Actualisatie Recreatiepark Kasteel Ooijen
Bestemmingsplan - gemeente Horst aan de Maas
Vastgesteld op 11-03-2025 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
Het bestemmingsplan Actualisatie Recreatiepark Kasteel Ooijen met identificatienummer NL.IMRO.1507.BVRPKASTOOIJEN-BPV1 van de gemeente Horst aan de Maas.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw:
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis verbonden beroep:
Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.
1.7 ander bouwwerk:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.8 ander werk:
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.9 arbeidsmigrant:
Tijdelijke arbeider die het hoofdverblijf elders heeft.
1.10 archeologisch monument:
Een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet.
1.11 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage:
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.13 bed & breakfast:
Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of daarbij behorend bijgebouw, ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de bewoner van de betreffende woning.
1.14 bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.15 bestaand:
Ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezig.
1.16 bestaand bouwwerk:
Een bouwwerk dat op het moment van vaststelling van deze verordening bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van vaststelling is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.17 bestaand gebruik:
Het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat.
1.18 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.21 bijgebouw:
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.22 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.24 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelsgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 centrale voorzieningengebouw
Faciliteiten en / of maatregelen die er voor zorgdragen dat het functioneren van de recreatievoorziening gewaarborgd is. De volgende functies zijn toegestaan, in relatie tot het recreatiegebruik:
- a. dagrecreatie;
- b. dienstverlening, beheer en onderhoud;
- c. opslag ten dienste van recreatie;
- d. horeca in de categorie 1 tot en met 2;
- e. detailhandel;
- f. amusement en kansspelen, niet zijnde een zelfstandig casino;
- g. sport en spel;
- h. evenementen.
Hieronder wordt een al dan niet zelfstandig functionerend attractiepark of pretpark niet verstaan.
1.29 chalet/lodge:
een gebouw, geen woonkeet en geen (sta-)caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, waar gedurende een gedeelte van het jaar wordt gerecreëerd door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben.
1.30 cultuurhistorische waarde:
De kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
1.31 cultuurhistorisch waardevol pand:
Een bouwwerk van cultuurhistorsche waarde.
1.32 dagrecreatief medegebruik
Een dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.33 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.34 dienst- of bedrijfswoning:
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.
1.35 driftgevoelige functie
voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, zoals wonen, tuin, sport- en speelveldjes, recreatie, picknickplekken, ligweides. Parkeervoorzieningen, verbindingswegen en -paden worden niet als driftgevoelige functie aangemerkt.
1.36 erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.37 erfafscheiding:
de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.
1.38 escortbedrijf:
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.39 extensief recreatief medegebruik:
vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.
1.40 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 gewasbeschermingsmiddelen
gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309).
1.42 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.43 horeca I:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
een en ander met dien verstande dat seksinrichtingen niet onder horeca I worden begrepen.
1.44 horeca II:
- elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
- inrichtingen waarin een kans - of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;
een en ander met dien verstande dat seksinrichtingen niet onder horeca II worden begrepen.
1.45 houtopstand:
begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels.
1.46 huishouden:
Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.
1.47 intensieve recreatie:
vorm van recreatie, waarbij relatief veel recreanten gedurende langere of kortere tijd binnen een beperkte oppervlakte bijeen verblijven.
1.48 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan;
- b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in - of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.49 kampeerplaats:
locatie voor de plaatsing van een kampeermiddel, stacaravan en/of chalet/lodge.
1.50 kampeerterrein:
terrein met meerdere kampeerplaatsen, bestemd voor de plaatsing van kampeermiddelen, stacaravans en chalets/lodges.
1.51 landschapselement:
Een element dat samenhangt met de ondergrond en de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap en het oorspronkelijke landgebruik, zoals een bossage, houtwal, houtsingel of steilrandbeplanting.
1.52 maaiveld:
De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het “aangrenzende maaiveld” wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.
1.53 mantelzorg:
Het bieden van zorg, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak. Degene die mantelzorg ontvangt is (niet zelfstandig) woonachting in het hoofdgebouw dan wel in een vrijstaande doch afhankelijke woning.
1.54 nevenactiviteit:
Een bedrijfs - of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.55 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.56 nutsvoorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.57 ondergronds bouwwerk:
Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.58 overig bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.59 overkapping:
Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.60 pand:
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.61 peil:
- a. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
- b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.
1.62 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
1.63 pleisterplaats:
rustplaats voor wandelaars, fietsers en ruiters in de vorm van een buitenterras.
1.64 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.65 recreatiewoning:
een woning die ter beschikking wordt gesteld voor recreatieve doeleinden aan steeds wisselende personen of groepen van personen voor een bepaalde duur en tegen een bepaalde vergoeding.
1.66 rivierbed:
De gronden die bij extreem hoge afvoeren van de rivier de Maas onder water staan en blijvend een waterbergende, deels een stroomvoerende functie moeten kunnen vervullen.
1.67 riviergebonden activiteiten:
- a. waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen e.d.);
- b. voorzieningen voor de beroepsvaart (vaarwegverbetering);
- c. voorzieningen voor een veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
- d. overslagbedrijven voor zover gekoppeld aan vervoer over een hoofdvaarweg;
- e. scheepswerven voor schepen groter dan 25 m, gemeten langs de waterlijn;
- f. natuur in de uiterwaarden.
1.68 schuilgelegenheid:
Een kleinschalig bouwwerk met maximaal 3 muren dat buiten het bouwblok geplaatst wordt ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid voor vee.
1.69 seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.70 speelvoorziening:
Voorzieningen gericht op sportieve activiteiten zoals multifunctionele verharde speelvelden, trapvelden, sport- en spelattributen zoals doelpalen, basketbalpalen, ballenvangers, etc.
1.71 sportterrein:
een terrein ten behoeve van lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn c.q. bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden.
1.72 spuitvrije zone
de zone van 50 meter, die vrij moet blijven van spuitnevel of drift van gewasbeschermingsmiddelen, tussen de grens van het bestemmingsvlak 'Recreatie - Hoeve' tot een agrarische functie waar het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen is toegelaten.
1.73 stacaravan:
een caravan, die ook als hij niet bouwvergunningsplichtig is, toch als een gebouw valt aan te merken.
1.74 tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders:
Het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten.
1.75 uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.76 voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.
1.77 voorgevelrooilijn:
de lijn door de voorgevel en de verlengden daarvan van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;
1.78 wet/wettelijke regelingen:
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.79 woning:
Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch bedrijfsmatig grondgebruik;
- b. agrarisch hobbymatig grondgebruik;
- c. grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde grondgebonden veehouderijen;
- d. mestbe- en verwerking op bedrijfsniveau met een maximum van 25.000 ton per jaar;
- e. en ander gebruik van gebouwen en gronden als nevenactiviteit, met dien verstande dat het vloeroppervlak van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf in totaal ten hoogste 200 m² bedraagt, namelijk:
- f. detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of bewerkt, dan wel hieraan direct aanverwante producten;
- g. zorgboerderij;
- h. zorgvoorzieningen;
- i. dagrecreatieve voorzieningen;
- j. extensief dagrecreatief medegebruik;
- k. bescherming van aardkundige waarden;
- l. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden ter plaatse van de aanduidingen zoals zijn opgenomen in artikel 21;
met de daarbij behorende:
- m. tuinen, erven en terreinen, met dien verstande dat erfverhardingen buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan voor zover bestaand;
- n. paardenbakken, uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel bestaande paardenbakken;
- o. verkeers- en parkeervoorzieningen;
- p. voorzieningen van openbaar nut;
- q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bergbezinkbassins;
- r. groenvoorzieningen, natuur- en landschapselementen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, de hoogte en de situering van erf- en terreinafscheidingen;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Gemeentelijk KwaliteitsMenu.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de waarden en belangen ter plaatse van de aanduidingen zoals die zijn opgenomen in artikel 21; dan wel;
- 3. in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwvlak en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.
3.8 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos- en natuurgebied;
- b. het behoud, ontwikkeling en versterking van natuurlijke, cultuurhistorische, landschappelijke waarden;
- c. water;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. hoogwatervluchtplaatsen;
- f. dagrecreatief medegebruik;
- g. voorzieningen van openbaar nut;
- h. ecologische voorzieningen;
- i. een aanlegplaats bestaande uit tijdelijke pontons die gedurende maximaal 8 maanden, al of niet aaneengesloten in het jaar, aanwezig mogen zijn en maximaal 4 meerpalen ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
- j. een jachthaven, met ligplaatsen en (drijvende)chalets;
- k. uitsluitend ten dienste van de jachthaven: horeca I en ondergeschikte detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
met de daarbij behorende: - l. halfverharde en onverharde wegen;
- m. wegen voor langzaam verkeer;
- n. ontsluitingswegen en calamiteitenwegen;
- o. verkeersvoorzieningen;
- p. ondergeschikte parkeervoorzieningen;
- q. waterstaatkundige werken;
- r. steigers;
- s. bruggen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Recreatie - Hoeve
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Recreatie - Jachthaven
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning;
- b. aan huis verbonden beroepen, onder de voorwaarden zoals opgenomen in lid 20.2;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. paden, wegen, ontsluitings- en (al dan niet verharde) parkeervoorzieningen;
- e. paardenbakken, uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel bestaande paardenbakken;
- f. voorzieningen van openbaar nut;
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij artikel 23.3 in acht dient te worden genomen, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid;
- c. het bouwen van nieuwe gebouwen en/of bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
- d. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij artikel 23.3 in acht dient te worden genomen, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 50 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid;
- c. de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- d. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Archeologie 4
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij artikel 23.3 in acht dient te worden genomen, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 50 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 2.500 m² wordt uitgebreid;
- c. het bouwen van nieuwe gebouwen en/of bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2;
- d. de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- e. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waarde - Zone Bronsgroene Landschapszone
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Zone bronsgroene landschapszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en bescherming van de landschappelijke waarden, waarbij de kernkwaliteiten zijn het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf.
13.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.
Artikel 14 Waterstaat - Stroomvoerend Deel Rivierbed
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij artikel 23.3 in acht dient te worden genomen, mede bestemd voor:
- a. de bescherming en het behoud van het stroomvoerend vermogen van het rivierbed, waaronder het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, van sediment en van ijs en het vergroten van de afvoercapaciteit van de rivier;
- b. de waterhuishouding.
14.2 Bouwregels
- a. Op of in de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
- b. Het bepaalde onder a geldt niet voor:
- 1. bestaande bebouwing, mits het bebouwd grondoppervlak niet wordt vergroot;
- 2. herbouw van gesloopte of anderszins tenietgegane bestaande bebouwing, mits het bebouwd grondoppervlak niet wordt vergroot.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 onder a ten behoeve van het bouwen van bebouwing op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming en het behoud van het stroomvoerend vermogen van het rivierbed;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
14.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan de planregels wijzigingen inhoudende dat het bepaalde in artikel 14.2 en in artikel 14.3 komt te vervallen, indien deze bepalingen niet langer noodzakelijk zijn ter bescherming van het waterstaatkundig belang gerelateerd aan de bescherming en het behoud van het stroomvoerend vermogen van het rivierbed en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
Artikel 15 Waterstaat - Waterbergend Deel Rivierbed
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergend deel rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het waterbergend rivierbed, waarbij artikel 23.3 in acht dient te worden genomen.
Artikel 16 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het waterbergend rivierbed.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen op of in de voor Waterstaat - Waterbergend rivierbed aangewezen gronden geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 42.2 ten behoeve van de bouw van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere ter plaatse geldende bestemming(en) met dien verstande dat:
- a. de bouwregels van de andere ter plaatse geldende bestemming(en) van toepassing zijn;
- b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming en het behoud van het waterbergend vermogen van het rivierbed;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt gevraagd aan de betrokken rivierbeheerder.
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), waarbij artikel 23.3 in acht dient te worden genomen, mede bestemd voor:
- a. de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van de waterkering;
- b. voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
- c. wegen voor langzaam verkeer;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op deze gronden is de Keur van het waterschap van toepassing.
17.2 Bouwregels
Op of in de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte van een harde waterkering niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte (m)' is aangegeven minus 20 cm.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2 voor het bouwen op basis van de onderliggende enkelbestemming, met dien verstande dat:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het Waterschap.
17.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' geheel of ten dele van de verbeelding verwijderen, indien:
- a. de dubbelbestemming ter plaatse niet langer noodzakelijk is ter bescherming van de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van de waterkering en de voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
- b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het waterschap.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene Bouwregels
19.1 Ondergronds bouwen
19.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
19.3 Voorwaarde bouwen
Op de gronden mag alleen worden gebouwd onder de voorwaarde, dat het initiatief, zijnde het realiseren van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, voldoet aan het opgestelde beeldkwaliteitsplan, bijgevoegd als bijlage 4.
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
20.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor en/of als:
- a. verkooppunt voor motorbrandstoffen, al dan niet inclusief lpg, met uitzondering van de op basis van de bestemming toegestane functies;
- b. seksinrichting;
- c. opslag en/of stalling van aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen, anders dan in het kader van een normaal gebruik overeenkomstig het bestaand gebruik;
- d. permanente bewoning van bijbehorende bouwwerken;
- e. huisvesten van arbeidsmigranten;
- f. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
een en ander, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
20.2 Aan huis verbonden beroep
In (bedrijfs)woningen is het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
- a. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 150 m²;
- b. er vindt geen buitenopslag en buitenstalling plaats;
- c. degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, is tevens de bewoner van de woning, met dien verstande dat de beroepsactiviteiten naast de gebruik(st)er door maximaal twee medewerkers mogen worden uitgeoefend;
- d. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
- e. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen.
20.3 Bed & breakfast
In (bedrijfs)woningen is het uitoefenen van een bed & breakfast toegestaan, met dien verstande dat:
- a. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder mag opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
- b. in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, dan wel de parkeerbehoefte in de directe omgeving kan worden opgevangen
- c. het vloeroppervlak ten behoeve van bed & breakfast niet meer dan 100 m2 bedraagt.
