De_Groene_Velden
Bestemmingsplan - gemeente Lelystad
Vastgesteld op 14-06-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, genoemd in bijlage 1Aan-huis-verbonden-beroepen enkleinschalige bedrijfsmatige activiteiten dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 agrarisch bedrijf
- a. akker- en tuinbouw:
de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw, sierteelt en fruitteelt;
- b. fruitteelt:
de teelt van fruit op open grond;
- c. kwekerij:
het telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten en niet zijnde een tuincentrum;
1.4 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.5 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde en met uitzondering van kassen;
1.6 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale (bruto)vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten c.q. een (dienstverlenend of detailhandels-) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.7 (bedrijfs-)woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; in het geval het een bedrijfswoning betreft kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.8 bestaand bouwperceel
de omvang van het bouwperceel zoals bekend bij het kadaster per opnamedatum 1 mei 2011, - overeenkomstig de bij dit plan gevoegde kaart met kadastrale begrenzing- en in de zin van dit plan vastgelegd op de datum van vaststelling van het bestemmingsplan;
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0995.BP00019-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijgebouw:
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachten het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 detailhandel in tuininrichtingsartikelen:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat voor een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.25 kap:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
1.26 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een (bedrijfs-)woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij:
- a. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
- b. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning, met dien verstande dat sprake mag zijn van maximaal 2 werkplekken;
- c. het niet gaat om vormen van horeca;
- d. er geen onevenredige verkeers- en of parkeeroverlast mag ontstaan voor het omliggende woongebied;
- e. het niet gaat om bedrijven waarvoor een milieuvergunning of meldingsplicht nodig is;
1.27 Nutsvoorzieningen:
niet voor bewoning bestemde bouwwerken, ten behoeve van openbare nutsbedrijven, het openbaar vervoer of van andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare instellingen zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisje, gemaalgebouwtjes, telefooncellen of wachthuisjes;
1.28 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.29 plan
het bestemmingsplan De Groene Velden van de gemeente Lelystad;
1.30 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.31 semi-agrarisch bedrijf
een bedrijf / activiteiten gericht op de handel in bloemen, planten en dieren en/of de bewaring van dan wel sportbeoefening met dieren, zoals een plantencentrum, fokken of kweken van dieren, hondenkennel -opvang en -africhtstation, pony- of paarden(koets)houderij, manege, imkerij met gerelateerde activiteiten, kleinschalige vormen van natuurgerichte educatie en workshops, tuinontwerpbureaus, hoveniersbedrijven, recreatieve of educatieve voorbeeld of siertuinen, vervaardiging plan- of bloemsieraden, detailhandel in tuinmeubelen / tuininrichtingsartikelen, koffie en theeschenkerijen;
1.32 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Meetregels
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 De afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:
vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens;
2.7 Uitzonderingen voor ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als erkers, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos, landschappelijke geleding, voet- en fietspaden en water.
3.2 Bouwregels
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienst van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 9 meter.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:
- a. opgaande beplanting en groenvoorzieningen, voetpaden en fietspaden;
- b. langzaamverkeersroute, ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeer.
4.2 Bouwregels
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met een bouwhoogte van ten hoogste 9,00 meter.
Artikel 5 De Groene Velden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'De Groene Velden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische en/of semi-agrarische bedrijven en/of activiteiten, met uitzondering van het houden van tweehoevigen, met inbegrip van ontsluitingswegen, parkeren, beplanting, groensingels, waterpartijen, alsmede voor:
- b. bed & breakfast activiteiten,
- c. zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij',
- d. inafwijking van het bepaalde in lid 1.3 onder c, detailhandel in niet-levende tuinmaterialen tot maximaal 40% brutovloeroppervlakte, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - niet levende tuinmaterialen';
- e. kinderdagverblijf, naschoolse opvang en logeerhuis , ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdv, nso en logeerhuis;
- f. kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kdv';
- g. langzaamverkeersroute, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeer'.
5.2 Bouwregels
Op onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten dienste van deze bestemming, met dien verstande dat:
- a. de gebouwen, met uitzondering van kassen, uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken mogen worden gebouwd;
- b. niet voor bewoning bestemde gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouwen';
- c. de goothoogte, bouwhoogte en het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; dit percentage geldt niet voor kassen;
- d. het bebouwingpercentage een percentage van de omvang van het bestaande bouwperceel is;
- e. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 5 meter moet bedragen;
- f. per bouwperceel niet meer dan 2.000 m2 met kassen mag worden bebouwd;
- g. per bouwperceel één (bedrijfs-)woning mag worden gebouwd met een inhoud van ten hoogste 750 m3;
- h. per (bedrijfs-)woning huishoudelijke bijgebouwen met een gezamenlijk oppervlakte van ten hoogste 50 m2 en een goothoogte van ten hoogste 3 meter gebouwd mogen worden;
- i. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste 9 meter mag bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.2 onder f, ten behoeve van de bouw van kassen met een totaal oppervlak van 5.000 m2, mits de noodzaak is aangetoond.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bouwregels voor de bestemming 'DeGroene Velden' te wijzigen aangaande bestaande bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 10.000 m² uitsluitend inzake verkleining van die bouwpercelen naar een minimumomvang van 5000 m²:
- indien vaststaat dat gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden zulks wensen en
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte wordt gerealiseerd en
- een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling wordt gerealiseerd.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, paden en parkeervoorzieningen, met inbegrip van bermen, bermsloten en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 9,00 meter.
Artikel 7 Waarde - Archeologie
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het conserveren van of het verrichten van onderzoek aan een scheepswrak.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Verboden gebruik
- 1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en).
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
- 1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:
- a. het overschrijden van de bebouwingsgrenzen door erkers, balkons, luifels en bordessen, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en dakoversteken; bedoelde overschrijdingen mogen ten hoogste 1,50 meter bedragen;
- b. Een in het eerste lid bedoelde afwijking kan niet worden verleend, indien enig aangrenzend terrein of gebouw in toestand wordt gebracht die strijdig is met de bepalingen in dit plan en/of indien op enig aangrenzend gebied de realisering van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vrijstelling kan worden voorkomen.
- 2. Een in het eerste lid bedoelde afwijking kan niet worden verleend, indien enig aangrenzend terrein of gebouw in toestand wordt gebracht die strijdig is met de bepalingen in dit plan en/of indien op enig aangrenzend gebied de realisering van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vrijstelling kan worden voorkomen.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut, met een maximum oppervlakte van 40 m2 en een maximum bouwhoogte van 4 meter, zoals transformator-, regel- en schakelstations, gemalen en andere naar de aard overeenkomstige voorzieningen, voor zover deze op grond van andere bepalingen niet gebouwd kunnen worden;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bebouwingsvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen, nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
- c. het wijzigen van de in het plan voorgeschreven goothoogten, bouwhoogten, bebouwingspercentages, afmetingen der bebouwingen en wegprofielen, mits deze wijzigingen beperkt blijven tot ten hoogste 15% van de in het plan genoemde maten;
- d. het overleggen van bestemmingsgrenzen tot een maximum van 20 meter.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht Bouwwerken
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 12 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Groene Velden.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .........
De voorzitter, De griffier,
....... .....
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Het Plan
Het gemeentebestuur van Lelystad heeft zich voorgenomen de geldende bestemmingsplannen te actualiseren en te digitaliseren. Daarbij sluit zij aan bij verschillende landelijke doelstellingen en wettelijke verplichtingen op het gebied van de actualisering, standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen.
Binnen Lelystad gelden nu meerdere, vaak al oudere, bestemmingsplannen. Formeel dient een bestemmingsplan iedere 10 jaar integraal te worden herzien. Alleen al om die reden is een nieuw bestemmingsplan voor het gebied De Groene Velden gewenst. In het kader hiervan heeft de gemeente besloten voor De Groene Velden een nieuw bestemmingsplan op te laten stellen.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied De Groene Velden ligt aan de noordoostkant van Lelystad. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de tegen het plangebied aanliggende Wortmantocht, in het oosten door een bos en in het zuiden door de Binnenhavenweg. De grens met het gebied Jagersveld vormt de westelijke grens van het plangebied. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 62 hectare. De afbeeldingen tonen de ligging van De Groene Velden in Lelystad en de begrenzing van het plangebied.
afbeelding - globale ligging De Groene Velden in Lelystad
afbeelding - plangebied De Groene Velden (Bron: Google Earth)
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Op dit moment gelden in het plangebied de volgende bestemmingsplannen:
Bestemmingsplan | Datum vaststelling | Datum goedkeuring | datum onherroepelijk |
De Groene Velden | 11 februari 1999 | 2 augustus 1999 (ged. goedgekeurd) | 06 oktober 2000 |
1e partiële herziening bestemmingsplan De Groene Velden | 05 juli 2001 | 26 september 2001 | 27 november 2001 |
Naast deze twee bestemmingsplannen zijn voor het plangebied in het verleden ook een viertal vrijstellingen ex artikel 19 verleend. Het betreft hier vrijstellingen voor de volgende percelen.
Locatie | Inhoud | Besluit | Type vrijstelling |
Groene Velden 189/191 | gebruik van bedrijfswoning /bedrijfsruimte als logeerhuis en naschoolse opvang | 17 juni 2005 | artikel 19, lid 2 |
Groene Velden 33 | toestaan van hobbymatige agrarische activiteiten op betreffend perceel | 14 november 2005 | artikel 19, lid 2 |
Groene Velden 156 | veranderen/vergroten van woning en bedrijfsruimte ten behoeve van logies- accommodaties | 22 december 2006 | artikel 19, lid 1 |
Groene Velden 81 | toestaan van een kinderdagverblijf op het betreffende perceel | 26 augustus 2009 | artikel 19, lid 2 |
Met het voorliggende bestemmingsplan worden de geldende bestemmingsplannen herzien en worden tegelijkertijd de reeds verleende vrijstellingen opgenomen in één bestemmingsplan.
1.4 Een Nieuwe Planologische Regeling
De belangrijkste opgave voor het voorliggende bestemmingsplan is om te zorgen voor een eenduidige regeling voor het gebied gebaseerd op de voorschriften uit de geldende bestemmingsplannen. Daarnaast dient dit nieuwe bestemmingsplan ook te voldoen aan de meest recente wet- en regelgeving.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dat houdt in dat in dit plan sprake is van het overwegend voortzetten van de oorspronkelijke bestemmingsregeling. In hoofdzaak betekent dit het behoud van de bouwperceelgrootte en de beoogde activiteiten. Alleen het uitoefenen bedrijfsmatige activiteiten wordt niet langer verplicht gesteld. In de hoofdstukken 4.3 en 5.1 wordt hier op teruggekomen.
1.5 Digitaal Bestemmingsplan
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Het bestemmingsplan zal onder deze nieuwe wet worden vastgesteld en moet derhalve voldoen aan de eisen die uit de nieuwe wet volgen. Een van de gevolgen is dat het nieuwe bestemmingsplan moeten voldoen aan de "RO-standaarden 2008". De belangrijkste wijzigingen betreffen het volgende:
- In de nieuwe Wro wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de informatietechnologie biedt. Dat wil zeggen dat naast het traditionele 'papieren' bestemmingsplan er nu ook een digitaal bestemmingsplan is. In de wet is zelfs bepaald dat bij eventuele verschillen tussen beide versies het digitale plan maatgevend is. De digitalisering maakt het mogelijk om het plan op eenvoudige wijze via onder andere de gemeentelijke website te publiceren, zodat burgers en bedrijven het plan thuis in kunnen zien.
- Onderdeel van de "RO-standaarden 2008" is de nota "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" (SVBP2008). Deze standaarden schrijven in grote lijnen voor hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de plankaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden.
- In de nieuwe wetgeving zijn ook enkele standaarden voor de inhoud van de regels (voorheen "de voorschriften") opgenomen, zoals de overgangsbepalingen en een deel van de begripsbepalingen.
