Bataviakwartier
Bestemmingsplan - gemeente Lelystad
Vastgesteld op 31-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bataviakwartier met identificatienummer NL.IMRO.0995.BP00052-VG01 van de gemeente Lelystad;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ambulante handel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen vanuit een niet-permanent verkooppunt zoals een marktkraam of een verkoopwagen, waaronder in elk geval geen gebouwen worden begrepen;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 benzineservicestation:
een langs een openbare weg gesitueerd bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig aan bestuurders van gemotoriseerde voertuigen te koop aanbieden, verkopen en leveren van motorbrandstoffen en bijbehorende serviceartikelen, zoals motorolie en schoonmaakartikelen, alsmede lectuur, kleine etenswaar en niet-alcoholische dranken;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.11 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.16 bruto verkoop vloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor het uitoefenen van een winkelbedrijf, horeca en/of ondersteunende functies inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, ten dienste van de betreffende winkels en horeca;
1.17 bunkerstation annex watersportwinkel
een afgemeerd schip dat dienst doet als tankstation voor de scheepvaart, waar naast de verkoop van brandstoffen, smeeroliën en -vetten ook de verkoop van primaire watersportartikelen en primaire levensbehoeften is toegestaan;
1.18 congrescentrum:
een gebouw waarin ten minste één grote zaal is waar een congres of vergadering gehouden kan worden, waarbij tevens maaltijden en dranken worden verstrekt aan de bezoekers van een congres of vergadering;
1.19 dagelijkse goederen:
voedings- en genotmiddelen en artikelen op het gebied van persoonlijke verzorging;
1.20 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.21 discotheek:
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, waar tevens de gelegenheid wordt geboden tot dansen;
1.22 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.23 fabrikant:
de producent of merkvoerder, groothandel of importeur/agent/licentiehouder;
1.24 factory outlet:
een fabrieksverkoopformule die de reguliere detailhandel aanvult en die fabrikanten de gelegenheid biedt om in een outletvestiging rechtstreeks, zonder inschakeling van de tussenhandel, uitsluitend outletproducten te verkopen aan consumenten die deze goederen kopen voor gebruik of aanwending anders dan in uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en die bereid zijn om hiervoor een grote afstand af te leggen;
1.25 Factory Outlet Village:
een gespecialiseerd en hoogwaardig koopjescentrum waarin fabrieksverkoop volgens het factory outlet concept is gevestigd;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 grootschalige detailhandel:
geconcentreerde grootschalige detailhandelsvestiging, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. detailhandel in volumineuze goederen: detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten en caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
- b. bouwmarkt: detailhandel met een al dan niet geheel overdekt vloeroppervlak van minimaal 500 m2, waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden, zowel aan vakman als particulier;
- c. grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting: detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van inrichting van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen met een minimum verkoopvloeroppervlak van 500 m2;
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.29 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.30 hotel:
een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;
1.31 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.32 kiosk/paviljoen:
een permanent aanwezige ruimte bestemd voor:
- a. het bedrijfsmatig aan de eindconsument verstrekken van eenvoudige etenswaren en niet-alcoholische dranken en alcoholische dranken;
- b. de verkoop van bloemen, kranten en dergelijke;
- c. de uitoefening van kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, waarbij als ondergeschikte functie de verkoop van ter plaatse vervaardigde goederen is toegestaan;
1.33 leisure:
grootschalige voorzieningen op het vlak van vrije tijd, sport en recreatie, zoals musea, expositieruimte en dergelijke;
1.34 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.35 ondersteunende functies:
informatieve functies (bijvoorbeeld VVV, ANWB) en overige functies, zoals een crèche of speelplaats;
1.36 outletproducten:
producten die afwijken van de standaardkwaliteit en/of niet (meer) onder de gangbare voorwaarden via de reguliere detailhandel kunnen worden afgezet en/of in de afgelopen periode van drie maanden niet meer aan de reguliere detailhandel zijn aangeboden en/of niet meer door de reguliere detailhandel direct zijn afgenomen en waarvan de prijzen minimaal 30% onder de gangbare verkoopprijzen zullen liggen;
1.37 outletvestiging:
merkgebonden vestiging met één of meerdere merken die behoren tot de hogere marktsegmenten;
1.38 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.39 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.40 permanente bewoning:
bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;
1.41 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.42 recreatievoorziening:
een al dan niet gebouwde of aangelegde voorziening die gericht is op ontspanning in de vrije tijd;
1.43 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.44 supermarkt:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door haar indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
1.45 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.46 winkel:
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.47 woonboot
elk vaar- en/of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- en/of nachtverblijf van één of meerdere personen, voor zover dit niet als bouwwerk is aan te merken.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Telecommunicatietoren
Link naar de toelichting op de bestemming "Bedrijf - Telecommunicatietoren".
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf - Telecommunicatietoren" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een telecommunicatietoren;
met daaraan ondergeschikt:
- b. diensten op het gebied van data-opslag;
met de daarbij behorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerken zijnde.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Detailhandel - Factory Outlet Village
Link naar de toelichting op de bestemming "Detailhandel - Factory outlet village".
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Detailhandel - Factory outlet village" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een factory outlet village;
- b. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
- c. ondersteunende functies, detailhandel en horeca, voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de functie genoemd onder a;
met daaraan ondergeschikt:
- d. groenvoorzieningen;
- e. verkeersvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daar bijbehorende:
- g. gebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder reclamepalen;
- i. werken, geen bouwwerken zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gebouwen over een grotere bruto verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van factory outlet, horeca en ondersteunende functies dan in bijgaande tabel is aangegeven:
Functie | Totaal |
Factory Outlet | 23.919 m² |
Horeca | 2.253 m² |
Totaal | 26.172 m² |
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor grootschalige detailhandel;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een hotel, een congrescentrum of een discotheek;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel in dagelijkse goederen, waaronder een supermarkt en verkooppunten van levensmiddelen zoals slagers, bakkers, groente- en fruitzaken.
Artikel 5 Gemengd
Link naar de toelichting op de bestemming "Gemengd".
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een wegrestaurant;
- b. een benzineservicestation, met uitzondering van LPG-installaties;
- c. een partycentrum;
- d. verkeers- en parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. gebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerken zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de in lid 5.1 genoemde doeleinden worden gewijzigd in vergelijkbare weggerelateerde voorzieningen of leisure-activiteiten, met dien verstande dat recreatie-activiteiten als bedoeld in bijlage 1 niet zijn toegestaan.
Artikel 6 Groen
Link naar de toelichting op de bestemming "Groen".
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. water en waterhuishouding;
- c. verblijfsdoeleinden;
- d. langzaamverkeersverbindingen;
- e. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen ten behoeve van langzaamverkeersverbindingen, kunstobjecten en bouw- en reclameborden;
- g. werken, geen bouwwerken zijnde.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Recreatie
Link naar de toelichting op de bestemming "Recreatie".
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. musea en expositieruimten, waaronder replica's van schepen;
- b. wetenschappelijke onderzoeksinstituten met een semi-openbaar karakter, die tevens een educatieve doelstelling hebben;
- c. recreatievoorzieningen, met uitzondering van recreatie-activiteiten als bedoeld in bijlage 1;
- d. leisure-activiteiten;
- e. een horecabedrijf, eventueel met bierbrouwerij;
- f. detailhandel, voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de functies genoemd onder a, c, d en e;
- g. dienstverlening en horeca, voor zover gerelateerd aan en ondergeschikt aan de functies genoemd onder a, c en d;
- h. kinderopvang;
- i. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- j. verkeersvoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- m. gebouwen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder reclamepalen;
- o. werken, geen bouwwerken zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat het in lid 7.2.1 sub b genoemde bebouwingspercentage wordt gewijzigd, indien zich een activiteit aandient, die om optimaal te kunnen functioneren een groter bebouwingsoppervlak nodig heeft.
Artikel 8 Verkeer
Link naar de toelichting op de bestemming "Verkeer".
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeers- en parkeervoorzieningen;
- b. langzaamverkeersverbindingen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. water;
- e. straatmeubilair;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen ten behoeve van langzaamverkeersverbindingen;
- h. werken, geen bouwwerken zijnde.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Verkeer - Parkeren
Link naar de toelichting op de bestemming "Verkeer - Parkeren".
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Parkeren" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. parkeervoorzieningen;
- b. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder reclamepalen;
- g. werken, geen bouwwerken zijnde.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Verkeer - Verblijf
Link naar de toelichting op de bestemming "Verkeer - Verblijf".
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Verblijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsdoeleinden;
- b. verkeersdoeleinden;
- c. evenementen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. water;
- f. speelvoorzieningen;
- g. paviljoens / kiosken;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. ambulante handel;
- j. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. gebouwen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- m. werken, geen bouwwerken zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden voor meer dan 2 standplaatsen voor wagens voor ambulante handel.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming "Verkeer - Verblijf" wordt gewijzigd in de bestemming "Recreatie" mits:
- a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone- wijzigingsgebied";
- b. de regels van artikel 7 van overeenkomstige toepassing zijn;
- c. de overige gronden met de bestemming "Recreatie" reeds zijn gerealiseerd en zich meer initiatieven aandienen voor de functies die passen binnen de bestemming "Recreatie";
- d. de gronden voor maximaal 75% worden bebouwd;
- e. voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.
Artikel 11 Water
Link naar de toelichting op de bestemming "Water".
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. de bescherming van de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied Markermeer ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - natura 2000" door het treffen van passende maatregelen en het voorkómen van aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied, zoals nader omschreven in het aanwijzingsbesluit dat is opgenomen in bijlage 2 van de toelichting;
- c. de waterhuishouding;
- d. expositieruimtes in replica' s van schepen;
- e. aanlegplaatsen;
- f. een bunkerstation annex watersportwinkel ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - bunkerstation";
- g. recreatie;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers, bruggen, duikers, kaden en keerwanden;
- i. werken, geen bouwwerken zijnde, waaronder dijken.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden als aanlegplaats voor woonboten en plezierjachten.
Artikel 12 Leiding - Riool
Link naar de toelichting op de bestemming "Leiding - Riool".
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. werken, geen bouwwerken zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
Link naar de toelichting op de bestemming "Waterstaat - Waterkering".
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. werken ten behoeve van de waterkering en de waterhuishouding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals keerwanden en beschoeiingen;
- c. werken, geen bouwwerken zijnde, zoals taluds, dijken en onderhoudswegen.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de waterhuishouding;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor permanente of recreatieve bewoning;
- b. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot en afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar-, of vliegtuigen;
- d. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- e. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
16.1 vrijwaringszone - dijk
De als "vrijwaringszone - dijk" aangeduide gronden zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
- a. een strook ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. werken, geen bouwwerken zijnde.
16.2 vrijwaringszone - straalpad
De als "vrijwaringszone - straalpad" aangeduide gronden zijn naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
- een strook ten behoeve van het doelmatig en ongestoord functioneren van de telecommunicatietoren.
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot met ten hoogste 20%;
- d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
- e. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
Artikel 18 Overige Regels
18.1 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de entrees en de begrenzing van openbare ruimtes, ten behoeve van de waarborging van het stedenbouwkundig beeld.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanBataviakwartier
van de gemeente Lelystad.
Behorend bij het besluit van de gemeenteraad d.d. 31 maart 2015.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Het gemeentebestuur van Lelystad actualiseert de geldende bestemmingsplannen. Daarbij sluit zij aan bij verschillende landelijke doelstellingen op het gebied van de actualisering, standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen. Vanuit de gemeentelijke praktijk is de wens uitgesproken om te komen tot actuele bestemmingsplannen, wat concreet inhoudt dat de planregels aan moeten sluiten bij de huidige en toekomstige ontwikkelingen in het plangebied. Verder is het van belang dat de planregels van dit bestemmingsplan zowel qua inhoud als qua systematiek overeenkomen met de andere globale en flexibele bestemmingsplannen die in Lelystad (gaan) gelden.
Voor het gebied van het (voorheen) geldende bestemmingsplan Museumkwartier, dat op 20 juli 2004 onherroepelijk is geworden, moet op grond van de Invoeringswet ruimtelijke ordening binnen 10 jaar na datum van het onherroepelijk worden van het plan een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld. Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan, vervalt de bevoegdheid tot het heffen van leges voor door het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan.
In de "Planning actualisering bp's 2013/2014" staat de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan in oktober 2014. Abusievelijk is niet onderkend dat vóór 20 juli 2014 een nieuw bestemmingsplan moet zijn vastgesteld. Om toch zo snel mogelijk een nieuw plan te kunnen vaststellen is besloten een conserverend bestemmingsplan op te stellen, waarbij de huidige bestemmingen en het bestaande gebruik zo veel mogelijk zijn overgenomen. Mogelijke nieuwe planologische ontwikkelingen ten opzichte van het (voorheen) geldende bestemmingsplan zijn niet opgenomen. Voordeel hiervan is dat geen nieuwe tijdrovende (milieu)onderzoeken hoeven te worden ingesteld. Indien nieuwe concrete ontwikkelingen zich aandienen die niet passen in het nieuwe bestemmingsplan, kan zo nodig een "postzegelbestemmingsplan" worden opgesteld, dan wel met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bestemmingsplan.
1.1.1 Ligging en begrenzing van het plangebied
Het Bataviakwartier (hierna: het plangebied) ligt aan de westelijke zijde van Lelystad. De begrenzing van het plangebied is gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan (zie ook 1.1.2). Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de N302, de provinciale weg die via de Markerwaarddijk naar Enkhuizen loopt. De westzijde van het plangebied wordt voornamelijk gevormd door het water van het Markermeer (Oostvaardersdiep) en door de Oostvaardersdijk. De zuidzijde wordt begrensd door de VOC-weg en de Museumwegen de oostzijde door de Houtribweg. Deze weg ligt deels in het plangebied vanwege de nieuwe aansluiting naar de parkeerplaatsen in het plangebied. Het gebied van de uitbreiding van Bataviastad is buiten het plangebied gehouden, omdat hiervoor op 11 juni 2013 het bestemmingsplan Batavia Stad fase 3 is vastgesteld. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn in onderstaande figuur weergegeven.
Ligging en begrenzing plangebied
1.1.2 Geldend bestemmingsplan
Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt het geldende bestemmingsplan in één keer herzien en voorzien van een nieuwe juridisch-planologische regeling. Het gaat om het bestemmingsplan Museumkwartier (vastgesteld op 9 oktober 2003) en de "1e partiële herziening bestemmingsplan Museumkwartier" (vastgesteld op 16 september 2004).
1.2 Digitaal Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan is volledig opgesteld als digitaal bestemmingsplan, zoals de wetgeving dat voorschrijft. Dit betekent dat de ruimtelijke verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan volgens vaste afspraken zijn opgesteld. Deze afspraken zijn onder meer opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro).
Globaal en flexibel bestemmen
Het gemeentebestuur van Lelystad heeft in 2011 het besluit genomen om bestemmingsplannen globaler en flexibeler op te zetten. Hierbij wordt het mogelijk om functies uit te wisselen en wordt flexibeler omgegaan met bijvoorbeeld de afmetingen van gebouwen en bepaalde functies. Dit bestemmingsplan is volgens deze methode opgesteld.
Objectgerichte toelichting
Deze toelichting is objectgericht opgesteld. Bij een objectgerichte toelichting staat de toelichting op de bestemmingen (de objecten) voorop. De toelichting op de bestemmingen is voor de gebruiker van het plan het meest van belang.
In eerste instantie beschrijft het de (on)mogelijkheden voor het gebruik en bouwen binnen de bestemming. Ter onderbouwing daarvan worden per bestemming de belangrijkste uitgangspunten aangegeven. De uitgangspunten volgen uit de huidige situatie, het geldende beleid en de omgevingsaspecten.
De beschrijving van de huidige situatie en het geldende beleid is grotendeels gekoppeld aan de specifieke bestemmingen. De beschrijvingen hebben een globaal karakter. Enkele unieke aspecten zijn meer gedetailleerd beschreven, wanneer ze een specifieke regeling tot gevolg hebben. De beschrijving van de omgevingsaspecten volgt in een apart hoofdstuk. Deze aspecten zijn niet altijd gekoppeld aan één specifieke bestemming, ze hebben meestal gevolgen voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan.
1.3 Opbouw Van De Toelichting
Na deze inleiding volgt de toelichting op de bestemmingen. Dit is in deze toelichting het meest essentiële en omvangrijke hoofdstuk. Zoals aangegeven staat in dat hoofdstuk de toelichting op de bestemmingen en de onderbouwing daarbij beschreven. Een deel van de onderbouwing van de juridische regeling wordt bepaald door de (on)mogelijkheden vanuit de omgevingsaspecten. De omgevingsaspecten worden in hoofdstuk 3 beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Daarbij wordt aandacht besteed aan de bestemmingsplanprocedure en de mogelijkheden voor het indienen van zienswijzen en beroep. De economische uitvoerbaarheid van het plan wordt in hoofdstuk 5 beschreven. Daarbij wordt ook ingegaan op de grondexploitatieregeling van de Wet ruimtelijke ordening. Tot slot zijn in hoofdstuk 6 de resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen.