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
21.1 vrijwaringszone - dijk
21.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol
21.3 milieuzone - spuitvrije zone
21.4 overige zone - hoge grond 1
21.5 overige zone - Hoogwatergeul Ooijen
21.6 Cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden
Ter plaatse van de aanduidingen in de navolgende tabel zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden welke zijn opgenomen in de navolgende tabel:
Overige zone - rivierdal | - - - - - - - - - - - | Kleinschalig landschap met afwisseling van bebouwing en landschapselementen. Wisselende afstanden tussen bebouwing aan bochtige wegen. Aanzienlijke hoogteverschillen. Reliëfvormen zoals terrasranden zijn zeer waardevol en dienen zichtbaar en bebouwingsvrij te blijven. Steilranden. Oude akkercomplexen met karakteristieke bolle vorm en openheid. Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, met name aan de randen van oude akkercomplexen. Zichtlijnen over oude akkercomplexen. In de lagere delen ruimte geven aan agrarisch natuurbeheer, water en watergebonden natuur. Hoge natuurwaarde met waardevolle gebieden voor weidevogels en plaatselijk voor amfibieën. Natuurontwikkeling in en rondom kleiputten (ontgrondingen). Bebouwing op de lager gelegen delen binnen dit landschapstype is niet wenselijk in verband met blijvende herkenbaarheid en gelaagdheid van het landschap. |
21.7 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
Artikel 22 Omgevingsvergunning Voor Werken, Geen Bouwwerken Zijnde, Of Werkzaamheden
22.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de hierna genoemde bestemmingen of aanduidingen de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren:
Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (*) | |||||||||
Ter plaatste van de bestemming / aanduiding | a | b | c | d | e | f | g | h | i |
Agrarisch met waarden (voor zover gelegen buiten bouwvlakken) | a | ||||||||
Bos | a | c | d | e | f | g | |||
Natuur | a | c | d | e | f | g | |||
Verkeer ter plaatse van de aanduiding 'onverharde weg' | a | ||||||||
Leiding - Brandstof | a | b | c | f | g | h | i | ||
Leiding - Gas | a | b | c | f | g | h | i | ||
Leiding - Hoogspanningsverbinding | a | b | c | f | g | h | i | ||
Leiding - Leidingstrook | a | b | c | f | g | h | i | ||
Leiding - Olie | a | b | c | f | g | h | i | ||
Leiding - Riool | a | b | c | f | g | h | i | ||
Leiding - Water | a | b | c | f | g | h | i | ||
Waarde - Archeologie 2(2) | a | b | c | d | e | f | g | h | i |
Waarde - Archeologie 3(3) | a | b | c | d | e | f | g | h | i |
Waarde - Archeologie 4(4) | a | b | c | d | e | f | g | h | i |
Waarde - Zone bronsgroene landschapzone | a | b | c | d | e | f | g | h | |
Waarde - Zone goudgroene natuurzone | a | b | c | d | e | f | g | h | |
Waarde - Zone zilvergroene natuurzone | a | b | c | d | e | f | g | h | |
Waterstaat - Waterbergend rivierbed | b | d | f | g | |||||
Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed | b | d | f | g | |||||
Waterstaat - Waterkering | b | d | e | f | g | h | |||
overige zone - beekdal (1) | a | b | c | d | e | f | h | ||
overige zone - bos- en mozaïeklandschap | g | ||||||||
overige zone - heideontginning (1) | c | f | |||||||
overige zone - hoogveen | a | d | e | f | g | h | |||
overige zone - kampen | g | ||||||||
overige zone - peelbossen | g | ||||||||
overige zone - rivierdal | g | ||||||||
overige zone - veenontginning | b | f | g | ||||||
overige zone - velden | b | f | |||||||
vrijwaringszone - molenbiotoop | b |
(1-4) noten: zie artikel 22.2, onder a.
(*) de onderstaande letters geven aan dat een omgevingsvergunning is vereist (activiteit onder voorwaarden mogelijk) De letters worden hierna verklaard:
Werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:
- a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het aanplanten van bomen, hakhout en andere houtopstanden hoger dan 1,50 m;
- c. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere diepwortelende beplantingen en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
- d. het aanbrengen, verwijderen of verleggen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- e. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
- f. het aanleggen, (ver)graven, verruimen, dempen of herprofileren van watergangen, sloten en andere waterpartijen
- g. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.
- i. het aanbrengen van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen, met uitzondering van landbouwgewassen.
22.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:
- a. in de situaties genoemd in de tabel in lid 22.1 bij de volgende cijfers:
- 1. het aanplanten, vellen, rooien of beschadigen van (fruit)bomen en/of houtachtige gewassen en/of vaste planten, binnen een agrarisch bouwvlak of op gronden in eigendom of pacht bij een fruitteeltbedrijf en/of een boomkwekerijbedrijf tenzij gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding-Brandstof', 'Leiding-Gas' of 'Leiding-Leidingstrook';
- 2. op een kleinere diepte dan 30 cm en/of met een oppervlakte kleiner dan 100 m², dan wel op gronden die voor wat betreft archeologie reeds zijn vrijgegeven middels een selectiebesluit;
- 3. op een kleinere diepte dan 50 cm en/of met een oppervlakte kleiner dan 500 m², dan wel op gronden die voor wat betreft archeologie reeds zijn vrijgegeven middels een selectiebesluit;
- 4. op een kleinere diepte dan 50 cm en/of met een oppervlakte kleiner dan 2.500 m², dan wel op gronden die voor wat betreft archeologie reeds zijn vrijgegeven middels een selectiebesluit;
- b. die worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de gronden en de daaraan toegekende bestemmingen(en);
- c. op de gronden gelegen binnen (agrarische) bouwvlakken dan wel binnen de bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Recreatie - Hoeve', 'Recreatie - Jachthaven', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2', 'Tuin' en 'Wonen' voorzover binnen dit bestemmingsvlak geen bouwvlak is opgenomen, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beekdal';
- d. die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
- e. die betrekking hebben op het herplanten van een houtopstand ten behoeve van fruitteelt of boomteelt op dezelfde locatie.
22.3 Afwegingskader
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 alleen indien door de in lid 22.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden, belangen en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
22.4 Procedure
- a. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 op of in gronden met de hierna genoemde bestemmingen legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld, tenzij op voorhand door het bevoegd gezag is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad:
- 1. Waarde - Archeologie 2;
- 2. Waarde - Archeologie 3;
- 3. Waarde - Archeologie 4;
- b. Voordat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 verleent, wordt schriftelijk advies gevraagd aan een deskundige. Bij de volgende bestemmingen is dat de eigenaar / beheerder van de betreffende infrastructuur:
- 1. Leiding - Brandstof;
- 2. Leiding - Gas;
- 3. Leiding - Hoogspanningsverbinding;
- 4. Leiding - Leidingstrook;
- 5. Leiding - Riool;
- 6. Leiding - Water;
- 7. Waterstaat - Waterbergend rivierbed;
- 8. Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed.
- c. Voordat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 verleent, wordt bij de volgende bestemmingen en aanduidingen schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap en wordt de Keur van het waterschap in acht genomen:
- 1. Waterstaat – Waterkering;
- 2. overige zone – beekdal.
Artikel 23 Overige Regels
23.1 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie parkeren
Het bestaande aantal parkeerplaatsen dient gehandhaafd te blijven.
23.2 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie parkeren (bij verandering)
Bij:
- een feitelijke gebruiksverandering;
- het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen;
- het verlenen van een omgevingsvergunning voor de in dit plan opgenomen afwijkingen;
- het toepassen van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden,
dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen, in voldoende mate ruimte aanwezig te zijn of aangebracht te worden in, op of onder de bij dat gebouw of terrein behorende gronden of bouwwerken, met dien verstande dat:
- a. daarbij wordt uitgegaan van de parkeernormen zoals aangegeven in het meest recente gemeentelijk parkeerbeleid;
- b. de ruimte voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
- 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.
23.3 Prioriteit van de dubbelbestemmingen
- a. Waar een enkelbestemming uit dit plan samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
- b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
- 1. in de eerste plaats de regels van de bestemmingen 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' en 'Waterstaat - Waterbergend deel rivierbed' en 'Waterstaat- waterbergend rivierbed';
- 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' met de bijbehorende gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk';
- 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2';
- 4. in de vierde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3';
- 5. in de vijfde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 4'.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
24.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
24.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ''Actualisatie Recreatiepark Kasteel Ooijen''.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Actualisatie Recreatiepark Kasteel Ooijen" van de gemeente Horst aan de Maas.
1.1 Aanleiding En Doel
Voor de uitbreiding van recreatiepark Kasteel Ooijen is op 21 november 2018 door de gemeenteraad van de gemeente Horst aan de Maas het bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'' vastgesteld. De uitbreiding van het recreatiepark, met een jachthaven en het aanleggen van een terrassencamping, is onderdeel van de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum. In 2020 is de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum afgerond. Met het oog op de doorontwikkeling van het recreatiepark is na de voltooiing van de gebiedsontwikkeling naar voren gekomen dat nog enkele planologische aanpassingen noodzakelijk zijn. Deze aanpassingen betreffen:
- een bestemmingswijziging van 'Natuur' naar 'Recreatie' en van 'Recreatie' naar 'Natuur' ten behoeve van een grenscorrectie van de steilrand in het oostelijk deel van het recreatiepark;
- het optimaliseren van activiteiten in de jachthaven: (drijvende)verblijfsrecreatie, horeca, een bootschans en het verharden van de landtong ter plaatse van de bestemming 'Natuur';
- het actualiseren van de gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming recreatie, waaronder aanpassing van het begrip 'chalet/lodge', het realiseren van een centrale voorzieningengebouw, het verschuiven van de aanduiding 'horeca' ter plaatse van de jachthaven en verruiming van de maximale bouw- en goothoogte ter plaatse van de bestemmingen 'Recreatie'.
Tevens heeft de eigenaar van recreatiepark 'Kasteel Ooijen', ter plaatse van de Horreweg 4 te Broekhuizenvorst, Hoeve de Hor aangekocht. Hoeve de Hor is in de huidige situatie in gebruik als agrarisch bedrijf. Op dit perceel zijn onder meer een rijhal, schuren en een bedrijfswoning aanwezig. De initiatiefnemer is voornemens om ter plaatse van Hoeve de Hor de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen naar 'Recreatie', zodat Hoeve de Hor onderdeel wordt van het recreatiepark. Binnen de toekomstige recreatiebestemming is de initiatiefnemer voornemens om de bestaande bedrijfswoning om te zetten naar drie bedrijfswoningen (appartementen) met ruimte voor kantoren, werkruimten en opslag. Daarnaast is de initiatiefnemer voornemens om een paardenhal met paardenboxen ten behoeve van het recreatiepark te realiseren.
Om de aanpassingen ten behoeve van het recreatiepark 'Kasteel Ooijen' en de locatie aan de Horreweg 4 juridisch te borgen dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden. De gemeente Horst aan de Maas heeft aangegeven mee te willen werken aan dit voornemen.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en de regels voor de planologische aanpassingen ter plaatse van recreatiepark 'Kasteel Ooijen'.
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 29,7 ha. De gronden zijn in particulier eigendom.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Ter plaatse van beide delen van het plangebied gelden de volgende plannen:
- Bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'', vastgesteld op 21 november 2018 (deels onherroepelijk in werking);
- Inpassingsplan ''Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum'', vastgesteld op 15 maart 2017 (deels onherroepelijk in werking);
- Bestemmingsplan ''Buitengebied Horst'', vastgesteld op 19 december 2017 (deels onherroepelijk in werking).
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende bestemmingsplannen. De ligging van het plangebied is aangegeven. Een gedeelte van het bestemmingsplan ''Buitengebied Horst'' is door het inpassingsplan ''Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum'' weggevallen.
UITSNEDE VIGERENDE BESTEMMINGSPLANNEN
1.3.1 Bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen''
Enkelbestemmingen
Natuur
Voor een deel van het plangebied geldt de bestemming 'Natuur'. De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bos- en natuurgebied;
- het behoud, ontwikkeling en versterking van natuurlijke, cultuurhistorische, landschappelijke waarden;
- water;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- hoogwatervluchtplaatsen;
- dagrecreatief medegebruik;
- voorzieningen van openbaar nut;
- ecologische voorzieningen;
- een aanlegplaats bestaande uit tijdelijke pontons die gedurende maximaal 8 maanden, al of niet aaneengesloten in het jaar, aanwezig mogen zijn en maximaal 4 meerpalen ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
Recreatie - Jachthaven
Voor een deel van het plangebied geldt de bestemming 'Recreatie - Jachthaven'. De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- water;
- een jachthaven, met ligplaatsen en (drijvende)chalets, met dien verstande dat;
- 1. het aantal ligplaatsen in de jachthaven mag niet meer bedragen dan 123;
- 2. het aantal (drijvende)chalets in de jachthaven mag niet meer bedragen dan 30;
- uitsluitend ten dienste van de jachthaven: horeca I en ondergeschikte detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.
- goederenstalling en opslag ten dienste van een jachthaven;
- steigers, ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
- een pleisterplaats;
- nutsvoorzieningen;
- één en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken en voorzieningen voor parkeren, ontsluiting en de waterhuishouding en overeenkomstig de in lid opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
Recreatie - Verblijfsrecreatie 1
Voor een deel van het plangebied geldt de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1'. De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- recreatiebedrijven;
- ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': een kampeerterrein;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - appartementen/pension': recreatie appartementen en een pension;
- maximaal twee bedrijfswoningen;
- ondergeschikte sportterreinen met de bijbehorende voorzieningen;
- horeca, indien deze uitsluitend ten dienste staat van de betreffende recreatieve voorziening;
- aan de hoofdbestemming ondergeschikte detailhandel;
- één en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken en voorzieningen voor parkeren, ontsluiting en de waterhuishouding.
Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
Voor een deel van het plangebied geldt de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2'. De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- recreatiebedrijven;
- ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': uitsluitend een kampeerterrein, met dien verstande dat het maximaal aantal kampeerplaatsen ter plaatse niet meer mag bedragen dan het op de verbeelding opgenomen maximum aantal eenheden, met dien verstande dat het totaal aantal kampeerplaatsen maximaal 190 bedraagt;
- ondergeschikte sportterreinen met de bijbehorende voorzieningen;
- horeca, indien deze uitsluitend ten dienste staat van de betreffende recreatieve voorziening;
- aan de hoofdbestemming ondergeschikte detailhandel;
- één en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken en voorzieningen voor parkeren, ontsluiting en de waterhuishouding.
Dubbelbestemmingen
Waarde - Archeologie 2
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waarde - Archeologie 4
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waterstaat - Waterbergend deel rivierbed
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend deel rivierbed'. De voor 'Waterstaat - Waterbergend deel rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het waterbergend rivierbed. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.
Waterstaat - Waterkering
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:
- de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van de waterkering;
- voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
- wegen voor langzaam verkeer;
- waterhuishoudkundige voorzieningen.
Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.
Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed'. De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en)mede bestemd voor:
- de bescherming en het behoud van het stroomvoerend vermogen van het rivierbed, waaronder het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, van sediment en van ijs en het vergroten van de afvoercapaciteit van de rivier;
- de waterhuishouding.
Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.
Gebiedsaanduidingen
Overige zone - Hoogwatergeul Ooijen
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Hoogwatergeul Ooijen' zijn de gronden mede bestemd als hoogwatergeul. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.
Vrijwaringszone - dijk
Voor een deel van het plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de waterkerende functie van waterkeringen. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.
Conclusie
Ten behoeve van de planologische aanpassingen binnen recreatiepark 'Kasteel Ooijen', is het mogelijk maken van activiteiten in de jachthaven binnen de bestemming en 'Natuur' en 'Recreatie - Jachthaven' en het actualiseren van gebruiksmogelijkheden binnen de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' niet rechtstreeks toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen''.
Binnen de bestemming 'Natuur' is het niet toegestaan om paden en wegen aan te leggen ten dienste van recreatieve functies, een ontsluiting naar de steigers en naar het recreatiepark te realiseren en drijvende recreatiewoningen te realiseren.
Daarnaast is het binnen de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' niet toegestaan om buiten de functieaanduiding 'horeca' drijvende horecavoorziening voor het recreatiepark te realiseren en de bouw- en goothoogte te verruimen.
Verder is het niet toegestaan om binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' de bouw- en goothoogte te verruimen ten behoeve van een centrale voorzieningengebouw voor recreatieve doeleinden en het realiseren van twee torens als entree van het recreatiepark.
Tot slot is het niet toegestaan om binnen de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatie -1' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' het begrip 'chalets/lodges' te verruimen, zodat ook een stenen constructie mogelijk wordt.
