Wilhelminastraat 7 Grubbenvorst
Bestemmingsplan - gemeente Horst aan de Maas
Vastgesteld op 03-07-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
Het bestemmingsplan 'Wilhelminastraat 7 Grubbenvorst' met identificatienummer NL.IMRO.1507.GRWILHELMINASTRT7-BPV1 van de gemeente Horst aan de Maas.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 de verbeelding:
De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.
1.4 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis verbonden bedrijf:
Het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van bedrijvigheid in een woning en de bijbehorende bouwwerken, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.
1.7 aan huis verbonden beroep:
Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.
1.8 ander werk:
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.9 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bed & breakfast:
Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een (bedrijfs)woning of bijbehorend bouwwerk, is ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de bewoner van de betreffende (bedrijfs)woning.
1.11 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.14 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.15 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.16 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.18 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.20 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.21 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.23 horeca:
Een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.24 pand:
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.25 peil:
- a. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
- b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel
1.26 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.27 seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.28 speelvoorziening:
Voorzieningen gericht op sportieve activiteiten zoals multifunctionele verharde speelvelden, trapvelden, sport- en spelattributen zoals doelpalen, basketbalpalen, ballenvangers, etc.
1.29 voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.
1.30 voorgevellijn:
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.31 voorzieningen van algemeen nut:
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.32 vrijstaande woning:
Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.
1.33 waterhuishoudkundige voorzieningen:
Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.34 wet/wettelijke regelingen:
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.35 woning:
Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.
2.7 toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen:
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.8 toepassing van deze regels:
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
met bijbehorende bebouwing, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding en erven.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen in de categorie vrijstaande woningen, waarbij per bouwvak niet meer dan het bestaande aantal woningen is toegestaan;
- b. aan huis verbonden beroepen;
- c. het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
- b. aan huis verbonden bedrijf;
- c. bewoning als afhankelijke woonruimte;
- d. kamerbewoning;
- e. wonen van een nieuw te bouwen woning zolang de bestaande bedrijfsloods binnen het plangebied niet is gesloopt;
- f. seksinrichtingen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de overige bestemmingen mag niet worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk vervalt, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Algemeen
- a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- 1. het bepaalde in deze regels en toestaan dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- 2. het bepaalde in deze regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
- 3. het bepaalde in deze regels over de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. kan slechts worden verleend, indien:
- 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
8.2 Kleinschalige bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels en toestaan dat een kleinschalige bed & breakfast wordt gerealiseerd, mits:
- a. de bed & breakfast maximaal 2 kamers omvat;
- b. er geen of slechts beperkte uitbreiding van de bebouwing plaatsvindt met een maximale oppervlakte van 60 m2;
- c. indien sprake is van cultuurhistorische waarden, deze waarden niet onevenredig worden geschaad;
- d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- e. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en / of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wilhelminastraat 7 Grubbenvorst'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 juli 2018.
De voorzitter, De griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Bestemmingsplan
Aan de Wilhelminastraat 7 te Grubbenvorst is een woning met bedrijfs-/bijgebouwen gelegen. Het betreft een voormalig agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten inmiddels zijn beëindigd. Bij de kandidaat-koper van het pand bestaat het voornemen om het perceel met bestaande opstallen na aankoop te gebruiken als burgerwoning.
![]() |
Afbeelding 1. Luchtfoto met aanduiding plangebied (rood omlijnd) |
Het voornemen is volgens het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Het bestemmingsplan bevat weliswaar een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', maar deze wijzigingsbevoegdheid geldt alleen voor de gronden die zijn gelegen binnen een bouwvlak. Het bouwvlak voor de onderhavige locatie bevat echter niet het volledige perceel. Als de wijziging beperkt zou blijven tot het bouwvlak zou gebruik van de bij de woning behorende grond als tuin formeel strijdig zijn met de geldende agrarische bestemming.
In dit bestemmingsplan wordt het gebruik als burgerwoning met tuin van het perceel aan de Wilhelminastraat 7 juridisch-planologisch geregeld. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding voor de locatie en bijbehorende regels. Deze toelichting vergezelt het plan.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt in de kern Grubbenvorst, gemeente Horst aan de Maas. Het plangebied omvat het perceel, kadastraal bekend gemeente Grubbenvorst, sectie C, nummer 6377 en heeft een oppervlakte van 3.732 m².
Het perceel is gelegen aan de noordrand van de kern Grubbenvorst, aan de Schoolstraat - Wilhelminastraat. De Wilhelminastraat loopt ter plaatse van het plangebied dood in noordelijke richting. De Schoolstraat sluit aan op de Steegakkerweg, die in noordelijke richting de verbinding vormt met het bedrijventerrein Hagelkruisweg en daarna aansluit op de Lottumseweg. In zuidelijke richting sluit de Steegakkerweg aan op de Kloosterstraat, die in oostelijke richting de verbinding vormt met de dorpskern van Grubbenvorst en in westelijke richting via de Californischeweg de verbinding vormt naar Horst, Sevenum en Venlo.
![]() |
Afbeelding 2. Topografische kaart met aanduiding globale ligging plangebied (rode lijnen) |
1.3 Vigerende Bestemmingsplan
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan 'Maaskernen', zoals dit is vastgesteld door de gemeenteraad van Horst aan de Maas op 3 februari 2009. In dit bestemmingsplan is het perceel aan de Wilhelminastraat 7 bestemd tot 'Agrarisch', met binnen het bestemmingsvlak een bouwvlak en de bestaande bedrijfswoning.