Hoofdstuk 2 De Bestemmingen
In dit hoofdstuk staat een toelichting op de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemming(en). Per bestemming worden vaste onderdelen beschreven. Eerst het doel van de bestemming, zodat duidelijk wordt waarom de bestemming op bepaalde gronden is gelegd. Daarnaast wordt de juridische regeling voor gebruik en bouwen toegelicht, waarbij wordt ingegaan op de (on)mogelijkheden daarin. Hierin komen ook de flexibiliteitsbepalingen (bijvoorbeeld afwijkingen) en specifieke regelingen (bijvoorbeeld aanduidingen) per bestemming aan bod. De regeling van dit bestemmingsplan voldoet aan de meest recente wetgeving en dus ook aan de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Als onderbouwing volgen per bestemming de belangrijkste uitgangspunten voor die bestemming. De uitgangspunten zijn in eerste instantie gebaseerd op de huidige situatie, de gewenste situatie en het geldend en van belang zijnd beleid. Deze worden daarom ook per bestemming beschreven. Wanneer nodig zijn bij de uitgangspunten per bestemming ook de randvoorwaarden vanuit de omgevingsaspecten beschreven. Meer algemene specifieke regelingen zijn in een aparte paragraaf besproken. Waar nodig zijn deze gelinkt aan de bestemmingen.
2.1 Bedrijf - Telecommunicatietoren
De bestemming "Bedrijf - Telecommunicatietoren" ligt over de toren en daarbij horende bebouwing noordelijk in het plangebied.
2.1.1 Doel van de bestemming
Deze bestemming is bedoeld voor het behoud van de telecommunicatietoren en daarbij horende bebouwing in het plangebied. Sinds de ontmanteling van het landelijk dekkend netwerk voor analoge televisie is er veel ruimte vrijgekomen in de toren. Deze ruimte wordt nu gebruikt voor data-opslag.
2.1.2 Toelichting op de regeling
Functionele mogelijkheden
Vanwege het doel van de bestemming wordt de telecommunicatietoren en het aanwezige data-opslagcentrum in eerste instantie mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn daarbij horende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde, toegestaan. Hierdoor worden maximale gebruiksmogelijkheden geboden voor de telecommunicatiefunctie en data-opslag.
Bouwmogelijkheden
Binnen de bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Voor de verschillende typen bouwwerken zijn eigen regels van toepassing.
Bij de gebouwen gaat het om de toren en overige gebouwen. De toren heeft voor een goed functioneren een hoge bouwhoogte nodig. De bestaande planologische mogelijkheden zijn daarbij het uitgangspunt. Dit betekent dat de toren 200 meter hoog mag worden en de overige gebouwen maximaal 15 meter hoog. Een maximum bebouwingspercentage is opgenomen, zodat voldoende ruimte vrij blijft voor bijvoorbeeld het parkeren bij de gebouwen.
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitgesplitst in specifieke bouwwerken als lantaarnpalen. De bouwregels zijn afgestemd op de (voorheen) geldende planologische mogelijkheden. Deze bouwwerken hebben een relatief grote hoogte, maar zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.
Een gedeelte van de bestemming ligt binnen de gebiedsaanduidingen "vrijwaringszone - dijk" en "vrijwaringszone - straalpad".
De "vrijwaringszone - dijk" is een zone ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering. Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken in die zin dat de in de bestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
De "vrijwaringszone - straalpad" is een zone ten behoeve van het doelmatig en ongestoord functioneren van de telecommunicatietoren. Op deze gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken, exclusief telecommunicatietoren, niet meer dan 90 meter bedragen. Omdat de maximale bouwhoogte binnen de bestemming veel lager is, zijn in de regels geen aanvullende bepalingen nodig.
2.1.3 Uitgangspunten
- De telecommunicatietoren en de data-opslag zijn bedrijfsmatige functies, maar niet uitwisselbaar met andere bedrijfsfuncties. De functies worden daarom specifiek bestemd;
- De telecommunicatietoren moet maximaal kunnen blijven functioneren, zoals dat ook in de afgelopen jaren kon. De regels zijn daarom afgestemd op de (voorheen) geldende regeling.
2.1.4 Huidige situatie
Noordelijk in het plangebied is een grote telecommunicatietoren aanwezig. Het is een grote toren waaraan schotels en antennes bevestigd zijn. Sinds de ontmanteling van het landelijk dekkend netwerk voor analoge televisie is er veel ruimte vrijgekomen in de toren. Deze ruimte wordt nu gebruikt voor data-opslag. Bij deze toren zijn een kantoorgebouw en opslagschuren aanwezig. De plaatsing, hoogte en architectuur van de bebouwing varieert, deze is ingegeven door de functie ervan.
De telecommunicatietoren (bron: Bing Maps)
2.1.5 Beleid
In deze paragraaf staat het voor deze bestemming van belang zijnde beleid. Het rijks- en provinciaal beleid heeft geen specifieke raakvlakken met deze bestemming en wordt daarom niet beschreven. Voor het plangebied is wel beleid aanwezig, maar alleen onderstaand beleid heeft raakvlakken met deze bestemming.
Welstandsnota Lelystad (2007)
De gemeente Lelystad heeft het beleid voor welstand in een Welstandsnota opgenomen. De drie belangrijkste doelstellingen van de welstandsnota geven nader inhoud aan de vereenvoudiging van het welstandstoezicht. De drie doelstellingen zijn:
- 1. welstandstoezicht is een instrument voor ruimtelijke kwaliteit;
- 2. welstandscriteria zijn duidelijk en vooraf bekend;
- 3. procedures van welstandsbeoordeling worden helder omschreven en er is een duidelijke rol van de welstandscommissie.
De vereenvoudiging heeft geleid tot twee welstandsniveaus en één welstandsvrij niveau. De twee welstandsniveaus zijn gebieden met beperkte of stedenbouwkundige welstand en gebieden met een volledige of architectonische welstand. Daarnaast is er ook sprake van welstand in ontwikkelingsgebieden.
Het plangebied betreft een bestaande locatie met nog enkele uitbreidingsmogelijkheden. De welstandscriteria van het niveau “gebieden/locaties met volledige of architectonische welstand” zijn van toepassing. Bij deze gebieden wordt zowel de stedenbouwkundige samenhang als de architectuur van het gebouw beoordeeld.
Beleidsplan handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Het gemeentelijk handhavingsbeleid is verwoord in het Beleidsplan handhaving fysieke leefomgeving 2011 - 2014. Dit beleidsplan geeft de kaders voor het uitvoeren van de handhavingstaak door de gemeente. Het beleidsplan is een integraal plan waarin de handhavingstaken van de beleidsvelden bouw, milieu en Apv, zijn meegenomen. Het handhavingsbeleidsplan geeft richting aan de uitvoering van de handhavingstaken.
Op basis van dit plan wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsplan vastgesteld, waarin de werkwijze, de intensiteit en de prioritering voor de handhavingstaken worden beschreven. Het beleidsplan is voor geheel Lelystad van toepassing, dus ook voor het plangebied. Het heeft echter geen directe invloed op dit bestemmingsplan.
Parkeerbeleidsplan
De gemeenteraad heeft in 2009 het Parkeerbeleidsplan vastgesteld. In het plan is een integraal parkeerbeleid vastgelegd, dat is afgeleid van de ambities van Lelystad op het gebied van ruimte, economie en bereikbaarheid. Het parkeerbeleidsplan geeft de kaders aan van de ambities van de gemeente Lelystad op het gebied van parkeren in en rond de stad.
Batavia Stad is een toeristisch knooppunt, waarbij de Gemeente Lelystad een actieve rol op het gebied van (de regie over) parkeren wil behouden om zo nieuwe ontwikkelingen te kunnen sturen. Het belangrijkste uitgangspunt voor dit knooppunt is dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden bij nieuwe ontwikkelingen, om overlast voor de omgeving te voorkomen. In 3.5 wordt nader ingegaan op parkeren.
2.1.6 Achtergrondinformatie
- Inleiding
- Omgevingsaspecten
- Maatschappelijke uitvoerbaarheid
- Economische uitvoerbaarheid
2.2 Detailhandel - Factory Outlet Village
De bestemming "Detailhandel - Factory outlet village" ligt op dat gedeelte van het plangebied dat bedoeld is voor en ingevuld is met de functies die horen bij Batavia Stad en Mexx Outlet.
2.2.1 Doel van de bestemming
Het doel van de bestemming is de specifieke vorm van detailhandel - de Factory Outlet Village (Batavia Stad e.o.) - mogelijk te maken.
2.2.2 Toelichting op de regeling
Functionele mogelijkheden
Het gaat om een specifieke vorm van detailhandel, daarom is achter de hoofdbestemming de aanvulling “Factory outlet village” opgenomen. Deze bestemming is dan ook specifiek bedoeld voor 'outlet'-detailhandel. Naast het gebruik van gronden voor de Factory Outlet Village, zijn de gronden ook bestemd voor ondersteunende functies, andere ondergeschikte vormen van detailhandel en ondergeschikte vormen van horeca. Wanneer noodzakelijk kunnen binnen de bestemming ook verkeersvoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen worden aangebracht.
In de specifieke gebruiksregels zijn regels opgenomen die aangeven waarvoor de gronden niet gebruikt mogen worden. Hieronder worden onder meer een hotel en een supermarkt geschaard. Dergelijke functies hebben op andere plaatsen in Lelystad een betere plek.
De toegestane oppervlakte voor de functies zijn specifiek geregeld. Het maximum aantal vierkante meters voor een Factory Outlet Village (FOV) mag groeien naar 25.000 m2 verkoopvloeroppervlak (vvo) en voor horeca naar 2.500 m2 vvo. In tegenstelling tot andere winkelgebieden is voor Batavia Stad het begrip vvo gehanteerd. Deze afwijking heeft te maken met de afspraken die in het verleden tussen Stable International (beheerder Batavia Stad) en de gemeente Lelystad zijn gemaakt en op basis waarvan berekeningen zijn gemaakt. De verhouding verkoopvloeroppervlak ten opzichte van brutoverkoopvloeroppervlak (bvo) is 100:125. Het maximum aantal vierkante meters voor een FOV bedraagt daarom 31.250 m2 bvo en voor horeca 3.125 m2 bvo. Hiervan is in het plangebied voor een FOV inclusief Mexx Outlet 23.919 m2 bvo gerealiseerd en voor horeca 2.253 m2 bvo. De resterende nog niet gerealiseerde 7.331 m2 bvo voor een FOV en 872 m2 voor horeca zijn opgenomen in het bestemmingsplan Batavia Stad fase 3.
Bouwmogelijkheden
De regels bij deze bestemming zijn afgestemd met de bestemmingsregels uit het (voorheen) geldende bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de bouwregels. Dit houdt in dat de bebouwing binnen het gehele bestemmingsvlak mag worden gebouwd en dat de bouwhoogte van een gebouw maximaal 15,00 meter mag bedragen. Daarnaast is een bouwregeling voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, bijvoorbeeld vlaggenmasten, opgenomen.
Een gedeelte van de bestemming ligt binnen de gebiedsaanduidingen "vrijwaringszone - dijk" en "vrijwaringszone - straalpad".
De "vrijwaringszone - dijk" is een zone ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering. Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken in die zin dat de in de bestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
De "vrijwaringszone - straalpad" is een zone ten behoeve van het doelmatig en ongestoord functioneren van de telecommunicatietoren. Op deze gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken, niet meer dan 90 meter bedragen. Omdat de maximale bouwhoogte binnen de bestemming veel lager is, zijn in de regels geen aanvullende bepalingen nodig.
2.2.3 Uitgangspunten
- De Factory Outlet Village Batavia Stad en daarbij horende detailhandelsfuncties moeten maximaal kunnen blijven functioneren, zoals dat ook in de afgelopen jaren kon. De regels zijn daarom afgestemd op de (voorheen) geldende regeling.
- In de afgelopen jaren toegevoegd 'outlet'-functies, zoals de Mexx, zijn binnen deze bestemming gelegd.
- De laatste uitbreiding van Batavia Stad is buiten het plangebied gehouden, omdat hiervoor op 11 juni 2013 een bestemmingsplan is vastgesteld.
2.2.4 Huidige situatie
Centraal in het plangebied ligt Batavia Stad, een Factory Outlet Village. In Batavia Stad zijn verschillende outlet-winkels gevestigd; het is een groot winkelcentrum met een specifieke functie. Batavia Stad trekt bezoekers uit de wijde regio. In de afgelopen jaren is bij Batavia Stad sprake geweest van verschillende uitbreidingen. Daarnaast is een voormalig museum aan de Museumweg omgebouwd tot een Mexx; ook een winkel. Binnen het plangebied Bataviakwartier zijn ook gronden gereserveerd voor parkeervoorzieningen.
2.2.5 Beleid
In deze paragraaf staat het voor deze bestemming van belang zijnde beleid. Het rijksbeleid heeft geen raakvlakken met deze bestemming. De realisatie van de FOV is niet genoemd in de 13 rijksbelangen van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro.) Het rijksbeleid wordt daarom niet beschreven.
Provinciaal Omgevingsplan Flevoland
In het Omgevingsplan Flevoland 2006 is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006 - 2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. De provincie wil in Flevoland verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf, deels samen met partners, ter hand nemen. Het belangrijkste doel van de provincie is het creëren van een goede woon-werk- en leefomgeving in heel Flevoland.
Provinciale hoofdstructuur
Als uitwerking van het doel is in het omgevingsplan uitgegaan van een provinciale hoofdstructuur, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de stedelijke en de groen-blauwe hoofdstructuren. De ontwikkeling en identiteit van de steden en dorpen worden steeds meer ontleend aan de positie binnen de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuren. Lelystad is aangewezen als stedelijke hoofdstructuur. Binnen de stedelijk hoofdstructuur wordt een verdere verstedelijking toegestaan. Daarbij wordt uitgegaan van een verdere versterking van bestaande steden en dorpen. Stedelijke differentiatie in sociale, economische en ruimtelijke kenmerken, is gewenst. Het uitgangspunt van de provincie Flevoland is dat, los van het daadwerkelijke groeitempo, in alle gevallen sprake moet zijn van een evenwichtige ontwikkeling. De realisatie van verstedelijking is primair een gemeentelijke taak.
Bedrijventerreinen en overige werklocaties
De ontwikkeling en realisatie van werklocaties is een verantwoordelijkheid van gemeenten en private partijen en is sterk afhankelijk van marktontwikkelingen. In het provinciaal beleid gaat het om de afstemming van ontwikkelingen op de bedrijven- en kantorenmarkt. De provincie heeft hiervoor locatiebeleid opgesteld. Dit beleid is gericht op een voldoende gedifferentieerd aanbod van werklocaties in Flevoland. Daarbij wordt gestreefd naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. Lelystad valt binnen het gebied van het provinciale locatiebeleid. Het provinciaal beleid is verder uitgewerkt in de Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad; deze wordt in de volgende paragraaf nader toegelicht. Een afstemming met de Visie Werklocaties Flevoland 2030+ is daarbij van belang.
Provinciale omgevingsverordening
Door middel van een provinciale omgevingsverordening kan een provincie regels stellen aan ruimtelijke plannen, bijvoorbeeld bestemmingsplannen. Om willekeur te voorkomen, moet aan deze regels een omgevingsvisie of omgevingsplan ten grondslag liggen. In de provincie Flevoland is geen sprake van één provinciale omgevingsverordening, maar van diverse verordeningen voor specifieke onderwerpen, bijvoorbeeld de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor het plangebied en omgeving is geen verordening opgesteld.
Visie Werklocaties Flevoland 2030+
De Visie Werklocaties Flevoland 2030+ is een nadere concretisering van het Omgevingsplan Flevoland en geeft een toetsingskader om de provinciale ambities voor de werkgelegenheid mogelijk te maken. Dit beleid legt de basis onder de ruimtelijke reserveringen voor werklocaties in het Omgevingsplan Flevoland. Daarnaast is het beleid een bouwsteen voor de Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad.
Structuurplan Lelystad 2015 en Lichte actualisatie van het structuurplan (2014)
Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005. Het beleid is op onderdelen geactualiseerd ("Lichte actualisatie", vastgesteld op 14 januari 2014). Het structuurplan en de actualisatie ervan bevatten een visie op de integrale leefomgeving, waar - behalve het ruimtelijk beleid - bijvoorbeeld ook duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken. Lelystad ziet daarbij de handhaving en versterking van de kernkwaliteiten rust, ruimte, groen en water als enkele van de belangrijkste opgaven. Groei is daarbij noodzakelijk om te kunnen blijven investeren in de stad. De bestaande kwaliteit van Lelystad is de basis voor de verdere groei.
Het Structuurplan en de actualisatie ervan voorzien de ontwikkeling van vierknooppunten, waaronder de Kustknoop, waar het plangebied deel van uitmaakt. De ontwikkeling van de Kustknoop omvat het vormgeven en realiseren van een centrale entree, inclusief een centrale parkeergelegenheid en een opstapplaats voor een snelle en adequate openbaar vervoerverbinding. Deze ontwikkeling is grotendeels uitgevoerd en onder meer zichtbaar in de grote parkeerterreinen in het plangebied. Verder voorzien het Structuurplan en de actualisatie ervan in vijf toeristische recreatieve knooppunten, waaronder Batavia Stad.