1.3.2 Inpassingsplan ''Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum''
Enkelbestemming
Natuur
Voor een deel van het plangebied geldt de bestemming 'Natuur'. De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bos- en natuurgebied;
- het behoud, ontwikkeling en versterking van natuurlijke, cultuurhistorische, landschappelijke waarden;
- water;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- hoogwatervluchtplaatsen;
- dagrecreatief medegebruik 1;
- voorzieningen van openbaar nut;
- ecologische voorzieningen;
met de daarbij behorende: wegen voor langzaam verkeer; ontsluitingswegen en calamiteitenwegen; halfverharde en onverharde wegen; verkeersvoorzieningen; ondergeschikte parkeervoorzieningen; waterstaatkundige werken; steigers; bruggen.
Dubbelbestemmingen
Waarde - Archeologie 2
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 2' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waarde - Archeologie 3
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 3' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waarde - Archeologie 4
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 4' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waarde - Archeologie 5
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 5' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waarde - Archeologie 6
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'. De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 6' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waarde - Archeologie 7
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 7'. De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 7' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waterstaat - Waterkering
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:
- de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van waterkering;
- voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
- wegen voor langzaam verkeer;
- ontsluitingswegen ten behoeve van agrarische percelen en calamiteitenwegen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.
Waterstaat - Waterbergend rivierbed
De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het waterbergend rivierbed.
Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.
Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed'. De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en)mede bestemd voor:
- de bescherming en het behoud van het stroomvoerend vermogen van het rivierbed, waaronder het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, van sediment en van ijs en het vergroten van de afvoercapaciteit van de rivier;
- de waterhuishouding.
Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.
Gebiedsaanduidingen
Vrijwaringszone - dijk
Voor een deel van het plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de waterkerende functie van waterkeringen. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.
Overige zone - bestemmingsplanbevoegdheid
Voor een deel van het plangebied geldt de gebiedsaanduiding overige zone - bestemmingsplanbevoegdheid. Binnen deze zone is de gemeente Horst aan de Maas bevoegd een bestemmingsplanwijziging door te voeren.
Conclusie
Op basis van het provinciaal inpassingsplan is de bestemmingswijziging van 'Natuur' naar 'Recreatie' en van 'Recreatie' naar 'Natuur', ten behoeve van de grenscorrectie van de steilrand aan de oostzijde, niet rechtstreeks mogelijk. De twee steilranden zijn gelegen in het stroomvoerende deel van het winterbed van de Maas en behoren tot het toepassingsgebied van de 'Regeling Ontwikkelingsruimte Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum', waarvoor de Provincie Limburg bevoegd gezag is.
Conform artikel 31.2.2 van het Provinciale Inpassingsplan (PIP) is de gemeente Horst aan de Maas bevoegd om, vanaf één dag na inwerkingtreding, op de gronden met de aanduiding 'overige zone - bestemmingsplanbevoegdheid' een bestemmingsplan vast te stellen mits voldaan wordt aan enkele gestelde voorwaarden. De grenswijziging, waarbij de enkelbestemming 'Natuur' wordt gewijzigd in 'Recreatie' en vice versa behoort, formeel gezien, niet onder deze voorwaarden.
Echter, zo blijkt uit het Provinciaal Blad (9 maart 2023, nr. 2641) bijgevoegd als bijlage 1, is Provincie Limburg voornemens over te gaan tot een verkoop van de gronden aan de initiatiefnemer van dit project. Deze voorgenomen verkoop maakt onderdeel uit van de afhandeling van de reeds gemaakte afspraken volgend uit de overeenkomst d.d. maart 2019. Daarnaast betreft het een correctie van de kadastrale situatie naar aanleiding van de uitvoering van het project 'Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum'. Door de realisatie van het project zijn niet zelfstandig te gebruiken percelen ontstaan. Doordat de gemeente Horst aan de Maas deze grenscorrectie ziet als een ondergeschikte wijziging is de gemeente aan te merken als het bevoegd gezag.
De voorgenomen ontwikkelingen ten behoeve van het adres Horreweg 4 zijn, wanneer rekening wordt gehouden met de geldende dubbelbestemmingen en aanduidingen, niet in strijd met het inpassingsplan ''Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum''.
1.3.3 Bestemmingsplan ''Buitengebied Horst aan de Maas''
Enkelbestemmingen
Agrarisch met waarden
Voor een deel van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden'. De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor:
- agrarisch bedrijfsmatig grondgebruik;
- agrarisch hobbymatig grondgebruik;
- grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde grondgebonden veehouderijen
- wonen in een bedrijfswoning;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veehouderij', tevens geheel of overwegend grondgebonden veehouderijen.
Verkeer
Voor een deel van het plangebied geldt de bestemming 'Verkeer'. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor:
- verkeersdoeleinden, met dien verstande dat:
- 1. daar waar wegen en primaire wateren/hoofdwatergangen elkaar kruisen, de gronden mede zijn bestemd voor de waterhuishouding met bijbehorende voorzieningen;
- 2. daar waar wegen en spoorwegen elkaar kruisen, de gronden mede zijn bestemd voor het railverkeer met de bijbehorende voorzieningen,
- voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen en verkeersregulerende voorzieningen;
- bermen en wegbeplantingen;
- wandel- en/of fietspaden;
- faunapassages.
Water
Voor een deel van het plangebied geldt de bestemming 'Water'. De voor 'Water' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor:
- bescherming, beheer en onderhoud van de betreffende watergang of beek;
- de ontvangst, berging en/of afvoer van water;
- haven;
- extensief recreatief medegebruik.
Wonen
Voor een deel van het plangebied geldt de bestemming 'Wonen'. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor:
- wonen in een woning;
- aan huis verbonden beroepen
- tuinen, erven en terreinen;
- paden, wegen, ontsluitings- en (al dan niet verharde) parkeervoorzieningen.
Dubbelbestemmingen
Waarde - Archeologie 2
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waarde - Archeologie 3
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waarde - Archeologie 4
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waarde - Archeologie 6
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'. De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.2.1.
Waarde - Zone bronsgroene landschapszone
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Zone bronsgroene landschapszone'. De voor 'Waarde - Zone bronsgroene landschapszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en bescherming van de landschappelijke waarden, waarbij de kernkwaliteiten zijn het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 4.2.2.
Waterstaat - Waterbergend rivierbed
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed'. De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het waterbergend rivierbed. Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.
Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed
Voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed'. De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en)mede bestemd voor:
- de bescherming en het behoud van het stroomvoerend vermogen van het rivierbed, waaronder het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, van sediment en van ijs en het vergroten van de afvoercapaciteit van de rivier;
- de waterhuishouding.
Dit aspect wordt nader toegelicht in paragraaf 5.3.
Gebiedsaanduidingen
Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol
Voor een deel van het plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol'. Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water.
Overige zone - rivierdal
Voor een deel van het plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'overige zone - rivierdal'. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - rivierdal' zijn de gronden bestemd voor:
- Kleinschalig landschap met afwisseling van bebouwing en landschapselementen;
- Wisselende afstanden tussen bebouwing aan bochtige wegen;
- Aanzienlijke hoogteverschillen. Reliëfvormen zoals terrasranden zijn zeer waardevol en dienen zichtbaar en bebouwingsvrij te blijven;
- Steilranden;
- Oude akkercomplexen met karakteristieke bolle vorm en openheid;
- Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, met name aan de randen van oude akkercomplexen;
- Zichtlijnen over oude akkercomplexen.
- In de lagere delen ruimte geven aan agrarisch natuurbeheer, water en watergebonden natuur;
- Hoge natuurwaarde met waardevolle gebieden voor weidevogels en plaatselijk voor amfibieën;
- Natuurontwikkeling in en rondom kleiputten (ontgrondingen);
- Bebouwing op de lager gelegen delen binnen dit landschapstype is niet wenselijk in verband met blijvende herkenbaarheid en gelaagdheid van het landschap.
Conclusie
De grenscorrectie van de steilrand aan de oostelijke zijde van het recreatiepark 'Kasteel Ooijen' is op basis van het bestemmingsplan ''Buitengebied Horst aan de Maas'' niet rechtstreeks mogelijk, omdat ter plaatse de bestemming 'Agrarisch met waarden' geldt.
De ontwikkelingen op het adres Horreweg 4 zijn op basis van het bestemmingsplan ''Buitengebied Horst aan de Maas'' niet rechtstreeks mogelijk, omdat zowel het realiseren van drie bedrijfswoningen met ruimte voor kantoren, werkruimten en opslag als ook het realiseren van een paardenhal met paardenboxen niet mogelijk zijn binnen de vigerende bestemmingen. Het vigerende bestemmingsplan kent wel een wijzigingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden wijzigingen van de bestemming naar 'Wonen' in het kader van de splitsing naar 3 reguliere woningen. Hier wordt in navolgende alinea aan getoetst.
Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 3.8.5 van het vigerende bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid die burgemeester en wethouders bevoegdheden geeft tot het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch met waarden' ter plaatse van de Horreweg 4 in de bestemming 'Wonen'. Dit artikel is hierna overgenomen.
''3.8.5 Wijzigen in de bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
- a. deze wijziging niet is toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'Overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' en/of 'overige zone - ontwikkelingsgebied TOV';
- b. de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
- c. er sprake is van een bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) c.q. kan worden gemaakt voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering, dan wel een locatie waar voortzetting van de agrarische bedrijfsvoering ongewenst is in verband met de belasting van het milieu dan wel de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden;
- d. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden behouden blijven;
- e. door middel van een inrichtingsplan is aangetoond dat er sprake is van een kwaliteitsverbetering, waarbij zorg gedragen wordt voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing of landschappelijke compensatie;
- f. overige niet tot de woonfunctie behorende gronden worden bestemd als 'Agrarisch met waarden' zonder bouwvlak;
- g. eventuele aanwezige teeltondersteunende voorzieningen en waterbassins behorende bij het (voormalige) agrarische bedrijf worden verwijderd en de bijbehorende aanduidingen worden verwijderd
- h. wonen uitsluitend is toegestaan in de bestaande bedrijfswoningen, waarbij het bestaande aantal bedrijfswoningen niet mag worden vergroot:
- i. in uitzondering op het voorgaande is splitsing van rijks- of gemeentelijke monumenten, van panden zoals opgenomen in Bijlage 7 Karakteristieke panden, dan wel karakteristieke panden die zijn aangewezen in door het bevoegd gezag vastgesteld cultuurhistorisch beleid, in meerdere woningen toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. het aantal woningen na splitsing niet meer bedraagt dan 3;
- 2. de woningsplitsing noodzakelijk is in verband met het herstel of de verbetering van de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden;
- 3. de bestaande inhoud van de woning c.q. het pand niet wordt vergroot en de uiterlijke kenmerken behouden dienen te blijven;
- 4. indien het een monumentaal of karakteristiek bebouwingscluster betreft woningsplitsing in het hele cluster is toegestaan, met dien verstande dat de karakteristiek van het cluster behouden blijft;
- 5. de woningen na splitsing elk een inhoud te hebben van minimaal 350 m³;
- 6. het bouwperceel per woning maximaal 1.000 m² bedraagt;
- 7. de gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen niet meer bedraagt dan 150 m²;
- 8. de te realiseren extra woning(en) binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma passen;
- 9. het bevoegd gezag de aanhef onder i kan wijzigen door het toevoegen of verwijderen van karakteristieke panden indien het gemeentelijk cultuurhistorisch beleid wordt gewijzigd of herzien.
- j. de wijziging niet mag leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
- k. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden;
- l. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 21 van overeenkomstige toepassing zijn.''
Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.
ad a. | De locatie is niet gesitueerd binnen de aanduidingen 'Overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' en/of 'overige zone - ontwikkelingsgebied TOV'. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde. |
ad b. | De agrarische bedrijfsuitoefening is reeds beëindigd. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde. |
ad c. | Voorliggende locatie is redelijkerwijs niet meer bruikbaar voor een agrarische bedrijfsoefening c.q. niet meer in te richten voor een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering (grootte perceel). Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde. |
ad d. | Middels voorliggend planvoornemen blijven de huidige landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden behouden. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde. |
ad e. | In hoofdstuk 4.3.1 wordt het planvoornemen getoetst aan de 'Structuurvisie Horst aan de Maas'. Hieruit volgt dat voorliggend initiatief voldoet aan een zorgvuldige landschappelijke compensatie. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde. |
ad f. | Dit lid is niet aan de orde. |
ad g. | Dit lid is niet aan de orde. |
ad h. | Voorliggend plan voorziet in de uitbreiding naar 3 woningen. Hiermee wordt niet voldaan aan deze voorwaarde. |
ad i.1 | Voorliggende locatie is, conform bijlage 7 'Karakteristieke panden, dan wel karakteristieke panden die zijn aangewezen in door het bevoegd gezag vastgesteld cultuurhistorisch beleid' aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument. Voorliggend plan voorziet in de splitsing naar 3 woningen, waarmee voldaan wordt aan deze voorwaarde. |
ad i.2 | Voorliggende locatie is, conform bijlage 7 'Karakteristieke panden, dan wel karakteristieke panden die zijn aangewezen in door het bevoegd gezag vastgesteld cultuurhistorisch beleid' aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument. Voorliggend plan zorgt door de splitsing in 3 wooneenheden voor herstel en verbetering van de architectonische en cultuurhistorisch waardevolle waarden. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde. |
ad i.3 | Voorliggende locatie is, conform bijlage 7 'Karakteristieke panden, dan wel karakteristieke panden die zijn aangewezen in door het bevoegd gezag vastgesteld cultuurhistorisch beleid' aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument. Voorliggend planvoornemen zorgt voor een marginale verruimming van het bestaande pand c.q. de woning. Hiermee wordt niet voldaan aan deze voorwaarde. |
ad i.4 | Voorliggende locatie is, conform bijlage 7 'Karakteristieke panden, dan wel karakteristieke panden die zijn aangewezen in door het bevoegd gezag vastgesteld cultuurhistorisch beleid' aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument. Voorliggend planvoornemen voorziet niet in de splitsing van een bebouwingscluster. Dit lid is derhalve niet van toepassing. |
ad i.5 | Voorliggende locatie is, conform bijlage 7 'Karakteristieke panden, dan wel karakteristieke panden die zijn aangewezen in door het bevoegd gezag vastgesteld cultuurhistorisch beleid' aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument. Voorliggend plan voorziet in 3 woningen met een inhoud van minimaal 350 m³. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde. |
ad i.6 | Voorliggende locatie is, conform bijlage 7 'Karakteristieke panden, dan wel karakteristieke panden die zijn aangewezen in door het bevoegd gezag vastgesteld cultuurhistorisch beleid' aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument. Het planvoornemen voorziet in bouwpercelen van maximaal 1.000 m² per woning. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde. |
ad i.7 | Voorliggende locatie is, conform bijlage 7 'Karakteristieke panden, dan wel karakteristieke panden die zijn aangewezen in door het bevoegd gezag vastgesteld cultuurhistorisch beleid' aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument. Voorliggend planvoornemen voorziet in meer dan 150 m² aan vrijstaande bijgebouwen (totaal 450 m²) per woning. Hiermee wordt niet voldaan aan deze voorwaarde. |
ad i.8 | Voorliggende locatie is, conform bijlage 7 'Karakteristieke panden, dan wel karakteristieke panden die zijn aangewezen in door het bevoegd gezag vastgesteld cultuurhistorisch beleid' aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument. Voorliggend planvoornemen betreffen 3 bedrijfswoningen bij het recreatieve bedrijf. Derhalve zijn deze woningen niet opgenomen in het gemeentelijke woningbouwprogramma. Dit lid is derhalve niet van toepassing. |
ad i.9 | Voorliggende locatie is, conform bijlage 7 'Karakteristieke panden, dan wel karakteristieke panden die zijn aangewezen in door het bevoegd gezag vastgesteld cultuurhistorisch beleid' aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument. De gemeente is niet voornemens het beleid te wijzigen, waardoor dit lid niet van toepassing is. |
ad j. | Voorliggend planvoornemen leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing. Dit is nader uiteengezet in hoofdstuk 5. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde. |
ad k. | Voor voorliggend planvoornemen is schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap. Daarnaast is het waterschap, als vooroverlegpartner, direct betrokken bij de planontwikkeling. Hiermee wordt voldaan aan deze voorwaarde. |
ad l. | Voorliggend planvoornemen voorziet, conform het gegeven onder lid h. niet in een wijziging naar de bestemming 'Wonen'. Derhalve zal niet worden voldaan aan de regels opgenomen in artikel 21 van het vigerende bestemmingsplan. Hiermee wordt niet voldaan aan deze voorwaarde. |
Conclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat niet wordt voldaan aan de leden h., i.3, i.7 en l., Derhalve is voorliggend planvoornemen niet mogelijk middels de geboden wijzigingsbevoegdheid.
