KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Dienstverlening
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Groen - Groensingel
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Tuin - Gaarde
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen
Artikel 18 Leiding - Gas
Artikel 19 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Waarom Is Er Een Nieuw Bestemmingsplan Nodig?
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Hoe Ziet Het Gebied Er Nu Uit?
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Planuitgangspunten
4.2 Ruimtelijke En Functionele Uitgangspunten
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Milieu
5.2 Cultuurhistorie En Archeologie
5.3 Flora En Fauna
5.4 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
6.1 Inleiding
6.2 Beleid
6.3 Beschrijving Watersysteem
6.4 Tabel Waterthema's En Vertaling In Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Juridisch Bestuurlijke Aspecten
7.1 Planmethode
7.2 Opzet Van De Verbeelding
7.3 Opzet Van De Regels
Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Rapport Verkennend Bodemonderzoek Den Dam 34
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Terborgseweg 58 Deel 1
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Terborgseweg 58 Deel 2
Bijlage 4 Advies Oda Geluid Locatie Terborgseweg 58
Bijlage 5 Advies Oda Externe Veiligheid
Bijlage 6 Bijlage Bij Advies Oda Externe Veiligheid
Bijlage 7 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna Den Dam 34
Bijlage 9 Verslag Inspraak

Kom Breedenbroek 2016

Bestemmingsplan - gemeente Oude IJsselstreek

Vastgesteld op 29-06-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 van de gemeente Oude IJsselstreek.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 aan huis verbonden bedrijfsactiviteit

een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 aan huis verbonden beroepsactiviteit

Een bedrijf dat enkel is gericht op het leveren van diensten in of bij een woning waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie hoofdgebouwen.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of telen van gewassen.

1.8 archeologische waarde

waarde van een terrein in verband met de zich (mogelijk) daarin bevindende oudheidkundige zaken.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, herstellen, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.11 bed & breakfast

een kleinschalige verblijfsaccommodatie voor kortdurend recreatief verblijf waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte bedrijfsruimte die voor de bedrijfsuitoefening nodig is, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.13 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.14 begane grond

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.15 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1509.BP000053-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorend gebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 bijzondere woonvorm

een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één of meer huishoudens door hulpbehoevenden op het fysieke, psychische en/of sociale vlak eventueel met extra zorg en/of begeleiding, met bijbehorende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke ruimte en kantoor.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kelder, dakopbouw en/of zolder.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.31 differentiatielijn

aanduiding die het verschil aangeeft tussen de, binnen één bestemming geldende, bouw- en / of gebruiksregels.

1.32 extensieve dagrecreatie

recreatief (mede)gebruik van gronden bijvoorbeeld: wandelen, fietsen en paardrijden.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geluidgevoelige gebouwen en terreinen

gebouwen die gebruikt worden voor bewoning of daartoe bestemd zijn danwel andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen als bedoeld in de geldende milieuwetgeving.

1.35 geschakelde woning

woningen met elkaar verbonden door middel van aan- of bijgebouwen.

1.36 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.

1.37 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.38 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond, zoals melkveehouderijen en akkerbouw.

1.39 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, danwel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.40 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.41 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met elkaar niet zijnde een seksinrichting of voor gebruik ten behoeve van prostitutie.

1.42 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van administratieve diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.43 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.44 maatschappelijke dienstverlening

culturele, medische, educatieve, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening (met uitzondering van een ziekenhuis) en dagopvang.

1.45 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.46 nevenactiviteit

een activiteit die in ruimtelijke en/of functionele zin ondergeschikt is aan en voortvloeit uit de hoofdfunctie.

1.47 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.48 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.50 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.51 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.

1.52 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals bouw- en doe-het-zelf producten, auto's, motorfietsen, boten, caravans, keukens, sanitair en meubelen.

1.53 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.54 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) perceelsgrens en enig punt van een bouwwerk.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 het bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf peil.

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel/bestemmingsvlak:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel/bestemmingsvlak gelegen bouwwerken tezamen.

2.10 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de gemiddelde hoogte van de weg ter plaatse;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
  3. c. bij de bestemming Verkeer - Railverkeer wordt onder peil verstaan: de bovenkant spoorstaaf;
  4. d. vanaf het waterpeil tot het hoogtste punt van het bouwwerk.

Toepassing van maten:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m. bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  3. c. nevenactiviteiten zoals weergegeven in bijlage 1: Lijst van neven- en hoofdactiviteiten met een oppervlakte van maximaal 50% van de bestaande bedrijfsbebouwing met een maximum van 350 m2;
  4. d. het hobbymatig houden van dieren;
  5. e. extensieve (dag)recreatie;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een autobedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf';
  2. b. een houtbewerkingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerking';
  3. c. een installatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf';
  4. d. een goud- en zilversmid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - goud- en zilversmid';
  5. e. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  6. f. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  7. g. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  8. h. in- en uitritten en toegangswegen;
  9. i. parkeer-, groenvoorzieningen, kunstwerken en straatmeubilair;
  10. j. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. h. detailhandel;
  2. i. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
  3. j. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. k. tuinen en erven;
  5. l. wegen en paden,
  6. m. parkeer- en groenvoorzieningen;
  7. n. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  8. o. straatmeubilair en nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Dienstverlening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
  2. b. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. tuinen en erven;
  4. d. wegen en paden;
  5. e. parkeer- en groenvoorzieningen;
  6. f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  7. g. straatmeubilair en nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat alleen de volgende maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan: gezondheids- en welzijnszorg, onderwijs en naschoolse opvang, openbare dienstverlening, religie en verenigingsleven;
  2. b. kantoren;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. tuinen en erven;
  6. f. parkeer-, speel-, groenvoorzieningen en kunstwerken;
  7. g. wegen en paden;
  8. h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  9. i. straatmeubilair en nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, groensingels en plantsoenen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. speelvoorzieningen, kunstwerken en ontmoetingsplekken;
  5. e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  6. f. straatmeubilair, en nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Groen - Groensingel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Groensingel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen ter afscherming van aangrenzende (bedrijfs)terreinen;
  2. b. in- en uitritten;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  7. g. straatmeubilair en nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca in de categorieën 1 en 2 van de Staat van horeca-activiteiten (bijlage 2) ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  2. b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. c. een schietbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietbaan';
  4. d. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. tuinen en erven;
  6. f. wegen en paden;
  7. g. parkeer-, speel- en groenvoorzieningen en kunstwerken;
  8. h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  9. i. straatmeubilair en nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat alleen de volgende maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan: bibliotheek, gezondheidszorg, onderwijs en naschoolse opvang, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, welzijnsinstelling en zorginstelling;
  2. b. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  3. c. horeca als nevenactiviteit;
  4. d. detailhandel als nevenactiviteit;
  5. e. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. f. wegen en paden;
  7. g. parkeer-, speel-, groenvoorzieningen en kunstwerken;
  8. h. water, voorzieningen voor de waterhuishouding en nutsvoorzieningen;
  9. i. straatmeubilair en nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor een andere vorm van een maatschappelijke voorzieningen. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig wordt geschaad;
  4. d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. e. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportactiviteiten;
  2. b. wegen, paden en verhardingen;
  3. c. parkeer-, speel- en groenvoorzieningen;
  4. d. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. ondergrondse containers;
  6. f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  7. g. straatmeubilair, nutsvoorzieningen en kunstwerken.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. wegen en paden;
  3. c. erkers en erfafscheidingen.

Artikel 14 Tuin - Gaarde

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Gaarde' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin, moestuin, boomgaard, akker, weide en daarmee gelijk te stellen doeleinden;
  2. b. wegen en paden.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebieden;
  2. b. wegen en pleinen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. ondergrondse containers;
  5. e. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. f. parkeer-, speel-, groenvoorzieningen en kunstwerken;
  7. g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  8. h. ontmoetingsplekken en straatmeubilair;
  9. i. openbaar vervoersvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. water en voorzieningen voor de waterhuishouding, waterafvoer, waterberging en waterlopen;
  2. b. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. wegen en paden;
  4. d. speel-, groenvoorzieningen en kunstwerken;
  5. e. straatmeubilair, en nutsvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepsactiviteiten;
  3. c. tuinen en erven;
  4. d. parkeer-, speel- en groenvoorzieningen;
  5. e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  6. f. straatmeubilair en nutsvoorzieningen

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 17.2.2 onder b voor het toestaan van een ander woningtype bij de aanduidingen 'tweeaaneen', 'aaneengebouwd' of 'gestapeld', mits:

  1. a. het aantal woningen gelijk blijft of minder wordt;
  2. b. dit vanuit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt aanvaardbaar is;
  3. c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Specifieke gebruiksregels

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen;
  2. b. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.

18.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd ten dienste van de bedoelde leiding(en) waarvan de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende, andere bestemming. Er kan worden afgeweken onder de volgende voorwaarden:

  1. a. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen;
  2. b. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden toegelaten.

18.4 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen, zijn op de in artikel 18.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.4 voor het toestaan van een nieuw beperkt kwetsbare object, mits:

  1. a. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen;
  2. b. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Archeologische Verwachting 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologisch begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie', indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

21.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

21.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

21.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentages in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

22.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in elk geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in:
    1. 1. volumineuze goederen;
    2. 2. goederen waarvan de verkoop redelijkerwijs niet past in stedelijk gebied, zoals: brand- en explosiegevaarlijke stoffen.

22.2 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Indien wijziging in de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald aan de hand van de op dat moment meest actuele CROW-parkeerkencijfers.
  2. b. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder a indien:
    1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

23.1 Geurzone nutsvoorziening

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen de gronden niet bebouwd en/of gebruikt worden ten behoeve van een geurgevoelig object tenzij er uit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van hinder en bij de gemaalbeheerder advies is ingewonnen ten behoeve van een geurgevoelig object.

23.2 Veiligheidszone nutsvoorziening

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

24.1 Overschrijding van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het overschrijden van bouwgrenzen. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:

  1. a. de overschrijding maximaal 2,5 meter bedraagt;
  2. b. de noodzakelijkheid is aangetoond in verband met de uitmeting van het terrein of uit oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing.

24.2 Grotere hoogte voor masten en kunstwerken

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde voor kunstwerken, en zend-, ontvang- en/of sirenemasten. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:

  1. a. De bouwhoogte maximaal 40 meter bedraagt.

24.3 Grotere hoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:

  1. a. De bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt.

24.4 Gebouwen voor nutsdoeleinden

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken worden gebouwd voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, transformatorhuisjes en bouwwerken ten behoeve van het rioolstelsel, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:

  1. a. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  2. b. de inhoud maximaal 50 m3 bedraagt, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van het rioolstelsel.

24.5 Nadere voorwaarden voor afwijken van de regels

Het bevoegd gezag wijkt enkel af van de regels zoals hierboven genoemd onder de voorwaarden dat:

  1. a. Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  2. b. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden benadeeld;
  3. c. De sociale veiligheid niet onevenredig wordt benadeeld;
  4. d. De bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden benadeeld;
  5. e. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

25.2 Ontheffing

Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van lid 25.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 25.1 met maximaal 10%.

25.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Behorende bij de regels van het bestemmingsplan 'Kom Breedenbroek 2016' van de gemeente Oude IJsselstreek.