![]() |
![]() |
Afbeelding 3. Uitsnede uit verbeelding bestemmingsplan 'Maaskernen' met globale aanduiding ligging plangebied (rode lijnen) |
In het geldende bestemmingsplan 'Maaskernen' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om na bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf, op de gronden met de bestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak en een bestaande bedrijfswoning, de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
- a. voor bewoning mag worden gebruikt de op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het besluit bestaande bedrijfswoning(en);
- b. de karakteristiek van het gebouw en de complexiteit van het (voormalige) boerenerf alsmede de landschappelijke kenmerken dienen zoveel mogelijk behouden te blijven;
- c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
- e. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
- f. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
- g. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
- h. dat het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
De wijzigingsbevoegdheid heeft alleen betrekking op de gronden die zijn gelegen binnen een bouwvlak. Dat betekent dat niet het gehele perceel, kadastraal bekend gemeente Grubbenvorst, sectie C, nr. 6377, kan worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen', aangezien slechts een deel daarvan is bestemd als bouwvlak. De tuin bij de woning en het achter de woning gelegen bijgebouw is niet gelegen binnen het bouwvlak en voor dat deel van het perceel kan de wijzigingsbevoegdheid formeel dus niet worden gebruikt. In dat geval kan de functiewijziging juridisch-planologisch alleen worden geregeld middels een bestemmingsplanherziening.
1.4 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk vindt een beschrijving van het plangebied plaats. In hoofdstuk 3 volgen de uitgangspunten uit het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid, die betrekking hebben op de locatie. Hoofdstuk 4 beschrijft vervolgens de gewenste ruimtelijke en stedenbouwkundige ontwikkeling. Hoofdstuk 5 bevat een verantwoording van de diverse sectorale aspecten. In hoofdstuk 6 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan de orde. In hoofdstuk 7 is tot slot de wijze van bestemmen opgenomen.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Algemeen
Het plangebied ligt aan de noordzijde van de kern Grubbenvorst, in de gemeente Horst aan de Maas en bestaat in de huidige situatie uit agrarische bedrijfsgebouwen inclusief een bedrijfswoning, alsmede uit agrarisch grondgebruik.
2.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Het plangebied is gelegen op de hoek Schoolstraat - Wilhelminastraat. De Schoolstraat en de daarop in oostelijke richting aansluitende Irenestraat, zijn te karakteriseren als gemengd gebied met woningen, maar ook enkele maatschappelijke voorzieningen en bedrijvigheid, waaronder het agrarisch bedrijf binnen het onderhavige plangebied. Ten noorden en oosten is op enige afstand het geplande woongebied 'De Comert' gelegen. Op iets grotere afstand is ten noorden van het plangebied het bedrijventerrein 'Hagelkruis' gelegen.
![]() |
Afbeelding 4. Wilhelminastraat 7, gezien vanaf de Schoolstraat. Bron: Streetview Google Maps |
2.3 Historische Ontwikkeling En Cultuurhistorie
Het kerkdorp Grubbenvorst is ontstaan in een oude Maasmeander die goed herkenbaar is door de steilrand die dwars door het dorp loopt. De hoge Maasoever van Grubbenvorst, genaamd ‘Reuvelt’, heeft een oude bewoningsgeschiedenis die teruggaat tot duizenden jaren voor Christus. Archeologische vondsten wijzen op bewoning vanaf de bronstijd (ca. 3.000 tot 800 voor Christus). Het dorp heeft twee rijksmonumenten in het centrum van de kern. Daarnaast kent het dorp verschillende gemeentelijke monumenten, waaronder de bestaande bebouwing binnen het plangebied, en andere bijzondere panden, zoals woonhuizen uit de eerste helft van de vorige eeuw gebouwd in de stijl van het traditionalisme. Ook het markante klooster De Bisweide is een bijzonder gebouw in Grubbenvorst.
Om het voormalig gebruik van het plangebied vast te stellen, is gebruik gemaakt van historische kaarten op http://topotijdreis.nl. Op een kaart van rond 1900 is voor het eerst bebouwing binnen het plangebied te zien. De omgeving van het plangebied bestaat voor het grootste deel uit agrarische gronden. Ten westen van het plangebied is het klooster zichtbaar. Op een kaart uit medio jaren zestig van de vorige eeuw is voor het eerst de uitbreiding van de woonbebouwing van de kern Grubbenvorst zichtbaar ten oosten van het plangebied. Eind jaren zeventig van de vorige eeuw is ten oosten van het plangebied een sportpark gerealiseerd. Op een kaart uit 2000 is te zien dat ter plaatse van de sportvelden woonbebouwing is opgericht en dat ten noorden van het plangebied het bedrijventerrein Hagelkruis in ontwikkeling is genomen.
![]() | ![]() |
![]() | ![]() |
Afbeelding 5. Topografische kaarten rond 1900 (linksboven), rond 1960 (rechtsboven), rond 1978 (linksonder) en rond 2000 (rechtsonder), met aanduiding globale ligging plangebied (lichtblauw omlijnd) |
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid (respectievelijk par. 3.2, par. 3.3, par. 3.4 en par. 3.5.) Bij het rijksbeleid wordt onder andere ingegaan op de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Voor het provinciaal beleid wordt onder andere gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) en de provinciale Omgevingsverordening Limburg. In het kader van het gemeentelijk beleid wordt onder andere ingegaan op het geldende bestemmingsplan.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In deze Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen.
Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Relevante nationale belangen voor onderhavig plangebied zijn als volgt:
- verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
Afweging
Er geldt op grond van de SVIR uiteraard dat voldaan dient te worden aan de voorwaarden van zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij ruimtelijke plannen. Bij deze ontwikkeling is sprake van een lokale ontwikkeling, waarbij geen nationale belangen uit de Structuurvisie direct in het geding zijn.