1.3.4 Conclusie vigerende bestemmingsplannen
De aanpassingen ter plaatse van het recreatiepark 'Kasteel Ooijen' kunnen niet worden gerealiseerd op basis van de geldende bestemmingsplannen ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'', het provinciaal inpassingsplan ''Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum'' en ''Bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas''. Daarnaast zijn de voorgenomen ontwikkelingen op de Horreweg 4 niet rechtstreeks toegestaan op basis van het bestemmingsplan ''Bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas'' en het provinciaal inpassingsplan ''Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum''. Het opstellen van een bestemmingsplan is daarom noodzakelijk.
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
Dit hoofdstuk geeft een omschrijving van de ontstaansgeschiedenis van het plangebied. Tevens is zowel de ruimtelijke als functionele structuur beschreven.
2.1 Geschiedenis
Het 'Recreatiegebied Kasteel Ooijen' is gelegen in het systeem van de Oermaas. Deze heeft gedurende de eeuwen op verschillende plekken door het landschap gestroomd, waardoor een systeem van terrassen is ontstaan. Hieraan dankt dit landschap haar originaliteit. Het rivierdal van de Maas bestaat uit drie verschillende verschijningsvormen. In de eerste plaats de verschillende Maasterrassen met de daar doorheen lopende oude Maasmeanders. Deze zijn vaak nog herkenbaar door hun lagere ligging. De terrasranden zelf zijn op veel plekken nog herkenbaar als steilranden in het landschap. In de tweede plaats is er het typische Maasheggenlandschap dat zich vooral op het laagterras bevindt in Noord-Limburg. Tenslotte ligt er rond Roermond het Maasplassengebied, ontstaan als gevolg van grootschalige grindwinning. Het Roer- en Maasdal hebben een bijzondere betekenis als kerngebied voor allerlei natuurwaarden en als ecologische verbindingszone met onder andere verlandingsvegetaties, bronmilieus, rivierduinen, stroomdalgraslanden en ooibossen.
Het plangebied ligt in het gebied met Maasmeanders en terrassen. Direct ten westen van de camping loopt een oude Maasmeander en aan de overzijde van de Maas zijn de Maasduinen ontstaan door winderosie in de laatste IJstijd. Over het algemeen is het rivierdal half open van karakter en worden de randen van de open gebieden bepaald door groene elementen. Door de grootte en diversiteit van het rivierdal is ook de visueel-ruimtelijke kwaliteit van het rivierdal heel divers.
Het gebied rondom Ooijen is reeds lang in gebruik als agrarisch gebied. Het kasteel Ooijen, nu onderdeel van het recreatiepark, dateert uit de Middeleeuwen, waar het als basis van de heerlijkheid Ooijen was gevestigd. Reeds in 1396 werd voor het eerst van de heerlijkheid Ooijen melding gemaakt (inclusief een bestaande woontoren). Sinds die tijd zijn gebieden ontgonnen en in landbouwkundig gebruik genomen. Zowel graslanden als akkers ontstonden en op de hogere stroomruggen langs de meanders groeiden de kernen en verbindingswegen. In de jaren ’70 van de vorige eeuw werd de camping nabij Kasteel Ooijen ontwikkeld. In de loop van de jaren is de camping gemoderniseerd, zijn voorzieningen bijgeplaatst, is het zwembad aangelegd en is een nieuw receptiegebouw geplaatst.
In de jaren ’90 van de vorige eeuw is het gebied rond de camping gewijzigd. Naar aanleiding van de hoogwaterproblematiek zijn in 1996 noodkaden aangelegd. In 2006 heeft de provincie Limburg opdracht gegeven om een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden voor integrale gebiedsontwikkeling in het gebied Ooijen-Wanssum. De oplossing van de (hoog-)waterproblematiek was hierbij leidend uitgangspunt. De voorkeursstrategie gecombineerd met en verbonden aan andere ruimtelijke ingrepen biedt het meeste perspectief voor de waterveiligheid, de vitaliteit én de leefbaarheid van het gebied. Hieruit is de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum voortgekomen, die in 2020 werd afgerond.
Het recreatiepark blijkt in ontwikkeling. In 2018 is het bestemmingsplan 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' vastgesteld. De uitbreiding van het recreatiepark, met een jachthaven en het aanleggen van een terrassencamping, is onderdeel van de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum.
De locatie aan de Horreweg 4 is thans lange tijd in gebruik. Op de Tranchotkaart (1803-1820) is het plangebied opgedeeld tussen twee erven met bijbehorende gebouwen (zie onderstaande afbeelding). Begin 19e eeuw is deze situatie veranderd. De twee eerder gescheiden erven zijn samengevoegd en de bebouwing van het noordelijk gelegen erf is gesloopt. De boerderij staat tot op heden vermeld als ‘De Hor/ Horsserhof’. De eerste boerderij dateert van voor 1750. In dat jaar werd de naam veranderd van ‘Horsserhof’ naar ‘De Hor’.
TRANCHIOTKAART 1802-1832
Het boerenerf blijft op de topografische kaarten uit 1900 en 1950 gehandhaafd. Voor 1900 is de bebouwing gesloopt en herbouwd. De stal en schuur dateren uit 1926. In 1933 wordt het huidige woonhuis gerealiseerd. De woning en erfstructuren zijn nagenoeg op dezelfde locatie herbouwd. Tot op heden blijft deze bebouwing gehandhaafd. In 2012 zijn er nog kleine bijgebouwen gerealiseerd. De actuele luchtfoto geeft het aanlegproces van de nieuwe jachthaven ten noorden van het plangebied weer.
2.2 Wijdere Omgeving
Om een beeld te krijgen van de omgeving rondom het plangebied is de wijdere omgeving in kaart gebracht, waarna de ligging, de ruimtelijke en functionele structuur van de wijdere omgeving beschreven wordt. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
WIJDERE OMGEVING
Het plangebied is gelegen in Ooijen. Ooijen is een gehucht behorende bij het dorp Broehuizenvorst, dat zich aan de linkeroever van de Maas bevindt. Broehuizenvorst behoort tot de gemeente Horst aan de Maas.
De omgeving van het plangebied is te kenmerken als rivierdal. Het landschap is halfopen en bestaat grotendeels uit landbouwgronden, in de vorm van akkers en grasland, afgewisseld met erfbeplanting, bosschages en wegbegeleidende beplanting. De oude wegen in het gebied, zoals de Ooijenseweg, zijn gelegen op de hogere delen en worden begeleid door laanbeplanting van eiken. De oude Maasmeander is in het landschap herkenbaar door de bosschages op de oude oevers. Recreatiepark Kasteel Ooijen is ingepast in het landschap door een omringende gebiedseigen groenstrook/bosschage. Daarnaast grenst het plangebied aan het rivierbed van de Maas. Het landschap wordt in het noorden gekenmerkt door voormalige Maasbeddingen en rivierduincomplexen, met hier en daar broekbosjes.
2.3 Directe Omgeving
In deze paragraaf wordt de directe omgeving van het plangebied omschreven. Om de directe omgeving van het plangebied inzichtelijk te maken geeft onderstaande afbeelding een ingezoomde situatie weer.
DIRECTE OMGEVING
Recreatiepark Kasteel Ooijen
In de directe omgeving van het plangebied liggen overwegend landbouwgronden in de vorm van akkers en graslanden. Daarnaast grenst het plangebied aan het rivierbed van de Maas. Verder is op korte afstand van het plangebied een voedselfabrikant gelegen, die diepvriesgroenten en -fruit verwerkt. Tot slot zijn in de directe omgeving van het plangebied enkele woningen gesitueerd. Onderstaande luchtfoto's geven de bestaande situatie van 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' weer.
![]() | ![]() |
LUCHTFOTO HUIDIGE SITUATIE TER PLAATSE VAN OOSTELIJK DEEL PLANGEBIED | LUCHTFOTO HUIDIGE SITUATIE NOORDELIJK DEEL LODGES/CHALETS, |
![]() | ![]() |
LUCHTFOTO HUIDIGE SITUATIE KASTEEL OOIJEN EN LODGES/CHALETS | LUCHTFOTO HUIDIGE SITUATIE TER PLAATSE VAN GEPLANDE JACHTHAVEN |
In de huidige situatie is het plangebied reeds gedeeltelijk als camping ingericht. De camping beschikt over een zwembad en een aantal sportfaciliteiten, zoals tennisbanen. Daarnaast kent het plangebied een gevarieerd aanbod aan kampeervoorzieningen. Een deel van de camping bestaat uit kampeerveldjes met centraal een speelgelegenheid, een deel van de camping bestaat uit kampeerplaatsen voor vaste gasten met een (eigen) stacaravan en een deel van de camping is heringericht naar kampeerplaatsen met daarop een chalet/stacaravan.
Daarnaast zijn de werkzaamheden ten behoeve van de uitbreiding van het recreatiepark, die in 2018 middels het bestemmingsplan 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' mogelijk zijn gemaakt, nog in volle gang. Met het bestemmingplan is de uitbreiding van het campingterrein aan de zuidzijde met 90 kampeerplaatsen voor luxe chalets/stacaravan, de aanleg van een jachthaven met 123 boten en 30 drijvende chalets ter plaatse van de hoogwatergeul, de realisatie van 75 kampeerplaatsen op de waterkering (terrassencamping) en een nieuw kampeerterrein met 25 kampeerplaatsen aan de noordwestzijde mogelijk gemaakt. Verder is middels het vigerende bestemmingsplan de weg op de dijk rondom de jachthaven mogelijk gemaakt. De waterkering rond de jachthaven sluit aan op de landtong tussen de jachthaven en de hoogwatergeul en het laagste terras van de terrassencamping. Dit maakt het mogelijk om hier de weg van en naar de jachthaven aan te leggen. Dit wordt een interne ontsluitingsweg die ter hoogte van de bestaande uitgang van Recreatiepark Kasteel Ooijen op de Blitterswijckseweg aansluit.
Een bijzonder element op de camping is het 'Kasteel Ooijen', een Rijksmonument. In het kasteel zijn tien recreatieve appartementen ingericht. Nabij het kasteel zijn bijgebouwen aanwezig, waarin diverse voorzieningen, zoals horeca en een campingwinkel, zijn gevestigd.
Kasteel Ooijen is een Rijksmonument en heeft sinds de 18e eeuw een U-vormige plattegrond met een binnenplaats op het oosten. Om het Kasteel is nog altijd deels een slotgracht aanwezig. In de beschrijving van het Rijksmonument is het volgende opgenomen:
“Er zijn vijf bouwvolumes te onderscheiden: de zaalbouw, de aanbouw, de voorbouw, de toren en de gang. Getuige de schematische weergave van Ooijen op een kaart uit 1778 werd de verschijningsvorm van het kasteel in de achttiende eeuw waarschijnlijk bepaald door twee hoektorens. Verbouwingen in de negentiende eeuw hebben geleid tot een onderlinge verbinding van de kappen. Bij de laatste restauratie is een toren weer afzonderlijk overkapt en als zodanig herkenbaar gemaakt. De bouwmassa van de aan de noordwestzijde van het complex gelegen neerhof dateert vooral uit de negentiende en twintigste eeuw. Tot 1926 stond er een forse vleugel met zadeldak tussen gedrongen topgevels, die getuige de jaartalankers in 1651 was gebouwd.”
Horreweg 4
Direct ten noordwesten van het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' is de locatie aan de Horreweg 4 gesitueerd. Deze locatie ligt ingesloten tussen agrarische percelen en grenst aan de noordoostzijde aan het rivierbed van de Maas.
Hoeve de Hor is één van de hoeves in buurtschap Ooijen. Een in verschillende tijdsperioden gerealiseerde hoeve met verschillende stijlkenmerken. Het geheel is een compositie van gebouwen, waarvan de oorspronkelijke gebouwen in overwegend rode baksteen zijn opgetrokken met een hellend pannendak. Daaromheen staan grotere agrarische gebouwen van een later datum met een lagere dakhelling en plaatgevels. Het geheel vormt het boerenerf.
Hoeve de Hor is in verschillende tijdsperioden gerealiseerd tot wat het nu is. In het boenderboek van Ooijen uit 1756 staat het al uitvoerig vermeld, waarbij eerst de naam Horsserhof voor deze boerderij werd gebruikt en rond 1750 De Hor. Op onderstaande kaart uit 1821 staat het met een pijl aangegeven. Het gebouw heeft een andere vorm dan tegenwoordig. De huidige boerderij is in de jaren 30 van de vorige eeuw gerealiseerd op de opgehoogde oude resten. Het is geen traditionele carréboerderij. In de jaren 40 - 50 zijn de losstaande gebouwen met elkaar verbonden. De ophoging was vooral ingegeven door de bescherming tegen hoogwater van de Maas. In de jaren 60 is de Franse kap toegevoegd aan de huidige boerderij.
KAART UIT 1821
In de huidige situatie is het plangebied ingericht als agrarisch perceel met een bedrijfswoning en enkele agrarische stallen en schuren voor agrarische doeleinden. Binnen het plangebied is enigszins groen aanwezig in de vorm van bomen en grasvelden en er is geen oppervlaktewater aanwezig. De planlocatie wordt in de bestaande situatie ontsloten op de Horreweg. Dit betreft een erftoegangsweg en is doodlopend. Onderstaande luchtfoto geeft de bestaande situatie van de Horreweg 4 weer.
LUCHTFOTO HUIDIGE SITUATIE HORREWEG 4
Hoofdstuk 3 Plan
In dit hoofdstuk is de beschrijving van de voorgenomen ontwikkelingen opgenomen. Binnen dit hoofdstuk is het plangebied opgesplitst in twee deelgebieden 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' en de 'Horreweg 4'.
3.1 Bebouwing En Functies
3.1.1 Recreatiepark Kasteel Ooijen
In 2018 is ten behoeve van de uitbreiding van het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen', waaronder het aanleggen van de jachthaven en de terrassencamping, het bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'' vastgesteld. Met het oog op de doorontwikkeling van het recreatiepark dienen nog enkele planologisch aanpassingen doorgevoerd te worden. De voorgenomen planologische aanpassingen worden hieronder puntsgewijs omschreven.
