening van de inhoud.

2.10 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.11 inhoud bedrijfswoning

als inhoud van de bedrijfswoning wordt aangemerkt de inhoud (m3) van het hoofdgebouw inclusief aan/bijgebouwen, exclusief overkappingen. Zakelijke functies die in het woongedeelte zijn opgenomen, worden geacht tot de inhoud van de woning te behoren.

2.12 inhoud burgerwoning

als inhoud van de burgerwoning wordt aangemerkt de inhoud (m3) van het hoofdgebouw inclusief aan/bijgebouwen, exclusief overkappingen. Waar het hoofdgebouw onderdeel is van voormalige bedrijfsbebouwing, wordt onder inhoud van de burgerwoning begrepen de inhoud tot dat deel van het hoofdgebouw dat op dat moment functioneel als woonruimte in gebruik is, dan wel waarvan de uitstraling als woning zich naar buiten toe etaleert. De inhoud wordt dan tot dat punt en over alle bovengrondse bouwlagen berekend.

2.13 wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  • afstanden loodrecht,
  • hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  • maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. dagrecreatief medegebruik 1;
  3. c. dagrecreatief medegebruik 2;
  4. d. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
  5. e. voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  1. f. deze bijbehorende voorzieningen ten dienste staan van de bestemming;
  2. g. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

3.2 Bouwregels

Op de voor Agrarisch aangewezen gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 van de planregels en de oprichting van een schuilgelegenheid voor dieren buiten het bouwvlak toe te staan, onder de voorwaarden dat:

    1. 1. de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. de bebouwingsoppervlakte is afgestemd op het beoogde gebruik en de locatie, met een maximum van 30 m2;
    3. 3. de afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' bedraagt ten minste 30 meter;
    4. 4. de locatie grenst niet aan het bouwvlak van een (agrarisch) bedrijf;
    5. 5. maximaal één schuilgelegenheid is toegestaan per hectare;
    6. 6. het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd dient een oppervlak te hebben van minimaal 1 ha;
    7. 7. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  2. b. het gebruik van opstallen voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden van agrarische producten die verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik met een duur van maximaal 1 maand;
  3. c. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
  4. d. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel;
  5. e. het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten;
  6. f. het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten van derden;
  7. g. het gebruik van gronden voor containerteelt;
  8. h. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horecadoeleinden;
  9. i. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten;
  10. j. bevi-inrichtingen;
  11. k. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan;
  12. l. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kleinschalige bedrijven en autoverhuurbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – kleinschalige bedrijven';
  2. b. wonen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
  3. c. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
  4. d. detailhandelsactiviteiten, mits direct gerelateerd aan de bedrijfsfunctie tot een maximum vloeroppervlakte van 100 m2;
  5. e. voorzieningen van openbaar nut.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  1. f. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders stellen nadere eisen ten aanzien van:
    1. 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    2. 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    3. 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
  2. b. Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

    1. 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    2. 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    3. 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 4.2.1 onder c en toestaan dat een bedrijfswoning wordt opgericht buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    2. 2. de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    3. 3. dit vanuit verkeerkundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    4. 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    5. 5. het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan.
  2. b. artikel 4.2.2 onder a, b en c van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    7. 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    8. 8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  3. c. artikel 4.2.2 onder b en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    4. 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    5. 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    6. 6. alle te slopen gebouwen en de daarbij behorende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    7. 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    8. 8. het percentage van het te bouwen volume dat moet worden gesloopt is bepaald in de onderstaande tabel:
Aantal m3 dat wordt gebouwd (bebouwingsvolume) Minimaal te slopen % (sloopvolume)
Tot en met 250 m3 100%

NB: met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;

  1. d. artikel 4.2.1 onder b van de planregels en uitbreiding van een bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- kleinschalige bedrijven' toe te staan, indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de totale hoogte niet hoger dan 10 meter is;
    2. 2. de uitbreiding voor bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- kleinschalige bedrijven' bedraagt maximaal 500 m2. Bestaande bedrijven waarbij op de verbeelding meer dan 500 m2 is toegestaan, kunnen maximaal 25% van de inhoud, zoals die op basis van de verbeelding is toegestaan, uitbreiden;
    3. 3. het volume dat wordt uitgebreid ten behoeve van bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- kleinschalige bedrijven' bedraagt niet meer dan de helft van het totale gesloopte volume;
    4. 4. gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
    5. 5. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    6. 6. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    7. 7. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    8. 8. de te slopen gebouwen dienen door middel van een eerder daarvoor afgegeven omgevingsvergunning voor het bouwen te zijn vergund dan wel te vallen onder het overgangsrecht;
    9. 9. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    10. 10. alle te slopen gebouwen en de daarbij behorende bouwwerken en bouwdelen , zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    11. 11. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    12. 12. de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overlegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    13. 13. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  2. e. artikel 4.2.2 onder b en toestaan dat indien de bedrijfswoning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 1075 m³, het gehele hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk worden aangetast;
    2. 2. de bestaande bebouwingsoppervlakte niet wordt vergroot;
    3. 3. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. het aantal woningen gelijk blijft, woningsplitsing is niet toegestaan;
  3. f. artikel 4.2.2 onder f van de planregels en toestaan dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bedrijfsvoering op een afstand minder dan 15 meter van de bedrijfswoning en achter de achtergevel worden gebouwd, onder de voorwaarde dat de noodzaak tot een kortere afstand kan worden aangetoond;
  4. g. artikel 4.2.2 onder h van de planregels en toestaan dat bijgebouwen op een grotere afstand dan 15 m van de woning worden gebouwd, onder de voorwaarde dat de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast;
  5. h. artikel 4.2.2 onder a, b, c en d van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bestemming Verkeer - Wegverkeer toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid en verkeersveiligheid aanvaardbaar is.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 4.1 onder a van de planregels en toestaan dat de gronden en opstallen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – kleinschalige bedrijven' worden gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf dat is ingedeeld in een hogere milieucategorie dan 2 onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bedrijf qua aard en omvang vergelijkbaar is met een bedrijf in de milieucategorie 1 of 2;
    2. 2. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  2. b. artikel 4.1 onder c en 4.5 onder f van de planregels en een grotere omvang van aan-huis-gebonden-beroep respectievelijk een aan-huis-gebonden-bedrijf toestaan, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 70 m2;
    2. 2. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    3. 3. detailhandel vindt slechts plaats voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden-beroep en/ of het aan-huis-gebonden-bedrijf;
    4. 4. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn.
    5. 5. de activiteit mag uitsluitend in het hoofdgebouw en/ of aanbouw plaatsvinden;
  3. c. artikel 4.5 onder j van de planregels en toestaan dat ter plaatse de gronden en opstallen worden gebruikt voor de uitoefening van een landbouwverwant bedrijf dat is in de milieucategorie 3.1 of qua aard en omvang vergelijkbaar met de milieucategorie 3.1 wordt uitgeoefend, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 1000 m2;
    2. 2. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    3. 3. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    4. 4. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
    5. 5. sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;

Een en ander met daarbij behorende voorzieningen zoals verhardingen en ontsluitingen, tuinen, groen en parkeren.

5.2 Bouwregels

Op en in de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende eisen gelden:

  1. a. burgerwoningen, uitsluitend binnen een bouwvlak:
Inhoud woning inclusief aan/bijgebouwen Max. 875 m3
Goothoogte Max. 4,5 m
Dakhelling Min. 12 º en max. 55 º
Afstand tot agrarische bedrijfsgebouwen Min. 25 m.
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelgrens Min. 5 m.
Afstand tot de bestemming 'Verkeer – Wegverkeer' Min. 10 m.
  1. b. aanbouwen en bijgebouwen bij de woning:
Goothoogte Max. 3 m
Dakvorm en -helling afgestemd op dakvorm en -helling woning
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens Min. 5 m
Afstand tot de bestemming 'Verkeer -Wegverkeer ' Min. 10 m
  1. c. bouwwerken, geen gebouw zijnde
bouwhoogte
Erf- en terreinafscheidingen, achter voorgevelrooilijn Max. 2 m
Erf- en terreinafscheidingen, voor voorgevelrooilijn Max. 1 m
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde Max. 3 m
Oppervlakte ten behoeve van woning, exclusief onoverdekt zwembad Max. 30 m2
Onoverdekt zwembad Max. 50 m2
  1. d. ter plaatse van het bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met de daarbij behorende aan- en bijgebouwen met dien verstande dat de uitbreiding van de woning buiten het bouwvlak is toegestaan;
  2. e. in aanvulling op artikel 5.2 onder d dienen aan- en bijgebouwen bij met de dichtstbijzijnde gevel binnen een omtrek van 15 m van de achter- en zijgevels van de woning te worden gebouwd;
  3. f. ondergeschikte bouwdelen zijn wat betreft hoogte, verschijningsvorm en dakvorm uitgezonderd van het gestelde onder artikel 5.2 onder a, b en c;
  4. g. binnen de fundering van de woning en/of het bijgebouw bij de woning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben;
  5. h. Herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw welke voorheen is gesplitst, is alleen toegestaan als het bijdraagt aan het behoud van de waarden genoemd in 5.6 lid d sub 1 of versterkt.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en inpassing van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. een verantwoorde landschappelijke inpassing van de woning met bijgebouwen;
  5. e. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 5.2 onder a en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    4. 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van de bestemmingsplannen als bedoeld onder a sub 1 en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    5. 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    6. 6. alle te slopen gebouwen en de daarbij behorende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    7. 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    8. 8. het percentage van het te bouwen volume dat moet worden gesloopt is bepaald in de onderstaande tabel:
      Aantal m3 dat wordt gebouwd (bebouwingsvolume) Minimaal te slopen % (sloopvolume)
      Tot en met 250 m3 100%
      Het meerdere boven de 250 m3 150%
  2. b. artikel 5.2 onder e van de planregels en toestaan dat bijgebouwen op een grotere afstand dan 15 m van de woning worden gebouwd, onder de voorwaarde dat de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast;
  3. c. artikel 5.2 onder d en toestaan dat een woning wordt opgericht buiten het aangewezen bouwvlak onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    2. 2. de afstand buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    3. 3. dit vanuit verkeerskundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    4. 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    5. 5. het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan;
  4. d. artikel 5.2 onder c en het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met grotere afmetingen, zoals tennisbanen, (paard)rijbakken en/of stapmolens met de bijbehorende voorzieningen toestaan, onder de voorwaarde dat de bouwwerken zorgvuldig worden ingepast, waarbij de inpassing door de erfinrichting, beplanting en/of vormgeving moet bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten;
  5. e. artikel 5.2 onder a en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
  6. f. artikel 5.2 onder a en een grotere inhoudsmaat voor woningen toestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de woning gelegen is in een hoofdgebouw dat groter is dan 875 m³. Het gehele hoofdgebouw mag inpandig worden verbouwd tot woning;
    2. 2. de bestaande bebouwde oppervlakte niet wordt vergroot;
    3. 3. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    4. 4. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    5. 5. het aantal woningen gelijk blijft; woningsplitsing is niet toegestaan;
  7. g. artikel 5.2 onder a en b van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    2. 2. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    3. 3. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    6. 6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    7. 7. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 5.5 onder h van de planregels en toestaan dat de burgerwoning wordt gebruikt als tijdelijke huisvesting voor tijdelijke werknemers onder de voorwaarden dat:
    1. 1. logiesgelegenheden worden ingepast binnen de bestaande bebouwing;
    2. 2. de leefruimte minimaal 10 m2 per medewerker bedraagt en er sprake is van met minimaal 1 toilet en douche per 8 personen;
    3. 3. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  2. b. artikel 5.5 onder a van de planregels en toestaan dat de gronden bij een burgerwoning worden gebruikt als kleinschalig kampeerterrein voor recreatief gebruik, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het maximaal 25 kampeerplaatsen betreft;
    2. 2. kampeermiddelen maximaal 50 m achter de voorgevelrooilijn geplaatst worden;
    3. 3. ten behoeve van het kampeerterrein geen extra bebouwing en/of verharding ten behoeve van het kleinschalig kamperen wordt opgericht;
    4. 4. de cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en/of abiotische waarden behouden blijven;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. de ontwikkeling moet gepaard gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de voorziening wordt ingepast;
    7. 7. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    8. 8. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  3. c. artikel 5.1 onder a en 5.5 onder e van de planregels en een grotere omvang van aan-huis-gebonden-beroep respectievelijk een aan-huis-gebonden-bedrijf, anders dan een verblijfsrecreatieve voorziening, toestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 70 m2;
    2. 2. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    3. 3. detailhandel vindt slechts plaats voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden-beroep en/ of het aan-huis-gebonden-bedrijf;
    4. 4. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn;
    5. 5. de activiteit mag uitsluitend in het hoofdgebouw en/ of aanbouw plaatsvinden;
  4. d. artikel 5.5.1 onder f en splitsing van voormalige boerderijen in twee volwaardige woningen toestaan, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de splitsing dient bij te dragen aan het behoud van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
    2. 2. de architectonische vormgeving en het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter mogen niet wezenlijk worden aangetast, waarbij in ieder geval beide woningen naar de straatkant zijn gericht en ontsloten, of dat het totaal erf van de woning zo ruim en vrij is gelegen dat er sprake kan zijn van twee volwaardige gescheiden woningen'
    3. 3. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    4. 4. herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw is alleen toegestaan als het bijdraagt aan het behoud of versterking van de waarden genoemd in sub 1;
    5. 5. het bestaande grondoppervlak mag niet worden vergroot;
    6. 6. de bestaande inhoud van het hoofdgebouw dient in totaal minimaal 1000 m³ te bedragen;
    7. 7. er dient een sloop te worden gerealiseerd dat in volume (bovengronds) gelijk is aan de helft van het bestaande gebouw dat wordt gesplitst, onder de voorwaarden dat;
      • gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
      • alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
      • de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    8. 8. aan de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning wordt de voorwaarde verbonden dat splitsing pas is toegestaan wanneer de sloop heeft plaatsgevonden;
    9. 9. alle te slopen gebouwen en de daarbij behorende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    10. 10. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
  5. e. artikel 5.5 onder i van de planregels en het gebruik van gebouwen ten behoeve van opslag toestaan onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de voorzieningen uitsluitend plaatsvinden in bestaande gebouwen, niet zijnde kassen;
    2. 2. Er uitsluitend sprake is van statische opslag;
    3. 3. Het gebruik in hun totaliteit niet groter is dan 500 m2;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    6. 6. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Luchtvaartverkeerzone

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone', ter aanduiding van de obstakelvrije zone van het luchtvaartterrein, enig bouwwerk te bouwen, enig roerend goed, houtopstanden en/of beplantingen te hebben of aan te brengen, danwel de bodem op te hogen, met een grotere hoogte dan aangegeven op de verbeelding.