Uit deze toelichting blijkt bovendien dat de kwaliteit van bodem, water en lucht voldoet aan de eisen daaromtrent en dat er geen sprake is van negatieve milieueffecten waardoor de gezondheid van burgers wordt geschaad. Zoals elders uit deze toelichting blijkt, bestaan er verder ook vanuit milieuhygiënisch oogpunt, zoals geluid en externe veiligheid, geen belemmeringen in het plangebied. De nationale belangen zijn dan ook niet in het geding als gevolg van onderhavig nieuw bestemmingsplan.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden en op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen in werking getreden. Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Barro regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. Zij strekken ertoe dat de nationale ruimtelijke afweging, die door het kabinet in samenspraak met de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal is gemaakt, bij besluitvorming over bestemmingsplannen wordt gerespecteerd.
Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam, de uitoefening van defensietaken, veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, het Natuurnetwerk Nederland (NNN), primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
Afweging
Op dit bestemmingsplan werken geen van de genoemde rijksbelangen rechtstreeks door. In het gebied is verder ook geen sprake van een gebiedsreservering voor de lange termijn. Het bestemmingsplan is dan ook in lijn met het Barro.
3.2.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)
De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en NNN-gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving beslaat het radarverstoringsgebied behorende bij de radar op de militaire vliegbasis Volkel ook de gemeente Horst aan de Maas. Aangezien het bestemmingsplan echter geen windturbines of andere bouwwerken hoger dan 114 meter toestaat vormt dit geen belemmering voor het radarverstoringsgebied.
Afweging.
In de nabijheid van het plangebied is geen sprake van militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en NNN-gebieden, waarmee rekening gehouden moet worden met de beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied. Het bestemmingsplan is dan ook in lijn met de Rarro.
3.2.4 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.
De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient volgens deze nieuwe versie van de ladder een beschrijving te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Afweging.
Omdat uitsluitend sprake is van functiewijziging van bestaande bebouwing en het plan niet gepaard gaat met nieuw ruimtebeslag, is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is de Ladder voor duurzame verstedelijking op het onderhavige plan niet van toepassing.
3.2.5 Wet milieubeheer
In artikel 7.2, lid 1 van de Wet milieubeheer is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten worden aangewezen:
- a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
- b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
In het Besluit milieueffectrapportage zijn in artikel 2, lid 1 als activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus de verplichting geldt om een milieueffectrapportage op te stellen), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.
In lid 2 van hetzelfde artikel zijn als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.
In artikel 2, lid 5, aanhef en onder b. van het Besluit milieueffectrapportage, is vastgelegd dat de m.e.r.-beoordelingsplicht ook geldt voor plannen die weliswaar vallen onder een van de in onderdeel D genoemde activiteiten, maar waarbij het project valt onder de drempelwaarden zoals genoemd in onderdeel D, indien: 'op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben'.
Afweging.
De afweging met betrekking tot de m.e.r.-(beoordelings)plicht van dit bestemmingsplan, is opgenomen in paragraaf 5.2.7.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014)
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg als onderdeel van een integrale omgevingsvisie het POL 2014 'Voor de kwaliteit van Limburg' vastgesteld. In dit op 16 januari 2015 in werking getreden POL is onderscheid gemaakt in zeven soorten gebieden, elk met eigen herkenbare kernkwaliteiten. Voor de verschillende zones liggen er heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.
Binnen het bebouwd gebied worden de volgende zones onderscheiden:
- stedelijk centrum,
- bedrijventerrein,
- overig bebouwd gebied.
In het landelijk gebied gaat het om de zones:
- goudgroene natuurzone,
- zilvergroene natuurzone,
- bronsgroene landschapszone en
- buitengebied.
![]() |
Afbeelding 6. Uitsnede POL-kaart Zonering Limburg met aanduiding globale ligging plangebied (blauw omlijnd) |
Volgens de POL2014 kaart 'Zonering Limburg' ligt het plangebied geheel binnen overig bebouwd gebied. Dit zijn gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter, waar het accent ligt op transformatie van de regionale woningvoorraad, bereikbaarheid, balans tussen voorzieningen en detailhandel, stedelijk groen en water en kwaliteit van de leefomgeving.
Afweging.
Het voorgenomen initiatief past binnen de uitgangspunten van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg, binnen de aanduiding 'overig bebouwd gebied'. Er is sprake van een kwaliteitsverbetering van de leefomgeving, aangezien met dit plan bedrijfsmatige (agrarische) activiteiten in de woonomgeving worden gesaneerd.
3.3.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
De provincie Limburg heeft op 12 december 2014 ook de 'Omgevingsverordening Limburg 2014' en op 30 december 2016 een geconsolideerde versie hiervan vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven.
De Omgevingsverordening bevat regels over diverse onderwerpen, zoals de aanwijzing van milieubeschermingsgebieden. Het plangebied is niet gelegen binnen een van de milieubeschermingsgebieden en/of binnen of op korte afstand van ontwikkelingsgebieden voor glastuinbouw of intensieve veehouderij.
In paragraaf 2.4 van de Omgevingsverordening is bepaald dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Noord-Limburg niet voorziet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg.
Afweging.
De Omgevingsverordening Limburg bevat geen regels die realisering van het onderhavige plan onmogelijk maken. In relatie tot paragraaf 2.4 van de Omgevingsverordening is eveneens geen sprake van een belemmering voor realisering van de met dit plan beoogde functiewijziging, aangezien het een bestaande woning betreft waarvan de functie wijzigt van bedrijfs- naar burgerwoning.
3.3.3 Beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM)
Het Limburgs Kwaliteitsmenu is gebaseerd op het idee dat bebouwingsontwikkelingen in het buitengebied leiden tot verlies van omgevingskwaliteit en dat dit verlies op een kwalitatieve manier wordt gecompenseerd. De doelstelling is dan ook het combineren van ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied met het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in Limburg. Op 12 januari 2010 hebben Gedeputeerde Staten de beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu vastgesteld. De verantwoordelijkheid en de uitvoering van het Kwaliteitsmenu wordt in handen van de gemeenten gelegd.