3.1.2 Horreweg 4
Zoals in hoofdstuk 1 geïntroduceerd heeft de eigenaar van recreatiepark 'Kasteel Ooijen', ter plaatse van de Horreweg 4 te Broehuizenvorst, Hoeve de Hor aangekocht. Hoeve de Hor is in de huidige situatie in gebruik als agrarisch bedrijf. De initiatiefnemer is voornemens om de agrarische bestemming te wijzigen naar een recreatieve bestemming, zodat deze locatie onderdeel wordt van 'Recreatiepark Kasteel Ooijen'. De voorgenomen planologische aanpassingen worden hieronder puntsgewijs omschreven.
3.1.3 Grondverkoop Blitterwijckseweg 4
Conform het vigerende bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'' geldt ter plaatse van het perceel 1103 gedeeltelijk de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2'. Echter worden deze gronden feitelijk gebruikt door de bewoners van het adres Blitterwijckseweg 4. Derhalve heeft de initiatiefnemer deze gronden (de reststrook behorende bij het perceel 1103 met de recreatieve bestemming), vooruitlopend op deze bestemmingsplanherziening, verkocht aan deze bewoners.
Derhalve wordt in dit bestemmingsplan de planologische verankering van de woonbestemming op dit perceel juridisch planologisch geborgd. Dit betekent dat de reststrook van dit perceel eveneens, overeenkomstig het overige perceelsdeel, bestemd zal worden tot 'Wonen'. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de nieuwe verbeelding, waarop deze wijziging is weergegeven.
UITSNEDE NIEUWE VERBEELDING TER PLAATSE VAN DE WOONBESTEMMING
Middels deze wijziging zal, in de regels behorende bij dit bestemmingsplan, de regeling voor 'Wonen' (artikel 9) worden opgenomen. Alle van toepassing zijnde subartikelen zijn hierbij eveneens overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan ''Buitengebied Horst'' (om een discrepantie tussen de 'huidige' en de 'nieuwe' woonbestemming te vermijden). Hierbij dient expliciet vermeld te worden dat deze subregelingen enkel van toepassing zijn binnen de bestemming 'Wonen'.
3.2 Verkeer En Parkeren
De voorgenomen planologische aanpassingen leiden, gezien het feit dat onderhavig planvoornemen niet leidt tot meer accommodaties dan wel voorzieningen voor niet-gasten, niet tot een toename van bezoekers ten behoeve van het bestaande recreatiepark. Hierdoor blijft de verkeersgeneratie en parkeersituatie, zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'' onveranderd.
Ter plaatse van de Horreweg 4 bestaat het voornemen de bestaande agrarische bestemming om te zetten in een recreatieve bestemming en daarna de bestaande bedrijfswoning te verbouwen tot drie bedrijfswoningen (appartementen), ruimte te creëren voor kantoren en opslag en het realiseren van een paardenhal met paardenboxen. Met het toevoegen van een recreatiebestemming op deze locatie zal deze locatie onderdeel gaan uitmaken van het Recreatiepark 'Kasteel Ooijen'. Deze ontwikkelingen leiden, met uitzondering van de realisatie van een paardenhal met paardenboxen, tot een verkeersgeneratie en een parkeervraag. In de navolgende paragrafen wordt hier nader op ingegaan.
3.2.1 Verkeersgeneratie
De realisatie van onderhavig planvoornemen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De publicatie "Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'' van het CROW bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie en benodigde parkeerplaatsen van diverse functies. De gemeente Horst aan de Maas wordt als 'weinig stedelijk' aangeduid, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Horst aan de Maas tot het buitengebied behoort.
Oorspronkelijke situatie
In de oorspronkelijke situatie was er sprake van een agrarische bestemming. De verkeersaantrekkende werking is normaliter te bepalen aan de hand van de bedrijfswerkzaamheden. Voor een agrarische bedrijfsvoering zijn echter geen cijfers bekend. Het aantal verkeersbewegingen in de oorspronkelijke situatie is dan ook berekend op basis van een schatting. Gemiddeld kwamen er 6 vrachtwagens per week voor het transporteren van voer, dieren en mest. Dit leidde tot gemiddeld 12 verkeersbewegingen per week. Daarnaast kwamen er verschillende bezoekers (gemiddeld 4 per week) op locatie (dierenartsen, controleurs, etc.) die leidden tot een gemiddelde van 8 verkeersbewegingen per week. Ten slotte was de bedrijfswoning in gebruik ten behoeve van de agrarische bestemming. Deze woning (koop, vrijstaand) leidt tot gemiddeld 8,2 verkeersbewegingen per dag.
In totaal was er dus sprake van 77,4 verkeersbewegingen per week, ofwel 11 verkeersbewegingen per dag.
Nieuwe situatie
In de nieuwe situatie worden 3 bedrijfswoningen (inclusief zeven ondergeschikte verblijfsruimten voor de recreatieve bestemming) met kantoor- en opslagruimte gerealiseerd. Om de verkeersaantrekkende werking van voorliggend initiatief te bepalen, worden de bedrijfswoningen als 'koop, appartement, duur' aangeduid. De kantoorruimte wordt als 'kantoor (zonder baliefunctie)' aangeduid. De bedrijfsloods wordt als 'bedrijf arbeidsextensief / bezoekersextensief' aangeduid. De verkeersgeneratie van de 3 verblijfseenheden kunnen als onderdeel van het thans aanwezige recreatiebedrijf worden beschouwd, daar dit verblijfseenheden zijn voor de werknemers van het recreatiebedrijf. De onderstaande tabel betreft de berekening van de verkeersaantrekkende werking voor motorvoertuigen in de nieuwe situatie.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal | |
koop, appartement, duur | 7,4 per woning | 3 woningen | 22,2 | |
kantoor (zonder baliefunctie) | 8,7 per 100 m2 bvo | 500 m2 | 43,5 | |
bedrijf arbeidsextensief / bezoekersextensief | 4,8 per 100 m2 bvo | 1.360 m2 | 65,3 | |
Totaal | 131,0 |
Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie, conform de CROW-publicatie, gemiddeld zorgt voor 131 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
Deze motorvoertuigbewegingen worden functioneel opgesplitst, waarbij enkel de motorvoertuigbewegingen afkomstig van de bedrijfswoningen via de Horreweg worden afgewikkeld. Dit leidt functioneel tot circa 22 motorvoertuigbewegingen per etmaal die dienen te worden afgewikkeld door de Horreweg en omliggende wegen. De overige motorvoertuigbewegingen (circa 109), volgen de route via de jachthaven en komen aan de noordkant van het perceel op het perceel.
Conclusie
De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, (22 - 11 =) 11 verkeersbewegingen per etmaal. De capaciteit van de Horreweg en omliggende wegen wordt als voldoende geacht om de extra motorvoertuigbewegingen, ten behoeve van de bedrijfswoningen, te kunnen verwerken. Daarnaast biedt de ontsluitingsroute via de jachthaven voldoende capaciteit om de overige extra motorvoertuigbewegingen (109) af te wikkelen.
3.2.2 Parkeren
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Horst aan de Maas heeft een eigen parkeernota vastgesteld: 'Nota Parkeernormen Horst aan de Maas'.
Om het benodigd aantal parkeerplaatsen van voorliggend initiatief te bepalen, worden de bedrijfswoningen als 'woonhuis' aangeduid. De kantoorruimte wordt als 'kantoor (zonder baliefunctie)' aangeduid. De bedrijfsloods wordt als 'bedrijf arbeidsextensief / bezoekersextensief' aangeduid. De parkeervraag van de 3 verblijfseenheden kan als onderdeel van het thans aanwezige recreatiebedrijf worden beschouwd, daar dit verblijfseenheden zijn voor de werknemers van het recreatiebedrijf. De onderstaande tabel betreft de berekening van de verkeersaantrekkende werking voor motorvoertuigen in de huidige situatie.
Onderdeel | Parkeervraag | Aantal | Totaal | |
woonhuis | 2 per woning | 3 woningen | 6,0 | |
kantoor (zonder baliefunctie) | 2,6 per 100 m2 bvo | 500 m2 | 13,0 | |
bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief | 1,1 per 100 m2 bvo | 1.360 m2 | 15,0 | |
Totaal | 34,0 |
Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de toekomstige parkeerbehoefte, conform de 'Nota Parkeernormen Horst aan de Maas', minimaal 34 parkeerplaatsen bedraagt. Er is voldoende ruimte om deze parkeerplaatsen mogelijk te maken. Op onderstaande afbeelding is indicatief aangegeven waar deze mogelijkheden zich bevinden. Bij een nadere uitwerking van het terrein wordt de definitieve situering bepaald. Conform onderstaande afbeelding is in het stallingsgebouw ten minste ruimte voor 10 personenauto's en op het terrein voor ten minste 40 parkeerplaatsen.
INDICATIEVE INVULLING NOODZAKELIJKE PARKEERPLAATSEN
Conclusie
De 34 benodigde parkeerplaatsen kunnen allemaal binnen het plangebied gerealiseerd worden. Hiermee wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernota 'Nota Parkeernormen Horst aan de Maas'.
3.2.3 Ontsluiting
Onderhavig plangebied, beide locaties, zal in de nieuwe situatie gebruik blijven maken van de thans bestaande ontsluitingen. Er worden geen nieuwe ontsluitingen toegevoegd. Daarnaast zal de ontsluiting aan de Horreweg enkel gebruikt worden door de bewoners van de bedrijfswoningen. Alle andere functies zijn toegankelijk via de route voerende langs de jachthaven. Dit zal niet leiden tot verkeerskundige problemen.
3.3 Groen En Water
Middels het vigerende bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'' is het recreatiepark reeds voorzien van groen in de vorm van grasvelden, beplanting en bomen. Met de voorgenomen planologische aanpassingen wordt niet voorzien in de aanleg van extra groen. Daarnaast is dit gedeelte van het plangebied integraal opgenomen in het landschapsplan behorende bij de gebiedsontwikkeling 'Ooijen-Wanssum' (https://www.ooijen-wanssum.nl/).
Binnen het plangebied wordt de oorspronkelijke gracht gedeeltelijk teruggebracht (in de vorm van een wadi). Net als in de bestaande situatie grenst het plangebied aan het rivierbed van de Maas. Desondanks wordt het rivierbed op basis van voorliggend plan niet negatief wordt beïnvloed.
Ter plaatse van de Horreweg 4 is groen voorzien in de vorm van een in te richten tuin behorende bij de drie bedrijfswoningen. Daarnaast wordt rondom de opslagloodsen en de paardenhal met paardenboxen voorzien in groenstroken in de vorm van een grasveld, bomen en beplanting. Binnen dit gedeelte van het plangebied wordt niet voorzien in de aanleg van oppervlaktewater. Net als in de bestaande situatie grenst het plangebied in de noordoostzijde aan het rivierbed van de Maas. Hier zal geen bebouwing gerealiseerd worden, waardoor het rivierbed op basis van voorliggend plan niet negatief wordt beïnvloed.
Naast de inrichting van de tuin dient deze locatie (Horreweg 4) in het kader van het provinciale beleid landschappelijk te worden ingepast, op basis van een uitgevoerde landschappelijke analyse (bijgevoegd als bijlage 4). Derhalve is voor deze locatie een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, welke juridisch geborgd is in de planregels behorende bij dit bestemmingsplan. Dit landschappelijke inpassingsplan is bijgevoegd als bijlage 5. Hierop is ook de noodzakelijke haag, in verband met hypothetische spuitzones, opgenomen.
3.4 Duurzame En Gezonde Leefomgeving
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
3.4.1 Energietransitie
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Het plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
- het faciliteitengebouw, het entreegebouw en de vakantiewoningen worden 'aardgasvrij' gebouwd;
- de oriëntatie van de bedrijfswoningen, faciliteitengebouw en vakantiewoningen zijn geoptimaliseerd voor zonne-energie (zongericht verkavelen);
- er wordt gebruikt gemaakt van aardwarmte, warmte-koude opslag, lucht warmte-koude opslag, of andere vormen van duurzame energie;
- de gebouwen worden volgens het BENG-principe gebouwd;
- de initiatiefnemer onderzoekt verschillende innovatie ontwikkelingen.
3.4.2 Klimaatbestendigheid
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Het plan voorziet hier op de volgende wijze in:
- waterberging op eigen terrein;
- zo min mogelijk verharding / halfverharding;
- aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
- groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress.
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
- nationaal niveau;
- provinciaal niveau;
- gemeentelijk niveau.
4.1 Nationaal Niveau
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.
De NOVI is op 11 september 2020 ondertekend en inmiddels in werking treden. De NOVI is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
- 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
- 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
- 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
- 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
- 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
- 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
- 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
- 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
- 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
- 10. Beperken van klimaatverandering;
- 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur;
- 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
- 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie;
- 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
- 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoendebeschikbaarheid van zoetwater;
- 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
- 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
- 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
- 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
- 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
- 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.
Analyse
Voorliggend initiatief omvat ter plaatse van het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' enkele planologische aanpassingen aan het vigerende bestemmingsplan om het park toekomstbestendig en duurzamer te ontwikkelen. Daarnaast gaat de locatie aan de Horreweg 4 onderdeel uitmaken van het recreatiepark. Op deze locatie wordt voorzien in de recreatieve herontwikkeling van de 'Hoeve' middels het mogelijk maken van drie bedrijfswoningen (appartementen), kantoorruimten, werkruimten, opslagmogelijkheden en een paardenhal met paardenboxen.
Met deze algehele ontwikkeling worden kwaliteit en bereikbaarheid onder meer als uitgangspunten genomen, waardoor een goede leefomgevingskwaliteit gerealiseerd kan worden. Daarnaast wordt met voorliggend initiatief rekening gehouden met het veranderende klimaat en wordt middels diverse maatregelen ervoor gezorgd dat er sprake is van een klimaatbestendige ontwikkeling. Op deze manier draagt het planvoornemen bij aan de nationale doelstelling om de gebouwde omgeving in 2050 CO2-arm, klimaatbestendig en natuurinclusief te maken. Bovendien blijkt uit diverse uitgevoerde onderzoeken ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling, dat deze ontwikkeling geen negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid heeft. Hiermee wordt een gezonde en veilige fysieke leefomgeving gewaarborgd.
Conclusie
Het planvoornemen geeft invulling aan het beleid, zoals omschreven in de Nationale Omgevingsvisie.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro, ook wel Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte genoemd, is op 30 december 2011 voor een groot deel in werking getreden en bevat regels ter bescherming van de nationale belangen. Het Barro bevat regels voor de borging van veertien nationale belangen. Het gaat hierbij om de volgende belangen:`
- 1. Rijksvaarwegen;
- 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- 3. Kustfundament;
- 4. Grote rivieren;
- 5. Waddenzee en waddengebied;
- 6. Defensie;
- 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- 8. Elektriciteitsvoorziening;
- 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
- 10. Ecologische hoofdstructuur;
- 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
- 14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
Analyse
In het Barro worden regels gesteld aan ruimtelijke plannen in het rivierbed van de Grote rivieren. Het rivierbed is begrensd in artikel 3.1 van de Waterwet. Binnen het rivierbed wordt onderscheid gemaakt in het stroomvoerend deel van het rivierbed en het overige deel van het rivierbed.
