Hollandsehout
Bestemmingsplan - gemeente Lelystad
Vastgesteld op 23-02-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Hollandsehout van de gemeente Lelystad;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0995.BP00041-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische overblijfselen;
1.7 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische overblijfselen;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bed- and-breakfast:
het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.11 bestaand:
- 1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
- 2. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 carport
afdak voor de stalling van een auto;
1.23 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.24 dakopbouw:
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag;
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.27 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.28 dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor
(het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming
van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.29 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.30 erf:
het binnen de (woon) bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uizondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.32 extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, met de daarbijbehorende voorzieningen zoals een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.33 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.34 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.35 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder e/of het Besluit geluidhinder;
1.36 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.37 grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtsteeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.38 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.39 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.40 kantoor:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.41 kap:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
1.42 kleinschalige verkoop
ten aanzien van de kleinschalige verkoop van vismaterialen in artikel 5.1.onder g geldt, dat deze in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De verkoopruimte mag daarom maximaal 100 m2 bedragen; de openingstijden zijn gelijk aan die van de hoofdfunctie.
1.43 kunstobject
voortbrengsel van beeldende kuinsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.44 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een aqua-, navi- of viaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.45 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.46 landschappelijke waarde:
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;
1.47 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.48 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.49 milieusituatie:
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) te worden opgelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies te worden opgelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
1.50 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling;
1.51 ondergeschikte horeca
de horeca-activiteit moet ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie en moet de hoofdfunctie ondersteunen. Ondergeschikt wil zeggen dat deze vorm van de horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of completeert, dat er duidelijk sprake moet zijn van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie en de ruimte hiervoor uitsluitend bereikbaar mag zijn via de entree van de hoofdfunctie. De openingstijden zijn gelijk aan die van de hoofdfunctie;
1.52 openbaar gebied:
wegen, voet- of fietspaden, water en/of groen;
1.53 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.54 perceelgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
1.55 plan:
het bestemmingsplan Stadsrandgebied van de gemeente Lelystad
1.56 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.57 recreatiebedrijf
een onderneming die is gericht op het in professionele zin aanbieden van een vorm, of vormen, van vrijetijdsbesteding;
1.58 recreatiewoning
een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief (nacht)verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf wordt in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.59 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bed.oeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
1.60 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.61 straat- en bebouwingsbeeld
een in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, dat zich in het algemeen kenmerkt door:
- 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- 2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- 3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.62 verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
1.63 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.64 verkeersveiligheid:
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.65 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.66 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.67 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens
vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos en bebossing, met de daarin voorkomende danwel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden, alsmede extensief dagrecreatief medegebruik;
en voorzover de onder a bedoelde waarden alsmede cultuur-historische waarden niet onevenredig worden aangetast:
- b. houtteelt en houtproduktie;
- c. waterlopen en waterpartijen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. bermen en beplanting;
- f. wegen, paden, veerasters;
- g. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- h. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten, kunstwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
1. Mits geen afbreuk wordt gedaan aan natuurwaarden, cultuur-historische waarden en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het oprichten van ten hoogste drie onderhoudsgebouwen voor deze bestemming binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, en van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het oprichten van één brandtoren voor brandpreventie en -bestrijding, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte van een onderhoudsgebouw maximaal 500 m2 mag bedragen;
- b. de hoogte van een onderhoudsgebouw maximaal 8,00 m mag bedragen;
- c. de hoogte van de brandtoren maximaal 30 meter mag bedragen;
2. Mits geen afbreuk wordt gedaan aan natuurwaarden, cultuur-historische waarden en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kunnen met een omgevingsvergunning bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gerealiseerd mits:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,00 m bedraagt;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a, de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 6,00 m bedraagt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
*het gebruik van gronden en bouwwerken voor opslagdoeleinden, voor storting van afval en onbruikbare goederen of materialen dan wel in onbruik geraakte goederen of materialen, tenzij het hier gaat om stoffen of materialen die noodzakelijk zijn voor onderhoud, realisering en/of handhaving van de bestemming;
*het gebruiken of het doen gebruiken van gronden van deze bestemming op een wijze die de recreatiemogelijkheden, als bedoeld onder 3.1, belemmeren.
2. het op de verbeelding met functie (sbo-ue) aangeduide gebied kan worden gebruikt als uitloopgebied voor edelherten.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bos en bebossing;
- c. bermen en beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen, paden, veerasters;
- e. speelvoorzieningen;
- f. ligweiden, schuilhutten en barbecuehutten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. waterlopen, waterpartijen en visplaatsen;
- i. steiger;
- j. extensief dagrecreatief medegebruik;
met de daarbijbehorende:
- k. verhardingen;
- l. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
-het bepaalde in 4.2.2 sub c voor de bouw van kunstwerken tot een hoogte van maximaal 15 m.
Artikel 5 Recreatie - A
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water, met de daarbij behorende waterkering;
- b. één kampeerterrein met bijbehorende voorzieningen, alsmede 14 bijbehorende recreatiewoningen;
- c. één Bed & Breakfast ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie-bed & breakfast" ;
- d. maximaal 5 boomhutten voor recreatief verblijf ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie-boomhut" ;
- e. terreinen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, zoals surfen, trapskelter, minigolf, scoutingactiviteiten;
- f. één jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven', met uitsluitend de bij een jachthaven behorende voorzieningen, waaronder begrepen; een jachtwerfwerkplaats; opslag-, onderhoud- en reparatieruimten, aanlegsteigers en sanitaire voorzieningen;
- g. één visvijvercomplex voor sportvissen en dagrecreatie, met multifunctioneel gebouw voor overdekt vissen, kleinschalige verkoop van vismaterialen, en ondergeschikte horeca zonder logiesvoorziening;
- h. één strand;
- i. een zorgboerderij met de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding "zbo";
- j. één dienstwoning van maximaal 750 m3 per bouwperceel waarop een recreatiebedrijf is gevestigd, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- k. een manege met maximaal twee dienstwoningen;
met de daarbij behorende;
- l. gebouwen;
- m. nutsvoorzieningen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. waterlopen en waterpartijen;
- p. wegen, straten en paden;
- q. parkeervoorzieningen;
- r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende waterkering en nadat ter zake advies is ingewonnen bij de waterbeheerder, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van het oprichten van:
- a. toiletgebouwtjes op het strand, tot een maximale oppervlakte van 20 m2 en een bouwhoogte van 3 m;
- b. één beheersgebouw op het strand, met een oppervlakte van maximaal 200 m2 en een maximale bouwhoogte van 4,5 m;
- c. eveneens kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.1. onder e. voor het bouwen van beperkt kwetsbare objecten, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend
*permanente bewoning van voor verblijfsrecreatie bedoelde voorzieningen;
*het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object tenzij uit een verkregen omgevingsvergunning blijkt dat geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;
Artikel 6 Recreatie - B
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - B aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, bestemd voor:
a. één golfbaan met bijbehorende gebouwen en voorzieningen;
b. één kinderboerderij;
c. één manege;
d. één pannenkoekenboerderij;
e. één zorgboerderij;
f. terreinen voor dagrecreatieve voorzieningen;
g. één dienstwoning van maximaal 750 m3 per bouwperceel waarop een recreatiebedrijf is gevestigd, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
met daaraan ondergeschikt:
-bijbehorende kleinschalige horeca-activiteiten zonder logiesvoorziening- onverlet de activiteiten van een pannenkoekenboerderij;
en met de daarbij behorende
h. gebouwen;
i. nutsvoorzieningen;
j. groenvoorzieningen;
k. waterlopen en waterpartijen;
l. wegen en paden;
m. parkeervoorzieningen;
n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten;
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten
- b. fiets- en voetpaden;
- c. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. bermen en watergangen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten en kunstwerken,
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Verkeer - Railverkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. paden, bermen en groenvoorzieningen;
- c. waterlopen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- d. nutsvoorzieningen;
- e. kunstwerken.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en waterpartijen;
- b. oevers;
- c. bermen en beplanting;
- d. wegen en paden;
- e. extensief dagrecreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
- f. groenvoorzieningen;
met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een bovengrondse hoogspanningsleiding tot maximaal 380 kV (kilovolt) voor het transport van electriciteit, met dee daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1, in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waarde - Archeologie Sas
Ter plaatse van de gronden met de bestemming specifieke vorm van archeologie - scheepswrak geldt een bouwverbod. In afwijking van het overigens bepaalde in het plan ten aanzien van de gronden met de bestemming WRA zijn, op en in deze gronden met de bestemming specifieke vorm van archeologie scheepswrak, uitsluitend bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden toegestaan.
Artikel 12 Waarde - Archeologie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
12.2 Bouwregels
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waarde - Ecologie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud en de bescherming van de ecologische waarden van de gronden
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:
- a. een op grond van de basisbestemming toelaatbaar bouwwerk of de uitbreiding of vergroting daarvan, mag slechts worden gebouwd c.q. worden toegestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden van de gronden.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de ecologische waarden van het gebied als gevolg van het gebruik van de gronden.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waterstaat-waterkering
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat-Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
a. (werken ten behoeve van) de waterkering en de waterhuishouding;
b. een sluis, ter plaatse van de aanduiding 'waterkering';
met de daarbijbehorende:
c. gebouwen;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid
12.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de
waterhuishouding.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Bouwregels
a. Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag op gronden, grenzend aan een (buiten het plan liggende) dijk, niet worden gebouwd;
b. In afwijking van het bestemmingsplan mogen de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen
worden overschreden door:
1. tot gebouwen behorende funderingen, stoepen, stoeptreden, trap(penhuizen),
galerijen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's, luifels, afdaken en balkons;
2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen als overstekende daken, goot- en
kroonlijsten, gevellijsten, gevelversieringen, pilasters, plinten, ventilatiekanalen,
zonnepanelen, zonnecollectoren, schoorstenen, kozijnen, dorpels en afvoerpijpen
voor hemelwater;
mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m worden overschreden.
16.2 Afwijken van de bouwregels
Mits advies is ingewonnen van de beheerder van een (buiten het plan liggende) dijk, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.1, ten behoeve van het ten behoeve van de betreffende bestemming bouwen tot aan de bestemmingsgrens van die gronden.
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen wordt - tenzij in de planregels anders is aangegeven - in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeergelegenheid;
- b. het permanent bewonen van stacaravans, en gebouwen voor verblijfsrecreatie;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf.
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de regels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen bebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
- e. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en reclame- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 meter, en van een zend-/ontvangstinrichting tot 40,00 m;
- f. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen, in die zin dat de bouwhoogte wordt overschreden ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Hollandsehout.
Bijlagen
Bijlage 1 Lijst Van Aan Huis Verbonden Beroepen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het gemeentebestuur van Lelystad actualiseert de geldende bestemmingsplannen. Daarbij sluit zij aan bij verschillende landelijke doelstellingen op het gebied van de actualisering, standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen. Daarnaast worden in Lelystad de bestemmingsplannen globaal en flexibel gemaakt. De gedachte hierbij is dat bewoners en ondernemers meer ruimte krijgen voor nieuwe initiatieven. Het bestemmingsplan voor de Hollandse Hout is één van de bestemmingsplannen die aan het bovenstaande wordt aangepast.
Voor het gebied Hollandse Hout zijn de afgelopen jaren diverse raadsbesluiten genomen. Hierna volgt een toelichting op de besluiten, aangevuld met een beschrijving van de wijze waarop deze besluiten zijn vertaald in het bestemmingsplan.
Actuele, globale en flexibele bestemmingsplannen
De gemeenteraad van Lelystad heeft op 19 april 2011 besloten alle bestemmingsplannen te actualiseren en te voorzien van een globaal en flexibel systeem. Onderdeel van dit besluit is om drie gebieden (IJsselmeer/Markermeer, Oostvaardersplassen en Hollandse Hout) samen te voegen tot één plangebied (Samengevoegd gebied 3). De raad heeft er voor gekozen om voor dit bestemmingsplan wel inspraak te verlenen.
Gebiedsvisie Hollandse Hout
De gemeenteraad van Lelystad heeft op 12 januari 2010 besloten een gemeentelijke integrale visie op de recreatiefunctie van het Hollandse Hout op te stellen. Deze visie is op 17 mei 2011 ter kennisname aan de raad aangeboden. Bij het ontwikkelen van deze visie zijn de klankbordgroep, de wensen van bewoners, de ondernemers en maatschappelijke organisaties betrokken. Op basis van de visie is (toentertijd) besloten dat ter concretisering van deze visie een oplegnotitie wordt opgesteld waarin een gemotiveerd integraal voorstel wordt gedaan voor realisatie van de plannen van het (beoogde) gemeentelijk aandeel in de realisatie van de visie en/of daarmee samenhangende zaken. Besloten is om de ontwikkelingen in de Gebiedsvisie zo snel mogelijk waar via een bestemmingsplan mogelijk te maken.
Oostvaardersplassen bewoners
Op 5 januari 2011 heeft de gemeenteraad besloten geen medewerking te verlenen aan de toelating van grote grazers {heckrunderen, konik(-paarden) en edelherten c.a.} uit de Oostvaardersplassen in de Hollandse Hout. Dit op basis van reacties uit de gemeenschap inzake behoud van de recreatieve bufferfunctie van het gebied voor de gehele stad en het behoud van de kleinere flora en fauna in het gebied. Ook is besloten in het bestemmingsplan voor de Hollandse Hout, een juridische regeling op te nemen waarmee de aanwezigheid van grote grazers in het Hollandse onmogelijk wordt gemaakt. (Dit laat uiteraard onverlet de mogelijk reeds aanwezige grazers, zoals edelherten)
Vertaling raadsbesluiten
Deze raadsbesluiten zijn in het bestemmingsplan zo goed mogelijk vertaald in een aantal strategische en praktische hoofduitgangspunten.