Het kwaliteitsmenu is van toepassing op (niet onaanvaardbare) ontwikkelingen buiten de, rond de plattelandskernen getrokken, contour die middels een bestemmingsplanwijziging mogelijk worden gemaakt. Het kenmerkende voor de bedoelde ontwikkelingen is dat het functies zijn die met bebouwing gepaard gaan en extra ruimtebeslag leggen op het buitengebied.
Afweging.
Het LKM is op deze ontwikkeling niet van toepassing, aangezien het plangebied is gelegen binnen de contour. De gemeente Horst aan de Maas heeft het LKM 'vertaald' naar eigen beleid door in de Structuurvisie Horst aan de Maas een gemeentelijk kwaliteitsmenu op te nemen. Voor een nadere afweging hieromtrent zie paragraaf 3.5.1.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg
De Regionale Structuurvisie Wonen Noord-Limburg, vastgesteld op 20 april 2016, is een visie waarmee de bestuurders van de gemeenten Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Mook en Middelaar, Venlo, Venray en Peel en Maas en de provincie Limburg sturing geven aan de regionale woningmarkt. De structuurvisie heeft de status van intergemeentelijke structuurvisie op grond van artikel 2.1, lid 3 Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee heeft het document een juridische status met een zelfbindend karakter.
Samen met alle woonpartners zijn vijf inhoudelijke pijlers geïdentificeerd die de kern vormen van de visie. De pijlers rusten idealiter op een stevig fundament: krachtige gemeenten en een sterke regio. De inhoudelijke pijlers zijn:
- 1. een gezonde woningmarkt in balans: nieuwbouw naar behoefte;
- 2. de juiste woning op de juiste plek en dynamisch voorraadbeheer;
- 3. goed wonen voor iedereen, maar met extra aandacht voor onder andere arbeidsmigranten;
- 4. kwaliteit bestaande voorraad en kernen meer centraal;
- 5. een levensloopvriendelijke en duurzame regio.
Dat betekent in de regio onder andere concreet dat plancapaciteit wordt teruggebracht én alleen plannen worden toegevoegd die echt kwaliteit toevoegen en passen bij de woonbehoefte van de afzonderlijke gemeenten in de regio: bouwen naar reële behoefte.
Gemeenten vinden gezamenlijk dat de regionale plancapaciteit in 2030 niet meer mag zijn dan de regionale huishoudensgroei. Op basis van de prognoses (Progneff 2015) betekent dit in totaal een afname van 33% van de plancapaciteit, ruim 3.000 woningen. De gemeente Horst aan de Maas is de enige gemeente binnen de regio waarbinnen een toename van plancapaciteit (61 woningen) gemotiveerd kan worden om met de planvoorraad aan te sluiten op de verwachte huishoudensgroei in de periode 2015-2030.
Afweging
De voorgenomen ontwikkeling betreft de functiewijziging van één agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning. Omdat daarmee de planvoorraad niet wijzigt, bestaan vanuit het regionaal beleid geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Structuurvisie Horst aan de Maas
3.5.2 Masterplan Wonen Horst aan de Maas
Het Masterplan Wonen (lokale woonvisie) 2016-2021, dat in juni 2016 door de gemeente Horst aan de Maas is vastgesteld, is een uitwerking van de regionale structuurvisie Wonen Noord Limburg. De beleidsopgaven voor Horst aan de Maas die gebaseerd zijn op het regionale beleid, zijn als volgt:
- 1. een nieuwbouwprogramma met toekomstwaarde;
- 2. een sluitend netwerk van wonen, zorg en welzijn;
- 3. aantrekkelijk houden van de bestaande woningvoorraad en dorpen door verduurzaming in brede zin.
De genoemde beleidsopgaven resulteren in de volgende speerpunten in het Masterplan Wonen (2016-2021):
- Streven naar een kwalitatief gedifferentieerd woningaanbod, dat aansluit op de vraag van de huidige en toekomstige inwoners van de gemeente Horst aan de Maas. Een gedifferentieerd woningaanbod biedt de mogelijkheid om een gewenste wooncarrière te maken binnen de gemeente (doorstroming) en draagt bij aan een evenwichtige bevolkingsopbouw.
- Ter bevordering van een evenwichtige bevolkingsopbouw besteedt de gemeente in haar programma wonen extra aandacht aan woningen (huur en koop) voor jongeren, starters en senioren.
- Voor senioren is het van belang dat de woning zorggeschikt is en dat zij daar kunnen blijven wonen ook als ze zorg behoeven.
- In de bestaande particuliere woningvoorraad kan nog een flinke slag gemaakt worden op het gebied van duurzaamheid en het toekomstbestendig maken. Met name woningen uit de periode 1950-1985 vragen om (energetische) verduurzaming om deze toekomstbestendig en courant te houden.
- Realiseren van de nieuwbouw hoofdzakelijk binnen de bestaande bebouwing en in vrijkomend vastgoed in de woonkernen om de groene en landelijke omgeving tussen de woonkernen te behouden.
- Het stimuleren van de starters naar de bestaande voorraad, de realisatie van tijdelijke huurwoningen en de bewustwording van langer zelfstandig wonen.
De gemeente zet sterk in op woningbouw binnen de huidige bebouwingsgrenzen van de kernen. In het woningbouwprogramma 2016-2026 wordt naast de bestaande woningbouwlocaties ook ruimte gecreëerd voor de inbreidingslocaties voor woningbouw in de gemeente. Deze locaties zullen deels bestaan uit het vrijkomend maatschappelijk vastgoed.