1.6 Opbouw En Toelichting
In deze toelichting wordt een motivering gegeven voor de gewenste ontwikkelingen in De Groene Velden. De toelichting is als volgt opgebouwd:
- in hoofdstuk 2 (Huidige situatie) wordt een beeld gegeven van de ruimtelijke en de functionele structuur van het plangebied;
- in hoofdstuk 3 (Kader) wordt het voor het plangebied relevante beleid van het rijk, de provincie en de gemeente Lelystad geformuleerd. Vervolgens worden de randvoorwaarden benoemd die vanuit de Europese en nationale wet- en regelgeving ten aanzien van water, ecologie, archeologie, externe veiligheid en luchtkwaliteit. Tot slot worden de milieuvoorwaarden benoemd die vanuit het bestaande gebruik aan de ontwikkelingen in het plangebied worden gesteld;
- in hoofdstuk 4 worden de uitgangspunten voor De Groene Velden uiteengezet. Hierin worden zowel ruimtelijke aspecten als functionele aspecten genoemd;
- vervolgens wordt in hoofdstuk 5 (Planbeschrijving) een samenvatting en een handleiding bij de juridische regeling gegeven;
- ten slotte volgt in hoofdstuk 6 en 7 een korte verantwoording van respectievelijk de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
De ruimtelijke en functionele kenmerken van De Groene Velden vormen samen met het geformuleerde beleid en de aanwezige omgevingsaspecten het kader waarbinnen De Groene Velden de komende jaren kan functioneren. Hierna volgt eerst een beschrijving van de ruimtelijke en functionele situatie van De Groene Velden.
2.1 Ruimtelijke Aspecten
2.1.1 Stedenbouwkundige structuur
De ruimtelijke structuur van Lelystad is aan de hand van de zogeheten "wijkgedachte" opgezet. Dit betekent dat Lelystad uit min of meer zelfstandig functionerende gebieden bestaat: ook wel eilanden genoemd. Elk gebied bestaat uit ongeveer 1.000 tot 2.700 inwoners en heeft tot op zekere hoogte een eigen voorzieningenniveau.
Voor de woongebieden in Lelystad gelden de volgende kenmerken:
- een volledige scheiding tussen het doorgaande autoverkeer en fietsers en voetgangers;
- een relatief lage woningdichtheid, met eengezinswoningen als meest voorkomend woningtype;
- een ruimtelijke scheiding tussen wonen en werken.
De Groene Velden
Ten oosten van Jagersveld ligt De Groene Velden, een ruim opgezette woonwerkbuurt van 56 hectare. De Groene Velden is destijds opgezet en ontwikkeld als een gebied voor kleinschalige bedrijven in de agrarische en semi-agrarische sector, als overgang tussen het stedelijke gebied in het zuiden en het grootschalige biologische akkerbouwgebied in het noorden. Daarbij werden de volgende doelstellingen nagestreefd:
- een goede locatie aanbieden voor kleinschalige agrarische en semi-agrarische bedrijven waarvoor noch in de stad, noch in het buitengebied plaats is. In die zin is De Groene Velden in functionele zin een overgang tussen de stad en het buitengebied;
- de Groene Velden vormt ook in ruimtelijk opzicht een overgang tussen stad en buitengebied. De bebouwing staat, ten opzichte van de stad, op zeer ruime kavels. De bebouwingsdichtheid is laag en er zijn zichtlijnen naar het buitengebied.
Voorbeelden van kleinschalige agrarische en semi-agrarische bedrijven in De Groene Velden zijn paardenhouderijen en -fokkerijen, een wijngaard en een groenvoorzieningsbedrijf. De bedrijfswoningen, voornamelijk bestaande uit één laag met een kap, liggen op ruime, vrije kavels van circa 5.000 m².
afbeelding - opzet van kavel met bedrijfswoning
afbeelding - aanwezigheid van een paardenhouderij in De Groene Velden
2.1.2 Wegenstructuur
Algemeen
Bij de opzet van de hoofdstructuur van wegen in Lelystad is gestreefd naar een volledige scheiding tussen het doorgaande autoverkeer tegenover bestemmingsverkeer, fietsers en voetgangers. Dit doel is bereikt door twee schaalniveaus te hanteren: het stadsniveau en het wijk/buurtniveau. Het stadsniveau wordt gevormd door een raster van dreven. Het beeld van de dreven wordt bepaald door rechte lijnen met een overwegend landschappelijk beeld. Deze dreven zijn bedoeld voor gemotoriseerd verkeer, en bestaan uit overwegend 2x2 rijstroken met ruime profielen en (tussen)bermen. Voor het grootste gedeelte van Lelystad bestaat de interne wegenstructuur van de buurten voornamelijk uit bochtige woonstraten, woonerven en fiets- en voetgangerspaden. De fiets- en voetgangerspaden vormen bindende elementen tussen de verschillende wijken die door de dreven worden gescheiden. De buurten zijn door bruggen over de dreven ook voor langzaam verkeer bereikbaar. Voorts zijn de langzaam verkeersroutes gekoppeld aan de water- en groenstructuren. Parkeren vindt doorgaans plaats in clusters (parkeerpleintjes).
De Groene Velden
In de omgeving van de Groene Velden (in het grotere gebied De Velden) is de scheiding tussen stads- en wijk/buurtniveau ook duidelijk terug te zien in de wegenstructuur. Grofweg wordt De Velden ontsloten door de doorgaande wegen (dreven): Houtribweg, Binnenhavenweg en de Zuigerplasdreef. De Houtribweg is een provinciale weg (N302) en kent een maximumsnelheid van 80 km/uur. Ook op de Zuigerplasdreef en de Bronsweg, die door dwars De Velden loopt, is de maximum toegestane snelheid 80 km/uur. Het zuidelijk deel van de Binnenhavenweg heeft een maximumsnelheid van 70 km/uur, behalve bij de aansluiting van De Groene Velden. Hier geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur.
De wegenstructuur op wijk-/buurtniveau is gericht op bestemmingsverkeer. De buurt heeft, vanaf de dreven, slechts één toegangsweg. De Groene Velden sluiten qua interne wegenstructuur niet aan bij de rest van Lelystad, waar bochtige woonstraten het straatbeeld vormen. De interne wegenstructuur van De Groene Velden wordt gekenmerkt door rechte, haaks op elkaar staande straten. De maximum toegestane snelheid in de buurt De Groene Velden is 50 km/uur.
2.1.3 Groen- en waterstructuur
De Groene Velden heeft een overwegend agrarisch karakter, waardoor het een relatief groen en open gebied is. Ten oosten van De Groene Velden ligt het bosgebied Overijsselse Hout. Het Overijsselse Hout is één van de grotere bosgebieden die in beheer zijn bij de gemeente Lelystad. Dankzij de gevarieerde houtopstand (een flink aantal soorten bomen en struiken in verschillende leeftijden) komt er in het Overijsselse Hout veel wild voor. Het bos heeft een padennet waardoor het toegankelijk is om te wandelen.
Ten noorden van De Groene Velden loopt de Wortmantocht. Deze watergang komt uit in de eveneens buiten het plangebied gelegen Cementhaven, die weer is aangesloten op de Oostervaart.
2.2 Functionele Aspecten
2.2.1 Wonen en bevolking
In De Groene Velden gaat het om ongeveer 60 (bedrijfs)woningen. De woningen in De Groene Velden vallen in principe allemaal in de koopsector. De woningvoorraad bestaat uit vrijstaande grondgebonden eengezinswoningen.
2.2.2 Bedrijven
De Groene Velden kent bedrijvigheid op kleine schaal. Dit komt door het karakter van het gebied en de mogelijkheid die wordt geboden om minimaal milieuvriendelijke activiteiten te ondernemen.
2.2.3 Voorzieningen
In De Groene Velden komen geen dagelijkse voorzieningen voor zoals een kerk, supermarkten en postkantoor. De weinige voorzieningen in De Groene Velden zijn gebaseerd op de natuur en duurzame ecologie. Ook bevinden zich in De Groene Velden een dierenopvang, kinderopvang, dagbestedingscentra voor volwassenen en kinderen (via TriAde).
Hoofdstuk 3 Kader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte (2004)
In de op 23 april 2004 door de Ministerraad vastgestelde Nota Ruimte staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Deze Nota Ruimte gaat in op vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarin 'ontwikkelingsplanologie', de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS), een 'basiskwaliteit' en de lagenbenadering een belangrijke rol spelen. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies (ruimte voor ontwikkeling). Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking heeft, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Onder het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet" wordt iedere overheidslaag in staat gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken.
Meer specifiek richt het kabinet zich in het nationaal ruimtelijk beleid op:
- versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- borging van de veiligheid.
Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn.
In de Nota Ruimte benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het beleid. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen zo veel mogelijk aan de rand van en aansluitend bij bestaand bebouwd gebied te geschieden.
In de randen van de Noordvleugel wordt de ruimte verkend voor buitendijks wonen in de nieuwe steden Almere en Lelystad, met als doel de steden een gezicht aan het water te geven, net als de Zuiderzeesteden in het verleden. Bij Lelystad worden de ontwikkelingsmogelijkheden voor een multimodaal overslagterrein verkend. Langs de nieuwe strakke dijken kunnen, met uitzondering van de Afsluitdijk en de Houtribdijk, windturbines worden geplaatst zonder omheining en buiten de voet van de dijk.
Voor De Groene Velden geldt dat het in een gebied ligt dat buiten de nationale ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) valt. De basiskwaliteit voor dit gebied komt daarom in principe alleen voort uit het beleid van de provincie Flevoland en de gemeente Lelystad. Dit beleid zal het richtinggevende kader moeten vormen waarbinnen de ontwikkelingen in De Groene Velden plaats dienen te vinden.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciaal Meerjarenprogramma Flevoland Landelijk Gebied (2006)
In december 2006 hebben Gedeputeerde Staten van Flevoland het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied, Volop kansen in Flevoland 2007-2013 (p-MJP) vastgesteld. Het p-MJP is het uitvoeringsprogramma voor een periode van 7 jaar (2007-2013) en is gebaseerd op het Omgevingsplan. In het provinciaal meerjarenprogramma wordt het beleid voor het landelijk gebied, dat is geformuleerd in het nieuwe Omgevingsplan, nader geconcretiseerd en voorzien van een meerjarige programmering, met doorrekening van de kosten en een overzicht van de financiering hiervan. In het p-MJP wordt de uitvoering beschreven van het gebiedsgerichte beleid van Flevoland: een samenhangende verwerving, inrichting en beheer in het landelijk gebied ten behoeve van water, landbouw, natuur, plattelandseconomie, recreatie en toerisme, landschap, cultuurhistorie, milieu en bodem.
3.2.2 Omgevingsplan Flevoland (2006)
Op 2 november 2006 is het Omgevingsplan Flevoland 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Omgevingsplan Flevoland 2006 is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Door de vier plannen in één integraal plan samen te voegen, zijn de hoofdlijnen van het beleid van de provincie Flevoland compact en is de samenhang tussen de diverse beleidsterreinen het best gewaarborgd. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid.
De provincie stelt als voorwaarden voor een evenwichtige groei: het behoud en het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving, het milieu, het water, de natuur en het landschap. In het Omgevingsplan wordt een aantal beleidsuitgangspunten beschreven die ook van belang wordt gevonden voor De Groene Velden.
Provinciale hoofdstructuur
Op zowel vervoersgebied, als bij de economie en de voorzieningen, is de provincie sterk op het 'oude land' georiënteerd. Hiervoor zijn met name de Noordelijke Ontwikkelingsas, tussen Schiphol en Groningen, en de West-Oost as, van Alkmaar tot Zwolle, van belang. Samen met de grote kernen vormen deze assen de stedelijke hoofdstructuur. Het gebied tussen Lelystad en Kampen/Zwolle krijgt, als onderdeel van de te ontwikkelen West-Oost-as, naar verwachting te maken met een groeiende dynamiek als gevolg van de uitdijende Randstad en de ontwikkeling van de netwerkstad Zwolle-Kampen. Deze dynamiek concentreert zich op ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Dergelijke ontwikkelingen stellen nieuwe eisen aan de inrichting, functionaliteit en bereikbaarheid van het gebied. Concrete impulsen ontstaan door de aanleg van de Hanzelijn en de eerste fase van de N23 tussen Lelystad en Dronten.