Een belangrijke opgave is het realiseren van een variatie van werkgelegenheid en een verhoging van het aantal arbeidsplaatsen, die in de pas loopt met de ontwikkelingen van de bevolkingsgroei. Naast de ontwikkelingen op grootschalige bedrijventerreinen, wordt ruimte geboden aan onder andere de ontwikkeling van en in de Kustknoop. Daarbij wordt nieuwe werkgelegenheid gecreëerd in de recreatieve en toeristische sector, waaronder de dagrecreatie. Een meer concrete invulling van de mogelijke functies is opgenomen in de Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad.
Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad 2013-2025
De Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad 2013-2025 biedt inzicht in de manier waarop de gemeente invulling geeft aan de bestaande en toekomstige werklocaties en het beleid waarmee dit gepaard gaat. Het locatiebeleid wordt onderverdeeld naar werklocaties. De verdeling onderscheidt koepelmilieus, die in de structuurvisie verder opgesplitst zijn in vestigingsmilieus. Het plangebied is specifiek beschreven onder 'Batavia Stad'.
Het thematische centrum, Batavia Stad, is een Factory Outlet Centre, waarvan de eerste fase in 2001 geopend is. Deze centra kennen hun oorsprong in de Verenigde Staten en zijn ontstaan uit fabriekswinkels. In Batavia Stad krijgen fabrikanten de mogelijkheid om zelfgeproduceerde producten direct aan de consument te verkopen. Het assortiment bestaat voornamelijk uit overtollige voorraden, producten die niet aan de hoge kwaliteitseisen voldoen en uit retourzendingen van aansprekende merken die tegen gereduceerde prijzen aangeboden worden. Batavia Stad is een thematisch winkelgebied waar gefunshopt (recreatief gewinkeld) kan worden. Het gebied kent dan ook een bijzondere aantrekkingskracht op consumenten uit de regio en daarbuiten, waarmee het een (boven)regionaal verzorgingsgebied heeft.
Het toekomstperspectief voor Batavia Stad is gericht op de handhaving en waar mogelijk verdere ontwikkeling van het outlet concept. Het maximum aantal vierkante meters mag groeien naar 25.000 m2 verkoopvloeroppervlak. De afronding van Batavia Stad kan een toename van de recreatieve waarde van het hele gebied tot gevolg hebben. Het outletcentrum is daarbij de katalysator.
De visie geeft richting aan de toekomstmogelijkheden voor het gebied Batavia Stad. Daarbij is onder meer aangegeven dat het gebied bedoeld is voor een thematisch centrum volgens het outlet concept. Separate kantoren, wonen en overige bedrijvigheid zijn niet wenselijk. Parkeren moet plaatsvinden op eigen terrein, waarbij sprake is van betaald parkeren. Functiemenging met andere voorzieningen is wenselijk. Hiermee is in deze bestemming zo veel mogelijk rekening gehouden.
Welstandsnota Lelystad (2007)
De gemeente Lelystad heeft het beleid voor welstand in een Welstandsnota opgenomen. De drie belangrijkste doelstellingen van de welstandsnota geven nader inhoud aan de vereenvoudiging van het welstandstoezicht. De drie doelstellingen zijn:
- 1. welstandstoezicht is een instrument voor ruimtelijke kwaliteit;
- 2. welstandscriteria zijn duidelijk en vooraf bekend;
- 3. procedures van welstandsbeoordeling worden helder omschreven en er is een duidelijke rol van de welstandscommissie.
De vereenvoudiging heeft geleid tot twee welstandsniveaus en één welstandsvrij niveau. De twee welstandsniveaus zijn gebieden met beperkte of stedenbouwkundige welstand en gebieden met een volledige of architectonische welstand. Daarnaast is er ook sprake van welstand in ontwikkelingsgebieden.
Het plangebied betreft een bestaande locatie met nog enkele uitbreidingsmogelijkheden. De welstandscriteria van het niveau “gebieden/locaties met volledige of architectonische welstand” zijn van toepassing. Bij deze gebieden wordt zowel de stedenbouwkundige samenhang als de architectuur van het gebouw beoordeeld.
Beleidsplan handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Het gemeentelijk handhavingsbeleid is verwoord in het Beleidsplan handhaving fysieke leefomgeving 2011 - 2014. Dit beleidsplan geeft de kaders voor het uitvoeren van de handhavingstaak door de gemeente. Het beleidsplan is een integraal plan waarin de handhavingstaken van de beleidsvelden bouw, milieu en Apv, zijn meegenomen. Het handhavingsbeleidsplan geeft richting aan de uitvoering van de handhavingstaken.
Op basis van dit plan wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsplan vastgesteld, waarin de werkwijze, de intensiteit en de prioritering voor de handhavingstaken worden beschreven. Het beleidsplan is voor geheel Lelystad van toepassing, dus ook voor het plangebied. Het heeft echter geen directe invloed op dit bestemmingsplan.
Parkeerbeleidsplan
De gemeenteraad heeft in 2009 het Parkeerbeleidsplan vastgesteld. In het plan is een integraal parkeerbeleid vastgelegd, dat is afgeleid van de ambities van Lelystad op het gebied van ruimte, economie en bereikbaarheid. Het parkeerbeleidsplan geeft de kaders aan van de ambities van de gemeente Lelystad op het gebied van parkeren in en rond de stad.
Batavia Stad is een toeristisch knooppunt, waarbij de Gemeente Lelystad een actieve rol op het gebied van (de regie over) parkeren wil behouden om zo nieuwe ontwikkelingen te kunnen sturen. Het belangrijkste uitgangspunt voor dit knooppunt is dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden bij nieuwe ontwikkelingen, om overlast voor de omgeving te voorkomen. In 3.5 wordt nader ingegaan op parkeren.
2.2.6 Achtergrondinformatie
- Inleiding
- Omgevingsaspecten
- Maatschappelijke uitvoerbaarheid
- Economische uitvoerbaarheid
2.3 Gemengd
De bestemming "Gemengd" ligt op gronden noordelijk in het plangebied, rondom de bestemming "Bedrijf - Telecommunicatietoren".
2.3.1 Doel van de bestemming
Binnen deze bestemming zijn gebieden met gemengde functies en de daarbij horende bebouwing mogelijk.
2.3.2 Toelichting op de regeling
Functionele mogelijkheden
Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming mogen gemengde functies een plaats hebben. Het gaat daarbij onder meer om een wegrestaurant, een partycentrum en een tankstation. Bij het tankstation (benzineservicestation) zijn LPG-installaties specifiek uitgezonderd, om zo risico's voor de omgeving te voorkomen. Andere voorzieningen als parkeer- en groenvoorzieningen zijn ook mogelijk. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.
Bouwmogelijkheden
Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De regeling voor deze bouwwerken is afgestemd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
Bij de gebouwen gaat het om bebouwing voor de toegestane functies, bijvoorbeeld het wegrestaurant. De bouwhoogte van dergelijke gebouwen is maximaal 15 meter hoog. De bestaande planologische mogelijkheden zijn daarbij het uitgangspunt. Een maximum bebouwingspercentage is opgenomen, zodat voldoende ruimte vrij blijft voor bijvoorbeeld parkeervoorzieningen op het maaiveld.
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitgesplitst in specifieke bouwwerken als vlaggenmasten. De bouwregels zijn afgestemd op de (voorheen) geldende planologische mogelijkheden. Deze bouwwerken hebben een relatief grote hoogte, maar zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.
Een gedeelte van de bestemming ligt binnen de gebiedsaanduidingen "vrijwaringszone - dijk" en "vrijwaringszone - straalpad".
De "vrijwaringszone - dijk" is een zone ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering. Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken in die zin dat de in de bestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
De "vrijwaringszone - straalpad" is een zone ten behoeve van het doelmatig en ongestoord functioneren van de telecommunicatietoren. Op deze gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 90 meter bedragen. Omdat de maximale bouwhoogte binnen de bestemming veel lager is, zijn in de regels geen aanvullende bepalingen nodig.
Flexibiliteitsbepalingen
Bij de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid uit het (voorheen) geldende bestemmingsplan overgenomen. Deze maakt het mogelijk andere functies toe te staan die niet specifiek genoemd zijn. Een voorwaarde is dat deze voorzieningen en activiteiten vergelijkbaar zijn met de genoemde toegestane functies. Recreatieactiviteiten zijn hierin uitgezonderd, deze zijn niet toegestaan. Hiervoor is in dit bestemmingsplan een eigen bestemming "Recreatie" opgenomen.
2.3.3 Uitgangspunten
- De bestaande functies en daarbij horende voorzieningen moeten maximaal kunnen blijven functioneren, zoals dat ook in de afgelopen jaren kon. De regels zijn daarom afgestemd op de (voorheen) geldende regeling;
- Gevaarzettende installaties en functies zijn in deze bestemming niet toegestaan;
- Andere - vergelijkbare - functies zijn na wijziging van het bestemmingsplan toegestaan binnen de gronden met deze bestemming.
2.3.4 Huidige situatie
Op dit moment is in het noordelijke deel van het plangebied een tankstation aanwezig. Dit deel van het plangebied is bedoeld om een dergelijke functiemenging mogelijk te maken. Deze functies vullende de recreatieve en outlet-voorzieningen op een goede manier aan, zodat een levendig gebied ontstaat.
2.3.5 Beleid
In deze paragraaf staat het voor deze bestemming van belang zijnde beleid. Het rijksbeleid heeft geen specifieke raakvlakken met deze bestemming en wordt daarom niet beschreven. De aard en schaal van de mogelijk gemaakte functies is hiervoor te klein.
Provinciaal Omgevingsplan Flevoland
In het Omgevingsplan Flevoland 2006 is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006 - 2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. De provincie wil in Flevoland verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf, deels samen met partners, ter hand nemen. Het belangrijkste doel van de provincie is het creëren van een goede woon-werk- en leefomgeving in heel Flevoland.
Provinciale hoofdstructuur
Als uitwerking van het doel is in het omgevingsplan uitgegaan van een provinciale hoofdstructuur, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de stedelijke en de groen-blauwe hoofdstructuren. De ontwikkeling en identiteit van de steden en dorpen worden steeds meer ontleend aan de positie binnen de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuren. Lelystad is aangewezen als stedelijke hoofdstructuur. Binnen de stedelijk hoofdstructuur wordt een verdere verstedelijking toegestaan. Daarbij wordt uitgegaan van een verdere versterking van bestaande steden en dorpen. Stedelijke differentiatie in sociale, economische en ruimtelijke kenmerken, is gewenst. Het uitgangspunt van de provincie Flevoland is dat, los van het daadwerkelijke groeitempo, in alle gevallen sprake moet zijn van een evenwichtige ontwikkeling. De realisatie van verstedelijking is primair een gemeentelijke taak.
Bedrijventerreinen en overige werklocaties
De ontwikkeling en realisatie van werklocaties is een verantwoordelijkheid van gemeenten en private partijen en is sterk afhankelijk van marktontwikkelingen. In het provinciaal beleid gaat het om de afstemming van ontwikkelingen op de bedrijven- en kantorenmarkt. De provincie heeft hiervoor locatiebeleid opgesteld. Dit beleid is gericht op een voldoende gedifferentieerd aanbod van werklocaties in Flevoland. Daarbij wordt gestreefd naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. Lelystad valt binnen het gebied van het provinciale locatiebeleid. Het provinciaal beleid is verder uitgewerkt in de Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad; deze wordt in de volgende paragraaf nader toegelicht. Een afstemming met de Visie Werklocaties Flevoland 2030+ is daarbij van belang.
Provinciale omgevingsverordening
Door middel van een provinciale omgevingsverordening kan een provincie regels stellen aan ruimtelijke plannen, bijvoorbeeld bestemmingsplannen. Om willekeur te voorkomen, moet aan deze regels een omgevingsvisie of omgevingsplan ten grondslag liggen. In de provincie Flevoland is geen sprake van één provinciale omgevingsverordening, maar van diverse verordeningen voor specifieke onderwerpen, bijvoorbeeld de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor het plangebied en omgeving is geen verordening opgesteld.
Visie Werklocaties Flevoland 2030+
De Visie Werklocaties Flevoland 2030+ is een nadere concretisering van het Omgevingsplan Flevoland en geeft een toetsingskader om de provinciale ambities voor de werkgelegenheid mogelijk te maken. Dit beleid legt de basis onder de ruimtelijke reserveringen voor werklocaties in het Omgevingsplan Flevoland. Daarnaast is het beleid een bouwsteen voor de Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad.
Structuurplan Lelystad 2015 en Lichte actualisatie van het structuurplan (2014)
Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005. Het beleid is op onderdelen geactualiseerd ("Lichte actualisatie", vastgesteld op 14 januari 2014). Het structuurplan en de actualisatie ervan bevatten een visie op de integrale leefomgeving, waar - behalve het ruimtelijk beleid - bijvoorbeeld ook duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken. Lelystad ziet daarbij de handhaving en versterking van de kernkwaliteiten rust, ruimte, groen en water als enkele van de belangrijkste opgaven. Groei is daarbij noodzakelijk om te kunnen blijven investeren in de stad. De bestaande kwaliteit van Lelystad is de basis voor de verdere groei.
Het Structuurplan en de actualisatie ervan voorzien de ontwikkeling van vier knooppunten, waaronder de Kustknoop, waar het plangebied deel van uitmaakt. De ontwikkeling van de Kustknoop omvat het vormgeven en realiseren van een centrale entree, inclusief een centrale parkeergelegenheid en een opstapplaats voor een snelle en adequate openbaar vervoerverbinding. Deze ontwikkeling is grotendeels uitgevoerd en onder meer zichtbaar in de grote parkeerterreinen in het plangebied. Verder voorzien het Structuurplan en de actualisatie ervan in vijf toeristische recreatieve knooppunten, waaronder Batavia Stad.
Een belangrijke opgave is het realiseren van een variatie van werkgelegenheid en een verhoging van het aantal arbeidsplaatsen, die in de pas loopt met de ontwikkelingen van de bevolkingsgroei. Naast de ontwikkelingen op grootschalige bedrijventerreinen, wordt ruimte geboden aan onder andere de ontwikkeling van en in de Kustknoop. Daarbij wordt nieuwe werkgelegenheid gecreëerd in de recreatieve en toeristische sector, waaronder de dagrecreatie. Een meer concrete invulling van de mogelijke functies is opgenomen in de Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad.
Nota Recreatie en Toerisme (2005)
Deze nota is bedoeld om een samenhangend beleid te formuleren op het gebied van recreatie en toerisme. Daarbij is een drietal hoofdopgaven genoemd, namelijk:
- 1. het doorontwikkelen van de basiskwaliteiten;
- 2. de versterking van de toeristische knopen;
- 3. het uitdragen van de aanwezige kwaliteiten (marketing en promotie).
Voor het plangebied zijn alle hoofdopgaven van belang. Daarmee wordt niet alleen gericht op het doorontwikkelen van het gebied, maar ook het versterken van de bestaande voorzieningen, zodat een sterk toeristische knoop ontstaat aan de kust. De gemeente richt zich onder meer op het op orde houden en het recreatief versterken van de directe leefomgeving van de inwoners van Lelystad. Daarbij is genoemd dat kansen gezocht moeten worden in vormen van (dag)recreatie. De recreatieve voorzieningen in het plangebied dragen bij aan het doorontwikkelen van de basiskwaliteiten.
Welstandsnota Lelystad (2007)
De gemeente Lelystad heeft het beleid voor welstand in een Welstandsnota opgenomen. De drie belangrijkste doelstellingen van de welstandsnota geven nader inhoud aan de vereenvoudiging van het welstandstoezicht. De drie doelstellingen zijn:
- 1. welstandstoezicht is een instrument voor ruimtelijke kwaliteit;
- 2. welstandscriteria zijn duidelijk en vooraf bekend;
- 3. procedures van welstandsbeoordeling worden helder omschreven en er is een duidelijke rol van de welstandscommissie.
De vereenvoudiging heeft geleid tot twee welstandsniveaus en één welstandsvrij niveau. De twee welstandsniveaus zijn gebieden met beperkte of stedenbouwkundige welstand en gebieden met een volledige of architectonische welstand. Daarnaast is er ook sprake van welstand in ontwikkelingsgebieden.
Het plangebied betreft een bestaande locatie met nog enkele uitbreidingsmogelijkheden. De welstandscriteria van het niveau “gebieden/locaties met volledige of architectonische welstand” zijn van toepassing. Bij deze gebieden wordt zowel de stedenbouwkundige samenhang als de architectuur van het gebouw beoordeeld.