De huidige bestaande planvoorraad voorziet in de woningbehoefte tot 2030. Zoals eerder reeds geconstateerd zet na 2032 een daling in van het aantal huishoudens. Daar zal in de woningbouwprogrammering tevens rekening mee worden gehouden.
In de totale plancapaciteit zoals opgenomen in de regionale structuurvisie Wonen Noord Limburg, zijn de mogelijke inbreidingslocaties (vrijkomend maatschappelijk vastgoed naar aanleiding van de herijking van het integraal accommodatiebeleid) nog niet meegenomen. Indien deze locaties zouden worden aangewend ten behoeve van woningbouw, dan zou er sprake kunnen zijn van een overschot aan plancapaciteit.
Afspraken woningbouwprogramma:
- 1. In alle kernen is voor de lange en de korte termijn een passend woningaanbod aanwezig, ook met betrekking tot (sociale en markt) huurwoningen. Per kern is een ambitie opgenomen voor vergroting van het aantal huurwoningen in 2021.
- 2. Er wordt gebouwd voor de concrete behoefte, deze wordt samen met de dorpen bepaald.
- 3. Er wordt ingezet op innovatieve concepten
- 4. Inbreidingslocaties en herontwikkeling vrijkomend vastgoed gaan voor nieuwe uitbreidingslocaties woningbouw
Afweging.
De beoogde ontwikkeling betreft de functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning. Er is sprake van een concrete behoefte aan de zijde van de toekomstige eigenaar/initiatiefnemer. Het plan voldoet dan ook aan de beleidslijnen zoals genoemd in het “Masterplan Wonen Horst aan de Maas”.
3.6 Conclusie
Concluderend kan gesteld worden dat de voorgenomen realisatie van het bouwplan past binnen het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid, met uitzondering van de strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied. Omdat de gemeente heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan het voorliggend initiatief, wordt middels onderhavig nieuw bestemmingsplan de mogelijkheid voor de realisatie van het plan juridisch-planologisch geregeld.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Uitgangspunten En Doelstellingen Van Het Plan
Doel van het plan is om een bestaande agrarisch bedrijf te beëindigen en om de bestaande bedrijfswoning te gebruiken als burgerwoning. De bij die woning gelegen (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen worden in de nieuwe situatie gebruikt als bijbehorende bouwwerken bij de woning, behoudens de voormalige kippenschuur. Deze zal worden gesloopt.
4.2 Stedenbouwkundige/ruimtelijke Aspecten
Het plangebied is gelegen aan een straat die zich kenmerkt als een gemengd gebied met overwegend woningen en enkele maatschappelijke functies en bedrijven. Een agrarisch bedrijf binnen een dergelijk gebied is in beginsel niet wenselijk, gelet op de mogelijke overlast daarvan op omliggende milieugevoelige functies en in het belang van de verkeersveiligheid. Uit stedenbouwkundig oogpunt ligt het voor de hand om na beëindiging van het bedrijf de bestaande bebouwing te gebruiken als woning met bijbehorende bouwwerken, mede omdat daarmee het cultuurhistorisch waardevolle pand/ensemble, kan worden behouden.
Conclusie is dan ook dat het plan ruimtelijke gezien leidt tot een kwaliteitsverbetering van de Schoolstraat - Irenestraat dat uit stedenbouwkundig- en ruimtelijk oogpunt geen bezwaar bestaat tegen de beoogde ontwikkelingen.
4.3 Landschappelijke Inpassing
In beginsel is uitgangspunt dat nieuwe ontwikkelingen landschappelijk worden ingepast. In dit geval betreft het een perceel waarop in de bestaande situatie al een woning met tuin en bijbehorende bouwwerken is gelegen. Ruimtelijk gezien is er geen sprake van wijziging van de inrichting van het perceel. Ook het gebruik wijzigt niet. Zowel in de bestaande als in de nieuwe situatie in sprake van een woonfunctie, zij het dat het perceel nu wordt gebruikt voor bedrijfswoning en in de nieuwe situatie als burgerwoning.
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de noodzakelijke onderzoeksaspecten behandeld welke in het kader van de realisatie van de nieuwe (milieugevoelige) bestemming nader onderzocht dienen te worden.
5.2 Milieuaspecten
5.2.1 Bodem- en grondwaterkwaliteit
Formeel gezien dient in het kader van een bestemmingswijziging (over het algemeen middels een bodemonderzoek) aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Aangezien de ontwikkeling voorziet in een functiewijziging van agrarisch naar wonen en het in gebruik nemen van de tot het bedrijf behorende gronden als tuin bij bestaande en een nieuwe woning, is sprake van een gevoelige functie en dient er aangetoond te worden dat de bodem hiervoor geschikt is.
Door Aeres Milieu BV is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd1 . Dit rapport is als bijlage 1Bodemonderzoek bij deze toelichting gevoegd. Uit de analyseresultaten blijkt dat de bovengrond licht verhoogd is met lood en zink. In de ondergrond zijn geen gehalten gemeten verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde. Het freatisch grondwater is licht verhoogd met barium, cadmium en zink.
De resultaten van dit bodemonderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend of nader bodemonderzoek. De milieuhygiënische conditie van de bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
De aangetroffen lichte verontreinigingen in de grond kunnen wel bij grondafvoer beperkingen opleveren ten aanzien van het (her)gebruik van de grond omdat dan veelal andere normen gelden. Ten aanzien van hergebruik van deze grond elders is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.
Het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie is niet multifunctioneel toepasbaar. Het wordt daarom afgeraden het freatisch grondwater te gebruiken voor consumptie, besproeiing of proceswater.