De toekomstige Hanzelijn loopt ten westen De Groene Velden. Om het traject Lelystad-Zwolle te kunnen realiseren wordt naast de bestaande spoorlijn een nieuwe spoorlijn aangelegd. Voor de Hanzelijn is een afzonderlijk bestemmingsplan in procedure gebracht.
afbeelding - tracé Hanzelijn in Lelystad
Landelijk gebied
De provincie wil de vitaliteit van het landelijk gebied vergroten en de gebruiksmogelijkheden ervan meer afstemmen op de maatschappelijke behoeften. De inrichting en het gebruik zullen daardoor in bepaalde gebieden wijzigen. Dit hangt samen met schaalvergroting en verbreding in de landbouw, de groeiende ruimtevraag van de sector recreatie en toerisme, de beoogde versterking van de natuur en de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem. Er zijn groeiende kansen voor combinaties en uitruil van functies. De strikte functiescheiding in het landelijk gebied is niet langer overal wenselijk. De provincie wil de unieke Flevolandse landschappelijke en cultuurhistorische karakteristieken behouden, onder meer door ze in te zetten als ruimtelijke kwaliteit ter versterking van nieuwe ontwikkelingen.
Natuur
Ongeveer de helft van Flevoland (de Oostvaardersplassen, de Lepelaarplassen en vrijwel alle grote wateren) is aangewezen als speciale beschermingszone (SBZ) onder de Europese Vogelrichtlijn en maakt daarmee onderdeel uit van het internationale natuurnetwerk Natura 2000. Enkele delen van deze gebieden zijn tevens aangemeld als beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen met een groot deel van de binnendijkse natuurgebieden het Flevolandse deel van de nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
De EHS-doelbenadering en de spelregels EHS zijn uitgewerkt in nieuw provinciaal beleid. (zie paragraaf 3.2.3Spelregels EHS).
Toerisme en recreatie
Er zijn meer recreatieve voorzieningen nodig voor de (toekomstige) inwoners van Flevoland, en de provincie wil de bijdrage vergroten die het toerisme levert aan de economische ontwikkeling van Flevoland en de vitaliteit van het platteland. Flevoland ziet goede mogelijkheden om dit te combineren met de behoefte aan ruimte in de noordelijke Randstad en op de Veluwe en wil hiervoor het overleg gaan initiëren. De door de provincie gewenste toeristisch-recreatieve ontwikkelingen zijn vooral kansrijk in en om natuurgebieden en in combinatie met goede waterkwaliteit. Versterking van natuur- en landschapsbeleving speelt daarbij een rol.
3.2.3 Spelregels EHS
Provinciale Staten hebben op 17 juni 2010 besloten de EHS-Doelbenadering en de Spelregels EHS vast te stellen als uitwerking van het onderdeel "Saldobenadering" uit het Omgevingsplan 2006.
Doel van de EHS is de realisatie van een robuust landelijk samenhangend netwerk van natuurgebieden dat voldoende (leef-)ruimte biedt voor soorten en waarden die karakteristiek zijn voor de Nederlandse natuur.
De provincie Flevoland wil natuur beschermen en ontwikkelen, maar ook ruimte hebben om andere maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw en recreatie optimaal vorm te geven. De natuurwetgeving hanteert een 'nee, tenzij'-regime: nieuwe activiteiten zijn niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat de beschermde habitats en soorten daarvan geen schade ondervinden. Slechts indien een blijvende gunstige staat van instandhouding voor soorten en habitats gegarandeerd is, kan 'nee, tenzij' worden omgebogen in een door de provincie gewenst 'ja, want'.
De provincie wil hiervoor gebruik maken van een systeem van saldobenadering. Het uitgangspunt van deze benadering is dat de maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen zodanig vorm worden gegeven dat zij elkaar niet belemmeren, maar versterken. Als elders binnen het Flevolandse natuursysteem een vergelijkbare of grotere verbetering wordt gerealiseerd, kan plaatselijk een verslechtering van de natuurkwaliteit acceptabel zijn.
De uitwerking van de saldobenadering is voor het Natura 2000 netwerk en de EHS verschillend, omdat op grond van de wettelijke kaders voor beide verschillende afwegingscriteria gelden. Voor het Natura 2000 netwerk zet de provincie Flevoland een koers in, waarbij de gewenste toekomstige maatschappelijke ontwikkelingen geen significante negatieve gevolgen meer zullen hebben. Dit kan bereikt worden door, voorafgaand aan of tegelijk met bijvoorbeeld woningbouwprojecten, de natuurkwaliteiten van het huidige netwerk in Flevoland zo te versterken, dat de door het rijk vastgestelde instandhoudingdoelstellingen en herstelopgaven ruimschoots worden gerealiseerd.
Voor het deel van de EHS dat niet onder de Natura 2000 bescherming valt, maakt de provincie conform de Nota Ruimte verweving met saldering op gebiedsniveau mogelijk, op basis van integrale gebiedsplannen die samen met gebiedspartners worden opgesteld en door het rijk worden getoetst. Binnen een gebied is een (gedeeltelijke) herbegrenzing van de EHS mogelijk. Ook het uitplaatsen van verstorende bedrijven behoort tot de mogelijkheden. Uitgangspunt is in alle gevallen dat de omvang van de EHS minimaal gelijk blijft en dat er een kwalitatieve verbetering van de natuurwaarden optreedt (bijvoorbeeld door verbetering van de milieukwaliteit).
Bij de uitwerking van de saldobenadering is van belang dat niet alle gebieden binnen de EHS dezelfde waarde hebben:
- Prioritaire gebieden: naast de gebieden die in het verleden al door het rijk zijn aangewezen (als Vogelrichtlijngebied, beschermd natuurmonument of bosreservaat), gaat het om gebieden waar al zeer bijzondere natuurlijke natuurwaarden zijn ontstaan die vanwege de bijzondere abiotische omstandigheden niet of nauwelijks elders in Flevoland realiseerbaar zijn. Toepassing van de saldobenadering is in deze gebieden niet mogelijk.
- Waardevolle gebieden: dit zijn gebieden met een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. De gebieden zijn essentieel voor de gewenste samenhang en kwaliteit van de EHS. Binnen deze gebieden is de ruimte voor het toepassen van de saldobenadering beperkt, tenzij de natuurkwaliteit en/of -kwantiteit en de gebruikswaarde van het gebied verbeteren. De prioritaire en de waardevolle gebieden vormen samen de kerngebieden van de EHS.
- Overige EHS: deze gebieden hebben vaak een hoge lokale waarde, deels door de ligging in of nabij de kernen, maar soms ook door bijzondere abiotische waarden of bijvoorbeeld als landschappelijk element. De omvang of de gebruiksdruk zijn echter zodanig dat het alleen met hoge beheersinspanningen mogelijk is om deze waarden ook duurzaam te blijven beheren. Deze gebieden lenen zich voor de saldobenadering, waarbij nadrukkelijker dan bij de waardevolle gebieden ook verplaatsing aan de orde kan zijn.
Het gebied ten noorden van De Groene Velden is aangewezen als overige EHS en waardevol gebied ('t Zand).
3.3 Waterschap Zuiderzeeland
3.3.1 Waterbeheerplan 2010-2015 (2010)
In 2010 is het Waterbeheerplan 2010-2015, na goedkeuring van de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland en het instemmen van de provincie, definitief geworden. Het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen om die doelen te bereiken. Voor Waterschap Zuiderzeeland is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Het is het beleids- en visiedocument van het waterschap en geeft richting aan de samenwerking met andere organisaties en deuitvoering van het (provinciaal) waterbeleid.
Waterschap Zuiderzeeland staat voor veiligheid, voldoende water en schoon water. De wijze waarop het waterschap hier in deze planperiode invulling aan wil geven, is beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015. De drie thema's gaan in op:
- Veiligheid
primaire waterkeringen op orde;
regionale waterkeringen op orde; - Voldoende water
voorkomen wateroverlast;
anticiperen op watertekort;
goed functioneren watersysteem;
goed grondwaterbeheer; - Schoon water
goede structuurdiversiteit;
goede oppervlaktewaterkwaliteit;
goed omgaan met afvalwater.
De Wortmantocht, waarvan de oevers in mei 2009 zijn aangepast naar duurzaam ingericht oevers, is de enige watergang van hogere orde. Deze ligt overigens tegen het plangebied aan. In het gebied zijn wel kavelsloten aanwezig. Voor alle biologische groepen leiden structuurarme situaties tot een verarmde soortensamenstelling. Doelstelling is dat na uitvoering van de maatregelen uit het huidige beleid, in deze tochten aan de beoogde ecologische doelstelling wordt voldaan. In de Wortmantocht en de Houtribtocht is niet alleen de structuurdiversiteit de beperkende factor voor het kunnen voldoen aan de beoogde doelstellingen, maar ook de nutriëntenproblematiek.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurplan Lelystad 2015 (2005)
In het voorjaar van 2005 heeft de gemeenteraad het Structuurplan Lelystad 2015 vastgesteld. Het Structuurplan omvat een periode van 25 jaar, waarbij gedurende de periode tot 2015 hoofdzakelijk uitvoering zal worden gegeven aan het huidige, vastgestelde beleid en er dus voldoende ruimte in de tijd is om met de betrokken overheden overleg te voeren over de haalbaarheid van de door Lelystad gewenste ontwikkelingen.
In het Structuurplan wordt aandacht besteed aan de identiteit, de gewenste omvang van de stad, het groeitempo van de stad, het woonmilieu, de werksituatie, de infrastructuur, de benodigde voorzieningen et cetera. Reeds bestaande plannen - als resultante van het Masterplan Versnelde Groei - zoals het Masterplan Stadshart Lelystad en de Structuurvisie Kust dienden nadrukkelijk in onderlinge samenhang als input voor het Structuurplan.
De hoofdlijnen van het Structuurplan zijn:
- geen omvangrijke groei; kwaliteit staat voorop;
- handhaving van de kernkwaliteiten groen, water, rust en ruimte;
- vernieuwing van de wijken: de "wooneilanden";
- aanbieden van concurrerende bedrijventerreinen en kantorenlocaties;
- ontwikkeling van dynamische knooppunten: het Stadshart, de Kust, Larserpoort/Vliegveld (de Larserknoop) en Flevokust;
- accenten op en ontwikkeling van Groene Stad / Blauwe Stad.
In het structuurplan wordt een aantal beleidsuitgangspunten en speerpunten beschreven die ook van belang wordt gevonden voor De Groene Velden.
afbeelding - uitsnede van Structuurbeeld 2015.
Groen en water
Lelystad is de groenste stad van Nederland (onderzoek van Alterra, 2003). Dit groene imago dient gewaarborgd te blijven, onder andere door het versterken en variëren van de groen- en waterstructuur. De identiteit van Lelystad wordt mede bepaald door de duidelijke groenstructuur, de grootschalige groenelementen en de samenhang tussen groen en water in de stad en in het buitengebied. Een belangrijke opgave is het vergroten van de recreatieve waarde, toegankelijkheid en bruikbaarheid en het tegengaan van versnippering van natuur en landschap. De herkenbaarheid van de groen- en waterstructuur wordt vergroot door in het westelijk deel van de stad het accent op water te leggen (de Blauwe Stad) en in de oostkant het accent juist op groen te leggen (de Groene Stad). In De Groene Velden wordt het accent duidelijk op groen gelegd. Dit is te zien aan het karakter van het gebied.
Werken aan huis
Steeds meer mensen werken thuis, ook nieuwe bedrijven worden gestart vanuit huis. Het betreffen hierbij met name bedrijven in de zakelijke dienstverlening en persoonlijke dienstverlening.
