KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
2.1 Bebouwing En Functies
2.2 Ontsluiting
2.3 Groen En Water
Hoofdstuk 3 Plan
3.1 Bebouwing En Functies
3.2 Verkeer En Parkeren
3.3 Groen En Water
3.4 Duurzame En Gezonde Leefomgeving
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Nationaal Niveau
4.2 Provinciaal Niveau
4.3 Regionaal Niveau
4.4 Gemeentelijk Niveau
Hoofdstuk 5 Milieutechnische Aspecten
5.1 Bodem
5.2 Geluid
5.3 Milieuzonering
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Kostenverhaal
6.2 Maatschappelijk
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
7.2 Planregels
Bijlage 1 Inrichtingsschets
Bijlage 2 Omgevingsdialoog

Sparrendreef (ong.), Oostrum

Bestemmingsplan - Gemeente Venray

Vastgesteld op 02-11-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Sparrendreef (ong.), Oostrum met identificatienummer NL.IMRO.0984.BP21013-va01 van de gemeente Venray

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

een grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten en uitstraling daarvan zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de bijbehorende bouwwerken in overwegende mate met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.6 aan huis verbonden beroepsmatige activiteit

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, maatschappelijk, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en bijbehorende bouwwerken, in overwegende mate met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.7 abiotische waarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.

1.8 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die worden bepaald door de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.11 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bestaand

  • bouwwerk: een ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig bouwwerk.
  • gebruik: het gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.16 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, dat niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan dat hoofdgebouw.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwvlak, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 containerteeltvlak

grond, afgedekt met plastic en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.22 cultuurhistorische waarde

de waarden aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegen- en slotenpatroon, de verkavelingstructuur of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.

1.23 dagrecreatief medegebruik 1

extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden, hobbyweides of kanoën.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 doeleinden van openbaar nut

kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes en straatvoorzieningen.

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 geluidhinder veroorzakende inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en worden aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50).

1.28 horecavoorziening

voorzieningen voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor

gebruik ter plaatse alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies.

1.29 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of stacaravans dan wel ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuigen of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.31 leisure functies

bezoekersintensieve stedelijke voorzieningen op het vlak van indoor sport en spel, waarvoor vanwege de omvang en/of de verkeersaantrekkende werking en/of geluidsoverlast elders geen geschikte plek is. Voorbeelden zijn fitnesscentra, sportscholen, indoor speeltuinen/hallen, kartbanen, lasergame en wellness complexen zoals sauna’s. Horeca kan hier ondergeschikt deel van uitmaken.

1.32 mantelzorg

zorg die mensen vrijwillig en onbetaald verlenen aan mensen met fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen in hun familie, huishouden of sociale netwerk; het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is.

1.33 mantelzorgindicatie

een indicatie dat sprake is van een zorgbehoefte en een daarvan afgeleide noodzaak tot huisvesting ten behoeve van mantelzorg, die dient te worden vastgesteld door het gemeentelijke Wmo loket.

1.34 milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, flora en fauna et cetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse is geborgd.

1.35 perceelsgrens

een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.

1.36 peil

voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.37 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.38 seks- en/of pornobedrijf

een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een seks-winkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.39 straatprostitutie

het zich op de openbare weg resp. in openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. in openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen (met een ander) tegen vergoeding. Straatprostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.40 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.41 weg

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemd(e) weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.42 Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning; regelt een samenhangend aanbod van zorg- en welzijnsvoorzieningen die gemeenten verstrekken aan mensen die zorg nodig hebben, bijvoorbeeld huishoudelijke verzorging, woningaanpassingen of vervoer naar dagactiviteiten; gericht op het bevorderen van maatschappelijke participatie en civil society.

1.43 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.44 zorgbehoefte

behoefte aan zorg; in het kader van beleid gebruikt voor de veronderstelde wens en noodzaak van zorg.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 de afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de breedte van bouwpercelen

tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde perceelsgrens.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 Lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren). De in deze regels gegeven regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. bijgebouwen;
  3. c. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige- en infiltratievoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder waterhuishoudkundige en parkeervoorzieningen, paden en verhardingen, in- en uitritten en tuinen en erven, met dien verstande dat:

  1. e. infiltratie van hemelwater voldoet aan het bepaalde in artikel 5.2;
  2. f. parkeervoorzieningen voldoen aan het bepaalde in artikel 5.3.

3.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan aan deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Algemeen

  1. a. Het is niet toegestaan te bouwen gebouwen buiten de op de verbeelding aangegeven bestemmings- en bouwvlakgrenzen behoudens waar aangegeven in deze regels.
  2. b. Reeds bestaande afwijkingen van de in deze regels gegeven maatvoering mogen worden gehandhaafd.

5.2 Infiltratie

5.3 Parkeergelegenheid

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 meter worden;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10 meter;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de verhoging niet meer dan 3 meter bedraagt;
  7. g. van de bestemmingsregels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.

