Buitengebied, verlegging Heidedijk te Sinderen
Bestemmingsplan - Gemeente Oude IJsselstreek
Vastgesteld op 27-06-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Buitengebied, verlegging Heidedijk te Sinderen' met identificatienummer NL.IMRO.1509.BP000218-VA01 van de gemeente Oude IJsselstreek.
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.5 agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of het telen van gewassen, waarbij mestbewerking en mestverwerking van eigen ter plaatse geproduceerde mest deel uit maakt van de agrarische bedrijfsvoering.
1.6 ander-werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, herstellen, opslaan en/of distribueren van goederen of op het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
1.9 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.10 begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.11 bestaand
- a. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald, en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kelder, dakopbouw en/of zolder.
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 gebruik(-en)
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.26 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.27 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.28 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.29 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.30 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.31 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bestaat uit een dak en maximaal één gesloten wand.
1.32 paddock
een niet verharde uitloop voor paarden.
1.33 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.34 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.35 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.36 sleufsilo
opslagplaats voor stort- of bulkgoederen met één of meer rechtopstaande wanden.
1.37 staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.
1.38 toename van stikstofemissie en stikstofdepositie
- a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie van gronden en bouwwerken wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken.
- b. Er is sprake van een toename van stikstofemissie van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting.
- c. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
- d. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
- e. Als uitzondering op lid a, lid b, lid c en lid d van deze bepaling geldt het volgende:
- 1. Er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties: het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld onder a en c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot een inrichting als bedoeld onder b en d veroorzaakt een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt,
- niet de van toepassing zijnde waarde(n) als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 en 2 Besluit natuurbescherming overschrijdt; en
- voor zover er sprake is van een toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied gelegen tussen de 0,05 en 1 mol N/ha/jaar, beschikt wordt over een geregistreerde melding als bedoeld in artikel 2.7 Regeling natuurbescherming dan wel, voor zover de melding is geregistreerd voor 1 januari 2017 artikel 8 Regeling programmatische aanpak stikstof;
- 2. de emissie N/ha/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden of bouwwerken als bedoeld in lid a of lid c of het gebruik van gronden of bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of lid d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde vergunningen op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 en/of Wet natuurbescherming zijn als zodanig opgenomen in bijlage 6 Onherroepelijke vergunningen op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk Wet natuurbescherming.
- 3. de emissie N/ha/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden of bouwwerken als bedoeld in lid a of lid c of het gebruik van gronden of bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of lid d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, die na de vaststelling van dit bestemmingsplan onherroepelijk wordt en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Besluit omgevingsrecht juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend en die na vaststelling van dit bestemmingsplan onherroepelijk wordt en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde vergunningen op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 en/of Wet natuurbescherming zijn als zodanig opgenomen in bijlage 7 Verleende vergunningen op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk Wet natuurbescherming.
- 4. het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen.
- 1. Er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties: het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld onder a en c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot een inrichting als bedoeld onder b en d veroorzaakt een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt,
- a. Onder 'programma aanpak stikstof' als bedoeld in lid e onder 1 van deze bepaling wordt verstaan het programma als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel titel 2.1 van het Besluit natuurbescherming.
1.39 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
1.40 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen ruimtelijke informatie met identificatienummer: NL.IMRO.1509.BP000218-VA01
1.41 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
1.42 volumineuze goederen
goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals bouw- en doe-het-zelf producten, auto's, motorfietsen, boten, caravans, keukens, sanitair en meubelen.