*Raadsbesluit 19 april 2011: samenvoegen bestemmingsplannen
De oorspronkelijke keuze om drie gebieden (IJsselmeer/Markermeer, Oostvaardersplassen en Hollandse Hout) in één bestemmingsplan samen te voegen is verlaten. Aanleiding daartoe is het besluit van de Raad d.d. 17 mei 2011, zo spoedig mogelijk een bestemmingsplan voor Hollandse Hout vast te stellen, waarin de ontwikkelingen van de Gebiedsvisie zijn opgenomen. Het vaststellen van een apart bestemmingsplan voor de Hollandse Hout heeft de volgende voordelen:
- door de grenzen van de Gebiedsvisie en het nieuwe bestemmingsplan gelijk te houden, en de inhoudelijke keuzes uit de gebiedsvisie - daar waar nodig en mogelijk - in het bestemmingsplan over te nemen, ontstaat voor iedereen (burgers, gebruikers, eigenaren etc) een samenhangend en herkenbaar beeld van de planologische mogelijkheden in het gebied. De beide instrumenten sluiten daarmee inhoudelijk goed op elkaar aan.
- in de Hollandse Hout moet rekening worden gehouden met meerdere ontwikkelingen. Ten opzichte van de andere gebieden (IJsselmeer/Markermeer en Oostvaardersplassen) - waar met name de bestaande situatie uitgangspunt is - ontstaat voor de Hollandse Hout een complexer bestemmingsplan en planproces. Om te voorkomen dat het ene plangebied het andere ophoudt, en daardoor onnodige vertraging ontstaat, is een opsplitsing van beide gebieden een tactische keuze.
*Gebiedsvisie 17 mei 2011 en particuliere initiatieven
Het bestemmingsplan voor de Hollandse Hout voorziet enerzijds in een actuele planologische regeling voor het gebied. Anderzijds wordt rekening gehouden met een aantal nieuwe ontwikkelingen, dat voortkomt uit zowel de Gebiedsvisie als uit enkele particuliere ondernemers uit het gebied.
Ook met recreatieve ontwikkelingen wordt rekening gehouden. Het betreft hier zowel ontwikkelingen die na de inwerkingtreding van het bestemmingsplannen in gang zullen worden gezet (dus vrijwel concreet), als initiatieven uit de gebiedsvisie.
>De concrete particuliere initiatieven betreffen:
- bouw van drie boomhutten, Bed & Breakfast Het Boshuys, Uilenweg 3
- aanleg van Midgetgolfbaan, Paradiso, Uilenweg 8
- bouw van 14 recreatiewoningen, 't Oppertje, Uilenweg 11 (reeds in gang gezet)
- een visvijvercomplex voor sportvissen en dagrecreatie (reeds in gang gezet)
allen aan de reeds bestaande recreatieve noordzijde van het plangebied.
>De toekomstige ontwikkelingen die nu beslist niet concreet zijn maar wel zullen worden verwezenlijkt, zoals een klimbos of een gebiedje voor recreatiewoningen, liggen besloten in de in de regels opgenomen wijzigingsbevoegdheden en wel in artikel 3 (Bos) van de regels.
*Besluitvorming 5 januari 2011 / 14 april 2015
De boodschap, die spreekt uit het besluit, houdt primair in dat de recreatiemogelijkheden van het gebied Hollandse Hout niet mogen worden belemmerd. Belemmering zou kunnen worden veroorzaakt door aanwezigheid van Oostvaardersplassen bewoners. Heckrunderen worden door veel recreanten als gevaarlijk ervaren. Bij het onjuist benaderen van deze dieren kan ook daadwerkelijk een gevaarlijke situatie ontstaan, zeker in de periode dat er kalveren zijn. Ze leveren daardoor een belemmering op voor het recreatief gebruik van het gebied.
Koniks (paarden) worden door recreanten minder tot niet als gevaarlijk ervaren, zie ook de beleving van de 'driehoek', waar Koniks tussen het publiek lopen. Koniks houden zich echter op in groepen en kunnen, zeker als er veulens zijn, zich "agressiever" naar het publiek opstellen. Bij onjuiste benadering zouden gevaarlijke situaties kunnen ontstaan voor recreanten. Konikpaarden leveren daardoor ook een belemmering op voor het recreatief gebruik.
Edelherten worden als ongevaarlijk en leuk ervaren door recreanten. Edelherten leveren geen gevaar op voor de recreatie en zullen wellicht zelfs extra recreanten trekken. Het zijn (wettelijk) beschermde inheemse diersoorten die op grond van die status toegang hebben. Edelherten kunnen echter wel een negatieve invloed hebben op de verjonging van het bos, waardoor een recreatief onaantrekkelijke situatie zou kunnen ontstaan.
In het verlengde hiervan gesteld, is uiteindelijk door de raad op 14 april 2015 inzake punt 8 "Onderzoek toeristische recreatieve voorzieningen Hollandse Hout (141053098)" via amendement besloten ".... 4. Kennis te nemen van de toezeggingen van Staatsbosbeheer d.d. 17 december 2014;
Medewerking te verlenen aan het treffen van voorzieningen voor het toelaten van edelherten in een deel van het gebied Hollandse Hout. Daarnaast het college nadrukkelijk op te roepen om de volgende punten in te brengen tijdens het overleg met Staatsbosbeheer:............" . Voor detailinformatie wordt verwezen naar genoemde besluitvorming.
Er zijn daarom bindende afspraken gemaakt met de gebiedseigenaar over zaken als monitoring, bosbeeld, en moment en wijze van ingrijpen. In de regels van het bestemmingsplan en op de verbeelding is een nu aanduiding van het (uitloop)gebied waarbinnen de Edelherten zich kunnen bewegen opgenomen (rechthoek tussen de Knardijk, Torenvalkweg, Lage Dwarsvaart en Lage Vaart).
Meer over het recreatieve belang in algemeen wordt aangetroffen in hoofdstuk 3 - subhoofdstuk Gemeentelijk beleid alsmede in het onderdeel Recreatie in subhoofdstuk Provinciaal beleid. In hoofdstuk 5, Planbeschrijving onder Bos, wordt een houdbare juridisch formulering inzake strijdigheid qua belemmering van gebruik van de genoemde bestemming aangegeven.
1.2 Ligging En Begrenzing
De Hollandse Hout ligt ten zuidwesten van Lelystad (zie figuur 1). Het plangebied wordt begrensd door de recreatieplas het Bovenwater aan de noordzijde, de toekomstige woonwijk Warande met de Markerdreef aan de oostzijde, de A6 aan de zuidoostzijde en de Knardijk aan de westzijde. De Knardijk vormt de ruimtelijke en fysieke begrenzing van het plangebied met de Oostvaardersplassen en het Oostvaardersveld.
.
Figuur 1: de ligging van het plangebied
Figuur 2: de begrenzing van het plangebied
.
1.3 Milieueffectrapportage
Voor besluiten en plannen die ontwikkelingen bevatten, die (mogelijk) belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de plicht voor het opstellen van een milieueffectrapportage. Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De drempelwaarden voor projecten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit m.e.r..
Bij dit bestemmingsplan hoeft geen milieueffectrapportage opgesteld te worden. De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt liggen (individueel en cumulatief) onder de drempelwaarden zoals die genoemd zijn in het Besluit m.e.r..
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Met dit bestemmingsplan worden de volgende geldende bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk herzien:
- Bestemmingsplan Hollandse Hout (goedgekeurd 27-12-1979);
- Bestemmingsplan Lelystad Zuid II (vastgesteld 10-10-1985 en goedgekeurd 7-10-1986);
- Uitwerkingsplan Educatief Recreatief centrum II (vastgesteld 22-1-1991 en goedgekeurd 15-2-1991);
- Bestemmingsplan Lelystad Haven (goedgekeurd 27-12-1979).
1.5 Digitaal Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan is opgezet als een digitaal bestemmingsplan, zoals de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dit voorschrijven. Van het bestemmingsplan is ook een analoog exemplaar beschikbaar, dit is een uitdraai van het digitale plan. Het digitale plan voldoet aan alle wettelijke eisen die hieraan gesteld worden. Het plan is in te zien op de landeliojke site ruimtelijkeplannen.nl..Door de digitalisering kan het bestemmingsplan in automatiseringssystemen worden geïmplementeerd voor bijvoorbeeld ontsluiting via internet. Ook kan het plan gemakkelijk worden uitgewisseld met andere overheden.
1.6 Opbouw Toelichting
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na hoofdstuk 1 (Inleiding) wordt in hoofdstuk 2 (De huidige situatie) een beeld gegeven van de ruimtelijke en de functionele structuur van het plangebied.
In hoofdstuk 3 (Kader) wordt het kader geschetst waarbinnen de ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied moeten plaatsvinden. Het kader wordt eerst bepaald door het beleid dat door het rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Lelystad is geformuleerd. Vervolgens worden de randvoorwaarden benoemd die vanuit de Europese en nationale wet- en regelgeving voor water, ecologie, archeologie, externe veiligheid en luchtkwaliteit voortvloeien. Ook worden in dit hoofdstuk de milieuvoorwaarden benoemd die vanuit het bestaande gebruik aan de ontwikkeling van het plangebied worden gesteld.
In hoofdstuk 4 (Planuitgangspunten) wordt voor alle nieuwe ontwikkelingen het gewenste programma in hoofdlijnen aangegeven.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 (Planbeschrijving) een samenvatting en een handleiding bij de juridische regeling gegeven. In hoofdstuk 6 volgt een verantwoording van de economische uitvoerbaarheid.
Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 inzicht gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Ruimtelijke Structuur
In de jaren tussen 1950 en 1956 is Oostelijk Flevoland drooggelegd en nadat de inpoldering van Zuidelijk Flevoland gereed was, zijn in 1968 de Oostvaardersplassen ontstaan. De Hollandse Hout is in de periode van 1971 tot 1980 aangeplant en vormt nu een jong boscomplex van circa 900 ha...
De Hollandse Hout ligt tussen Lelystad, de recreatieplas het Bovenwater, de Lage Vaart en de Knardijk in Oostelijk Flevoland en is in beheer bij Staatsbosbeheer. In het gebied domineren bomen (vooral populieren) en komen plaatselijk kleine oppervlakten grasland voor.
Infrastructuur
Het gebied wordt doorsneden door de spoorlijn Amsterdam-Lelystad, de Uilenweg, de Buizerdweg en de Torenvalkweg. De westzijde van Hollandse Hout wordt begrensd door de Knardijk. Naast een redelijk dicht stelsel van wandelpaden zijn enkele fietspaden in het bos aanwezig.
Water
In en om het plangebied vormen de zeil- en surfplas 't Bovenwater, De Lage Vaart en De Lage Dwarsvaart de structuurbepalende waterelementen. De Lage Vaart functioneert samen met De Hoge Vaart als hoofdafwatering en vaarverbinding voor Flevoland.
2.2 Functionele Structuur
De recreatieve voorzieningen in het gebied zijn geconcentreerd in het noordelijke deel, tussen de Buizerdweg en de recreatieplas 't Bovenwater. Het gaat om een manege, camping 't Oppertje, educatieve zorgboerderij De Huif en forellenvisvijver De Huif, Bed & Breakfast 'Het Boshuys', surfcenter Paradiso en jachthaven 't Bovenwater. Ook is hier gevestigd de Waterscoutinggroep De Bramzijger. Daarnaast is er op de rand van de Hollandse Hout en het Bovenwater een strand aangelegd, waarvan's zomers druk gebruik wordt gemaakt door recreanten.
Hoofdstuk 3 Kader
3.1 Rijksbeleid
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn.
Nationaal Belang nummer 11 - EHS
Omdat de Hollandse Hout deel uitmaakt van de nationale EHS, is nummer 11 van de in totaal 13 door het Rijk aangemerkte Nationale belangen, relevant: 'Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten'.
In internationaal verband heeft Nederland zich met het Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) gecommitteerd aan afspraken over soorten (flora en fauna) en leefgebieden van soorten (habitats). De herijkte nationale EHS is de belangrijkste Nederlandse bijdrage aan het keren van de internationale achteruitgang van biodiversiteit. De herijkte nationale EHS wordt uiterlijk in 2021 door provincies gerealiseerd.
De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt (EHS-saldobenadering, herbegrenzen EHS, compensatie), blijven hierbij overeind.
Nationaal Belang nummer 13 -Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming
(Ladder voor duurzame verstedelijking).
Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro voldoet een toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de desbetreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de desbetreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Gelezen artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) en de Nota van Toelichting op dit artikel, wordt het volgende gesteld. Dit bestemmingsplan ziet, gezien de karakteristiek en de bedoeling van het bestemmingsplan alsmede in ogenschouw nemende het aangrenzende Natura 2000 gebied, niet op het (laten) toepassen van een nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan zal niet leiden tot een uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie. Daarom kan worden geconcludeerd dat de stappen uit de voornoemde Ladder hier niet behoeven te worden genomen.
MIRT Noordwest Nederland
De gemeente Lelystad behoort tot het MIRT gebied Noordwest Nederland. Voor de Hollandse Hout zijn in dit verband geen nationale opgaven benoemd.
Figuur 3: Regionale opgaven Noord-west Nederland (SVIR)
3.2 Provinciaal Beleid
Algemeen
In het Omgevingsplan Flevoland 2006 - 2015 is het beleid gericht op een evenwichtige groei van Flevoland. De provincie richt zich hierin op diverse beleidsgebieden. De voor het plangebied van belang zijnde beleidsgebieden staan hierna beschreven.