7.2 Voorwaarden ten aanzien van de omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan uitsluitend een omgevingsvergunning verlenen indien

geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  2. b. het woon- en leefklimaat;
  3. c. de waterstaatkundige belangen;
  4. d. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  5. e. de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de op de verbeelding ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 5 meter te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische, landschappelijke- of natuurwaarden;
  3. c. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  4. d. door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  5. e. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
  6. f. door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
  7. g. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

9.1 Bij omgevingsvergunning

Indien het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in deze regels wil verlenen is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

9.2 Bij wijziging

Indien Burgemeester en Wethouders gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid dienen de regels in artikel 3.6 lid 5 Wro in acht te worden genomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Sparrendreef (ong.), Oostrum'

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Sparrendreef (ong.), Oostrum" van de gemeente Venray.

1.1 Aanleiding En Doel

Op de locatie aan de Sparrendreef is middels het wijzigingsplan ''Sparrendreef ong. (tussen 4 en 6) Oostrum'' (2013) mogelijk gemaakt dat tussen de adressen 4 en 6 enkel woonwerkkavels gerealiseerd mogen worden. De afgelopen jaren is gebleken dat er geen belangstelling is voor deze woonwerkkavels. De initiatiefnemer is voornemens om op de locatie naast de woning Sparrendreef 6 een reguliere woning te realiseren.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende wijzigingsplan "Sparrendreef ong. (tussen 4 en 6) Oostrum", omdat reguliere woningen ter plaatse van de bestemming 'Wonen – Bedrijf' niet zijn toegestaan. De gemeente Venray heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels voor het realiseren van één reguliere woning.

1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21013-va01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21013-va01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Venray, sectie S, nummer 137 (gedeeltelijk).

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.940 m². De gronden zijn particulier in eigendom.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het wijzigingsplan "Sparrendreef ong. (tussen 4 en 6) Oostrum", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 26 november 2013. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21013-va01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND WIJZIGINGSPLAN

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Wonen - Bedrijf'. De gronden zijn in deze bestemming onder andere aangewezen voor bedrijfswoningen, bijgebouwen en parkeervoorzieningen alsmede laad- en losvoorzieningen op eigen terrein.

Conclusie

Het initiatief betreft de realisatie van één reguliere woning binnen de bestemming 'Wonen - Bedrijf'. Binnen deze bestemming is de bouw van één reguliere woning niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21013-va01_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Bebouwing En Functies

Het gebied 'De Witte Vennen' nabij Oostrum in de gemeente Venray heeft circa 10 jaar geleden een ware metamorfose doorgemaakt. Het gebied is onder andere ontwikkeld ten behoeve van de verblijfs- en dagrecreatie (Parc De Witte Vennen), het sportcomplex Oostrum is verplaatst naar het gebied tussen de Sparrendreef en St. Paschalis en er is een TBS-kliniek in de nabijheid gevestigd.

Onderhavig plangebied is gesitueerd direct ten zuiden aan de Sparrendreef, een doorgaande weg tussen de kernen Oostrum en Meerlo. Ten oosten van het plangebied is het verblijfs- en dagrecreatieterrein 'Parc De Witte Vennen' gesitueerd, ten zuiden van het plangebied is het bedrijventerrein 'De Witte Vennen' gesitueerd en ten westen van het plangebied bevindt zich - na de kruising met de N270 - de kern van Oostrum.

Het plangebied is momenteel in gebruik als omheinde weide voor enkele geiten. De bebouwing die hierop te vinden is bestaat uit een hok waarin de geiten kunnen schuilen bij regen en waar zij eventueel kunnen overnachten.

2.2 Ontsluiting

Er is momenteel geen ontsluiting van het perceel aanwezig op de Sparrendreef. De Sparrendreef betreft, zoals reeds benoemd, een infrastructurele verbinding tussen Oostrum en Meerlo. In deze hoedanigheid is de verkeersintensiteit van deze weg relatief hoog.

2.3 Groen En Water

In de huidige situatie is het plangebied onverhard en doet het als omheinde weide voor enkele geiten. Binnen het plangebied staan nabij de westelijke perceelgrens een aantal solitaire bomen. Daarnaast wordt het plangebied op de zuidelijke perceelgrens afgeschermd door een rij bomen (laanstructuur). Het plangebied kent geen oppervlaktewater.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe inrichting van het perceel weergegeven, tevens ingevoegd als bijlage 1 van de toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21013-va01_0005.jpg"

INRICHTINGSSCHETS

3.1 Bebouwing En Functies

Het initiatief bestaat uit de realisatie van één reguliere vrijstaande woning aan de Sparrendreef, ten westen van het adres Sparrendreef 6. Deze vrijstaande woning bestaat uit één laag met een kap. De woning krijgt de beschikking over een vrijstaand, dan wel inpandig, bijgebouw.