1.43 voorgevel
de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische doeleinden;
- b. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- c. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de waarden als bedoeld in artikel 9.2.1.
alsmede voor:
- d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een mengvoederbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – mengvoederbedrijf';
met de daarbij behorende bouwwerken, (toegangs)paden, wegen, tuinen, erven, parkeer- en groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos- en natuurgebieden;
- b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
- c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden;
- b. geluidwerende voorzieningen;
- c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- d. straatmeubilair, openbaar vervoersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
- e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Verboden gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
- a. het (laten) opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
- b. het (laten) opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een erf, behorende bij een bedrijf;
- c. het (laten) gebruiken van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
- d. het (laten) gebruiken van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van detailhandel;
- e. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van een horecavestiging;
- f. het (laten) gebruiken van gronden voor opslag van bagger en grondspecie;
- g. het (laten) gebruiken van gronden voor een grondwal, tenzij op de verbeelding expliciet is toegestaan;
- h. het (laten) gebruiken van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
- i. het (laten) gebruiken van opstallen, waaronder bijbehorend bouwwerken, als zelfstandige woning;
- j. het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van reclame-uitingen;
- k. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
- l. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
8.2 Voorwaardelijke verplichting voor landschappelijke inpassing
Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen met de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Verkeer' conform de bestemming is slechts toegestaan:
- a. indien de landschappelijke inpassing en erfinrichting van de gronden in dit bestemmingsplan worden gerealiseerd binnen 2 jaren na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, overeenkomstig het erfinrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 3 van de planregels.
- b. zolang de landschappelijke inpassing en erfinrichting overeenkomstig het erfinrichtingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van de planregels, duurzaam in stand wordt gehouden.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Groene Ontwikkelingszone
9.2 Waarde - Landschap
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Overschrijding van bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het overschrijden van bouwgrenzen. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:
- a. de overschrijding maximaal 2,5 meter bedraagt;
- b. de noodzakelijkheid is aangetoond in verband met de uitmeting van het terrein of uit oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing.
10.2 Grotere hoogte voor masten
Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor en zend-, ontvang- en/of sirenemasten. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:
- a. De bouwhoogte maximaal 40 meter bedraagt.
10.3 Grotere hoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:
- a. De bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt.
10.4 Gebouwen voor nutsdoeleinden
Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken worden gebouwd voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, transformatorhuisjes en bouwwerken ten behoeve van het rioolstelsel, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:
- a. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
- b. de inhoud maximaal 50 m3 bedraagt, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van het rioolstelsel.
10.5 Nadere voorwaarden voor afwijken van de regels
Het bevoegd gezag wijkt enkel af van de regels zoals hierboven genoemd onder de voorwaarden dat:
- a. Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
- b. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden benadeeld;
- c. De sociale veiligheid niet onevenredig wordt benadeeld;
- d. De bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden benadeeld;
- e. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Algemene wijzigingsregels
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, mits:
- a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
- b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet normaal onderhoud, gebruik en beheer onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht Bouwwerken
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van lid 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
12.3 Uitzondering
Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 13 Overgangsrecht Gebruik
13.1 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2 Verboden gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.3 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, verlegging Heidedijk te Sinderen'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente is voornemens om de Y-splitsing tussen de Heidedijk en de Kapelweg te Sinderen ten behoeve van de verkeersveiligheid aan te passen. De nieuwe aansluiting zal haaks uitgevoerd worden. Daarnaast wordt een deel van de Heidedijk omgelegd, zodat ook hier een veilige situatie ontstaat en de Heidedijk goed aansluit op het nieuwe kruispunt. Tevens krijgt het perceel aan de Kapelweg 9 een nieuwe ontsluiting op de Heidedijk. De weg zal ter hoogte van de Kapelweg 9 worden opgebroken en worden verwijderd. In overleg met de gemeente is afgesproken dat de eigenaar van het perceel aan de Kapelweg 9 de gronden zal overnemen.
Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied Oude IJsselstreek 2017'. Op basis van dit bestemmingsplan is de omlegging van de Heidedijk niet toegestaan, omdat ter plaatse van die gronden de bestemming 'Agrarisch met waarden' geldt. Om deze reden dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Oude IJsselstreek, ten oosten van de kern Silvolde. De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door de verspreide bebouwing en de agrarische gronden. Ten zuidwesten van het plangebied ligt de Kapelweg 9.
Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven met een rood kader. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.