Op 18 december 2012 hebben Gedeputeerde Staten de wijziging van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 (VFL2012) ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur in ontwerp vastgesteld en de bijbehorende aanwijzing van de wezenlijke kenmerken en waarden.
Deze wijziging geeft regels die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van een bestemmingsplan en bij het verlenen van een omgevingsvergunning onder afwijking van het bestemmingsplan.
De begrenzing van de EHS–gebieden is ook een taak van de provincie. In Flevoland is de begrenzing definitief vastgesteld op 17 juni 2010.
De begrenzing van de ecologische hoofdstructuur (EHS) in Flevoland, de bijbehorende wezenlijke kenmerken en waarden en het afwegingskader voor herbegrenzing vormen onderdeel van het Omgevingsplan Flevoland 2006. Dit huidige beleidskader wordt nu verankerd in een ruimtelijke verordening zoals is voorgeschreven in het recent gewijzigde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Daartoe wordt de VFL2012 uitgebreid met een afzonderlijke titel voor de EHS. Het uitgangspunt is een beleidsneutrale omzetting van het bestaande provinciale beleid. Het IJsselmeer en de daarmee verbonden wateren in rijksbeheer vormen geen onderdeel van deze wijziging, evenals het gebied van de Verordening groenblauwe zone.
Natuur
De EHS moet worden overgenomen in passende bestemmingen in hun bestemmingsplannen. Dit beleid is relevant voor de Hollandse Hout, welke is aanwezen als EHS-gebied. Zie voor de exacte begrenzing figuur 4.
In het Omgevingsplan is de EHS begrensd. De EHS in Flevoland bestaat uit bestaande natuur, nieuwe natuur, landgoederen en ecologische verbindingen (inclusief de robuuste verbinding). De provincie Flevoland wil natuur beschermen en ontwikkelen, maar ook ruimte hebben om andere maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw en recreatie optimaal vorm te geven. De natuurwetgeving hanteert een 'nee, tenzij'-regime: nieuwe activiteiten zijn niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat de beschermde habitats en soorten daarvan geen schade ondervinden. Slechts indien een blijvende gunstige staat van instandhouding voor soorten en habitats is gegarandeerd, kan 'nee, tenzij' worden omgebogen in een door de provincie gewenst 'ja, want'. De provincie wil hiervoor gebruik maken van een systeem van saldobenadering. Het uitgangspunt van deze benadering is dat de maatschappelijke en ecologische ontwikkelingen zodanig vorm worden gegeven dat zij elkaar niet belemmeren, maar versterken. In het Omgevingsplan 2006 hebben Provinciale Staten dan ook opdracht gegeven om het onderdeel saldobenadering uit te werken.
Deze uitwerking heeft de provincie verwoord in het document "Spelregels EHS, EHS-kaart en EHS-doelbenadering" (2010). Provinciale Staten hebben op 17 juni 2010 besloten de EHS-kaart, de EHS-Doelbenadering en de "Spelregels EHS" vast te stellen als uitwerking van het onderdeel "Saldobenadering" uit het Omgevingsplan 2006. De EHS-Doelbenadering is een methode om de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS-gebieden te bepalen. Daarbij hebben Provinciale Staten besloten dat conform de "Spelregels EHS" het instrument "herbegrenzing" aan Gedeputeerde Staten is en het instrument "saldobenadering" aan Provinciale Staten. In de Spelregels is beschreven onder welke voorwaarden en met welke instrumenten ruimtelijke ontwikkelingen in en nabij de EHS in beginsel wel mogelijk zijn.
De ontwikkelingen die in het onderhavige bestemmingsplan in de Hollandse Hout mogelijk worden gemaakt, zullen moeten worden getoetst aan deze Spelregels. Verwezen wordt naar hoofdstuk 3.5.1 van deze toelichting.
Recreatie
Volgens het Omgevingsplan hoort iedere kern voldoende recreatief uitloopgebied te hebben, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht. Een recreatief uitloopgebied bestaat uit een groene of blauwe rand langs de kern. Het biedt ruimte aan uiteenlopende intensieve en extensieve recreatiefuncties, maar ook voor andere functies, zoals gebruiksnatuur, stadslandbouw of kleinschalig wonen. Het uitloopgebied moet voor fietsers en wandelaars goed bereikbaar zijn en aantrekkelijk en afwisselend zijn ingericht. Het uitloopgebied heeft vooral een functie voor de eigen inwoners, maar er kunnen ook (boven-)regionale functies in geplaatst worden. Als algemeen principe geldt dat nieuwe intensieve dagrecreatie nabij de kernen ligt. Lelystad is omringd door veel recreatiegebieden, zowel op het land als in het water. De toegankelijkheid en attractiewaarde kunnen echter worden verbeterd. Aan de randen van het Hollandse Hout zijn onder begeleiding van voorwaarden uit het bestemmingsplan recreatieve ontwikkelingen mogelijk.
Binnen dit kader heeft de gemeente Lelystad met Staatsbosbeheer en belangrijke externe input een integrale Gebiedsvisie Hollandse Hout opgesteld die in hoofdstuk 3.3 wordt aangesneden. Vanuit de Gebiedsvisie zijn dan weer zover als mogelijk en noodzakelijk recreatieve wensen in het bestemmingsplan vertaald
Figuur 4: de begrenzing van de EHS Hollandse Hout
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurplan Lelystad 2015
In het Structuurplan Lelystad geeft de gemeente haar visie op toekomstige ontwikkeling van Lelystad tot 2015. Voor de Hollandse Hout en omgeving zijn de beleidsdoelstellingen op het gebied van natuur en recreatie relevant. In het algemeen is het beleid voor de hele gemeente gericht op het vergroten van de recreatieve waarde, toegankelijkheid en bruikbaarheid van natuur en landschap. Specifiek voor de Hollandse Hout is de toekomstige inrichting gericht op een bufferfunctie en een overgangsgebied tussen stad en natuur. De aanleg van het nieuwe stadsdeel Warande en de gewenste toekomstige 3e afslag A6 zijn belangrijke flankerende ontwikkelingen in dit deel van Lelystad.
Vergroten recreatieve waarde, toegankelijkheid en bruikbaarheid natuur en landschap
Volgens het Structuurplan (2005) wordt de identiteit van Lelystad mede bepaald door de duidelijke groenstructuur, de grootschalige groenelementen en de samenhang tussen groen en water in de stad en in het buitengebied. De gemeente ziet het als een belangrijke opgave om de recreatieve waarde, toegankelijkheid, bruikbaarheid te vergroten en versnippering van natuur en landschap tegen te gaan. Dit in samenhang met het verder ontwikkelen en verbinden van de recreatiegebieden die gelegen zijn aan de randen van het stedelijk gebied en in het buitengebied, om verblijf- en dagrecreatie te stimuleren. De gemeente ziet hierbij het ontwikkelen van natuursteunpunten (bezoekerscentra) in natuur- en groengebieden als concrete opgave. Gedacht wordt onder andere aan toekomstige activiteiten van het Voorlichtingscentrum in de Oostvaardersplassen van Staatsbosbeheer.
Daarnaast kan sprake zijn van een vloeiende en logische overgang in natuur. Denkbaar is om ook enkele functies aan het gebied toe te voegen die het recreatief gebruik bevorderen en een uitnodiging vormen om de natuur verder in te trekken.
De gemeente Lelystad heeft in 2014 haar Structuurvisie vastgesteld, waarin daartoe geschikte delen van het Hollandse Hout zijn benoemd voor recreatief gebruik (met bijbehorende bebouwing).
Het Oostvaardersplassengebied, waaronder ruimer genomen onder meer ook het Hollandse Hout, trekt steeds meer bezoekers. Om recht te doen aan de natuurwaarden en tegemoet te komen aan de recreatieve vraag daarbij wordt gewerkt aan uitbreiding en ontwikkeling van de randzones van het gebied. Daarnaast is er de ambitie het gebied de status van Nationaal Park te geven. Onderzoeken hiertoe zijn gaande. Een aangepast haalbaarheidsonderzoek Nationaal Park Oostvaardersplassen (Provincie Flevoland/Staatsbosbeheer) is in oktober 2015 in de openbaarheid verschenen.
De wens om toeristisch recreatieve ontwikkeling mogelijk te maken in het bosgebied Hollandse Hout op een aantal zorgvuldig geselecteerde locaties, ligt er al een aantal jaar en is vastgelegd in de "Gebiedsvisie Hollandse Hout" (gemeente Lelystad en Staatsbosbeheer, 2011). In de "Gebiedsvisie Saldobenadering" is EHS-compensatie in voldoende mate verzekerd en vastgesteld (Provinciale Staten, 29-10-2014). voor die (wetgevingszone-) delen. De ontwikkeling van bijvoorbeeld een bescheiden opppervlak verblijfsrecreatie draagt specifiek bij aan de ontwikkeling van het gewenste Nationaal Park Oostvaardersplassen.Een gebied in het noordwesten van Hollandse Hout, ruim buiten het stedelijk gebied kan daartoe ingericht worden voor recreatie en voor een aangrenzend gebied kan een bestemming met recreatieve verblijfsbebouwing uitgewerkt worden.
Warande
Zoals ook in het Structuurplan ten doel is gesteld, verbindt het nieuwe stadsdeel Warande de stad met de natuur. Het vormt de schakel tussen de overige wijken van Lelystad en het Hollandse Hout en de Oostvaardersplassen. Dit nieuwbouwproject grenst aan de noordoostzijde van de Hollandse Hout.
3e afslag A6
In het Structuurplan is ten doel gesteld om een zuidelijke aansluiting van Lelystad aan de A6 te verkrijgen. Behalve bereikbaarheidsoverwegingen zijn hier ook verkeersveiligheid- en milieuoverwegingen aan de orde. De bestaande Larserdreef nadert de capaciteitsgrens, waardoor ook de verkeersveiligheid afneemt. Ook de combinatie van een dergelijke aansluiting naar het vliegveld, biedt potenties voor de periode na 2015. In het bestemmingsplan Lelystad Zuid - II is voor deze aansluiting een planologische reservering gemaakt. Deze planologische reservering valt buiten de plangrens van Hollandse Hout.
Inmiddels staan de zaken zo, dat voor een verbinding naar de luchthaven door de provincie een inpassingsplan wordt gemaakt voor een aansluiting op de A6, De provincie probeert de 3e afslag (in opdracht van het Rijk) in 2018 / 2019 gereed te hebben.
Gebiedsvisie Hollandse Hout
Als uitwerking van de kaders uit het Structuurplan is in 2010 de Gebiedsvisie Hollandse Hout opgesteld. Dit plan is in nauwe samenspraak met vertegenwoordigers van belanghebbende natuur-, recreatie- en bewonersorganisaties opgesteld. De Gebiedsvisie bevat een integrale visie voor het bos- en natuurgebied de Hollandse Hout. De opgave is een aantrekkelijk en veelzijdig bos met ruimte voor bosbouw, recreatie en natuur te realiseren (zie figuur 5).
In onderstaand kader zijn de hoofddoelstelling, randvoorwaarden en overige doelstellingen van de Gebiedsvisie benoemd.
Hoofddoelstelling:
realisatie van een aantrekkelijk en veelzijdig bos met ruimte voor bosbouw, recreatie en natuur.
Randvoorwaarden:
- behoud het bos als geheel, het bos blijft bos;
- behoud en versterk het EHS-gebied;
- 100% beleefbaar en toegankelijk voor recreanten;
Overige doelstellingen:
- bijdrage aan de diversiteit van parken en bossen rondom Lelystad;
- ontwikkelen van de recreatieve mogelijkheden;
- herstel van de ruimtelijke gelaagdheid;
- vergroten van de diversiteit aan plant- en diersoorten;
- benutten van de economische potenties (met inbegrip van de waarde van de
houtopstand);
- het realiseren van een oostelijke poort voor Oostvaardersland in combinatie met de ontwikkeling van het NAC;
- vergroten van het welzijn van grote grazers in de Oostvaardersplassen.
In hoofdstuk 4 van deze toelichting wordt verder ingegaan op de nadere uitwerking van deze doelstellingen.
De Gebiedsvisie is voorgelegd aan de raad van de gemeente Lelystad en de directie van Staatsbosbeheer. De gemeenteraad heeft de visie op 1 februari 2011 voor kennisgeving aangenomen met daaraan gekoppeld het verzoek om binnen enkele maanden te komen tot een voorstel voor realisatie van de gebiedsvisie en de daarmee samenhangende zaken waaronder een planning, kostenbegroting en dekkingsplan.
Uitvoeringsprogramma Hollandse Hout
Het door Staatsbosbeheer opgestelde Uitvoeringsprogramma Hollandse Hout (concept februari 2012) voorziet in het verzoek van de gemeenteraad. d.d. 12 januari 2010
Figuur 5: Kaart Gebiedsvisie Hollandse Hout
Welstandsnota
De gemeente Lelystad heeft het beleid ten aanzien van welstand in een Welstandsnota opgenomen. De Hollandse Hout is een welstandsvrij gebied.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
Op 28 augustus 2008 heeft de gemeenteraad van Lelystad het archeologische beleid vastgesteld. Dit beleid is opgesteld om vorm te geven aan het rijks- en provinciaal beleid met betrekking tot archeologie en cultuurhistorie. Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en een beleidsadvieskaart. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met op de kaart aangemerkte gebieden. In het beleid is ook de doorwerking van het beleid voor bestemmingsplannen opgenomen. Daarbij is een lijst opgenomen met categorieën van archeologische waarden en de wijze waarop deze in het bestemmingsplan opgenomen moeten worden.