Categorie 1 “lichte horeca”
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:


1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca:
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.


1b. Overige lichte horeca:
- bistro;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice).


1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m2;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).


Categorie 2 “middelzware horeca”
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Waarom Is Er Een Nieuw Bestemmingsplan Nodig?

Een belangrijke aanleiding voor de actualisering en digitalisering van het bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Breedenbroek is het per 1 juli 2008 van kracht worden van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Wro heeft het bestemmingsplan een prominente rol in de ruimtelijke ordening toebedeeld gekregen; het is het belangrijkste juridische uitvoeringsinstrumentarium voor het ruimtelijk beleid. De Wro schrijft de verplichting voor alle nieuwe ruimtelijke plannen per 1 juli 2010 digitaal te maken.

Een andere reden is, dat voor een belangrijk deel van het plangebied het geldend bestemmingsplan 10 jaar oud is en geactualiseerd moet worden. De verleende vrijstellingen/afwijkingen kunnen in het nieuwe bestemmingsplan worden verwerkt. Ook wordt met dit plan rekening gehouden met de demografische krimp en de gevolgen daarvan voor de woningmarkt. In dit bestemmingsplan komen daarom bouwmogelijkheden in het plangebied Den Dam te vervallen. Daarnaast worden met dit bestemmingsplan enkele individuele verzoeken meegenomen, zoals nader omschreven in Hoofdstuk 4.

De eisen die de inwoners en gebruikers stellen aan de bebouwde omgeving zijn in de loop van de tijd behoorlijk veranderd. Ook voor de ambtelijke organisatie is het wenselijk om te beschikken over een actueel bestemmingsplan dat is afgestemd op het huidige beleidskader en voldoet aan de nieuwste (digitale) standaarden.

De gemeente Oude IJsselstreek wil komen tot een integrale, gebiedsgerichte herziening van de verouderde bestemmingsplannen. In de juridisch-planologische regeling van de op te stellen bestemmingsplannen, moet een balans worden gevonden tussen de gewenste flexibiliteit enerzijds en de bescherming van bestaande belangen anderzijds. Het bestemmingsplan dient een duurzaam en actueel toetsingskader te vormen, waarin de ruimtelijke inpasbaarheid van initiatieven op een eenvoudige en transparante wijze kan worden beoordeeld. Het streven is dat de te ontwikkelen bestemmingsplannen qua systematiek (opzet regels, toelichting en verbeelding) op elkaar worden afgestemd (standaardisering).

Voor het opstellen van de verbeelding, de opzet en inhoud van de regels én de opzet van de toelichting voor een nieuw bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Breedenbroek wordt als leidraad gebruik gemaakt van bestemmingsplannen die in de afgelopen jaren zijn opgesteld, zoals voor de kernen Netterden en Sinderen. Vanzelfsprekend wordt daarbij ook rekening gehouden met bestaande beleidskaders en geldende bestemmingsplanregelingen.

1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied betreft nagenoeg de gehele bebouwde kom van de kern Breedenbroek. Breedenbroek is gelegen in het meest oostelijke deel van de gemeente Oude IJsselstreek op de grens met de gemeente Aalten. De kern ligt ongeveer 10 kilometer ten oosten van Gendringen. De plangrens volgt aan de noordzijde de bebouwingscontour van de Terborgseweg en het Rabelink en aan de zuidzijde de Terborgseweg en de Krommenhorst. De oostgrens ligt langs de percelen Terborgseweg 58 en 61C. De westgrens volgt deels de percelen aan Den Dam en het perceel Terborgseweg 18.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000053-VA01_0001.png"

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Kom Breedenbroek vervangt de volgende bestemmingsplannen (geheel of gedeeltelijk):

Bestemmingsplan Datum vaststelling gemeenteraad Datum goedkeuring GS
Kleine Kernen 2004 22 december 2005 4 juli 2006
Buitengebied 2000, Herziening 2002 26 februari 2004 21 september 2004

Het grootste gedeelte van het plangebied valt binnen het bestemmingsplan "Kleine Kernen 2004". De meeste gronden in het plangebied hebben de bestemming:

  • "Wonen" (donkergele kleur) en "Tuinen" (groene kleur)
    Daarnaast komen o.a. nog de volgende bestemmingen voor:
  • "Agrarisch gebied' (lichtgroene kleur)
  • "Gemengde doeleinden" (donkerrood)
  • "Maatschappelijke doeleinden" (roze)
  • "Bedrijven" (paars)

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000053-VA01_0002.png"

Figuur 1 Plankaart bestemmingsplan "Kleine Kernen 2004"

Een deel van het plangebied ter hoogte van het perceel Terborgseweg 18 valt binnen het bestemmingsplan "Buitengebied 2000 (herziening 2002)". Voor dit deel van het plangebied gelden de bestemmingen "Agrarisch gebied", "Wonen" en "Wegen".

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000053-VA01_0003.png"

Figuur 2 Gedeelte van plankaart bestemmingsplan "Buitengebied 2000 (herziening 2002)"

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd: in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven door middel van de ontstaansgeschiedenis van het gebied en een ruimtelijke en functionele beschrijving. Het beleidskader is opgenomen in hoofdstuk 3. Relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is in dit hoofdstuk belicht. In hoofdstuk 4 worden de planuitgangspunten uiteen gezet.

In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten behandeld: de milieu-aspecten, cultuurhistorie en archeologie, flora en fauna en vervolgens verkeer en parkeren. De waterhuishouding van het plangebied is opgenomen in hoofdstuk 6. De juridisch bestuurlijke aspecten in hoofdstuk 7 zijn opgesplitst in de planmethode, de opzet van de verbeelding en de regels. In hoofdstuk 8 wordt tenslotte ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

In 1300 stond de streek rond het huidige dorp al bekend als "het Breedenbroek". Zoals de naam al aangeeft (broek = moerasland) ligt Breedenbroek te midden van natte heide en broekontginningen. Oostelijk van het dorp liggen de kampenontginningen. Het dorp is ontstaan als straatdorp langs de Terborgseweg. Het tegenwoordige dorp Breedenbroek is ontstaan uit het buurtschap Klein Breedenbroek en de lintbebouwing langs de weg naar Sinderen. Halverwege de 19e eeuw is men begonnen met bouwen. De Terborgseweg deelt het dorp in tweeën. De grootste dorpsuitbreidingen vonden plaats in de 2e helft van de 20ste eeuw door de aanleg van de Bakkerskampstraat, de Krommenhorst en als laatste het Rabelink.

2.2 Hoe Ziet Het Gebied Er Nu Uit?

2.2.1 Ruimtelijke structuur

Breedenbroek is ontstaan uit verdichte lintbebouwing aan de Terborgseweg en Den Dam. De meest historische panden (kerk, pastorie, boerderij) bevinden zich aan de westzijde van de Terborgseweg. Deze panden tezamen, de kerk, pastorie, kerkhof, boerderij met omringende bomen, vormen een beeldbepalend ensemble. Het beeld van het lint is vrij open. Er zijn veel huizen met weinig gedetailleerde gevels uit de jaren vijftig in het lint opgenomen en met weinig variatie voor wat betreft de rooilijn. Uitzondering hierop vormt de meer variërende bebouwing aan Den Dam en de schuin ten opzicht van de weg gepositioneerde woningen in het westelijk deel van de Terborgseweg. Het openbaar groen bestaat uit straatbomen aan weerszijden van de straat. Ten zuiden van het bebouwingslint ligt een woongebied dat gedeeltelijk bestaat uit dezelfde typen woningen aan een rechte straat en gedeeltelijk uit meer geknikte straten met meer variatie in de architectuur van de woningen. Ten noorden van het bebouwingslint is een nieuwe wijk gebouwd met een gevarieerd dorps karakter. De wijk heeft een groen karakter, voornamelijk door de tuinen, sommige straten hebben ook straatbomen.

Groen

Het structuurgroen beperkt zich tot enkele snippers aan de Bohnenweide en het Rabelink. Door de recente herinrichting van de Terborgseweg is er meer groen aangebracht langs de weg. Verder wordt het groene karakter van Breedenbroek bepaald door de aanwezigheid van veel privé groen met name aan de entree van de Terborgseweg (Den Dam zijde) en de groensingel aan de Dinxperlose zijde van de Terborgseweg.

Water

Vanuit het buitengebied loopt een A-watergang - de Oude Veerbeek- door Breedenbroek tussen de percelen aan Den Dam en het Rabelink en achter de percelen van de Terborgseweg. Deze A-watergang is beschermd op grond van de keur van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit betekent dat voor het uitvoeren van werkzaamheden in, op of nabij de watergangen de instemming nodig is van het Waterschap Rijn en IJssel.

Functionele structuur

Wonen en inwoners

De hoofdfunctie in het plangebied is wonen. Op 1 januari 2016 kende Breedenbroek (inclusief buitengebied) 943 inwoners.

Bedrijven, detailhandel, dienstverlening en horeca.

Voor een kleine kern is er in Breedenbroek nog relatief veel bedrijvigheid aanwezig. Het betreft inrichtingen van uiteenlopende aard en verschillende milieucategorieën. De meest opvallende bedrijvigheid is het timmerbedrijf aan de zuidoost kant van Breedenbroek. Verder zijn er een installatiebedrijf, een goud- en zilversmid en een autohandel/autogarage gevestigd.

Er is nog één detailhandelslocatie aanwezig aan den Dam in Breedenbroek. Verder is aan Den Dam een dienstverlenend bedrijf gevestigd.

Aan de Terborgseweg is een redelijk grote horecavestiging met café-restaurant en zalencentrum gevestigd.

In het dorp is nog één agrarisch bedrijf gelegen. Het dorp wordt aan bijna alle zijden omgeven door agrarische gronden.

Maatschappelijke voorzieningen.

De maatschappelijke voorzieningen worden gevormd door de Rooms-Katholieke Petrus en Pauluskerk met begraafplaats en pastorie en de basisschool De Borckeshof beiden gelegen aan de Terborgseweg.