Door de aanwezigheid van asbestverdacht plaatmateriaal op het dak van het kippenhok wordt de bodem rondom het kippenhok als asbestverdacht beschouwd. Geadviseerd wordt om na sloop van het kippenhok een verkennend onderzoek asbest in bodem conform de NEN 5707 uit te voeren ter plaatse van het kippenhok.
Conclusie bodem- en grondwaterkwaliteit.
De kwaliteit van de bodem en het grondwater vormt geen belemmering voor realisering van dit bestemmingsplan.
- 1. Verkennend bodemonderzoek Wilhelminastraat 7 te grubbenvorst, Aeres Milieu BV d.d. 8 februari 2018, projectnr. AM17553
5.2.2 Geluid
Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, waarbij sprake is van de realisatie van geluidsgevoelige objecten dient te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In deze wet wordt aangegeven hoe voor een gebied waar een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt dient te worden omgegaan met geluidhinder als gevolg van wegverkeer, industrie en spoorwegen. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen. In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke (spoor)weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt.
De woning aan de Wilhelminastraat 7 ligt binnen de wettelijke geluidszones van enkele nabijgelegen wegen. Het betreft echter een bestaande woning. Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen/functies mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is derhalve niet noodzakelijk.
Conclusie geluid/wegverkeerslawaai.
Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.2.3 Luchtkwaliteit
5.2.4 Geur
5.2.5 Bedrijven en milieuzoneringen
5.2.6 Externe veiligheid
5.2.7 Milieueffectrapportage
5.3 Waterparagraaf
5.3.1 Algemeen
In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze het waterhuishoudkundig systeem in het plangebied opgebouwd is en hoe rekening is gehouden met de (ruimtelijk) relevante aspecten van (duurzaam) waterbeheer. Een beknopte beschrijving van de kenmerken van het watersysteem kan het benodigde inzicht geven in het functioneren van dit systeem.
5.3.2 Beleidskader
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Limburg, het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014), het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:
- vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
- voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).
Daarnaast is de Beleidsbrief regenwater en riolering nog relevant. Hierin staat hoe het best omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan. Ook hier gelden de driestapsstrategieën.
5.3.3 Kenmerken van het watersysteem
De kenmerken van de watersystemen, zoals die voorkomen in het plangebied (en omgeving), kunnen het beste beschreven worden door een onderverdeling te maken in de soorten van water die in het gebied aanwezig zijn. De belangrijkste zijn: grondwater en bodemopbouw, oppervlaktewater, hemel- en afvalwater.
5.4 Kabels En Leidingen
In (of in de directe omgeving van) het besluitgebied komen geen leidingen of kabels voor met een dusdanige planologisch-juridische beschermingszone dat zij de realisatie van het bouwplan belemmeren.
5.5 Ecologie / Wet Natuurbescherming
5.5.1 Achtergrond
Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) is vastgelegd.
5.5.2 Gebiedsbescherming
Wettelijke gebiedsbescherming (Natura 2000)
Het dichtstbijzijnde wettelijk beschermde natuurgebied, het Natura 2000-gebied Maasduinen, ligt op circa 2,4 kilometer afstand ten noordoosten van het plangebied. De beoogde functiewijziging heeft geen negatieve effecten op soorten en habitattypen in dit Natura 2000-gebied, aangezien de bedrijfsmatige activiteiten worden beëindigd, hetgeen gepaard gaat met een afname van verkeersbewegingen.
Provinciale gebiedsbescherming (POL 2014)
Het plangebied is niet gelegen in of nabij de goudgroene- of zilvergroene natuurzone, danwel in de bronsgroene landschapszone. Ten westen en ten noordwesten van het plangebied zijn gronden gelegen die zijn aangeduid als bronsgroene landschapszone (ten westen van de spoorlijn) en als zilvergroene- en goudgroene natuurzone. De met dit bestemmingsplan beoogde ontwikkelingen zijn niet van invloed op de doelstellingen voor deze zones.
5.5.3 Soortenbescherming
Het voornemen bestaat uitsluitend uit een functiewijziging van de bestaande woning met bijbehorende bouwwerken en van de tuin. In de bestaande situatie worden grond en gebouwen reeds gebruikt voor de woonfunctie, echter formeel uitsluitend in de vorm van een agrarische bedrijfswoning. In de nieuwe situatie blijft het gebruik wonen. Het onderhavige plan heeft derhalve geen gevolgen voor eventueel aanwezige flora en fauna.
De bestaande voormalige kippenschuur zal worden gesloopt. Dat staat echter los van het onderhavige bestemmingsplan. Ook in de bestaande situatie kan deze schuuir worden gesloopt. Hiervoor is uitsluitend een melding nodig in het kader van het Bouwbesluit.
Het eventueel verwijderen van tuinbeplanting en sloop van bebouwing dient buiten het broedseizoen in verband met eventuele broedvogels te worden uitgevoerd en daarnaast dient de zorgplicht in acht te worden genomen ten behoeve van mogelijk (incidenteel) aanwezige algemene soorten.
Het aspect soortenbescherming vormt derhalve geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
5.6 Archeologie En Cultuurhistorie
5.6.1 Archeologie
Volgens de gemeentelijke Archeologische maatregelenkaart ligt het plangebied grotendeels binnen gebied van categorie 7 (Bebouwde kom – onbekende verwachting) en voor een klein deel binnen gebied met een archeologische verwachting (categorie 2).
Daarnaast is het plangebied blijkens de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg volledig gelegen binnen provinciaal archeologisch aandachtsgebied.
Middels dit bestemmingsplan wordt echter geen bodemverstoring mogelijk gemaakt die niet ook al mogelijk is op grond van het geldende bestemmingsplan. Archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Wel is overeenkomstig het geldende bestemmingsplan voor het deel van het bestemmingsplan waar sprake is van categorie 2, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.