Voor het grootste deel van het plangebied Hollandse Hout geldt een lage archeologische verwachting. In het noorden, grenzend aan het Bovenwater, liggen kleine gebieden met een hoge archeologische verwachting. Het westen van het plangebied overlapt met een lange strook die loopt van het stedelijk gebied van Lelystad naar het Knarbos. In deze strook is sprake van een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde.
3.4 Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2007-2011 (2007) beschrijft het Waterschap Zuiderzeeland welke doelen het waterschap zichzelf stelt en welke maatregelen worden genomen op die doelen te bereiken. Voor het waterschap is het Waterbeheerplan een strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Het is het beleid- en visiedocument van het waterschap en geeft richting aan de samenwerking met andere organisaties en de uitvoering van het (provinciaal) waterbeleid. De missie van het Waterschap Zuiderzeeland luidt: Samen werken aan integraal waterbeheer, een veilige kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving, ook voor dolfijnen, op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaalt in drie belangrijke inhoudelijk strategische doelen:
*Veligheid: -primaire waterkeringen op orde; -regionale waterkeringen op orde.
*Voldoende water: -voorkomen wateroverlast; -anticiperen op watertekort; -goed funtioneren watersysteem; -goed grondwaterbeheer.
*Schoon water: -goede structuurdiversiteit; -goede oppervlaktewaterkwaliteit; -goed omgaan met afvalwater.
Op het water wordt nader ingegaan in 3.5.
3.5 Wet- En Regelgeving
3.5.1 Ecologie
Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in het plangebied, de eventuele gevolgen van geplande ontwikkelingen en/of activiteiten die in het plan mogelijk gemaakt worden op aanwezige natuurwaarden in het plangebied en de omgeving, dient in het kader van het bestemmingsplan een gebiedentoets (Natuurbeschermingswet en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en een soortentoets (Flora- en faunawet) plaats te vinden. In deze paragraaf wordt ook de Boswet en vigerend beleid op het gebied van flora en fauna behandeld.
In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met diverse (recreatieve) ontwikkelingsmogelijkheden. De volgende ontwikkelingen zijn getoetst aan wet- en regelgeving:
1. gebiedsgerichte ontwikkelingen (drie wijzigingsbevoegdheden, naar klimbos, recreatie en verblijfsrecreatie)
2. perceelsgebonden/particuliere recreatieve ontwikkelingen (Oppertje, midgetgolfbaan en boomhutten)
3. diverse extensieve vormen van dagrecreatie (zoals paden, water).
Gebiedentoets
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet, de wet die de bescherming van gebieden regelt, in werking getreden. Hierin zijn onder andere de ruimtelijke bepalingen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn verwerkt. De volgende typen gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:
- Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden)
- Beschermde Natuurmonumenten
- Wetlands
Elk onderdeel wordt hierna apart besproken.
Natura 2000
De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitat die het leefmilieu voor deze soorten vormt. De Habitatrichtlijn is gericht op het in stand houden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna. In dit kader zijn Speciale Beschermingszones (SBZ) aangewezen op basis van kwalificerende soorten of habitats. De aangewezen gebieden vormen samen het Europese netwerk Natura 2000. Wanneer zich in of in de buurt van een Natura 2000 gebied een (nieuwbouw)plan aandient, zal moeten worden beoordeeld of dit plan negatieve gevolgen voor de kwalificerende soorten en/of habitats heeft.
Binnen het grondgebied van de gemeente Lelystad zijn de Oostvaardersplassen, Markermeer en IJsselmeer als Natura 2000 gebied aangewezen Deze gebieden grenzen aan het plangebied Hollandse Hout. Binnen de gemeentegrenzen kennen deze gebieden alleen doelen voor vogels uit de Vogelrichtlijn, met toevoeging van Rivierdonderpad. Er komen geen aangewezen habitattypen voor.
Aandienende ontwikkelingen
1. Wijziging van bos naar klimbos en (verblijfs-)recreatie
Omdat de plannen voor het klimbos en recreatie nog niet concreet bekend zijn, is een toets van de exacte effecten op de Natura 2000 gebieden Oostvaardersplassen en Markermeer-IJmeer nog niet mogelijk. Op het Natura 2000 gebied IJsselmeer is met zekerheid geen effect te verwachten, vanwege de afstand tot de Hollandse Hout. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zullen de effecten van de ontwikkeling moeten worden getoetst op:
- Extra bezoekers in de Oostvaardersplassen (aantallen, al dan niet gestuurd)
- Extra verkeersbewegingen aan de randen van het gebied
- Uitstraling bebouwing (geluid, licht, aanwezigheid mensen)
- Effect op rustende, voor het Markermeer-IJmeer kwalificerende, vogels op het Bovenwater
2. Perceelsgebonden/particuliere recreatieve ontwikkelingen.
Gezien de kleinschalige omvang van deze ontwikkelingen zijn geen significante effecten op de nabijgelegen Natura 2000 gebieden te verwachten.
3. Diverse extensieve vormen van dagrecreatie (paden, water etc).
Gezien de kleinschalige omvang van deze ontwikkelingen zijn geen significante effecten op de nabijgelegen Natura 2000 gebieden te verwachten.
Beschermde natuurmomumenten
De Oostvaardersplassen zijn destijds aangewezen als beschermd natuurmonument. Gezien echter de bescherming van de Oostvaardersplassen nu onder de Natura 2000 status, vervalt de beschermde natuurmomentstatus, omdat niet sprake is van daaruit voortvloeiende toegevoegde waarde. Overigens is geen effect te verwachten vanuit de Hollandse Hout.
Ecologische hoofdstructuur (EHS)
De Provincie Flevoland heeft de EHS begrensd, gemeenten zijn verplicht om deze begrenzing in bestemmingsplannen te verwerken.
Figuur 6 begrenzing EHS in Hollandse Hout
In het Bestemmingsplan 'Hollandse Hout' bevinden zich de waardevolle EHS-gebieden Hollandse Hout en de ecologische verbindingszones Lage Vaart, Lage Dwarsvaart en Knardijk. Activiteiten en plannen met een negatieve invloed op de wezenlijke waarden van de EHS zijn in principe niet toegestaan. Voor het gebied Hollandse Hout is een gevoeligheidsanalyse verricht en zijn de actuele waarden samengevat in onderstaande tabel.
Binnen de Hollandse Hout bevinden zich ook gebieden met de status 'overig EHS'. Voor deze gebieden geldt dat ze, mits voldaan aan de 'spelregels EHS', uitgeruild of gecompenseerd mogen worden in andere gebieden.
Figuur 7. Waardentabel EHS Hollandse Hout
Saldobenadering
1. Wijziging van bos naar klimbos en (verblijfs-)recreatie en
2. perceelsgebonden/particuliere dagrecreatieve ontwikkelingen
Ten behoeve van het mogelijk maken van de recreatieve activiteiten in de Hollandse Hout, is in overleg met de provincie Flevoland geconcludeerd dat voor de ontwikkelingen in de Hollandse Hout het instrument saldobenadering dient te worden toegepast. De bedoeling is de beoogde compensatie te laten plaatsvinden in het Zuigerplasbos. Zeewolde (Horsterwold) is hierbij aangehaakt, zoals nader wordt aangegeven.
Voor de realisatie van de compensatie via deze benadering is het volgende van belang. De provincie stelt bij de saldobenadering als belangrijke voorwaarde dat dit maatwerk wordt vastgelegd in een gebiedsvisie. In de gebiedsvisie inzake saldobenadering wordt beschreven welke ontwikkelingen in de Hollandse Hout en ook het Horsterwold (Zeewolde) zijn voorzien, wat de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de EHS zijn, waar en hoe gecompenseerd gaat worden en op welke wijze de kwaliteitswinst wordt behaald. Die (detail)gebiedsvisie maakt deel uit van het verzoek van de gemeente Lelystad aan Provinciale Staten om medewerking te verlenen aan de toepassing van het instrument Saldobenadering. De visie is ook een belangrijke basis voor het bestemmingsplan. De gemeente heeft, in coöperatie met de gemeente Zeewolde en Staatsbosbeheer, de visie en het verzoek om saldering ingediend bij de Provincie. Provinciale Staten hebben zich gebogen over het verzoek. Een positief besluit (d.d. 29-10-2014, nr. 1643995) op het verzoek om saldering is genomenen dat maakt dan in de bestemmingsplanregels bedoelde wijzigingsbevoegdheden mogelijk.
Herbegrenzing EHS Zeewolde in Lelystad
Ten aanzien van het (te realiseren Scoutinglandgoed) Horsterwold/Zeewolde is door Gedeputeerde Staten van Flevoland op 26 november 2013 al (bevoegdheid Gedeputeerde Staten) besloten het EHS verzoek van Zeewolde tot herbegrenzing honoreren en vindt compensatie plaats in de Hollandse Hout ter grootte van 1,25 ha. Dit is in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen; de verbeelding laat dit specifiek zien. Hier gelden uiteraard de bestemmingsregels Bos.
Figuur 8. GS Herbegrenzing EHS
Figuur 9. Compensatie EHS gebied in Hollandsehout
Recreatie
Op enkele plaatsen in de Hollandse Hout is een intensievere recreatievorm gewenst, die een geringe negatieve invloed op de wezenlijke waarden van de EHS zou kunnen hebben in de vorm van verstoring door de aanwezigheid van meer bezoekers en bouwwerken. Ten noorden van de Buizerdweg (overig EHS) zal dit effect het grootst zijn, omdat hier uitbreiding van verblijfsrecreatie en andere intensieve recreatie gepland is. Bij de Torenvalkweg, ter hoogte van de Knardijk gaat het om waardevol EHS. Deze aantasting zal gering zijn, gedacht wordt aan een klimbos / boomkroonpad, maar een compensatie is wel gewenst om het eventuele effect teniet te doen.
Het Zuigerplasbos herbergt momenteel een aantal recreatieve functies en een beperkte uitbreiding daarvan is nog gewenst. Het overgrote deel van het bos blijft echter gebruikt worden voor extensieve recreatie, waardoor er, ook in de toekomst, geen negatief effect op de wezenlijke waarden te verwachten is. De gemeente Lelystad wil graag een beperkt deel van het Zuigerplasbos onder de werking van de EHS brengen om in de Hollandse Hout intensievere recreatie een plek te kunnen geven.
Figuur 10. Percelen uit EHS
Onder meer in ieder geval de volgende punten zullen in een op te stellen wijzigingsplan inzake aandienende ontwikkelingen moeten worden behandeld:
1. Wijziging van bos naar klimbos en (verblijfs)recreatie
*Extra verkeersbewegingen (geluid, licht) op de Torenvalkweg, Buizerdweg en Knardijk
*Uitstraling bebouwing (geluid, licht, aanwezigheid mensen) op wezenlijke waarden
2. Perceelsgebonden/particuliere dagrecreatieve ontwikkelingen:
De volgende punten zullen in het wijzigingsplan moeten worden behandeld:
*Extra verkeersbewegingen (geluid, licht) op de Torenvalkweg, Buizerdweg en Knardijk
*Uitstraling bebouwing (geluid, licht, aanwezigheid mensen) op wezenlijke waarden
Bovenstaande lag ter beoordeling en besluitvorming in handen van Provinciale Staten van Flevoland. Een positief besluit is genomen hieromtrent, de gemeente kan in principe gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheden binnen de betreffende bestemmingsplanregels - met inachtneming van overige geldende voorwaarden uiteraard.
Wetland
Onder wetlands worden waterrijke gebieden verstaan, bijvoorbeeld moerassen of veengebieden. Deze natuurgebieden hebben belangrijke functies, onder andere voor trekvogels, vissen en andere waterdieren. Wetlands en de planten- en diersoorten die erin leven, worden beschermd door het Ramsar Verdrag uit 1971
De Oostvaardersplassen zijn aangewezen als Wetland. Effecten worden getoetst in het kader van de toets op Natura 2000.
Boswet
Figuur 11. Deel begrenzing Boswet
De Boswet regelt de instandhouding van (productie)bos in Nederland. De Boswet stelt regels voor herplant van bos bij kap en/of oogst van bos. In principe dienen gekapte percelen binnen drie jaar ter plaatse herplant te worden. Is dit niet mogelijk, dan kan ontheffing verleend worden om elders te herplanten. De bestemming op de herplantlocatie dient zodanig te zijn dat deze de aanwezigheid van bos mogelijk maakt. De Boswet heeft alleen werking buiten de 'bebouwde kom grens Boswet'.
Het plangebied Hollandse Hout bestaat voornamelijk uit bos. De bossen zijn eigendom van Staatsbosbeheer. In de Boswet heeft Staatsbosbeheer een uitzonderingspositie ten aanzien van herplant van gekapte percelen. Zij houdt zelf een administratie hiervan bij en overlegt dit aan de Minister. De Hollandse Hout ligt buiten de bebouwde kom Boswet.
Conclusie: als gevolg van de ontwikkelingen in de Hollandse Hout is in het kader van de Boswet een herplantplicht niet aan de orde.
Beleid
Met ingang van 1 januari 2009 beheert de gemeente Lelystad haar groenvoorzieningen conform de Gedragscode Beheer Gemeentelijk Groenvoorzieningen. Als onderdeel hiervan heeft het College de 'Natuurstatuskaart' vastgesteld op 25 november 2008. Daarmee zijn de beschermde gebieden vastgesteld en is tevens een status gegeven aan gebieden die van belang zijn voor (beschermde) planten en dieren. Voor de Hollandse Hout geldt geen afwijkende status ten opzichte van de landelijk en provinciaal aangewezen beschermde gebieden.
Figuur 12. Natuurstatuskaart Lelystad
Soortentoets
Flora- en faunawet
Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief. Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, zal hierop vooruitlopend, een verwachting worden uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.