Sport

Breedenbroek beschikt over voetbalvelden, maar deze zijn buiten de bebouwde kom gelegen in het Breedenbroekse bos (Anholterbroek). Verder is er aan de Terborgseweg een gymzaal gelegen, die door de basisschool en verenigingen gebruikt wordt. Aan Den Dam ligt een speel/trap-veldje, dat zowel door de basisschool als de Breedenbroekse jeugd wordt gebruikt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook wordt aandacht besteed aan relevant Europees beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Omgevingswet

Met de nieuwe Omgevingswet in aantocht wordt het in de toekomst makkelijker om ruimtelijke projecten te starten. Met de Omgevingswet wordt het omgevingsrecht vereenvoudigd en gemoderniseerd. Regels op het gebied van omgevingsrecht worden gebundeld en vereenvoudigd. Hierdoor is er bijvoorbeeld meer ruimte voor maatwerk en zijn er minder regels. Op 12 juli 2013 heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel Omgevingswet. De nieuwe wet treedt echter niet vóór 1 januari 2019 in werking.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het is van belang om bij de vaststelling van bestemmingsplannen e.d. de ladder voor duurzame verstedelijking juist toe te passen. Maar voordat daaraan wordt toegekomen, moet worden bezien of de ladder wel van toepassing is. Dit zal aan de orde zijn, wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Voor het bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 kan worden geconcludeerd, dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening

Vooruitlopend op de Omgevingswet hebben Provinciale Staten van Gelderland d.d. 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De titel “Gelderland anders”, die hier aan meegegeven is, duidt op de wijze van totstandkoming van de visie: in cocreatie met partners. Daarnaast betekent “Gelderland anders” een andere manier van sturen door de provincie. De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende tien jaar wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven rond economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Maar ook met natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is er sprake van regionale diversiteit en een andere wijze van werken door de provincie: minder vooraf vastleggen wat wel of niet mag. Wel vanuit heldere doelen over economische structuur en kwaliteit van de leefomgeving ruimte bieden voor initiatieven in een veranderende omgeving. De visie kent drie hoofdthema's. Dynamisch duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Mooi verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Divers duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken. De Omgevingsvisie integreert en vervangt vijf plannen die voorheen separaat waren: de Structuurvisie, het Waterplan, Milieubeleidsplan, de Reconstructieplannen en het Verkeer- en vervoersplan.

Naast de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening van belang. Provinciale Staten hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft daarmee de status van èn Ruimtelijke verordening èn Milieuverordening èn Waterverordening èn Verkeersverordening.

Het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016" is conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt. Derhalve is de Omgevingsvisie en -verordening in dit kader niet relevant.

3.2.2 Woonvisie Gelderland- Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019

Steeds meer gemeenten en regio's krijgen de komende jaren te maken met een afname van het aantal inwoners, huishoudens en potentiële beroepsbevolking. Deze demografische krimp heeft gevolgen voor de woningmarkt, arbeidsmarkt en bedrijvigheid. De provincie Gelderland heeft daarom in samenspraak met gemeenten en woningcorporaties een woonvisie opgesteld waarin voor een regionale aanpak is gekozen. Mensen zijn immers steeds minder gebonden aan een bepaalde gemeente. De provincie zorgt ervoor dat het regionale aanbod van woningen zo goed mogelijk aansluit op de vraag.


Het motto van de woonvisie is "woonbeleid met kwaliteit". In deze woonvisie wordt ingegaan op de thema's "keuzevrijheid en zeggenschap", "passend aanbod aan woonmilieus", "wonen, zorg en welzijn", "identiteit en ruimtelijke kwaliteit"en "duurzaamheid". Aan de hand van deze thema's worden in de woonvisie drie centrale doelen van beleid geformuleerd:

  • bewoners meer vrijheden en meer kansen bieden om hun woonwensen te realiseren;
  • een aanbod aan woningen en woonmilieus, dat beter aansluit bij de voorkeuren van bewoners;
  • de provincie optredend als partner in wonen: stimulerend, ondersteunend en in dialoog met andere actoren in het veld.

Om hieraan handen en voeten te geven is in de woonvisie een actieprogramma opgenomen, waarover jaarlijks aan Provinciale Staten de stand van zaken wordt gerapporteerd. Zo nodig worden daarbij voorstellen gedaan het actieprogramma te actualiseren.


Kwalitatief Woonprogramma 2010 - 2019

Op basis van de Woonvisie Gelderland is per regio een prognose gemaakt van de kwalitatieve woningbehoefte. Op basis daarvan zijn met gemeenten en woningcorporaties afspraken gemaakt over de uitbreiding en aanpassing van de woningvoorraad en over de regionale kwalitatieve woonprogramma's. Het regionale woonprogramma en het afsprakenkader wordt aangeduid als het Kwalitatief Woonprogramma. Op dit moment geldt het Kwalitatief Woonprogramma 2010 t/m 2019 (KWP3).

Het KWP3 is als uitwerking van het Gelderse streekplan vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010. Doordat het streekplan inmiddels de status van provinciale ruimtelijke structuurvisie heeft gekregen, maakt het KWP daar onderdeel van uit.

Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Het KWP3 beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.

Voor de regio Achterhoek houdt de afspraak in het KWP3 in, dat in de periode 2010 tot en met 2019 aan de woningvoorraad 5.900 woningen kunnen worden toegevoegd.

De uitgangspunten van het KWP zijn verwerkt in een regionale en gemeentelijke woonvisie. In de volgende paragrafen wordt hier verder op ingegaan.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Regionale woonvisie 2010-2020

De 7 Achterhoekse gemeenten hebben samen met de woningcorporaties en de provincie onder het motto "Alleen ga je sneller, samen kom je verder', een gezamenlijke visie op het wonen in de Achterhoek neergelegd voor de periode 2010-2020. De ambitie van de regio Achterhoek luidt daarbij als volgt:

  • Iedereen die wil, kan zijn woonwens in de Achterhoek waarmaken.
  • De Achterhoek is onderscheidend in kwaliteit.
  • Het aantal woningen past bij de kwantitatieve woningvraag.
  • Ontspanning op de woningmarkt betekent kansen benutten en risico's beperken.

De grootste opgave is het realiseren van een omslag in denken: van decennia van groei van de bevolking naar stabilisatie en uiteindelijk krimp. De woningvoorraad wordt maximaal afgestemd op de veranderende lokale vraag van woningzoekenden. De locatie en woonomgeving zijn essentiële kwaliteitskenmerken waarop de Achterhoek zich kan onderscheiden. Centrumplannen voor de grotere kernen dragen bij aan vitale kernen en voegen hiermee kwaliteit toe aan de regio. Deze plannen krijgen prioriteit. Grootschalige uitlegplannen passen niet bij een situatie van krimp.

Om de kwalitatieve uitgangspunten in de regionale woonvisie waar te maken zijn de gemeenten met elkaar een binnenregionale verdeling overeengekomen. Voor de gemeente Oude IJsselstreek betekent deze verdeling dat de lokale woningvoorraad tot 2020 met 685 woningen mag toenemen. Bij de evaluatie van de woonvisie in 2013 is inmiddels afgesproken dat het aantal woningen niet tot 2020 geldt maar zelfs tot 2025.

3.3.2 Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025

Op 24 september 2015 heeft de gemeenteraad de Regionale Woonagenda 2015-2025 vastgesteld. Hiermee is er een opvolger van de regionale woonvisie Achterhoek 2010-2020, waarin afspraken zijn gemaakt over woningvoorraad in de Achterhoek. In de nieuwe woonagenda is afgesproken het aantal woningbouwplannen verder terug te brengen. Met de Regionale Woonagenda willen de samenwerkende gemeenten, corporaties en provincie de volgende doelstellingen en ambities bereiken:

  1. 1. Er zijn in 2025 voldoende woningen van een door bewoners en woningzoekenden gewenste prijs en kwaliteit voorhanden in de bestaande woningvoorraad.
  2. 2. Het eerder afgesproken aantal netto toe te voegen woningen op regioniveau (5.900) wordt met 10% verlaagd. Dit betekent dat er tussen 2015 en 2025 netto nog slechts 3.145 woningen worden toegevoegd. De woningcorporaties zijn van mening, dat er nog veel minder woningen toegevoegd moeten worden (nog slechts tussen 1.700 en 2.300 woningen). Meer bouwen vergroot de kans op leegstand en leidt tot een grotere sloopopgave (met name in de particuliere markt) vanaf het moment dat er sprake is van huishoudendaling. Uitgaande van de feitelijke huishoudenontwikkeling en recente prognoses is het aannemelijk dat de hier genoemde verlaging niet de laatste zal zijn. Het is dus van belang hier RO-technisch rekening mee te houden.
  3. 3. Op termijn zal sloop van woningen meer dan ooit noodzakelijke worden. Sloop/nieuwbouw is een gezamenlijke regionale opgave en levert een belangrijke bijdrage aan het instandhouden van de woonkwaliteit van de regio. Het draagt tevens bij aan het realiseren van de energiedoelstellingen en aan het vergroten van de woningvoorraad die levensloopbestendig is.
  4. 4. Bij de monitoring van de leegstand van woningen hanteren we de grens van maximaal 2%. Hierbij maken we onderscheid tussen huur en koop: huur maximaal 1% en koop maximaal 3%. Als de werkelijke leegstand hoger is dan genoemde percentages wordt aan de hand van een nadere analyse bepaald of maatregelen nodig zijn.
  5. 5. Binnen de bestaande woningvoorraad is enerzijds sprake van waardevermindering en anderzijds van waardetoevoeging. Per saldo streven we zowel op regionaal als op lokaal niveau op waardebehoud.
  6. 6. De leefbaarheidsaspecten worden door bewoners gewaardeerd met eenzelfde oordeel als uit het Achterhoeks Woonwensen en Leefbaarheidsonderzoek 2013 naar voren kwam.
  7. 7. Er zijn voldoende kwalitatief hoogwaardige en bereikbare voorzieningen (ontmoeting, onderwijs, sport, zorg) om in de behoefte van de inwoners te voorzien.
  8. 8. In het Akkoord van Groenlo is afgesproken toe te werken naar een energieneutrale Achterhoek in 2030. Een van de onderdelen hierbij vormt het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad.

De afgelopen jaren hebben gemeenten, corporaties en provincie samen de schouders gezet onder de aanpak van de activiteiten, voortkomende uit de Regionale Woonvisie 2010-2020. Ditzelfde wordt nu opnieuw gevraagd bij de aanpak van de activiteiten uit de Regionale Woonagenda 2015-2025. In paragraaf 4.4. wordt nader ingegaan vertaling van de Regionale Woonagenda in het gemeentelijk woningbouwbeleid.

Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016", die zorgen voor een planologische toename van de woningvoorraad. Met o.a. het oog op de regionale woonvisie en woonagenda en de daaruit voortvloeiende afspraken over het aantal nieuw te bouwen woningen is ervoor gekozen om de bouwpercelen aan Den Dam (speelveldje) te laten vervallen.

3.3.3 Regionale structuurvisie Achterhoek

In de regionale structuurvisie voor de Achterhoek zijn twee doelstellingen met elkaar vervlochten, namelijk:

  • een grotere dynamiek in de regio (door onder andere versterking van de regionale economie en het regionale woning- en voorzieningenaanbod);
  • het behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteiten (zoals rust, ruimte en groen en kleinschaligheid).

De spanning die tussen beide bovengenoemde doelstellingen bestaat, maakt dat een zekere mate van concentratie en sturing van de stedelijke ontwikkelingen noodzakelijk is om bestaande kwaliteiten (zoals beleving van 'rust en ruimte') te behouden en ongewenste effecten (bijvoorbeeld verkeershinder en onveiligheid, afkalving voorzieningenniveau) te voorkomen. Dit is gevat in het gelaagd principe van concentratie. Hiervoor is onderscheid gemaakt in drie lagen, namelijk het landelijk gebied, het dorpenlandschap en de dragerzone. Het gelaagd principe heeft meerdere doelen, zoals:

  • de karakteristieke, relatief kleine schaal van zoveel mogelijk kernen in de Achterhoek behouden;
  • de leefbaarheid in dorpen en kleine kernen verbeteren.