Globale ligging plangebied
Globale begrenzing plangebied
1.3 Geldende Juridisch-planologische Regeling
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Oude IJsselstreek 2017', vastgesteld door de raad van de gemeente Oude IJsselstreek op 28 juni 2018. Op grond van het vigerend bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen 'Verkeer', 'Water' en 'Agrarisch met waarden'. De gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn hoofdzakelijk bestemd voor agrarische doeleinden, zoals grondgebonden agrarische bedrijven, boom- en plantkwekerijen en paardenhouderijen.
Daarnaast gelden er een aantal gebiedsaanduidingen, namelijk:
- Overige zone - groene ontwikkelingszone
- Overige zone - Houtwal
- Overige zone - Reliëf
- Overige zone - Zandwegen
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' zijn, naast de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en ontwikkeling van landschappelijke en ecologische waarden. Voor zover een bestemmingsplan van toepassing is op locaties binnen de Groene Ontwikkelingszone, laat het een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toe als uit onderzoek blijkt dat de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen, genoemd in bijlage Kernkwaliteiten Geldersnatuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone, per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt, en de samenhang niet verloren gaat. Gedeputeerde Staten stellen regels vast om de versterking uit te werken.
De toelichting bij het bestemmingsplan moet een beschrijving bevatten van de resultaten van het onderzoek naar de te verwachten effecten van die activiteit of ontwikkeling op de oppervlakte, samenhang en kwaliteit van de Groene Ontwikkelingszone. In de beschrijving van de onderzoeksresultaten worden in ieder geval betrokken de in het gebied aanwezige actuele en potentiële natuurwaarden, in de bij of krachtens de Wet natuurbescherming aangewezen beschermde soorten en soorten van nationale Rode Lijsten, en ecologische samenhang.
Om deze reden is een uitgebreide quickscan natuurtoets met onderbouwing Groene Ontwikkelingszone uitgevoerd (zie paragraaf 4.10). De overige aanduidingen zijn voor de voorliggende ontwikkeling minder relevant, maar zijn vooral bedoeld voor het herstellen en/of ontwikkelen van de desbetreffende aanduiding.
De ontwikkeling voorziet in het aanleggen van een weg en het uitbreiden van een bedrijfsperceel en is daarmee in strijd met het vigerend bestemmingsplan. Om de ontwikkeling alsnog mogelijk te maken, moet een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied worden vastgesteld.
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.
De toelichting bestaat uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. In Hoofdstuk 5 volgen de juridische planaspecten. Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 de gevolgde procedure beschreven.
Hoofdstuk 2 Gebieds- En Planbeschrijving
2.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling omschreven. Hierbij wordt als eerste ingegaan op de bestaande situatie in het plangebied, waarna de beoogde ontwikkeling nader toegelicht wordt.
2.2 Bestaande Situatie
Langs de Heidedijk ter hoogte van Kapelweg 9 bevinden zich laanbomen waarvan het merendeel zomereiken betreft. Daarnaast staan er ook enkele zwarte elzen. De gronden ten noorden van de Heidedijk bestaan hoofdzakelijk uit intensief beheerd grasland. Onderstaande afbeeldingen tonen de huidige situatie in het veld en de oude en toekomstige situatie, waarbij de oude situatie met een gele lijn is weergegeven en de toekomstige situatie met een rode lijn.
Huidige situatie plangebied
Oude en toekomstige situatie
2.3 Toekomstige Situatie
Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt de Heidedijk omgelegd via het noordelijk gelegen grasland. Vanuit het midden van de omlegging wordt tevens een nieuwe ontsluiting gecreëerd van Kapelweg 9 naar de Heidedijk. De tussenliggende verharding wordt opgebroken. Om de omlegging te kunnen realiseren worden naar verwachting zes bomen gekapt. Ter hoogte van het bedrijf zal de oude weg blijven bestaan om zo de bestaande inritten van het bedrijf te handhaven. Omdat deze gronden overgenomen worden door de eigenaar van het bedrijf, zullen deze gronden de bestemming 'Bedrijf' krijgen. Er is echter geen mogelijkheid tot uitbreiding van de bedrijfsvoering op deze gronden. Het betreft hier alleen het handhaven van de bestaande inritten, waarbij de bedrijfsbestemming beter past dan de bestemming 'Verkeer'. De bestemming 'Verkeer' is bedoeld voor doorgaande wegen, hetgeen na de realisatie van de ontwikkeling niet meer passend is.