7.2 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Verwevingsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

8.1 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

9.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. brandblusvoorzieningen;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

9.3 Prioriteit van dubbelbestemmingen

Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

9.4 Oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten

Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet gebouwd worden binnen (geprojecteerde) 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van aanwezige risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en / of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

9.5 Oprichting van risicovolle activiteiten

De 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van nieuwe risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en / of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) mogen niet over (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten komen te liggen.

9.6 Strijdig gebruik

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Deurneseweg 91 en Ringweg 2'.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Lip Deurneseweg 91 Heide

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op twee plangebieden:

  • Deelgebied A: Deurneseweg 91 (inclusief de bedrijfswoning op nummer 93) te Heide
  • Deelgebied B: Ringweg 2 Ysselsteyn

Deelgebied A:

Autoverhuurbedrijf De Mulder B.V. is exploitant van het op dit adres gevestigde glastuinbouwbedrijf waarbij de locatie momenteel wordt verhuurd voor de teelt van asperges. In de afgelopen jaren is in een deel van het bedrijfsgebouw een autoverhuurbedrijf als nevenactiviteit opgestart en dit is inmiddels uitgegroeid tot een volwaardig autoverhuurbedrijf. Het voornemen omvat nu het voorzetten en uitbreiden van het autoverhuurbedrijf op de locatie Deurneseweg 91 en het beëindigen van het glastuinbouwbedrijf.

Hiertoe is op 8 mei 2020 een principe-akkoord ontvangen van het bevoegd gezag, waarin voorwaarden zijn opgenomen welke betrekking hebben op de aspecten milieu, bouwen, planologie, stedenbouw en ruimtelijke kwaliteit. Deze worden in hoofdstuk 3 verder toegelicht en uitgewerkt.

Deelgebied B:

V-snaar Projecten b.v. is gerechtigd om de stallen op de locatie Ringweg 2 te slopen en de bestemming te wijzigen in een woonbestemming. Bij schrijven van 6 februari 2020 heeft het bevoegd gezag te kennen gegeven medewerking te verlenen aan de omschakeling naar een woonbestemming. Bij omschakeling naar de bestemming Wonen hoeven de bestaande stallen niet gesloopt te worden. Binnen de bestemming Wonen bestaat echter de mogelijkheid om deze (te slopen) kuubs in te zetten via een sloopregeling conform de bouwregels uit het bestemmingsplan. Initiatiefnemer is met V-snaar overeengekomen dat deze sloopkuubs zullen worden ingezet om te voorzien in de kwaliteitsbijdrage welke noodzakelijk is om binnen deelgebied A het gewenste autoverhuurbedrijf planologisch te kunnen regelen.

De kadastrale percelen aan de Deurneseweg 91-93 te Heide zijn gelegen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010', herzieningen locaties en regels en hebben daarin de bestemming 'Agrarisch' gekregen, alsmede de functieaanduidingen 'glastuinbouw', 'kas' en 'bedrijfswoning' en de gebiedsaanduidingen luchtvaartverkeerzone (waarbij een maximum bouwhoogte geldt van 90 resp. 95 m) en reconstructiewet- zone - verwevingsgebied.

De kadastrale percelen aan de Ringweg 2 te Ysselsteyn vallen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010', inclusief herziening regels en hebben daarin de bestemming Agrarisch (met bouwvlak) gekregen, met de functieaanduiding bedrijfswoning, de functieaanduidingen intensieve veehouderij, de gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone (waarbij een maximum bouwhoogte geldt van 72 m) en de gebiedsaanduiding reconstructiewet-zone - verwevingsgebied.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Deurneseweg 91 en Ringweg 2' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied deel A is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie N nummers 1916, 1917, 1918, 1919, 1920 en 1921 en is plaatselijk bekend als Deurneseweg 91 en 93 te Heide. Het plangebied beslaat een oppervlakte van 21.425 m2. Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de omgevingskaart is de ligging van de ontwikkelingslocatie weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0002.jpg"

Afbeelding:luchtfoto plangebied A

De situatie is op onderstaande omgevingskaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0003.jpg"

Afbeelding: kaart met plangebied A

Het plangebied deel B is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie M nummers 1255, 1495 en 1496 (ged.) en is plaatselijk bekend als Ringweg 2 te Ysselsteyn. Het plangebied beslaat een oppervlakte van (bij benadering) 11.765 m2. Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de omgevingskaart is de ligging van de locatie weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0004.jpg"

Afbeelding:luchtfoto plangebied B

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0005.jpg"

Afbeelding: kaart met plangebied B

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor de plangebieden vigeren de volgende bestemmingsplannen:

Deelgebied A

Naam bestemmingsplan Bestemming Vaststelling Raad
bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010, herziening locatie en regels - bestemming Agrarisch
- functieaanduidingen 'glastuinbouw', 'kas'en 'bedrijfswoning'
- gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone (max. bouwhoogte 85, 90 resp. 95 m)
- gebiedsaanduiding reconstructiewet- zone - verwevingsgebied
20 september 2017

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0006.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding A

Binnen de bestemming aan de Deurneseweg 91 is het exploiteren van een autoverhuurbedrijf niet toegestaan. Daarom is het noodzakelijk om een reguliere bestemmingsplanprocedure te doorlopen.

Deelgebied B

Naam bestemmingsplan Bestemming Vaststelling Raad
bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010, inclusief herziening regels - bestemming Agrarisch
- functieaanduidingen 'intensieve veehouderij' en 'bedrijfswoning'
- gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone (max. bouwhoogte 72 m)
- gebiedsaanduiding reconstructiewet- zone - verwevingsgebied
14 december 2010 resp. 20 september 2017

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0007.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding B

De bestemming aan de Ringweg 2 dient afgestemd te worden op de nieuwe functie 'wonen'.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

NB: alleen daar waar noodzakelijk zal ingegaan worden op de locaties Heidse Peelweg 47 en 49; omdat op deze locatie geen ontwikkelingen plaatsvinden doch slechts een beperking van mogelijkheden, is de impact hiervan op de omgeving beperkt dan wel uitsluitend positief.

Hoofdstuk 2 Analyse Van Het Plangebied

In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het plangebied beschreven.

2.1 Beschrijving Plangebied E.o.

Deelgebied A:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0008.jpg"

Het plangebied A is gelegen in het buitengebied van Venray, ten zuiden van de doorgaande (provinciale) weg tussen de kernen Venray en Ysselsteyn. De bebouwingsdichtheid langs deze weg is beperkt en betreft primair agrarische bedrijven, afgewisseld met verspreid gelegen burgerwoningen en een enkel niet-agrarisch bedrijf.

De afstand van het plangebied tot aan de meest nabijgelegen burgerwoning bedraagt circa 55 meter en tot aan de meest nabijgelegen bedrijfswoning van derden circa 40 meter.

Deelgebied B:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0009.jpg"

Het plangebied B is eveneens gelegen in het buitengebied, grenzend aan de westelijke rand van de kern Ysselsteyn. In de directe omgeving van de locatie zijn veelal agrarische bedrijven gelegen; burgerwoningen bevinden zich in de kern Ysselsteyn en aan de Heidse Peelweg 41.

De afstand van de bedrijfswoning binnen het naar 'Wonen' te wijzigen deelgebied tot aan het meest nabijgelegen agrarische bedrijf bedraagt ruim 100 meter.

2.2 Ruimtelijke Structuren

2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur, stedenbouw en landschap

Deelgebied A ligt op een afstand van circa 1,4 km ten westen van de kern Heide en 2 km ten noordoosten ten opzichte van de kern Ysselsteyn en deelgebied B ligt op 200 m ten noordwesten van de woonkern Ysselsteyn.

Het hart van Heide wordt gevormd door een open groene ruimte omzoomd met kastanjes, met daaraan gelegen de kerk en begraafplaats. De belangrijkste weg in de verkeersstructuur van Heide is de Heidseweg, waarlangs zich lintbebouwing bevindt. De weg vormt de ontsluitingsweg richting het omliggende wegennet. Heide is een kleine kern, waarbinnen voornamelijk woningen te vinden zijn en bedrijvigheid in de vorm van ambachtelijke en industriële bedrijvigheid, maar meer richting het buitengebied meer agrarische en dienstverlenende bedrijvigheid.

Ysselsteyn (de grotere kern tussen deelgebied A en B in) ligt ten zuiden van de kruising van twee oost-west en noord- zuid lopende wegen, de N270 en N277, waarvan de laatste door de dorpskern heen loopt. Het dorp heeft hoofdzakelijk een woonfunctie.

De ruimtelijke opbouw van Ysselsteyn vindt zijn oorsprong in een geheel door de mens vanaf de tekentafel ontworpen stedenbouwkundige structuur, die ontwikkeld werd op basis van een (deels aanwezig) geometrisch patroon: de kruising van de doorgaande provinciale wegen, het Y- vormig wegenstelsel met de Ringweg en het rechthoekig verkavelingspatroon. Dit heeft geresulteerd in een heldere en sterke stedenbouwkundige opzet. Dit stedenbouwkundig patroon is nog herkenbaar. Kenmerkend voor Ysselsteyn zijn de lange zichtlijnen door het dorp naar het open buitengebied. Op een paar plekken eindigen de zichtlijnen op een boerderij.

De bebouwing in Ysselsteyn laat duidelijk zien dat het een jong dorp is. Er is een afwisselend beeld van eenvoudige, sobere woningen met kappen en enkele grote en kleinere hoeves. Moderne bebouwing met platte daken en een expressievere uitstraling is ook te vinden, voorbeelden daarvan zijn de school en de huisartsenpraktijk.

Het dorp wordt verkeerskundig gezien begrensd door de Ringweg. Ruimtelijk ligt daar binnen nog een groot open gebied met veel agrarische bedrijvigheid (akkerbouw) dat op dit moment door een rafelige rand van woningen wordt begrensd. Een deel van de woningen ligt met de achterkant naar het buitengebied en een ander deel met de voorkant.

Ten noordoosten van Ysselsteyn aan de Ysselsteynseweg ligt een aantal grootschalige agrarische bebouwingen dicht tegen het dorp aan. Aan de noordkant van de Ysselsteynseweg is er door de sportvelden enigszins een ruimtelijke scheiding. Aan de zuidwestkant van Ysselsteyn is de mozaïekstructuur duidelijk herkenbaar aan de rand van het dorp.

2.2.2 Verkeer

Ontsluiting:

De hoofdontsluiting van Ysselsteyn is goed te noemen: de provinciale weg N277 doorkruist het dorp in noord-zuidelijke richting. Ten noorden van het dorp loopt in oost-westelijke richting de provinciale weg N270. Beide wegen geven het dorp in het algemeen en beide deelgebieden in het bijzonder een goede aansluiting op de rest van de gemeente Venray maar ook naar verder gelegen bestemmingen.

Parkeren:

De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen, waarvan minstens 1 op eigen terrein. Gelet op de omvang van deelgebied B kunnen en zullen (voorzover hierin nog niet zou zijn voorzien) de beide parkeergelegenheden geheel op eigen terrein worden aangelegd.

Ter plaatse van de Ringweg 2 zal de parkeerruimte toenemen en de parkeerdruk afnemen door het wegbestemmen van de intensieve veehouderijfunctie en het wegbestemmen van het bouwvlak.

Binnen plangebied A zal de bestaande bedrijfswoning als zodanig behouden blijven, inclusief de bestaande parkeergelegenheid.

Ten behoeve van het autoverhuurbedrijf is er sprake van een specifiek gebruik dat juíst noopt tot de aanleg van voldoende parkeer- en manoeuvreergelegenheid op eigen terrein. De inrichting van dit terrein zal in hoofdstuk 3 verder worden uitgewerkt.

2.2.3 Groen en water

Centraal in het dorp Heide ligt een open groene ruimte, welke is omzoomd met kastanjes. Langs de Heidseweg is een gedeelte met eiken beplant.