5.6.2 Cultuurhistorie
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Limburg zijn de Schoolstraat en de Wilhelminastraat ten noorden van de Schoolstraat, aangeduid als wegen ouder dan 1806. De tracé's en profielen van deze wegen wijzigt niet door de realisering van de beoogde ontwikkelingen.
Daarnaast is de bebouwing binnen het plangebied opgenomen binnen het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Het object is van belang omdat het een specimen van een bouwtraditie (traditionalisme) betreft. De bebouwing is tevens opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst. De beoogde functiewijziging is niet van invloed op het behoud van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing. Het plangebied is in dit bestemmingsplan tevens aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument'. In de regels van de bestemming 'Wonen' is in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat de gronden ter plaatse van die aanduiding tevens zijn bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden. Daarmee is de cultuurhistorische waarde een afwegingscriterium bij de verlening van omgevingsvergunningen voor het verbouwen van het pand.
Voor het overige zijn er in of in de nabijheid van het plangebied geen objecten gelegen met een cultuurhistorische waarde.
5.7 Verkeer En Parkeren
5.7.1 Verkeer
Het plangebied is direct gelegen aan de Wilhelminastraat, die in zuidelijke richting aansluit op de Schoolstraat. Daarmee is het plangebied goed bereikbaar vanuit de kern Grubbenvorst en gelegen op korte afstand van lokale en regionale verbindingswegen. Het onderhavige project heeft positieve gevolgen voor de verkeersafwikkeling, aangezien ten opzichte van de bestaande situatie sprake is van een afname van verkeersbewegingen.
5.7.2 Parkeren
In november 2016 heeft de raad van de gemeente Horst aan de Maas een nieuwe Nota Parkeernormen vastgesteld. In deze Nota zijn de nieuwste richtlijnen ten aanzien van het aantal benodigde parkeerplaatsen bij diverse typen voorzieningen opgenomen. Voor het merendeel zijn deze richtlijnen gebaseerd op landelijke kencijfers (CROW publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie), daarnaast is gewijzigde wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening meegenomen. Basis blijft echter dat ontwikkelingen moeten voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein.
In dit geval is in de bestaande situatie reeds sprake van een woning. In de nieuwe situatie vervallen bovendien de bedrijfsmatige activiteiten, waardoor per saldo in vergelijking met het geldende bestemmingsplan sprake is van een afname van de parkeerbehoefte.
5.8 Duurzaamheid
Duurzaam bouwen en wonen betekent dat woningen, gebouwen en andere bouwwerken ontwikkeld en gebruikt worden met respect voor mens en milieu. Duurzaam bouwen is meer dan alleen energiebesparing. Duurzame woningen en gebouwen zijn vaak gezonder voor bewoners en gebruikers. Ook zijn ze energiezuiniger en beter voor het milieu dan traditionele woningen. Duurzaam bouwen bespaart ook grondstoffen. Het gaat bij duurzaam bouwen niet alleen om energiebesparing in huizen en gebouwen, maar bijvoorbeeld ook om:
- gebruik van duurzame materialen die rekening houden met het milieu en de gezondheid van bewoners en gebruikers;
- een gezond binnenmilieu bijvoorbeeld door goede ventilatie om vocht, schimmel en ophoping van schadelijke stoffen te voorkomen; prettige en leefbare huizen, gebouwen, wijken en steden;
- duurzaam slopen, om de materialen die vrijkomen bij de sloop opnieuw te kunnen gebruiken (hergebruik en recycling);
- verantwoord watergebruik;
- voorkomen dat grondstoffen voor bouwmaterialen uitgeput raken.
Her- of verbouw is in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde. Indien in de toekomst plannen bestaan voor verbouw van de bebouwing zullen in ieder geval de wettelijke duurzaamheidseisen worden toegepast, waarbij tevens rekening zal worden gehouden met de cultuurhistorische waarden van de bebouwing.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op 1 juli 2008 zijn samen met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepalingen omtrent de grondexploitatie (Afdeling 6.4 Wro) in werking getreden. In deze regels is bepaald dat de gemeente bij het vaststellen van een planologische maatregel waarin mogelijkheden voor een bouwplan gecreëerd worden, verplicht is maatregelen te nemen die verzekeren dat de kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan.
Indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd, kan de gemeente afzien van het opstellen van een exploitatieplan. Eveneens is de gemeente niet verplicht een exploitatieplan vast te stellen in bij het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangegeven gevallen waar het kostenverhaal minimaal is, of niet opweegt tegen de bestuurlijke lasten (artikel 6.12, lid 2, aanhef, juncto artikel 6.2, lid 1 Bro).
Binnen het plangebied is geen sprake is van een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro in samenhang met artikel 6.2.1. onder a Bro. Er geldt dan ook geen verplichting tot kostenverhaal.
De gemeente sluit wel een planschadeverhaalsovereenkomst met de initiatiefnemer. Hiermee wordt vastgelegd dat eventuele tegemoetkomingen in planschade aan derden, toegebracht door een planologische wijziging, door de gemeente verhaald kunnen worden op de initiatiefnemer van het plan.
6.2 Handhaving
De gemeenten Horst aan de Maas en Venray hebben sinds 1 april 2005 via een gemeenschappelijke regeling hun handhavingscapaciteit gebundeld. Beleidsuitgangspunten voor toezicht en handhaving zijn vastgelegd in de Nota Integraal Handhavingsbeleid Horst aan de Maas en Venray (2012 - 2015). Het beleidsplan bevat naast visie, doelstellingen en prioriteiten ook de werkwijzen hoe met geconstateerde overtredingen wordt om gegaan en welke strategieën daarbij worden gevolgd. Ook wordt invulling gegeven aan de vele eisen die wet- en regelgeving aan de gemeentelijke taakuitvoering stelt.