Beleidsplan handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Het gemeentelijk handhavingsbeleid is verwoord in het Beleidsplan handhaving fysieke leefomgeving 2011 - 2014. Dit beleidsplan geeft de kaders voor het uitvoeren van de handhavingstaak door de gemeente. Het beleidsplan is een integraal plan waarin de handhavingstaken van de beleidsvelden bouw, milieu en Apv, zijn meegenomen. Het handhavingsbeleidsplan geeft richting aan de uitvoering van de handhavingstaken.
Op basis van dit plan wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsplan vastgesteld, waarin de werkwijze, de intensiteit en de prioritering voor de handhavingstaken worden beschreven. Het beleidsplan is voor geheel Lelystad van toepassing, dus ook voor het plangebied. Het heeft echter geen directe invloed op dit bestemmingsplan.
Parkeerbeleidsplan
De gemeenteraad heeft in 2009 het Parkeerbeleidsplan vastgesteld. In het plan is een integraal parkeerbeleid vastgelegd, dat is afgeleid van de ambities van Lelystad op het gebied van ruimte, economie en bereikbaarheid. Het parkeerbeleidsplan geeft de kaders aan van de ambities van de gemeente Lelystad op het gebied van parkeren in en rond de stad.
Batavia Stad is een toeristisch knooppunt, waarbij de Gemeente Lelystad een actieve rol op het gebied van (de regie over) parkeren wil behouden om zo nieuwe ontwikkelingen te kunnen sturen. Het belangrijkste uitgangspunt voor dit knooppunt is dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden bij nieuwe ontwikkelingen, om overlast voor de omgeving te voorkomen. In 3.5 wordt nader ingegaan op parkeren.
2.3.6 Achtergrondinformatie
- Inleiding
- Omgevingsaspecten
- Maatschappelijke uitvoerbaarheid
- Economische uitvoerbaarheid
2.4 Groen
De strook groen bij de Houtribweg heeft de bestemming "Groen".
2.4.1 Doel van de bestemming
Het doel van deze bestemming is het groen houden van de hoofdgroenstructuur in het plangebied.
2.4.2 Toelichting op de bestemming
Functionele mogelijkheden
In deze bestemming zijn verschillende groenvoorzieningen mogelijk gemaakt. Naast groenvoorzieningen zijn in deze bestemming nog andere voorzieningen mogelijk, zoals water en paden. Andere, bij de hoofdfunctie horende voorzieningen, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de groenstructuren mogelijk. De regeling hiervan is gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
Bouwmogelijkheden
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel mogelijk. In deze bestemming gaat het o.a. om bruggen, lantaarnpalen etc. en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor zijn specifieke bouwhoogten opgenomen, die van belang zijn voor het goed functioneren van het bouwwerk. De regeling hiervan is gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
Een gedeelte van de bestemming ligt binnen de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - straalpad". Deze zone is ten behoeve van het doelmatig en ongestoord functioneren van de telecommunicatietoren. Op deze gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 90 meter bedragen. Omdat de maximale bouwhoogte binnen de bestemming veel lager is, zijn in de regels geen aanvullende bepalingen nodig.
2.4.3 Uitgangspunten bestemming
- De bestaande groenstructuur bij de Houtribweg en de gecompenseerde waarden (zie ook 3.2) blijven gehandhaafd en wordt daarom specifiek bestemd;
- De regels zijn afgestemd op de (voorheen) geldende regeling.
2.4.4 Huidige situatie
Bij de Houtribweg (een ontsluitingsweg) is een groenstructuur aanwezig die deel uitmaakt van de hoofdstructuur van dergelijke ontsluitingswegen. Bebouwing is hierin niet aanwezig. Wel kan sprake zijn van bouwwerken als palen, masten en andere bouwwerken.
2.4.5 Beleid
In deze paragraaf staat het voor deze bestemming van belang zijnde beleid. Het rijks- en provinciaal beleid heeft geen specifieke raakvlakken met deze bestemming en wordt daarom niet beschreven. Voor het plangebied is wel beleid aanwezig, maar alleen onderstaand beleid heeft raakvlakken met deze bestemming.
Structuurplan Lelystad 2015 en Lichte actualisatie van het structuurplan (2014)
Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005. Het beleid is op onderdelen geactualiseerd ("Lichte actualisatie", vastgesteld op 14 januari 2014). Het structuurplan en de actualisatie ervan bevatten een visie op de integrale leefomgeving, waar - behalve het ruimtelijk beleid - bijvoorbeeld ook duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken. Lelystad ziet daarbij de handhaving en versterking van de kernkwaliteiten rust, ruimte, groen en water als enkele van de belangrijkste opgaven. Groei is daarbij noodzakelijk om te kunnen blijven investeren in de stad. De bestaande kwaliteit van Lelystad is de basis voor de verdere groei.
De identiteit van Lelystad wordt onder meer bepaald door de aanwezigheid van een grootschalige stedelijke groenstructuur en de daarin aanwezige samenhang tussen groen en water. Het gemeentelijk beleid is er op gericht om deze identiteit te waarborgen en de stedelijke hoofdstructuur te handhaven en daar waar mogelijk te versterken. Door de versterking van de recreatieve waarde, de toegankelijkheid en de bruikbaarheid én het tegengaan van versnippering van natuur en landschap kan de verbinding worden versterkt tussen de grote groengebieden Oostvaardersplassen, het Hollandse Hout, Gelderse Hout en Overijsselse Hout, het Zuigerplasbos, 't Bovenwater en het Natuurpark. Het groen langs de dreven in en langs het plangebied maakt deel uit van deze stedelijke groenstructuur.
2.4.6 Achtergrondinformatie
- Inleiding
- Omgevingsaspecten
- Maatschappelijke uitvoerbaarheid
- Economische uitvoerbaarheid
2.5 Recreatie
Op de in het plangebied aanwezige recreatieve voorzieningen is de bestemming "Recreatie" van toepassing.
2.5.1 Doel van de bestemming
Deze bestemming maakt de recreatieve voorzieningen in het plangebied mogelijk en biedt waar nodig ruimte voor uitbreiding ervan.
2.5.2 Toelichting op de regeling
Functionele mogelijkheden
De in het gebied aanwezige musea Nieuw Land Erfgoedcentrum, Bataviawerf en Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed zijn opgenomen in deze bestemming. Daarnaast zijn alle functies die betrekking hebben op de aanwezig en gewenste recreatieve voorzieningen mogelijk gemaakt. Het gaat daarbij niet alleen om terreinen en gebouwen voor recreatie, maar o.a. ook om leisure-activiteiten, dienstverlening, horeca en bepaalde vormen van detailhandel. Een specifiek reeds bestaand gebruik dat op de Bataviawerf is toegestaan, is het houden van bruiloften en partijen. Andere voor de hoofdfunctie benodigde voorzieningen zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Het gaat daarbij onder meer om parkeervoorzieningen. De regels zijn gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
Bouwmogelijkheden
De al aanwezige bebouwing (gebouwen en overige bouwwerken) wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Voor de bebouwing is geen bouwvlak opgenomen, zodat de plaatsing in het vlak vrij is. Dit past binnen het kader van globaal en flexibel bestemmen. Wel zijn maximale eisen aangegeven voor het bebouwingsoppervlak en de bouwhoogte van de gebouwen. Deze moeten ruimtelijk goed in de omgeving passen. De regels zijn gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
Een gedeelte van de bestemming ligt binnen de gebiedsaanduidingen "vrijwaringszone - dijk" en "vrijwaringszone - straalpad".
De "vrijwaringszone - dijk" is een zone ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering. Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken in die zin dat de in de bestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
De "vrijwaringszone - straalpad" is een zone ten behoeve van het doelmatig en ongestoord functioneren van de telecommunicatietoren. Op deze gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 90 meter bedragen. Omdat de maximale bouwhoogte binnen de bestemming veel lager is, zijn in de regels geen aanvullende bepalingen nodig.
Flexibiliteitsbepalingen
In deze bestemming zijn regels opgenomen die het mogelijk maken om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de realisatie van een grotere oppervlakte bebouwing. Door deze flexibiliteitsbepalingen is het mogelijk om, met toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden voor gewenste aanpassingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.
2.5.3 Uitgangspunten
- Behoud van de bestaande recreatieve voorzieningen in het plangebied;
- Mogelijk maken van nieuwe recreatieve voorzieningen in het plangebied;
- De regels zijn afgestemd op de (voorheen) geldende regeling.
2.5.4 Huidige situatie
In het plangebied zijn vele recreatieve functies aanwezig. Het gaat daarbij om onder meer musea en horecavoorzieningen. De gebouwen hiervoor liggen verspreid over het westelijke deel van het plangebied. De parkeervoorzieningen voor deze functies zijn bij de bebouwing aangebracht, maar ook deels in de openbare ruimte gerealiseerd. Binnen de bestemmingsgrenzen is nog uitbreiding mogelijk van deze functies.
2.5.5 Beleid
In deze paragraaf staat het voor deze bestemming van belang zijnde beleid. Het rijksbeleid heeft geen specifieke raakvlakken met deze bestemming en wordt daarom niet beschreven.
Provinciaal Omgevingsplan Flevoland
In het Omgevingsplan Flevoland 2006 is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006 - 2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. De provincie wil in Flevoland verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf, deels samen met partners, ter hand nemen. Het belangrijkste doel van de provincie is het creëren van een goede woon-werk- en leefomgeving in heel Flevoland.
Provinciale hoofdstructuur
Als uitwerking van het doel is in het omgevingsplan uitgegaan van een provinciale hoofdstructuur, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de stedelijke en de groen-blauwe hoofdstructuren. De ontwikkeling en identiteit van de steden en dorpen worden steeds meer ontleend aan de positie binnen de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuren. Lelystad is aangewezen als stedelijke hoofdstructuur. Binnen de stedelijk hoofdstructuur wordt een verdere verstedelijking toegestaan. Daarbij wordt uitgegaan van een verdere versterking van bestaande steden en dorpen. Stedelijke differentiatie in sociale, economische en ruimtelijke kenmerken, is gewenst. Het uitgangspunt van de provincie Flevoland is dat, los van het daadwerkelijke groeitempo, in alle gevallen sprake moet zijn van een evenwichtige ontwikkeling. De realisatie van verstedelijking is primair een gemeentelijke taak.
Bedrijventerreinen en overige werklocaties
De ontwikkeling en realisatie van werklocaties is een verantwoordelijkheid van gemeenten en private partijen en is sterk afhankelijk van marktontwikkelingen. In het provinciaal beleid gaat het om de afstemming van ontwikkelingen op de bedrijven- en kantorenmarkt. De provincie heeft hiervoor locatiebeleid opgesteld. Dit beleid is gericht op een voldoende gedifferentieerd aanbod van werklocaties in Flevoland. Daarbij wordt gestreefd naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. Lelystad valt binnen het gebied van het provinciale locatiebeleid. Het provinciaal beleid is verder uitgewerkt in de Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad; deze wordt in de volgende paragraaf nader toegelicht. Een afstemming met de Visie Werklocaties Flevoland 2030+ is daarbij van belang.
Provinciale omgevingsverordening
Door middel van een provinciale omgevingsverordening kan een provincie regels stellen aan ruimtelijke plannen, bijvoorbeeld bestemmingsplannen. Om willekeur te voorkomen, moet aan deze regels een omgevingsvisie of omgevingsplan ten grondslag liggen. In de provincie Flevoland is geen sprake van één provinciale omgevingsverordening, maar van diverse verordeningen voor specifieke onderwerpen, bijvoorbeeld de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor het plangebied en omgeving is geen verordening opgesteld.
Visie Werklocaties Flevoland 2030+
De Visie Werklocaties Flevoland 2030+ is een nadere concretisering van het Omgevingsplan Flevoland en geeft een toetsingskader om de provinciale ambities voor de werkgelegenheid mogelijk te maken. Dit beleid legt de basis onder de ruimtelijke reserveringen voor werklocaties in het Omgevingsplan Flevoland. Daarnaast is het beleid een bouwsteen voor de Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad.
Structuurplan Lelystad 2015 en Lichte actualisatie van het structuurplan (2014)
Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005. Het beleid is op onderdelen geactualiseerd ("Lichte actualisatie", vastgesteld op 14 januari 2014). Het structuurplan en de actualisatie ervan bevatten een visie op de integrale leefomgeving, waar - behalve het ruimtelijk beleid - bijvoorbeeld ook duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken. Lelystad ziet daarbij de handhaving en versterking van de kernkwaliteiten rust, ruimte, groen en water als enkele van de belangrijkste opgaven. Groei is daarbij noodzakelijk om te kunnen blijven investeren in de stad. De bestaande kwaliteit van Lelystad is de basis voor de verdere groei.
Het Structuurplan en de actualisatie ervan voorzien de ontwikkeling van vier knooppunten, waaronder de Kustknoop, waar het plangebied deel van uitmaakt. De ontwikkeling van de Kustknoop omvat het vormgeven en realiseren van een centrale entree, inclusief een centrale parkeergelegenheid en een opstapplaats voor een snelle en adequate openbaar vervoerverbinding. Deze ontwikkeling is grotendeels uitgevoerd en onder meer zichtbaar in de grote parkeerterreinen in het plangebied. Verder voorzien het Structuurplan en de actualisatie ervan in vijf toeristische recreatieve knooppunten, waaronder Batavia Stad.
Een belangrijke opgave is het realiseren van een variatie van werkgelegenheid en een verhoging van het aantal arbeidsplaatsen, die in de pas loopt met de ontwikkelingen van de bevolkingsgroei. Naast de ontwikkelingen op grootschalige bedrijventerreinen, wordt ruimte geboden aan onder andere de ontwikkeling van en in de Kustknoop. Daarbij wordt nieuwe werkgelegenheid gecreëerd in de recreatieve en toeristische sector, waaronder de dagrecreatie. Een meer concrete invulling van de mogelijke functies is opgenomen in de Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad.
Welstandsnota Lelystad (2007)
De gemeente Lelystad heeft het beleid voor welstand in een Welstandsnota opgenomen. De drie belangrijkste doelstellingen van de welstandsnota geven nader inhoud aan de vereenvoudiging van het welstandstoezicht. De drie doelstellingen zijn:
- 1. welstandstoezicht is een instrument voor ruimtelijke kwaliteit;
- 2. welstandscriteria zijn duidelijk en vooraf bekend;
- 3. procedures van welstandsbeoordeling worden helder omschreven en er is een duidelijke rol van de welstandscommissie.
De vereenvoudiging heeft geleid tot twee welstandsniveaus en één welstandsvrij niveau. De twee welstandsniveaus zijn gebieden met beperkte of stedenbouwkundige welstand en gebieden met een volledige of architectonische welstand. Daarnaast is er ook sprake van welstand in ontwikkelingsgebieden.
Het plangebied betreft een bestaande locatie met nog enkele uitbreidingsmogelijkheden. De welstandscriteria van het niveau “gebieden/locaties met volledige of architectonische welstand” zijn van toepassing. Bij deze gebieden wordt zowel de stedenbouwkundige samenhang als de architectuur van het gebouw beoordeeld.
Beleidsplan handhaving fysieke leefomgeving 2011-2014
Het gemeentelijk handhavingsbeleid is verwoord in het Beleidsplan handhaving fysieke leefomgeving 2011 - 2014. Dit beleidsplan geeft de kaders voor het uitvoeren van de handhavingstaak door de gemeente. Het beleidsplan is een integraal plan waarin de handhavingstaken van de beleidsvelden bouw, milieu en Apv, zijn meegenomen. Het handhavingsbeleidsplan geeft richting aan de uitvoering van de handhavingstaken.
Op basis van dit plan wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsplan vastgesteld, waarin de werkwijze, de intensiteit en de prioritering voor de handhavingstaken worden beschreven. Het beleidsplan is voor geheel Lelystad van toepassing, dus ook voor het plangebied. Het heeft echter geen directe invloed op dit bestemmingsplan.
Parkeerbeleidsplan
De gemeenteraad heeft in 2009 het Parkeerbeleidsplan vastgesteld. In het plan is een integraal parkeerbeleid vastgelegd, dat is afgeleid van de ambities van Lelystad op het gebied van ruimte, economie en bereikbaarheid. Het parkeerbeleidsplan geeft de kaders aan van de ambities van de gemeente Lelystad op het gebied van parkeren in en rond de stad.
Batavia Stad is een toeristisch knooppunt, waarbij de Gemeente Lelystad een actieve rol op het gebied van (de regie over) parkeren wil behouden om zo nieuwe ontwikkelingen te kunnen sturen. Het belangrijkste uitgangspunt voor dit knooppunt is dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden bij nieuwe ontwikkelingen, om overlast voor de omgeving te voorkomen. In 3.5 wordt nader ingegaan op parkeren.
Nota recreatie en toerisme
Deze nota is bedoeld om een samenhangend beleid te formuleren op het gebied van recreatie en toerisme. Daarbij is een drietal hoofdopgaven genoemd, namelijk:
- 1. het doorontwikkelen van de basiskwaliteiten;
- 2. de versterking van de toeristische knopen;
- 3. het uitdragen van de aanwezige kwaliteiten (marketing en promotie).