De groenvoorzieningen in Ysselsteyn bestaan onder andere uit enkele grotere en kleinere groene pleinen, waar het Lovinckplein er met zijn centrale ligging en grootte bovenuit springt. Hierdoor vormt dit plein een belangrijk onderdeel van het openbare groen. Op het plein is ruimte voor publieke en openbare activiteiten. De afstand tot het buitengebied is vanaf iedere plek in de bebouwde kom gering. Hierdoor is vanuit de woonomgeving voor de bewoners toch overal groen bereikbaar (het buitengebied in de functie van uitloopgebied). In de omgeving van Ysselsteyn liggen veel groene gebieden, restanten van uitgestrekte hei- en bosterreinen. Ten zuiden is dit het bos aan de Paardekopweg, ten westen de Heidse Peel en ten noordwesten de Rouwkuilen, dat is aangewezen als kwetsbaar gebied.

De hoofdlijnen van het gemeentelijke groenbeleid zijn vastgelegd in het Groenstructuurplan. In het groenstructuurplan worden aanbevelingen gedaan voor het ontwikkelen van een sterke groenstructuur, die aansluit bij de karakteristieke eigenschappen van elk dorp. Als algemene doelstellingen voor de kerkdorpen worden genoemd:

  • het versterken van de ruimtelijke opbouw van de landelijke kern en de onderlinge samenhang van de diverse groenvoorzieningen;
  • het tot stand brengen van een goede ruimtelijk relatie tussen het omringend landschap en het dorpsgroen;
  • de entrees van de dorpen markeren door een laanbeplanting met aanvullende beplanting die een verkeersremmende invloed kan hebben.

Plangebied A is gesitueerd aan de Deurneseweg (N270), de doorgaande provinciale verbindingsweg in oost-west richting. Deze weg is ter plaatse van het plangebied voorzien van laanbeplanting met aan weerszijden een geheel vrijliggend fietspad waarbij tussen de weg en fietspaden ruime groenstroken zorgen voor een afscheiding tussen gemotoriseerd snelverkeer en langzaam verkeer. Aan de voorzijde van het plangebied bevindt zich een watergang van het waterschap.

Het plangebied B is gesitueerd aan het doodlopend deel van de Ringweg, zijnde de zuidelijke rondweg om Ysselsteyn, op korte afstand van de kruising met de Heidse Peelweg. De Ringweg is een verbindingsweg met een snelheidsregime van 30 km/uur, welke ter plaatse een zeer smal wegprofiel heeft.

De bestaande fysieke omgeving zal buiten beide plangebieden geen wijzigingen ondergaan.

2.3 Waarden Van Het Plangebied E.o.

2.3.1 Gebiedsbescherming

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze vervangt drie
wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wnb. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op onderstaande afbeelding is de
ligging van beide plangebieden (rode pijlen) te zien ten opzichte van het NNN (donkergroen omrande vlakken).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0010.jpg"

Afbeelding: NNN rondom plangebied

De geruite vlakken op onderstaande afbeelding hebben betrekking op de Deurnsche Peel & Mariapeel, Boschhuizerbergen en Maasduinen (op een afstand van respectievelijk ruim 2 km, 6 km en 13 km van het plangebied).

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0011.jpg"

Afbeelding: natura 2000-gebieden rondom plangebied

De functiewijziging van intensieve veehouderij naar burgerwoning (Ringweg 2) zal uitsluitend positieve gevolgen hebben op de instandhoudingsdoelen van voornoemde natuurgebieden. De omgevingsvergunning welke rust op de Ringweg 2 zal binnen 2 maanden na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan worden ingetrokken.

Voor de Deurneseweg 91 is er sprake van een wijziging van een agrarische bedrijfsfunctie naar een bedrijfsfunctie in de vorm van autoverhuur. Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten, waardoor onder andere onderzoek plaats dient te vinden naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Bij een projecteffect kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en worden negatieve effecten uitgesloten.

De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens de aanlegfase vinden plaats door de verkeersbewegingen ten behoeve van de sloop en bouw en de aanvoer van materialen en personen en de inzet van mobiele werktuigen tijdens de constructie ten behoeve van de realisatie van het plan. De relevante emissies tijdens de gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plangebied.

De berekening van het projecteffect van zowel de aanleg- als de gebruiksfase met peiljaar 2020 is verricht met behulp van het programma Aerius Calculator (zie bijlage). NB: voor het plangebied aan de Ringweg 2 is er overduidelijk sprake van een zeer substantiële vermindering van de activiteiten zodat hier zonder meer sprake is van een vermindering van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Het projecteffect van de Deurneseweg 91 op de Natura 2000-gebieden is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.

Enige andere aantasting van Natura 2000-gebieden en eveneens op het NNN op deze ruime afstand zal als gevolg van het project ook niet plaatsvinden. In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op mogelijke aantasting van flora en fauna.

2.3.2 Soortenbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. In artikel 3.1 Wnb wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wnb, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wnb ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wnb zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en Faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.

Bij vogels is verstoring tijdens het broedseizoen niet langer verboden als de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar is.

De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.

Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wnb kan slechts worden verleend indien:

  • er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is;
  • er geen sprake is van verslechtering van de staat van instandhouding van de soort;
  • en er een limitatief opgesomde ontheffingsgrond aan de ontheffing ten grondslag kan worden gelegd.

Quick scan flora en fauna

Op 18 juni 2020 heeft FaunaConsult een quick scan opgesteld voor de ontwikkellocatie aan de Deurneseweg 91 en de slooplocatie aan de Ringweg 2.

Onderstaand zijn de conclusies van deze scans weergegeven:

Deurneseweg 91

"Algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën

In het plangebied komen mogelijk zoogdieren en amfibieën voor, die onder de Wnb zijn beschermd. Het gaat om algemeen voorkomende soorten (zogenaamde A-soorten), waarvoor in Limburg een vrijstelling geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud. Dit houdt in dat deze soorten verstoord mogen worden, zonder dat daar vooraf een ontheffing voor is verkregen. Wel geldt altijd de Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb); deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren en planten altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Om aan de algemene zorgplicht te voldoen, moeten dieren die tijdens de werkzaamheden worden aangetroffen, zo snel mogelijk naar een aangrenzende locatie buiten het plangebied worden verplaatst."

Ringweg 2

"Algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën

In het plangebied komen mogelijk zoogdieren en amfibieën voor, die onder de Wnb zijn beschermd. Het gaat om algemeen voorkomende soorten (zogenaamde A-soorten), waarvoor in Limburg een vrijstelling geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en beheer en onderhoud. Dit houdt in dat deze soorten verstoord mogen worden, zonder dat daar vooraf een ontheffing voor is verkregen. Wel geldt altijd de Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb); deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren en planten altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Om aan de algemene zorgplicht te voldoen, moeten dieren die tijdens de werkzaamheden worden aangetroffen, zo snel mogelijk naar een aangrenzende locatie buiten het plangebied worden verplaatst.

Vogels

In het plangebied komt een merelnest voor en er komen mogelijk nog andere beschermde vogelnesten voor tijdens het broedseizoen. Het gaat om vogels waarvan het nest niet jaarrond wordt beschermd of als strenger beschermd wordt beschouwd. Hiervoor zijn maatregelen die negatieve effecten voorkomen wel verplicht. Vernietiging of verstoring van broedvogels en vogelnesten kan worden voorkomen door de stallen buiten de periode 15 maart – 15 juli (het broedseizoen van de meeste vogels) te slopen. Door naleving van deze maatregel worden ten aanzien van vogels geen overtredingen op de Wet natuurbescherming begaan."

De quick scans zijn integraal als bijlagen bij de planstukken gevoegd.

Flora en fauna vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

2.3.3 Cultuurhistorie en archeologie

Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.

Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt dat voor de gronden van het plangebied waarop de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden, de aanduiding “categorie 7” geldt. Deze categorie omvat droge en natte gebieden met een lage verwachting, vrijgegeven en verstoorde gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0012.jpg"

Figuur: uitsnede archeologische beleidskaart

Voor deze categorie 7-gebieden geldt dat er in beginsel geen belemmering is en het in de planregels opnemen van een onderzoeksverplichting is hierdoor niet noodzakelijk.

Archeologie vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

Wel geldt dat, indien tijdens werkzaamheden archeologische vondsten worden gedaan, initiatiefnemer dat zal melden.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Ontwikkeling

3.1 Projectbeschrijving

Deelgebied A:

Dit deelgebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie N nummers 1916, 1917, 1918, 1919, 1920 en 1921 en plaatselijk als Deurneseweg 91 en 93 te Heide. Het plangebied A beslaat een oppervlakte van 21.425 m2. Initiatiefnemer is eigenaar van het op dit adres gevestigde glastuinbouwbedrijf waarbij de locatie momenteel wordt verhuurd voor de teelt van asperges. In de afgelopen jaren is in een deel van het bedrijfsgebouw een autoverhuurbedrijf als nevenactiviteit opgestart en dit is inmiddels uitgegroeid tot een volwaardig autoverhuurbedrijf. Het voornemen omvat nu het voorzetten en uitbreiden van het autoverhuurbedrijf op de locatie Deurneseweg 91 en het beëindigen van het glastuinbouwbedrijf.

Het autoverhuurbedrijf krijgt een vernieuwende, innoverende en professionele uitstraling. De huidige bebouwing wordt geheel opnieuw gemoderniseerd en geoptimaliseerd voor de volwaardige functie als “Autoverhuurbedrijf”. De nieuwe bebouwing zal met name ten goede komen aan de wasplaats, de werkplaats, het kantoor en het klantengedeelte. Bij de uitstraling van het gebouw zal gekeken worden naar wat het best in deze omgeving past. Het aanzicht zal er verzorgd en vernieuwend gaan uitzien. Binnen de bedrijfsmuren zal er voornamelijk gekeken gaan worden naar het versnellen van bedrijfsprocessen met korte looproutes, gunstige werkplaatsindelingen en productievere kantoorruimtes. Ook wordt er rekening mee gehouden dat er in de toekomst steeds meer met milieuvriendelijke voertuigen gewerkt gaat worden. Voorbereidende maatregel hiervoor zou kunnen zijn om nu al ruimte te reserveren voor emissie neutrale voertuigen.

Door het slopen van de huidige tuinbouwkas wordt aan de achterzijde van de nieuwe bedrijfsbebouwing voldoende ruimte gecreëerd om het aantal voertuigen (zowel van klanten alsook eigen voertuigen) te parkeren welke nu nog vóór het pand staan, om het aanzicht vanaf de openbare weg te verfraaien.

Hiertoe is op 8 mei 2020 een principe-akkoord ontvangen van het bevoegd gezag, waarin de volgende voorwaarden zijn opgenomen:

  • Op basis van de indicatieve geurcontouren is er geen belemmering te verwachten. Bij een verdere procedure is een nadere onderbouwing noodzakelijk; In hoofdstuk 5 zal het onderzoek naar de geurbelasting aan de orden komen.
  • Bij de verdere procedure is instemming van de wegbeheerder provincie Limburg noodzakelijk vanwege de inritten/verkeersbewegingen op de Deurneseweg die nu specifiek voor een autoverhuurbedrijf worden gebruikt; Er is contact opgenomen met de wegbeheerder. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal deze een reactie geven op het project; in eerste instantie kan hieruit worden opgemaakt dat er vanuit de wegbeheerder geen onoverkomelijke bezwaren zijn.
  • Van de glastuinbouwkassen wordt 12.100 m2 gesloopt door het bedrijf Vieverde. Daarmee kan zij aan haar verplichte tegenprestatie voldoen en kan deze sloop binnen de gemeente Venray plaatsvinden; Deze sloopverplichting is opgenomen in de voorwaardelijke verplichting van de nieuwe bestemming 'Bedrijf'.
  • De vestiging en uitbreiding van het autoverhuurbedrijf kan plaatsvinden op basis van een tegenprestatie in de vorm van sloop van 2.823 m2 glas en 6.887 m3 stenen agrarische bedrijfsgebouwen elders. Wij kunnen instemmen met de voorgestelde locatie Ringweg 2. De overige 1.377 m3 te slopen bedrijfsgebouwen wordt in overleg vastgesteld; Deze sloopverplichting is eveneens opgenomen in de voorwaardelijke verplichting van de nieuwe bestemming 'Bedrijf'.
  • De ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Door de sloop van de glastuinbouwkassen neemt de bebouwing per saldo in oppervlakte af. Daarnaast dient er een landschappelijk inpassingsplan te worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast; De sloopverplichting is opgenomen in de voorwaardelijke verplichting van de nieuwe bestemming 'Bedrijf', evenals de verplichting tot het aanleggen van de landschappelijke inpassing conform het in de bijlage opgenomen "Landschappelijke inpassing".
  • De locatie krijgt bestemming bedrijf (kleinschalig) met specifieke functieaanduiding autoverhuurbedrijf met een maximum oppervlakte aan bedrijfsgebouwen van 1.850 m2. Dit is zo opgenomen op de verbeelding en in de planregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0013.jpg"

Afbeelding: indicatieve inrichting plangebied A

Deelgebied B:

Het plangebied deel B is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie M nummers 1255, 1495 en 1496 (ged.) en is plaatselijk bekend als Ringweg 2 te Ysselsteyn. Het plangebied beslaat een oppervlakte van (bij benadering) 11.765 m2. V-snaar Projecten b.v. is gerechtigd om de stallen op deze locatie te slopen en de bestemming te wijzigen in een woonbestemming. Bij schrijven van 6 februari 2020 heeft het bevoegd gezag te kennen gegeven medewerking te verlenen aan de omschakeling naar een woonbestemming.