De woning wordt op eenzelfde afstand van de Sparrendreef gerealiseerd als de woning op het adres Sparrendreef 6. Hiermee wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt aangesloten bij de omgeving. Daarnaast krijgt de woning een individuele inrit en zal de woning een voor- en achtertuin krijgen die vergelijkbaar is met het buurperceel. Tussen het adres Sparrendreef 6 en de nieuwe woning zal een nieuwe (groene) erfafscheiding worden opgericht. De groensingel aan de zuidzijde van het perceel is en blijft behouden.

3.2 Verkeer En Parkeren

3.2.1 Verkeer

De realisatie van één grondgebonden woning heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie)'' bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Venray wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Venray tot het buitengebied behoort.

In de nieuwe situatie wordt binnen het plangebied één grondgebonden woning gerealiseerd. De woning valt, om de verkeersgeneratie te bepalen, onder het onderdeel koop, vrijstaand. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.

Onderdeel Verkeersgeneratie Aantal Totaal
Koop, vrijstaand 7,8 - 8,6 per woning 1 woning 7,8 - 8,6
Totaal 7,8 - 8,6

Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe woning, in een worst-case scenario, zorgt voor 9 verkeersbewegingen per etmaal.

Conclusie

De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, 9 verkeersbewegingen per etmaal. Echter wordt middels het wijzigingsplan ''Sparrendreef ong. (tussen 4 en 6) Oostrum'' reeds de mogelijkheid geboden tot de bouw van één bedrijfswoning inclusief bedrijfspand. Planologisch gezien is er hiermee geen toename, maar een afname van het aantal verkeersbewegingen per etmaal te verwachten.

3.2.2 Ontsluiting

Het voorliggende initiatief zorgt voor één extra ontsluiting op de Sparrendreef. De toevoeging van deze extra ontsluiting past binnen het huidige straatbeeld van de Sparrendreef. Ook deze ontsluiting is reeds planologisch voorzien als ontsluiting voor de bedrijfswoning. Verkeerskundig is te verwachten dat de extra ontsluiting geen problemen vormt.

3.2.3 Parkeren

Het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de 'Beleidsnota Parkeernormen Venray'. In deze beleidsnota zijn de parkeerkencijfers van het CROW vertaald naar parkeernormen voor de Gemeente Venray. De normen staan weergegeven in bijlage 3 van de Beleidsnota. In de beleidsnota staan verder de uitgangspunten en toepassingsregels met betrekking tot parkeren.

Onderhavig plangebied valt onder de zone 'Buiten bebouwde kom'. Conform de beleidsnota moeten er ten minste 2,0 parkeerplaatsen per woning aanwezig zijn. Dit kan op eigen terrein worden gerealiseerd, zie inrichtingsschets bijlage 1. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde normen.

3.3 Groen En Water

Binnen het initiatief zal de tuin, behorende bij de woning, naar wens van de eigenaar worden ingericht. De thans aanwezige groensingel aan de zuidzijde van het perceel blijft behouden. Het planvoornemen omvat geen aanleg van nieuw oppervlaktewater.

3.4 Duurzame En Gezonde Leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.4.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Voor de woning is nog geen concreet bouwplan beschikbaar. Ten aanzien van energie zal bij de ontwikkeling van deze nieuwe woning rekening worden gehouden met de wet- en regelgeving plus ambities ten aanzien van energie.

3.4.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Voor de woning is nog geen concreet bouwplan beschikbaar. Ten aanzien van klimaatbestendigheid zal bij de ontwikkeling van deze nieuwe woning rekening worden gehouden met de wet- en regelgeving plus ambities ten aanzien van klimaatbestendigheid.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal Niveau

4.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.

Naar verwachting zal de NOVI op 1 januari 2022 in werking treden. Op 20 juni 2019 is het Ontwerp van de NOVI verschenen. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de maatschappelijke opgaven en de rol van het Rijk in het uitvoeren van deze opgaven. De maatschappelijke opgaven zijn in vier prioriteiten samengevat:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Bovendien is de druk op de fysieke leefomgeving in Nederland groot, waardoor verschillende belangen betreft ruimtelijke ontwikkelingen nu en dan botsen. Hoewel wordt gestreefd het implementeren van de diverse belangen, is dit niet altijd mogelijk. Soms dienen scherpe keuzes gemaakt worden en moeten belangen afgewogen worden. Om dit te bewerkstelligen omvat de NOVI drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinatie van functies gaan vóór enkelvoudige functies;
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Voorliggend plan voorziet in een nieuwe ruimtelijke kwaliteit op een terrein dat in de huidige situatie als omheinde weide (thans de bestemming 'Wonen-Bedrijf') voor enkele geiten fungeert. Het initiatief draagt daarmee bij aan een goede woon- en leefomgeving in Oostrum. Het initiatief draagt onder meer bij de woon voorraad door middel van inbreiding en het draagt bij aan bij het beleid omtrent 'Sterke en gezonde steden en regio's.