De gemeenten Horst aan de Maas en Venray voeren hun handhavingstaken uit op basis van de volgende visie:
De gemeenten Horst aan de Maas en Venray stellen een gezonde, veilige, leefbare en groene leefomgeving centraal. Handhaving is één van de middelen om de kwaliteit van wonen, leven en werken te behouden en te versterken. Het bestuur streeft naar een gestructureerd en integraal handhavingsbeleid waarbij preventief beleid voorop staat. De betrokkenheid en het eigen verantwoordelijkheidsbesef van de burgers, bedrijven en instellingen moeten daarbij worden vergroot. Als de preventieve inzet (informatievoorziening) niet werkt en het geschonken vertrouwen wordt beschaamd, volgt daadwerkelijke handhavend optreden. Zo krijgt iedereen de aanpak die hij/zij verdient.
De uit deze visie voorvloeiende doelstellingen en beleidsuitgangspunten van het handhavingsbeleid zijn:
- 1. Appelleren aan de eigen verantwoordelijkheid.
- 2. Preventie gaat boven repressie.
- 3. Draagvlak creëren.
- 4. Klantgericht handelen.
- 5. Alleen noodzakelijke en handhaafbare kaders stellen.
Concreet betekent dit dat nadrukkelijk wordt ingezet op preventie. Leidend uitgangspunt is dat burgers, bedrijven en instellingen worden vertrouwd in een rechtmatige uitoefening van hun activiteiten. Er wordt daarbij van uitgegaan dat het maatschappelijk veld, met gerichte voorlichting en communicatie, verantwoordelijk kan worden gemaakt (en gehouden) voor de naleving van voor hen geldende wet- en regelgeving. Daarbij past een bewuste differentiatie van de handhavingsinzet. In een jaarlijks op te stellen handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) worden de prioriteiten vertaald naar actie. Het jaarlijkse HUP wordt vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van beide gemeenten en ter kennis gebracht van de gemeenteraden.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3.1 Overleg
Volgens artikel 3.1.1 Bro dient overleg te worden gepleegd met waterschap, andere gemeenten van wie de belangen bij het plan betrokken zijn, en met betrokken rijks- en provinciale diensten voorgeschreven. Hiervan kan worden afgezien indien de betrokken diensten aangeven dat overleg niet noodzakelijk is.
Op 20 maart 2018 heeft de provincie Limburg per mail aangegeven dat het plan is beoordeeld op de adequate doorwerking van de provinciale belangen. De beoordeling van het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Indien dit plan op deze wijze wordt voortgezet, zal er voor de provincie geen aanleiding zijn om in de verdere procedure van het plan een zienswijze in te dienen. Op 16 april 2018 heeft de provincie in het kader van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan nog eens bevestigd dat er gene aanleiding is om zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan in te dienen.
6.3.2 Inspraak
Inspraak is niet verplicht, tenzij dit in de gemeentelijke inspraakverordening is voorgeschreven. Voor bestemmingsplannen is een inspraakprocedure niet voorgeschreven in de gemeentelijke inspraakverordening. Gelet op de beperkte impact van het onderhavige bestemmingsplan wordt hiervoor geen inspraakprocedure gevolgd.
6.3.3 Wettelijke procedure
De wettelijke procedure voor de voorbereiding van een bestemmingsplan is vastgelegd in artikel 3.8 Wro:
- ontwerp ter inzage gedurende 6 weken met mogelijkheid tot indiening zienswijzen
- vaststelling bestemmingsplan binnen 12 weken na afloop termijn tervisielegging ontwerp
- tervisielegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende 6 weken en mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State
Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 29 maart 2018 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Hoofdstuk 7 Juridische Toelichting
7.1 Planstukken
Het bestemmingsplan 'Wilhelminastraat 7 Grubbenvorst' is vervat in een verbeelding, planregels en toelichting.
De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het project en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en / of op te richten bouwwerken.
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemming. Op de verbeelding wordt de bestemming weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende deel van het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de opzet en het gebruik van de verbeelding en planregels.
Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP 2012 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De regels voldoen tevens aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
7.2 Toelichting Op De Verbeelding
De analoge verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1000, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
De bestemming ‘Wonen’ met een bouwvlak is weergegeven, alsmede de bestemming 'Tuin' en de duibbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Tevens is de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' opgenomen voor de bestaande hoofdbebouwing.
7.3 Toelichting Op De Regels
Bij het opstellen van de planregels werd uitgegaan van de gemeentelijke standaard, waarbij zovel mogelijk is aangesloten bij de systematiek van het geldende bestemmingsplan 'Maaskernen', het rapport Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) en de Wabo. Onderstaand wordt weergegeven op welke wijze de regels zijn ingedeeld en wordt de inhoud van de regels verkort weergegeven.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels: Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 is een aantal noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen welke worden gebruikt in de regels. Een aantal begrippen is verplicht overgenomen uit de SVBP 2012 en een aantal begrippen is overgenomen conform de gemeentelijke standaard.
In artikel 2 wordt uiteengezet op welke wijze gemeten dient te worden.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen.
Bestemming 'Tuin' (artikel 3)
Deze bestemming is opgenomen voor het perceelsgedeelte binnen het plangebied dat nie tis gelegen binnen het bouwvlak met de bestemming 'Wonen'.
Bestemming 'Wonen' (artikel 4).
Deze bestemming is met een bouwvlak opgenomen voor de bestaande woning met de voormalige bedrijfsgebouwen en achtertuin.
Hoofdstuk 3 en 4: Algemene regels en Overgangs- en slotregels
Deze hoofdstukken bevatten de bepalingen (artikelen 6 tot en met 11) die op het hele plangebied betrekking hebben en het bevoegd gezag de mogelijkheid bieden flexibiliteit in het plangebied te betrachten.