Tevens is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken niet mogelijk op deze locatie. Volgens Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) dienen vergunningsvrije bouwwerken gerealiseerd te worden op het achtererf. In onderhavige situatie is er ter plaatse van de nieuwe bedrijfsbestemming geen sprake van een achtererfgebied. Hiermee is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken of het vergunningsvrij uitbreiden van bijbehorende bouwwerken niet toegestaan.
Gezien de ontwikkeling zich in GO gebied bevindt, dient het GO gebied te worden versterkt (zie ook paragraaf 4.10). Het versterken van de Groene Ontwikkelingszone wordt gedaan door het realiseren van een hoogstamboomgaard (>0,05 ha.), het realiseren van een knip- of scheerheg (>0,04 ha.), de plaatsing van takkenrillen en houtstapels (>0,04 ha.) en het plaatsen van een bijenhotel in combinatie met het inzaaien van een bloemenmengsel (>0,01 ha.).
De toekomstige situatie in het plangebied is opgenomen in de navolgende afbeelding. Tevens is het inrichtingsplan opgenomen in Bijlage 1.
Inrichting toekomstige situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Onderdeel van de Omgevingswet is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:
- Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
- De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
- Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
- Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.
In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- Afwentelen wordt voorkomen.
De nationale belangen zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het gaat bijvoorbeeld om rijksvaarwegen, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Beoordeling initiatief
Met de ontwikkeling zijn in de basis geen nationale belangen gemoeid. Er wordt echter met de ontwikkeling, al zij het op micro-niveau, een bijdrage geleverd aan de verkeersveiligheid van Nederland. De ontwikkeling zorgt ervoor dat een bestaand kruispunt veiliger wordt. Daarnaast wordt er op micro-niveau een bijdrage geleverd aan het realiseren van meer natuur, doordat de Groene Ontwikkelingszone wordt versterkt ter compensatie van de ontwikkeling.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening.
Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Beoordeling initiatief
Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. In voorliggend plan wordt een omlegging van een weg mogelijk gemaakt, maar wordt er geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt. Er is daarmee geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Om die reden is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met het Rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Op 19 december 2018 is de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie welke richting de provincie op wil op het gebied van energie, klimaat, water, voedsel en ook hoe de provincie de omgeving wil inrichten.
Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:
- energietransitie;
- klimaatadaptatie;
- circulaire economie;
- biodiversiteit;
- bereikbaarheid;
- economisch vestigingsklimaat;
- woon- en leefklimaat.
Voor dit initiatief is de ambitie 'bereikbaarheid' van toepassing. Bereikbaarheid is een kritische succesfactor voor een verbonden samenleving en een krachtige, duurzame Gelderse economie. Mensen willen snel en veilig op hun werk kunnen komen, elkaar kunnen ontmoeten, ervaringen kunnen delen, de vele Gelderse evenementen kunnen bezoeken, grenzen kunnen verleggen. Een sterk netwerk zorgt daarvoor. Het is de taak van de provincie om te zorgen voor de veiligheid en vlotte doorstroming op dit netwerk. Het verkeer en (openbaar) vervoer moet schoner, gezonder en duurzamer. Fossiele brandstoffen raken op en maken plaats voor duurzame energiebronnen, zoals elektrische auto's en waterstofvoertuigen. Hetzelfde geldt voor het beheer en onderhoud van de wegen. Dit gebeurt zo schoon en duurzaam mogelijk; iets wat de provincie als voorwaarde ook aan hun partners meegeeft. Er liggen tal van kansen op het terrein van duurzame mobiliteit: vervoers- en goederensystemen slimmer verbinden, meer oplaadpunten voor elektrische auto's en duurzame tankpunten, stimuleren van fietsgebruik, experimenten met nieuwe duurzame vormen van vervoer, snel internet als alternatief voor fysieke mobiliteit.