Het plangebied is voor een aanzienlijk deel gelegen binnen het stroomvoerend rivierbed van de Maas. In artikelen 2.4.3 t/m 2.4.7 worden in het Barro regels gesteld aan het bestemmingsplan en inpassingsplannen. Niet-riviergebonden activiteiten (zoals het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen') mogen bijvoorbeeld alleen worden gerealiseerd indien dit per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert. De Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum is een integraal project met het doel de hoogwaterveiligheid te garanderen. De aanleg van de hoogwatergeul bij Ooijen, ten noorden van het recreatiepark en de hoeve, is bedoeld om de rivier meer ruimte te geven. Dit maakt het echter tevens mogelijk om de plannen van Recreatiepark Kasteel Ooijen te realiseren. In dat kader had het Recreatiepark Kasteel Ooijen zijn plannen eveneens aangemeld bij het 'Initiatievenloket van het Projectbureau GOW (2013)'. Er is hierdoor sprake van een win-win-situatie.
Conclusie
Het plan past binnen de kaders uit het Barro.
4.1.3 Beleidslijn Grote Rivieren (2024)
De 'Beleidslijn Grote Rivieren' (de opvolger van de beleidslijn ruimte voor de rivier) is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
De Beleidslijn grote rivieren heeft als doelstelling:
- De beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden.
- Ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging van het rivierbed nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.
Analyse
De gronden ter hoogte van het plangebied worden in de beleidslijn Grote Rivieren, met uitzondering van de jachthaven, niet aangeduid als 'stroomvoerend regime' en als 'bergend regime' (jachthaven is gesitueerd in het stroomvoerende regime). De navolgende afbeelding brengt dit in kaart.
UITSNEDE BELEIDSLIJN GROTE RIVIEREN
Voorliggend initiatief is gelegen in het heringericht gebied van de integrale 'Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum'. Met de 'Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum' worden, ten aanzien van duurzame waterstandsdaling, de volgende vier subdoelen nagestreefd:
- 1. Leveren van een bijdrage aan de (Maaswerken) hoogwaterdoelstelling van 1:250 (in 2015);
- 2. Oplossen huidig en toekomstig (sluitstukkaden) rivierkundig knelpunt;
- 3. Realisatie van de IVM-doelstelling voor het gebied Ooijen-Wanssum (oude Maasarm);
- 4. Realiseren van oeverruimte ten behoeve van extra ontwikkelingsruimte.
Het doel van de 'Gebiedsontwikkeling Ooijen Wanssum' is onder andere het creëren van rivierkundige 'overruimte' om gewenste economische initiatieven mogelijk te maken. Het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' maakt gebruik van deze overruimte.
Voor de uitbreiding van het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen', zoals vastgesteld in het bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'' (NL.IMRO.1507.BVRPKASTEELOOIJEN-BPV2), zijn rivierkundige berekeningen uitgevoerd ten behoeve van de aanleg van een jachthaven en de uitbreiding van het recreatiepark aan de zuidzijde. Deze berekeningen wijzen erop dat de ontwikkelingen uit het reeds vastgestelde bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'' geen negatieve invloed hebben op het stroomvoerend en waterbergend regime van de Maas en dat er geen effecten op de afvoercapaciteit of de verhoging van de waterstanden te verwachten zijn. Tevens is ontwikkeling uit het reeds vastgestelde bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'' door Rijkswaterstaat beoordeeld en voldoet de ontwikkeling uit het reeds vastgestelde bestemmingsplan aan de door Rijkswaterstaat opgestelde eisen.
Ter plaatse van de voorgenomen planologische aanpassingen zijn de gronden, met uitzondering van de jachthaven, niet langer als 'stroomvoerend regime' en als 'bergend regime' aangeduid. Middels het reeds vastgestelde bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'' (NL.IMRO.1507.BVRPKASTEELOOIJEN-BPV2) is aangetoond dat de aanleg van de jachthaven geen negatieve invloed heeft op het stroomvoerend regime van de Maas en dat er geen effecten op de afvoercapaciteit of de verhoging van de waterstanden te verwachten zijn. De relatief geringe planologische aanpassingen, die onderdeel uitmaken van dit planvoornemen, zorgen eveneens niet voor een negatieve invloed op het stroomvoerende en waterbergende regime van de Maas en leiden niet tot negatieve effecten op de afvoercapaciteit of tot een verhoging van de waterstanden.
De gronden ter plaatse van de Horreweg 4 zijn niet als 'stroomvoerend regime' en/of als 'bergend regime' aangeduid. Op deze locatie wordt voorzien in de recreatieve herontwikkeling van de 'Hoeve' middels het mogelijk maken van drie bedrijfswoningen (appartementen), kantoorruimten, werkruimten, opslagmogelijkheden en een paardenhal met paardenboxen. In de bestaande situatie is rondom de bebouwing overwegend verharding aanwezig. In de toekomstige situatie is het plangebied voorzien van meer groen. Enerzijds leidt voorliggend initiatief tot een relatief geringe toename van het verhard oppervlak. Anderzijds wordt in de toekomstige situatie meer groen dan in de bestaande toestand toegevoegd, waardoor er slechts sprake zal zijn van een gering afname van het bergend vermogen.
Bovendien vormt voorliggend plan geen feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit en is zo veel mogelijk uitgegaan van situering van de nieuwe bebouwing op basis van de bestaande bebouwing. Hiermee blijft het veilig functionele van het waterstaatswerk gewaarborgd. Hiermee past het plan binnen de kaders die Rijkswaterstaat stelt.
Conclusie
Onderhavig planvoornemen voldoet aan de eisen uit de 'Beleidslijn Grote Rivieren'.
4.1.4 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Analyse
Het planvoornemen ter plaatse van het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' voorziet niet in een verruiming van de bestaande mogelijkheden. Hierbij is er geen sprake van de toevoeging van vestigingsmogelijkheden voor voorzieningen voor vrijetijdseconomie aan de bestaande voorraad vrijetijdseconomie als ook aan de bestaande planvoorraad. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Daarnaast geldt dat ter plaatse van de Horreweg 4 maximaal drie bedrijfswoningen (inclusief 7 ondergeschikte verblijfsruimten voor de recreatie bestemming) worden gerealiseerd (toename van 10). Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is voor dit plan niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
4.2 Provinciaal Niveau
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
- Omgevingsvisie Limburg;
- Omgevingsverordening Limburg 2014;
- Ontwerp Omgevingsverordening Limburg 2021;
- Provinciaal waterprogramma 2022-2027.
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
4.2.1 Omgevingsvisie Limburg
Op 1 oktober 2021 is door de Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie Limburg 2021 vastgesteld en is in werking getreden. Hiermee komt de Omgevingsvisie POL2014 te vervallen.
In de visie geeft de provincie aan hoe ze wil inspelen op de belangrijkste hoofdopgaven voor de komende jaren:
- Het realiseren van een aantrekkelijke, sociale gezonde en veilige leefomgeving in zowel stedelijk/bebouwd gebied als het landelijk gebied;
- Een toekomstbestendige innovatieve en duurzame economie en landbouwtransitie;
- Klimaatadaptatie en energietransitie.
Daarbij hanteert de provincie een aantal Limburgse principes:
- Streven naar een inclusieve gezonde en veilige samenleving die uitnodigt tot ontmoeten, recreëren en maatschappelijke betrokkenheid;
- De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal. Een gebiedsgerichte aanpak is de basis voor samenwerking met andere partijen en initiatiefnemers en er is dus ruimte voor maatwerk;
- Meer stad, meer land. Variatie in gebieden moet gekoesterd worden. Stedelijke functies worden geconcentreerd in compacte steden en landelijke gebieden worden als tegenhanger van de drukke stedelijke gebieden ontwikkeld;
- Zorgvuldig omgaan met de ruimte en voorraden, zowel onder- als bovengronds. Inzetten op sociaaleconomische ontwikkeling zonder vraagstukken af te wentelen naar volgende generaties (voorzorgsbeginsel).
Vrijetijdseconomie
Op basis van deze principes zijn vervolgens een aantal provinciale belangen gedefinieerd, waaronder ook voor vrijetijdseconomie en verblijfsrecreatie. De vrijetijdseconomie vormt een belangrijke economische pijler in Limburg. Het buitengebied biedt kansen voor een breed scala aan vormen van landbouw maar ook voor andere functies waaronder vrijetijdseconomie. Voor een florerende vrijetijdseconomie zijn de kwaliteit van landschap en natuur, aantrekkelijke steden en een goede bereikbaarheid van belang. Een stabiele balans is nodig:
- tussen beleving en bescherming van landschap en natuur;
- tussen belangen van toeristen, recreanten en inwoners;
- tussen uiteenlopende wensen van verschillende groepen recreanten;
- tussen de verschillende groepen in het landelijk gebied die gebruik maken van dezelfde infrastructuur.
De vrijetijdssector is een belangrijke sociaal-economische motor in Noord-Limburg (met zowel dagrecreatie als verblijfsvoorzieningen). De regio heeft een afwisselend landschap en is met grotere steden in zijn nabijheid (zowel in Nederland als in Duitsland) een goede uitvalsbasis. Hierbij moet in ieder geval aandacht besteed worden aan het in stand houden en waar mogelijk vergroten van de belevingswaarde van het landschap als trekpleister bij claims die vanuit de diverse sectoren op de beschikbare ruimte worden gelegd. Daarnaast is het van belang dat er aandacht is voor het betere vermarkten van de landschappelijke en culturele kwaliteit van de regio als een onderscheidend product.
In het landelijk gebied buiten de plattelandskernen en bebouwingsclusters zijn alleen initiatieven voor vrijetijdseconomie mogelijk die daar functioneel aan gebonden zijn, zoals een kampeerterrein en een dagstrand.
Groenblauwe mantel
Het Maasdal, de beekdalen en steilere hellingen - voorheen de bronsgroene landschapszone en zilvergroene natuurzone - vormen samen de circa 36.000 hectaren grote groenblauwe mantel binnen de landelijke gebieden van Limburg. De gebieden liggen als een soort mantel tussen en om het Natuurnetwerk Limburg. Het zijn gebieden waar we goede combinatiemogelijkheden zien voor duurzame vormen van (kringloop) land- en tuinbouw en andere economische functies, vooral door hergebruik van reeds aanwezige monumentale en beeldbepalende gebouwen.
De focus ligt hier op het versterken van het klimaatadaptieve karakter met meer ruimte voor de beken en Maas, de biodiversiteit en kernkwaliteiten van het landschap.
Op veel plekken zijn in de rivier- en beekdalen in de loop der tijd steden en dorpen tot ontwikkeling gekomen. Die bebouwde gebieden maken geen deel uit van de groen- blauwe mantel, maar staan er wel mee in verband.
Grondwaterlichaam: zandmaas
De grondwaterlichamen worden goed beschermd en gereserveerd voor de drinkwatervoorziening. De beekdalen hebben een klimaatadaptieve functie. Zij zijn ingericht op het voorkomen en opvangen van wateroverlast in perioden van hoge neerslag. Maar ze zijn ook ingericht als waterreservoir in het kader van het verminderen van watertekorten in periode van droogte. Er is meer ruimte voor water, klimaatbossen, natuurgerichte vormen van landbouw en vrijetijdseconomie.
Analyse
Voorliggend initiatief omvat ter plaatse van het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' enkele planologische aanpassingen aan het vigerende bestemmingsplan om het park toekomstbestendig en duurzamer te ontwikkelen. Daarnaast gaat de locatie aan de Horreweg 4 onderdeel uitmaken van het recreatiepark. Op deze locatie wordt voorzien in de recreatieve herontwikkeling van de 'Hoeve' middels het mogelijk maken van drie bedrijfswoningen (appartementen), kantoorruimten, werkruimten, opslagmogelijkheden en een paardenhal met paardenboxen.
Met de doorontwikkeling van het recreatiepark wordt de sociaal-economische motor van de vrijetijdseconomie in Noord-Limburg voorzien van een boost. Met de planologische aanpassingen aan het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' en de herontwikkeling van de Horreweg 4, wordt zorg gedragen om te kunnen voorzien in de belangen en behoeften van de recreanten, toeristen en inwoners. Middels deze ontwikkeling wordt aan de uiteenlopende wensen van verschillende soorten recreanten tegemoet gekomen. Dit zorgt voor het aantrekken en vasthouden van nieuwe doelgroepen. Verder blijkt uit diverse uitgevoerde onderzoeken ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling, dat deze ontwikkeling geen negatieve omgevingseffecten op de omgeving heeft, doordat rekening is gehouden met de belangen de natuur en het landschap.
Het plangebied is aangemerkt als 'Grondwaterlichaam: zandmaas'. Desondanks zijn geen effecten op de afvoercapaciteit of de verhoging van de waterstanden te verwachten. Met de doorontwikkeling van 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' wordt aan de provinciale belangen voldaan.
Conclusie
Het plan voldoet aan het beleid zoals opgenomen in de 'Omgevingsvisie Limburg'.
4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
Op 16 januari 2015 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
Deze Omgevingsverordening is op 22 november 2019 geconsolideerd tot de 'Geconsolideerde versie Omgevingsverordening Limburg 2014'. Bij het in werking treden van de Omgevingswet zal de Omgevingsverordening Limburg 2014 komen te vervallen en zal worden vervangen door de Omgevingsverordening 2021.
Het hoofdstuk Ruimte (hoofdstuk 2) is gericht op doorwerking van het ruimtelijke beleid van de POL2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Goudgroene natuurzone
In artikel 2.6.2 ten aanzien van bescherming van goudgroene natuurzone geldt dat een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied dat deel uitmaakt van de Goudgroene natuurzone, geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maakt die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten.
Dit verbod is niet van toepassing voor activiteiten van groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. Wel is er de plicht tot compensatie van verlies aan omgevingswaarden. Bij samenhangende ontwikkelingen kan een saldobenadering worden gehanteerd. Voorwaarde is dat een gecombineerde uitvoering van activiteiten tot een verbetering van de wezenlijke waarden en kenmerken en samenhang van de goudgroene natuurzone leidt. Dit moet duurzaam planologisch worden geborgd. Ook voor kleinschalige ingrepen in de goudgroene natuurzone wordt een uitzondering gemaakt.
Bronsgroene Landschapszone
In paragraaf 2.7 van de Omgevingsverordening 2014 worden regels gesteld aan ruimtelijke plannen die zijn gelegen in de bronsgroene Landschapszone. De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de bronsgroene landschapszone, bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. De kernkwaliteiten in de bronsgroene landschapszone zijn het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf.
Analyse
Onderhavig planvoornemen is gelegen in het buitengebied en behoort daarmee grotendeels tot de 'Bronsgroene landschapszone'. Daarnaast is het plangebied gedeeltelijk gelegen binnen de 'Goudgroene natuurzone' (enkel ter plaatse van de toegang tot de jachthaven).
Middels voorliggend plan wordt voldaan aan de uitgangspunten gesteld ten aanzien van ontwikkelingen in de 'Goudgroene natuurzone'. Middels voorliggend plan worden geen nieuwe activiteiten toegestaan in de goudgroene natuurzone (enkel in de bronsgroene natuurzone ter plaatse van de jachthaven). Hiermee worden de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied niet aangetast.
Met voorliggend initiatief wordt voldaan aan de uitgangspunten gesteld ten aanzien van ontwikkelingen in de 'Bronsgroene landschapszone'. Dit is tot uiting gekomen in de gebiedsontwikkeling 'Ooijen - Wanssum'. In dit integrale project, noodzakelijk bij de bescherming tegen hoogwater, zijn de kansen voor natuurontwikkeling in samenhang met de bevordering van recreatie toegepast en ontwikkeld. Hierdoor is naast behoudt van de landschappelijke kwaliteiten ook ruimte geboden voor veiligheid, natuurontwikkeling en recreatie.