Voor deze ontwikkeling dienen goede ruimtelijke voorwaarden te worden gecreëerd, om daarmee een bijdrage te leveren aan de werkgelegenheidstaakstelling. De rol van de gemeente ligt met name op het gebied van:
- opnemen van mogelijkheden voor passende werkfuncties in bestemmingsplannen;
- inbrengen van meer woon-werk-combinaties voor specifieke doelgroepen in woningbouwprogramma's;
- stimuleren van bouw van woonruimte waar (makkelijker) werkfuncties onder te brengen zijn (maatvoering, uitbreidingsruimte, et cetera).
3.4.2 Kwaliteitsstructuurplan Lelystad (2001)
Het Kwaliteitsstructuurplan beschrijft de gewenste kwaliteiten in verschillende gebiedstypen in Lelystad en geeft ook een uitwerking voor de noodzakelijke onderhoudsmaatregelen die nodig zijn om de ambities voor de openbare ruimte te halen. In het plan wordt voor het woongebied een aantal inrichtingsmaatregelen aanbevolen die ook voor (delen van) De Groene Velden van toepassing kunnen zijn:
- verbeteren sociale veiligheid en verkeersveiligheid;
- herintroduceren van een helder straatbeeld;
- regels stellen en handhaven van regels t.a.v. erfafscheidingen in private gebieden;
- delen van de openbare ruimte qua inrichting geschikt maken voor mede- of zelfbeheer van bewoners.
3.4.3 Milieubeleid Lelystad
Eén van de uitgangspunten van het milieubeleid is dat de milieubelangen volledig en in een zo vroeg mogelijk stadium in de ruimtelijke ordening worden meegenomen. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende zaken van belang:
- Bedrijvigheid: de gemeente streeft er naar de milieukwaliteit te handhaven of te verbeteren. Door middel van het toepassen van inwaartse integrale milieuzonering (IIMZ) worden bedrijven gevestigd op voldoende afstand van woonbebouwing.
- Bodem: bij de herziening van bestemmingsplannen moet over de bodemgesteldheid worden gerapporteerd. In de meeste gevallen kan worden volstaan met een historisch onderzoek.
- (Afval)water: het beleid is gericht op het voorkomen van verontreiniging van grond- en oppervlaktewater. De gemeente hanteert als uitgangspunt dat in nieuw te ontwikkelen locaties een gescheiden rioleringssysteem aangelegd dient te worden.
- Bouwen en wonen: bij het opstellen van stedenbouwkundige plannen en bij het bouwen en beheren van gebouwen dient uitgegaan te worden van "duurzaamheid". Hergebruik van secundaire afvalstoffen en de toepassing van duurzame materialen moet worden gestimuleerd.
- Energie: in stedenbouwkundige plannen dient zoveel mogelijk rekening gehouden te worden met een zongerichte verkaveling en het toepassen van duurzame energie.
3.4.4 Nota Recreatie en Toerisme 2005-2010
De hoofdkoers tot het jaar 2015 wordt bepaald door een tweetal ambities, voortvloeiend uit het Structuurplan. In de eerste plaats zal de ligging aan het water verder benut moeten worden met als hoofdontwikkeling de verdere invulling van het gebied Batavia Stad (als toeristische "knoop") met vooral dag- maar later ook beperkte verblijfsrecreatie (als "volgende" voorziening). De tweede ambitie heeft betrekking op de groene ring rondom Lelystad, inclusief de Oostvaardersplassen, die recreatiepotenties (vooral voor de eigen inwoners) in zich bergen. Het gaat hierbij niet zozeer om nu veel nieuwe ontwikkelingen in de groengebieden te realiseren, maar meer om het op orde brengen en houden van de recreatiemogelijkheden in de groene ring (met name de aanwezige routestructuren). Aanvullend zijn nieuwe ontwikkelingen in de groene ring beperkt mogelijk mits het gaat om kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen. Deze kunnen als rustpunten c.q. bezoekdoelen gezien worden in een "rondje om de stad".
De hoofdkoers is voor de periode tot 2010 uitgewerkt in een drietal hoofdopgaven:
- het doorontwikkelen van de basiskwaliteiten;
- versterking van de toeristische knopen;
- het uitdragen van de aanwezige kwaliteiten (nadrukkelijke rol marketing en promotie).
3.4.5 Welstandsnota Lelystad (2007)
In 2007 heeft de gemeente Lelystad het beleid ten aanzien van welstand in de Welstandsnota Lelystad opgenomen. De welstandscriteria die hierin zijn opgenomen zijn “gebiedsgericht”. Dat wil zeggen dat zij zijn gebaseerd op de kwaliteiten die per gebied voorkomen. Sommige gebieden verdragen meer vrijheid dan anderen. Voor enkele delen van Lelystad gelden geen welstandscriteria, waaronder De Groene Velden. De gebiedsgerichte welstandscriteria zijn opgesplitst in twee categorieën: beperkte of stedenbouwkundige welstand en volledige of architectonische welstand.
3.4.6 Handhavingsprogramma
Het gemeentelijk handhavingsbeleid is verwoord in het Handhavingsprogramma 2006-2010 (27 april 2005). In deze beleidsnota beschrijft de gemeente onder meer de werkwijze, de intensiteit en de prioritering voor de handhavingstaken. Op korte termijn zal worden overgegaan op een integraal handhavingsprogramma, geënt op de Omgevingsregelgeving.
3.4.7 Bed & Breakfast
Het college van de gemeente Lelystad heeft op 14 september 2010 een beleidsregel Bed & Breakfast (B&B) vastgesteld. Op basis hiervan is onder voorwaarden het voeren van een B&B mogelijk.
3.5 Wet- En Regelgeving
3.5.1 Water
Op 8 januari 2004 heeft de gemeenteraad het Waterplan Lelystad vastgesteld.
In het waterplan staan de ambities voor de inrichting van oevers en het waterbeheer verwoord.
Hiernaast zijn de maatregelen bepaald om de knelpunten in het watersysteem aan te pakken. Hieronder vallen onder andere het wegwerken van de baggerachterstand en het omvormen van oevers naar een natuurlijke/natuurvriendelijke inrichting
In het kader van het actualiseren van de bestemmingsplannen in Lelystad is door adviesbureau Tauw een waterparagraaf opgesteld. Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen, hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan “Veiligheid, Voldoende en Schoon Water”.
Aangezien het om conserverend plan gaat, waarbij geen sprake is van grote wijzigingen in de stedelijke inrichting, wordt in deze waterparagraaf met name aandacht besteed aan de toestand van het watersysteem in de huidige situatie en de uitgangspunten conform het Waterplan Lelystad in geval van toekomstige plannen.
Overleg
De beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) is gevolgd. Op 6 mei 2008 heeft een overleg plaatsgevonden waarbij het waterschap en de gemeente aanwezig waren. Het verslag van dit overleg is opgenomen als bijlage bij de rapportage. Vervolgens is deze waterparagraaf opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland en op basis van de wateraspecten die naar voren kwamen tijdens het overleg.
Huidige situatie
Oppervlaktewater
Grenzend aan het plangebied ligt de Wortmantocht. In de Wortmantocht wordt een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m. Tussen Jagersveld en De Groene Velden ligt een zijwatergang van de Wortmantocht. Binnen De Groene Velden liggen verder enkele sloten.
Waterkwaliteit
De agrariërs in het gebied gebruiken water uit de Wortmantocht om in droge tijden het land te sproeien. De kwaliteit van het polderwater is slecht. Ten behoeve van de landbouw is enkele jaren geleden een hevel gemaakt om water vanuit het IJsselmeer de Wortmantocht in te pompen. Bij gebruik van de hevel bleek een explosieve algengroei te ontstaan in het gebied. De inlaat wordt daardoor momenteel nauwelijks tot niet gebruikt. De zijwatergang van de Wortmantocht (tussen Jagersveld en De Groene Velden) heeft ook een slechte waterkwaliteit. Dit is een doodlopende watergang.
Riolering
De Groene Velden (woningen en agrarisch gerelateerde bedrijfsvoering) en de verspreid liggende woningen in het gebied zijn met het DWA aangesloten op vrijvervalriolering. Het regenwater wordt geborgen op eigen terrein.
Toekomstige ontwikkelingen
Waterkwaliteit
Om de waterkwaliteit in de Wortmantocht en zijwatergang te verbeteren is in het waterplan opgenomen dat een verbinding wordt gemaakt tussen de zijwatergang en een watergang in de Zuiderzeewijk. Of de hevel voor het inlaten van IJsselmeerwater in de Wortmantocht in de toekomst nog zal worden gebruikt wordt momenteel onderzocht.
Riolering
Bij nieuwe ontwikkelingen geldt het principe dat de toename van het verharde oppervlak moet worden gecompenseerd binnen het betreffende gebied. Bij nieuwe ontwikkelingen dient er in principe gescheiden gerioleerd te worden. Voor kleine uitbreidingen in het agrarisch gebied (zoals zorgboerderijen / stadsboerderijen) geldt dat het droogweerafvoer kan worden aangesloten op de drukriolering. Het hemelwater moet geborgen worden op eigen terrein.
Wateraspecten
In onderstaande paragrafen zijn de relevante wateraspecten voor dit bestemmingsplan beschreven aan de hand van het “Waterkader” van Waterschap Zuiderzeeland.
Veiligheid / waterkeringen
Het plan ligt buiten de kern- vrijwarings- of buitenbeschermingzone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.
Wateroverlast (WO)
Het voorliggende bestemmingsplan heeft slecht een beperkte toename van het verhard oppervlak tot gevolg. Er zal geen ruimte voor waterberging verdwijnen. Bij de toename van het verharde oppervlak in het stedelijk gebied dient waterberging in principe binnen het eigen projectgebied plaats te vinden. Is dit niet mogelijk, dan dient compensatie plaats te vinden binnen hetzelfde peilgebied. Randvoorwaarde is dat de afvoer bij een bui die eens in de 100 jaar voorkomt niet meer is dan 1,5 l/s/ha. Rekening houdend met de klimaatverandering wordt een correctiefactor van +10 % toegepast. Bij toename van het verharde oppervlak in landelijk gebied geldt dat de afvoer bij een bui die eens per jaar voorkomt niet meer mag zijn dan 1,5 l/s/ha.
De waterberging wordt berekend boven het streefpeil. In stedelijk gebied mag het waterpeil maximaal tot aan maaiveld stijgen bij een bui waarvan de kans van voorkomen eens per 100 jaar is. In het landelijk gebied mag dit bij een bui die eens in de 80 jaar voorkomt. In enkele laaggelegen gebieden is de kans van voorkomen eens in de 50 jaar. De berging mag niet later gerealiseerd worden dan de uitvoering van de rest van het plan. Voor het bestaand bebouwd gebied in dit plan is het principe “waterneutraal bouwen” gevolgd. Dit wil zeggen dat bij de toename van verhard oppervlak bij de bouw van de woonwijken, als compenserende maatregel waterberging is aangelegd om piekafvoeren op te vangen. Deze berging is als bestemming water terug te vinden op de verbeelding.
Goed functionerend watersysteem (WF)
De huidige afvoer van water beperkt aangepast (zie hiervoor). Het functioneren van het huidige watersysteem, (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering zeker niet verslechteren. De streefpeilen in het plangebied zullen als gevolg van het plan niet veranderen. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. De watergangen zijn voorzien van een obstakelvrije werkstrook van minimaal 5 meter breed:
- aan één zijnde van een watergang met een waterbreedte tot en met 12 meter;
- aan weerszijden van een watergang met een waterbreedte van 12 tot 24 meter.
Watergangen met een waterbreedte van meer dan 24 meter worden varend onderhouden.
Anticiperen op Watertekort (WA)
Tijdens extreme droge perioden is het inlaten van water mogelijk. De beschikbaarheid van water binnen het plangebied wordt in perioden van extreme droogte bepaald volgens de landelijke verdringingsreeks:
- veiligheid en voorkomen van onomkeerbare schade: achtereenvolgens stabiliteit waterkeringen, klink en zetting (veen en hoogveen) en natuur (gebonden aan bodemgesteldheid);
- nutsvoorzieningen: achtereenvolgens drinkwatervoorzieningen en energievoorzieningen;
- kleinschalig hoogwaardig gebruik: tijdelijke beregening kapitaalintensieve gewassen en proceswater;
- overige belangen: scheepvaart, landbouw, natuur (zolang geen onomkeerbare schade optreedt), industrie, waterrecreatie en binnenvisserij.