Beoordeling initiatief
Zoals eerder beschreven draagt de omlegging van de Heidedijk bij aan een veiligere verkeerssituatie ter plaatse van de kruising met de Kapelweg. Tevens wordt de bereikbaarheid van het bedrijf aan de Kapelweg 9 veiliger gemaakt doordat deze een eigen aftakking zal krijgen. Een andere locatie voor het omleggen van de Heidedijk dan de voorliggende is niet wenselijk. Dit is mede omdat de omlegging dan te ver van de bestaande weg komt te liggen. Daarnaast zal er dan meer weg komen te liggen binnen de Groene Ontwikkelingszone. Dit is niet gewenst.
Omgevingsverordening
De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De meest recente versie is de Omgevingsverordening Gelderland (januari 2023), welke op 14 januari 2023 in werking is getreden.
De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van de onderwerpen 'Groene Ontwikkelingszone', 'solitaire bedrijvigheid' en 'klimaatadaptatie' relevant.
Instructieregels bestemmingsplan Groene Ontwikkelingszone (art. 2.52)
De provinciale omgevingsverordening bevat de instructieregel Groene Ontwikkelingszone. Onderhavig plangebied ligt binnen de Groene Ontwikkelingszone. Voor zover een bestemmingsplan van toepassing is op locaties binnen de Groene Ontwikkelingszone, laat het een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toe als uit onderzoek blijkt dat de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen, genoemd in bijlageKernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone, per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt. Daarnaast mag de samenhang niet verloren gaan. Gedeputeerde Staten stellen regels vast om de versterking uit te werken.
Solitaire bedrijvigheid (art 2.12)
Een bestemmingsplan maakt geen vestiging mogelijk in het buitengebied van vormen van bedrijvigheid die naar huidige planologische inzichten wat betreft de ruimtelijke aanvaardbaarheid thuishoren op een bedrijventerrein. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingplan nieuwvestiging toch mogelijk maken als er sprake is van functieverandering of het vigerende Regionaal programma werklocaties hierover afspraken bevat.
Daarnaast maakt en bestemmingsplan in het buitengebied uitbreiding van solitaire bedrijvigheid die leidt tot bedrijfsbebouwing groter dan 1.000 vierkante meter en waarbij de uitbreiding zelf groter is dan 250 vierkante meter bedrijfsbebouwing niet mogelijk, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein in redelijkheid niet mogelijk is, de uitbreiding regionaal is afgestemd, de uitbreiding landschappelijk goed wordt ingepast en de uitbreiding mogelijk wordt gemaakt met een maatbestemming.
Instructieregel klimaatadaptie (art. 2.65b)
De provinciale omgevingsverordening die op 1 februari 2022 van kracht is geworden bevat de instructieregel klimaatadaptie (2.65b). Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, moet op basis van deze instructieregel de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In die beschrijving moeten in ieder geval de volgende aspecten worden betrokken: waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. Voor de beschrijving kan gebruik worden gemaakt van de opgestelde klimaatatlas.
Beoordeling initiatief
In de Omgevingsverordening zijn instructieregels opgenomen betreffende Groene Ontwikkelingszones. Het plangebied is gelegen in een Groene Ontwikkelingszone. Het is daarom verplicht om de kernkwaliteiten van het gebied te verbeteren. In paragraaf 4.10 wordt uitgebreid ingegaan op het versterken van de Groene Ontwikkelingszone. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de 'Rekentabellen Groene Ontwikkelzone' (zie Bijlage 8). Het versterken van de Groene Ontwikkelingszone wordt gedaan door het realiseren van een hoogstamboomgaard (>0,05 ha.), het realiseren van een knip- of scheerheg (>0,04 ha.), de plaatsing van takkenrillen en houtstapels (>0,04 ha.) en het plaatsen van een bijenhotel in combinatie met het inzaaien van een bloemenmengsel (>0,01 ha.). Door het uitvoeren van de versterkingsmaatregelen in de hiervoor genoemde oppervlakten is sprake van 430 versterkingspunten, wat in de rekentabel voor de Groene Ontwikkelingszone een positieve balans van 40 punten oplevert.