Het nederzettingenpatroon van de Achterhoek wordt gezien als een dorpenlandschap, waarbij vitale dorpen de basis vormen voor de regionale werkgelegenheid, het voorzieningenaanbod en de leefbaarheid op het platteland. In de dorpen wordt ruimte geboden voor een toename van de woningvoorraad en voor het wijzigen van de woningvoorraad om deze beter op de vraag toe te snijden. In zijn algemeenheid geldt dat de groei van de woningvoorraad de ontwikkeling van de plaatselijke bevolkingsgroei zal volgen, rekening houdend met een eventuele verdergaande afname van de gemiddelde woningbezetting. Locaties voor de toevoeging van bebouwing voor wonen, werken, voorzieningen of recreatie en toerisme dienen in eerste instantie binnen de bestaande kernen te worden gezocht (inbreiden). De inbreiding mag echter niet zover gaan dat de voor dorpen karakteristieke groene gebiedjes uit het dorp verdwijnen.

Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2015", zodat het plan niet in strijd is met het beleid, zoals neergelegd in de regionale structuurvisie Achterhoek.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025

De gemeenteraad van Oude IJsselstreek heeft op 12 mei 2011 de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 vastgesteld. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente en laat in grote lijnen zien hoe Oude IJsselstreek zich tot het jaar 2025 zal gaan ontwikkelen. De gemeente Oude IJsselstreek wil zich graag verder ontwikkelen als een dynamische gemeente. Deze boodschap blijft voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijke woonbeleid. Hierbij zijn het Kwalitatief Woon Programma (KWP3), en de opvolger van de regionale woonvisie en de lokale vertaling daarvan kaders voor wonen in de gemeente. Naast het motto “de juiste woning op de juiste plaats”, spelen onder andere kwaliteit van de leefomgeving en de leefbaarheid hierbij een belangrijke rol. Achteruitgang en verloedering van de woon- en leefomgeving moet worden tegengegaan. De bijstelling van de bouwopgave voor de gemeente vraagt om aanpassing van beleid en bestaande bouwplannen. De juiste woning op de juiste plek is hierbij leidend.

Het economisch beleid is er op gericht dat de capaciteit aan bedrijventerreinen binnen de gemeente gelijk blijft. Uitbreiding van bedrijventerreinen is hiermee vooralsnog niet te verwachten. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen gebieden voor industriële ontwikkeling gelegen.

De gemeente zet in op centrumplannen/centrumvisies voor de kernen Ulft, Terborg, Varsseveld, Gendringen en Silvolde. De centrumplannen worden als instrument ingezet om de centra ook voor de toekomst aantrekkelijk te houden voor de bewoners, het winkelend publiek en de mensen die er werken. De plannen zullen moeten leiden tot een versterking van de detailhandelsfunctie, in combinatie met het verhogen van de levendigheid van de centra.

Het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek" is conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt. Hiermee is er geen strijd met de structuurvisie Oude IJsselstreek 2025.

3.4.2 Omgevingsvisie

Eind 2014 is het traject gestart voor het opstellen van een nieuwe omgevingsvisie, die de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 zal vervangen. Deze structuurvisie is namelijk niet meer toereikend in de huidige tijd. De gemeente heeft te maken met ontwikkelingen zoals de decentralisaties, veranderende bevolkingssamenstelling en de omgevingswet. Aanleiding genoeg om te werken aan een nieuwe ruimtelijke structuurvisie (omgevingsvisie) voor de gemeente Oude IJsselstreek.

Waarom is het tijd voor een nieuwe structuurvisie, de omgevingsvisie?

  • De eerdere visie is ingestoken vanuit een nadrukkelijke gemeentelijke visie op diverse sectorale thema's en sluit daarbij niet aan bij hoe wij nu als gemeente kijken naar de netwerksamenleving. Het vraagt immers van de gemeente om meer faciliterend te zijn in plaats van puur kaderstellend. Dus van een visie – ingestoken vanuit de maakbaarheid van de samenleving – naar een visie dat echt uitgaat van waar de samenleving om vraagt. Er wordt dan ook meer de aansluiting gezocht bij de wensen, ideeën en uitgangspunten vanuit de samenleving.
  • De huidige structuurvisie is opgesteld in een tijd waarin de gevolgen van de krimp nog onvoldoende werden onderkend. Dit houdt in dat het huidige beleidskader onvoldoende inspeelt op de gevolgen van de demografische veranderingen voor de leefbaarheid van de kernen, de woningmarkt, de voorzieningen, etc.

De omgevingsvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied, waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. De gemeenteraad zal de omgevingsvisie vaststellen. Hiervoor zal eerst een inventarisatie plaatsvinden van de huidige stand van zaken, alvorens de hoofdlijnen voor het toekomstig ruimtelijk beleid beschreven kunnen worden. Ook wordt beschreven op welke wijze inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties zullen worden betrokken bij het proces.

3.4.3 GVVP 2012-2020

In december 2011 heeft de gemeente Oude IJsselstreek het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2012 - 2020 vastgesteld. Het GVVP bestaat uit twee stukken: het beleidskader GVVP 2012-2020 en het bijbehorend rapport GVVP 2012-2020. Het rapport GVVP 2012-2020 heeft het karakter van een uitvoeringsplan op hoofdlijnen, dat jaarlijks zal worden vertaald naar een concreet uitvoeringsprogramma.

In het GVVP wordt, op basis van een analyse van de huidige en toekomstige verkeerssituatie, een visie ontwikkeld op het functioneren van het verkeers- en vervoerssysteem in de gemeente. Een eigen gemeentelijke mobiliteitsaanpak maakt duidelijk wat de gemeentelijke ambities zijn en op welke wijze deze worden gerealiseerd. De visie en mobiliteitsaanpak zijn vertaald in beleid, dat in hoofdlijnen is gericht op

  • het goed functioneren van de verkeersnetwerken voor (vracht)auto, fiets en openbaar vervoer;
  • de bereikbaarheid van de kernen;
  • parkeren en
  • het beïnvloeden van keuzegedrag door reizigers.

De rode draad binnen de verkeersnetwerken is de wegencategorisering. Deze bestaat uit een func- tietypering van de wegen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, en de bijbehorende voorkeurs- netwerken. De wegencategorisering is aangevuld voor vrachtverkeer (hoofdroutes), hulpdiensten (uitruk- routes) en landbouwverkeer (voorkeursroutes).

Met deze wegencategorisering worden de randvoorwaarden gecreëerd voor:

  • een duurzaam veilig wegennet met een lager aantal verkeersslachtoffers;
  • een hiërarchisch opgebouwd, maar samenhangend wegennet, met een goede bereikbaarheid voor woon-, werk- en winkelgebieden;
  • bundeling van doorgaand verkeer daar waar het hoort (op de hoofdwegen), waardoor de overlast van het doorgaande verkeer tot een minimum wordt beperkt.

Om deze uitgangspunten te bereiken zijn diverse maatregelen nodig. Het beleidskader wordt dan ook verder uitgewerkt in een jaarlijks uitvoeringsprogramma. De keuze, welke projecten in welk jaar worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma, is afhankelijk van:

  • prioriteit in uitvoering
  • regionale mobiliteitsagenda
  • geplande (onderhoud)werkzaamheden en
  • financiering.

Het gaat zowel om fysieke- als gedragsmaatregelen. In het eerste geval gaat het om projecten die daad- werkelijk zichtbaar zijn in de openbare ruimte, zoals herinrichting van kruispunten. Deze maatregelen richten zich vooral op het realiseren van verkeersnetwerken en de uitvoering van het parkeerbeleid. Uitgangspunt van het parkeerbeleid is, dat er voldoende parkeergelegenheid is, zodat de hinder als gevolg van zoekgedrag en/of foutief geparkeerde auto's wordt voorkomen.

In het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016" zijn flexibele bestemmingen opgenomen met ruime mogelijkheden, zodat de indeling van wegen en het verblijfsgebied waar nodig kan worden aangepast.

3.4.4 Beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek

Volgens de Regionale Woonvisie mocht de gemeente Oude IJsselstreek voor de periode 2010-2020 maximaal 685 nieuwe woningen toevoegen. Inmiddels zijn sinds 2010 bijna 400 woningen gebouwd of in aanbouw. In de nieuwe Regionale Woonagenda is afgesproken het aantal van 685 met 10% te verlagen. Dat betekent dat er binnen de gemeente tot 2025 nog ruimte is voor 220 nieuwe woningen.

Regionaal is afgesproken dat er een stoplichtmodel wordt gebruikt waarbij iedere gemeente de woningbouwplanning gaat rubriceren. Het uiteindelijke doel is om de woningbehoefte en de omvang van de woningvoorraad beter in evenwicht te brengen. Met het vaststellen van de Regionale Woonagenda in september 2015 heeft de gemeenteraad ook ingestemd met de uitgangspunten van het stoplichtmodel.

In de gemeente Oude IJsselstreek heeft een analyse plaats gevonden van de huidige plancapaciteit op basis van het regionaal geformuleerde stoplichtmodel. In de beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek is dit nader uitgewerkt. Doel van deze beleidsnotitie is om de juiste woning op de juiste plek te realiseren, waarbij gezocht is naar een aanvulling op de bestaande woningvoorraad. Het doel is om flexibel in te kunnen spelen op kansen die zich voordoen in de woningmarkt. Een van de belangrijkste overwegingen voor het terugbrengen van de plancapaciteit is om leegstand in de bestaande woningvoorraad te voorkomen. Door nieuwe woningen te bouwen komen niet zozeer nieuwe woningen leeg te staan, maar heeft vooral effect op de oudere woningen aan de onderkant van de woningmarkt. Dit kan leiden tot verpaupering en heeft daarmee een negatieve invloed op de leefbaarheid. Naast leefbaarheid hebben deze gevolgen ook effect op de waardeontwikkeling van de bestaande voorraad. De beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek is op 24 november 2016 door de gemeenteraad vastgesteld.

In het bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 is rekening gehouden met dit beleidskader, doordat de woningen in het plangebied Den Dam zijn geschrapt.

3.4.5 Beleidskader "groen groeien naar 2020"

De gemeente maakt een omslag in het denken over groen. Groen zal een kernkwaliteit van de gemeente in de regio zijn. Groen is behalve voor de ecologie, ook belangrijk voor economische en sociale ontwikkeling. Groen en natuur benaderen we dus niet als iets wat op zichzelf staat, maar vanuit zijn betekening voor maatschappij, mens en milieu.

Een duurzame groenstructuur is kwalitatief hoogwaardig en zorgt voor een aantrekkelijke groene woon- en werkomgeving. De Oude IJsselstreek wil een gemeente zijn met levenskrachtige groene aders. Dit is het perspectief: wie over tien jaar de naam Oude IJsselstreek hoort, denkt direct aan de groenste hoek van Gelderland. Het mag ook eerder, maar groen moet groeien.

In 2020 moet er ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en ruimtelijke samenhang zijn in het gemeentelijk groen in en om de gemeente Oude IJsselstreek. Juist daardoor kunnen groen en natuur meerdere functies hebben, houden en krijgen - soms ook tegelijk. Het beleidskader groen moet nog nader worden uitgewerkt in een groenstructuurplan en een groenbeheersplan.