Voor het plangebied zijn alle hoofdopgaven van belang. Daarmee wordt niet alleen gericht op het doorontwikkelen van het gebied, maar ook het versterken van de bestaande voorzieningen, zodat een sterk toeristische knoop ontstaat aan de kust. De gemeente richt zich onder meer op het op orde houden en het recreatief versterken van de directe leefomgeving van de inwoners van Lelystad. Daarbij is genoemd dat kansen gezocht moeten worden in vormen van (dag)recreatie. De recreatieve voorzieningen in het plangebied dragen bij aan het doorontwikkelen van de basiskwaliteiten.
2.5.6 Achtergrondinformatie
- Inleiding
- Omgevingsaspecten
- Maatschappelijke uitvoerbaarheid
- Economische uitvoerbaarheid
2.6 Verkeer
De grotere doorgaande ontsluitingswegen in het plangebied vallen onder de bestemming "Verkeer".
2.6.1 Doel van de bestemming
Deze bestemming heeft een inrichting voor de afwikkeling van het verkeer tot doel.
2.6.2 Toelichting op de regeling
Functionele mogelijkheden
De bestemming is volledig bedoeld voor verkeerskundige doelstellingen, daarom worden wegen en straten, voet- en rijwielpaden en daarbij horende groenvoorzieningen (bermen) toegestaan. Dit heeft te maken met het maximaliseren van de gebruiksmogelijkheden van de verkeersfunctie van de weg. Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, nutsvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk. De regeling is gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
Bouwmogelijkheden
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel mogelijk. In deze bestemming gaat het om o.a. bruggen, lantaarnpalen etc. en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor zijn specifieke bouwhoogten opgenomen, die van belang zijn voor het goed functioneren van het bouwwerk. De regeling hiervan is gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
Een gedeelte van de bestemming ligt binnen de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - straalpad". Deze zone is ten behoeve van het doelmatig en ongestoord functioneren van de telecommunicatietoren. Op deze gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 90 meter bedragen. Omdat de maximale bouwhoogte binnen de bestemming veel lager is, zijn in de regels geen aanvullende bepalingen nodig.
2.6.3 Uitgangspunten
- De verkeersfunctie blijft mogelijk;
- Naast verkeersvoorzieningen worden bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt;
- Grotere parkeerterreinen vallen niet binnen deze bestemming;
- Gebouwen zijn niet toegestaan;
- Bouwwerken ten behoeve van de geleiding en veiligheid van het verkeer zijn toegestaan.
2.6.4 Huidige situatie
De hoofdontsluiting van Lelystad wordt onder meer gevormd door de dreven. In en direct langs het plangebied zijn meerdere van deze dreven aanwezig, bijvoorbeeld de Houtribweg in het plangebied. De Houtribweg bestaat uit twee maal twee rijbanen en heeft vooral een stroomfunctie. De maximale snelheid die op deHoutribweg is toegestaan is 70 km/uur. Om het verkeer te regelen is op de aansluiting van de Houtribweg op de Markerwaarddijk een rotonde aangebracht.
2.6.5 Beleid
In deze paragraaf staat het voor deze bestemming van belang zijnde beleid. Het rijks- en provinciaal beleid heeft geen specifieke raakvlakken met deze bestemming en wordt daarom niet beschreven. Voor het plangebied is wel beleid aanwezig, maar alleen onderstaand beleid heeft raakvlakken met deze bestemming.
Structuurplan Lelystad 2015 en Lichte actualisatie van het structuurplan (2014)
Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005. Het beleid is op onderdelen geactualiseerd ("Lichte actualisatie", vastgesteld op 14 januari 2014). Het structuurplan en de actualisatie ervan bevatten een visie op de integrale leefomgeving, waar - behalve het ruimtelijk beleid - bijvoorbeeld ook duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken. Lelystad ziet daarbij de handhaving en versterking van de kernkwaliteiten rust, ruimte, groen en water als enkele van de belangrijkste opgaven. Groei is daarbij noodzakelijk om te kunnen blijven investeren in de stad. De bestaande kwaliteit van Lelystad is de basis voor de verdere groei.
De hoofdwegenstructuur van de stad bestaat uit een buitenring, radialen en een centrumring. De buitenring bestaat uit de Larserdreef, de Westerdreef, de Houtribdreef en de Oostranddreef. De buitenring wordt voor het autoverkeer geoptimaliseerd om de centrumring en de radialen te ontlasten en de veiligheid te vergroten. Voor de buitenring geldt: '70 kilometer per uur waar het kan' (Oostranddreef en Larserdreef), '50 kilometer per uur waar het moet' vanwege de verkeersveiligheid en de geluidhinder (delen van de Houtribdreef en de Westerdreef). De buitenring heeft een 2 x 2 rijbanenprofiel met enkele kruispunten en rotondes.
De radialen bestaan uit de Zuigerplasdreef-Zuid, de Middendreef, de Visarenddreef, de Houtribweg-Zuid, de Stationsdreef, de Zuigerplasdreef-Noord, de Kustendreef en de Geldersedreef. Deze radialen moeten de functie vervullen om zowel het gebruik van de buitenring te bevorderen als de bereikbaarheid van het Stadshart te bewerkstelligen. De radialen behouden vooralsnog hun huidige profiel en snelheid.
Onder meer een deel van de Houtribweg maakt deel uit van dit plangebied. In verband met wettelijke normen voor wegverkeerslawaai (geluidszones in het kader van de Wet geluidhinder), geeft deze weg mogelijk planologische beperkingen voor het plangebied. Dit is verder beschreven in 3.1.4.
2.6.6 Achtergrondinformatie
- Inleiding
- Omgevingsaspecten
- Maatschappelijke uitvoerbaarheid
- Economische uitvoerbaarheid
2.7 Verkeer - Parkeren
De grote parkeerterreinen in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming "Verkeer- Parkeren".
2.7.1 Doel van de bestemming
Deze bestemming is bedoeld de grote parkeerterreinen te behouden en mogelijk te maken.
2.7.2 Toelichting op de regeling
Functionele mogelijkheden
De bestemming is volledig bedoeld voor parkeervoorzieningen, met de daarbij horende voorzieningen. Dit zijn onder meer wegen en groenvoorzieningen. Hierdoor is het maximaliseren van de gebruiksmogelijkheden van de parkeervoorzieningen mogelijk. Daarnaast zijn onder meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Door het toestaan van andere functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk. De regeling is gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
Bouwmogelijkheden
Het bouwen van gebouwen is toegestaan mits deze maximaal 10 meter hoog zijn. De bebouwing (ten behoeve van de bestemming) is toegestaan in het hele bestemmingsvlak. Bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gaat het in deze bestemming om onder meer palen en masten. Hiervoor zijn specifieke bouwhoogten opgenomen, die van belang zijn voor het goed functioneren van het bouwwerk. De regeling hiervan is gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
2.7.3 Uitgangspunten
- De parkeervoorzieningen blijven mogelijk en kunnen uitgebreid worden;
- Daarbij horende voorzieningen en bouwwerken worden mogelijk gemaakt;
- De (voorheen) geldende regels zijn de basis voor deze bestemming.
2.7.4 Huidige situatie
In het plangebied zijn grote parkeerterreinen aangelegd. Deze liggen vooral aan de oostelijke zijde van Batavia Stad en hebben een eigen en directe ontsluiting vanaf de Houtribweg. De parkeerterreinen voorzien in eerste instantie in de parkeerbehoefte voor Batavia Stad en daarnaast voor de andere functies in het plangebied.
2.7.5 Beleid
In deze paragraaf staat het voor deze bestemming van belang zijnde beleid. Het rijks- en provinciaal beleid heeft geen specifieke raakvlakken met deze bestemming en wordt daarom niet beschreven. Voor het plangebied is wel beleid aanwezig, maar alleen onderstaand beleid heeft raakvlakken met deze bestemming.
Parkeerbeleidsplan
De gemeenteraad heeft in 2009 het Parkeerbeleidsplan vastgesteld. In het plan is een integraal parkeerbeleid vastgelegd, dat is afgeleid van de ambities van Lelystad op het gebied van ruimte, economie en bereikbaarheid. Het parkeerbeleidsplan geeft de kaders aan van de ambities van de gemeente Lelystad op het gebied van parkeren in en rond de stad.
Batavia Stad is een toeristisch knooppunt, waarbij de Gemeente Lelystad een actieve rol op het gebied van (de regie over) parkeren wil behouden om zo nieuwe ontwikkelingen te kunnen sturen. Het belangrijkste uitgangspunt voor dit knooppunt is dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden bij nieuwe ontwikkelingen, om overlast voor de omgeving te voorkomen.De gemeente blijft daarom actief betrokken bij de nadere invulling van het plangebied. In 3.5 wordt nader ingegaan op parkeren.
2.7.6 Achtergrondinformatie
- Inleiding
- Omgevingsaspecten
- Maatschappelijke uitvoerbaarheid
- Economische uitvoerbaarheid
2.8 Verkeer - Verblijf
De verkeersgebieden (buiten de gebieden in " Verkeer" en "Verkeer - Parkeren" om) en de overloopterreinen voor parkeren in het plangebied zijn opgenomen in de bestemming "Verkeer - Verblijf".
2.8.1 Doel van de bestemming
Deze bestemming is bedoeld om overige verkeersgebieden en overloopterreinen voor parkeren te behouden en mogelijk te maken.
2.8.2 Toelichting op de regeling
Functionele mogelijkheden
De bestemming is bedoeld voor de verkeersvoorzieningen die niet bedoeld zijn voor doorgaand verkeer en de grotere parkeervoorzieningen. Wel vallen hier de kleinere wegen, fiets- en voetpaden en overloopterreinen voor parkeren onder. Daarbij horende voorzieningen als groenvoorzieningen en straatmeubilair vallen hier ook onder. Evenementen zijn ook toegestaan binnen deze bestemming, daarbij gaat het bijvoorbeeld om een oldtimershow, sinterklaasintocht, botenshows, zeilwedstrijden etc. In verband met het incidentele karakter van deze activiteiten is het aantal evenementen niet vastgelegd. Door het toestaan van andere functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk. Met uitzondering van de evenementen, is de regeling gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
Bouwmogelijkheden
Het bouwen van gebouwen is toegestaan. Een specifiek genoemd bouwwerk is een klim- of uitkijktoren, deze mag echter alleen binnen een specifiek aangeduid gebied gerealiseerd worden. Ook zijn binnen deze bestemming regels opgenomen voor de realisatie van een (gedeeltelijk) verdiepte parkeervoorziening/-garage. Bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gaat het in deze bestemming om onder meer palen en bruggen. Hiervoor zijn specifieke bouwhoogten opgenomen, die van belang zijn voor het goed functioneren van het bouwwerk. De regeling hiervan is gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
Een gedeelte van de bestemming ligt binnen de gebiedsaanduidingen "vrijwaringszone - dijk" en "vrijwaringszone - straalpad".
De "vrijwaringszone - dijk" is een zone ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering. Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken in die zin dat de in de bestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
De "vrijwaringszone - straalpad" is een zone ten behoeve van het doelmatig en ongestoord functioneren van de telecommunicatietoren. Op deze gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 90 meter bedragen. Omdat de maximale bouwhoogte binnen de bestemming veel lager is, zijn in de regels geen aanvullende bepalingen nodig.
2.8.3 Uitgangspunten
- De (langzaam) verkeersvoorzieningen en overloopterreinenen voor parkeren blijven mogelijk en kunnen uitgebreid worden;
- Daarbij horende voorzieningen en bouwwerken worden mogelijk gemaakt;
- Specifieke functies en bouwwerken krijgen een eigen regeling;
- De (voorheen) geldende regels zijn de basis voor deze bestemming.
2.8.4 Huidige situatie
De verschillende functies in het plangebied zijn te bereiken via wegen die zijn aangesloten op de hoofdontsluiting van Lelystad. Dergelijke wegen worden erfontsluitingswegen genoemd. In het plangebied zijn de Oostvaardersdijk en de Lelybaan dergelijke wegen. Daarnaast liggen binnen deze bestemming ook gronden die bedoeld zijn als overloopterreinen voor parkeren. Deze worden dan ook vooral gebruikt op het moment dat de reguliere parkeerterreinen vol zijn. De inrichting van deze terreinen wijkt dan ook af van die van de reguliere parkeerterreinen, maar kunnen wel als dusdanig ingericht worden.
2.8.5 Beleid
In deze paragraaf staat het voor deze bestemming van belang zijnde beleid. Het rijks- en provinciaal beleid heeft geen specifieke raakvlakken met deze bestemming en wordt daarom niet beschreven. Voor het plangebied is wel beleid aanwezig, maar alleen onderstaand beleid heeft raakvlakken met deze bestemming.
Parkeerbeleidsplan
De gemeenteraad heeft in 2009 het Parkeerbeleidsplan vastgesteld. In het plan is een integraal parkeerbeleid vastgelegd, dat is afgeleid van de ambities van Lelystad op het gebied van ruimte, economie en bereikbaarheid. Het parkeerbeleidsplan geeft de kaders aan van de ambities van de gemeente Lelystad op het gebied van parkeren in en rond de stad.
Batavia Stad is een toeristisch knooppunt, waarbij de Gemeente Lelystad een actieve rol op het gebied van (de regie over) parkeren wil behouden om zo nieuwe ontwikkelingen te kunnen sturen. Het belangrijkste uitgangspunt voor dit knooppunt is dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden bij nieuwe ontwikkelingen, om overlast voor de omgeving te voorkomen.De gemeente blijft daarom actief betrokken bij de nadere invulling van het plangebied. In 3.5 wordt nader ingegaan op parkeren.
2.8.6 Achtergrondinformatie
- Inleiding
- Omgevingsaspecten
- Maatschappelijke uitvoerbaarheid
- Economische uitvoerbaarheid
2.9 Water
Het gedeelte van het Markermeer (Oostvaardersdiep) dat binnen het plangebied ligt heeft de bestemming "Water".
2.9.1 Doel van de bestemming
Het doel van de bestemming is het behoud en de bescherming van de ruimtelijke en functionele structuur van het water in het plangebied.
2.9.2 Toelichting op de regeling
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie van de bestemming is water. Daarnaast maakt de bestemming ook specifiek andere functies/voorzieningen mogelijk, waaronder de al aanwezige aanlegplaatsen. Ook een bunkerstation annex watersportwinkel waarvoor op 17 juni 2014 een omgevingsvergunning voor afwijking van het geldende bestemmingsplan is verleend, wordt nu bestemd. Bijbehorende functies als bruggen, steigers en kaden zijn ook mogelijk. Een belangrijke functie van dit water is dat het grotendeels Natura 2000-gebied is. Hiervoor is een specifieke regeling opgenomen. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk. De regeling is gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan, met uitzondering van de regeling voor de Natura 2000.
Bouwmogelijkheden
Gebouwen zijn in deze bestemming niet mogelijk. Wel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. In dit geval bruggen, palen en masten en overige bouwwerken. Een specifiek bouwwerk is de replica van een VOC-schip, dat in de haven ligt. Deze haven hoort bij het museum. Voor de bouwwerken zijn specifieke bouwhoogten opgenomen, die van belang zijn voor het goed functioneren van de functie van het bouwwerk. De regeling hiervan is gebaseerd op het (voorheen) geldende bestemmingsplan.
Een gedeelte van de bestemming ligt binnen de gebiedsaanduidingen "vrijwaringszone - dijk" en "vrijwaringszone - straalpad".
De "vrijwaringszone - dijk" is een zone ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering. Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken in die zin dat de in de bestemming genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
De "vrijwaringszone - straalpad" is een zone ten behoeve van het doelmatig en ongestoord functioneren van de telecommunicatietoren. Op deze gronden mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 90 meter bedragen. Omdat de maximale bouwhoogte binnen de bestemming veel lager is, zijn in de regels geen aanvullende bepalingen nodig.
2.9.3 Uitgangspunten
- De bestaande watervoorzieningen met bijbehorende functies blijven behouden;
- Het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer blijft behouden;
- De (voorheen) geldende regeling is de basis voor deze bestemming, aangevuld met een specifieke regeling voor de Natura 2000;
- het vergunde bunkerstation annex watersportwinkel wordt bestemd;
- Het EHS-gebied.
2.9.4 Huidige situatie
De bestemming ligt op het bestaande water van het Markermeer (Oostvaardersdiep). Het water wordt recreatief gebruikt, maar ook voor de beroepsvaart. Door het Markermeer loopt onder meer de Vaarweg Amsterdam-Lemmer (VAL). Bij de musea op het vaste land, hoort ook de replica van het VOC-schip de Batavia. Dit schip ligt buitendijks in het water, maar maakt wel deel uit van het museum. Naast deze aanlegplaats zijn ook andere aanlegplaatsen in het water aanwezig. Deze kunnen worden gebruikt door de beroepsvaart. In het plangebied ligt tussen het water en het vaste land een dijk die is aangewezen als primaire waterkering. Het grootste deel van het water valt binnen het Natura 2000 gebied Markermeer & IJmeer (zie ook 3.2).