In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. “AmvB art. 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:
1. Alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3).
2. Soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2).
3. Soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.
De 1e categorie is strikt beschermd. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, er geen andere oplossingen mogelijk zijn om de doelstellingen van het project te behalen (mitigatie en/of alternatieven) en als er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (art. 75, lid 5, onder c).
Voor de 2e categorie geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht wanneer er volgens een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt en de werkzaamheden vallen onder de categorie:
• bestendig beheer en onderhoud;
• bestendig gebruik;
• ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Voor de 3e categorie geldt een algemene vrijstelling voor:
• bestendig beheer en onderhoud;
• bestendig gebruik;
• ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Een uitzondering hierop zijn vogels. Voor vogels wordt geen ontheffing verleend. Indien er broedvogels aanwezig zijn dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. Daarnaast vallen de nesten van een aantal soorten jaarrond onder de bescherming als vaste verblijfplaats.
In de Hollandse hout bevinden zich bossen, bloemrijke bermen, struweel en rietruigte, poelen en open water. Op basis van de terreintypen en waarnemingen kan een inschatting gemaakt worden van de voorkomende beschermde soorten.
De volgende soorten zijn in de Hollandse Hout bekend:
Tabel 3, Zwaar beschermde soorten:
Vleermuizen: De Hollandse Hout kan fungeren als leefgebied voor diverse soorten vleermuizen. In ieder geval zijn foeragerend in het gebied de Gewone Dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de Laatvlieger (Eptesicus serotinus) te verwachten en in het bos kunnen zich verblijfplaatsen van de Watervleermuis (Myotis daubentonii) en Rosse vleermuis (Nyctalus noctula) bevinden. Zowel in gebouwen als in de omringende bosgebieden kunnen zich kolonies bevinden, deze zijn als vaste verblijfplaats strikt beschermd. De Meervleermuis (Myotis dasycneme) heeft zijn belangrijkste Europese verspreiding in Nederland, waardoor Nederland voor deze soort een belangrijke verantwoordelijkheid heeft.
Bever: de Europese bever (Castor fiber) komt in de ecologische verbindingszone langs de Lage Vaart en Lage Dwarsvaart voor. Daarnaast bevindt zich een burcht in de Torenvalktocht.
Boommarter: de Boommarter (Martes martes) plant zich voort in de Hollandse Hout. Waarschijnlijk vormt de Hollandse Hout een kernpopulatie van waaruit dispersie naar andere gebieden plaatsvindt via de aanwezige ecologische verbindingszones.
Ringslang: ringslangen (Natrix natrix) maken gebruik van de ecozone Lage Vaart. Er zijn diverse exemplaren aangetroffen en er vindt voortplanting plaats in aangelegde broeihopen.
Rugstreeppad: in de nabijheid van het plangebied komen populaties rugstreeppadden (Bufo calamita) voor. Aanwezigheid in de Hollandse Hout is niet uit te sluiten.
Tabel 2: Overig beschermde soorten
Langs de aanwezige waterkanten en bermen komt de Rietorchis (Dactylorhiza majalis praetermissa) voor.
Vissen: in de Lage Vaart is een aantal malen de Europese meerval (Silurus glanis) gevangen. De kleine modderkruiper (Cobitis taenia) en rivierdonderpad (Cottus perifretum) kunnen in de Lage Vaart en Lage Dwarsvaart aangetroffen worden.
Amfibieën: in Lelystad is de Alpenwatersalamander (Triturus alpestris) in veel tuinvijvers en kleine wateren aangetroffen. Niet uit te sluiten valt dat deze soort zich ook in de poelen in de Hollandse Hout gevestigd heeft.
Tabel 1: Algemeen beschermde soorten
In het gebied zijn diverse algemeen beschermde soorten aan te treffen. Het gaat onder meer op de volgende soorten; Egel (Erinaceus europaeus), ware- en woelmuizen, Bunzing (Mustela putorius), Bruine kikker (Rana temporaria), Groene kikker complex (Rana ridibunda/lessonae), Gewone pad (Bufo bufo) en Kleine watersalamander (Triturus vulgaris).
Vogels: vaste verblijfplaatsen
Voor alle vogels geldt dat het verstoren van bewoonde nesten verboden is. Bij een aantal soorten is het nest of broedplaats het hele jaar beschermd en voor enkele soorten geldt dat zij vaak terugkeren naar het zelfde nest, maar flexibel genoeg zijn om een nieuwe plek te vinden. Voor deze laatste soorten geldt dat inventarisatie gewenst is.
Voor de Hollandse Hout geldt dat bij elk initiatief de aanwezigheid van (jaarrond beschermde) nesten geïnventariseerd dient te worden.
Rode Lijst
Soorten vermeld op de Rode Lijst zijn niet wettelijk beschermd, maar vallen wel onder het zorgvuldigheidsbeginsel uit de Flora- en faunawet. In het plangebied zijn diverse soorten te verwachten met een vermelding op de Rode lijst.
Effect van ontwikkelingen
1. Wijziging van bos naar klimbos en verblijfsrecreatie en
2 perceelsgebonden/particuliere recreatieve ontwikkelingen
Omdat deze ontwikkelingen nog niet concreet zijn ingevuld, is een toets van de exacte effecten op de Flora- en faunawet nog niet mogelijk. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zullen de effecten van de ontwikkeling moeten worden getoetst op de in het gebied voorkomende soorten.
3. Diverse extensieve vormen van recreatie (wegen, paden etc.)
Conclusie: ontheffing wel/niet nodig. Na toets zal blijken of een plan mogelijk is met of zonder ontheffing, danwel niet mogelijk vanwege niet compenseerbaar of te groot effect.
3.5.2 Water
Algemeen
Deze waterparagraaf is opgesteld in verband met het actualiseren van het bestemmingsplan Hollandse Hout. Er is sprake van een, wat het wateraspect aan gaat, overwegend gelijk blijvend bestemmingsplan. Het bestemmingsplangebied ligt in het zuidwesten van Lelystad, grofweg tussen de Oostvaardersplassen en de A6.
Waterplan en beleid
Voor de gehele gemeente Lelystad is een waterplan (Royal Haskoning, april 2002) opgesteld. Dit plan bevat de vertaling van het gewenste waterbeheer ('watervisie') naar inrichtingsmaatregelen op hoofdlijnen. Het waterplan is opgesteld waarbij rekening gehouden is met het vigerend beleid in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de startovereenkomst “Waterbeleid 21e eeuw” (WB21), de “Handreiking watertoets” (ministerie van VROM), het Omgevingsplan Flevoland (Provincie Flevoland) en het Waterbeheerplan (Waterschap Zuiderzeeland).
Ook de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) zijn belangrijke beleidskaders. De KRW heeft als doel de kwaliteit van de Europese wateren in een goede toestand te brengen en te houden. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte, klimaatverandering, de grizzlybeer, de zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van het verharde oppervlak. Bij het opstellen van het NBW is rekening gehouden met de richtlijnen volgens de KRW. Het NBW bevat taakstellende afspraken ten aanzien van veiligheid en wateroverlast en procesafspraken ten aanzien van watertekorten, verdroging, verzilting, water(bodem)kwaliteit, sanering waterbodems en ecologie.
Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën:
- 1. Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren).
- 2. Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).
Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerende waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het bestemmingsplan Hollandse Hout. Deze paragraaf geeft aan hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan 'Veiligheid, Voldoende en Schoon Water'.
Overleg met Waterschap
Aangezien sprake is van een, wat het wateraspect aan gaat, overwegend gelijk blijvend bestemmingsplan is deze waterparagraaf opgesteld door de gemeente Lelystad aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland.
Beschrijving van het watersysteem
Binnen het bosgebied Hollandse Hout worden voet- en fietspaden aangelegd. Door de aanleg van watergangen (onder andere een kanolint) wordt de toename aan verharding gecompenseerd.
De ruimtelijke ontwikkelingen langs de Uilenweg worden in dit bestemmingsplan verankerd. Dit betreft een geringe toename aan verharding. Door het regenwater te infiltreren in de bodem is verdere compensatie niet vereist.
Waterkwantiteit
De toename aan verharding met het voorliggende plan wordt gecompenseerd door de aanleg van watergangen. Hierdoor zal geen ruimte voor waterberging verdwijnen.
Waterkwaliteit
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt. Binnen Lelystad wordt gebruik gemaakt van de DOB-methode om onkruid te bestrijden. Hierbij wordt minder bestrijdingsmiddel gebruikt, waardoor minder verontreinigingen naar het oppervlaktewater kunnen afstromen.
Afvoersystemen voor vuilwater, hemelwater en grondwater
Voor het bosgebied zijn afvoersystemen niet van toepassing.
Een duurzame methode om overtollig regenwater langer in het gebied vast te houden, is het bergen van regenwater, in combinatie met een vertraagde afvoer naar het oppervlaktewater. Voor de bebouwde delen wordt voor de regenwaterafvoer in principe uitgegaan van het zoveel mogelijk afkoppelen van verhard oppervlak.
De bebouwde gedeelten zijn voor aangesloten op de drukriolering voor de afvoer van het afvalwater naar de zuivering.
Waterkeringen
Het plan ligt niet binnen de kern-, vrijwarings-, of buitenbeschermingszone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid/stabiliteit van een waterkering.
Waterveiligheid
Niet van toepassing.
3.5.3 Archeologie
Archeologie Hollandse Hout en Uilenweg
Achtergrondinformatie
Voordat de Zuiderzee ontstond is het grondgebied van de provincie Flevoland ook al bewoond geweest. Duizenden jaren geleden hebben deze eerste bewoners sporen achtergelaten, die bewaard zijn gebleven in de bodem van Flevoland. Deze archeologische waarden zijn uniek.
Het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed verplicht de deelstaten om archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem te behouden. Indien behoud in de bodem niet mogelijk is dienen belangrijke archeologische waarden door middel van opgravingen en onderzoek veilig te worden gesteld. Het provinciaal beleid sluit aan bij het Europese verdrag en legt de nadruk op het vergroten van het maatschappelijk rendement van de archeologische monumentenzorg. Deze verplichting geldt voor heel Flevoland.
In het provinciaal archeologiebeleid is onderscheid gemaakt in Provinciaal Archeologische en Aardkundige Kerngebieden (PArK'en), archeologische aandachtsgebieden en top-10-locaties. Deze gebieden en locaties acht de provincie van provinciaal belang. De PArK'en en top-10-locaties zijn door de provincie uitgewerkt, de uitwerking van de archeologische aandachtsgebieden is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.
Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. Zij omvatten delen van de prehistorische stroomgebieden van de Vecht, IJssel en Eem, waarin onder andere nederzettingen van de Swifterbantcultuur liggen. Deze aandachtsgebieden bevinden zich onder andere in het noordelijke en zuidelijke deel van gemeente Lelystad. De vermoedelijke archeologische waarden in het noordelijke gebied zijn zodanig groot dat dit gebied, dat grenst aan het PArK Rivierduingebied Swifterbant, in gemeentelijk beleid als te onderzoeken gebied is aangewezen.
Naast PArK'en, aandachtsgebieden en top-10-locaties zijn door de provincie tevens aardkundig waardevolle gebieden aangewezen. In de aardkundig waardevolle gebieden bevinden zich naast oude menselijke sporen ook sporen van vroegere landschappen. Elementen als oude geulsystemen en rivierduinen, zeldzame veenresten en zeer oude bodems vormen onderdelen van deze zeer oude, fossiele landschappen. Uit deze aardkundige elementen is de ontstaansgeschiedenis van de Flevolandse ondergrond af te lezen. De provincie heeft een eerste inventarisatie en waardering van de aanwezige aardkundige waarden uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in de globale begrenzing van aardkundig waardevolle gebieden. Binnen de gemeentegrenzen van Lelystad bevinden zich onder andere de aardkundig waardevolle gebieden “Rivierduinen en stroomgeulen Swifterbant 1 en 2”.
In het gemeentelijk archeologiebeleid wordt in de aandachtsgebieden onderscheid gemaakt tussen gebieden met hoge en middelhoge archeologische waarde en gebieden met een lage archeologische waarde. In de gebieden met een lage archeologische waarde is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Het gemeentelijk beleid is op 28 augustus 2008 vastgesteld en sinds 11 september 2008 in werking.
Onderzoek
Ter voorbereiding van de bestemmingsplanprocedure is een bureauonderzoek uitgevoerd naar de archeologische verwachting in het plangebied.
Op basis van de beschikbare informatie wordt geconcludeerd dat in het gebied waarschijnlijk een aantal langgerekte dekzandruggen aanwezig is. Dergelijke dekzandruggen werden, bij een gunstige landschappelijke ligging, in de Steentijd intensief bewoond c.q. gebruikt.
Op enkele plaatsen in het gebied zijn in boringen kleine stukjes houtskool aangetroffen, die mogelijk samenhangen met prehistorische jacht- en/of nederzettingsactiviteiten.
Elders in het gebied zijn aardewerk en andere toebehoren gevonden van een waterschip uit de 17e eeuw. Deze vindplaats heeft de status “Terrein van zeer hoge archeologische waarde”. In de bestemmingsplanregels is het gebied van het waterschip voorzien van een specifieke functieaanduiding, en voorzien van een bouwverbod.
De conclusie uit het onderzoek is dat het gebied archeologisch interessant is, maar dat het aantal beschikbare boorgegevens te gering is om betrouwbare uitspraken te doen over de verdeling van de archeologische (verwachtings)waarde over het gebied. Het advies van het onderzoeksbureau is dan ook aanvullend (veld)onderzoek uit te laten voeren.