Goede structuur diversiteit (SU)
Bij de inrichting van het watersysteem is gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Hiertoe worden de volgende maatregelen genomen:
- voor de watergangen met de functie "water voor natuur" worden de oevers duurzaam ingericht met natuurvriendelijke oevers. Deze oevers hebben een minimum talud van 1:5;
- tussen de zijwatergang van de Wortmantocht en de watergang in de Zuiderzeewijk wordt mogelijk een verbinding aangelegd om de waterkwaliteit te verbeteren door doorspoeling.
Goede oppervlaktewaterkwaliteit
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op straatverharding is ongewenst en is, met uitzondering van de DOB-methode, door het waterschap verboden. Bij de DOB-methode wordt minder bestrijdingsmiddel gebruikt, waardoor de verontreinigingen naar het oppervlaktewater afstromen.
Goed omgaan met afvalwater
Het hemelwater binnen het plangebied wordt in de huidige situatie niet afgevoerd naar de riolering. Het wordt geloosd worden op oppervlaktewater. Bij toekomstige uitbreiding wordt het regenwater ook gescheiden afgevoerd van de droogweerafvoer via een "zuiverend" regenwaterstelsel. Schoon regenwater mag zonder WVO-vergunning direct geloosd worden op oppervlaktewater. Schoon regenwater is:
- regenwater van verhardingen met een verkeersintensiteit <1000 voertuigbewegingen;
- regenwater vanaf parkeerplaatsen met < 50 plaatsen;
- regenwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt;
- regenwater van onverhard terrein.
Verharde oppervlakken die vuil zijn of waar de kans op vervuiling groot is worden via een (in)filtratievoorziening, (in)filtratieberm en/of slibafscheider afgevoerd.
3.5.2 Ecologische waarden
Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op aanwezige natuurwaarden in het plangebied en de omgeving, dient in het kader van het bestemmingsplan een toetsing aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen (gebiedstoets) en de Flora- en Faunawet (soortentoets) plaats te vinden.
Gebiedentoets
Sinds 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet van kracht. Sindsdien zijn de bepalingen van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:
- Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden)
- Beschermde Natuurmonumenten
- Wetlands
In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld. Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient nagegaan te worden of in of nabij het plangebied sprake is van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) of van gebieden die zijn aangewezen conform de natuurbeschermingswet (o.a. Natura 2000).
De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitat die het leefmilieu voor deze soorten vormt. De Habitatrichtlijn is gericht op het in stand houden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna. In dit kader zijn Speciale Beschermingszones (SBZ) aangewezen. Wanneer zich in of in de buurt van een beschermingszone een (nieuwbouw)plan aandient, zal moeten worden beoordeeld of dit plan significante negatieve gevolgen voor het gebied kan hebben. Als dit het geval is, dan dienen passende maatregelen getroffen te worden om te zorgen dat de kwaliteit van de leefgebieden van soorten in de SBZ niet verslechtert.
Natura 2000
Ten aanzien van het gebied de Groene Velden kan worden opgemerkt dat het op redelijke afstand ligt en geen onderdeel uit maakt van het Natura 2000 gebied 'IJsselmeer' en nog verder weg liggen de Natura 2000 gebieden 'Oostvaardersplassen' en 'Markermeer/ IJmeer'. Het meest nabijgelegen (ruim 2 km afstand) is het Natura 2000 gebied 'IJsselmeer'. Dit is een samenvoeging van het Vogelrichtlijngebied en het Habitatrichtlijngebied.
Het IJsselmeer is als SBZ aangewezen omdat het een uitgestrekt zoetwatermeer met plaatselijk moerassige oeverzones betreft, dat als geheel het leefgebied vormt van diverse in artikel 4 van de vogelrichtlijn bedoelde vogelsoorten. Het IJsselmeer vormt het leefgebied van soorten van Bijlage I van de Vogelrichtlijn (o.a. Nonnetje, Porseleinhoen, Kemphaan, Reuzenstern, Zwarte Stern, Visdief) en fungeert als broed-, rui-, overwinteringsgebied en rustplaats in de trekzone van vele watervogels en andere trekvogelsoorten. De kustzone van het IJsselmeer is met name in de wintermaanden van groot belang als rustgebied voor diverse soorten watervogels. De verharde onderwater oevers gelden als leefgebied voor de habitatsoort Rivierdonderpad. Daarnaast jaagt de Meervleermuis boven het IJsselmeer, langs de kust, op insecten.
Aangezien het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, en 'de Groene Velden' op redelijk afstand ligt van de Natura 2000 gebieden, kan uitgesloten worden dat er (significant) negatieve effecten optreden. De instandhouding van het Natura 2000 gebieden is gegarandeerd, significant negatieve gevolgen voor de kwaliteiten van het richtlijngebied zullen niet optreden.
Ecologische hoofdstructuur
Naast de bescherming onder Natura 2000 zijn er gebieden die beschermd zijn als EHS. De Natura 2000 gebieden maken deel uit van de EHS in de status van prioritair gebied. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in ecologische verbindingszones, waardevolle gebieden en overig EHS. De ecologische verbindingszones zorgen ervoor dat afzonderlijke natuurgebieden met elkaar verbonden worden en planten en dieren zich kunnen verspreiden.
De waardevolle gebieden hebben een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. Deze gebieden zijn essentieel voor de samenhang en kwaliteit van de EHS. De prioritaire en waardevolle gebieden vormen samen de kerngebieden van de EHS.
Gemeente Lelystad heeft in het structuurplan 2004 de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS) overgenomen. Daarnaast heeft de gemeente ook de lokale EHS vastgelegd. De Groene Velden grenzen aan de oost-, zuid- en westkant direct aan de lokale EHS. Het gaat hier om de gebieden, Overijsselse Hout en 't Zand. Het beleid in deze gebieden is gericht op het veiligstellen en vergroten van de bestaande natuurwaarden. De Wortmantocht heeft de status van locale ecologische verbindingszone. De Wortmantocht ligt buiten het plangebied.
afbeelding - ligging waardevolle natuurelementen in omgeving van het plangebied
Boswet
Het bos in het plangebied valt onder de werking van de Boswet. Bij kap of houtoogst dient herplant of compensatie plaats te vinden.
Wetland
Het IJsselmeer is aangewezen volgens de Wetlands-Conventie. Onder wetlands worden waterrijke gebieden verstaan, bijvoorbeeld moerassen of veengebieden. Deze natuurgebieden hebben belangrijke functies, onder andere voor trekvogels, vissen en andere waterdieren. Wetlands en de planten- en diersoorten die erin leven, worden beschermd door het Ramsar Verdrag uit 1971.
Soortentoets
Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het (tenzij ontheffing verkregen is) verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief. Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, zal hier op vooruit lopend, een verwachting worden uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.
In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. "AmvB art. 75" van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:
- 1. Alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3).
- 2. Soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2).
- 3. Soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.
De 1e categorie is strikt beschermd. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, er geen andere oplossingen mogelijk zijn om de doelstellingen van het project te behalen (mitigatie en/of alternatieven) en als er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (art. 75, lid 5, onder c).
Voor de 2e categorie geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht wanneer er volgens een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt en de werkzaamheden vallen onder de categorie:
- bestendig beheer en onderhoud;
- bestendig gebruik;
- ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Voor de 3e categorie geldt een algemene vrijstelling voor:
- bestendig beheer en onderhoud;
- bestendig gebruik;
- ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Een uitzondering hierop zijn vogels. Voor vogels wordt geen ontheffing verleend. Indien er broedvogels aanwezig zijn dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden.
De Groene Velden is omringd door EHS en agrarisch gebied, waardoor het een open natuurlijk karakter heeft. Het gebied is groen waarin een aantal natuurlijke elementen voorkomen (zoals waterlopen, (gras)bermen, boomgroepen en oevers en grasbermen langs de waterlopen) die levensvoorwaarden bieden voor een aantal in Lelystad voorkomende beschermde planten- en diersoorten. Het betreft vertegenwoordigers uit de groepen vissen, amfibieën, zoogdieren, vogels en hogere planten. Het bestemmingsplangebied is niet geïnventariseerd, omdat er al redelijk veel bekend is over het voorkomen van beschermde soorten.
De volgende soorten zijn bekend uit het gebied:
Tabel 3, Zwaar beschermde soorten:
Vleermuizen: De Groene Velden kan fungeren als leefgebied voor diverse soorten vleermuizen. In ieder geval zijn foeragerend in het gebied de Gewone Dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de Laatvlieger (Eptesicus serotinus) te verwachten. Zowel in gebouwen als in de omringende bosgebieden kunnen zich kolonies bevinden, deze zijn als vaste verblijfplaats strikt beschermd.
Overige zoogdieren: In het gebied zijn beschermde zoogdieren van de tabel 3 niet te verwachten, maar ook niet uit te sluiten. Niet uit te sluiten is dat de Boommarter in het omringende bos voorkomt.
Tabel 2: Overig beschermde soorten
Langs de aanwezige waterkanten is het mogelijk dat de Rietorchis (Dactylorhiza majalis praetermissa) voorkomt, in het omringende bos is deze talrijk aanwezig.
Vissen: In de waterloop 'Wortmantocht' kan de Kleine modderkruiper (Cobitis taenia) aangetroffen worden.
Tabel 1: Algemeen beschermde soorten
In het gebied zijn diverse algemeen beschermde soorten aan te treffen. Het gaat onder meer op de volgende soorten; Egel (Erinaceus europaeus), ware- en woelmuizen, Bunzing (Mustela putorius), Bruine kikker (Rana temporaria), Groene kikker complex (Rana ridibunda/lessonae), Gewone pad (Bufo bufo) en Kleine watersalamander (Triturus vulgaris).
Verder zijn alle in het gebied voorkomende vogelsoorten beschermd. Voor de zeer algemeen voorkomende, maar strikt beschermde (bijlage IV van de Habitatrichtlijn), vleermuissoorten zal voorafgaand aan de sloop van gebouwen onderzocht dienen te worden of er al dan niet verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Als de huidige bebouwing gehandhaafd blijft is er geen strijdigheid met natuurwetgeving. Als er gebouwen gesloopt worden, zal volgens specifieke richtlijnen (in de bijlage) worden gehandeld.
Aangezien het bestemmingsplan conserverend is, mag verwacht worden dat er geen negatieve effecten optreden. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt niet in gevaar. Bij eventuele ruimtelijke procedures zal vanwege het voorkomen van beschermde soorten een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Tevens dient, vanwege het voorkomen van vleermuizen in gebouwen, bij sloopwerkzaamheden van gebouwen altijd een vleermuisinventarisatie verricht te worden. In sommige gevallen zal ook bij aanbouw aan bestaande bouw een vleermuisinventarisatie noodzakelijk zijn.
3.5.3 Archeologische waarden
Wettelijk kader
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta, kortweg Malta genoemd) is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Vervolgens werd het verdrag op 1 september 2007 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op 6 februari 2007 werd de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) gepubliceerd in het Staatsblad en is vervolgens op 1 september 2007, gedeeltelijk, van kracht geworden.
Het Verdrag van Valletta (Malta) gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (“in situ”). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. De wet wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Ten slotte gaat het verdrag uit van het beginsel “de veroorzaker betaalt”. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.
Gemeentelijk archeologiebeleid
Met de invoering van de Wet archeologische monumentenzorg (Wamz) is de gemeente verplicht om in nieuwe of herziene bestemmingsplannen de archeologische waarden vast te leggen. Bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond dient rekening te worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten. Ook bij het voeren van omgevingsvergunningsprocedures dient het archeologisch belang expliciet te worden meegewogen. Dit impliceert de plicht voor de gemeenten om kennis te vergaren omtrent het bodemarchief ter plaatse. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij een archeologisch beleid met bijbehorende instrumenten ontwikkelen. Het vervaardigen van een archeologische verwachtingskaart is in dit verband een nuttig hulpmiddel.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad (2008)
In het kader hiervan is voor de gemeente in 2008 het beleidsdocument Archeologische Monumentenzorg in Lelystad vastgesteld. Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en de beleidsadvieskaart. Met het opstellen van de beleidsadvieskaart is een belangrijk instrument geformuleerd voor de realisatie van gemeentelijk beleid op het gebied van archeologische monumentenzorg.