Bij omschakeling naar de bestemming Wonen hoeven de bestaande stallen niet gesloopt te worden. Binnen de bestemming Wonen bestaat echter de mogelijkheid om deze (te slopen) kuubs in te zetten via een sloopregeling conform de bouwregels uit het bestemmingsplan. Deze sloopkuubs zullen worden ingezet om te voorzien in de kwaliteitsbijdrage welke noodzakelijk is om binnen deelgebied A het gewenste autoverhuurbedrijf planologisch te kunnen regelen.

Vanwege de ligging in het buitengebied is er qua planregels inhoudelijk zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010, herziening regels.

3.2 Stedenbouwkundige Opzet En Landschappelijke Inpassing

Voor de inrichting van het plangebied aan de Deurneseweg 91 zijn eerste, globale schetsen gemaakt. Onderstaand zijn de aanzichten van de primaire bedrijfsbebouwing weergegeven; deze zullen uiteraard voorgelegd worden aan de Adviescommissie Ruimtelijke kwaliteit en zijn daarom allerminst definitief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0014.jpg"

Afbeelding: nieuwe en bestaande, verbouwde bedrijfsbebouwing

Tegen de achterste grens van het bouwvlak en tegen de zijdelingse perceelsgrens met de Deurneseweg 89 zal een open stallingsruimte worden gerealiseerd. Deze zorgt er enerzijds voor dat de voertuigen grotendeels aan het zicht vanaf de openbare weg onttrokken worden en anderzijds zorgt deze stalling voor een akoestische demping van bedrijfsgeluiden in de richting van de woning op nummer 89.

Het perceel zal zodanig worden ingericht dat de verkeersveiligheid en het zicht op de Deurneseweg niet in het geding is.

De totale bedrijfsbebouwing zal in passend, gebiedseigen groen gezet worden, zodat met de (ver)bouw van de nieuwe bedrijfsruimten de karakteristiek van het landschap wordt versterkt en er door de ontwikkeling geen landschappelijke kwaliteiten verloren gaan. Hiertoe is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld dat integraal als bijlage aan de plantoelichting is toegevoegd. In deze landschappelijke inpassing is tevens de hemelwaterinfiltratievoorziening opgenomen, welke noodzakelijk is om op eigen perceel te voorzien in mogelijkheden om op de verharding en bebouwing neerslaand hemelwater te bergen. Op onderstaande afbeelding is het streefbeeld voor deze landschappelijke inpassing te zien:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0015.jpg"

Afbeelding: landschappelijk inpassingsplan

Ten aanzien van de Ringweg 2 kan geconstateerd worden dat dit perceel reeds is ingepast in het gebied en deze inpassing zal verder versterkt worden doordat de locatie van de te slopen stallen ook landelijk zal worden aangeplant.

3.3 Ontsluiting En Parkeren

Ontsluiting:

De ontsluiting van de Ringweg 2 zal ongewijzigd blijven.

Het autoverhuurbedrijf aan de Deurneseweg 91 zal worden ontsloten op de Deurneseweg, zoals nu ook al het geval is. Door het plaatsen van de eigen- en klanten voertuigen aan de achterzijde van het bedrijf, zal het overzicht (en daarmee de verkeersveiligheid) bij het in- en uitrijden vergroot worden. Er zal gebruik gemaakt worden van 2 inritten.

Door het wassen van auto’s, werkplaatsactiviteiten en brandstofvoorziening (diesel, ten behoeve van het aftanken van de voertuigen) in eigen beheer te houden, wordt hierdoor het aantal vervoersbewegingen zo beperkt mogelijk.

Tevens wordt overwogen om te komen tot eenrichtingsverkeer op het terrein, hetgeen ook weer ten goede komt aan de veiligheid op het buitenterrein.

Op basis van de bezettingsgraad van het wagenpark is het te verwachten aantal verkeersbewegingen als volgt onder te verdelen:

Autoverhuur:

Tussen 7.00 uur en 10.00 uur : Ophalen huurauto : +/- 15 voertuigen

Tussen 10.00 uur en 15.00 uur : Diversen : +/- 15 voertuigen

Tussen 15.00 uur en 18.00 uur : Retour huurauto : +/- 15 voertuigen

Tussen 18.00 uur en 22.00 uur : Diversen : +/- 5 voertuigen

In totaal gaat het dan om circa 50 voertuigbewegingen per etmaal (gemiddeld over 15 uur betekent dit één voertuigbeweging per 18 minuten).

Op basis van het CROW laat de totale verkeersgeneratie voor de bedrijfsmatige ontwikkeling zich als volgt schetsen:

functie BVO verkeersgeneratie/100 m2 BVO verkeersgeneratie
werkplaats 470 m2 10 47
kantoor met receptie 120 m2 16,4 19,7
wasstraat 270 m2 10 27
stalling van voertuigen 420 m2 1 4,2
magazijn 190 m2 1 1,9
bedrijfswoning 8,6 8,6
stalling eigen voertuigen 990 m2 1 9,9
Totaal 119 voertuigbewegingen per weekdag

De theoretisch berekende verkeersgeneratie is dus ruim 2x zo groot als de verkeersgeneratie welke zich in de praktijk voordoet.

Voor een glastuinbouwbedrijf wordt gerekend met een verkeersgeneratie van 10 voertuigen per ha glas per etmaal. Binnen het plangebied staat 1,6 ha aan glasopstand, hetgeen gepaard gaat met 16 verkeersbewegingen. Het BVO van het agrarische bedrijfsgebouw beslaat circa 750 m2, waarbij uitgegaan wordt van een verkeersgeneratie van 10,9 voertuigbewegingen per 100 m2 BVO (dus 7,5 x 10,9 = 82 verkeersbewegingen). Voor de agrarische bedrijfswoning geldt een verkeersgeneratie van 8,6 voertuigen. In totaal betekent dit dat de verkeersgeneratie op basis van de vigerende bestemming 16+82+8,6=96,6 voertuigen per etmaal bedraagt.

In relatie tot de vigerende planologische gebruiksmogelijkheden (glastuinbouw), alsmede gerelateerd aan het feitelijke gebruik op dit moment, is de toename van het aantal verkeersbewegingen (gebaseerd op de CROW-verkeersgeneraties) nog geen 25 stuks per dag.

Deze toename is dermate beperkt dat gesteld kan worden dat de extra verkeersbewegingen snel opgaan in de reguliere verkeersstroom over de Deurneseweg.

Omdat hier sprake is van een goede en redelijk overzichtelijke toegang tot de weg vormen verkeerskundige aspecten geen belemmering voor onderhavig initiatief.

Omdat de provincie de wegbeheerder is van de Deurneseweg (N270) zal ook specifiek aandacht zijn voor het belang van een goede en veilige doorstroming van het verkeer.

Parkeren:

De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen, waarvan minstens 1 op eigen terrein.

Ter plaatse van de Ringweg 2 zal de parkeerruimte en parkeerdruk alleen maar afnemen door het wegbestemmen van de intensieve veehouderijfunctie met bouwvlak, ten behoeve van de reguliere woonbestemming.

Voor de nieuwe bedrijfsfunctie aan de Deurneseweg 91 zullen ook alle voertuigen op eigen terrein dienen te worden gestald.

De nieuwe situatie voorziet in het realiseren van twee gebouwen:

  1. 1. Een overkapping met een bruto vloeroppervlakte (BVO) van circa 990 m2, welke is bedoeld voor het stallen van auto's en om die reden niet meegerekend hoeft te worden met het vloeroppervlak waarover een parkeernorm wordt berekend. Immers, een huurauto ophalen, betekent ruimte om de auto van de huurder te parkeren, hetgeen geen extra parkeerdruk oplevert.
  2. 2. Aan het bestaande bedrijfsgebouw wordt een nieuw ter realiseren gebouw gezet dat voornamelijk voorziet in opslag en een wasstraat.


Op basis van de (voorlopige) plattegronden is de volgende (globale) verdeling te maken van functies voor de beide gebouwen zoals genoemd onder 2:

Begane grond

  • Werkplaats 470 m2 BVO
  • Kantoor met receptie 120 m2 BVO
  • Wasstraat 270 m2 BVO
  • Stalling van voertuigen 420 m2 BVO

Eerste verdieping

Totale oppervlakte van 225 m2 bvo en is met name ten behoeve van personeel. Deze ruimte is onderschikt aan de hoofdfunctie en staat ten dienste van de hoofdfuncties.

Tweede verdieping

Magazijn met een oppervlakte van 190 m2 BVO


Op deze functies zijn op basis van de Beleidsnota Parkeernormen de volgende parkeernormen van toepassing:

Werkplaats bedrijf arbeidsintensief / bezoekersextensief 2,4 pp per 100 m2 BVO
Kantoor met baliefunctie 3,6 pp per 100 m2 BVO
Wasstraat bedrijf arbeidsintensief / bezoekersextensief 2,4 pp per 100 m2 BVO
Stalling van voertuigen en magazijn bedrijf arbeidsextensief / bezoekersextensief 1,1 pp per 100 m2 BVO


Totale parkeerbehoefte voor de bedrijfsmatige ontwikkeling ziet er dan als volgt uit:

functie BVO parkeernorm/100 m2 BVO parkeerbehoefte
werkplaats 470 m2 2,4 11,3
kantoor met receptie 120 m2 3,6 4,3
wasstraat 270 m2 2,4 6,5
stalling van voertuigen 420 m2 1,1 4,6
magazijn 190 m2 1,1 2,1
bedrijfswoning 2 per woning 2
Totaal 31 parkeerplaatsen

Voor de voorgenomen ontwikkeling dient te worden voorzien in parkeergelegenheid voor 31 voertuigen.

Hiertoe is binnen het bouwvlak voldoende ruimte. Op onderstaande schets van de nieuwe inrichting van het perceel is de buitenruimte welke zal worden gebruikt voor het parkeren van voertuigen (eigen en van klanten) aangeduid:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0016.jpg"

Afbeelding: parkeergelegenheid Deurneseweg 91

Nabij de bedrijfswoning worden 3 parkeerplaatsen ingericht, bij de perceelsgrens in de noordoostelijke zijde 18 parkeerplaatsen, 3 parkeerplaatsen voor kort-parkeren op het voorerf en 7 parkeerplaatsen tegen de achtergrens van het bouwvlak. Eigen bedrijfsvoertuigen worden overdekt gestald, onder de overkapping op het achtererf.

3.4 Brandveiligheid

In het Bouwbesluit 2012 zijn regels gesteld ten aanzien van brandveiligheid. Aan deze regels zal worden getoetst op het moment dat de omgevingsvergunning wordt aangevraagd.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgesteld op 13 maart 2012. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts een van de instrumenten die worden ingezet. Ook kennis, bestuurlijke afspraken en kaders worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. Deze aspecten worden (zijn) in hoofdstuk 6, 5 respectievelijk paragraaf 2.3.3 behandeld.

4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe
Laddersystematiek geldt.

De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Deelgebied A:

De uitbreiding van een bedrijfsgebouw met 400 m² kan volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State niet gezien worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling (ABRvS 23 april 2014; ECLI:NL:RVS:2014:1442).

In de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724 is bepaald dat niet alleen de omvang van het bedrijfsgebouw, maar óók het ruimtebeslag dient te worden meegewogen.

De Afdeling hecht eraan de volgende uitgangspunten te noemen, die zij hanteert voor de beoordeling of een voorziene ontwikkeling voldoende substantieel is om als stedelijke ontwikkeling te kunnen gelden. Wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2 , dient deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling te worden aangemerkt.

In de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:348 heeft de Afdeling weer een ruimere uitleg gegeven aan de beladdering van het betreffend bestemmingsplan voor veel omvangrijkere bedrijfslocaties en is in overweging 13.3 juncto 11.9 vermeld dat indien uit de toelichting voldoende duidelijk blijkt dat de financiële, juridische en feitelijke mogelijkheden ontbreken om het bedrijf te verplaatsen naar een bedrijventerrein, er geen sprake is van strijdigheid met artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro.

Onderhavig plan (deelgebied A) betreft feitelijk een uitbreiding van de bebouwing, nadat een oppervlakte van 12.100 m2 aan glasopstand zal worden gesloopt. De vestiging en uitbreiding van het autoverhuurbedrijf kan plaatsvinden op basis van een tegenprestatie in de vorm van sloop van 2.823 m2 glas en 6.887 m3 stenen agrarische bedrijfsgebouwen elders. De nieuwbouw heeft een oppervlakte van circa 800 m2, en tegen de erfgrens zal nog een open stallingsruimte worden gerealiseerd. Er is in ieder geval sprake van een zeer substantiële vermindering van de bebouwde oppervlakte.
Planologisch gezien dient deze ontwikkeling echter gezien te worden als en nieuwvestiging van een bedrijf. Echter, ook dan is er sprake van een fysieke verbetering van onderhavige locatie.

De oppervlakte van de vigerende agrarische bedrijfsbestemming bedraagt circa 2 ha; na onderhavige bestemmingswijziging resteert een reguliere bedrijfsbestemming met een oppervlakte van circa 1,2 ha, waarbij de maximaal te bebouwen oppervlakte is gelimiteerd tot 1850 m2.