4.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onderhavig initiatief voorziet in de realisatie van één grondgebonden vrijstaande woning. In het vigerende wijzigingsplan is reeds één woning toegestaan op onderhavige locatie. Hierdoor neemt planologisch gezien het aantal woningen niet toe. Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal Niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Limburg (ontwerp);
  • Omgevingsvisie POL2014;
  • Omgevingsverordening Limburg 2014.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Limburg (ontwerp)

Op 15 december 2020 is door de Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie Limburg vastgesteld. Conform de planning wordt de Omgevingsvisie in april 2021 door de Provinciale Staten vastgesteld. Tot die tijd dient de planvorming te worden getoetst aan de Omgevingsvisie POL2014.

Vooruitlopend op de vaststelling wordt onderhavig planvoornemen getoetst aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Limburg. In de Omgevingsvisie wordt onderscheidt gemaakt in drie hoofdopgaven. De hoofdopgaven zijn:

  1. 1. Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving in:
    1. a. stedelijk c.q. bebouwd gebied;
    2. b. in landelijk gebied;
  2. 2. Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie (inclusief landbouwtransitie);
  3. 3. Klimaatadaptatie en energietransitie.

Aangaande het aspect 'Wonen en leefomgeving' wordt gesteld dat de provincie streeft naar een evenwicht in vraag en aanbod voor het woningaanbod / de planvoorraad (zowel kwalitatief als kwantitatief). Derhalve moeten er voldoende (betaalbare) woningen van de juiste kwaliteit op de juiste plek aanwezig zijn. Alle woningbouwontwikkelingen worden door de provincie beschouwd als van provinciaal belang. Daarnaast wordt verduurzaming en het levensloop bestendig maken van bestaande en nieuwe woningen gestimuleerd.

Analyse

Onderhavig plan betreft de realisatie van één grondgebonden, vrijstaande woning binnen een locatie waar reeds woningbouw is toegestaan. Dit sluit aan bij de uitgangspunten ten aanzien van het aspect 'Wonen en leefomgeving' genoemd in de Omgevingsvisie Limburg.

Conclusie

Het plan is passend binnen de Omgevingsvisie Limburg.

4.2.2 Omgevingsvisie POL2014 (geconsolideerde versie 2019)

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 (POL2014) vastgesteld. In de hierna vastgestelde wijzigingsverordeningen hebben geen invloed op voorliggend plan. In het POL2014 is onderscheid gemaakt in acht soorten gebieden, elk met eigen herkenbare kernkwaliteiten. Voor de verschillende zones liggen er heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

Volgens de kaart ‘Zonering Limburg’ ligt het plangebied in de zone ‘Bedrijventerreinen’. Deze zone omvat specifiek ingerichte gebieden voor grotere bedrijvigheid. Het accent voor deze gebieden ligt op de volgende aspecten:

  • Ruimte voor bedrijvigheid;
  • Optimale bereikbaarheid;
  • Duurzame inrichting en gebruik.

Er zijn binnen Limburg regionale verschillen. In het algemeen kan gesteld worden dat in Limburg voldoende woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkels voorhanden zijn, in toenemende mate zelfs te veel. Tegelijkertijd is de kwaliteit steeds minder toegesneden op de behoefte. Hier liggen grote kwalitatieve opgaven. De uitdaging is om een omslag te maken ‘van kwantiteit naar kwaliteit’ en meer schaarste te creëren. De visies richten zich op het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande voorraad, de mogelijke aanpak van overmatige leegstand en het schrappen van plannen die niet goed passen bij de beoogde kwaliteit. Er is onder voorwaarden ruimte voor het toevoegen van goede nieuwe voorraad, maar dan wel in combinatie met het schrappen van bestaande voorraad. Dit moet in de visies vorm en inhoud krijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0984.BP21013-va01_0006.jpg"

UITSNEDE POL2014-KAART 'ZONERING LIMBURG'

In het POL2014 worden ten aanzien van duurzame verstedelijking de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Grotere stedelijke ontwikkelingen concentreren in de steden, binnen het bestaande, bebouwde gebied. Indien dat niet mogelijk is zoveel mogelijk aansluitend daaraan met een stevige tegenprestatie voor het verlies van omgevingskwaliteiten;
  • goed gebruik maken van reeds bestaande voorzieningen;
  • de vitaliteit van de binnensteden heeft prioriteit bij detailhandelsvraagstukken;
  • nieuwe stedelijke functies met veel woon-werkverkeer of bezoekersstromen dienen goed aangesloten te zijn op het OV-systeem;
  • benutting leegstaande gebouwen.

Analyse

Onderhavig plan betreft de realisatie van één grondgebonden vrijstaande woning binnen een locatie waar planologisch gezien woningbouw mogelijk is. Daarnaast wordt een bedrijfstype waar op deze locatie geen vraag naar is uit de voorraad genomen. Dit sluit aan bij de uitgangspunten ten aanzien van duurzame verstedelijking genoemd in de POL2014.

4.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2014

Naast het POL2014 is ook de Omgevingsverordening Limburg 2014 op 12 december 2014 vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven.

Uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2014 blijkt dat het plangebied niet ligt binnen beschermingszones ten behoeve van natuur en landschap of (milieu) beschermingsgebieden.

Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale Omgevingsverordening Limburg 2014.

4.3 Regionaal Niveau

4.3.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg

In april 2016 hebben de bestuurders van de gemeente Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray, Peel en Maas en de provincie Limburg de Regionale Structuurvisie 2016- 2020 vastgesteld. Met de Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg hebben de acht regiogemeenten voor het eerst een gezamenlijke visie en koers vastgelegd op het gebied van wonen.

Op 20 oktober 2020 is de Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020 – 2024 in werking getreden. De Regionale Woonvisie Noord-Limburg 2020-2024 vormt een herijking van de Regionale Structuurvisie wonen uit 2016. Naast een vernieuwde gezamenlijke regionale visie op het thema wonen maken de acht regiogemeenten opnieuw regionale afspraken welke vervolgens door worden gevoerd in het lokaal te voeren beleid.

Een belangrijke onderlegger voor woonbeleid vormt de bevolkingsontwikkeling en de huishoudensontwikkeling. In totaal zijn acht pijlers geïdentificeerd op basis van de verwachte bevolkingsontwikkeling. De acht pijlers vormen de koers die de regiogemeenten de komende jaren willen gaan varen.

De inhoudelijke pijlers zijn:

  1. 1. Kwalitatief vraagstuk- mismatch woningvoorraad en toekomstige bevolkingssamenstelling
    Bij nieuwbouw dient bij voorkeur ingezet te worden op de realisatie van toekomstbestendige en flexibele woonsegmenten. Om richting te geven aan de benodigde aantallen maakt de regio gebruik van huishoudensprognoses. Prognoses geven richting aan de toekomst. Een goede onderbouwing van de woningbehoefte blijft leidend, daarom kiest de regio ervoor om te werken met een kwalitatieve richtlijn. De regio heeft uitgangspunten geformuleerd waaraan alle bouwplannen moeten voldoen die binnen de kwalitatieve richtlijn vallen (ook Ruimte voor Ruimte plannen worden hieraan getoetst)
  2. 2. Liefde voor de bestaande voorraad
    De regio bekijkt nadrukkelijk of sprake is van de juiste kwaliteit woning op de juiste plek voor de juiste doelgroep. Toekomstbestendigheid en in sommige gevallen flexibiliteit staan hierbij voorop. Voor woningen in de bestaande voorraad (in de wijken, maar ook in het buitengebied) onderzoekt de regio of het instellen van een fonds kan helpen in de transformatieopgave. Hierbij maakt de regio zoveel mogelijk gebruik van goede praktijkvoorbeelden en kan het van belang zijn om de samenwerking met (uiteenlopende) marktpartijen te intensiveren.
  3. 3. Kwalitatief vraagstuk op de lange termijn: wat doen we na de huishoudenspiek?
    De regio verkent samen met de provincie de mogelijkheden ten aanzien van het ontwikkelen van instrumentarium om op termijn woningen uit de bestaande voorraad te halen. Enerzijds omdat ze niet meer nodig zijn (na het bereiken van de huishoudenspiek) en anderzijds om ook na de huishoudenspiek ruimte te maken voor de toevoeging van kwalitatief goede woningen. Daarnaast zet de regio in op het faciliteren en stimuleren van tijdelijke en experimentele woonvormen waarmee kan worden ingespeeld op de periode na de huishoudenspiek.
  4. 4. Huisvesting voor specifieke doelgroepen
    Bijzondere aandacht is nodig voor de huisvesting van specifieke doelgroepen. Hieronder vallen woonwagenbewoners, internationale werknemers, woonurgenten, zorgdoelgroepen, ouderen, starters, economische dak- en thuislozen en vergunningshouders.
  5. 5. Thuis in je huis, straat, buurt en wijk
    De regiogemeenten zijn ervan bewust dat zij samen met inwoners, woningcorporaties, onderwijs, maatschappelijke instellingen (zoals zorg- en welzijnsorganisaties) en bedrijven aan de lat staan om de leefbaarheid te bewaken. Het gezamenlijke doel is om de leefbaarheid te behouden of waar nodig te versterken. Samenwerking en het maken en samen uitvoering geven aan (prestatie-) afspraken is daarbij van groot belang en daar zit ook de kracht.
  6. 6. Sociale huursector en toewijzingsbeleid corporaties
    Sturen op de sociale huurmarkt is vooral een samenspel tussen woningcorporaties, huurdersbelangenverenigingen en gemeenten. Op gemeenteniveau wordt gekeken of de voorraad sociale huurwoningen voldoende is, of dat moet worden toegevoegd.
  7. 7. Middenhuur
    De regio constateert dat er een opgave ligt om het aantal middenhuur woningen te vergroten. Daarom onderzoekt de regio de mogelijkheden om regionale ‘mandjes’ te maken, waarbij de mogelijkheden om te bouwen op aantrekkelijke locaties worden gekoppeld aan het bouwen op minder voor de hand liggende locaties. Om de bouw van middenhuurwoningen te kunnen stimuleren, wordt door de provincie gekeken om hiervoor het Stimuleringsregeling Wonen mede in te richten (bijvoorbeeld door leningen, garantstellingen en subsidies) als onderdeel van de nieuwe Limburgse Agenda Wonen.
  8. 8. Leefbaarheid kleine kernen
    Door een sterke vergrijzing in kleine kernen kan de leefbaarheid onder druk komen te staan. Woningbouw kan nooit alleen de oplossing zijn voor leefbaarheidsvraagstukken. Op kleine schaal woningbouw toevoegen blijft mogelijk. De toevoeging van woningen is vooral gericht op het bevorderen van de doorstroming.