Aangezien dit bestemmingsplan weinig nieuwe ontwikkelingen toelaat zal heeft dit vervolgonderzoek zich gericht op die deellocaties waar bodemingrepen worden voorzien, te weten nabij de Uilenweg. De uitkomst is dat op de onderzochte deellocatie waarschijnlijk geen steentijdnederzetting aanwezig is geweest. De bouwplannen binnen de onderzochte locatie kunnen zonder aanvullend archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. In de voorschriften bij dit bestemmingsplan is voor toekomstige nieuwe ontwikkelingen een onderzoeksplicht opgenomen, verankerd in een vergunningplicht in de relevante gebieden.
Conclusie
Het plangebied valt buiten het in het Provinciaal omgevingsplan 2006 opgenomen PArK- en aandachtsgebied. Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (2e generatie) bevinden zich in het plangebied deelgebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
Op grond van het Provinciaal omgevingsplan 2006, de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, het gemeentelijk beleid archeologische monumentenzorg in Lelystad en het uitgevoerde bureauonderzoek is voor bodemverstoring in een deel van het gebied archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk.
Op de locatie van het aangetroffen waterschip worden in dit plan geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Deze locatie is specifiek aangeduid op de verbeelding. Bovendien geldt hier een bouwverbod, zijn dus geen ingrepen mogelijk anders dan die ten behoeve van verder onderzoek naar en ten behoud van de archeologische waarde.
De aanwezigheid van archeologische sporen kan nooit volledig worden uitgesloten. Bij de uitvoering van bodemverstorende werkzaamheden dient men dan ook alert te zijn op de aanwezigheid van archeologische resten.
Scheepswrakken kunnen in principe overal op de voormalige Zuiderzeebodem worden aangetroffen. De meeste scheepswrakken liggen relatief dicht aan het oppervlak van de voormalige Zuiderzeeafzettingen.
Indien tijdens de bodemverstorende werkzaamheden archeologische resten of (delen van) een scheepswrak worden aangetroffen dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682). In de Flevolandse praktijk fungeert het archeologisch depot in het Nieuwland Erfgoedcentrum als centraal meldpunt van archeologische vondsten, telefoon 0320-225939, de heer D.E.P. Velthuizen.
Fragment uit de Archeologiekaart waarden en verwachtingen; behoort bij gemeentelijk archeologiebeleid. De archeologiekaart bevat de samengestelde informatie uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (1.0) en het Provinciaal omgevingsplan 2006.
Figuur 13. Deel archeologiekaart waarden en verwachtingen
Figuur 14. Indicatieve archeologische verwachtingszones op basis van het bureauonderzoek Hollandse Hout, Transect, augustus 2012
3.5.4 Externe Veiligheid
In deze paragraaf wordt beschreven welke risicobronnen er zijn.
Plaatsgebonden risico
De risico's, risicobronnen binnen, maar ook in de nabijheid, van het plangebied zijn geïnventariseerd. Beoordeelde risicobronnen kunnen bedrijven zijn maar ook transportroutes over de weg, rail of vaarwater en buisleidingen. Beoordeeld is of wordt voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde. Het besluit "Externe Veiligheid inrichtingen" (Bevi), de regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), de handreiking verantwoording groepsrisico zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het "Risico Register Gevaarlijke Stoffen", het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voor zover aanwezig meegenomen.
Verantwoording groepsrisico
Het groepsrisico GR kent geen vaste norm waaraan dient te worden voldaan maar
een oriënterende waarde waarop getoetst dient te worden. Bij het vaststellen van
bestemmingsplannen dient elke (mogelijke) toename van het groepsrisico
verantwoord te worden (de verantwoordingsplicht). Deze verantwoordingsplicht geldt
ook als het groepsrisico wijzigt maar wel onder de oriënterende waarde blijft.
De verantwoordingsplicht omvat een aantal onderdelen waarop beoordeeld dient te
worden.
1. Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken
risicobronnen;
a. Functie-indeling.
b. Gemiddelde personendichtheid.
c. Verblijfsduur.
d. Verschil bestaande en toekomstige situatie.
2. De omvang van het groepsrisico
a. De omvang voor het van kracht worden van dit plan.
b. De omvang na het van kracht worden van dit plan.
c. De verandering van het groepsrisico ten gevolge van dit plan.
d. De ligging van de groepsrisicocurve ten opzichte van de oriënterende waarde.
3. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen en/of transportroutes.
4. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit.
5. De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
a. Pro-actie.
b. Preventie.
c. Preparatie.
d. Repressie/zelfredzaamheid.
6. De mogelijkheden van personen die zich binnen de het invloedsgebied van de risicobron bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen.
7. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico.
8. De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst.
Per risicobron wordt hieronder zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico besproken.
A) Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Het plangebied grenst aan de Rijksweg A6, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaats vindt. Uit het eindrapport Basisnet Weg (Eindrapportage basisnet weg, basisnet werkgroep weg versie 1.0, oktober 2009, 141223/EA9/001/000494/sfo) blijkt dat de A6 geen veiligheidszone kent, zowel voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Voor een deel van de Buizerdweg en de Uilenweg is een ontheffing verleend voor de levering van gas aan een aan de Uilenweg gelegen afnemer. Uit onderzoek (Inzicht in transport gevaarlijke stoffen HRT (PUEV2 TG-P1)" 9S4799.01/R0002/Nijm, Royal Haskoning, 3 juni 2008) is gebleken dat in Lelystad, en daarmee ook op de Buizerdweg of de Uilenweg er geen sprake is van een benadering van de PR10-6 contour als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen. Eveneens is er geen sprake van een benadering van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
B) Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor
Het plangebied wordt doorkruist door de Flevolijn. In 2012 wordt de Hanzelijn in gebruik genomen, die aansluit op de Flevolijn. Over deze spoorlijn zullen gevaarlijke stoffen vervoerd worden, als gevolg waarvan er een PR10-6 contour ontstaat waarbinnen geen (beperkt) kwetsbare objecten gebouwd mogen worden. Deze contour ligt op 30 meter uit het spoor. Binnen 200 meter moeten de gevolgen voor het groepsrisico "in kaart" worden gebracht. Voor de beoogde ontwikkelingen in het plan gebied geldt dan het volgende.
- Boomhutten
De boomhutten worden aangemerkt als beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De locatie is echter op ongeveer 2 kilometer van de spoorbaan verwijderd. Er wordt daarmee voldaan aan de eisen voor externe veiligheid.
- De midgetgolfbaan, het klimbos,
De midgetgolfbaan en een klimbos zijn geen (beperkt) kwetsbaar objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De externe veiligheidseisen zijn daarmee niet van toepassing.
C) Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water
Het plangebied wordt doorsneden door de Lage Vaart waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit het eindrapport Basisnet Water (Definitief ontwerp basisnet water, basisnet werkgroep water, 15 januari 2008) blijkt dat de Lage Vaart een binnenvaartcorridor is zonder toetsafstand.
D) Risicovolle bedrijven.
In en om het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd die worden aangemerkt als risicovol, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
E) Aardgasleidingen
Door het gebied lopen geen hoge druk aardgasleidingen zoals bedoeld in het Besluit buisleidingen.
Groepsrisico
Het bestemmingsplan Hollandse Hout maakt de ontwikkeling mogelijk van een zeer beperkt aantal initiatieven, die gezamenlijk niet leiden tot een forse stijging van het aantal aanwezigen in het gebied. Het huidige gebruik van het gebied leidt tot zeer lage dichtheden van aanwezige personen. Omdat er geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen binnen invloedsgebieden van risicovolle inrichtingen of activiteiten kan een groepsrisicotoets achterwege blijven.
Conclusie
Over het plangebied liggen geen risicocontouren voor het plaatsgebonden risico. Er is vrijwel geen sprake van een toename van het groepsrisico, zodat een verantwoording van het groepsrisico achterwege kan blijven.
3.5.5 Luchtkwaliteit
Wettelijk kader
De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht is opgenomen onder titel 5.2 van de Wet milieubeheer en staat bekend als de 'Wet luchtkwaliteit' (Wlk) (Stb. 2007, 434). Deze wet is op 15 november 2007 in werking getreden en is de Nederlandse implementatie van de EU-richtlijn voor luchtkwaliteit. Onder de Wlk vallen de volgende AMvB's en Ministeriële Regelingen:
- Besluit niet in betekenende mate bijdragen (StB 440, 2007);
- Besluit gevoelige bestemmingen (StB 14, 2009);
- Regeling niet in betekenende mate bijdragen (SC 218, 2007);
- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC 220, 2007; rectificatie SC 237, 2007);
- Wijziging Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC 136, 2008; SC 245, 2008; SC 53, 2009);
- Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (SC 218, 2007).
Plannen waarvan aannemelijk wordt gemaakt dat ze niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, kunnen conform de Wlk zonder toetsing aan de grenswaarden voor verontreinigende stoffen gerealiseerd worden. Hiervoor wordt een grens gehanteerd van 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide(NO2) en fijn stof (PM10). Dit betekent dat voor NO2 en PM10 projectbijdragen zijn toegestaan van maximaal 1,2 ?g/m³. Wanneer een plan minder dan de genoemde omvang bijdraagt aan de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10, kan het op grond van art. 5.16 lid 1 sub c uit de Wet milieubeheer doorgang vinden.
Op basis van artikel 5.16 Wet milieubeheer kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
a) aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt,niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
b) aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
c) aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
d) het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).
Beoordeling luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan Hollandse Hout maakt op beperkte schaal nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
- Boomhutten
De verkeersaantrekkende werking van deze boomhutten blijft beperkt tot een tiental motorvoertuigbewegingen per dag. De aanleg en het gebruik van de boomhutten worden daarom aangemerkt als initiatief dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
- De midgetgolfbaan
De midgetgolfbaan heeft een beperkte verkeersaantrekkende werking per dag. Op drukke dagen zal sprake zijn van een tiental motorvoertuigbewegingen per dag. De baan wordt daarmee aangemerkt als initiatief dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
- Het Klimbos
De bezoekers van het klimbos zullen voornamelijk afkomstig zijn van het Natuur Activteiten Centrum dat buiten het plangebied wordt gerealiseerd. De bezoekers zullen daar ook parkeren. Met andere woorden: het klimbos leidt niet tot een verkeersaantrekkende werking binnen het plangebied. Er is daarmee sprake van een niet-in-betekenende mate bijdragend project.
Vaststelling van het bestemmingsplan leidt daarmee niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit geeft geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
3.6 Milieuaspecten
3.6.1 Bodem
Naar het historisch bodemgebruik van het plangebied is een onderzoek uitgevoerd gebaseerd op de methodiek zoals beschreven in de leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek (NVN 5725:1999). De relevante gegevens worden hieronder vermeld.
Voor dit onderzoek zijn luchtfoto's bestudeerd, zijn bouw- en milieudossiers ingekeken en is het bodemarchief van de gemeente Lelystad geraadpleegd.
Voor dit onderzoek zijn geen boringen verricht.
Na de drooglegging is het terrein gebruikt als landbouwgrond.
Het terrein wordt gebruikt als bos, recreatieterrein, wonen en verkeer.
De bodemsamenstelling is voor zover bekend niet gewijzigd.
Op enkele plaatsen is brandstof opgeslagen in tanks. Er zijn geen aanwijzingen dat hierdoor bodemverontreiniging is ontstaan.
In een deel van de bebouwing is in het verleden asbesthoudend materiaal toegepast. Hoewel de lokale aanwezigheid van asbest in de bodem niet uit te sluiten is, is er geen reden aan te nemen dat dit problemen oplevert voor het beoogde gebruik van het plangebied.
Bij een vliegtuigcrash in 2004 is lokaal brandstof in de bodem terecht gekomen. Deze verontreiniging is grotendeels verwijderd. Hoewel bij de sanering een restverontreiniging is achtergebleven en er geen informatie is aangetroffen over nazorg, vormt dit geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan, omdat de bestemming ter plaatse niet wijzigt.
Buiten de plek van de vliegtuigcrash bestaat in het plangebied geen vermoeden van bodemverontreiniging.
In het plangebied zijn in het verleden enkele bodemonderzoeken uitgevoerd.
In de grond en in het grondwater zijn verhoogde waarden van diverse stoffen aangetroffen, deels verklaarbaar uit een algemeen achtergrondniveau in Lelystad en omgeving, deels niet verklaarbaar, maar niet verontrustend.
De gevonden gehalten leveren geen gevaar op voor volksgezondheid en milieu.
Conclusie
Op basis van de gegevens uit het historisch onderzoek naar het bodemgebruik zien wij geen belemmering het bestemmingsplan vast te stellen.
3.6.2 Verkeerslawaai
Gezien de de herziening, actualisatie en lichte toevoegingen van recreatieve aard, kan in dit verband wegens toetsing aan de Wet geluidhinder het volgende worden aangegeven.
1. Gebiedsgerichte ontwikkelingen {wijzigingsbevoegdheden naar klimbos, (verblijfs-)recreatie}
Deze ontwikkelingen vallen niet onder de definitie geluidgevoelig zoals vermeld in de Wet geluidhinder.
2. Perceelsgebonden/particuliere recreatieve ontwikkelingen (Oppertje, midgetgolfbaan en boomhutten - rand Bovenwater, noordkant plangebied).
De ontwikkelingen vallen niet onder de definitie geluidgevoelig zoals vermeld in de Wet geluidhinder. Voor de eerdergenoemde (1.1) recreatiewoningen is reeds eerder een separate ruimtelijke planprocedure gevolgd.