Initiatiefnemer heeft binnen de gemeente Venray gezocht naar een alternatieve (her)vestigingslocatie waarbij de focus heeft gelegen op de primair door het bevoegd gezag gewenste locaties op bedrijventerreinen. De bedrijventerreinen in Venray (het stedelijk gebied) waar een combinatie van wonen en werken is toegestaan (wonen bij het bedrijf is noodzakelijk voor de veiligheid en de vlotte uitgifte en ontvangst van de voertuigen), zijn Vennendreef/Sparrendreef in Oostrum en De Hulst I in Oostrum. Beide bedrijventerreinen liggen echter niet centraal in het verzorgingsgebied van initiatiefnemer. Daarnaast dient de afwikkeling van de verkeersbewegingen dan plaats te vinden via het toch al (te) drukke wegdeel van de N270 (Deurneseweg) tussen de kruising met de Leunseweg en de rotonde met de afslagen naar de bedrijventerreinen De Hulst en De Blakt. Ook op- en afritten met de A73 zorgen regelmatig voor stilstaand of zeer langzaam rijdend verkeer op dit wegdeel.

In algemene zin is het de vraag of een autoverhuurbedrijf als onderhavige (veel parkeerplaatsen/verharding in verhouding tot de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen) past op een bedrijventerrein waar de bedrijven in verhouding meer gebouwen en minder parkeerplaatsen/manoeuvreerruimte hebben en of vestiging op dergelijke locatie daar dan financieel haalbaar is. Voor initiatiefnemer is een bedrijfslocatie op het bedrijventerrein economisch niet uitvoerbaar.

De verkeersbewegingen van het initiatief worden nu in hoofdzaak afgewikkeld over de N270 (Deurneseweg) tussen Deurne (afslag Milheeze) en Venray (rotonde Intratuin). En via de N277 (Middel Peelweg) tussen De Rips en de aansluiting met de A67.

Een goede bereikbaarheid en een goede verkeersdoorstroming is voor de bedrijfsvoering van een autoverhuurbedrijf van wezenlijk belang. Gelet hierop is verplaatsing van het initiatief naar de bedrijventerreinen Vennendreef/Sparrendreef of De Hulst I daarom niet gewenst.

Op het bedrijventerrein Agrobaan in Ysselsteyn zijn geen kavels meer te koop; deze zijn allen vergeven.

In het buitengebied van Venray bevinden zich diverse locaties met de bestemming ‘Bedrijf – kleinschalige bedrijven’. Na beoordeling van deze locaties is gebleken dat er geen geschikte locatie beschikbaar is. De locaties zijn te klein, liggen niet aan een goed ontsloten weg, zijn simpelweg niet te koop, of er mag geen bedrijfswoning bij aanwezig zijn, hetgeen voor initiatiefnemer wel noodzakelijk is.

Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er ook planologisch gezien geen betere vestigingslocatie voor het hier reeds bestaande autoverhuurbedrijf is te vinden, dan de Deurneseweg 91. In de lijn van de visies van de Afdeling en gezien de verbondenheid van het bedrijf met de regio, moet geconstateerd worden dat er weliswaar sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, doch dat de beschikbaarheid van geschikte bedrijfskavels ontbreekt en de kosten van verplaatsing van het autoverhuurbedrijf naar een bedrijventerrein niet proportioneel zijn en dus per saldo de vanuit bedrijfsoogpunt best haalbare oplossing is gelegen in de omzetting van de agrarische bedrijfsbestemming in een reguliere (kleinschalige) bedrijfsbestemming en uitbreiding van het bedrijfsgebouw op de bestaande locatie van dit bedrijf nadat de sloop van de bestaande glasopstand heeft plaatsgevonden.


Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak dat: 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden.

Voor deelgebied B is sprake van de funtiewijziging van een bestaande agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, hetgeen geen stedelijke ontwikkeling betreft en waarvoor de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.

4.1.3 Besluit en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro en Rarro)

In het Barro zijn een aantal onderwerpen opgenomen waarvoor het rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ruimtelijke regels stelt:

  • rond rijksvaarwegen wordt ruimte geborgd voor de veiligheid van scheepvaart;
  • rond de Maastakken wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige rivierverruiming;
  • rond verschillende hoofdwegen en op enkele locaties wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige uitbreiding van het hoofdwegennet en hoofdspoorwegennet;
  • op verschillende locaties wordt ruimte gereserveerd voor (kern)energiecentrales en zones onder hoogspanningsverbindingen worden gevrijwaard;
  • de provincies wordt opgedragen de ecologische hoofdstructuur te beschermen;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament krijgen ruimtelijke bescherming;
  • in het IJsselmeer wordt verstedelijkingsruimte beperkt mogelijk gemaakt;
  • het erfgoed van de Stelling van Amsterdam, de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Romeinse Limes worden ruimtelijk beschermd;
  • rond militaire radarposten worden voorwaarden gesteld aan windmolens en hoge bebouwing.

Voor een aantal van de genoemde Barro-onderwerpen, waaronder de uitbreiding van het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en de militaire radars, geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Rarro.

Op onderhavig project werken geen van de in het Barro genoemde rijksbelangen rechtstreeks door.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is het Provinciaal Omgevingsplan Limburg vastgesteld. Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:

  1. 1. Kwaliteit. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Het instrument van het Limburgs Kwaliteitsmenu is overgedragen aan gemeenten.
  2. 2. Algemene principes voor duurzame verstedelijking. De ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  3. 3. Uitnodigen. De manier waarop de Provincie samen met de partners het voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De Provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

Voor wat betreft de projectlocatie geeft het POL 2014 aan dat de omgeving getypeerd kan worden als 'buitengebied, zoals op onderstaande uitsnede uit de POL-kaart is te zien:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0017.jpg"

Uitsnede POL-kaart

De gronden in het landelijk gebied zonder nadere zonering hebben de typering buitengebied gekregen en hebben vaak een agrarisch karakter, met ruimte voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. Deze zone omvat een breed scala aan gebieden variërend van landbouwgebieden in algemene zin, glastuinbouwgebieden, ontwikkelingsgebieden intensieve veehouderij, verblijfsrecreatieve terreinen, stadsrandzones tot linten en cluster van bebouwing.

Gelet op het feit dat het project aan de Deurneseweg 91 betrekking heeft op het legaliseren van een feitelijk autoverhuurbedrijf dat is gevestigd binnen het bouwvlak en de bebouwing van een agrarische bedrijfsbestemming (glastuinbouwbedrijf) waarbij voor de fysieke uitbreiding van het autoverhuurbedrijf een substantiële kwaliteitsverbetering op onder andere deze locatie wordt bewerkstelligd. Dit komt tegemoet aan het streven van de provincie Limburg naar herbenutting van vrijkomende agrarische bebouwing, eventueel voor andere functies, als dat past binnen het dynamisch voorraadbeheer voor de betreffende functies. Als de mogelijkheden voor verantwoorde herbenutting onvoldoende zijn om blijvende leegstand te voorkomen, ligt sloop voor de hand, daarmee bijdragend aan het behoud en verbeteren van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap. Dat speelt vooral bij vrijkomende bebouwing, gebouwd tussen 1970 en 2000 met minimale historische waarde.

In paragraaf 4.1.2 is aan aangegeven dat er binnen de gemeente Venray geen alternatieve locatie beschikbaar is waar nieuwvestiging van het autoverhuurbedrijf, inclusief bijbehorende bedrijfswoning, mogelijk zou kunnen zijn.

Omdat dit bedrijf ook al sinds eind van de jaren '90 op deze locatie in het buitengebied is gegroeid, ligt het voor de hand dat initiatiefnemer ook op deze locatie wil uitbreiden. Dit project heeft geen substantiële consequenties voor de doelstellingen welke zijn neergelegd in het POL 2014.

Aan de Ringweg 2 is er sprake van een intensief veehouderijbedrijf dat wordt beëindigd en zal worden wegbestemd. Hiervoor in de plaats komt een reguliere woonbestemming.

Ook deze ontwikkeling is niet strijdig met de doelstellingen van het provinciale ruimtelijke beleid.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Strategische visie Venray 2020

De karakteristiek van Venray; een verstedelijkte kern in een groot en landschappelijk buitengebied, met daar omheen een tiental dorpen met ieder een eigen karakteristiek, biedt een groot aantal verschillende woon- en leefmilieus. Daarmee biedt Venray de ruimte voor een gevarieerde en boeiende maatschappelijke omgeving. Venray biedt daarmee een aantrekkelijke leefomgeving voor de regio. Ook voor, goed opgeleide, werknemers.

Venray heeft een centrale ligging in de regio. Daardoor kan Venray op een aantal gebieden een regionale centrumrol vervullen naast Venlo. Door die centrale ligging is Venray ook een aantrekkelijke woongemeente voor mensen die elders in de regio werken, bijvoorbeeld in Venlo, Nijmegen of Eindhoven. Venray is daardoor ook een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven die gebruik willen maken van de kennis en arbeidskracht van deze regio en Venray is een aantrekkelijke plaats voor een aantal (culturele) evenementen dat mikt op een (boven)regionaal publiek. Om deze centrale positie beter te kunnen benutten en te versterken zijn verbeteringen nodig.

Als aanvulling op de Strategische Visie is het beleidsdocument 'Venray, stad in de Peel (2025)' door de raad vastgesteld. Venray heeft de ambitie een kwalitatief economisch knooppunt te zijn met haven Wanssum, EiwitRijk (hét agrofoodcluster van de wereld) en Via Venray/oost-west verbinding. De bereikbaarheid van Venray is goed, en nog steeds in ontwikkeling. De A73 vormt de herkenbare as van de logistieke hotspot Venlo-Venray. De haven van Venray-Wanssum wordt binnen enkele jaren aanzienlijk vergroot, waarmee het een natte toegangspoort wordt voor het bedrijfsleven van Venray zelf en de hele Greenportregio. De opwaardering van de Maaslijn (spoor) en de N270/Via Venray staan ondertussen op de agenda van provincie en Rijk. Het is de uitdaging om samen met anderen die agenda tot uitvoering te brengen.

Naast een logistiek knooppunt is Venray een warm kloppend economisch hart in de regio met gevarieerde werkgelegenheid. Er werken iedere dag ruim 22.000 mensen, met een inkomende pendel van ca. 9000 mensen (Limburgse pendel 2010). Deze medewerkers verdienen hun boterham in agrofood, logistiek, maakindustrie, zorg, retail & toerisme en recreatie. Banen die variëren van hoog tot laag niveau. Venray zet stevig in op duurzame werkgelegenheid waardoor een economische basis voor de leefbaarheid in Venray wordt gecreëerd.

Om de economische en sociale motor te laten draaien heeft het Venrays bedrijfsleven ook in de toekomst arbeidskrachten nodig op alle niveaus. Dat zijn onder meer de jongeren die nu in onze gemeenschappen opgroeien. Om te zorgen dat onze jongeren willen blijven wonen en werken in Venray en de regio, is het de opgave dat er voor de jongeren een aantrekkelijke leef-, werken woonklimaat is.

Binnen de gemeente Venray is er op de diverse bedrijventerreinen op dit moment geen enkele bedrijfslocatie beschikbaar (terstond uitgeefbaar) welke voldoet aan de eisen voor de vestiging van het autoverhuurbedrijf (bron: Rebis Bedrijventerreinen provincie Limburg, november 2020). Er zijn geen locaties beschikbaar met een bedrijfsperceel van 1-1,5 ha met de mogelijkheid om bij het bedrijf te wonen. Op bedrijventerrein Agrobaan Ysselsteyn is volgens Rebis één kavel van voldoende omvang beschikbaar, maar feitelijk is deze al verkocht aan een derde partij die hierop plannen aan het ontwikkelen is. Op bedrijventerrein De Hulst II is nog één kavel van net iets meer dan 1 ha beschikbaar; echter, het is op deze locatie niet mogelijk om een bedrijfswoning erbij te realiseren ten behoeve van enerzijds de bedrijfsbeveiliging en beperking van de kans op onder andere diefstal, en anderzijds het terstond kunnen uitvoeren van reparaties aan voertuigen welke continu in roulatie zijn.

Het bieden van uitbreidingsruimte aan een feitelijk bestaand en goed renderend bedrijf langs één van de hoofdontsluitingswegen in het buitengebied, zorgt ervoor dat de bestaande werkgelegenheid behouden blijft en werkgelegenheid kan bieden aan mensen in deze regio. Het project is derhalve niet strijdig met voornoemde visie.

4.3.2 Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Ysselsteyn

De gemeenteraad van Venray heeft op 28 september 2010 de structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Ysselsteyn vastgesteld. Hierin is een analyse van de huidige situatie van de kern Ysselsteyn en een hierop gebaseerde strategische visie neergelegd. In de strategische visie wordt de visie op Ysselsteyn voor de periode tot 2020 beschreven.

Op basis van de analyse van de huidige situatie zijn de sterktes en zwaktes, en de hiermee samenhangende kansen en bedreigingen van de kern Ysselsteyn in beeld gebracht, hetgeen heeft geresulteerd in een integrale gebiedsvisie. Deze visie voor de kern Ysselsteyn is gestoeld op 4 pijlers, te weten een ruimtelijke, functionele, economische en sociaal maatschappelijke pijler.

In de ruimtelijke pijler wordt aangegeven op welke locaties in en rond de kern nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen mogelijk zijn, en welke voorwaarden hieraan zijn verbonden.