Analyse

Onderhavig initiatief sluit aan bij pijler 1, ‘Kwalitatief vraagstuk- mismatch woningvoorraad en toekomstige bevolkingssamenstelling’. Binnen deze pijler zijn uitgangspunten opgesteld voor de kwalitatieve richtlijn die leidend is. De uitgangspunten zijn:

  • Toevoegen van woningen in principe alleen in de kernen;
  • Koppelkansen (het realiseren van een woning gebruiken voor het aanpakken van andere opgaven zoals leegstand);
  • Toevoegen van woningen leidt niet tot het vergroten van het kwetsbare woningoverschot;
  • Het type toe te voegen woning moet passen binnen de kwalitatieve behoefte;
  • De regie streeft sociaal duurzame woonconcepten na;
  • De regio zoekt aansluiting op de duurzaamheidsdoelen die landelijk, regionaal en lokaal gesteld zijn

Onderhavig planvoornemen betreft de realisatie van een reguliere woning ten westen van het adres Sparrendreef 6, nadat in de afgelopen jaren is gebleken dat er geen belangstelling is voor de reeds mogelijk gemaakte woonwerkkavels.

Onderhavig planvoornemen sluit hierin aan bij het aspect 'Kwalitatief vraagstuk- mismatch woningvoorraad en toekomstige bevolkingssamenstelling', omdat middels onderhavig bestemmingsplan de mogelijkheid wordt geboden om een reguliere woning op deze locatie te realiseren. De bestaande woningvoorraad wordt hiermee op peil gehouden en zelfs verbeterd, omdat een thans onbebouwd woonwerkperceel wordt opgevuld.

Conclusie

Het project is passend in de regionale structuurvisie wonen.

4.4 Gemeentelijk Niveau

4.4.1 Toekomstvisie Venray 2030

In 2009 heeft de gemeente Venray een strategische visie vastgesteld met als tijdzone 2020. In 2013 is de Strategische visie ‘Venray, stad in de Peel (2025)’ als een aanvulling op en herijking van de strategische visie 2020, ‘Venray Dorp en Stad’ opgesteld met een doorkijk naar 2025. De nieuwe toekomstvisie Venray 2030, ‘Venray loopt voorop’ is tot stand gekomen in 2019 en geeft een doorkijk naar 2030.

De toekomstvisie gaat in op:

  • De grote ontwikkelingen die op Venray afkomen en aangeven wat dit betekent voor de opgaven op lokaal en regionaal niveau en voor de vraagstukken of agendapunten voor het lokaal bestuur (kompas);
  • Verbinding en energie opleveren door samen met de Venrayse gemeenschap – inwoners, bedrijven en maatschappelijke partners – te komen tot een gezamenlijk toekomstbeeld van Venray;
  • Slim verbinding leggen met andere participatietrajecten, zodat hier op voortgebouwd kan worden onder meer bij de totstandkoming van de omgevingsvisie.

Ten aanzien van het thema wonen zijn wat betreft het voorliggend project geen nieuwe of afwijkende uitgangspunten geformuleerd. Het belang van een goede kwaliteit van woonomgeving en woningen, de aanwezigheid van werkgelegenheid en kwalitatief goede voorzieningen, wordt andermaal onderstreept. Met de visie op de gewenste toekomstrichting kan de gemeente Venray effectief sturing geven aan het proces van beleidsontwikkeling en prioritering.

De thema’s die centraal staan zijn:

  1. 1. Venray is dorp en stad;
  2. 2. Venray is kennisintensief;
  3. 3. Venray zorgt voor elkaar;
  4. 4. Venray is levendig;
  5. 5. Venray voorziet in alle woonwensen.

De gemeente wil voorzien in alle woonwensen en biedt daarbij de ruimte voor een gevarieerde en boeiende maatschappelijke omgeving. Door een grote zorg voor het in stand houden en verbeteren van de bestaande woonwijken (soms in de vorm van herstructurering) beoogt de gemeente unieke woonmilieus creëren, waarin de bestaande sociale structuren en voorzieningen op een positieve wijze worden beïnvloed.

Analyse

Ter plaatse van het plangebied is reeds bebouwing mogelijk. De realisatie van woon-werkwoningen zou tot leegstand leiden. De realisatie van één vrijstaande, reguliere woning ten westen van de Sparrendreef 6 komt daarom de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving ten goede en zal aansluiten bij de aangrenzende woonbebouwing; zowel qua functie als qua ruimtelijke verschijningsvorm.