2.9.5 Beleid
In deze paragraaf volgt een overzicht van de - voor het plangebied van belang zijnde - geldend beleid. Daarbij wordt onder meer ingegaan op geldend rijks- provinciaal en gemeentelijk beleid. Voor wat het beleid ten aanzien van het bunkerstation annex watersportwinkel betreft, wordt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing die in de bijlagen is opgenomen. De Natura 2000 bescherming is opgenomen in de Natuurbeschermingswet, hierover is meer opgenomen in 3.2.
Rijksbeleid
In 2012 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd, dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro geeft de juridische kaders die nodig zijn om het ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Het beleid vervangt onder meer de Nota Ruimte. De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
- Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
- Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
- Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
- Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van best practices).
In het SVIR is het uitgangspunt voor de bescherming van waardevolle natuurgebieden (EHS) als rijkstaak opgenomen. De EHS is door de provincie begrensd. Het beschermingsregime van de EHS is opgenomen in het Barro. Dat schrijft voor dat de provinciale verordening de regels voor de bescherming van dergelijke gebieden voor moet schrijven. Daarbij moet de verordening zich richten op de manier waarop de bescherming van EHS in een bestemmingsplan opgenomen moet zijn.
Een ander uitgangspunt van het SVIR is het behoud en optimaal benutten van het (bestaande) hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen. De langs het plangebied Bataviakwartier lopende vaarweg Amsterdam-Lemmer (VAL) maakt hier o.a. deel van uit. De VAL loopt door het Markermeer en het IJsselmeer.
De beide routes zijn niet gelijkwaardig. De route over het IJsselmeer heeft een CEMT-klasse Vb. Dit betekent dat deze maximaal geschikt moet zijn voor een duwkonvooi van 1 x 2 bakken in de lengte, bedoeld voor het transport van maximaal 3200 ton goederen. De vaarweg heeft daarom een zone van tenminste 11,4 meter breed. De route door het Markermeer heeft CEMT-klasse VIb. Dat deel van de route is geschikt voor een duwkonvooi van 2 x 2 bakken, geschikt voor transport van 6.400 - 12.000 ton goederen. Deze duwkonvooien zijn twee maal zo breed, de vaarroute heeft daarom ook een breedte van tenminste 22,8 meter.
Op grond van artikel 2.1.2 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geldt voor CEMT--klasse VI aan weerszijden van deze vaarroute een vrijwaringszone van 25 meter. De kortste afstand tussen de grens van deze vrijwaringszone en de grens van het plangebied Bataviakwartier bedraagt 64 meter. Het plangebied Bataviakwartier valt derhalve niet binnen de vrijwaringszone.
Provinciaal Omgevingsplan Flevoland
In het Omgevingsplan Flevoland 2006 is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006 - 2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. De provincie wil in Flevoland verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf, deels samen met partners, ter hand nemen. Het belangrijkste doel van de provincie is het creëren van een goede woon-werk- en leefomgeving in heel Flevoland.
De provincie vindt het van groot belang dat Almere en Lelystad een aantrekkelijk waterfront kunnen ontwikkelen, in combinatie met de aanleg van verbindende infrastructuur. Dit kan alleen met respect voor de instandhoudingdoelstellingen die voor de natuur (zie ook 3.2) gelden. De provincie Flevoland neemt het voortouw om de gewenste waterfrontontwikkelingen te combineren met een verbetering van de ecologische kwaliteit en waterkwaliteit van het Markermeer en IJmeer. Hierbij vindt afstemming plaats met de gewenste ontwikkeling van het IJmeer tot het 'waterpark van de Noordvleugel'. Markermeer en IJmeer hebben een potentieel hoge natuurwaarde, maar de kwaliteit van het gebied gaat momenteel door autonome natuurlijke processen achteruit. Daarom zijn inspanningen noodzakelijk om de instandhoudingdoelstellingen te halen en om ruimte voor andere ontwikkelingen mogelijk te maken. Deze ontwikkelingsgerichte benadering kan niet alleen in het Markermeer en IJmeer, maar ook in de Veluwerandmeren worden toegepast.
Concrete beleidsaanwijzingen worden voor deze bestemming niet gedaan. Ook in de Verordening voor de fysieke leefomgeving 2012 van de provincie zijn (nog) geen regels opgenomen met betrekking tot EHS.
Structuurplan Lelystad 2015 en Lichte actualisatie van het structuurplan (2014)
Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005. Het beleid is op onderdelen geactualiseerd ("Lichte actualisatie", vastgesteld op 14 januari 2014). Het structuurplan en de actualisatie ervan bevatten een visie op de integrale leefomgeving, waar - behalve het ruimtelijk beleid - bijvoorbeeld ook duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken. Lelystad ziet daarbij de handhaving en versterking van de kernkwaliteiten rust, ruimte, groen en water als enkele van de belangrijkste opgaven. Groei is daarbij noodzakelijk om te kunnen blijven investeren in de stad. De bestaande kwaliteit van Lelystad is de basis voor de verdere groei.
De identiteit van Lelystad wordt onder meer bepaald door de aanwezigheid van een grootschalige stedelijke groenstructuur en de daarin aanwezige samenhang tussen groen en water. Het gemeentelijk beleid is er op gericht om deze identiteit te waarborgen en de stedelijke hoofdstructuur te handhaven en daar waar mogelijk te versterken. Door de versterking van de recreatieve waarde, de toegankelijkheid en de bruikbaarheid én het tegengaan van versnippering van natuur en landschap kan de verbinding worden versterkt tussen de grote groengebieden Oostvaardersplassen, het Hollandse Hout, Gelderse Hout en Overijsselse Hout, het Zuigerplasbos, 't Bovenwater en het Natuurpark.
Naast de verbindende factor tussen verschillende natuurgebieden, is het water van het Markermeer ook van belang voor de beroepsvaart (Vaarweg Amsterdam - Lemmer) en de recreatie. Het water is bovendien aangewezen als Natura 2000-gebied (zie ook 3.2).
Waterplan
Voor de gehele gemeente Lelystad is een Waterplan (Royal Haskoning, april 2002) opgesteld. Dit plan bevat de vertaling van het gewenste waterbeheer ('watervisie') naar inrichtingsmaatregelen op hoofdlijnen. Het waterplan is opgesteld waarbij rekening gehouden is met het vigerend beleid in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de startovereenkomst “Waterbeleid 21e eeuw” (WB21), de “Handreiking watertoets” (ministerie van VROM), het Omgevingsplan Flevoland (Provincie Flevoland) en het Waterbeheerplan (Waterschap Zuiderzeeland).
Ook de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) zijn belangrijke beleidskaders. De KRW heeft als doel de kwaliteit van de Europese wateren in een goede toestand te brengen en te houden. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van het verharde oppervlak. Bij het opstellen van het NBW is rekening gehouden met de richtlijnen volgens de KRW. Het NBW bevat taakstellende afspraken ten aanzien van veiligheid en wateroverlast en procesafspraken ten aanzien van watertekorten, verdroging, verzilting, water(bodem)kwaliteit, sanering waterbodems en ecologie. Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën:
- 1. Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren).
- 2. Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).
Concreet voor het plangebied worden geen uitspraken gedaan.
Keur Waterschap Zuiderzeeland
De Keur van het waterschap Zuiderzeeland is in 2009 in werking getreden. De Keur is gebaseerd op de Waterschapswet, de Waterwet en het Waterbesluit en is afgestemd op de provinciale Verordening voor de fysieke leefomgeving. In 2011 is de Keur geactualiseerd, naar aanleiding van nieuwe wet- en regelgeving zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In deze Keur zijn bepalingen ter bescherming van de ecologische waterkwaliteit opgenomen, indien en voor zover andere wetgeving daarin niet voorziet. Verder zijn in deze Keur bepalingen opgenomen over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in grondwaterlichamen. Tot slot geeft de Keur bepalingen over waterstaatswerken en beschermingszones daar omheen. Het uitgangspunt daarbij is dat de waterstaatswerken en de beschermingszones qua omvang zijn aangegeven in de legger, dan wel in ieder geval wat betreft de ligging, op kaarten in de bijlagen van de Keur. Dit beleid heeft voor deze bestemming onder meer raakvlakken waar het gaat om de aanwezigheid van de primaire waterkering met de daarbij horende zones. Deze overlappen het water van het Markermeer.
Beleid bouwen nabij primaire keringen
Op 18 november 2008 heeft het waterschap Zuiderzeeland het Beleid bouwen nabij primaire keringen definitief gemaakt. Belangrijk aandachtspunten uit het nieuwe beleidsdocument moeten in het bestemmingsplan opgenomen worden.
Het beleidsstuk moet veiligheid bieden, door middel van het beperken van bouwactiviteiten op en nabij dijken rond Flevoland. Om veiligheid te realiseren zijn de dijk en de omgeving van de dijk in zones opgedeeld; de kernzone, de binnenbeschermingszone, de tussenbeschermingszone en de buitenbeschermingszone. Hieraan gekoppeld heeft het waterschap in de Keur een bouwverbod opgenomen. Van dit verbod kan het waterschap ontheffing verlenen. De Keur geldt voor het gehele keurgebied wat ter grondslag ligt aan het instandhouden van de dijken.
Voor dit bestemmingsplan zijn het daadwerkelijke dijklichaam (de kernzone), de binnenbeschermingszone (20 m) en de buitenbeschermingszone relevant. De binnendijkse buitenbeschermingszone is 80 m, buitendijks is deze 155 m. Hier moet bij vermeld worden dat voor de buitenbeschermingszone geen bouwverbod geldt op basis van de Keur. Voor het feitelijke dijklichaam en de direct aangrenzende binnenbeschermingszone moet ontheffing aangevraagd worden voor bouwactiviteiten. De zones ter plaatse van het plangebied zijn in onderstaande figuur aangegeven.
Overzicht beschermingszones primaire waterkeringen
2.9.6 Achtergrondinformatie
- Inleiding
- Omgevingsaspecten
- Maatschappelijke uitvoerbaarheid
- Economische uitvoerbaarheid
2.10 Leiding - Riool
De dubbelbestemming "Leiding - Riool" ligt op de bestaande rioolpersleiding nabij de Museumweg en het Bataviaplein.
2.10.1 Doel van de bestemming
Het doel van deze bestemming is het beschermen van de bestaande rioolpersleiding. De beschermende regeling is opgenomen om werken en werkzaamheden te voorkomen die afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de persleiding.
2.10.2 Toelichting op de bestemming
Functionele mogelijkheden
De in het plangebied voorkomende rioolpersleiding is met deze dubbelbestemming beschermd. Daarnaast worden bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werken, geen buowwerken zijnde, die nodig zijn voor de hoofdfunctie mogelijk gemaakt.
Bouwmogelijkheden
Met deze dubbelbestemming worden gebouwen uitgesloten. Wel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Flexibiliteitsbepalingen
In de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Belangrijk daarbij is dat, voordat de vergunning verleend wordt, vastgesteld is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
Omgevingsvergunning
Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, moet een omgevingsvergunning verleend worden. Daarbij gaat het om onder meer het vergraven van gronden. Het normale onderhoud is van het vergunningenstelsel uitgezonderd. Voordat de omgevingsvergunning verleend is, moet aangetoond zijn dat deze uitvoerbaar is. Van belang is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding. Hiermee wordt schade aan de leiding voorkomen.
2.10.3 Uitgangspunten bestemming
- Het doelmatig en veilig functioneren van de persleiding.
- Werken en werkzaamheden zijn alleen toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning en na toetsing aan criteria.
2.11 Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" ligt op de bestaande dijk langs het Markermeer.
2.11.1 Doel van de bestemming
Het doel van deze bestemming is het beschermen van de bestaande dijk en het dijklichaam. De beschermende regeling is opgenomen om werken en werkzaamheden te voorkomen die van invloed kunnen zijn op de waterkerende functie van het dijklichaam. De dubbelbestemming ligt daarom op het dijklichaam (de kernzone) en binnenbeschermingszone rond de dijk.
2.11.2 Toelichting op de bestemming
Functionele mogelijkheden
De in het plangebied voorkomende waterkering(en) en (werken voor de) waterhuishouding zijn met deze dubbelbestemming beschermd. Daarnaast worden de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die nodig zijn voor de hoofdfunctie mogelijk gemaakt. De (voorheen) geldende regeling is opgenomen en aangevuld met de benodigde regels naar aanleiding van gewijzigde regelgeving.
Bouwmogelijkheden
Met deze dubbelbestemming worden gebouwen uitgesloten. Wel zijn overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Deze zijn verder niet gespecificeerd. De (voorheen) geldende regeling is opgenomen en aangevuld met de benodigde regels naar aanleiding van gewijzigde regelgeving.
Flexibiliteitsbepalingen
In de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. De mogelijkheid bestaat om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels. Belangrijk daarbij is dat, voordat de vergunning verleend wordt, vastgesteld is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de waterkering en de waterhuishouding.
Omgevingsvergunning
Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, moet een omgevingsvergunning verleend worden. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen. Enkele werkzaamheden zijn hiervan uitgezonderd, bijvoorbeeld wanneer het om het normale onderhoud gaat. Voordat de omgevingsvergunning verleend is, moet aangetoond zijn dat deze uitvoerbaar is. Van belang is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de waterhuishouding door verlening van de vergunning.
2.11.3 Uitgangspunten bestemming
- De bescherming van de waterkerende functie van de bestaande dijk is belangrijk, dit werkt direct door op de kernzone en de binnenbeschermingszone rond de dijken;
- Wijzigingen in de waterkeringen zijn alleen toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning en na toetsing aan criteria.
- De kernzone en binnenbeschermingszone mogen niet worden bebouwd, voor een optimaal functioneren van de primaire waterkering(en).
2.11.4 Huidige situatie
De IJsselmeerdijk is een primaire waterkering die van belang is voor de bescherming van het achterliggende binnendijkse gebied. Deze dijk heeft beschermingszones, hierover staat meer opgenomen in 2.11.5. De beschermingszones zijn bedoeld voor mogelijke toekomstige dijkverzwaringen. De ruimte hiervoor is in dit bestemmingsplan aangegeven, in de vorm van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Hiervoor is een gebiedsaanduiding opgenomen, omdat deze over verschillende bestemmingen heen ligt en deze aanvullende regels geeft voor alle onderliggende gronden.
2.11.5 Beleid
In deze paragraaf volgt een overzicht van de - voor het plangebied van belang zijnde - geldend beleid. Daarbij wordt onder meer ingegaan op geldend rijks- provinciaal en gemeentelijk beleid.
Rijksbeleid
In 2012 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd, dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro geeft de juridische kaders die nodig zijn om het ruimtelijk rijksbeleid te borgen.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Het beleid vervangt onder meer de Nota Ruimte. De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Het Rijk heeft voor de realisatie van de nationale belangen de beschikking over de volgende vier instrumenten:
- Kaders (gebiedsgerichte of thematische uitwerkingen van de SVIR, relevante wetgeving);
- Bestuurlijke prestatieafspraken (bijvoorbeeld afspraken met provincies en gemeenten, internationale afspraken met overheden in buurlanden);
- Financieel (bijvoorbeeld Infrastructuurfonds, Deltafonds);
- Kennis (bijvoorbeeld inzetten van het College van Rijksadviseurs bij ruimtelijke ontwikkelingen, verspreiden van best practices).
In het SVIR is het uitgangspunt voor de bescherming van de primaire waterkeringen als rijkstaak opgenomen. Het provinciaal en gemeentelijk beleid is daarom niet van belang. De primaire waterkering wordt onder meer juridisch in het Barro geborgd. De regels met betrekking tot de bescherming van primaire waterkingen zijn in werking getreden. Uitgangspunt van de regels is dat de primaire waterkerende functie niet belemmerd wordt.
Keur Waterschap Zuiderzeeland
De Keur van het waterschap Zuiderzeeland is in 2009 in werking getreden. De Keur is gebaseerd op de Waterschapswet, de Waterwet en het Waterbesluit en is afgestemd op de provinciale Verordening voor de fysieke leefomgeving. In 2011 is de Keur geactualiseerd, naar aanleiding van nieuwe wet- en regelgeving zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. In deze Keur zijn bepalingen ter bescherming van de ecologische waterkwaliteit opgenomen, indien en voor zover andere wetgeving daarin niet voorziet. Verder zijn in deze Keur bepalingen opgenomen over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in grondwaterlichamen. Tot slot geeft de Keur bepalingen over waterstaatswerken en beschermingszones daar omheen. Het uitgangspunt daarbij is dat de waterstaatswerken en de beschermingszones qua omvang zijn aangegeven in de legger, dan wel in ieder geval wat betreft de ligging, op kaarten in de bijlagen van de Keur. Dit beleid heeft voor deze bestemming onder meer raakvlakken waar het gaat om de aanwezigheid van de primaire waterkering met de daarbij horende zones. Deze zones bepalen namelijk de ligging van de dubbelbestemming.
Beleid bouwen nabij primaire keringen
Op 18 november 2008 heeft het waterschap Zuiderzeeland het Beleid bouwen nabij primaire keringen definitief gemaakt. Belangrijk aandachtspunten uit het nieuwe beleidsdocument moeten in het bestemmingsplan opgenomen worden.