Op basis van de visiebepaling is een aantal speerpunten geformuleerd voor concrete ontwikkelingen in en rond de kern Ysselsteyn. Deze speerpunten zijn opgenomen in de uitvoeringsagenda behorende bij het dorpsontwikkelingsplan. Enkele van deze speerpunten zijn de herinrichting van het Lovinckplein, vermindering van overlast als gevolg van de omliggende intensieve veehouderijen, het stimuleren van bedrijvigheid en een concentratie van de gezondheidszorg in en rondom het dorp.

Op basis van de strategische visie en de hierin geformuleerde speerpunten is een uitvoeringsagenda opgesteld, waarin 14 concrete agendapunten zijn benoemd. Deze punten zijn onder te verdelen in projecten op het gebied van:

  • sociaal maatschappelijke aard;
  • bedrijvigheid;
  • openbare ruimte;
  • milieu;
  • verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0018.jpg"

Analysekaart behorende bij structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Ysselsteyn

Onderhavig bestemmingsplan komt met het wegbestemmen van de het agrarisch bouwvlak en de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ter plaatse van de Ringweg 2 tegemoet aan het streven tot een afwaartse beweging van het aantal intensieve veehouderijen nabij de kern.

Het wegbestemmen van het agrarisch bouwvlak en de aanduiding intensieve veehouderij, omzetting naar een reguliere woonbestemming en de sloop van de stallen noopt tot een financiële impuls door het instemmen met de legalisering van het bestaande autoverhuurbedrijf aan de Deurneseweg 91 en het herbestemmen van die locatie (welke overigens niet binnen het plangebied van de Structuurvisie DOP Ysselsteyn valt), onder de voorwaarde dat ook daar een afname van het bebouwde oppervlak zal plaatsvinden.

4.3.3 Economische visie Venray 2008 - 2020

In haar Economische visie Venray 2008 - 2020 geeft de gemeente Venray verdere invulling aan de doelstelling ‘Venray is kennisintensief’. De visie dient als leidraad voor het gemeentelijk economisch beleid voor de periode 2008 - 2020, met waar nodig een doorkijk naar 2020/2025.

In de economische visie kiest Venray voor de volgende drie speerpunten:

  • Kennis en innovatie;
  • Kwaliteit en duurzaamheid;
  • Regionale identiteit.

Met betrekking tot bedrijvigheid in het landelijk gebied wordt op zoek gegaan naar alternatieve economische dragers. De ruimtelijke kwaliteit is hierbij leidend.

In het bestemmingsplan buitengebied zijn verder concrete randvoorwaarden opgenomen voor niet agrarische bedrijvigheid, waarover meer in paragraaf 4.3.5 van deze plantoelichting.

4.3.4 Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling

De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.

Het ruimtelijk beleid in het stedelijk en het buitengebied is vastgelegd in diverse ruimtelijke visies en bestemmingsplannen. Deze zijn maatgevend voor waar welke ontwikkelingen worden toegestaan. In dit beleid en deze regelgeving wordt ook ingegaan op de ruimtelijke kwaliteit en maatregelen die kunnen worden genomen.

Sommige maatregelen worden niet via een bijdrage voor de ruimtelijke ontwikkeling geregeld. In het bestemmingsplan “Buitengebied Venray 2010” zijn een tweetal uitgangspunten uitgewerkt die rechtstreeks gericht zijn op behoud van de ruimtelijke kwaliteit:

  1. 1. hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB): nieuwvestiging van een niet-agrarisch bedrijf of recreatiebedrijf is alleen in een VAB toe te staan;
  2. 2. bij uitbreiding van woningen, landbouwverwante en kleinschalige bedrijven (meer dan het maximale bebouwingsvolume) is uitbreiding op basis van een sloopregeling mogelijk.

Voor plangebied A is sprake van beide uitgangspunten.

Het provinciale en gemeentelijke beleid is er in beginsel op gericht om nieuwe bedrijfslocaties in het buitengebied te voorkomen. Uitbreiding van bestaande bedrijven in het buitengebied, of van locaties die worden hergebruikt voor bedrijfsvestiging, is alleen toegestaan onder strikte voorwaarden.

De eerste voorwaarde is een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing van het bedrijfsgebouw. Het groen wordt daarbij passend bestemd en beschermd. Bij voorkeur vindt de compensatie binnen de ontwikkeling zelf of in de directe omgeving plaats.

Voor de landschappelijke inpassing aan de Deurneseweg 91, waar de bestaande autoverhuuractiviteiten zullen worden gelegaliseerd en aan deze activiteiten duidelijk omschreven en gemaximeerde gebruiksruimte wordt gegeven, is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, zoals in paragraaf 3.2 aan de orde is geweest.

De tweede voorwaarde betreft de sloopverplichting welke het bevoegd gezag heeft opgelegd aan initiatiefnemer. Met de sloopoppervlakte en sloopkuubs zoals beschreven in paragraaf 3.1 van deze plantoelichting wordt derhalve voldaan aan de sloopverplichting.

4.3.5 Vigerend bestemmingsplan

Voor de plangebieden vigeren de volgende bestemmingsplannen:

Deelgebied A

Naam bestemmingsplan Bestemming Vaststelling Raad
bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010, herziening locatie en regels - bestemming Agrarisch
- functieaanduidingen 'glastuinbouw', 'kas'en 'bedrijfswoning'
- gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone (max. bouwhoogte 85, 90 resp. 95 m)
- gebiedsaanduiding reconstructiewet- zone - verwevingsgebied
20 september 2017

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0019.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding A

Binnen de bestemming aan de Deurneseweg 91 is het exploiteren van een autoverhuurbedrijf niet toegestaan. Daarom is het noodzakelijk om een reguliere bestemmingsplanprocedure te doorlopen.

Deelgebied B

Naam bestemmingsplan Bestemming Vaststelling Raad
bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010, inclusief herziening regels - bestemming Agrarisch
- functieaanduidingen 'intensieve veehouderij' en 'bedrijfswoning'
- gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone (max. bouwhoogte 72 m)
- gebiedsaanduiding reconstructiewet- zone - verwevingsgebied
14 december 2010 resp. 20 september 2017

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0020.jpg"

Afbeelding: Uitsnede verbeelding B

De bestemming aan de Ringweg 2 dient afgestemd te worden op de nieuwe functie 'wonen'

Hoofdstuk 5 Milieu-planologische Aspecten

5.1 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).

De Ringweg in Ysselsteyn is aangewezen als weg met een maximumsnelheid van 30 km/h; ter plaatse van het plangebied deel B loopt deze weg dood. In casu betreft het pand een bestaande agrarische bedrijfswoning, die alleen van bestemming wisselt. Het nieuwe bouwvlak voor de woning blijft gelijk aan het huidige aanduidingsvlak 'bedrijfswoning'. Wanneer de wijziging via het bestemmingsplan wordt gerealiseerd, hoeft er geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op een bestaande woning niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een (burger)woning.

Voor de ontwikkeling aan de Deurneseweg 91 is er geen sprake van planologisch nieuwe bedrijfsactiviteiten welke geluidgevoelig zijn, zodat een onderzoek naar wegverkeerslawaai ook hier niet noodzakelijk is.


Spoorweglawaai

Beide plangebieden liggen niet in een zone van een spoorweg.

5.2 Bodem- En Grondwaterkwaliteit

In het kader van het onderhavige plan wordt binnen het plangebied aan de Ringweg 2 een andere bodemgevoelige functie toegelaten in de vorm van een burgerwoning en aan de Deurneseweg 91 in de vorm van bedrijfsactiviteiten (autoverhuurbedrijf).

Deurneseweg 91

Op 2 juli 2020 is door Econsultancy BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor deelgebied A, waarvan de conclusie onderstaand is weergegeven:

"De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk siltig, zeer fijn tot matig grof zand. De bovengrond is bovendien zwak tot matig humeus. De ondergrond is plaatselijk zwak gleyhoudend. De bovengrond is plaatselijk zwak kolengruishoudend. Verder is plaatselijk asfalt en baksteen aangetroffen in de bodem.

Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Ter plaatse van de kas zijn geen boringen geplaatst daar deze momenteel nog in gebruik is voor het kweken van asperges. Gelet op de analyseresultaten waaruit blijkt dat de omgeving van de kas (anders dan de asfalthoudende bodem) niet verontreinigd is. Geconcludeerd kan worden dat in de kas geen verontreiniging aanwezig is.

Op de onderzoekslocatie zijn de volgende deellocaties onderzocht:

Deellocatie A: gehele onderzoekslocatie

Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd, dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming, niet lijnvormig" (VED-HE-NL). In de zintuiglijk schone bovengrond en de zintuiglijk zwak baksteenhoudende bovengrond zijn analytisch géén verontreinigingen aangetoond. In de zintuiglijk met baksteen en kolengruis verontreinigde laag zijn analytisch lichte verontreinigingen met zink en PAK aangetoond. In de sterk asfalthoudende laag is een lichte verontreiniging met PCB geconstateerd. Verder is een matige minerale olie verontreiniging en een sterke PAK verontreiniging geconstateerd. Analytisch zijn geen verontreinigingen in de zintuiglijk schone ondergrond aangetoond. De matige minerale olie verontreiniging en sterke PAK verontreiniging ter plaatse van boringen A16 en A19 zijn te relateren aan de zintuiglijk sterk asfalthoudende bodem. Het grondwater is in combinatie met deellocatie B onderzocht. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met barium, molybdeen en nikkel aangetoond. De aangetoonde lichte metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan het regionaal voorkomen van verhoogde concentraties van metalen in het grondwater.

De vooraf gestelde hypothese dat de onderzoekslocatie ter plaatse van deellocatie A als "heterogeen verdacht" dient te worden beschouwd, wordt aanvaard.

Deellocatie B: wasplaats, bovengrondse dieseltank en olie-benzine afscheider

Op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem is geconcludeerd, dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met plaatselijk bodembelasting en met een duidelijke verontreinigingskern" (VEP). Alsmede volgens de strategie voor een "verdachte locatie met plaatselijk bodembelasting, ondergrondse opslagtanks" (VEP-OO).

Ter plaatse van de onderzijde van de olie-benzine afscheider is geen verontreiniging met minerale olie aangetoond, de gehalten liggen onder het detectielimiet. Verder is de bovengrond, ter plaatse van de bovengrondse dieseltank niet verontreinigd met minerale olie. De bovengrond nabij de wasplaats is eveneens niet verontreinigd met minerale olie.

In het grondwater dat in combinatie met deellocatie A is onderzocht (peilbuis 01) is geen verontreiniging met minerale olie of aromaten aangetoond.

De vooraf gestelde hypothese dat de onderzoekslocatie ter plaatse van deellocatie B als "plaatselijk verdacht" dient te worden beschouwd, wordt verworpen.

Conclusie en advies

Econsultancy adviseert om de aard en de omvang van de vastgestelde matige minerale olie en sterke PAK verontreinigingen ter plaatse van boringen A16 en A19 (traject 0,08-0,3 m -mv) nader te onderzoeken. Hierbij dienen ook boringen A18, A21 en B04 waar eveneens een asfalthoudende laag is aangetroffen in het onderzoek meegenomen te worden. Echter, gelet op het feit dat de locatie momenteel als agrarisch is bestemd en de locatie gewijzigd wordt in bedrijf (minder gevoelige functie), vormen deze verontreinigingen geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Voor de omgevingsvergunning bouwen is het nader bodemonderzoek wel noodzakelijk. Econsultancy acht in verband met het ontbreken van puin(resten) een verkennend/nader onderzoek asbest in bodem/puin conform de NEN 5707/5897 niet noodzakelijk.

Algemeen

Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het “Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAShoudende grond en baggerspecie (d.d. 29 november 2019) of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing."

Dit verkennend bodemonderzoek is integraal aan de planstukken toegevoegd.

Ringweg 2

In juni en oktober 2020 is door HMB een verkennend bodemonderzoek (asbest) uitgevoerd. In dit onderzoek is het volgende geconcludeerd:

"Deellocatie A: onverdacht terrein

Geconcludeerd wordt dat de hypothese “onverdachte locatie” geen stand houdt. In de grond zijn geen van de onderzochte parameters aangetoond in een gehalte boven de achtergrondwaarden. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met zink en / of barium aangetoond. Zware metalen in het grondwater is in Noord-Limburg een bekend verschijnsel. De verhoogde gehalten met metalen worden derhalve toegeschreven aan van nature verhoogde achtergrondgehalten.

Deellocatie D en E: bovengrondse dieseltanks

Geconcludeerd wordt dat de hypothese “verdachte locatie” ten aanzien van de bovengrondse dieseltanks geen stand houdt. In zowel de grond als het grondwater zijn geen verontreinigingen met minerale olie en/of BTEXN aangetoond.

Deellocatie B en C: druppelzones

Ter plaatse van de druppelzones is geen noemenswaardig verhoogd gehalte asbest in de grond aangetoond.

Deellocatie F Puinverharding

Conform de uitgevoerde toetsing zou het puin, met uitzondering van het asbest, toepasbaar zijn voor hergebruik als niet-vormgegeven bouwstof. Op basis van de asbestanalyses blijkt dat in de puinverharding, ter plaatse van proefgat P4, asbest is aangetoond in een gehalte boven de maximale samenstellingswaarde (100 mg/kg d.s.).

De aangetoonde gehalten asbest in de puinverharding vormen een belemmering voor het gebruik van de onderzoekslocatie.