In het bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 is rekening gehouden met dit beleidskader, doordat structureel groen binnen het plangebied specifiek als zodanig is bestemd.

3.4.6 Welstandsnota

Het welstandsadvies in de gemeente Oude IJsselstreek wordt verstrekt door een onafhankelijke commissie van het Gelders Genootschap. Bij de toetsing wordt rekening gehouden met het gemeentelijk welstandsbeleid dat voor het betreffende gebied of bouwwerk is vastgesteld en is vastgelegd in de Welstandsnota. Toekomstige bouwplannen moeten wat betreft het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk getoetst worden aan het welstandsbeleid. In de nota worden algemene criteria gegeven waar bouwwerken aan moeten voldoen. Per gebied is specifiek welstandsbeleid opgesteld. De historische kern en bebouwingslinten vormen de hoofdstructuur van Breedenbroek. Hier is welstandsniveau 1 van toepassing. De kern en linten stralen namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel historische gebouwen voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. Voor de overige deelgebieden geldt het reguliere welstandsniveau (niveau 2). Het aanzicht van het dorp vanuit het buitengebied vraagt bijzondere aandacht, waarbij wordt gestreefd naar een ingetogen en evenwichtig bebouwingsbeeld.

3.4.7 Samenvatting

Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016" past binnen het rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Planuitgangspunten

In dit hoofdstuk komen de uitgangspunten met betrekking tot de gewenste ruimtelijke en functionele structuur aan de orde. Er wordt ingegaan op de ontwikkelingen die door dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.

4.1.1 Beheergebieden

Het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016" is overwegend consoliderend van aard en heeft hiermee een beheerskarakter. De bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend is, is dan ook als zodanig bestemd. Een woning is dan ook als woning bestemd, en een bedrijf als bedrijf. Er worden geen nieuwe functies (met uitzondering van de hieronder in de paragrafen 4.1.2 t/m 4.1.5 beschreven situaties) toegestaan met dit plan, waardoor er geen ingrijpende veranderingen in de functionele structuur van Breedenbroek plaatsvinden. Om onnodige starheid te voorkomen is bij elke bestemming gekeken welke mogelijkheden voor ontwikkelingen of veranderingen binnen de bestaande functie mogelijk is. Kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie zijn in meer of mindere mate mogelijk.

4.1.2 Plangebied Den Dam

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Kleine kernen in 2005 is voor een locatie aan Den Dam een woonbestemming opgenomen. Met dat bestemmingsplan wordt de bouw van maximaal 8 (half)vrijstaande woningen mogelijk gemaakt.

De crisis op de woningmarkt heeft grote consequenties voor de gemeentelijke verkoop van bouwkavels en grondexploitaties. Plannen moeten verder worden uitgefaseerd en de vraag naar verlaging van de grondprijzen neemt toe. Ook de acht bouwkavels in het plangebied Den Dam worden geschrapt. In dit bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 wordt de locatie bestemd tot "groen". Binnen deze bestemming blijft het huidige gebruik als speel/trapveldje mogelijk.

4.1.3 Locatie Den Dam 34

Door de bouw van een nieuw clubgebouw door de scouting Saksenheerd op een terrein naast de voetbalvelden van Ajax-B komt het perceel Den Dam 34 vrij voor woningbouw. Er hebben zich gegadigden uit Breedenbroek gemeld om het perceel Den Dam 34 van de gemeente te kopen om er een woning op te bouwen. Door de sloop van de huidige bebouwing (een voormalig noodgebouw waarin ooit de kleuterschool was gevestigd) ontstaat er een terrein waarop volgens het geldende bestemmingsplan Kleine kernen een vrijstaande woning kan worden gebouwd. De aanvragers hebben naast het verzoek om de grond te kopen ook verzocht om wijziging van de hoogte van de te bouwen woning, hoger dan hetgeen in het bestemmingsplan is toegestaan. Hierop is positief gereageerd (na een positief advies van de Welstandscommisie) en het betreffende bouwplan is in procedure gebracht door middel van een procedure op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De vergunning is verleend op 27 september 2016. In dit bestemmingsplan Kom Breedenbroek wordt de goothoogte gewijzigd van 4 naar 6 meter en de nokhoogte van 6 naar 9 meter. Ook wordt het bouwvlak gering aangepast.
In hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan de omgevingsaspecten.

4.1.4 Locatie Terborgseweg 30, 32 en 34

Door de Locatieraad R.K. Geloofsgemeenschap H.H. Petrus en Paulus is een verzoek ingediend om het kerkgebouw te slopen, de bestemming van de pastorie te wijzigen en om een nieuwe kapel met toren te bouwen naast de ingang van de begraafplaats. Reden voor het verzoek is het feit, dat de kerk op 14 juni 2015 aan de reguliere eredienst is onttrokken. Door leegstand zal het gebouw verder aangetast worden en uiteindelijk zal het onderhoud niet meer door de plaatselijke gemeenschap uitgevoerd kunnen worden.

Het verzoek is voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke kwaliteit en de monumentencommissie. De conclusie luidt: "Ten aanzien van het voornemen de kerk te slopen wordt negatief geadviseerd. De eerder geconstateerde monumentale waarden, aanleiding voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst, zijn sedert de aanwijzing als gemeentelijk monument niet gewijzigd. Een bestemmingswijziging van de pastorie (evenals die van de kerk) is denkbaar aangezien de functie van woning goed aansluit bij het karakter van het pand.

In aansluiting op dit advies is aan het kerkgebouw een bestemming "Gemengd" toegekend. Dit is een brede bestemming, waardoor er meerdere functies voor het kerkgebouw mogelijk zijn. Aan de pastorie is de bestemming "Wonen" toegekend en aan een deel van de grote tuin de bestemming "Tuin-Gaarde".

4.1.5 Locatie Terborgseweg 58

Door de eigenaren van de timmerfabriek aan de Terborgseweg 58 is gevraagd om - in verband met de forse groei van het bedrijf - het bebouwingspercentage aan te passen en een deel van de bestemming groen te mogen aankopen ten behoeve van uitbreidingsmogelijkheden voor het bedrijf. Het bebouwingspercentage is verhoogd van 75 % naar 85 %. Het bouwvlak is niet vergroot. Wel is geschoven met de bebouwingslijnen. Met name aan de oostzijde is er meer ruimte gekomen en aan de zuid- en westzijde is er minder bebouwingsruimte gekomen. In hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan de omgevingsaspecten.

4.2 Ruimtelijke En Functionele Uitgangspunten

Hieronder wordt ingezoomd op de belangrijkste ruimtelijke en functionele uitgangspunten van dit bestemmingsplan.

4.2.1 Algemeen

De gemeente Oude IJsselstreek heeft voor het actualiseren van haar bestemmingsplannen een Handboek bestemmingsplannen opgesteld. In dit handboek wordt een handleiding gegeven voor het standaardiseren van bestemmingsplannen. Er zijn normen vastgesteld waaraan bestemmingsplannen van de gemeente moeten voldoen, zodat de herkenbaarheid, kwaliteit en uniformiteit (inhoudelijk en technisch) gewaarborgd is. Het beschikbaar hebben van uniforme plannen heeft voordelen op het gebied van bruikbaarheid, raadpleegbaarheid, klantvriendelijkheid, rechtszekerheid en efficiency.

4.2.2 Wonen en tuin

Het bestemmingsplan "Kom Breedenbroek 2016" voorziet in een planologische regeling voor het plangebied. In het plangebied zijn - met uitzondering van de locatie Den Dam 34 - geen locaties waar nieuwe woningen gebouwd kunnen worden. In de bestaande bebouwde kom maakt dit bestemmingsplan de uitbreiding van bestaande woningen en de bouw van bijbehorende bouwwerken mogelijk. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de grootte van percelen. Op grotere percelen (meer dan 600 m2) is meer bebouwing toegestaan.

Wonen

Het meest voorkomende gebruik in de kern Breedenbroek is de bestemming " wonen". Binnen deze bestemming zijn naast " wonen" ook "aan huis verbonden beroepen" mogelijk. Wel gelden hier een aantal voorwaarden, omdat de woonfunctie niet in het geding mag komen en de ruimtelijke impact gering moet blijven. Bedrijvigheid aan huis en " bed en breakfast" wordt overal binnen de woonbestemming door middel van een afwijking van gebruiksregels toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Dit geldt tevens voor het toestaan van bijzondere woonvormen.

Tuin

Voortuinen worden bestemd als tuin; in tuinen mogen namelijk geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd (behalve een erker). Naar de weg gekeerde zijtuinen zijn tevens als " tuin" bestemd. Uitzonderingen hierop zijn zijtuinen van percelen die grenzen aan de bestemming "groen" of zijtuinen waarvan de ruimtelijke impact van eventuele bebouwing, vanwege de ruimtelijke situatie ter plaatse, zeer gering is.

Tuin-Gaarde

Een groter perceel aan de rand van het dorp, welke in gebruik is als paarden- en/of schapenweide (en daarmee vergelijkbaar) en welke niet beroepsmatig gebruikt wordt, wordt in dit bestemmingsplan bestemd tot 'tuin-gaarde' evenals de grote tuin van de pastorie. Hiermee regelt het bestemmingsplan het gebruik en daarmee het open blijven van dit terrein (karakteristiek van het plangebied blijft zo in stand).

4.2.3 Bedrijf, detailhandel, dienstverlening en horeca,

Bedrijf

Alle bestaande bedrijven hebben een bestemming overeenkomstig het voorgaande bestemmingsplan, of verleende vrijstelling, gekregen. Hiermee wordt gewaarborgd, dat de bestaande bedrijfsactiviteiten blijvend kunnen worden uitgeoefend. Zodra dit bedrijf zijn activiteiten beëindigd, kan er onder voorwaarden een ander bedrijf uit dezelfde of een lagere categorie op de betreffende locatie worden gevestigd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bijlage "Staat van Bedrijfsactiviteiten", die als bijlage bij de regels is opgenomen.

Voor al deze bedrijven geldt dat door middel van een bebouwingsvlak op de verbeelding wordt aangegeven tot waar de bedrijven hun bebouwing mogen oprichten en hoeveel van dit vlak bebouwd mag worden. Tevens wordt de toegestane goot-en nokhoogte aangegeven. De bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn uitgesloten.

Beroepen of bedrijven aan huis worden niet als "bedrijf" bestemd maar vallen onder de bestemming "wonen".

Detailhandel, dienstverlening, gemengd en horeca

De bestaande vestigingen voor detailhandel, dienstverlening en horeca worden in het bestemmingsplan overeenkomstig de huidige functie bestemd.

De horecazaak aan de Terborgseweg 61 heeft de bestemming "Horeca" met de nadere aanduiding "horeca tot en met categorie 2" gekregen.

De voormalige woninginrichtingszaak aan de Terborgseweg 61C heeft de bestemming "Gemengd". Dit is een brede bestemming om zo flexibel mogelijk om te gaan met herbestemming van het pand. Daarbij zijn functies mogelijk, die passend zijn voor de betreffende locatie en geen overlast geven.