De beleidsadvieskaart is in dat kader een belangrijk instrument, dat up-to-date moet worden gehouden. De beleidsadvieskaart bestaat uit twee onderdelen; de Maatregelenkaart en Archeologiekaart waarden en verwachtingen. Op de Archeologiekaart waarden en verwachtingen zijn alle bekende archeologische vindplaatsen en vondsten aangegeven. Dit kunnen kleine vondsten zijn, zoals een aardewerken pot, of een grote vondst, zoals een scheepswrak. De afbeelding toont de Archeologiekaart - waarden en verwachtingen. Het plangebied is in rood aangegeven.
afbeelding - uitsnede archeologiekaart met waarden en verwachtingen
Op basis van de Archeologiekaart waarden en verwachtingen kan gesteld worden dat het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde heeft. De kans op het aantreffen van Prehistorische vindplaatsen is hier laag. Wel dient men er alert op te zijn dat tijdens de bodemverstorende werkzaamheden archeologische resten uit de prehistorie of delen van scheepswrakken gevonden kunnen worden. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient onmiddellijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).
In het zuiden van het plangebied, aan de Binnenhavenweg, ligt een ARCHIS-waarneming. Het gaat hier om een scheepswrak (opgegeven). Deze locatie zal in het bestemmingsplan beschermd worden. Binnen het plangebied De Groene Velden zelf zijn geen vondsten gedaan en worden deze ook niet verwacht.
3.6 Milieuaspecten
3.6.1 Algemeen/milieu
Diverse milieuhygiënische aspecten in of nabij het plangebied, zoals hinder door bedrijvigheid, geluidsbelasting, bodemkwaliteit en de aanwezigheid van kabels en leidingen, kunnen beperkingen opleggen aan mogelijk nieuwe ontwikkelingen. Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn de milieuhygiënische aspecten geïnventariseerd en in kaart gebracht.
3.6.2 Externe veiligheid
Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de regelgeving voor externe veiligheid. Hierbij spelen het vervoer van gevaarlijke stoffen en de bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied een rol. Het (wettelijk) kader voor bedrijven en het transport van gevaarlijke stoffen over de weg verschilt van dat het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.
In het kader van externe veiligheid dient het plangebied te worden getoetst aan:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
In het kader van de actualisering van het bestemmingsplan De Groene Velden is door adviesbureau Tauw een onderzoek gedaan welke aspecten van externe veiligheid van belang zijn voor dit bestemmingsplan. Het doel is om het bestemmingsplan te toetsen aan het plaatsgebonden- en groepsrisico uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (circulaire Rnvgs).
De risicokaart van de provincie Flevoland geeft geen aanleiding voor de inschatting dat belemmeringen bestaan voor externe veiligheid. Vervoer van gevaarlijke stoffen over water vormt geen knelpunt voor het plangebied. Het plangebied ligt buiten de mogelijke invloedsafstand. Daarnaast vormt het eventuele vervoer van gevaarlijke stoffen via het spoor geen knelpunt. Het plangebied ligt ruim buiten de invloedsfeer van de spoorlijn. Ook is in het onderzoek aangetoond dat stationaire bronnen geen knelpunt veroorzaken. Met betrekking tot vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg en door buisleidingen zijn in het onderzoek geen situaties naar voren gekomen die een risico vormen voor het plangebied.
3.6.3 Luchtkwaliteit
Sinds 2007 is de Wet luchtkwaliteit van kracht. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.
Adviesbureau Tauw heeft een luchtkwaliteitonderzoek voor de effecten van verkeer in en rond het plangebied uitgevoerd. Hierbij is gekeken of er in de autonome situatie knelpunten zijn. Daarnaast is geanalyseerd hoeveel ruimte er is voor toename van het verkeer rond het plangebied ten opzichte van de luchtkwaliteitsnormen. Verder zijn de bedrijven in de omgeving beschouwd die mogelijk een invloed hebben op de luchtkwaliteit.
Uit het onderzoek (CAR II, versie 7.0) blijken er voor verkeer geen belemmeringen te zijn voor wijzigingen in het bestemmingsplan. Er worden geen normen uit de “Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)” overschreden. Zelfs door een verdubbeling van het verkeer zullen de normen niet overschreden worden. Tevens bevinden zich in het plangebied geen bedrijven die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Op basis van deze informatie kan geconcludeerd worden dat het nieuwe bestemmingsplan voor De Groene Velden vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is.
Bij het uitzetten van het onderzoek is uitgegaan van een vaststelling van het bestemmingsplan in 2008. De gebruikte rekenmethode is dan ook verouderd. Ook zijn de wijzigingen uit de nieuwe regeling beoordeling luchtkwaliteit (december 2008) niet meegenomen. Het onderzoek is gedaan voordat de nieuwe regeling van kracht werd en voordat de nieuwe rekenmethode beschikbaar was.
Omdat een luchtkwaliteitsonderzoek bij een conserverend bestemmingsplan niet verplicht is kan worden gesteld dat een aanpassing van het onderzoek, in principe, niet noodzakelijk is. Gezien de resultaten uit het eerdere onderzoek ligt het in de lijn der verwachting dat de resultaten niet aanzienlijk anders zullen zijn en dat de luchtkwaliteitsnormen ook met de nieuwe rekenmethode ruim binnen de norm blijven.
3.6.4 Hinder door bedrijvigheid
In Lelystad wordt bij bedrijventerreinen en bedrijven een systeem van inwaartse milieuzonering toegepast. De bedoeling is om daarmee een adequate ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen. In deze vorm van milieuzonering wordt rondom het bedrijventerrein een denkbeeldige contourlijn getrokken die uitgaat van de te beschermen milieugevoelige bestemmingen. Vervolgens wordt het binnen de contourlijn gelegen bedrijventerrein verdeeld in zones voor bepaalde categorieën van bedrijven. Hoe verder die zones van de contourlijn liggen, hoe zwaarder de toegelaten bedrijven mogen zijn.
In het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vanuit milieu oogpunt op een hinderlijke wijze van invloed zijn op de omgeving. De aanwezige bedrijven worden gelet op de aard en de invloed op de (woon)omgeving, ook in de toekomst toelaatbaar geacht binnen het plangebied. Daarbij dient opgemerkt te worden dat het niet alleen gaat om de bedrijven die in het bestemmingsplan een bedrijfsbestemming krijgen, maar bijvoorbeeld ook om de voorzieningen. In het plangebied is geen bedrijventerrein aanwezig.
Centraal Veterinair Instituut
Ten noorden van de Houtribweg, buiten het plangebied van De Groene Velden, ligt het Centraal Veterinair Instituut (CVI) van Wageningen UR. Het CVI is een laboratorium, dat bijdraagt aan de bescherming van de dier- en volksgezondheid in Nederland door onderzoek aan en advisering over dierziekten. In verband met het onderzoek naar en de aanmaak van vaccins is ter voorkoming van besmetting rondom dit bedrijf een speciale beschermingszone vastgesteld van 3 kilometer. Deze zone dient vrij te zijn van evenhoevigen (evenhoevigen zijn een orde van zoogdieren, die worden gekenmerkt door een even aantal tenen. Evenhoevigen zijn onder te verdelen in drie onderorden: varkenachtigen (varkens en nijlpaarden), herkauwers (hertachtigen, runderen, bokken en schapen), eeltpotigen (kamelen en lama's).). Het gehele plangebied De Groene Velden valt binnen deze zone (zie afbeelding).
afbeelding - zone evenhoevigen Centraal Veterinair Instituut
3.6.5 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) is het noodzakelijk om de geluidbronnen die van invloed zijn op het plangebied inzichtelijk te maken. Het gaat hierbij om de invloed op geluidgevoelige objecten waaronder woningen. In het onderhavig plangebied zijn de volgende geluidbronnen beschouwd:
- a. Wegverkeerslawaai;
- b. Railverkeerslawaai;
- c. Industrielawaai.
- a. Wegverkeerslawaai
Langs het plangebied loopt de Binnenhavenweg. Dit is een 2-baans weg met een maximum snelheid van 70 km/uur. Ter plaatse van de ontsluiting met het plangebied is de maximum snelheid 50 km/uur. De wettelijke geluidzone van deze weg bedraagt 200 meter en voor binnen deze zone gelegen (geluidgevoelige) objecten dient onderzocht te worden wat de geluidbelasting is.
De verkeersgegevens van de Binnenhavenweg zijn afkomstig van telgegevens van de gemeente en met een groeipercentage van 2,5% per jaar geëxtrapoleerd tot het jaar 2020. Dit komt overeen met de geldigheidsduur van het bestemmingsplan. In onderstaande tabel zijn de verkeersgegevens weergegeven. Ten aanzien van het wegdek is rekening gehouden met dicht asfaltbeton.
Wegvak | Snelheid | Intensiteit | Uurintensiteit | Voertuigverdeling | ||||
[mvt/et- maal] | Dag | Avond | Nacht | Licht | Mid- del | Zwaar | ||
Zuigerplasdreef-Groene velden | 70 km/u | 7.835 | 6,9% | 2,3% | 1,0% | 85% | 10% | 5% |
Binnenhaven t.h.v. Groene velden | 50 km/u | 7.835 | 6,9% | 2,3% | 1,0% | 85% | 10% | 5% |
Groene velden-Oostranddreef | 70 km/u | 7.835 | 6,9% | 2,3% | 1,0% | 85% | 10% | 5% |
Oostranddreef-Goudstraat | 70 km/u | 12.965 | 7,2% | 1,8% | 0,9% | 88% | 7% | 5% |
tabel - weg- en verkeersgegevens
De resultaten van de berekening zijn weergegeven in onderstaande figuur. In de berekening is rekening gehouden met de aftrek conform artikel 110g van de Wgh. Deze is afhankelijk van de snelheid en bedraagt 2 of 5 dB bij respectievelijk 70 en 50 km/uur. De verschillende kleuraanduidingen geven de hoogte van de geluidbelasting weer:
- Groen : < 48 dB
- Oranje : 48-53 dB
- Rood : > 53 dB
Realisatie van geluidgevoelige objecten in de groene zone is zonder meer mogelijk. In de oranje zone is dit alleen mogelijk na het vaststellen van een hogere waarde. In de rode zone kunnen volgens het vigerende geluidbeleid van de gemeente Lelystad geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd.
afbeelding - geluidcontouren Binnenhavenweg 2020
De bestaande geluidgevoelige objecten in het plangebied zijn allen gelegen binnen de groene zone en voldoen daarmee aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. Binnen de oranje en rode zone worden middels dit nieuwe bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt.
- b. Railverkeerslawaai
De 55 dB geluidcontour van het traject 320 (Hanzelijn) is gelegen buiten het plangebied. Dit is de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder voor wat betreft railverkeerslawaai. Railverkeerslawaai is derhalve geen relevante geluidbron binnen het plangebied. - c. Industrielawaai
Ten oosten van het plangebied is het gezoneerde industrieterrein Oostervaart gelegen. De geluidzone van 50 dB(A) loopt tot de rand van het plangebied. In het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh derhalve niet overschreden en vormt industrielawaai geen relevante geluidbron binnen het plangebied.
3.6.6 Bodemkwaliteit
In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 3.1.6 Bro dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. In de Handreiking bestemmingsplannen (Van streekplan naar bestemmingsplan, december 2002) hebben Gedeputeerde Staten aangegeven in welke gevallen bodemonderzoek vereist is en aan welke eisen het onderzoek moet voldoen. Eén van de vereisten is dat bodemonderzoeken niet meer dan 5 jaar oud mogen zijn.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. In het kader van de actualisering van de bestemmingsplannen in Lelystad, is door adviesbureau Tauw een historisch bodemonderzoek in het plangebied uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn als volgt:
Binnen het plangebied hebben diverse bodemonderzoeken plaatsgevonden. Tijdens deze onderzoeken is een groot aantal verdachte activiteiten onderzocht. Over het algemeen worden in grond en grondwater maximaal lichte verontreinigingen gemeten. Voor het overige geldt dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor omvangrijke gevallen van ernstige bodemverontreiniging.