3. Diverse extensieve vormen van dagrecreatie (paden, water, …. etc).
De ontwikkelingen vallen niet onder de definitie geluidgevoelig zoals vermeld in de Wet geluidhinder. Onderzoek naar de geluidbelasting op deze ontwikkelingen is daarom niet noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt opgemerkt dat genoemde activiteiten op ruim 400 meter van de Hanzelijn zijn gelegen en de verkeersintensiteit op de Torenvalkweg niet van betekenende mate is in relatie tot eventuele activiteiten in de nabijheid van die weg..
Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten
4.1 Ruimtelijke Aspecten
In de voorgaande hoofdstukken zijn de huidige situatie, het relevante beleid en de gewenste ontwikkelingen voor de Hollandse Hout beschreven. In dit hoofdstuk worden deze onderdelen nader uitgewerkt in concrete ruimtelijke en functionele uitgangspunten. Deze uitgangspunten leggen de basis voor het bestemmingsplan en worden vervolgens juridisch vertaald in een (digitale) verbeelding van het bestemmingsplan met daarbij planregels. Een toelichting op de juridische vertaling wordt gegeven in hoofdstuk 5
Hoofduitgangspunten
Het bestemmingsplan Hollandse Hout is gebaseerd op twee hoofduitgangspunten:
1. Het totale bestaande plangebied is voorzien van een actuele bestemmingsregeling, waarbij de principes van globaal en flexibel zijn toegepast.
2. In het bestemmingsplan zijn alleen dié nieuwe ontwikkelingen opgenomen, waarvan zeker is dat:
- de ontwikkeling binnen de beleidskaders en de Gebiedsvisie Hollandse Hout past;
- de ontwikkeling binnen de planperiode van het bestemmingsplan zal worden gerealiseerd (binnen 10 jaar);
- de ontwikkeling voldoende concreet is uitgewerkt;
- zicht is op de financiële haalbaarheid van de ontwikkeling.
Zowel de Gebiedsvisie Hollandse Hout als de bij de gemeente bekende particuliere initiatieven van de ondernemers zijn op deze punten beoordeeld. Ontwikkelingen die aan deze punten voldoen, zijn in het bestemmingsplan meegenomen (bij recht of via een wijzigingsbevoegdheid). .
Eventuele ontwikkelingen die (nog) niet voldoen aan genoemde punten, zijn buiten het bestemmingsplan gelaten. Op termijn kan worden bekeken of aan deze ontwikkelingen via een bestemmingsplanwijziging óf een omgevingsvergunning alsnog planologische medewerking kan worden verleend.
Algemene uitgangspunten Gebiedsvisie
In de Gebiedvisie zijn voor verschillende onderdelen de volgende uitgangspunten van belang.
>Algemeen
De Hollandse Hout wordt een voor de bewoners van Lelystad aantrekkelijk en veelzijdig bos met de bijzondere natuurwaarden van een loofhoutbos; een bos waar mensen vlak bij de stad de natuur kunnen ervaren en waar bezoekers hetOostvaardersplassengebiedbinnenkomen. Het bos is de basis voor natuur, recreatie en houtproductie. Open plekken worden afgewisseld met dicht bos, routes zijn gevarieerd en geschikt voor verschillende vormen van gebruik: te voet, op de fiets, in de kano of te paard. Door de ontsluiting te verbeteren, de variatie te vergroten en de bosbouwkundige kwaliteiten beter te benutten krijgt het bos een nieuwe toekomst.
>Landschap
De positie van de Hollandse Hout is veranderd van buffer naar min of meer stadsbos en entree van een reeks aaneengesloten natuurgebieden. Aan deze nieuwe betekenis moet bij nieuwe ontwikkelingen uiting worden gegeven. De aanwezige ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten kunnen worden vergroot en bieden aanleiding om de ontstaansgeschiedenis herkenbaar te maken. Hierbij gaat het om het bos als eenheid, de soortensamenstelling en randen van de boskavels en de beleving van de randen van het bos.
*In het bestemmingsplan houdt de Hollandse Hout - zeker in die gedeelten waar de EHS van toepassing is - de hoofdfunctie bos, door toepassing van de bestemming 'Bos'. Daaraan ondergeschikt, worden in het plan mogelijkheden voor recreatieve ontwikkeling geboden. Weliswaar voor zover passend binnen de spelregels van de EHS.
>Bosbouw
De multifunctionele opzet van het bos biedt aanknopingspunten voor het maken van een rijk en gevarieerd bos. Het biedt mogelijkheden aan de economische potenties van het bos (houtproductie) en aan verdere ontwikkeling van de recreatie en natuur. Daarnaast biedt het bos als geheel de basis van waaruit de verdere ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. De huidige structuur moet daarbij in stand gehouden worden.
*In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen, waarmee binnen de functie bos houtproductie planologisch mogelijk wordt gemaakt.
>Natuur
Vrijwel de gehele oppervlakte van de Hollandse Hout is onderdeel van de EHS. Uitgangspunt is dat de gewenste ontwikkelingen zodanig een plek krijgen dat de EHS niet wordt aangetast. Onder saldobenadering EHS wordt aangegeven welke acties worden voorgestaan om in de Hollandse Hout enige recreatieve ontwikkelingen mogelijk te maken.
Om de natuurwaarden te verhogen en beleefbaar te maken, zijn de volgende ingrepen gewenst:
- het vergroten van de afwisseling tussen open en dicht en het maken van overgangen tussen hoog en laag, droog en nat, waardoor er een grotere diversiteit in plant- en diersoorten met kan ontstaan.
- een zonering van het bos: door recreatie en houtproductie in de rand van de Hollandse Hout een plek te geven, ontstaat er een luw middengebied: het natuurbos. Een zonering in toegankelijkheid en gebruik van het bos zorgt ervoor dat dit gedeelte van het bos vrijwel ongestoord kan blijven.
*In het bestemmingsplan is een planologisch regime opgenomen, dat voldoende bescherming biedt aan de instandhouding van de ecologische waarden binnen de EHS.
*In het bestemmingsplan is een planologische regeling opgenomen, waarbinnen de beschreven ingrepen mogelijk kunnen worden gemaakt.
>Saldobenadering
In verband met gewenste recreatieve ontwikkelingen in de Hollandse Hout zijn compenserende maatregelen nodig. Met de provincie is overleg hierover geweest. Zoals eerder gemeld (3.5.1) blijkt saldobenadering het juiste instrument daartoe te zijn. De provincie stelt bij de saldobenadering als belangrijke voorwaarde dat dit maatwerk wordt vastgelegd in een gebiedsvisie. In deze gebiedsvisie Saldobenadering wordt beschreven welke ontwikkelingen in de Hollandse Hout en het Horsterwold zijn voorzien, wat de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de EHS zijn, waar (Zuigerplasbos) en hoe gecompenseerd gaat worden en op welke wijze de kwaliteitswinst wordt behaald.
Deze (detail-)gebiedsvisie maakt – zoals eerder aangegeven - deel uit van het verzoek van de gemeente Lelystad en Zeewolde alsmede Staatsbosbeheer aan Provinciale Staten om medewerking te verlenen aan de toepassing van het instrument Saldobenadering. Tevens vormt deze visie de basis voor het bestemmingsplan Hollandse Hout, waarin de aangepaste EHS na algeheel akkoord planologisch is verankerd. Hieronder volgt nog eens een visueel overzicht van de gronden voor saldobenadering.
Figuur 15.
>Recreatie
Een hogere belevingswaarde van het bos verhoogt de aantrekkelijkheid. Meer afwisseling, aanwezigheid van dikke bomen en meer openheid zorgen voor een beter beleefbaar bos. De natuurwaarden van de Hollandse Hout zijn in te zetten als recreatieve trekker.
*In het bestemmingsplan worden diverse mogelijkheden - onder voorwaarden - voor recreatieve ontwikkelingen geboden:
o Extensieve recreatie (padenstructuur, ondergeschikt aan natuurfunctie)
o Op diverse locaties worden recreatieve ontwikkelingen (dag- en verblijfsrecreatie) mogelijk gemaakt
In het gebied zijn drie wijzigingenslocaties opgenomen, waar bij voldoening aan voorwaarden van ecologische en archeologische aard uit dien hoofde recreatieve gebruiksfuncties mogelijk worden gemaakt. Het betreft dan een klimbos en (verblijfs-)recreatie.
>Infrastructuur
Routes zijn gevarieerd en geschikt voor verschillende vormen van gebruik: te voet, op de fiets, in de kano of te paard. Door de ontsluiting te verbeteren, de variatie te vergroten en de bosbouwkundige kwaliteiten beter te benutten krijgt het bos een nieuwe toekomst. In de Gebiedsvisie worden diverse maatregelen aangekondigd om, ten behoeve van de verdere ontwikkeling van het gebied, de verkeersveiligheid op (toegangs)wegen te verbeteren en de recreatieve routestructuur een meerwaarde te geven.
*Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is om ten aanzien van het aanleggen, verleggen en aanpassen van wegen en fiets- en wandelpaden een zo groot mogelijke flexibiliteit toe te passen.
4.2 Functionele Aspecten
Functie van wegen
In Lelystad worden zo groot mogelijke verblijfsgebieden gerealiseerd met alleen erftoegangswegen. De erftoegangswegen worden aan de randen van een verblijfsgebied ontsloten op een gebiedsontsluitingsweg. Een gebiedsontsluitingsweg wordt aangesloten op een stroomweg. Deze wegennetvisie dan wel de hiërarchische indeling van het wegennet is weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 16. categorisering wegen bbk Lls
Het bestemmingsplan Hollandse Hout -bosgebied- is verkeerskundig als een verblijfsgebied bestempeld en ligt buiten de bebouwde kom van de gemeente Lelystad. De Torenvalkweg en de Buizerdweg zijn de erftoegangswegen binnen het bestemmingsplan en worden momenteel ontsloten op de Knardijk-Oostvaardersdijk en op de Larserdreef. De Uilenweg is ook een erftoegangsweg en een doodlopende weg ter ontsluiting van diverse (recreatieve) voorzieningen zoals een camping, een jachthaven, de scouting. De Uilenweg heeft een aansluiting op de Buizerdweg.
Figuur 17. Wegfuncties invloedsgebied
In de toekomst krijgt Lelystad vanwege de ontwikkelingen in Warande (Lelystad Zuid) een 3de aansluiting op de A6. Tussen deze aansluiting en de Buizerdweg wordt een nieuwe gebiedsontsluitingsweg gerealiseerd. Het bestemmingsplan c.q. de erftoegangswegen Buizerdweg en Torenvalkweg worden dan direct ontsloten op de nieuwe gebiedsontsluitingsweg. De 3de aansluiting en de nieuwe ontsluitingsweg liggen buiten het bestemmingsplan.
De Buizerdweg en de Torenvalkweg zijn onderdeel van het Hoofdfietsnetwerk van Lelystad. De Torenvalkweg is binnen dit netwerk een belangrijke schakel in de doorgaande fietsverbinding Lelystad-Almere v.v..
Figuur 18. Hoofdfietsnetwerk
Gebruik van wegen
De Buizerdweg, de Torenvalkweg en de Uilenweg hebben als erftoegangsweg primair de functie om het verkeer toegang te bieden tot het Hollandse Hout -bosgebied-. Deze wegen zijn bestemd voor verkeer dat een herkomst- en/of bestemming heeft in dit gebied. Doorgaand gemotoriseerd verkeer dient te worden ontmoedigd dan wel te worden geweerd. Het snelheidregime op een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom is 60 km/h. Alleen langs de Uilenweg zijn parkeervoorzieningen aanwezig ten behoeve van de (recreatieve) voorzieningen. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen wordt bepaald op grond van de CROW-parkeerkencijfers.
Vormgeving van wegen
Bij de inrichting van erftoegangswegen dient het primaat te liggen bij het langzaam verkeer. In ieder geval dient de Torenvalkweg gezien de functie in het fietsnetwerk te worden voorzien van een kwalitatief hoogwaardige fietsvoorziening. Het toekomstig te ontwikkelen NAC (NatuurActiviteitenCentrum) in het bestemmingsplan Oostvaardersveld met circa 150.000 bezoekers per jaar wordt primair via de Torenvalkweg op het hoofdwegennet ontsloten. Deze ontwikkeling vraagt om een verkeersveilige bereikbaarheid en een aanpassing van het wegprofiel van de Torenvalkweg.
De vormgeving van de erftoegangswegen dient te voldoen aan de richtlijnen in het bijzonder de EHK (Essentiele HerkenbaarheidsKenmerken) die door CROW zijn voorgeschreven.
Vanwege deze richtlijnen en in het kader van globaal en flexibel beschrijven van bestemmingen wordt de verkeersbestemming van de genoemde wegen ten opzichte van het voormalig planologisch regime verbreed. Daarmee is de bestemming 'Groen' langs weerszijden van deze wegen komen te vervallen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.
Wro en Wabo
Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Het plan is digitaal raadpleegbaar uitgevoerd. Het digitale plan verschaft de burger 'online' informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.
Handboek bestemmingsplannen Lelystad
Naast dat het bestemmingsplan voldoet aan de Wro en de Wabo, voldoet het (waar mogelijk) ook aan het handboek van de gemeente Lelystad. Het handboek maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld.
Globaal en flexibel bestemmen
Het gemeentebestuur heeft in april 2011 het besluit genomen om bestemmingsplannen globaler en flexibeler op te zetten. Hierbij wordt het gemakkelijker mogelijk om functies uit te wisselen en flexibeler om te gaan met bijvoorbeeld de afmetingen van gebouwen en bepaalde functies. Ook dit bestemmingsplan is op die manier opgezet.
De bestemmingen
In hoofdstuk 2 van de Regels zijn de bestemmingen opgenomen.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen die in dit plan voorkomen. Bij de bestemmingen wordt beschreven hoe de uitgangspunten naar de regels zijn vertaald.