Voor alle bedrijven geldt dat door middel van een bebouwingsvlak op de verbeelding wordt aangegeven tot waar de bedrijven hun bebouwing mogen oprichten en hoeveel van dit vlak bebouwd mag worden. Tevens wordt de toegestane goot-en nokhoogte aangegeven. De bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn uitgesloten.

4.2.4 Maatschappelijk en sport

Maatschappelijk

De school en de kerk hebben de bestemming "Maatschappelijk" gekregen.

Sport

De gymzaal is bestemd als "Sport".

4.2.5 Agrarisch, groen, verkeer- verblijfsgebied en water

Agrarisch

Binnen het plangebied ligt één agrarisch bedrijf. Het bouwen ten behoeve van dit agrarisch bedrijf is alleen toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak.

Groen, Groen - Groensingel

Openbare groengebieden (incl. speelplaatsen) en de groene afschermende zones rond bedrijven worden specifiek bestemd tot respectievelijk "Groen" en "Groen - Groensingel". Het gebied aan Den Dam, waar de bouwkavels zijn vervallen, krijgt een bestemming "Groen".

Verkeer-Verblijfsgebied

De wegen in de bebouwde kom worden bestemd als "Verkeer- Verblijfsgebied". Het is een flexibele bestemming, zodat het openbaar gebied flexibel kan worden ingericht met groen, parkeerplaatsen en andere binnen deze bestemming passende functies.

Water

Aan de randen van het plangebied en deels door het plangebied stromen A-watergangen, de Oude Veerbeek en de Snijders Veerbeek. A-watergangen zijn beschermd op grond van de keur van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit betekent dat voor het uitvoeren van werkzaamheden in, op of nabij de watergangen toestemming nodig is van het Waterschap. Watergangen in eigendom van het Waterschap krijgen de bestemming "Water".

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld. Met betrekking tot milieu komen hierbij aan de orde: bodem, luchtkwaliteitseisen, geluid, externe veiligheid en milieuhinder en bedrijvigheid. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. Tenslotte wordt ingegaan op aspecten van verkeer en parkeren.

Duidelijk moet zijn dat onderhavig komplan een actualisatie betreft van reeds bestaande bestemmingsplannen en eerder verleende vrijstellingen, en dus reeds bestaande situaties. Nu reeds sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan de verschillende omgevingsaspecten. De hieronder genoemde milieutechnische aspecten worden daarom slechts in algemeenheid beschreven met uitzondering van de locaties waar wel nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden aan Den Dam 34 en Terborgseweg 58.

5.1 Milieu

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

5.1.1 Bodem

5.1.2 Geluid

5.1.3 Luchtkwaliteit

5.1.4 Externe veiligheid

5.1.5 Geur en veehouderij

5.1.6 Bedrijven en milieuzonering

5.1.7 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen, wonen en werken is een verzamelnaam voor extra aandacht voor: energie- en waterbesparing, milieuvriendelijke en herbruikbare bouwmaterialen en een gezond binnenmilieu.

In nieuwbouw wordt duurzaamheid steeds belangrijker en al vaak standaard meegenomen. Zo moeten nieuwbouw woningen aan steeds strengere eisen voldoen op energiegebied (de EPC, de energie prestatie coëfficiënt). In het Bouwbesluit zijn hiervoor normen opgenomen. De verwachting is dat in 2020 nieuwe woningen ten slotte volledig energieneutraal gebouwd worden.

Naast nieuwbouw ligt er een belangrijke opgave om de bestaande bouw te verduurzamen. De acht Achterhoekse gemeenten hebben samen met de regio Achterhoek, de provincie Gelderland, Bouwend Nederland, de Achterhoekse corporaties en verschillende onderwijsinstellingen de Stichting Achterhoek Duurzaam Verbouwen (ADV) opgericht. Dit met als doel om de bestaande bouw in de Achterhoek energiezuiniger te maken en te verduurzamen. Energiezuinige gebouwen zorgen voor meer wooncomfort en een lage energierekening. Verder helpen duurzame gebouwen de regio bij het realiseren in haar ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn. Door minder energie te gebruiken en regionaal duurzame energie op te wekken uit wind, zon en biomassa wil de Achterhoek dit bereiken.

Energieverbruik verminderen kan door energiebesparende maatregelen toe te passen maar ook door het zelf opwekken van energie. Een bekend voorbeeld hiervan is het zonnepaneel. De laatste jaren zijn de energiekosten flink gestegen. Een investering in energiemaatregelen werkt kostenbesparend en verhoogt tegelijkertijd het comfort. De woning heeft een goed binnenklimaat; het ventilatiesysteem is automatisch geregeld, er is geen tocht en de verwarming wordt als aangenaam ervaren.

Voorbeelden van verantwoord materiaalgebruik zijn beperking van bouwafvalstoffen en het gebruik van duurzame materialen, zoals hout met het FSC-keurmerk. Een woning gebouwd met duurzame en verantwoorde materialen levert voor de bewoner een gezonde en comfortabele leefomgeving op.

5.2 Cultuurhistorie En Archeologie

5.2.1 Cultuurhistorie

De erfgoedzorg zal zich de komende jaren, meer nog dan voorheen, richten op het opnemen van cultuurhistorische belangen in processen van ruimtelijke ordening en planvorming. De monumentenzorg heeft hierin een moderniseringsslag gemaakt, waarbij het aspect erfgoed in de meest brede zin van het woord uitgelegd wordt. Het gaat niet langer om alleen gebouwen en andere objecten (zoals eerst het geval was), maar nu wordt er ook aandacht besteed aan de grotere lijnen, structuren en gebieden. Ook het cultuurlandschap is daarmee een pijler van de erfgoedzorg geworden, naast gebouwen en archeologische monumenten. Het gaat echter niet om het op slot zetten (behoud) van ons landschap, want het landschap is per definitie veranderlijk en ook in gebruik door de landbouw. Maar het vraagt wel aandacht voor zichtlijnen, landgoederen, beplanting, hoogte-elementen, kavelstructuren, bebouwingsstructuren, openheid, etc.

Bij cultuurhistorische waarden gaat het dus over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische waardenkaart (vastgesteld op 5 maart 2015) geeft een duidelijk overzicht van deze bekende en zichtbare waarden. Bekende waarden omdat het om reeds geïnventariseerde waarden gaat. Zichtbare waarden omdat het om elementen of herkenbare restanten van elementen gaat die in het huidige landschap zichtbaar zijn. De archeologische en cultuurhistorische waardenkaart vormen samen een geheel overzicht van het erfgoed van de gemeente.

Te zien zijn bijvoorbeeld religieuze gebouwen, grenspalen en landweren, (voormalige) kastelen, (rijks)monumenten, historisch groen, afwateringsstructuren, oude verkavelingspatronen en bebouwingsstructuren.

Het doel van de cultuurhistorische waardenkaart is een overzichtelijk product te presenteren waarop de zichtbare bovengrondse cultuurhistorische waarden op een heldere manier zijn weergegeven en makkelijk raadpleegbaar zijn. Het gaat nadrukkelijk niet om een geschiedschrijving, maar om een ruimtelijke inventarisatie die een eerste indruk van de nog aanwezige cultuurhistorische waarden biedt. Op deze manier kan de gemeente de cultuurhistorische waarden zo mogelijk inpassen, beschermen en/of versterken via het gemeentelijk ruimtelijk beleid (bestemmingsplannen en structuurvisies).

In paragraaf 2.1 wordt nader ingegaan op de (cultuurhistorische) ontstaansgeschiedenis van Breedenbroek en het plangebied. Het in het bestemmingsplan vastleggen (ofwel bestemmen) van bepaalde cultuurhistorische structuren, is gelet op de aard van het plangebied (met name een woongebied) niet noodzakelijk.

5.2.2 Erfgoedverordening

Eerder kenden we de monumentenverordening. Die beschermde slechts een klein deel van ons cultureel erfgoed. De op 5 maart 2015 vastgestelde erfgoedverordening gaat breder en neemt zo ook het archeologisch erfgoed mee. Daarbij gaat de erfgoedverordening een actueel toetsingskader vormen voor aanvragen die het cultureel erfgoed in de gemeente Oude IJsselstreek betreffen en kunnen aantasten.

De erfgoedverordening is een toetsingskader bij een aanvraag om een omgevingsvergunning. Voldoet bijvoorbeeld een bouwaanvraag niet aan de regels in deze verordening omtrent monumenten of archeologie, dan moet de aanvraag worden geweigerd.

In het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig.

Gemeentelijke monumenten

Terborgseweg 28 Boerderij
Terborgseweg 30 - 34 R.K.-kerkelijk complex

5.2.3 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologisch monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Hierdoor is het Verdrag van Malta (Verdrag van Valletta) inzake de bescherming van archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Malta gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (in situ). De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet (in werking treding 1 juli 2016) de basis van de Nederlandse omgang met archeologie.

Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Het verdrag wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.

Voor het gehele grondgebied van onze gemeente is een inventarisatie uitgevoerd. Er is gekeken waar al archeologische waarden bekend zijn en er is gekeken of er op andere plekken archeologische resten te verwachten zijn. Al deze gegevens (uit eerdere onderzoeken, literatuurstudie en kennis van de geologie en geomorfologie) zijn samengevoegd en verwerkt tot een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart. Gemakshalve spreken we hieronder van de archeologische waardenkaart.

In de archeologische waardenkaart worden een aantal waarden en verwachtingen benoemd. Afhankelijk van de waarde of verwachting geldt er een andere maatregel:

Waarde/ verwachting Soort Maatregel (verplichting tot onderzoek) Maatregel (verplichting tot onderzoek)
Waarde Rijksarcheologische vindplaatsen (AMK-gebieden) Vergunningverlening via het Rijk Vergunningverlening via het Rijk
Waarde Gebied met archeologische waarde 50 m2 Dieper dan 30 cm
Verwachting Dorpskern van voor 1850 100 m2 Dieper dan 30 cm
Verwachting Hoog 250 m2 Dieper dan 30 cm
Verwachting Gematigd 1.000 m2 Dieper dan 30 cm
Verwachting Specifiek (rivierdal) 5.000 m2 Dieper dan 30 cm
Verwachting Laag n.v.t. n.v.t.

Indien een omgevingsvergunning wordt ingediend (voor bouwen of het roeren van de grond), dan wordt eerst gekeken in welk gebied gebouwd gaat worden. Zie de tabel hierboven. Dan is snel duidelijk of er archeologisch onderzoek nodig is.

Het grootste deel van het plangebied kent een lage archeologische verwachting. Slechts een heel klein deel aan de oostkant van het Rabelink kent een hoge archeologische verwachting.

Conclusie

Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie (dit plan betreft immers een actualisatie), hoeft geen nader onderzoek te worden verricht naar archeologie. Aangezien het grootste deel een lage archeologische verwachting heeft, is er niets opgenomen op de verbeelding. Voor het deel aan het Rabelink met een hoge archeologische verwachting is in de regels de dubbelbestemming 'Archeologische verwachting 1' opgenomen, die in bepaalde gevallen een verplichting oplegt tot het doen van archeologisch vooronderzoek bij nieuwe ontwikkelingen.

Mochten tijdens toekomstige graafwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dient dit zonder uitstelling aan het bevoegd gezag, de gemeente Oude IJsselstreek, te worden gemeld. Het bevoegd gezag beslist of de locatie definitief kan worden vrijgegeven.