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn geen aanwijzingen gevonden dat de locatie verdacht is op het voorkomen van asbest.
Op basis van de bekende gegevens zijn er voor het aspect bodem geen problemen voor de voorgenomen bestemmingsplanactualisering.
3.6.7 Aanwezigheid kabels, leidingen en straalpaden
Kabels en leidingen
In een bestemmingsplan worden de planologisch relevante leidingen in het gebied opgenomen. Het gaat daarbij om de leidingen die beperkingen kunnen opleggen aan het gebruik in de omgeving. Deze beperkingen komen, naast het te beschermen belang van de leiding (te weten het ongestoord kunnen functioneren van de betreffende leiding), vooral uit veiligheidseisen. In De Groene Velden komen geen belangrijke leidingen voor.
Straalpaden
Over Lelystad lopen verschillende straalpaden vanaf de KPN-mast in het westen van de stad. Er lopen evenwel geen straalpaden over het plangebied.
Hoofdstuk 4 Uitgangspunten
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke en functionele structuur voor De Groene Velden voor de komende jaren aangegeven. Dit beeld wordt in een aantal concrete uitgangspunten geformuleerd, die vervolgens een juridische vertaling krijgen in een set met regels en een verbeelding. Deze regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied en zijn juridisch bindend.
4.2 Ruimtelijke Aspecten
4.2.1 Stedenbouwkundige structuur
Een algemeen uitgangspunt is dat de hoofdopzet van de stedenbouwkundige structuur van De Groene Velden in het algemeen behouden blijft, én waar mogelijk wordt versterkt. Dit houdt in dat in het bestemmingsplan geen rekening wordt gehouden met eventuele wijzigingen in de stedenbouwkundige en functionele structuur van De Groene Velden. Binnen het gebied is nog een aantal gronden onbebouwd. Bij ontwikkeling van dit gebied, dienen deze te passen bij het karakter van de stedenbouwkundige opzet van het gebied.
4.2.2 Infrastructuur
De wegen rondom De Groene Velden voldoen qua inrichting en functie aan de opbouw van de hoofdwegen structuur van Lelystad. Dat betekent dat de Houtribdreef, die deel uitmaakt van de buitenring, voor het autoverkeer is geoptimaliseerd om de centrumring en de radialen te ontlasten, en de veiligheid te vergroten. Voor de buitenring geldt: "70 kilometer per uur waar het kan, 50 kilometer per uur waar het moet" vanwege het milieu (fijnstof, geluid, verkeersveiligheid). De buitenring heeft in principe een 2 x 2 profiel met enkele kruispunten en rotondes.
Volgens het Parkeerbeleidsplan 2009 geldt voor bedrijven en dergelijke de verplichting om de parkeerbehoefte op eigen terrein op te lossen. In het Parkeerbeleidsplan is een stelsel met parkeernormen voor de verschillende soorten bedrijfsactiviteiten opgenomen.
4.2.3 Groenstructuur
Op stadsniveau wordt gestreefd naar meer samenhang tussen de verschillende groengebieden (als uitwerking van de Groene Stad). Dit kan worden bereikt door meer differentiatie in het groen aan te brengen om de kwaliteit, duidelijkheid en herkenbaarheid van de woonomgeving te verbeteren. Het nieuwe bestemmingsplan maakt dit mogelijk.
4.2.4 Waterstructuur
Voor de waterstructuur geldt dat deze intact houden dient te worden. Dit geldt in het bijzonder voor belangrijke watergangen met een waterafvoerende en waterbergende functie. Binnen het plangebied bevinden zich afvoersloten die een belangrijke functie voor de waterafvoer hebben. Daarnaast bevinden er zich enkele kavelsloten. De maatregelen en veranderingen uit het Waterplan Lelystad van 2002 dienen nader te worden beoordeeld om te bezien of ze (in de toekomst) leiden tot een beter en gezonder functioneren van het watersysteem in De Groene Velden.
4.2.5 Milieuvriendelijk gebied
De activiteiten in het gebied De Groene Velden dienen - gezien de ligging tegenover het biologisch landbouwgebied noordelijk - vrij te zijn en te blijven van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Het gebruik van niet-SKAL genormeerde bestrijding- en bemestingsmiddelen is derhalve niet toegestaan. Alleen op deze wijze wordt het ontstaan van natuurlijke conflict- en beïnvloedingssituaties voorkomen.
4.3 Opzet En Ontwikkeling
4.3.1 Opzet en doelstellingen
De Groene Velden was opgezet en ontwikkeld als een gebied voor kleinschalige bedrijven in de agrarische en semi-agrarische sector, als overgang tussen het stedelijke gebied en het grootschalige biologische akkerbouwgebied ten noorden. Daarbij werden de volgende doelstellingen nagestreefd:
- een goede locatie aanbieden voor kleinschalige agrarische en semi-agrarische bedrijven waarvoor noch in de stad, noch in het buitengebied plaats is. In die zin is De Groene Velden in functionele zin een overgang tussen stad en platteland.
- In dit nieuwe bestemmingsplan blijft deze lijn gehandhaafd. - De Groene Velden vormt ook in ruimtelijk opzicht een overgang tussen stad en platteland. De bebouwing staat, ten opzichte van de stad, op overwegend zeer ruime kavels. De bebouwingsdichtheid is laag en er zijn zichtlijnen naar het platteland. Bij de ontwikkeling van het gebied zijn de gronden overwegend uitgegeven in kavels van 5000 m2 of meer om te voorkomen dat het open, agrarische karakter van het gebied verloren gaat en er stedelijk gebied zou ontstaan, vergelijkbaar met de nabij gelegen wijk Jagersveld.
- In dit nieuwe bestemmingsplan wordt hier geen verandering in aangebracht. Wel wordt de openheid op een andere wijze bewaakt: de bestaande bouwperceelgrootte wordt vastgelegd. - Op grond van het (moeder-)bestemmingsplan De Groene Velden waren ter plaatse agrarische en/of semi-agrarische bedrijven toegestaan. Daarbij werd een bedrijfsmatigheids eis gesteld.
- In het nieuwe plan blijft voor het gebied sprake van agrarische en semi-agrarische activiteiten. Echter, aan de hand van reacties in het kader van de koersbepaling van de gemeenteraad inzake de bestemmingsplanherziening en aan de hand van communicatie inzake het ontwerpbestemmingsplan, wordt het volgende gesteld.
Geconcludeerd wordt dat:
- in overwegende mate niet of nauwelijks een hoofdinkomen kan worden gegenereerd;
- de activiteiten zich bevinden op het niveau van nevenactiviteit dan wel hobbymatige activiteit naast een ander hoofdinkomen;
- de eerder voor het gebied gewenste bedrijfsvoering (reëel agrarisch bedrijf) niet haalbaar blijkt.
Dit heeft het gemeentebestuur geleid naar het zoeken van aansluiting met de feitelijke situatie waarbij de bedrijfsmatigheid-eis wordt losgelaten.
- Op zich was De Groene Velden geen woongebied sec. Nog steeds beschouwt de gemeente het gebied niet als een woongebied sec. In hoofdstuk 5 komen de laatste twee punten terug. Overigens: de gemeente zal gepensioneerden, en overigen die uit noodzaak moeten stoppen, niet dwingen tot onredelijke maatregelen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
In het algemeen dient het bestemmingsplan als toetsingskader voor bouwaanvragen. De bestemmingen regelen de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden en gebouwen binnen het plangebied. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op verbeelding. De regels en verbeelding gaan vergezeld van een toelichting.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een nieuwe juridisch-planologische regeling voor De Groene Velden. In hoofdzaak is het bestemmingsplan consoliderend van aard, hetgeen betekent dat de regeling is gebaseerd op het oorspronkelijke uitgangspunt. Namelijk dat het gebruik van het gebied niet zuiver agrarisch van aard is, en evenmin een zuiver woongebied is. Er is voor gekozen om het gebied een moderne regeling te geven, hetgeen aanleiding heeft gegeven de bestemmingsregeling op een aantal punten bij te stellen. Verder vloeit een aantal wijzigingen ook voort uit de huidige Wet ruimtelijke ordening, welke een aantal systematische eisen voorschrijft op het gebied van standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen. In paragraaf 5.2volgt een toelichting op de inhoud van de bestemmingen.
Wet ruimtelijke ordening
Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Het bestemmingsplan zal onder deze nieuwe wet worden vastgesteld en moet derhalve voldoen aan de eisen uit de wet. Als gevolg van de nieuwe wet komt het bestemmingsplan er anders uit te zien dan de bestemmingsplannen die de afgelopen jaren binnen de gemeente zijn opgesteld. Daarnaast zal de procedure in het kader van de nieuwe wet enigszins anders zijn. Eén van de wijzigingen die optreedt, is het wegvallen van de goedkeuring van het bestemmingsplan door de provincie. Hierdoor wordt de proceduretijd verkort.
Een voorwaarde die voortvloeit uit de Wet ruimtelijke ordening, is dat de nieuwe bestemmingsplannen voortaan moeten voldoen aan de RO-standaarden 2008, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Deze standaarden schrijven in grote lijnen voor hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Hierdoor kan het zijn dat bepaalde benamingen anders zijn dan in de voorgaande bestemmingsplannen in de gemeente. Ook het kleurgebruik op de verbeelding is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden.
Nieuw is dat de Wet ruimtelijke ordening de gemeente meer mogelijkheden geeft om de door haar te maken kosten (zoals kosten voor de planontwikkeling, het bouwrijp maken en de aanleg van straten) bij bouwplannen van derden te verhalen. Indien met die derde partij(en) geen overeenkomst kan worden gesloten, dient tegelijkertijd met het bestemmingsplan ook een grondexploitatieplan te worden vastgesteld. In dat geval worden bij het verlenen van een omgevingsvergunning de kosten verrekend.
Wabo
De laatste verandering in het werkveld van de ruimtelijke ordening is de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De Wabo heeft niet direct inhoudelijke gevolgen voor het bestemmingsplan maar leidt in sommige gevallen wel tot een andere terminologie. Belangrijkste verandering van de Wabo is de introductie van de omgevingsvergunning. In de omgevingsvergunning worden praktisch alle vergunningen (zoals bouw-, en sloopvergunning) en ontheffingsmogelijkheden (zoals het projectbesluit en de binnenplanse ontheffing) ondergebracht.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
In deze paragraaf wordt per bestemming een toelichting gegeven.
5.2.1 Bos
De gebieden waar bos c.q. bebossing voorkomt, zijn als zodanig bestemd. Naast de bosbouw zijn de gronden bestemd voor de instandhouding van de natuur- en landschapswaarden. Daarnaast is extensieve openluchtrecreatie toegestaan, waarbij moet worden gedacht aan fiets- en wandelpaden. Ter plaatse van de op de verbeelding weergegeven aanduiding (sv-01) is een langzaamverkeerroute toegestaan.
5.2.2 Groen
De bestemming Groen heeft betrekking op de structurele groenelementen in het plangebied. Het gaat hier derhalve om groen dat in de ruimtelijke hoofdopzet een structurele rol vervult. Het gaat daarbij om het groen met daarin het fietspad langs de Wortmantocht. Ter plaatse van de op de verbeelding weergegeven aanduiding (sv-01) is een langzaamverkeerroute toegestaan.
5.2.3 De Groene Velden
Eén bestemming
Het (moeder-)bestemmingsplan ging uit van twee bestemmingen: Randstedelijke gebied I en II. In het nieuwe bestemmingsplan wordt nu één bestemming gebruikt. Om de volgende redenen is er voor gekozen om voortaan uit te gaan van één bestemming:
- Op zich kenden de bestemmingen Randstedelijk gebied I en II naast onderscheid, toch ook een bepaalde overlap.