Aanbevelingen

Naar aanleiding van het aangetroffen / aangetoonde asbest ter plaatse P4 wordt geadviseerd een aanvullend onderzoek asbest uit te voeren.

Ter plaatse van de overige deellocatie is er geen aanleiding om nader bodemonderzoek te adviseren."

Dit verkennend bodemonderzoek is integraal aan de planstukken toegevoegd.

Het aanvullend onderzoek naar asbest is, conform aanbeveling, inmiddels uitgevoerd en als bijlage toegevoegd aan de plantoelichting.

5.3 Luchtkwaliteit

De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.

De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).

Onderhavig plan (deelgebied B) heeft betrekking op de omzetting van een agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het project per saldo niet in betekende mate bedraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, dan wel zelfs bijdraagt aan de verbetering van de luchtkwaliteit door ook het formeel staken van agrarische bedrijfsactiviteiten.

Voor de omgekeerde werking zijn eveneens de vigerende en de gewenste woonfuncties beschouwd. Het nieuwe bouwvlak 'wonen' blijft gelijk aan het huidige aanduidingsvlak 'bedrijfswoning'. De afstand van de woonfunctie tot omliggende agrarische en niet agrarische bedrijven en de Ringweg 2 blijft dus gelijk aan de huidige situatie. Het huidige woon- en leefklimaat blijft daarmee gegarandeerd en wordt zeker niet slechter.

Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor dit deel van het project.

Voor deelgebied A zullen de verkeersbewegingen welke nu te relateren zijn aan de vigerende planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, 'beëindigd' worden en hiervoor zullen de verkeersbewegingen als gevolg van het (reeds feitelijke gebruik als) autoverhuurbedrijf in de plaats komen. Het aantal verkeersbewegingen zal op basis van de voorziene bedrijfsvoering circa 160 stuks per etmaal bedragen.

Via de NIBM-rekentool is een berekening gemaakt waaruit blijkt dat bij een toename van het aantal van 160 verkeersbewegingen per dag (waarvan 70% zwaarder verkeer) sprake is van 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0021.jpg"

Afbeelding: uitvoer NIBM-tool

Luchtkwaliteit vormt derhalve duidelijk ook geen belemmering voor dit deel van het plan.

5.4 Externe Veiligheid

5.4.1 Risicovolle inrichtingen (Bevi)

De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu (of het Activiteitenbesluit) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi zijn specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen of inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6/jr.

Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).

Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.

Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij om kan komen. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.

De bedrijfsgebouwen (plangebied A) zijn te kwalificeren als een (beperkt) kwetsbaar object. Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg ligt in de directe omgeving (in een straal van 500 m) van het plangebied géén risicovolle inrichting of risicovolle installatie.

Voor plangebied deel B vinden er geen relevante wijzigingen plaats.

5.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.

De dichtstbijzijnde wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn de N270 (Deurneseweg) en de N277 (Jan Poelsweg).

In het rapport 'Externe veiligheid provinciale wegen' van de Provincie Limburg zijn ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N277 geen gegevens opgenomen. Ten aanzien van de N270 zijn wel transport gegevens bekend. Uit bijlage 4 van het betreffende rapport (kaartbeelden plaatsgebonden risico en groepsrisico huidige situatie) kan worden afgeleid dat ten aanzien van de N277 mag worden aangenomen dat dit aantal aanmerkelijk lager zal liggen. Gelet op deze lage transportintensiteiten, de afstand van de plangebieden tot de N277 (ruim 500 m) en de minimale impact op het aantal personen binnen beide deelgebieden, zal het groepsrisico als gevolg van deze transportas de oriëntatiewaarde niet benaderen of overschrijden.

Op de Risicokaart Limburg zijn voor de N270 de vervoershoeveelheden gevaarlijke stoffen opgenomen, gebaseerd op tellingen die zijn uitgevoerd in 2010. Op basis van de rapportage ‘Toekomstverkenningen Vervoer Gevaarlijke Stoffen over de Weg’ kan een doorkijk gemaakt worden voor transporten van bepaalde gevaarlijke stoffen over rijkswegen in 2020. De doorkijk is bepaald met behulp van het Global Economy scenario. Hierbij worden aan de reeds bestaande tellingen bepaalde groeifactoren toegekend.

In onderstaande tabel zijn de vervoersintensiteiten voor 2020 weergegeven voor 3 soorten gevaarlijke stoffen, namelijk LF1 en LF2-stoffen (brandbare vloeistoffen) en GF3-stoffen (brandbare gassen/ LPG en propaan):

Vervoershoeveelheden N270 (jaarintensiteiten)
N270 LF1 LF2 GF3
Wegvak B124:N270/N277 (bij
Ysselsteyn)-A73/N270 (A73 afrit 9 Venray)
673 224 390

De PR-contour 10-6/jr bedraagt hier 0 meter. Deelgebied A grenst aan de N270.

Nu het bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat binnen 200 meter van een transportroute is gelegen, dient te worden ingegaan op:

  1. a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg (bestrijdbaarheid), en
  2. b. voor zover dat plan betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet (zelfredzaamheid).

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om de taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied is zeer goed bereikbaar voor hulpdiensten, gelet op de ligging aan de provinciale weg. Tevens zijn er binnen en nabij het plangebied voldoende opstelmogelijkheden en is de bereikbaarheid voor voertuigen van de hulpverleningsdiensten goed te noemen. Als bluswatervoorziening zal gebruik moeten worden gemaakt van de bestaande voorzieningen/brandkranen.

Zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om op eigen kracht zich in veiligheid te brengen. De mogelijkheden voor zelfredding zijn afhankelijk van het incidentscenario. Zelfredding kan een zeer belangrijke bijdrage leveren aan het reduceren van het aantal slachtoffers omdat de meeste slachtoffers vooral in de eerste minuten tot het eerste halfuur van het ongeval vallen. Naast verschillen per scenario zijn er andere factoren die de mate van zelfredding beïnvloeden. Aanwezigheid van bijvoorbeeld vluchtwegen, mate van voorbereid zijn, het aantal mensen en hun fysieke condities en het al dan niet tijdig geven van duidelijke instructies zijn belangrijke factoren.

Voor het beschouwde scenario als gevolg van een incident op de provinciale weg geldt dat dit direct zichtbaar is voor de aanwezigen in het plangebied. Vluchten is mogelijk via de ontsluiting(en) op de N270, mits er geen bijzondere beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen. In beginsel betreffen de aanwezigen de (huidige) bewoners van de woning (omdat er reeds sprake is van een bedrijfswoning, wijzigt het groepsrisico niet en mag er vanuit worden gegaan dat zij zelfredzaam zijn) en het personeel van het bedrijf (eveneens zelfredzaam). De afstand van het bedrijfsgebouw tot aan de openbare weg bedraagt circa 25 meter; het nieuwe bedrijfsgebouw zal aan de achterzijde ruime gevelopeningen krijgen welke als vluchtmogelijkheden gebruikt worden voor aanwezige personen en welke de aanwezigen extra mogelijkheden en tijd geeft om zich van het incident weg te verplaatsen.

Tevens dient te worden ingegaan op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld, rekening houdend met de in dat gebied reeds aanwezige personen en de personen die in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan of de geldende bestemmingsplannen of een omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten zijn, en de als gevolg van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft.

De verantwoording behoeft niet plaats te vinden indien het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen met niet meer dan tien procent toeneemt, en de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen niet wordt overschreden.

Er is een vergelijking gemaakt van het aantal aanwezige personen in de bestaande en de nieuwe situatie:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0022.jpg"

Uit deze tabel blijkt dat de dichtheid van het aantal personen licht toe zal nemen, op basis van de nieuwe planologische regeling. Feitelijk zijn deze personen al binnen dit deelgebied aanwezig.

Aangezien het groepsrisico als gevolg van de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan niet significant zal toenemen, de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt benaderd, en het nemen van bronmaatregelen in het kader van onderhavige bestemmingsplanprocedure niet mogelijk is, is het niet noodzakelijk dat het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen verder wordt verantwoord.

Op 3 september 2020 heeft de Veiligheidsregio Noord-Limburg een advies uitgebracht ten aanzien van onderhavig project. Hierin zijn aanbevelingen meegegeven aan initiatiefnemer.

5.5 Milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

5.5.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk' , 'rustig buitengebied' of vergelijkbare omgevingstypen;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

5.5.2 Invloed milieuhinder op het plangebied

Plangebied A

In de directe nabijheid van het plangebied A bevinden zich in een straal van 300 meter, drie (agrarische) bedrijven. De geurhindercontouren van de omliggende veehouderijen in relatie tot onderhavig plangebied zijn op onderstaande afbeeldingen in kaart gebracht:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0023.jpg"

Kaart individuele geurcontouren

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0024.jpg"

Kaart indicatieve achtergrondbelasting geur

Door de wijziging van de agrarische bedrijfsbestemming naar een reguliere bedrijfsbestemming zullen deze omliggende bedrijven niet gehinderd worden in hun bedrijfsvoering omdat er op kortere afstand van die bedrijven reeds geurgevoelige objecten (burgerwoningen) zijn gelegen.

Tabel 3 in paragraaf 3.1 geeft een overzicht van de berekende maximale voorgrondbelasting ter plaatse van het beoogd plangebied aan de Deurneseweg 91.

Op 4 novembr 2020 is een geuronderzoek (toegevoegd als bijlage bij deze plantoelichting) uitgevoerd om te bepalen of er ter plaatse van deelgebied A sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Ten behoeve van de beoordeling van het aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij ruimtelijke plannen worden de normen zoals opgenomen in de aanvulling op de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij gemeente Venray in acht genomen. In de aanvullende gebiedsvisie is het plangebied gelegen in het buitengebied. Voor dit gebied is een maximale voorgrondbelasting van 14,0 OUE/m3 toegestaan waarbij nog sprak is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Uit de berekeningen van V-stacks vergunning blijkt de voorgrondbelasting van het bedrijf aan de Deurneseweg 87 11,0 OUE/m3 te bedragen. Uit bovenstaande blijkt dat de maximale toegestane voorgrondbelasting van 14 OUE/m3 niet wordt overschreden.

Concluderend kan gesteld worden dat voor de locatie Deurneseweg 91 te Heide sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Tevens zijn er in een straal van 300 meter vanuit deelgebied A 3 burgerwoningen gelegen, en logischerwijs de drie bij de agrarische bedrijven behorende bedrijfswoningen.

Binnen deelgebied A zal de agrarische bedrijfsbestemming gewijzigd worden in een reguliere bedrijfsbestemming in die zin dat daar waar nu agrarische bedrijvigheid is toegestaan, de nieuwe bedrijfsbestemming het mogelijk maakt om kleinschalige bedrijven in de categorie 1 en 2 en specifiek een autoverhuurbedrijf te exploiteren. Verhuur in personenauto's betreft een inrichting in de milieucategorie 2; verhuur van overige transportmiddelen betreft een categorie 3.1 inrichting.

De richtafstanden bedragen ingeval van categorie 2 30 m en ingeval van categorie 3.1 50 m.

De woning aan de Deurneseweg 90 ligt zonder meer binnen een afstand van 50 m vanuit de nieuwe bedrijfsbestemming; de woning aan de Deurneseweg 89 ligt feitelijk op een afstand van meer dan 50 m vanuit de nieuwe bedrijfsbestemming, maar het bestemmingsvlak Wonen grenst direct aan de bestemmings Bedrijf. Beide woningen bevinden zich planologisch gezien dus binnen de milieuzone van het (planologisch) nieuw te realiseren bedrijf.

Binnen de vigerende agrarische bestemming is het nu toegestaan om een glastuinbouwbedrijf uit te oefenen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', waarbij ook activiteiten behorende tot een agrarisch bedrijf zijn toegestaan. Een agrarisch bedrijf is een bedrijf dat naar aard en omvang uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren evenals een productiegerichte paardenhouderij inclusief pensionstal. Het houden van graasdieren en een paardenfokkerij zijn eveneens activiteiten in de milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 m.

De nieuwe bestemming vergelijkend met de vigerende bestemming kan worden geconcludeerd dat de (maximale) omvang van de milieuzone niet wijzigt.

Voor de te verwachten milieuhinder vanuit het autoverhuurbedrijf is met name het aspect 'geluid' relevant. Om te beoordelen welke impact de geluidsuitstraling heeft om omliggende woningen, heeft K-Plus een akoestisch onderzoek uitgevoerd vanwege de geluiduitstraling van werkzaamheden en activiteiten binnen de inrichting.

Uit de resultaten van de berekeningen voor Autoverhuur de Mulder kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • Met betrekking tot de langtijdgemiddelde geluidniveaus kan worden gesteld dat in de representatieve bedrijfssituatie voldaan wordt aan de grenswaarde op de gevels de woningen.
  • Met betrekking tot de maximale geluidniveaus kan gesteld worden dat de inrichting voldoet aan maximale geluidniveaus.
  • Met betrekking tot het aan- en afvoerende verkeer naar en van de inrichting kan gesteld worden dat in de representatieve bedrijfssituatie voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) uit de schrikkelcirculaire.

Dit akoestisch onderzoek is integraal als bijlage aan de toelichting toegevoegd.

Verder zal altijd voldaan moeten worden aan de voorwaarden welke volgen uit het Activiteitenbesluit, waardoor onaanvaardbare hinder tot een minimum beperkt wordt. Er zal derhalve tijdig een melding in het kader van het Activiteitenbesluit te worden gedaan.