Conclusie

Het plan is passend binnen de 'Toekomstvisie Venray 2030'.

4.4.2 Woonvisie Venray 2017: Transformatie van de woningmarkt

In mei 2017 heeft de gemeenteraad de 'Woonvisie Venray 2017: Transformatie van de woningmarkt' vastgesteld. De woonvisie geeft op hoofdlijnen de visie van het gemeentebestuur voor de komende jaren. De visie heeft de focus op de rol van het wonen in de algehele ambitie om Venray sterker en aantrekkelijker te maken. Uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat in Limburg, dat wordt aangeduid als een anticipeergebied, er tegen de stroom in nog 3 plaatsen zijn die groeien; één daarvan is de gemeente Venray.

De kwaliteit van het wonen speelt een grote rol voor de tevredenheid, identiteit, zelfredzaamheid en participatie van Venraynaren en is zeker ook van belang voor de economische ontwikkeling van Venray.

Met deze woonvisie wil de gemeente ervoor zorgen dat Venray zich ook op langere termijn positief ontwikkelt. De focus ligt op het beantwoorden van de groeiende vraag naar woningen in Venray voor de komende jaren. Om de verwachte groei te kunnen opvangen, zijn woningen nodig om de nieuwe wens van de woonconsument te kunnen vervullen: een wat kleinere woning, gebruiksvriendelijk en duurzaam. Deze woningen staan er al voor een groot deel, maar omdat de huishoudenssamenstelling verandert, is het nodig om de bestaande voorraad aan te passen. Daarmee willen wij tegelijkertijd de differentiatie in de bestaande voorraad vergroten. Ook toevoegingen zullen moeten bijdragen aan de differentiatie, waardoor er een betere balans komt in de woningvoorraad. Daarmee willen wij de waarde van onze bestaande voorraad in stand houden en tegelijkertijd de kwaliteit van de bestaande voorraad verbeteren.

Er is al veel gezegd en geschreven over de planovercapaciteit. Er wordt aan gewerkt om de overcapaciteit te verminderen. Toch wil de gemeente dat niet te rigoureus doen, omdat er ruimte nodig is om de voorziene groei van Venray te kunnen opvangen. Het komt er dan op aan, dat waar nodig én mogelijk de overcapaciteit wordt omgezet naar plannen, die een bijzondere bijdrage leveren aan Venray.

Analyse

Doordat er geen sprake is van een toevoeging van een nieuwe bouwtitel voor wonen is er geen strijdigheid met het volkshuisvestingsbeleid en heeft onderhavig plan geen gevolgen voor de woningvoorraad.

Conclusie

Onderhavig planvoornemen past binnen de 'Woonvisie Venray 2017'.

Hoofdstuk 5 Milieutechnische Aspecten

Bij een voorgenomen planwijziging moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de planlocatie, kavel naast Sparrendreef 6 te Oostrum, zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid nader beschouwd.

De algemene aspecten zoals archeologie, cultuurhistorie en water zijn in het vigerend bestemmingsplan vastgesteld en afgewogen voor realisatie van een bedrijfswoning op deze locatie en zijn bij de nu voorgenomen functiewijziging van een bedrijfswoning naar een reguliere woning niet relevant.

5.1 Bodem

5.1.1 Algemeen

Indien sprake is van een planologische functiewijziging en/of het realiseren van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Voorliggend plan voorziet in de wijzing van de functie 'woon-werk (bedrijfswoning)' naar de functie 'wonen (reguliere woning)'. Uit de onderzoeken en beoordeling ten behoeve van de huidige bestemming volgt dat ter plaatse de bodemkwaliteit geschikt is voor de functie wonen. De beoogde wijziging van bedrijfswoning naar reguliere woning maakt dit niet anders. Nieuw of aanvullend bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

5.1.2 Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspect bodem geen belemmeringen voor de beoogde planwijziging.

5.2 Geluid

5.2.1 Algemeen

Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.

Onderhavige locatie ligt in de invloedsfeer van enkele wegen en in de nabijheid van industrieterrein De Witte Vennen. Ten behoeve van de vigerende bestemming (bedrijfswoning) is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai en industrielawaai. Spoorweglawaai is ter plaatse niet aan de orde.

5.2.2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Ten behoeve van huidige bestemming met een bedrijfswoning is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai verricht. Dit onderzoek heeft betrekking op de navolgende wegen in de directe omgeving:

  • Wanssumseweg (N270);
  • Sparrendreef;
  • Witte Vennenweg;
  • Mgr. Hanssenstraat;
  • Vennenweg.

Op grond van het verrichte onderzoek is geconcludeerd dat de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op de gezoneerde weg Sparrendreef de voorkeursgrenswaarde overschrijdt op de gevel noord (voorgevel) met maximaal 5 dB. Op basis van deze conclusie is een besluit Hogere grenswaarden genomen voor onderhavige (bedrijfs-)woning. Aangezien de Wet geluidhinder geen onderscheid maakt in bedrijfswoning en reguliere woning is geen nieuw onderzoek noodzakelijk en geldt de reeds vastgestelde hogere grenswaarde ook voor de woning na planwijziging.