5.3 Flora En Fauna

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Op grond van de Natuurbeschermingswet wordt de gebiedsbescherming geregeld. Hierbij worden speciaal aangewezen gebieden beschermd. Het plangebied bevindt zich niet in of in de directe omgeving van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de directe omgeving van de ecologische hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is daarmee niet aan de orde.


In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming vastgesteld. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet worden onderzocht of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.

Conclusie

Zoals al eerder aangegeven, heeft het bestemmingsplan een conserverend karakter, nu het de reeds bestaande situatie vastlegt en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het bestaande groen wordt tevens niet aangetast. Het plan heeft daarmee een beheersgericht karakter. Toetsen aan de Flora- en faunawet is in onderhavig bestemmingsplan dus niet aan de orde, omdat er geen sprake kan zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten.

5.3.1 Locatie Den Dam 34

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Zoals de soortenbescherming is geregeld in de Flora- en Faunawet, zo is de gebiedsbescherming geregeld in de Natuurbeschermingswet. De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Alleen binnen die gebieden is de wet van toepassing.

Op de locatie van de nieuwbouw is onderzoek gedaan door Natuurbank Overijssel te Haaksbergen door middel van een Quickscan. Op basis van deze resultaten is geen nader onderzoek noodzakelijk en dient geen ontheffing van de verbodsbepalingen van de FF-wet aangevraagd te worden.

Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

5.3.2 Locatie Terborgseweg 58

Het bosje dat aangekocht wordt door Westerveld en Nederlof is door medewerkers van de gemeente bezocht. Daarbij is geconstateerd dat er roekennesten aanwezig zijn in enkele bomen. Voordat deze gekapt gaan worden zal er in verband met de aanwezigheid van roeken een ontheffing bij de provincie Gelderland moeten worden gevraagd.

5.4 Verkeer En Parkeren

5.4.1 Infrastructuur

De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. De huidige infrastructuur brengt geen bijzondere problemen met zich mee. Er is voor gekozen om de verblijfsgebieden (zoals de 30 km-zones) als 'Verkeer - Verblijfsgebied' te bestemmen.

5.4.2 Parkeren

Door het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening moet de parkeerregeling in het bestemmingsplan worden geregeld. Om bij nieuwe ontwikkelingen of bij functiewijziging toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten parkeerplaatsen aan te leggen, is hiervoor een bepaling opgenomen in de algemene regels van dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is dit geregeld in artikel 21.2 "Voldoende parkeergelegenheid". Voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt van de op dat moment meest actuele CROW-parkeerkencijfers. Het CROW is het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. In de parkeerkencijfers is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd.
De CROW-stedelijkheidscategorie van Oude IJsselstreek is 'weinig stedelijk' (kernen Ulft, Gendringen, Terborg, Silvolde en Varsseveld) en 'niet stedelijk' voor de overige kernen in de gemeente. De parkeernormen kennen een bandbreedte (een minimum- en een maximumnorm). In principe geldt de maximale parkeernorm. Alleen wanneer aannemelijk kan worden gemaakt dat er minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn kan worden toegestaan dat van dit maximum wordt afgeweken.

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

6.1 Inleiding

Vanuit het principe dat het waterbeheer een gezamenlijk domein is van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zijn de verantwoordelijkheden helder beschreven en zijn de taken verdeeld onder het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Zo draagt de gemeente, als de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat, zorg voor een veilige en prettige leefomgeving. De gemeente heeft derhalve taken in het ruimtelijke en sociale domein. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de afweging tussen milieu, natuur, water, economie en huisvesting een rol speelt. Dit beleid wordt vastgelegd in structuurvisies en bestemmingsplannen. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor het rioleringsbeheer en hebben de zorgplichten voor overtollig hemelwater, afvalwater en grondwater in de bebouwde omgeving.

Bij nieuwe ontwikkelingen dient te worden aangegeven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de waterhuishoudkundige situatie. Dit vindt zijn weerslag in de zogenaamde watertoets. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water.

6.2 Beleid

6.2.1 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het Waterplan Gelderland 2010-2015 bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan op basis van de Waterwet de status van structuurvisie en is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie daarvoor wil inzetten.

6.2.2 Waterbeheerplan Waterschap Rijn en IJssel 2010-2015

De gemeente Oude IJsselstreek ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Het algemeen bestuur van Waterschap Rijn en IJssel heeft op 3 november 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld. In het plan zijn doelen en maatregelen uitgewerkt voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op:

  • Voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte.
    Inwoners kunnen hierdoor op een goede manier wonen en werken in het beheergebied van Rijn en IJssel en de boeren en natuurbeheerders kunnen goed gebruik maken van de grond.
  • Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater.
    Een goede ecologische en chemische kwaliteit van het (oppervlakte)water is belangrijk. Het water is dan schoon en gezond en inwoners kunnen hiervan genieten. Ook de doelen voor waterkwaliteit die voortvloeien uit Europese wetgeving, de Kaderrichtlijn Water (KRW), maken onderdeel uit van het plan.
  • Afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties effectief en efficiënt behandelen.
    Het waterschap haalt niet alleen schadelijke stoffen uit het afvalwater, maar wil daarmee ook nuttige producten maken en ze probeert nieuwe toepassingen te zoeken.

Het waterbeheerplan is afgestemd met de plannen van het Rijk, de provincies en de gemeenten en het geldt voor de periode 2016-2021.

6.2.3 Gemeentelijk Waterplan

De gemeente Oude IJsselstreek en het Waterschap Rijn en IJssel hebben een gemeentelijk waterplan opgesteld. In dit waterplan wordt een integrale visie gegeven op water in Oude IJsselstreek. Deze visie geeft een doorkijk naar de middellange termijn (circa 10 jaar) en de lange termijn (2030). Aan de visie is een uitvoeringsprogramma gekoppeld voor de korte termijn (5 jaar). Het waterplan biedt handvatten voor het opstellen van ruimtelijke plannen, voor de afstemming met rioolbeheer en geeft zo inzicht in de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam watersysteem binnen de gemeente.

Er wordt gestreefd naar een gezond, veerkrachtig, kwalitatief goed, aantrekkelijk en op de toekomst berekend watersysteem en waterketen. De toekomstvisie is gericht op vier aspecten:

  • Water is een drager voor een gezonde economie;
  • Water is een drager voor de sociale aspecten en beleving;
  • Water is een drager voor ecologische ontwikkeling;
  • Water is een drager voor volksgezondheid en veiligheid.

De volgende maatschappelijke streefeffecten verwoorden de waterambitie van de gemeente:

  1. 1. Een juiste hoeveelheid water van een goede kwaliteit ten behoeve van de landbouwproductie;
  2. 2. Meer recreanten in de gemeente op het gebied van waterrecreatie;
  3. 3. Afname van grondwateronttrekkingen schaadt het industriële proces niet;
  4. 4. Aangenaam woonklimaat waarin water een ontmoetingsplaats is;
  5. 5. Balans tussen rode, groene en blauwe functies;
  6. 6. Bewustwording verantwoord watergebruik en duurzaam waterbeheer;
  7. 7. Het watersyteem maakt deel uit van een gezond ecosysteem;
  8. 8. Verminderen areaal verdroogde gebieden in overeenstemming met het vastgestelde beleid;
  9. 9. Een gezond en veilig watersyteem;
  10. 10. Een gezonde en veilige waterketen.

6.3 Beschrijving Watersysteem

6.3.1 Riool

Het gemeentelijk beleid is gericht op het scheiden van (afval)waterstromen. Relatief schoon regenwater hoeft niet te worden afgevoerd naar de zuivering, maar wordt zo lang mogelijk vastgehouden in het gebied middels retentievoorzieningen en/of infiltratie. De gemeente streeft er naar om zoveel mogelijk hemelwater af te koppelen. In de bebouwde kom van Breedenbroek ligt een gemengd rioolstelsel.

6.3.2 Oppervlaktewater

In de directe nabijheid van het plangebied Den Dam 34 zijn geen watergangen gelegen. In het noordelijk deel van de bebouwde kom van Breedenbroek lopen enkele A-watergangen (o.a. de Oude Veerbeek) die in eigendom en/of beheer van het waterschap Rijn en IJssel zijn. Ook in het westelijk deel loopt een A-watergang van het Waterschap Rijn en IJssel (Snijders Veerbeek).

6.4 Tabel Waterthema's En Vertaling In Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan heeft, zoals al eerder aangegeven, een conserverend karakter, nu het voornamelijk de bestaande situatie vastlegt. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter.

Watertoetstabel

Thema Toetsvraag Relevant Intensiteit
Veiligheid
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee


Nee
2


2
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Nee

Nee
Nee
2

1
1
Wateroverlast (oppervlaktewater)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee

Nee

Ja

Nee
2

1

1

1
Oppervlakte-
waterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlakte- water geloosd?
Nee
1
Grondwateroverlast 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
Nee

Nee
Nee
1

1
1
Grondwater-
kwaliteit
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee 1
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Ja

Nee
1

2
Volksgezondheid
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
1

1
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee
Nee
Nee

Nee
2
2
1

1
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee 1
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee 2
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee 1

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect

Inrichting en beheer

Grenzend aan het plan en in het plan liggen watergangen waarop de keur van toepassing is. Uit te voeren werkzaamheden binnen een zone van 5 meter uit de insteek van deze watergang zijn vergunningplichtig.

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect ten aanzien van Den Dam 34

Riolering

De nieuwe woning zal worden aangesloten op het gemengde rioolstelsel in de bebouwde kom van Breedenbroek.

Verhard oppervlak

Het huidige plangebied kent naast vele m2 bebouwing (oude kleuterschool en bijgebouw) ook veel verharding. In de nieuwe situatie wordt de bebouwing gesloopt en gaat de verharding eruit en zal deels ingevuld worden met de woning en een inrit. In die zin zal er geen sprake zijn van een toename van verharding in het plangebied.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Dit plan voorziet in de bouw van een nieuwe woning. Op grond van het Bouwbesluit dient het hemelwater dat op het dak van de woning en op de verharde oppervlakte neervalt gescheiden te worden aangeleverd. Daarbij dient het hemelwater in eerste instantie op het eigen terrein te worden verwerkt.

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Toelichting per relevant waterhuishoudkundig aspect ten aanzien van Terborgseweg 58

Riolering

Het vuilwater van de nieuwe bedrijfsgebouwen zal net als bij de bestaande gebouwen worden geloosd op het vuilwaterriool in de bebouwde kom van Breedenbroek. Het hemelwater van het dak wordt afgevoerd naar de greppel aan de westzijde van het perceel.

Verhard oppervlak

In de nieuwe situatie zal er sprake zijn van toename van de verharding doordat er nieuwe parkeerplaatsen worden aangelegd en een nieuwe toegangsweg. De parkeerplaatsen worden uitgevoerd in klinkers en voorzien van straatkolken. Het water wordt afgevoerd naar de greppel. De uitbreiding van de bedrijfsgebouwen vindt plaats op delen, die nu al verhard zijn (bestaande toegangsweg).