Het beleidsstuk moet veiligheid bieden, door middel van het beperken van bouwactiviteiten op en nabij dijken rond Flevoland. Om veiligheid te realiseren zijn de dijk en de omgeving van de dijk in zones opgedeeld; de kernzone, de binnenbeschermingszone, de tussenbeschermingszone en de buitenbeschermingszone. Hieraan gekoppeld heeft het waterschap in de Keur een bouwverbod opgenomen. Van dit verbod kan het waterschap ontheffing verlenen. De Keur geldt voor het gehele keurgebied wat ter grondslag ligt aan het instandhouden van de dijken.
Voor dit bestemmingsplan zijn het daadwerkelijke dijklichaam (de kernzone), de binnenbeschermingszone (20 m) en de buitenbeschermingszone relevant. De binnendijkse buitenbeschermingszone is 80 m, buitendijks is deze 155 m. Hier moet bij vermeld worden dat voor de buitenbeschermingszone geen bouwverbod geldt op basis van de Keur. Voor het feitelijke dijklichaam en de direct aangrenzende binnenbeschermingszone moet ontheffing aangevraagd worden voor bouwactiviteiten. De zones ter plaatse van het plangebied zijn in onderstaande figuur aangegeven.
Overzicht beschermingszones primaire waterkeringen
2.11.6 Achtergrondinformatie
- Inleiding
- Omgevingsaspecten
- Maatschappelijke uitvoerbaarheid
- Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten beschreven. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe planologische ontwikkelingen ten opzichte van het (voorheen) geldende bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De bestaande planologische situatie wordt daarom getoetst aan de omgevingsaspecten. Daarbij wordt rekening gehouden met de meest recente wet- en regelgeving voor de verschillende aspecten. Het gaat onder meer om omgevingsaspecten als water, ecologie, geluid en bodem.
3.1 Milieu
3.1.1 Milieueffectrapportage
Voor besluiten en plannen die ontwikkelingen bevatten, die (mogelijk) belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de plicht voor het opstellen van een milieueffectrapportage. Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De drempelwaarden voor projecten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage.
Bij dit bestemmingsplan hoeft geen milieueffectrapportage opgesteld te worden. In het plangebied is geen sprake van nieuwe planologische ontwikkelingen. De geringe uitbreidingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, liggen (individueel en cumulatief) onder de drempelwaarden zoals die genoemd zijn in het Besluit milieueffectrapportage..
3.1.2 Bedrijven en milieuzonering
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet bij het opstellen van een bestemmingsplan afstemming plaatsvinden tussen activiteiten die milieuhinder kunnen veroorzaken en hindergevoelige functies zoals woningen van derden. Voor deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de lijst met richtafstanden uit de VNG-Basiszoneringslijst.
Aanwezige gevoelige functies
In het plangebied zijn geen hindergevoelige functies zoals woningen aanwezig. In de (ruime) omgeving van het plangebied is hiervan wel sprake. Het gaat daarbij onder meer om woningen zuidelijk en oostelijk van het plangebied. Ter plaatse is sprake van een gemengd gebied, door de ligging aan ontsluitingswegen als de Houtribweg en Markerwaarddijk en door de grote variëteit aan functies in en direct om het plangebied. De functies in het plangebied hebben verschillende milieucategorieën, variërend tussen categorie 1 (grootste afstand 10 m) en 3.1 (grootste afstand 50 m).
Door de grote oppervlakte recreatieve en detailhandelsfuncties zijn verkeer en parkeren belangrijke aandachtspunten. Hierop wordt in 3.5 nader ingegaan. Het daardoor veroorzaakte (wegverkeers)lawaai wordt in 3.1.4 nader aangekaart.
Gevolgen voor het bestemmingsplan
De bedrijven en inrichtingen in het plangebied mogen geen zwaardere milieucategorie krijgen dan zijn nu hebben. De functies in dit plangebied worden daarom specifiek bestemd. De bestaande planologische mogelijkheden worden daarbij overgenomen.
3.1.3 Geur
Het aspect geur wordt in en rond het plangebied hoofdzakelijk bepaald door bedrijvigheid. In het plangebied is echter geen sprake van bedrijven en inrichtingen die een geurcirkel hebben. De milieucategorie van de inrichtingen wordt vooral bepaald door geluid.
Gevolgen voor het bestemmingsplan
Het aspect geur levert geen belemmeringen en uitgangspunten op voor dit bestemmingsplan. De rond het plangebied aanwezige woningen liggen op ruime afstand van de inrichtingen in het plangebied. Daarnaast hebben de inrichtingen in het plangebied geen vastgestelde geurcirkel.
3.1.4 Geluid
Het aspect geluid is op te delen in verschillende soorten. Voor dit bestemmingsplan kunnen alleen het wegverkeerslawaai en het inrichtingslawaai belemmeringen en uitgangspunten opleveren. De Wet geluidhinder is het wettelijk toetsingskader voor wegverkeerslawaai. Voor het inrichtingslawaai wordt in dit geval verwezen naar het Activiteitenbesluit, omdat het niet gaat om een gezoneerd terrein. De geluidscontouren van de vaarroute Amsterdam - Lemmer vallen buiten de plangrenzen van dit plangebied. In het plangebied zelf is geen sprake van geluidgevoelige objecten. Deze paragraaf gaat daarom alleen om de externe werking van het plangebied op de omgeving.
Wegverkeerslawaai
In en in de directe omgeving van het plangebied liggen wegen die een wettelijke zone hebben. Het gaat daarbij om wegen waar een maximumsnelheid van 50 of 70 km/uur toegestaan is. De in de Wet geluidhinder opgenomen zones rond deze wegen zijn onderzoekszones, deze liggen over het plangebied heen. Wanneer binnen die zones nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd, moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Hierdoor kan duidelijk worden of de nieuwe ontwikkeling geluidhinder kan ervaren van de zoneringsplichtige weg en of wellicht maatregelen nodig zijn.
Met het bestemmingsplan Bataviakwartier worden de huidige bestemmingen opnieuw vastgelegd en zijn er geen nieuwe ontwikkelingen (woningbouw etc.) beoogd. Er is in dit geval dus sprake van een conserverend bestemmingsplan.
Bij het vaststellen van een nieuw (geactualiseerd) bestemmingsplan moeten geprojecteerde woningen wel opnieuw getoetst worden aan de regels van de Wet geluidhinder. (geprojecteerde woning of gebouw: nog niet aanwezige woning of nog niet aanwezig gebouw, waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht toelaat, maar deze nog niet is afgegeven).
Binnen het vast te stellen bestemmingsplan zijn geen woningen geprojecteerd. Derhalve geldt er voor bestemmingsplan Bataviakwartier geen onderzoek- of toetsingsplicht aan de Wet geluidhinder (artikel 76, lid 3 Wgh).
Beoordeling gehanteerde verkeersintensiteiten in het kader van een goede ruimtelijke ordening
Het plangebied van het bestemmingsplan Bataviakwartier is rondom het bestemmingsplan Bataviastad fase 3 gelegen. Ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan Bataviastad fase 3 is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd (zie rapport d.d. 27 juli 2011 in bijlage 1 van de toelichting van genoemd bestemmingsplan op www.ruimtelijkeplannen.nl). Dit bestemmingsplan is op 11 juni 2013 vastgesteld en op 6 augustus 2013 in werking getreden en onherroepelijk geworden. Met dit plan zijn ook de omliggende gebieden onderzocht voor o.a. verkeer en geluid, die zijn gelegen in en rondom het plangebied van bestemmingsplan Bataviakwartier.
Ondanks het ontbreken van de onderzoeksplicht is er toch gekeken naar de onderlinge verhoudingen met het bestemmingsplan Bataviastad fase 3 en het geactualiseerde verkeersmodel van de gemeente Lelystad. Op deze wijze kan worden beoordeeld in hoeverre de gehanteerde verkeersgegevens van de vormvrije m.e.r.-beoordeling representatief zijn ten opzichte van de prognose voor het jaar 2025 op basis van het geactualiseerde verkeersmodel van de gemeente Lelystad.
In onderstaande tabel staan de gehanteerde verkeersgegevens weergegeven.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling (situatie 2020) | Verkeersmodel Gemeente Lelystad (situatie 2025) | Verschil | |
Markerwaarddijk ten noorden van parkeerterrein | 12.846 mvt/etmaal | 10.621 mvt/etmaal | - 2.225 mvt/etmaal |
Houtribweg ten noorden Markerwaarddijk | 9.095 mvt/etmaal | 5.691 mvt/etmaal | - 3.404 mvt/etmaal |
Houtribweg ten zuiden Markerwaarddijk | 12.532 mvt/etaal | 7.930 mvt/etmaal | - 4.602 mvt/etmaal |
Uit bovenstaande tabel is op te maken dat de toekomstige verkeersintensiteiten op de betreffende wegen rondom en in het plangebied Bataviakwartier lager liggen, dan zoals deze zijn geprognosticeerd bij de vaststelling van bestemmingsplan Bataviastad fase 3. Daarmee zal de toekomstige geluidshinder ten opzichte van de gehanteerde gegevens voor het jaar 2020 afnemen.
Inrichtingslawaai
Detailhandel, sport- en recreatieve functies kunnen een bron van geluid(hinder) zijn. Deze functies zijn ook in het plangebied aanwezig. Deze functies hebben geen vaststaande geluidcontouren. In de meeste gevallen wordt gekeken naar de grootste afstand die dergelijke inrichtingen toegewezen hebben gekregen in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (zie ook 3.1.2). Wanneer geluidgevoelige objecten buiten deze grootste afstand liggen, wordt daarbij uitgegaan van een niet-waarneembare geluidhinder. Een akoestisch onderzoek is in zo een geval niet nodig.
Gevolgen voor het bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan leveren wegverkeerslawaai en inrichtingslawaai geen belemmeringen en uitgangspunten op. Het gaat immers om een bestemmingsplan dat slechts de bestaande planologische situatie vastlegt. Nieuwe geluidgevoelige objecten worden zijn niet mogelijk (gemaakt). Een akoestisch onderzoek was daarom niet nodig en uitgevoerd.
3.1.5 Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is, wanneer sprake is van een nieuwe ontwikkeling, een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan vooral onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt deel uit van deze afweging. Wettelijk is bepaald dat een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning nodig is niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.
Op enkele deellocaties is of wordt gewerkt met bodembedreigende (vloei)stoffen of worden deze opgeslagen. Op twee plaatsen in het gebied heeft brand gewoed. In het gebied zijn diverse bodemonderzoeken en (kleine) saneringen uitgevoerd. De aangetroffen gehalten leveren geen gevaar op voor de volksgezondheid en het milieu. Aanwijzingen voor ernstige bodemverontreiningen zijn dan ook niet aanwezig.
Gevolgen voor het bestemmingsplan
Het aspect bodem geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Het plan maakt immers geen nieuwe (gevoelige) ontwikkelingen mogelijk. Een bodemonderzoek is bij dit bestemmingsplan dan ook niet nodig. Wanneer sprake is van uitbreidingen binnen de geldende planologische kaders, dan moet een bodemonderzoek overlegt worden bij de omgevingsvergunning.
3.1.6 Luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang. Voor het plangebied zijn de gevolgen beoordeeld van de uitstoot van NO2 en fijn stof vanuit de industriële bronnen en het wegverkeer.
Gevolgen voor het bestemmingsplan
Dit aspect heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan. In de huidige situatie is geen sprake van een overschrijding van de normen. Dit bestemmingsplan geeft slechts een nieuwe regeling voor de bestaande planologische situatie.
3.2 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan moet met het oog op de natuurbescherming rekening worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. De gebiedsbescherming is geregeld in de Natuurbeschermingswet, de soortenbescherming in de Flora- en faunawet. Hierna volgt een korte samenvatting van de belangrijkste uitgangspunten uit de uitgebreide ecologische paragraaf. Deze laatste is bijgevoegd in de bijlagen bij dit plan.
In en in de omgeving van het plangebied zijn beschermde natuurgebieden aanwezig. Een deel van het Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer (zie ook) maakt deel uit van het plangebied. Dit gebied maakt ook deel uit van de het gebied dat aangewezen is als Ecologische Hoofdstructuur. De aanwezigheid van beschermde soorten is in het plangebied niet uit te sluiten, bijvoorbeeld in het aangewezen Natura 2000-gebied.
In het gebied tussen de parkeerplaatsen van Batavia Stad en de Houtribweg, met de bestemming "Groen", heeft in het verleden compensatie plaatsgevonden. Dit was in het kader van twee door het ministerie van LNV verleende ontheffingen. Deze waren voor de realisatie van de Hanzelijn en voor de realisatie van Batavia Stad, Museumkwartier en Havenkwartier. De gecompenseerde waarden moeten in stand worden gehouden.
Gevolgen voor het bestemmingsplan
Het Natura 2000-gebied krijgt in dit bestemmingsplan een specifieke beschermende regeling. De bestaande planologische mogelijkheden blijven mogelijk, de beschermende regeling is een aanvulling daarop. Het gebied wordt begrensd, omdat dit niet voor het gehele wateroppervlak binnen het plangebied geldt.
De mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten levert geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan op. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat de bestaande (planologische) situatie niet wijzigt. Op het moment dat wel wijzigingen plaatsvinden is - in eerste instantie - een ecologische quickscan nodig. Hieruit kan dan blijken of de wijzigingen mogelijk zijn en welke maatregelen moeten gaan plaatsvinden.
3.3 Water
De gemeente heeft met het waterschap Zuiderzeeland afgesproken dat zij voor herzieningen van bestemmingsplannen, die geen ontwikkelingen mogelijk maken, geen advies meer hoeven te geven. In die gevallen kan de gemeente zelf voorzien in het opstellen van een waterparagraaf. In deze paragraaf staat een samenvatting van de belangrijkste elementen. Een uitgebreide waterparagraaf is opgenomen in de bijlagen.
Watersysteem
De functies in dit bestemmingsplan hebben geen veranderingen voor het watersysteem tot gevolg. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op de hoeveelheid oppervlaktewater en het rioolsysteem.
Kaden en dijken
In het plangebied is een primaire waterkering (dijk) aanwezig. Deze dijk heeft een kern-, binnenbeschermings- en buitenbeschermingszone. Deze zones liggen in het plangebied. De dijk moet beschermd worden, om de bewoners van de polder veiligheid tegen overstromingen te garanderen. Bij werkzaamheden nabij een waterkering moet de veiligheid/stabiliteit van een waterkering gegarandeerd blijven.
Overleg Waterschap Zuiderzeeland
De in de bijlagen toegevoegde waterparagraaf is opgesteld in overleg met het Waterschap. Daarnaast is met het Waterschap Zuiderzeeland afgesproken dat zij om advies worden gevraagd tijdens het Overleg volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Omdat ook een gedeelte van het Markermeer (Oostvaardersdiep) in het plangebied is opgenomen, is ook Rijkswaterstaat Midden-Nederland om advies gevraagd. De resultaten van het Overleg zijn opgenomen in hoofdstuk 6.
Gevolgen voor het bestemmingsplan
Dit aspect heeft gevolgen voor het bestemmingsplan waar het gaat om de bescherming van de bestaande en nieuw aan te leggen primaire waterkeringen. De dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" zorgt hiervoor.
3.4 Archeologie En Cultuurhistorie
In 1992 werd het Europese Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland. Het doel was om het (Europese) archeologisch erfgoed veilig te stellen.
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving, is in 2007 de Monumentenwet gewijzigd. De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die deel uitmaakt van de Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, moet het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig, een bescherming bieden voor archeologisch waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden.
Archeologie
De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (tweede generatie) en het gemeentelijke archeologische beleid geven een goede indicatie van mogelijk te verwachten archeologische waarden. Uit het gemeentelijke beleid blijkt dat het plangebied een lage verwachtingswaarde heeft. Ook ligt het niet in het Provinciale Archeologisch Kerngebied (PArK). In principe is voor het plangebied geen archeologisch onderzoek nodig. Ook hoeft voor het aspect archeologie geen specifieke regeling in dit bestemmingsplan te worden opgenomen. Het bestemmingsplan staat (planologisch) geen nieuwe ontwikkelingen toe.
Cultuurhistorie
De cultuurhistorie van een gebied wordt in de meeste gevallen bepaald door de aanwezigheid van monumenten of monumentale structuren. Wanneer van belang, kunnen ook gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden en elementen hieronder vallen. Het behoud hiervan is niet specifiek opgenomen in beleid, maar wel wenselijk. In het plangebied ontbreken deze panden, structuren en elementen.
Gevolgen voor het bestemmingsplan
Archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmeringen en/of uitgangspunten voor het bestemmingsplan.
3.5 Verkeer En Parkeren
Het is van belang om te kijken naar de aspecten verkeer en parkeren in het plangebied. Vooral vanwege de grote verkeersaantrekkende functies die daarin toegestaan zijn en worden. Hiervoor is een uitgebreide verkeersparagraaf door de gemeente opgesteld, deze is toegevoegd in de bijlagen bij dit plan. Deze paragraaf geeft hiervan een korte samenvatting.