- Er is niet langer meer gewenst om per deelgebied onderscheid in gebruik en functies te maken. De bedoeling is voor het gebied om over een eenduidige regeling te beschikken.
- Er is gezocht naar wat ruimere mogelijkheden voor bewoners/ondernemers om een wellicht moderne en duurzamere onderneming te kunnen voeren.
Toelichting op gebruiksmogelijkheden
De gronden met de bestemming De Groene Velden zijn bestemd voor agrarische en semi-agrarische bedrijven en/of activiteiten, met uitzondering van het houden van tweehoevigen (binnen de 3-km zone van het Centraal Veterinair Instituut aan de Houtribweg). Om welke activiteiten het hier gaat, wordt verwoord in de begripsbepaling (artikel 1 van de regels). Het begrip semi-agrarisch is ten opzichte van het (moeder-)bestemmingsplan wat ruimer van inhoud. Dit is een gevolg van aansluiting bij de feitelijke situatie. De invulling is daarmee toegesneden op het gebied De Groene Velden en vormt een "lokale" semi-agrarische opvatting. De bestemmingsomschrijving laat zien dat het niet meer verplicht is een bedrijfsvoering er op na te houden. In hoofdstukken 1.4, 4.3 en 5.1 is aangegeven waarom die opvatting, en die ten aanzien van de bouwperceelgrootte, is veranderd.
Aanvullend bestaan ook gebruiksmogelijkheden op het gebied van Bed & Breakfast (het begrip “bedrijfswoningen heeft in deze B&B-regeling uitsluitend betrekking op bedrijfswoningen op bedrijventerreinen. Het is gezien het karakter van het gebied De Groene Velden niet logisch om deze uitsluiting hier van toepassing te laten zijn: het betreft hier immers een agrarisch / semi-agrarisch gebied), de mogelijkheid voor aan-huis-verbonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- Beleid Bed & Breakfast
Het college van Lelystad heeft op 14 september 2010 besloten tot een Bed & Breakfast beleidsregel. Deze regel is lokaal gepubliceerd. Kort gesteld houdt de beleidsregel het volgende in. Een Bed & Breakfast is toegestaan wanneer er sprake is van een woonbestemming (niet zijnde bedrijfswoningen) of een agrarische bestemming. Er mogen maximaal 8 slaapplaatsen in ten hoogste vier ruimten voor nachtverblijf worden gecreëerd. De kamers maken deel uit van het hoofdgebouw, aanbouwen of aangebouwde bijgebouwen. Er mag 30% van de brutovloeroppervlak van de gebouwen per bouwperceel worden ingericht voor een Bed & Breakfast. Er dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers aanwezig te zijn, tenzij uit parkeeronderzoek blijkt dat er in de directe omgeving voldoende parkeerruimte is. - Beleid aan-huis-verbonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Algemeen beleid in Lelystad is ook dat mogelijkheid bestaat voor aan-huis-verbonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. De daarop betrekking hebbende lijst met functies daaruit voortvloeiend is opgenomen als bijlage bij de regels. Artikel 5.4 van de regels gaat nader hierop in.
De in het plangebied aanwezige zorgboerderij, naschoolse opvang, kinderdagverblijf en logeerhuis zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Hetgeen betekent dat deze functies alleen op de betreffende percelen zijn toegestaan.
De gemeente heeft binnen deze bestemmingsplanconstructie gestreefd naar evenwicht in regelgeving en de feitelijke situatie.
De gemeente heeft geconcludeerd - verwezen wordt naar 1.4 en 4.3 van deze toelichting - dat de bedrijfsmatigheid-eis moet worden losgelaten. Niettemin is niet sprake van wonen sec: gezien het karakter van het gebied dienen wel agrarische en semi-agrarische activiteiten bedrijfsmatig dan wel hobbymatig te worden uitgevoerd op de gronden. De gemeente geeft hiermee gehoor aan het punt van bedrijfsmatige activiteiten naar keuze. Maar ook wordt geconcludeerd dat het consoliderende bestemmingsplan tevens inhoudt, dat de bestaande kadastrale begrenzing wordt gehandhaafd. Ofwel, de bestaande afmetingen van het bouwperceel worden gehandhaafd en in de regels wordt dat opgenomen.
Die instandhouding van de bestaande oppervlaktemaat met de naar keuze bedrijfsmatige of hobbymatige agrarische en semi-agrarische activiteiten, waarborgt de eerder beschreven uitgangspunten voor het gebied De Groene Velden: de openheid, en dus het overgangskarakter van het gebied tussen stad en platteland. Op deze wijze wordt stedelijke verstening van het gebied tegengegaan. De gemeente heeft voor deze herziening dus niet gekozen voor het handhaven van de 5.000 m2 eis, noch voor het vrijlaten van de oppervlaktegrootte. Dit houdt in, dat splitsing van kavels in deze context niet meer mogelijk is.
Toelichting op bouwmogelijkheden
Op de verbeelding zijn binnen de bestemming twee bouwgrenzen van toepassing.
De eerste bouwgrens [sba-01] geldt voor niet voor bewoning bestemde gebouwen . De andere bouwgrens (bouwvlak) geldt voor de overige bebouwing, inclusief kassen. Op de verbeelding zijn tevens de maximale goot- en bouwhoogte alsmede het maximale bebouwingspercentage aangegeven.
Per bouwperceel is ruimte voor één (bedrijfs-)woning. Op basis van het gegeven naar keuze bedrijfsmatig dan wel hobbymatige agrarische of semi-agrarische activiteiten uit te oefenen, bestaat hier de mogelijkheid een bedrijfswoning of een "gewone" woning op te richten. Gewoon tussen aanhalingstekens, omdat eerder is aangegeven dat hier niet sprake is van een zuiver agrarisch gebied noch van een zuiver woongebied.
In het midden-noord deel van het gebied is de noordelijke bebouwingsgrens van het bouwvlak richting de Wortmantocht opgeschoven. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de bebouwingsbegrenzing ter linker- en rechterzijde. Ook is ter plaatse het maximale bebouwingspercentage gelijkgesteld met het maximale bebouwingspercentage van 10%, zoals die algemeen op omliggende percelen wordt gehanteerd. Hierdoor kan een mogelijkheid worden geboden aan de ter plaatse aanwezige ondernemers om duurzamere bedrijfsvoering te houden.
Wijzigingsbevoegdheid
Aan artikel 5 is een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders toegevoegd. Dit ruimtelijk instrument kan worden ingezet door burgemeester en wethouders om alle grote stukken grond vanaf 10.000 m2 te laten verkleinen naar de algemene minimale omvang van 5.000m2. Dit instrument kan worden ingezet om zonodig een logischer verhouding te bewerkstelligen tussen (open) grond, bestaande bebouwing, en gewenste bebouwing.
Dit dient dan ter bevordering van een goede ruimtelijke ordening, evenwel binnen de uitgangspunten het gebied van de Groene Velden. In de tekst van het betreffende artikel is aangegeven dat het uitsluitend gaat om verkleining van bouwpercelen. Zoals eerder aangegeven in hoofdstuk 4.3 en 5.2.3 van de toelichting luidt de opvatting dat wonen sec niet aan de orde is. Het gaat nog steeds om agrarische en semi-agrarische activiteiten.
5.2.4 Verkeer
De bestemming Verkeer bestaat uit de toegangsweg De Groene Velden. Binnen deze bestemming is de inrichting van de wegen ook afgestemd. Naast (woon)straten en pleinen vallen hier ook paden, parkeer-, nuts- en groenvoorzieningen en water onder.
5.2.5 Waarde - Archeologie
In het zuidelijk deel van het plangebied heeft de locatie waar een oud scheepswrak is gevonden de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Door het opnemen van deze dubbelbestemming wordt de archeologische waarde van dit object beschermd. De dubbelbestemming is van toepassing naast de 'normale' bestemming De Groene Velden.
In de dubbelbestemming is geregeld dat voor werkzaamheden die de archeologische waarden aan kunnen tasten (zoals graafwerkzaamheden) vooraf een schriftelijke vergunning van de gemeente (de omgevingsvergunning) nodig is. In het kader van de vergunningverlening kunnen de archeologische waarden nader onderzocht worden.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Bestemmingsplan
6.1.1 Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan De Groene Velden van de gemeente Lelystad heeft met ingang van 1 maart 2011 voor de duur van zes weken terinzage gelegen.
Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid geweest om zienswijzen omtrent het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren te brengen. In totaal zijn, gedurende de periode van terinzagelegging 42 zienswijzen ingediend. De gemeentelijke beantwoording op deze zienswijzen wordt als losse bijlage bij het raadsbesluit gevoegd.
6.1.2 Vooroverleg artikel 3.1.1. Bro
In het kader van het vooroverleg met buitengemeentelijke instanties inzake het bestemmingsplan De Groene Velden als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, zijn zes instanties per e-mail aangeschreven: Brandweer, CVI-WUR, LNV, Provincie Flevoland, VROM-inspectie, Waterschap Zuiderzeeland.
Binnen de termijn van 17 november tot en met 11 januari 2011 is van twee instanties een mail reactie ontvangen.
- De VROM-inspectie deelde per mail mee dat, gelet op de nationale belangen, geen opmerkingen behoeven te worden gemaakt.
- Het Waterschap Zuiderzeeland heeft aangaande de in de toelichting opgenomen paragraaf "Waterstructuur" per mail een aanpassende tekstsuggestie gedaan. Uit overleg met de vakafdeling Beheer Openbare Ruimte kwam naar voren dat met de tekstsuggestie van het Waterschap kan worden ingestemd. Paragraaf 4.2.4Waterstructuur is overeenkomstig de reactie van het waterschap aangepast.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan herziet het oorspronkelijke bestemmingsplan inclusief de eerdere 1e partiële herziening. Ook worden hiermee eerdere verleende vrijstellingen en - voor zover van toepassing - ontheffingen ten behoeve van bouw en/of gebruik geformaliseerd. Voor het opstellen van een exploitatieplan bestaat in dit geval geen noodzaak. De gemeente heeft in dit gebied geen belangen: de gemeente heeft geen grond in bezit (met uitzondering van de doorgaande wegen/straten en enkele insteekstraatjes) en geeft geen gronden uit. Het conceptontwerp van het bestemmingsplan is wel onderworpen aan een risicoanalyse planschade. De gemeenteraad heeft naar aanleiding hiervan gekozen om het vigerende beleid (open karakter van het gebied) te handhaven om de economische haalbaarheid van de herziening mogelijk te houden.
Bijlage 1 Aan-huis-verbonden-beroepen En Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Lijst van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Aan huis verbonden beroepen
Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:
individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, dierenarts enz.
Advies- en ontwerpbureaus, waaronder:
reclame ontwerp
grafisch ontwerp
architect
(Zakelijke) dienstverlening, waaronder:
notaris
advocaat
accountant
assurantie-/verzekeringsbemiddeling
exploitatie en handel in onroerende zaken
Kleinschalige bedrijfsmatige (aan-huis-verbonden) activiteiten
Kledingmakerij
(maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf
Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:
schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf
Reparatiebedrijfjes ten behoeve van particulieren, zoals:
schoen-/lederwarenreparatiebedrijf
uurwerkreparatiebedrijf
goud- en zilverwerkreparatiebedrijf
reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen
reparatie van muziekinstrumenten
In ieder geval zijn auto- en motorreparatiebedrijven uitgezonderd.
Overige dienstverlening, zoals:
kappersbedrijf
schoonheidssalon
In ieder geval zijn prostitutie en seksinrichtingen uitgezonderd.
Onderwijs, zoals:
Autorijschool
Naaicursus
Computercursus
In ieder geval zijn bij onderwijs werkplaatsen en laboratoria uitgezonderd.
Bijlage 2 Kadastrale Begrenzing, Opnamedatum 1 Mei 2011
Bijlage 2 kadastrale begrenzing, opnamedatum 1 mei 2011
Bijlage 1 Geluid
Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 2 Historisch bodemonderzoek
Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 3 Luchtkwaliteitsonderzoek