*Bos
Het bos is bestemd voor bos en bebossing en - voorzover dit geen afbreuk doet aan de eigen natuur- en landschapswaarden - onder meer houtteelt en houtproductie, extensieve dagrecreatie, met bijbehorende infrastructuur. Bebouwing en het uitvoeren van werken is gereguleerd in 3.2, tot en met 3.5 van de bestemmingsregels. Dit laat uiteraard onverlet de reeds aanwezige bebouwing.
Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een aantal locaties, in het noorden/noordwesten en zuid-westen van het plangebied. Onder voldoening aan nationale en internationale regels aangaande natuur- en landschapswaarden, en/of voorwaarden uit archeologische aard kunnen - onverlet overige regelgeving - (verblijfs)recreatieve gebruiksfuncties mogelijk worden gemaakt. Dat betekent dat vooraf in een nadere onderbouwing, onderzoeken kenbaar moeten maken dat de gewenste wijziging mogelijk is.
Door deze locaties in het bestemmingsplan van wijzigingsbevoegdheid te voorzien, kan de recreatieve impuls de komende jaren ingevuld gaan worden. De waarden van omliggende EHS zullen daarbij in stand gehouden worden. Hiertoe zijn voorwaarden ook in deze regels opgenomen. In hoofdstuk 3.3 onder "Vergroten recreatieve waarde, toegankelijkheid en bruikbaarheid natuur en landschap" is hierover al geschreven.
Vervolgend op hetgeen in Hoofdstuk 1, Besluit 5 januari 2011, is aangegeven omtrent het belemmeren van recreatiemogelijkheden binnen deze bestemming, wordt aangaande het voorkómen van belemmering van het gebruik van de bestemming in artikel 3.4, Specifieke gebruiksregels hiertoe een strijdigheid opgenomen. Onder deze strijdigheid wordt onder meer verstaan hinder door dieren die het recreatieve gebruik van de bestemming kunnen belemmeren. De eigenaar/beheerder zal in de rol van beheerder/handhaver daarop moeten toezien. Daaromtrent zijn afspraken gemaakt met de beheerder.
*Groen
De bestemming "Groen" wordt aangetroffen aan de zuid-zuidoostkant in het plangebied. De bestemming beslaat - naast groenvoorzieningen - onder meer ook ook een regeling voor bermen en beplanting, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterlopen en -partijen. Bouwen van gebouwen binnen deze bestemming kan, maar dat geldt voor schuil- en barbequehutten met totaal aan grondoppervlak beslaat 220 m2. Ook bestaat een beperkte mogelijkheid voor het bouwen palen en masten met een maximale bouwhoogte van 6,00 meter. Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hebben een maximale bouwhoogte van 5,00 meter. Hier geldt een relatie met de dubbelbestemming in artikelen 10 en 12, in verband met de hoogspanningsverbinding en acheologie.
*Recreatie A en B
De bestemming Recreatie A - tussen het Bovenwater en de Uilenweg en deels de Buizerdweg - aan de noordkant van het plangebied, kent diverse vormen van recreatie zoals een kampeerterrein met 14 recreatiewoningen, een jachthaven, een zorgboerderij, terreinen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen zoals surfen, trapskelter, minigolf, één manege, scoutingactiviteiten, visvijvercomplex, bed&breakfast met maximaal vijf boomhutten voor recreatief verblijf, een minigolfbaan (ook wel genoemd midgetgolfbaan). De bed & breakfast aan de Uilenweg 3 is een reeds bestaande die al was vergund (artikel 19 WRO vrijstelling) voordat de beleidsregel Bed & Breakfast ontworpen was en in werking trad - september 2010. Dit vergunde recht dient te worden gerespecteerd. Op de verbeelding is de bed&breakfast aangegeven.
Deze recreatiestrook een logisch uitvloeisel van de te benutten natuurlijke kenmerken van het gebied, en is al jaren een bron van recreatief genoegen voor Lelystedelingen, waar weinig of geen belemmeringen bestaan jegens het EHS-gebied. Zowel Provincie als Staatsbosbeheer waren en zijn positief gestemd aangaande de strook en vinden zich in recreatieve ontwikkelingen - voorzover passend binnen geldende regelgeving.
Een item dat nader genoemd mag worden is de forellenvisvijver, die zich in fasen zal ontwikkelen - op passende schaal - tot complex voor sportvissen en dagrecreatie, met multifunctioneel gebouw voor ook overdekt vissen, ondergeschikte horeca en kleinschalige verkoop van vismaterialen, voortvloeiend uit en behorend bij de hoofdactiviteit.. Via een uitgebreide Wabo-procedure zijn stappen in deze richting gezet.
Ten aanzien van de kleinschalige verkoop -van beperkte functionele en/of ruimtelijke omvang- van vismaterialen geldt dat deze in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft. De openingstijden zijn ook gelijk aan die van de hoofdactiviteit.
Ten aanzien van de ondergeschikte horeca wordt hier aangegeven dat geen specifieke aandacht mag worden gevraagd (geen afzonderlijke reclames, openingstijden) via welk medium dan ook (internetsites, brochures, etc.) Hier is immers geen sprake van een zelfstandig horecabedrijf. De openingstijden zijn ook gelijk aan die van de hoofdactiviteit.
De bestemming Recreatie B is een gebiedje dat met de kop grenst aan de Buizerdweg. In het "oude" bestemmingsplan Lelystad-Zuid II kent dit reeds een recreatieve bestemming: "Sportieve recreatie, golfbaan (Rs(g) Omdat ook dit gebied is meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan gaat ook de voor die bestemming bedoelde regelgeving voor zover mogelijk/gewenst mee. Voorts wordt hier de mogelijkheid geschapen voor extra ruimte voor realisatie van een golfbaan, kinderboerderij, een manege, een pannenkoekenboerderij en een zorgboerderij.
*Verkeer
Het gaat hier om erftoegangswegen gelegen in het buitengebied van de gemeente Lelystad: de Torenvalkweg, de Buizerdweg en de Uilenweg. Het hoofddoel is primair om het verkeer toegang te bieden tot het Hollandse Hout -bosgebied-. Deze wegen zijn bestemd voor verkeer dat een herkomst- en/of bestemming heeft in dit gebied. Daarom zijn in de bestemming naast wegen en straten ook voet- en rijwielpaden toegestaan. Daarbij behorende groen-, parkeer- en nutsvoorzieningen zijn ook mogelijk. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Wel kunnen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten, bruggen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter, voor palen en masten 9 meter en voor bruggen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 5 meter. Van het verbod om gebouwen te bouwen, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken ten behoeve van nutsvoorzieningen of andere openbare voorzieningen.
*Verkeer- railverkeer
De spoorlijn en de daarbij behorende bermen, paden en watergangen zijn bestemd door middel van de bestemming Verkeer-Railverkeer. Het gaat daarbij om de bestaande spoorlijn en de Hanzelijn. de bouwhoogte van kunstwerken zal ten hoogste 10.00 m bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
*Water
De bestemming "Water" is gelegd op open water wat ruimtelijke en/of functioneel van belang is. Het betreft in die context de Lage Dwarsvaart en de Lage Vaart . De bestemming is algemeen bedoeld voor waterlopen en -partijen, oevers, bermen en beplanting en voet- en rijwielpaden. Gebouwen zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Wel kunnen bouwwerken, geen gebouwen zijn, zoals bruggen, palen en masten en overige bouwwerken worden gebouwd. Voor palen en masten is een maximale bouwhoogte van 6,00 meter toegestaan, voor overige bouwwerken, waar ook bruggen onder vallen, is deze 5,00 meter.
Dubbelbestemmingen
*Leiding - hoogspanningsverbinding
Door het plangebied loopt een 380 kV- hoogspanningsleiding. Aan weerszijden van het hart van deze leiding ligt een zakelijk rechtstrook van 36 meter; totale breedte 72 meter. Deze verbinding is op de verbeelding van het bestemmingsplan, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), specifiek bestemd door middel van de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding". Deze bestemming bevat regels die de verbinding moeten beschermen. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk binnen de bestemming gebouwen te bouwen; in de regels is hiervoor een bouwverbod opgenomen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen wel binnen de bestemming worden gebouwd tot 50 m.
Ook geldt voor deze gronden een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ingevolge de andere aangewezen bestemming(en) mogen worden gebouwd. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsverbinding, kan met een omgevingsvergunning van dit verbod ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden afgeweken mits vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.
*Waarde - archeologie
De gebieden in het plangebied, waarvoor een hoge archeologische waarde is voorzien of waarbij sprake is van archeologische vindplaatsen, zijn in het bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie”. De wens om te bouwen en het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is gebonden aan stringente voorwaarden.
*Waarde - ecologie
Aan het plangebied is naast de andere daar voorkomende bestemming(en), de dubbelbestemming "Waarde - Ecologie" toegekend. Het doel van deze bestemming is het behoud en de bescherming van de ecologische waarden van de gronden.
In het kader van dit doel zijn gebouwen op de gronden met deze bestemming niet toegestaan. Dit met uitzondering van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, wat volgens de onderliggende bestemming mogelijk is, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden.
Een verdere bescherming van de ecologische waarden wordt geboden door een specifieke gebruiksregeling. Toch zijn er op de gronden nog enkele werken en/of werkzaamheden mogelijk, echter onder voorwaarden. Hiervoor is een omgevingsvergunning vereist, die slechts kan worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden van de gronden.
*Waterstaat-Waterkering
Deze bestemming is gelegd op de (directe omgeving van) Lage Knarsluis. Het kunstwerk is van dermate belang voor de waterkering en waterhuishouding dat de bestaande bestemming (in aangepaste terminologie) is overgenomen. Bebouwing is uitsluitend mogelijk ten behoeve van de bestemming.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Algemeen
Het plangebied Hollandse Hout maakte in de oorspronkelijke planning deel uit van het plangebied Samengevoegd gebied 3 (samen met IJsselmeer/Markermeer en Oostvaardersplassen). Als gevolg van het raadsbesluit (verwerken Gebiedsvisie in bp) is er voor gekozen om voor het plangebied Hollandse Hout een afzonderlijk bestemmingsplan te maken.
Particuliere initiatieven
In het bestemmingsplan worden de volgende particuliere initiatieven meegenomen:
-bouw van maximaal vijf boomhutten, Bed & Breakfast Het Boshuys, Uilenweg 3
-aanleg van Midgetgolfbaan, Paradiso, Uilenweg 8
-bouw van 14 recreatiewoningen, 't Oppertje, Uilenweg 11
Deze ontwikkelingen worden door de ondernemers zelf bekostigd, de gemeente is derhalve uitsluitend faciliterend.
Wijzigingen
Ten aanzien van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden geldt, dat per wijzigingsplan - los van andere onderzoeken - de economische haalbaarheid ervan moet worden aangetoond. Die kostenmaterie is dus bij deze herziening niet aan de orde.
Relatie met NAC
Het natuuractiviteitencentrum NAC maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan. Het aan het NAC gerelateerde klimbos, dat in de zuidelijke punt van de Hollandse Hout is voorzien, maakt wel deel uit van het bestemmingsplan Hollandse Hout. Dit klimbos kan door middel van een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Hollandsehout worden geregeld. Het gestelde onder "Wijzigingen" is ook hier van toepassing.
Conclusie
De kosten betreffen die voor de bestemmingsplanherziening, zijnde i.c. een wettelijke taak. Hiertegenover staan inkomsten aan leges in geval van toegestane ontwikkelingen. Het maken van een exploitatieplan is dan ook niet aan de orde.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te achterhalen of de maatschappij het plan uitvoerbaar vindt. De bestemmingsplanprocedure kent meer momenten waarop de burgers en instanties hun mening over het bestemmingsplan kenbaar kunnen maken. De bestemmingsplanprocedure, zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, is globaal als volgt opgebouwd:
Inspraak
Nu de wet geen verplichting meer kent tot het bieden van inspraak, is in de gemeente Lelystad besloten voor de herziening van een aantal bestemmingsplannen geen inspraak meer te houden. Een uitzondering is gemaakt voor onder andere dit bestemmingsplan. Dit plan doorliep gelijktijdig met het vooroverleg de inspraakprocedure. De publicatie van de inspraakperiode kan worden aangemerkt als een publicatie zoals verplicht gesteld in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De publicatie heeft plaats gevonden in de lokale krant en op internet. Inspreken was mogelijk met ingang van 3 oktober 2013 gedurende zes weken.Reacties zijn niet ontvangen.
Vooroverleg
Het concept-ontwerpbestemmingsplan werd aan de wettelijk verplichte overheden en belanghebbenden voorgelegd in het kader van het vooroverleg. Het vooroverleg is opgenomen in artikel 3.1.1. van de Besluit ruimtelijke ordening. Twee reacties zijn ontvangen. Deze reacties (Waterschap Zuiderzeeland en Provincie Flevoland) zijn in een matrix verwerkt en voorzien van een gemeentelijke reactie. De matrix is als bijlage opgenomen bij de toelichting.
Zienswijzen
Na het vooroverleg is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De stukken hebben gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen bij de gemeenteraad naar voren te brengen. Eventueel ingediende zienswijzen worden dan voorzien van een passend antwoord. Eèn zienswijze is ontvangen, van Provincie Flevoland. Deze wordt behandeld in de zienswijzennota, deel uitmakend van het voorgestelde raadsbesluit. Naar aanleiding van zienswijzen worden eventueel wijzigingen ten opzichte van het ontwerp aangebracht. Deze zijn dan vervat in een wijzigingennota, eveneens deel uitmakend van een raadsbesluit. Dit is hier ook het geval.
Vervolg
Vervolgens wordt het bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.