Conclusie
Het plan voldoet aan de uitgangspunten van de provinciale 'Omgevingsverordening Limburg 2014'.
4.2.3 Ontwerp Omgevingsverordening Limburg 2021
Op 25 mei 2021 is de Ontwerp Omgevingsverordening Limburg 2021 vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn de ambities die geschetst zijn in de Omgevingsvisie Limburg 2021 juridisch verankerd. Bij het in werking treden van de Omgevingswet zal de Omgevingsverordening Limburg 2021 in werking treden en zal hiermee de Omgevingsverordening Limburg 2014 vervangen.
Gezien de inwerkingtreding van de Omgevingswet, op 1 januari 2024, is het van belang dat nieuwe initiatieven in lijn zijn met de Omgevingsverordening Limburg 2021.
Omgevingswaarden voor de gemiddelde overstromingskans
In artikel 3.1 zijn de omgevingswaarden voor de gemiddelde overstromingskans van de aanwezigen gebieden opgenomen. Ten aanzien van de overstromingskans is in dit artikel onder meer het volgende opgenomen:
- (Lid 1) Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht geldt voor overstromingskansgebied A geen gemiddelde overstromingskans per jaar als omgevingswaarde.
- (Lid 2) Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht geldt voor overstromingskansgebied B een gemiddelde overstromingskans van 1:10 per jaar als omgevingswaarde.
Groenblauwe mantel
In artikel 7.4 zijn de kernkwaliteiten van de groenblauwe mantel opgenomen. Deze betreffen:
De kernkwaliteiten in de groenblauwe mantel zijn:
- het groene karakter;
- het visueel-ruimtelijk karakter;
- het cultuurhistorisch erfgoed;
- het reliëf;
- ruimte voor water en waterberging in de laagten en beekdalen.
Artikel 7.4 betreft de instructieregels van de kernkwaliteiten in de groenblauwe mantel. De motivering bij een Omgevingsplan dat betrekking heeft op een gebied in de groenblauwe mantel beschrijft:
- de in het plangebied aanwezige kernkwaliteiten in de groenblauwe mantel;
- de waarde van het plangebied als ecologische verbinding tussen gebieden gelegen binnen het Natuurnetwerk Limburg in het bijzonder met het oog op de impact voor de habitattypen in de Natura 2000-gebieden;
- de waarde van het plangebied met het oog op de instandhouding van de natuurdoeltypen in de aangrenzende gebieden van het Natuurnetwerk Limburg;
- de waarde van het plangebied voor het bieden van ruimte voor water en als waterberging in laagten en beekdalen;
- de wijze waarop rekening is gehouden met de waarden;
- hoe op gebiedsniveau per saldo geen kwaliteitsverlies plaatsvindt van de waarden;
- hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.
Natuurnetwerk
In artikel 8.1 zijn aanwijzingen van wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Limburg opgenomen. Als wezenlijke kenmerken en waarden gelden, in bestaande en nog te realiseren natuurgebieden de aanwezige en potentiële natuurwaarden vertaald in natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de natuurbeheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan. Verder behoren tot de wezenlijke kenmerken en waarden de beschermde soorten, de geomorfologische en aardkundige waarden en processen, het cultuurhistorisch erfgoed, de waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte, openheid of juist geslotenheid van de landschapsstructuur.
Artikel 8.2 betreft instructieregels voor omgevingsplannen dat van toepassing is op locaties binnen het Natuurnetwerk Limburg. Een Omgevingsplan dat van toepassing is op locaties binnen het Natuurnetwerk Limburg laat geen nieuwe activiteiten of wijziging van bestaande activiteiten toe als deze:
- nadelige gevolgen kunnen hebben voor de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Limburg; of
- kunnen leiden tot een vermindering van de kwaliteit, de oppervlakte of de samenhang tussen de gebieden van het Natuurnetwerk Limburg.
Extensiveringsgebied
In artikel 10.1 is opgenomen dat een Omgevingsplan geen nieuwvestiging van intensieve veehouderij toelaat.
Uitzonderingsgebied uitbreiding glastuinbouw
Onder Lid 3 van artikel 10.6 staat omschreven dat een Omgevingsplan een uitbreiding van het bouwvlak voor een glastuinbouwbedrijf toelaat in het uitzonderingsgebied uitbreiding glastuinbouw onder de voorwaarde dat:
- a. er sprake is van een toekomstbestendige locatie;
- b. bij uitbreidingen er voor iedere 1 m² netto uitbreiding glastuinbouw 2 m² netto glastuinbouw gelegen buiten een ontwikkelingsgebied glastuinbouw wordt gesloopt.
Analyse
Onderhavig plangebied is grotendeels gelegen binnen de aanduiding 'Overstromingskansgebied B -1:10 jaar' en ligt daarnaast voor een klein gedeelte binnen het 'Overstromingskansgebied A-geen kans aangegeven'. Middels het reeds vastgestelde bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'' is aangetoond dat de aanleg van de jachthaven en de uitbreiding van het recreatiepark geen negatieve invloed heeft op het stroomvoerend en waterbergend regime van de Maas en dat er geen effecten op de afvoercapaciteit of de verhoging van de waterstanden te verwachten zijn. Middels deze planologische procedure worden kleine planologische aanscherpingen gedaan ter plaatse van het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' die eveneens geen invloed zullen hebben op de bergings- en afvoercapaciteit.
Daarnaast vormt de ontwikkeling ter plaatse van de Horreweg 4 geen feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit en is zo veel mogelijk uitgegaan van situering van de nieuwe bebouwing op basis van de bestaande bebouwing. Hiermee blijft het veilig functionele van het waterstaatswerk gewaarborgd en past het plan binnen de kaders die Rijkswaterstaat stelt.
In het kader van de omgevingsvergunningen zal een nieuwe PIAV en/of watervergunning worden aangevraagd voor de nieuwe ontwikkelingen in binnen het stroomvoerend regime ter plaatse van de jachthaven.
Het plangebied is daarnaast grotendeels gesitueerd binnen de 'Groenblauwe mantel' en voor een klein gedeelte binnen het 'Natuurnetwerk'. Met voorliggend initiatief wordt voldaan aan regels die worden gesteld ten aanzien van ontwikkelingen in de 'Groenblauwe mantel' en het 'Natuurnetwerk', waardoor er geen sprake is van verlies van omgevingswaarden. Zo is rekening gehouden met de aanwezige landschappelijke kwaliteiten in en rond het plangebied en het rivierbed van de Maas. Daarnaast zijn met voorliggend initiatief geen effecten op de afvoercapaciteit of de verhoging van de waterstanden te verwachten en wordt ruimte geboden voor waterberging.
Verder ligt het plangebied grotendeels binnen het 'Uitzonderingsgebied uitbreiding glastuinbouw' en voor een kleiner gedeelte binnen het 'Extensiveringsgebied'. Middels voorliggend initiatief wordt geen glastuinbouw en/of een intensieve veehouderij gerealiseerd.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale 'Ontwerp Omgevingsverordening Limburg 2021'.
4.2.4 Provinciaal waterprogramma 2022-2027
Op 17 december 2021 hebben de Provinciale Staten het Provinciaal Waterprogramma 2022-2027 vastgesteld. In dit programma geven Provinciale Staten van Limburg richting aan het waterbeleid in de provincie. Het Provinciaal Waterprogramma is een uitwerking van het waterbeleid uit de Omgevingsvisie Limburg
Het waterprogramma is een uitwerking van de Omgevingsvisie Limburg. De ontwikkelingen in onze omgeving zijn van invloed op onze wateropgaven en onze ambitie. Waar leggen we de focus en wie heeft welke rol in het waterbeheer.
In het waterprogramma wordt uitwerking gegeven aan de in de Omgevingsvisie Limburg opgenomen provinciale belangen op het gebied van water:
- Een integrale en realistische benadering van hoogwaterbescherming, wateroverlast, watertekort, verdroging en de verbetering van de waterkwaliteit in het stroomgebied van de Maas.
- Het in samenhang bezien en aanpakken van de zoetwatervoorziening (voor drinkwater en andere functies), natuurherstel, watersysteemherstel, waterveiligheid, landbouw, landschap en de stikstofproblematiek.
- Een ecologisch gezond, veerkrachtig en adaptief watersysteem om weersextremen zoveel mogelijk op een natuurlijke wijze op te vangen.
De doelstelling van het waterbeleid is het realiseren van een duurzaam, robuust en ecologisch gezond watersysteem dat kan omgaan met wateroverlast en droogte en dat voorziet in voldoende water van goede kwaliteit.
De hoogwaterveiligheid is verbeterd
In de planperiode 2016-2021 is hard gewerkt aan het realiseren van de opgaven voor hoogwaterveiligheid. Er zijn verschillende dijken aangelegd, onder ander in het kader van de Maaswerken. De provincie is nauw betrokken bij diverse projecten op het gebied van rivierverruiming, waaronder het project Ooijen-Wanssum, dat inmiddels is afgerond. Met dit project is onder meer een meetnet aangelegd om de effecten van de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum op de grondwaterstanden te kunnen monitoren.
Bescherming beekdalen en overige natte laagten
Beken en beekdalen vormen de basis voor het regionaal oppervlaktewatersysteem en zijn mede sturend voor ruimtelijke gebruiksfuncties. De natuurbeken met hun beekdalen liggen overwegend in de natuurgebieden van het Natuurnetwerk Limburg of binnen de groenblauwe mantelzone. In het Natuurnetwerk Limburg is geen bebouwing of verharding mogelijk. Daarmee zijn de beken en beekdalen hier goed beschermd. Binnen de groenblauwe mantelzone ligt de focus op de waarden van landschap, erfgoed, natuur en water, met meer ruimte voor het water en de beken en de Maas.
Analyse
Het plangebied is grotendeels gelegen binnen de 'Groenblauwe mantel' en voor een kleiner gedeelte binnen het 'Natuurnetwerk'. Met voorliggend initiatief wordt voldaan aan regels die worden gesteld ten aanzien van ontwikkelingen in de 'Groenblauwe mantel' en het 'Natuurnetwerk', waardoor er geen sprake is van verlies van omgevingswaarden. Zo is rekening gehouden met de aanwezige landschappelijke kwaliteiten in en rond het plangebied en het rivierbed van de Maas. Daarnaast zijn met voorliggend initiatief geen effecten op de afvoercapaciteit of de verhoging van de waterstanden te verwachten en wordt ruimte geboden voor waterberging.
Middels het reeds vastgestelde bestemmingsplan ''Recreatiepark Kasteel Ooijen'' is aangetoond dat de aanleg van de jachthaven en de uitbreiding van het recreatiepark geen negatieve invloed heeft op het stroomvoerend en waterbergend regime van de Maas en dat er geen effecten op de afvoercapaciteit of de verhoging van de waterstanden te verwachten zijn. Ook wordt, met de relatief kleine planologische aanpassingen ter plaatse van 'Recreatiepark Kasteel Ooijen', verwacht dat dit eveneens geen invloed zal hebben op de bergings- en afvoercapaciteit. Daarnaast vormt de ontwikkeling ter plaatse van de Horreweg 4 feitelijk geen belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit en is zo veel mogelijk uitgegaan van situering van de nieuwe bebouwing op basis van de bestaande bebouwing. Hiermee blijft het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd en is het plan in lijn met het 'Provinciaal Waterprogramma 2022-2027'.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van het 'Provinciaal Waterprogramma 2022-2027'.
4.3 Gemeentelijk Niveau
4.3.1 Structuurvisie Horst aan de Maas
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn gemeenten verplicht om, ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, een structuurvisie vast te stellen voor het gehele grondgebied van de gemeente. De gemeente Horst aan de Maas heeft hiertoe de 'Structuurvisie Horst aan de Maas' vastgesteld, waarvan de laatste actualisatie is vastgesteld op 26 november 2019.
In relatie tot toerisme en recreatie is één van de gemeentelijke speerpunten het realiseren van een kwaliteitsslag op het gebied van toerisme, recreatie en horeca. Ingezet wordt op een divers en een kwalitatief hoogwaardig aanbod. Belangrijke uitgangspunten zijn:
- Verantwoord doorontwikkelen van bestaande recreatiebedrijven;
- Verantwoord ontwikkelen van horecabedrijven;
- Nieuwe initiatieven moeten onderscheidend en vernieuwend zijn.
De gemeente onderkent dat verdere ontwikkeling van bestaande bedrijven noodzakelijk is om goede kwaliteit te kunnen garanderen. Daarnaast wordt gestreefd naar verbreding van de bedrijfsvoering. Combinaties van kampeerterreinen en binnenaccommodaties worden gestimuleerd, alsook het aanbieden van andere dagrecreatieve voorzieningen naast verblijfsrecreatie. Belangrijk hierbij is de kwaliteit en het diverse aanbod. Nieuwe activiteiten moeten daarom iets toevoegen waardoor het geheel onderscheidend en vernieuwend is voor de gemeente. De toetsing of bij een initiatief sprake is van een 'hoge kwaliteit' en 'onderscheidend vermogen' vindt plaats op basis van de criteria zoals opgenomen in het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu en de 'Visie (verblijfs)recreatie en horeca Horst aan de Maas' (zie paragraaf 4.3.2).
Rivierdallandschap: Bos en natuurgebied
Het rivierdallandschap staat sterk onder invloed van de rivier de Maas. Het landschap bestaat uit een kleinschalige mix van oude akkercomplexen, jonge ontginningen en bos- en natuurgebieden. Dit zijn zowel de natte oude maasarmen, als de hoger en droger gelegen bossen op de rivierduinen. Ook steilranden en glooiingen in het landschap komen hier voor. Dit landschapstype is het meest intact gebleven en deze zone heeft dan ook de meeste cultuurhistorische waarde. De meeste bebouwing is gesitueerd aan de Maas. Onder andere door de langgerekte bos- en natuurgebiedenzone tussen het rivierdallandschap en de zandgronden, is het rivierdallandschap relatief rustig en natuurlijk van karakter. De invloed van het water vertaalt zich onder meer in een afwisselend patroon van bebouwing en beplanting, afgewisseld met meer open gebieden. Het plangebied wordt als bos- en natuurgebied binnen het 'Rivierdallandschap' aangemerkt. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de structuurvisie weer. Hierin is het plangebied aangeduid.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE
Maascorridor
Daarnaast is het plangebied gedeeltelijk gelegen in de 'Maascorridor'. De maascorridor kenmerkt zich als een open rivierterras, dat gedeeltelijk periodiek geïnundeerd wordt. Ecologisch gezien is het gebied waardevol voor weidevogels en, plaatselijk, voor amfibieën. In en om (voormalige) kleiputten, ontstaan door ontgrondingen, vindt natuurontwikkeling plaats, met bijbehorende pioniersoorten. Functioneel is het gebied te kenmerken als een extensief landbouwgebied, dat waardevol is voor recreatief medegebruik. De maascorridor heeft de volgende doelstellingen:
- In stand houden van cultuurhistorische waarden, openheid en steilranden;
- Vergroten (grote) ecologische potentie door het versterken van de landschappelijke structuur;
- Naast directe natuurontwikkeling, is ook de beleefbaarheid van het gebied, voor zowel toeristen als inwoners van de gemeente, van groot belang.
Reactivering Oude Maasarm
Ook is het plangebied gedeeltelijk gelegen binnen de aanduiding 'Reactivering Oude Maasarm'. Ter plaatse is, als onderdeel van de gebiedsontwikkeling Wanssum-Ooijen, de oude Maasarm gereactiveerd. Hiermee wordt ruimte voor water gecreëerd en worden ecologische en landschappelijke waarden versterkt.