5.2.3 Akoestisch onderzoek industrielawaai

De planlocatie ligt buiten de invloedssfeer van de 50 dB(A) contour van het gezoneerde industrieterrein De Witte Vennen. Het aspect industrielawaai op basis van de Wet geluidhinder is hiermee niet van toepassing op onderhavige planlocatie.

5.2.4 Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde planwijziging.

5.3 Milieuzonering

5.3.1 Algemeen

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

5.3.2 Bestaande bedrijvigheid

In de directe omgeving van onderhavig plangebied is bedrijventerrein Vennendreef gesitueerd. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijven in de categorieën 2 tot 3.1 op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' toegestaan. Ten aanzien van de gebiedstypering is hier sprake van een gemengd gebied en dient voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar een richtafstand van 30 meter tot gevoelige objecten (zoals woningen) te worden gehanteerd. De VNG-publicatie maakt geen onderscheid tussen bedrijfswoningen en reguliere woningen. De locatie van de oorspronkelijk bedrijfswoning en de op deze locatie nu beoogde reguliere woning voldoet aan deze richtafstand.

Op het ten westen van het plangebied gelegen kavel blijft de bestemming 'Wonen - Bedrijf' behouden. Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de categorieën 1 en 2 op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)' toegestaan. Aan de richtafstand van 10 meter tot aan de woning kan worden voldaan.

Met de beoogde planwijziging vervalt de bedrijfsbestemming categorie 1 tot 2 op betreffende kavel. Hieruit volgt geen verslechtering van de milieuaspecten voor omliggende gevoelige bestemmingen.

5.3.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen planwijziging.

5.4 Luchtkwaliteit

5.4.1 Algemeen

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.

Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Op de planlocatie is momenteel al de realisatie van een (bedrijfs-)woning toegestaan. De Wet luchtkwaliteit en daarin opgenomen beoordeling maakt geen onderscheid tussen bedrijfswoningen en reguliere woningen. Met de nu voorgenomen planwijziging vindt derhalve geen verslechtering van het aspect luchtkwaliteit plaats. Door het vervallen van de bedrijfsbestemming op deze locatie zal het aspect luchtkwaliteit alleen maar verbeteren.

Stikstofdepositie

Ook ten aanzien van stikstofdepositie geldt dat in zowel de bouw- als gebruiksfase op basis van het vigerend bestemmingsplan 'bedrijfslocatie met bedrijfswoning' de stikstofdepositie hoger is dan de stikstofdepositie na planwijziging naar uitsluitend 'wonen'. Hiermee is er geen verslechtering van de stikstofdepositie in de omgeving en vormt het aspect stikstofdepositie geen belemmering voor de voorgenomen planwijziging.

5.4.2 Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspect luchtkwaliteit en stikstofdepositie geen belemmeringen voor onderhavige planwijziging.

5.5 Externe Veiligheid

In onderhavig geval is er met de wijziging van bedrijfswoning naar reguliere woning geen sprake van het realiseren van een nieuw zogenaamd kwetsbaar object. De vigerende bestemming en daartoe gemaakte afweging maakt het wonen (ongeacht de term bedrijfswoning of reguliere woning) op locatie al mogelijk.

5.5.1 Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor de planwijziging.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. Er is geen sprake van een bouwplan in de zin van de grondexploitatiewet omdat er geen sprake is van een toevoeging van een woning. Er zal enkel een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten worden.

6.2 Maatschappelijk

6.2.1 Omgevingsdialoog

De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de direct omwonenden/belanghebbenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. Omwonenden hebben geen bezwaren geuit tegen het voornemen (zie bijlage 2).

6.2.2 Procedure

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 1 juli 2021 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 2 november 2021 formeel ongewijzigd vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Wonen (artikel 3)

Binnen deze bestemming is wonen toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak zijn ook terras, tuinen, erven, terreinen, paden, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en een bed & breakfast toegestaan. In de bouwregels is bepaald dat het bouwen van nieuwe woningen uitsluitend is toegestaan op plaatsen waar deze gebouwen en bouwwerken ten dienste van de bestemming staan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 4) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 5) Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.

Algemene gebruiksregels (artikel 6) In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.

Algemene afwijkingsregels (artikel 7) In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Algemene wijzigingsregels (artikel 8)
In de algemene wijzigingsregels is opgenomen onder welke voorwaarden Burgemeester en Wethouders het planvoornemen kunnen wijzigen.

Algemene procedureregels (artikel 9)
In de procedureregels wordt vorm en inhoud gegeven aan de procedure die gehanteerd wordt

bij het verlenen van omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 10) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 11) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Bijlage 1 Inrichtingsschets

Bijlage 1 Inrichtingsschets

Bijlage 2 Omgevingsdialoog

Bijlage 2 Omgevingsdialoog