Verkeer
In het plangebied zijn functies toegestaan die een grote verkeersaantrekkende werking hebben; vooral Bataviastad is een grote publiekstrekker. Het grootste deel van de bezoekers komt met de auto naar het plangebied toe. Naar deze aantrekkende werking en de ontsluitingsstructuur van het plangebied is in de afgelopen jaren onderzoek gedaan. Daarbij zijn enkele ruimtelijke ingrepen gedaan, zoals een aparte toegangsweg (lus langs Houtribweg) en de aanleg van nieuwe parkeerterreinen.
Parkeren
Door de grote verkeersstroom van en naar het plangebied toe is het ook belangrijk dat voldoende parkeergelegenheid in het plangebied gerealiseerd is en kan worden. Hierdoor wordt overlast voor de (woon)omgeving voorkomen. In het plangebied is hiervoor ruimte aanwezig en is al de nodige oppervlakte parkeerterrein gerealiseerd. Deze parkeerterreinen worden niet alleen gebruikt voor Bataviastad, maar ook voor de andere functies in het plangebied.
Gevolgen voor het bestemmingsplan
De belangrijkste verkeersroutes in het plangebied worden specifiek bestemd, zodat een goede verkeersafwikkeling ruimtelijk en functioneel gegarandeerd is. Parkeren op eigen terrein is een belangrijk uitgangspunt dat in dit bestemmingsplan een passende regeling heeft gekregen, bijvoorbeeld in de bestemming "Recreatie". Bij deze bestemmingen is onder meer een maximum bebouwingspercentage en/of -oppervlakte genoemd, zodat ruimte op eigen erf vrij blijft voor onder meer parkeren. Daarnaast hebben de grote parkeerterreinen bij onder meer Bataviastad de specifieke bestemming "Verkeer -Parkeren". Hierdoor is een minimum hoeveelheid oppervlakte voor parkeren gegarandeerd en is het parkeren voldoende geregeld in dit bestemmingsplan.
3.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. Het plangebied is voor het aspect 'externe veiligheid' onderzocht op:
- a. de aanwezigheid van inrichtingen vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- b. de aanwezigheid van een route gevaarlijke stoffen;
- c. de aanwezigheid van hoofdgastransportleidingen.
Bevi-inrichtingen
In of in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen Bevi-inrichtingen. Wel komt noordelijk in het plangebied een verkooppunt voor brandstoffen voor, hierbij wordt de verkoop van LPG echter uitgesloten.
Route gevaarlijke stoffen
Over het Markermeer loopt de Vaarweg Amsterdam-Lemmer (VAL); deze wordt regelmatig gebruikt voor het vervoer van brandbare en toxische vloeistoffen en gassen per schip. Omdat in het plangebied grote aantallen bezoekers komen, is het een beperkt kwetsbare bestemming. Deze mogen niet binnen de risicocontour liggen. De afstand van de beperkt kwetsbare functies in het plangebied tot de vaarweg is voldoende groot. De vaarweg levert geen risico's op.
Het plangebied wordt begrensd door wegen die deel uitmaken van de vastgestelde Route gevaarlijke stoffen. Door het plangebied ligt ook deels zo'n route. Deze route loopt over de Houtribweg, waarvoor ontheffing is verleend voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het betreft de toelevering van LPG voor tankstations. Dit komt voort uit het rapport “Inzicht in transport gevaarlijke stoffen, Provincie Flevoland, d.d. 26 oktober 2007, 9S4799.01”.
Hoofdgastransportleidingen
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdgastransportleidingen aanwezig.
Gevolgen voor het bestemmingsplan
Externe veiligheid vormt geen beperking voor het plangebied en geeft geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te achterhalen of de maatschappij het plan uitvoerbaar vindt. De bestemmingsplanprocedure kent meer momenten waarop de burgers en instanties hun mening over het bestemmingsplan kenbaar kunnen maken. De bestemmingsplanprocedure, zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, is globaal als volgt opgebouwd:
4.1 Publicatie Voornemen
In de lokale krant en op internet is gepubliceerd dat voor het plangebied een bestemmingsplan wordt opgesteld. Deze publicatie heeft plaatsgevonden op 14 mei 2014. Met deze publicatie is voldaan aan hetgeen beschreven staat in artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.
4.2 Inspraak
Het houden van inspraak is op grond van de Wet ruimtelijke ordening niet (meer) verplicht. Wel schrijft de Inspraakverordening Lelystad 2008 voor dat inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Een bestemmingsplan is een dergelijk beleidsvoornemen. Bij dit bestemmingsplan is afgezien van inspraak, omdat in de inspraakverordening ook is bepaald dat inspraak niet nodig is voor ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen. Hiervan is sprake bij dit bestemmingsplan, omdat het plan conserverend is en geen nieuwe planologische ontwikkelingen ten opzicht van het (voorheen) geldende bestemmingsplan zijn opgenomen.
4.3 Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is aan de wettelijk verplichte overleginstanties en belanghebbenden voorgelegd in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening). De ingekomen overlegreacties zijn overwogen en voorzien van een gemeentelijk standpunt en een conclusie. Het resultaat hiervan is opgenomen in hoofdstuk 6.
4.4 Zienswijzen
Na het vooroverleg is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De stukken hebben vanaf 30 oktober 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op alle stukken naar voren te brengen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.
4.5 Vervolg
Vervolgens is het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad op 31 maart 2015. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn van zes weken is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Bij een bestemmingsplan moet aangetoond worden of het plan economisch uitvoerbaar is. Het instrument van de grondexploitatieregeling in de Wro en het aantonen van de financiële haalbaarheid kunnen de economische uitvoerbaarheid weergeven en worden daarom in dit hoofdstuk beschreven.
5.1 Grondexploitatie
Het vaststellen van een exploitatieplan is bij dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Dit bestemmingsplan geeft slechts een actualisatie van een bestaande planologische regeling. Bouwplannen voor nieuwe planologische ontwikkelingen, ten opzichte van het (voorheen) geldende bestemmingsplan, worden in dit bestemmingsplan niet voorzien. De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening is niet van toepassing.
5.2 Financiële Haalbaarheid
In het bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwplannen mogelijk gemaakt die in een voorgaande regeling nog niet opgenomen waren. Wanneer binnen de kaders uitbreidingen plaatsvinden, moet bij de vergunningaanvraag aangetoond worden dat het plan financieel haalbaar is. Dit heeft geen invloed op dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Overleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is op 8 mei 2014 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening digitaal aan de volgende instanties gezonden:
- 1. Provincie Flevoland;
- 2. Waterschap Zuiderzeeland;
- 3. Rijkswaterstaat Midden-Nederland;
- 4. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
- 5. Brandweer Flevoland.
Vermeld is dat wanneer vóór 6 juni 2014 geen reactie is ontvangen, conform artikel 3:6, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan zal worden voortgezet.
Van de genoemde instanties hebben Provincie Flevoland en Rijkswaterstaat Midden-Nederland gereageerd. De instanties 2, 4 en 5 hebben binnen de gestelde termijn niet gereageerd, zodat aangenomen wordt dat zij geen opmerkingen hebben.
De ingekomen reacties zijn onderstaand weergegeven en voorzien van een gemeentelijk standpunt en een conclusie.
Reactie Provincie Flevoland:
Vanuit het provinciaal belang geeft het voorontwerp aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
Geluidsaspecten
ln bijlage 4 van de plantoelichting is over verkeer onder het kopje Auto- ontsluiting het volgende vermeld:
"In 2011 is een onderzoek uitgevoerd (Verkeer en parkeren Bataviastad 2011) naar onder andere de ontsluitingsstructuur van het Bataviakwartier. De hoeveelheid autoverkeer dat afkomt op de functies in het Bataviakwartier kunnen op de bestaande hiervoor genoemde hoofdwegenstructuur zonder grote verkeershinder worden afgewikkeld."
Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient uit het bestemmingsplan te blijken dat dezelfde hoeveelheid autoverkeer geen geluidshinder langs de bestaande hoofdwegenstructuur geeft. Een aanvulling van de plantoelichting op dit punt is noodzakelijk omdat een deel van de wegen binnen het plangebied provinciale wegen betreffen en hiermee een provinciaal belang is gemoeid.
Gemeentelijk standpunt:
Met het bestemmingsplan Bataviakwartier worden de huidige bestemmingen opnieuw vastgelegd en zijn er geen nieuwe ontwikkelingen (woningbouw etc.) beoogd. Er is in dit geval dus sprake van een conserverend bestemmingsplan.
Bij het vaststellen van een nieuw (geactualiseerd) bestemmingsplan moeten geprojecteerde woningen wel opnieuw getoetst worden aan de regels van de Wet geluidhinder. (geprojecteerde woning of gebouw: nog niet aanwezige woning of nog niet aanwezig gebouw, waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht toelaat, maar deze nog niet is afgegeven).
Binnen het vast te stellen bestemmingsplan zijn geen woningen geprojecteerd. Derhalve geldt er voor bestemmingsplan Bataviakwartier geen onderzoek- of toetsingsplicht aan de Wet geluidhinder (artikel 76, lid 3 Wgh).
Beoordeling gehanteerde verkeersintensiteiten in het kader van een goede ruimtelijke ordening
Het plangebied van het bestemmingsplan Bataviakwartier is rondom het bestemmingsplan Bataviastad fase 3 gelegen. Ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan Bataviastad fase 3 is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd (zie rapport d.d. 27 juli 2011 in bijlage 1 van de toelichting van genoemd bestemmingsplan op www.ruimtelijkeplannen.nl). Dit bestemmingsplan is op 11 juni 2013 vastgesteld en op 6 augustus 2013 in werking getreden en onherroepelijk geworden. Met dit plan zijn ook de omliggende gebieden onderzocht voor o.a. verkeer en geluid, die zijn gelegen in en rondom het plangebied van bestemmingsplan Bataviakwartier.
Ondanks het ontbreken van de onderzoeksplicht is er toch gekeken naar de onderlinge verhoudingen met het bestemmingsplan Bataviastad fase 3 en het geactualiseerde verkeersmodel van de gemeente Lelystad. Op deze wijze kan worden beoordeeld in hoeverre de gehanteerde verkeersgegevens van de vormvrije m.e.r.-beoordeling representatief zijn ten opzichte van de prognose voor het jaar 2025 op basis van het geactualiseerde verkeersmodel van de gemeente Lelystad.
In onderstaande tabel staan de gehanteerde verkeersgegevens weergegeven.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling (situatie 2020) | Verkeersmodel Gemeente Lelystad (situatie 2025) | Verschil | |
Markerwaarddijk ten noorden van parkeerterrein | 12.846 mvt/etmaal | 10.621 mvt/etmaal | - 2.225 mvt/etmaal |
Houtribweg ten noorden Markerwaarddijk | 9.095 mvt/etmaal | 5.691 mvt/etmaal | - 3.404 mvt/etmaal |
Houtribweg ten zuiden Markerwaarddijk | 12.532 mvt/etaal | 7.930 mvt/etmaal | - 4.602 mvt/etmaal |
Uit bovenstaande tabel is op te maken dat de toekomstige verkeersintensiteiten op de betreffende wegen rondom en in het plangebied Bataviakwartier lager liggen, dan zoals deze zijn geprognosticeerd bij de vaststelling van bestemmingsplan Bataviastad fase 3. Daarmee zal de toekomstige geluidshinder ten opzichte van de gehanteerde gegevens voor het jaar 2020 afnemen.
Conclusie:
Aan het verzoek van de Provincie Flevoland is tegemoet gekomen door paragraaf 3.1.4 van de toelichting onder het kopje "Wegverkeerslawaai" aan te vullen met de tekst van bovenvermeld gemeentelijke standpunt.
Reactie Rijkswaterstaat Midden-Nederland:
Ook al is hier sprake van een (voorontwerp voor een) conserverend bestemmingsplan dat in principe alleen de bestaande situatie beschrijft, dan nog behoort wegens de ligging van het plangebied deels in rijkswater, ook de relatie met het Beheer- en ontwikkelplan rijkswateren 2010-2015 (BPRW) te worden beschreven. Een dergelijke beschrijving, die ook de mogelijke effecten in de huidige situatie op het betreffende waterlichaam Markermeer-IJmeer dient te omvatten, ontbreekt in dit document. Alleen indien ook die informatie beschikbaar is, kan de waterbeheerder toetsen of het plan de ecologische doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) als opgenomen in het BPRW, niet schaadt. Verzocht wordt deze omissie in te vullen en deze informatie te delen met Rijkswaterstaat (RWS) zodat een juiste toetsing alsnog kan plaatsvinden.
Bij de feitelijke toetsing zal het Toetsingskader Water, dat als bijlage 3 is gevoegd bij het BPRW, worden toegepast. Daarop vooruitlopend is reeds geconstateerd, dat zogeheten ecologisch relevante arealen voor het waterlichaam deels gelegen zijn binnen het plangebied, en dat daarom niet op voorhand uitgesloten kan worden dat KRW-doelen geschaad worden.
Als "service" is een drietal links naar openbare bronnen toegevoegd, waarmee de Gemeente zelf al een verwachting kan opstellen van het effect.
Doordat de ligging van het plangebied deels in rijkswater is, betekent dat RWS alsnog meegenomen moet worden in de watertoets en de waterparagraaf.
In de toelichting wordt de vaarweg Amsterdam-Lemmer (VAL) genoemd. Niet aangegeven is hoever deze uit de grens van dit bestemmingsplan is gelegen. Wel wijst RWS erop dat rond de vaarwegen vrijwaringszones zijn bepaald. Verzocht wordt aan te geven of dit bestemmingsplan hier binnen valt of niet. Voor de vrijwaringszones wordt verwezen naar het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening waarin het volgende staat:
Om te voorkomen dat een vlotte en veilige doorvaart van de scheepvaart conflicteert met nieuwe bestemmingen zijn in artikel 2.1.2 van het besluit vrijwaringszones voor begroeiing en/of bebouwing bepaald, te weten:
- binnen 40 meter voor zeehaventoegangen, 25 meter voor binnenvaartwegen klasse IV, V en VI, 20 meter voor klasse III en 10 meter voor klasse I en II;
- binnen 50 meter aan weerszijden van een rijksvaarweg binnen een afstand van 300 meter van een havensplitsing of havenuitvaart.
RWS verzoekt de gemeente het bestemmingsplan op deze punten te verbeteren en opnieuw een document aan hen voor te leggen.
Gemeentelijk standpunt:
Naar aanleiding van deze reacties heeft overleg plaatsgevonden tussen RWS en gemeente. Dit overleg heeft geresulteerd in een geheel nieuwe waterparagraaf, waarin RWS zich kan vinden.
Conclusie:
Aan de reactie van Rijkswaterstaat Midden-Nederland is tegemoet gekomen door de in bijlage 3 van de toelichting opgenomen waterparagraaf te vervangen door een geheel nieuwe waterparagraaf.
Paragraaf 2.9.5 van de toelichting is onder "Rijksbeleid" aangevuld met de volgende voor het grootste gedeelte ook in de waterparagraaf opgenomen tekst over de vaarweg Amsterdam-Lemmer (VAL):
"Een ander uitgangspunt van het SVIR is het behoud en optimaal benutten van het (bestaande) hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen. De langs het plangebied Bataviakwartier lopende vaarweg Amsterdam-Lemmer (VAL) maakt hier o.a. deel van uit. De VAL loopt door het Markermeer en het IJsselmeer.
De beide routes zijn niet gelijkwaardig. De route over het IJsselmeer heeft een CEMT-klasse Vb. Dit betekent dat deze maximaal geschikt moet zijn voor een duwkonvooi van 1 x 2 bakken in de lengte, bedoeld voor het transport van maximaal 3200 ton goederen. De vaarweg heeft daarom een zone van tenminste 11,4 meter breed. De route door het Markermeer heeft CEMT-klasse VIb. Dat deel van de route is geschikt voor een duwkonvooi van 2 x 2 bakken, geschikt voor transport van 6.400 - 12.000 ton goederen. Deze duwkonvooien zijn twee maal zo breed, de vaarroute heeft daarom ook een breedte van tenminste 22,8 meter.
Op grond van artikel 2.1.2 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geldt voor CEMT--klasse VI aan weerszijden van deze vaarroute een vrijwaringszone van 25 meter. De kortste afstand tussen de grens van deze vrijwaringszone en de grens van het plangebied Bataviakwartier bedraagt 64 meter. Het plangebied Bataviakwartier valt derhalve niet binnen de vrijwaringszone".
Bijlage 1 Strijdige Recreatie-activiteiten
Bijlage 1 Strijdige Recreatie-activiteiten
Bijlage 1 Ecologische Paragraaf
Bijlage 1 Ecologische paragraaf
Bijlage 2 Aanwijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Markermeer & Ijmeer
Bijlage 2 Aanwijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer
Bijlage 3 Waterparagraaf
Bijlage 4 Verkeersparagraaf
Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwing Bunkerstation Annex Watersportwinkel
Bijlage 5 Ruimtelijke onderbouwing bunkerstation annex watersportwinkel