Plangebied B

Het plangebied wordt omringd door agrarische gronden en weinig bebouwing. Op circa 160 m vanuit het plangebied begint de bebouwde kom. Er is dus sprake van een rustig buitengebied.

In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich (buiten burgerwoningen) alleen maar agrarische (veehouderij)bedrijven.

Voor het toetsen van een aanvaardbaar woon- en/of leefklimaat ter plaatse van het plangebied en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Buiten de bebouwde kom geldt een vaste afstand van 50 meter tot een emissiepunt van een veehouderij en 25 meter afstand tot de gevel van een stal van een veehouderij. Aan deze afstanden wordt voldaan.

De gemeenteraad van de gemeente Venray heeft een Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. In deze verordening wijkt de gemeente Venray deels af van de wettelijke normen uit de Wgv. De geurverordening van de gemeente Venray stelt de volgende normen:

  • Bestaande woongebieden 3,0 ouE/m3
  • Zoekgebieden woningbouw en bedrijventerreinen 8,0 ouE/m3
  • Buitengebied 14,0 ouE/m3

De normstelling is onderbouwd in de Gebiedsvisie geurhinder en veehouderij (inclusief aanvulling uit 2011).

Bij de beoordeling of het woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van het plangebied acceptabel is, dient de geurbelasting veroorzaakt door de individuele bedrijven (voorgrondbelasting) en de geurbelasting op het plangebied veroorzaakt door alle veehouderijen samen (achtergrondbelasting) in beeld te worden gebracht. Beoordeeld moet worden of de belasting acceptabel is.

Voorgrondbelasting

Ter plaatse van het onderhavige plangebied geldt er conform de Geurverordening een geurnorm van 14 ouE/m3. Door de recente beëindiging van de intensieve veehouderij op de locatie Heidse Peelweg 47 is de individuele geurcontour van dat bedrijf verdwenen en met dit plan vervalt de geurcontour van de 'eigen' locatie Ringweg 2. Uit de geurhinderkaart met de voorgrondgeurbelastingen blijkt dat er in dat geval geen 14 ouE/m3 -geurcontouren van andere intensieve veehouderijen over het plangebied liggen. De geurcontouren (in het jaar 2018) van de veehouderijbedrijven rondom Ysselsteyn zien er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0025.jpg"

Uitsnede geurhinderkaarten (voorgrondgeurbelasting)

Achtergrondbelasting

Voor plannen binnen het invloedsgebied van intensieve veehouderijen geldt dat, alvorens er gebouwd kan worden, verzekerd dient te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit de gemeentelijke kaart 'Achtergrondbelastingen Geurhinder' (november 2018) blijkt dat er ter plaatse van de Ringweg 2 sprake is van een extreem slecht leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0026.jpg"

Als gevolg van de beëindiging van de intensieve veehouderij aan de Ringweg 2 zal dit extreem slechte woon- en leefklimaat geheel verdwijnen en plaatsmaken voor een redelijk goed woon- en leefklimaat.

Geur vormt daardoor geen belemmering voor dit plandeel.

5.6 Kabels, Leidingen En Straalpaden

5.6.1 Inleiding

Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding en in de planregels geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, afvalwatertransport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.

5.6.2 Gas-, olie-, brandstof- of watertransportleidingen en hoogspanningskabels

Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van bodem/milieu.

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen leiding- of hoogspanningkabeltracés welke belemmerend zijn voor het project.

5.6.3 Obstakelbeheer- en radarverstoringsgebied

Het plangebied bevindt zich niet binnen een straalpad van telecomvoorzieningen. Wel ligt het plangebied in het radarverstoringsgebied dat hoort bij de radar die staat op vliegbasis Volkel. Objecten hoger dan 65 meter boven NAP binnen een straal van 28 km van het radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en zijn derhalve in beginsel niet toegestaan. Op de algemene hoogtekaart van Nederland is te zien dat het plangebied is gelegen op zodanige hoogte, dat met de planregels de toegestane bouwhoogte van het "object" niet boven 65 meter boven NAP uit zal komen en dus geen belemmering vormt voor de radarverbinding.

Gelet op het bovenstaande mag worden gesteld dat met het onderhavige bestemmingsplan de belangen van defensie niet worden geschaad.

5.6.4 Niet gesprongen explosieven

Het grondgebied van de kern Venray en richting Overloon heeft in de 2e wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen.

Als gevolg van de bestaande bebouwing binnen beide plangebieden en de voorzienen bebouwing aan de Deurneseweg 91 zal de bodem niet méér geroerd worden dan dat nu reeds het geval is.

Op het moment dat er sloop danwel nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden, wordt er geroerd in de grond. Derhalve wordt geadviseerd om bij sloop en/of nieuwe ontwikkelingen/bouw- activiteiten een detectie onderzoek uit te (laten) voeren.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Waterbeleid

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:

  1. 1. Circa 10% van het plangebied reserveren voor water.

Doorgaans zijn lager gelegen gebiedsdelen het meest geschikt. Nagaan of plangebied nodig is voor wateropgave van omliggende gebieden; zorgen dat geen logische waterstructuren worden geblokkeerd.

  1. 2. Rekening houden met hoogteverschillen in plangebied en omgeving.

Voorkomen van wateroverlast en erosie door afstromend water vanuit de omgeving naar het plangebied en andersom.

  1. 3. Uitvoeren van bodem- en infiltratieonderzoek en bepalen grondwaterstand.

Input voor ontwerpen van het hemelwatersysteem. Denk ook aan bodemverontreinigingen.

  1. 4. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwaliteit.

Schoonhouden, scheiden, zuiveren.

  1. 5. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwantiteit.

Hergebruik water, vasthouden in de bodem (infiltratie), tijdelijk bergen, afvoeren naar oppervlaktewater, afvoeren naar gemengd of DWA-riool.

  1. 6. Toepassen voorkeurstabel afkoppelen.

Verantwoorde systeemkeuze conform voorkeurstabel; maatwerk per situatie. Bij voorkeur toepassen van bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen. Bij diepte-infiltratie gelden zeer strenge randvoorwaarden; liever geen diepte-infiltratie toepassen.

  1. 7. Voldoende opvangcapaciteit en een duurzame leegloop realiseren.

Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op 100 mm per etmaal voor Noord Limburg (ten noorden van Sittard) en 80 mm per twee uur ten zuiden van Sittard met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur.

  1. 8. Beheer en onderhoud regelen.

Denk aan bereikbaarheid, controlemogelijkheid, verantwoordelijkheid.

6.2 Waterhuishoudkundige Situatie Plangebied

Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem worden aangelegd om de hoeveelheid regenwater te verwerken die gelet op het ter plaatse aan de orde zijnde (nieuw) afvoerend verhard oppervlak (bebouwing inclusief erfverhardingen) binnen het plangebied valt.

Deelgebied A

Op onderstaande afbeelding zijn de nabij de Deurneseweg 91 gelegen primaire watergangen weergegeven. Deze watergangen blijven ongewijzigd behouden en hier zal ook geen hemelwater op worden geloosd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0027.jpg"

Afbeelding: waterlopen nabij Deurneseweg 91

De K-waarde (geeft de mate van infiltratiegeschiktheid aan) van het plangebied bedraagt volgens de kaart inzake de bodemdoorlatendheid (K-waarde) van de gemeente Venray van het waterschap 0,45 - 0,75 m/dag. De onderhavige gronden zijn derhalve gemiddeld geschikt voor hemelwaterinfiltratie. Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de gekozen infiltratievoorziening wordt uitgegaan van een neerslaggebeurtenis waarbij 100 mm neerslag valt in 24 uur. De te realiseren waterbergingsruimte kan dan berekend worden door de toename van het afvoerend verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met 0,1 m.

De benodigde buffercapaciteit wordt berekend over de nieuw te realiseren bebouwing en bedraagt in casu 1850 m2 x 0,1 m = 185 m3

Er zal derhalve moeten worden voorzien in een buffer van 185 m3. Deze infiltratievoorziening zal op onderstaande wijze geïntegreerd worden in de landschappelijke inpassing:

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0028.jpg"

Afbeelding: duiding hemelwaterinfiltratie langs perceelsgrens

Onder de erfverharding zal verder voorzien worden in een hemelwaterinfiltrerende onderlaag.

Deelgebied B

Op onderstaande afbeelding zijn de nabij de Ringweg 2 gelegen primaire watergangen weergegeven. Deze watergangen blijven ongewijzigd behouden en hier zal ook geen hemelwater op worden geloosd. afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP20022-va01_0029.jpg"Afbeelding: waterlopen nabij Ringweg 2

Hier is sprake van een afname van bijna 1500 m2 verhard oppervlak (sloop agrarische bedrijfsgebouwen). Verder zal er geen nieuwe bebouwing worden toegevoegd, waardoor er een verbeterde situatie resteert ten aanzien van hemelwaterinfiltratie.

Afvoer van bedrijfs- en huishoudelijk afvalwater dient altijd plaats te vinden via het aanwezige rioleringssysteem.

Bouwmaterialen

De gemeente Venray streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve, voorzover relevant, geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.

6.3 Overleg Waterschap

Vooroverleg met en advies van het Waterschap Limburg maakt onderdeel uit van de watertoets. Het Waterschap Limburg heeft evenwel aangegeven dat bij plannen met een toename van het nieuw afvoerend verhard oppervlak van minder dan 2000 m2 en waarbij het plangebied niet is gelegen in specifieke aandachtsgebieden, geen vooroverleg plaats hoeft te vinden met het watertoetsloket. Het plan leidt niet tot een toename van het afvoerend verhard oppervlak van meer dan 2000 m2 en ligt niet in een specifiek aandachtsgebied.

Specifiek wateradvies door het Waterschap is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • plantoelichting
  • planregels;
  • verbeelding.

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:

  • Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012;
  • PraktijkRichtlijn BestemmingsPlannen (PRBP) 2012;
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI) 2012.

7.2 Planmethodiek

Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.

Verder is aansluiting gezocht bij de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 (inclusief herziening regels en locaties).

7.3 Verbeelding

In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.

Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn geen verschillen te vinden.

7.4 Planregels

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.

In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de doeleindenomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid zijn een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.

In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels, de algemene procedureregels voor wijzigingen, ontheffingen en nadere eisen en de overige regels.

In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Omdat onderhavig bestemmingsplan slechts een partiële herziening inhoudt, zijn in de regels ook slechts de van toepassing zijnde bepalingen opgenomen.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid, Kostenverhaal En Planschade

De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding.

Met het afsluiten van een planschadeverhaalsovereenkomst wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Venray komt maar voor rekening van de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Procedure

Elk nieuw bestemmingsplan ontstaat uit een initiatief. De totstandkoming begint met de beslissing dat een bestemmingsplan zal worden opgesteld.

Conform artikel 3.1.1. Bro worden de Provincie Limburg en het Waterschap Limburg in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.

Artikel 3.8 Wro regelt de procedure van het bestemmingsplan. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Hierbij zijn een aantal aanvullingen:

1. kennisgeving, zoals bedoeld in artikel 3:12 Awb, dient tevens te worden gepubliceerd in de Staatscourant en langs elektronische weg te worden verzonden;

2. het ontwerpbestemmingsplan dient te worden verstuurd aan het Rijk, Provincie, Waterschappen en aan de besturen van bij het plan een belang hebbende gemeenten;

3. kennisgeving aan de eigenaren van percelen welke de bestemming in de naaste toekomst zal worden verwezenlijkt;

4. door een ieder kunnen zienswijzen naar voren worden gebracht;

5. de gemeenteraad zal binnen 12 weken, na de ter inzage termijn te beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan (termijn van orde).

Binnen twee weken wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Indien door Gedeputeerde Staten (GS) een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen, dan vindt bekendmaking plaats binnen zes weken na vaststelling. Dit geldt tevens indien de gemeenteraad bij de vaststelling wijzigingen aanbrengt ten opzichte van het ontwerp. In deze gevallen zend het college na vaststelling onverwijld een afschrift van het raadsbesluit aan GS.

Indien het Rijk of de Provincie gebruik wil maken van haar aanwijzingsbevoegdheid gaat deze termijn niet op. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt dan, met uitsluiting van het onderdeel waarop het aanwijzingsbesluit ziet, samen met het aanwijzingsbesluit bekend gemaakt.

Het besluit treedt in werking 1 dag na afloop van de beroepstermijn.

Overleg

In het kader van het wettelijk overleg heeft onder meer overleg plaatsgevonden met de Provincie Limburg en het Waterschap.

Omgevingsdialoog

Voorafgaand aan het opstellen van onderhavig bestemmingsplan zijn omwonenden door initiatiefnemers op de hoogte gesteld van de plannen. Het verslag van deze omgevingsdialoog is ter hand gesteld aan het bevoegd gezag.

Inspraak en zienswijzen ontwerp-bestemmingsplan

Het ontwerp-besluit tot wijziging van het bestemmingsplan heeft van 22 december 2020 tot en met 1 februari 2021 voor een ieder ter inzage gelegen.

Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlagen

Bijlage 1 Aerius-calculatie

Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek Deurneseweg 91

Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek Ringweg 2

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Deurneseweg 91

Bijlage 5 Lip Deurneseweg 91

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Deurneseweg 91

Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek Ringweg 2

Bijlage 8 Aanvullend (Bodem) Onderzoek Asbest Ringweg 2

Bijlage 9 Geuronderzoek Deurneseweg 91