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Dit plan voorziet in de uitbreiding van bedrijfsgebouwen en de aanleg van parkeerplaatsen en toegangsweg. Op grond van de Waterwet dient het hemelwater dat op het dak van de gebouwen en op de verharde oppervlakte neervalt gescheiden te worden aangeleverd. Daarbij dient het hemelwater in eerste instantie op het eigen terrein te worden verwerkt.

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 7 Juridisch Bestuurlijke Aspecten

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planvoorschriften. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

7.1 Planmethode

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening, welke van kracht zijn per 1 juli 2008. Voor de bestemmingen en regels is gebruik gemaakt van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). De SVBP2012 regelt de standaardisering en uniformering van bestemmingen en regels. In het kader van de Wro is dit bestemmingsplan ook digitaal opgesteld. In paragraaf 7.2 wordt inhoudelijk ingegaan op de verbeelding en in paragraaf 7.3 op de afzonderlijke bestemmingen binnen voorliggend bestemmingsplan.

7.2 Opzet Van De Verbeelding

Verbeelding

Als ondergrond voor de verbeelding wordt gebruikt gemaakt van de Grootschalige Basiskaart (GBKN). De adresgegevens en de gebouwen komen uit de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen aangevuld met kadastrale gegevens en indien nodig met informatie van luchtfoto's en oude bestemmingsplankaarten.

De verbeelding dient helder en duidelijk leesbaar te zijn en bevat daarom alleen informatie die juridisch relevant is. Er is in dit bestemmingsplan voor gekozen om alle relevante informatie, voor zover mogelijk, op de plankaart aan te geven, om in een oogopslag te kunnen zien wat wel en niet toegestaan is. Wat op de verbeelding staat, moet terugkomen in de planregels.

Digitale verbeelding

In het kader van nieuwe normen die voortvloeien uit de Wro en de SVBP 2012 ontstaat er een verschil in de verbeelding van een digitale en analoge verbeelding. De -wettelijk geldende- digitale kaart lijkt minder informatie te bevatten. Planinformatie wordt namelijk verkregen door het klikken op objecten in de verbeelding.

De verbeelding van een digitaal bestemmingsplan is altijd noord gericht, waardoor de noordpijl in het digitale plan overbodig is; dit in tegenstelling tot de analoge verbeelding waarop de noordpijl nog wel moet worden aangegeven. Iedere bestemming moet op de verbeelding worden weergegeven in een andere kleur. Het gebruik van deze kleuren moet conform de SVBP 2012.

Samenhang verbeelding en regels

De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

7.3 Opzet Van De Regels

7.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk I bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Artikel 1 bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd. Artikel 2 regelt de "wijze van meten" en geeft regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

7.3.2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk 2 zijn de regels van de bestemmingen opgenomen.

Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen 'Agrarisch', 'Bedrijf', 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Gemengd', 'Groen', 'Groen - Groensingel', 'Horeca', 'Maatschappelijk', 'Sport', 'Tuin', 'Tuin - Gaarde', 'Verkeer - Verblijfsgebied´, 'Water' en 'Wonen'. In deze paragraaf wordt ingegaan op de opzet van de regels bij het bestemmingsplan. De afzonderlijke bestemmingen worden - geclusterd - nader toegelicht. Hierbij wordt ook verwezen naar de uitgangspunten van de verschillende bestemmingen, zoals in hoofdstuk 4 aan bod gekomen.

Bestemmingen 'Agrarisch' en 'Bedrijf'

In het plangebied is nog één agrarisch bedrijf gelegen. Dit bedrijf heeft een bouwvlak gekregen. Binnen dit bouwvlak mag ten behoeve van het bedrijf en de bedrijfswoning worden gebouwd.
Bestaande bedrijven in de woonomgeving krijgen de bestemming 'Bedrijf' en zijn nader aangeduid met een specifieke functieaanduiding.

Binnen de bouwregels zijn normen gesteld voor de bedrijfsgebouwen, nutsvoorzieningen, bedrijfswoningen, bijbehorende gebouwen bij bedrijfswoningen, ondergronds bouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor al deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, bebouwingspercentage, etc. Daarnaast zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor 'productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit' en opslag. Onder voorwaarden kan afgeweken worden van de gebruiksregels voor andere bedrijven uit dezelfde of een lagere categorie. Verder kan worden afgeweken van de regels voor het onder voorwaarden toestaan van een hoger bebouwingspercentage of groter bebouwd oppervlak.

Alle (openbare) nutsvoorzieningen in het plangebied zijn ook in de bedrijfsbestemming opgenomen, met als nadere aanduiding 'nutsvoorziening'. Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan voor zover op de verbeelding op de betreffende gronden een aanduiding is opgenomen.

Bestemmingen 'Dienstverlening', 'Detailhandel', 'Gemengd', 'Horeca', 'Maatschappelijk' en 'Sport'

De meeste panden zijn bestemd naar de huidige legale situatie. Zo is een café/restaurant bestemd tot 'Horeca', een school en kerk tot 'Maatschappelijk' een winkel tot 'Detailhandel' en een accountantskantoor als 'Dienstverlening'.

In situaties waar sprake is van twee of meer gelijkwaardige bestemmingen en sprake is van gewenste flexibiliteit wordt gekozen voor de bestemming 'Gemengd'. Dit is aan de orde bij het pand aan de Terborgseweg 61C (voormalige toonzaal). Door een bredere bestemming te kiezen is het pand gemakkelijker te hergebruiken. Daarbij is wel gekeken naar passende functies voor de betreffende locatie.

De bestemming 'Sport' heeft betrekking op de gymzaal.

Binnen de bouwregels zijn normen gesteld voor de hoofdgebouwen, bijbehorende gebouwen, ondergronds bouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor al deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten en bouwhoogten. Bij de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Gemengd' en 'Sport' is onder voorwaarden horeca of detailhandel als nevenactiviteit toegestaan.

Bestemmingen 'Groen', 'Groen - Groensingel', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water'

Structureel groen heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Kleinere stukjes groen zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied', hetgeen meer flexibiliteit inhoudt. Het afschermend grond om bedrijven heeft de specifieke bestemming 'Groen - Groensingel' gekregen. De openbare gebieden met een verblijfsfunctie zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied', zodat het openbaar gebied flexibel kan worden ingericht met groen, parkeerplaatsen, speeltuintjes en andere binnen deze bestemming passende functies. Binnen de eerder genoemde bestemmingen zijn ook waterpartijen (zoals sloten, vijvers en watergangen) toegestaan. De watergangen in eigendom van het Waterschap worden specifiek tot 'Water' bestemd.

Bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Tuin - Gaarde'

Woningen zijn alleen mogelijk binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Bijbehorende bouwwerken mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Voortuinen (en in principe ook de naar de weg gekeerde zijtuinen) worden bestemd als tuin; in tuinen mogen namelijk geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd (behalve een erker).

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de grootte van de percelen. Op grotere percelen (meer dan 600 m2) is meer bebouwing toegestaan.

Binnen de bestemming wonen is - onder voorwaarden- een aan huis verbonden beroep bij rechte toegestaan. Door van de regels af te wijken is een aan huis verbonden bedrijf, een bed & breakfast en bijzondere woonvormen (onder voorwaarden) mogelijk.

De bestemming 'Tuin - Gaarde' is toegekend aan een perceel, dat grenst aan het buitengebied en niet echt het karakter van een tuin heeft, maar meer relatie heeft met het buitengebied. De bestemming 'Tuin - Gaarde' is gezien de inrichting van het perceel meer van toepassing dan alleen de bestemming 'Tuin'.

Dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Archeologische Verwachting 1'

In artikel 18 zijn de regels opgenomen ter bescherming van de in het noordelijk deel van het gebied aanwezige aardgasleiding en de bescherming van het woon- en leefklimaat. Daarvoor zijn ter weerszijden van deze leiding veiligheidsafstanden opgenomen. Deze zijn op de verbeelding aangegeven. Binnen deze gebieden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, behalve voor de leiding zelf.

Zoals reeds in paragraaf 5.2.3 is beschreven, kent het grootste deel van het plangebied een lage archeologische verwachting. Een klein deel aan de noordoostkant kent een hoge archeologische verwachting. Dit heeft ertoe geleidt dat er bepaalde regels zijn opgenomen hoe met deze archeologische waarden en verwachtingen om te gaan bij nieuwe bouwplannen. Zo moet bij een bepaalde grootte en diepte archeologisch onderzoek plaatsvinden. Voordat besloten kan worden op een omgevingsvergunning zal een archeologisch deskundige hierover advies moeten geven.

7.3.3 Algemene regels

Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels zijn een anti dubbeltelbepaling opgenomen, alsook algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels (artikel 20 t/m 24).

7.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 is het overgangsrecht uiteengezet voor bouwwerken en gebruik. Ook wordt hier de aanhaaltitel van het plan geregeld (artikel 25 en 26).

Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Economische Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

In dit plan wordt voornamelijk de bestaande planologisch feitelijke situatie vastgelegd. Daarnaast wordt met dit bestemmingsplan de gevolgen van de regionale woonvisie en crisis op de woningmarkt meegenomen door de woningen in plangebied Den Dam te schrappen. Het plangebied is nu bestemd tot "Groen". De wijzigingen in het plan hebben financieel nadelige gevolgen. De gemeenteraad heeft een voorziening getroffen om deze financiële gevolgen op te kunnen vangen.

Voor de locaties Den Dam 34 en Terborgseweg 58 is met de aanvragers een planschadeovereenkomst afgesloten.

8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.2.1 Overleg en inspraak

Op 28 juni 2016 heeft er bij Café, Restaurant, Zaal Koenders in Breedenbroek een bijeenkomst plaatsgevonden over de actualisatie van het bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Breedenbroek. Vanaf die datum tot 15 juli 2016 was het ook mogelijk om de inventarisatiekaart van het bestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 te bekijken op www.ruimtelijkeplannen.nl. Zowel tijdens de informatiebijeenkomst als naar aanleiding van de inventarisatiekaart was het mogelijk om reacties in te dienen. Van de informatiebijeenkomst is een verslag gemaakt. De ingekomen reacties zijn samengevat en van een antwoord voorzien. Deze zijn samen als bijlage 9 opgenomen bij deze toelichting.

Verder is het ontwerpbestemmingsplan in het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan het Waterschap Rijn en IJssel. De uitkomst hiervan wordt bij de vaststelling verwerkt.

8.2.2 Zienswijzen

De voorbereiding van het besluit omtrent de herziening van het bestemmingsplan vindt plaats met inachtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het ontwerpbestemmingsplan Kom Breedenbroek 2016 heeft van 23 februari 2017 tot 6 april 2017 voor iedereen ter inzage gelegen met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Rapport Verkennend Bodemonderzoek Den Dam 34

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Terborgseweg 58 Deel 1

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Terborgseweg 58 Deel 2

Bijlage 4 Advies Oda Geluid Locatie Terborgseweg 58

Bijlage 5 Advies Oda Externe Veiligheid

Bijlage 6 Bijlage Bij Advies Oda Externe Veiligheid

Bijlage 7 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 8 Quickscan Flora En Fauna Den Dam 34

Bijlage 9 Verslag Inspraak