4.3.2 Visie (verblijfs)recreatie en horeca, Horst aan de Maas
De gemeenteraad heeft op 9 april 2013 de 'Visie (verblijfs)recreatie en horeca Horst aan de Maas' vastgesteld. Met deze visie wil de gemeente Horst aan de Maas zich richten op een divers en kwalitatief hoogwaardig aanbod op het gebied van toerisme, recreatie en horeca. Belangrijke uitgangspunten voor deze visie zijn:
- Verantwoord (door) ontwikkelen van bestaand recreatie- en horecabedrijven en
- Nieuwe initiatieven zijn onderscheidend en vernieuwend.
Er wordt gesproken over een onderscheidend initiatief wanneer:
- dit initiatief meer kwaliteit biedt ten opzichte van het bestaande gemeentelijke aanbod, zodat dit leidt tot het inzetten op een ander segment in de markt;
- er sprake is van verbreding van het product, met andere vormen van verblijfsrecreatie of dagrecreatie;
- het seizoen kan worden verlengd en nieuwe doelgroepen door meer 'winterharde' accommodaties, zoals gastenkamers (B&B), vakantie appartementen, groepsaccommodaties, etc. kunnen worden aangetrokken. De nadruk ligt hierbij op inpandige voorzieningen;
- ingezet wordt op specifieke en bij voorkeur nieuwe doelgroepen voor Horst aan de Maas.
- er sprake is van landschappelijke onderscheidenheid, bijvoorbeeld met een landgoed- of landschapscamping;
- er sprake is van verknoping van activiteiten samen met andere bedrijven, waaronder dagrecreatie;
- een bijzonder thema in een product kan worden ingebed, middels marketing en activiteiten.
Hierbij wordt er gesproken van een hoge kwaliteit als:
- de accommodatie in een goede onderhoudsstaat verkeerd;
- het initiatief landschappelijk is ingepast;
- de horeca is voorzien van moderne en schone sanitair en keukens;
- de verblijfsvoorzieningen zijn voorzien van ruimere slaapkamers, verblijfruimten en stapplaatsen;
- het initiatief onderscheidend is en een nieuwe productieformule heeft;
- er sprake is van comfort en veiligheid;
- er sprake is van een hoog niveau van klantenservice en gastvrijheid;
- activiteiten voor gasten worden georganiseerd;
- het initiatief een professionele, creatieve en vernieuwende marktbeweging met zich meebrengt.
Analyse
Voorliggend initiatief omvat ter plaatse van het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' enkele planologische aanpassingen aan het vigerende bestemmingsplan om het park toekomstbestendig en duurzamer te ontwikkelen. Daarnaast gaat de locatie aan de Horreweg 4 onderdeel uitmaken van het recreatiepark. Op deze locatie wordt voorzien in de recreatieve herontwikkeling van de 'Hoeve' middels het mogelijk maken van drie bedrijfswoningen (appartementen), kantoorruimten, werkruimten, opslagmogelijkheden en een paardenhal met paardenboxen.
Voorliggend plan past daarmee binnen de gemeentelijke beleidslijnen, zoals omschreven in de Visie (verblijfs)recreatie en horeca Horst aan de Maas. De combinatie tussen verblijfs- en nieuwe dagrecreatieve voorzieningen trekt nieuwe doelgroepen aan naar de gemeente Horst aan de Maas. Dit leidt, samen de landschappelijke onderscheidenheid, tot een verbreding van de bedrijfsvoering. Dit maakt het planvoornemen een onderscheidend en kwalitatief plan.
Conclusie
De ontwikkeling past binnen de beleidskaders zoals omschreven in de 'Visie (verblijfs)recreatie en horeca Horst aan de Maas'.
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- 1. milieu;
- 2. waarden;
- 3. waterhuishouding.
5.1 Milieu
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.3 Externe veiligheid
5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.5 Geluid
5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.7 Volksgezondheid
5.1.8 Milieueffectrapportage
5.2 Waarden
5.2.1 Archeologie
5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.3 Natuurwaarden
5.2.4 Conclusie
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan, mits een ontheffing op de Wet natuurbescherming voor de gewone dwergvleermuis (op de locatie 'Hoeve de Hor') verleend wordt. In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen, artikel 5.2.6, om dit juridisch te borgen.
5.3 Waterparagraaf
5.3.1 Inleiding
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Limburg. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
5.3.2 Beleid
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
5.3.3 Watertoets
Sinds 1 november 2003 zijn overheden wettelijk verplicht om de watertoetsprocedure toe te passen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is een instrument waarmee waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze worden meegewogen in de belangenafweging. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder zo vroeg mogelijk met elkaar in gesprek brengt. Alle ruimtelijke plannen die van invloed kunnen zijn op de waterhuishouding worden voor advies voorgelegd aan de waterbeheerders. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren. De waterhuishoudkundige aspecten die in de watertoetsprocedure worden betrokken zijn de veiligheid, wateroverlast, watervoorziening, verdroging en riolering. Er wordt aandacht besteed aan zowel grondwater als oppervlaktewater en aan zowel waterkwaliteit als waterkwantiteit. Het watertoetsproces loopt van de locatiekeuze tot en met de inrichting en is van toepassing zowel in de stad als in landelijk gebied.
De watertoetsprocedure is verplicht voor alle bestemmingsplannen en projectafwijkingsbesluiten, inclusief uitwerkings- en wijzigingsplannen (zie het Besluit ruimtelijke ordening artikel 3.1.1). Voor plannen waarbij door de aard of omvang van het plan geen gevolgen voor de waterhuishouding te verwachten zijn, hoeft geen (pre)wateradvies te worden aangevraagd bij het watertoetsloket en bepaalt de gemeente zelf aan welke waterhuishoudkundige randvoorwaarden het plan moet voldoen.
Voorliggend initiatief omvat ter plaatse van het 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' enkele planologische aanpassingen aan het vigerende bestemmingsplan om het park toekomstbestendig en duurzamer te ontwikkelen. Daarnaast gaat de locatie aan de Horreweg 4 onderdeel uitmaken van het recreatiepark. Op deze locatie wordt voorzien in de recreatieve herontwikkeling van de 'Hoeve' middels het mogelijk maken van drie bedrijfswoningen (appartementen), kantoorruimte, opslagmogelijkheden en een paardenhal met paardenboxen. De definitieve oppervlakte van deze ontwikkeling zijn op dit moment nog niet bekend. Gezien de provinciale rekenmethode van 100 mm berging per m² verharding, zal deze regel juridisch worden verankerd.
De gemeente Horst aan de Maas streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Van de initiatiefnemer wordt verwacht, voor zover relevant, geen gebruik te maken van uitlogende bouwmaterialen. Aan voorgaande zal invulling worden gegeven.
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
6.1 Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal . Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
De berekening op basis van het 'Gemeentelijke Kwaliteitsmenu' (opgenomen in paragraaf 4.3.1.1) is komen te vervallen na inwerkintreding van de 'Nota Kostenverhaal'. De uiteindelijke berekening hiervan is opgenomen in de anterieure overeenkomst.
6.2 Maatschappelijk
6.2.1 Ter inzage legging
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Actualisatie Recreatiepark Kasteel Ooijen’ is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van 6 weken, vanaf 29 december 2023, ter inzage gelegen. In deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. In de nota van Zienswijzen (bijgevoegd als bijlage 21) is aangegeven wat er met deze zienswijzen is gedaan.
Daarnaast zijn er enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd, ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Deze zijn weergegeven in de Nota van ambtshalve wijzigingen (bijgevoegd als bijlage 22).
6.2.2 Vaststelling
Het bestemmingsplan ‘Actualisatie Recreatiepark Kasteel Ooijen’ is op 11 maart 2025 gewijzigd vastgesteld.
6.2.3 Omgevingsdialoog
Na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Recreatiepark Kasteel Ooijen' in 2018 heeft de initiatiefnemer, naast diverse malen informatief mailverkeer, op de volgende momenten een fysieke informatieavond met het buurtschap Ooijen georganiseerd:
- 18 april 2019 Bijeenkomst met de buurt.
- 10 oktober 2019 Bijeenkomst met de buurt.
- 28 maart 2020 Bijeenkomst met de buurt (afgelast door corona)
Tijdens deze informatieavonden met het buurtschap zijn onderstaande punten besproken:
- Na de vaststelling van het bestemmingsplan zou er op een aantal punten van dit plan nog een actualisering komen. Het betrof de uitruiling van diverse grondstukken met provincie om op verzoek van Rijkswaterstaat een optimale doorstroming te krijgen inzake de steilrand.
- Er is een toelichting gegeven op “Hoeve De Hor”. Deze hoeve zal dienen voor opslag van materialen en voorraden, kantoorvoorzieningen bieden en familie zal hier zelf gaan wonen.
- Er is met het buurtschap afgesproken dat groot (vracht) verkeer geen gebruik gaat maken van de Horreweg naar Hoeve de Hor. Dit verkeer zal gebruik maken van de toegangsweg via de jachthaven.
- Verkeersveiligheid in het algemeen en toegang tot het natuurgebied via de toegangsweg naar de jachthaven.
Actiepunten voortvloeiend uit bijeenkomsten
Er is gelegenheid geweest voor iedereen om hun bedenken te delen en vragen te stellen. Aangegeven punten heeft de initiatiefnemer meegenomen in zijn ontwikkelingen en de zorg voor een veilige buurt op zich genomen. Waaronder de onveilige verkeerssituatie voor wandelaars naast de Blitterswijckseweg. Om akkoord te geven op de vraag van WML om een waterleiding onder zijn park door te leggen heeft de initiatiefnemer als voorwaarde gesteld dat er een voetpad word aangelegd naast de Blitterswijckseweg om de huidige onveilige verkeerssituatie voor wandelaars te verbeteren. Na dit voorstel bij de gemeente te hebben geplaatst blijkt dat de gemeente deze mening deelt.
De initiatiefnemer heeft in 2020 en 2021 met de wethouders, en ambtelijk hierover gesprekken gevoerd. Bovendien is hij omtrent dit thema, samen met de betrokken wethouder, individueel het gesprek aangegaan.
Kasteel Ooijen heeft tevens het initiatief genomen om de veiligheid verder te optimaliseren voor het buurtschap en het voorstel bij de gemeente neer gelegd om een als aansluiting op het voetpad een veilige oversteek plaats te maken bij de kruising Rietweg-Horreweg. Dan zou het voetpad verder uitgebreid kunnen worden richting de Ganzenkampstraat waar aan het einde een trap op de dijk zal worden gerealiseerd om vandaaruit ook het natuurgebied in te kunnen. Afgesproken is dat via het wandelpad via de Blitterswijckseweg de buren via de toegangsweg van de jachthaven de andere zijde van het natuurgebied kunnen bereiken.
Andere zorgen die Kasteel Ooijen opgehaald heeft betreft de algemene verkeersveiligheid aan de Blitterswijckseweg is de snelheid. Kasteel Ooijen heeft in gesprekken met de gemeente gevraagd om de afdeling verkeersveiligheid verder te betrekken.
Individuele afspraken buurtgenoten
Tevens zijn er met buurtbewoners individueel afspraken gemaakt. Het gaat hier onder andere om:
- Het (in overleg met gemeente) verwijderen van een deel van de Rietweg zodat naastgelegen buren geen last hebben van automobilisten die hier niets te zoeken hebben.
- Het plaatsen van een hekwerk op de grens van zijn perceel zodat bezoekers van Kasteel Ooijen niet ongewenst de gronden van buren betreden.
- Het aanleggen van een wadi naast de toegangsweg naar de jachthaven om water afkomstig van naastgelegen weiland af te kunnen voeren. Zorgen voor een natte weide zijn hiermee weggenomen.
- Het realiseren van een groenwal op het terrein van Kasteel Ooijen naast de toegangsweg naar de jachthaven om inkijk bij naastgelegen buren te voorkomen en hun privacy te kunnen waarborgen. Het voorstel van de specialist van bureau
- Kragten zal in overleg met de 4 betreffende buren nog bespreken wat men ervan vind.
Dorpsraad
Gedurende de gehele periode van de planvorming en gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum is er veelvuldig contact geweest met de voorzitter van de dorpsraad. En de laatste keer op 28 december 2022 is de voorzitter bijgepraat omtrent de verdere uitvoering van de plannen.
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
- de toelichting;
- de planregels;
- de verbeelding.
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
7.2 Planregels
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 t/m 17
In dit hoofdstuk zijn de regels voor elke (dubbel)bestemming opgenomen. Elk artikel kent een vaste opzet. Eerst is het toegestane gebruik bepaald in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn er bouwregels en specifieke gebruiksregels opgenomen, met aansluitend daarop de afwijkingsmogelijkheden voor het bouwen of het gebruik. Tenslotte is bepaald voor wat voor werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist en zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om het plan in bepaalde gevallen te kunnen wijzigen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 18) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 19) Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel 20) In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene aanduidingsregels (artikel 21)
Voor bepaalde gronden gelden een of meerdere gebiedsaanduidingen zoals in voorafgaande paragrafen is genoemd.
Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (artikel 22)
In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van de omgevingsvergunning voor werk, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden.
Overige regels (artikel 23)
In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van de werking van de in dit bestemmingsplan opgenomen regels omtrent wettelijke regelingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 24) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 25) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Bijlage 1 Activiteitenplan Gewone Dwergvleermuis
Bijlage 1 Activiteitenplan Gewone dwergvleermuis
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan 'Hoeve De Hor'
Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan 'Hoeve de Hor'
Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing Toegangsweg
Bijlage 3 Landschappelijke inpassing toegangsweg
Bijlage 4 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 5 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Voorgenomen Grondverkoop
Bijlage 1 Voorgenomen grondverkoop
Bijlage 2 Piav
Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing Toegangsweg
Bijlage 3 Landschappelijke inpassing toegangsweg
Bijlage 4 Landschappelijke Analyse 'Hoeve De Hor'
Bijlage 4 Landschappelijke analyse 'Hoeve de Hor'
Bijlage 5 Landschappelijk Inpassingsplan 'Hoeve De Hor'
Bijlage 5 Landschappelijk inpassingsplan 'Hoeve de Hor'
Bijlage 6 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 7 Milieuhygiënisch Bodemvooronderzoek
Bijlage 7 Milieuhygiënisch bodemvooronderzoek
Bijlage 8 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 8 Verkennend bodem- en asbestonderzoek
Bijlage 9 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 9 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 10 Uitgebreide Verantwoording
Bijlage 10 Uitgebreide verantwoording
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 11 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 12 Spuitzone-onderzoek
Bijlage 12 Spuitzone-onderzoek
Bijlage 13 Archeologische Opgraving
Bijlage 13 Archeologische opgraving
Bijlage 14 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 14 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 15 Cultuurhistorisch Onderzoek
Bijlage 15 Cultuurhistorisch onderzoek
Bijlage 16 Ecologische Quickscan
Bijlage 16 Ecologische quickscan
Bijlage 17 Habitatvereisten Huismus
Bijlage 17 Habitatvereisten huismus
Bijlage 18 Nader Soortenonderzoek
Bijlage 18 Nader soortenonderzoek
Bijlage 19 Activiteitenplan Gewone Dwergvleermuis
Bijlage 19 Activiteitenplan Gewone dwergvleermuis
Bijlage 20 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 20 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 21 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 21 Nota van zienswijzen