Het mengvoederbedrijf betreft een solitair bedrijf in het buitengebied. De bedrijfsbebouwing is reeds groter dan 1.000 m2. De uitbreiding van het bedrijfsperceel maakt echter geen nieuwe bedrijfsbebouwing mogelijk. Het betreft het herbestemmen van de bestaande weg zodat het bedrijf zijn bestaande inritten kan behouden en makkelijker op eigen terrein kan manoeuvreren. Om deze reden hoeft er verder niet getoetst te worden aan deze instructieregel.
Op basis van de klimaatatlas gemeente Oude IJsselstreek is in beeld gebracht welke risico's zich kunnen voordoen in het plangebied als gevolg van klimaatverandering.
- Wateroverlast. Uit de kaartbeelden die horen bij het onderdeel wateroverlast is op te maken dat ter plaatse van het plangebied enige plasvorming wordt verwacht na een korte of lange bui. Dit is echter gebaseerd op het huidige gebruik van de locatie, namelijk landbouw. In de toekomstige situatie zal de weg zo worden aangelegd dat het regenwater afstroomt naar de naastgelegen bermen. Daarnaast wordt er in paragraaf 4.8 uitgebreid ingegaan op het aspect water en hoe om te gaan met eventuele wateroverlast.
- Hittestress. Uit de kaartbeelden die horen bij het onderdeel hittestress is op te maken dat de temperatuur in het plangebied normaal (niet extra koeler of extra warmer) of zelfs koeler zal zijn op warme dagen. Dit is naar waarschijnlijkheid gebaseerd op de huidige onbebouwde situatie. De geplande wegomlegging zal zorgen voor enige toename in temperatuur, maar dankzij de afscherming van de bestaande bomen zal deze toename zeer gering zijn.
- Droogte. De bijbehorende kaartbeelden laten wat betreft grondwaterstanden en droogtegevoeligheid in 2050 geen verandering zien ten opzichte van de huidige situatie. Daarmee is en blijft in het plangebied sprake van lagere grondwaterstanden en van grotere droogtegevoeligheid. Door het hemelwater binnen het plangebied te bergen en te laten infiltreren blijft het hemelwater ook in het gebied zelf zoals dat in feite in de huidige (onbebouwde) situatie ook zo is. Het plangebied ligt niet in een gebied waar een grotere kans op natuurbranden is bij langdurige droogte. In het plangebied zijn waterpartijen en beken aanwezig die stil kunnen komen te staan of droog kunnen vallen. Gezien er echter geen woningen worden gebouwd, is er geen sprake van een risico voor de volksgezondheid. Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat in voorliggend plan voldoende wordt ingezet op het voorkomen of beperken van mogelijke risico's door droogte als gevolg van klimaatverandering.
- Overstroming. De bijbehorende kaartbeelden laten zien dat er geen watergangen in nabijheid van het plangebied liggen. Mocht ergens de dijk van de IJssel of de Rijn bezwijken dan vormt overstroming geen risico voor het plangebied.
Er hoeven geen specifieke maatregelen te worden getroffen. De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de provinciale Omgevingsvisie en de regels op het gebied van 'Groene Ontwikkelingszone' en 'klimaatadaptatie'.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025
De gemeenteraad van Oude IJsselstreek heeft op 12 mei 2011 de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 vastgesteld. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente en laat in grote lijnen zien hoe Oude IJsselstreek zich tot het jaar 2025 zal gaan ontwikkelen. De gemeente Oude IJsselstreek wil zich graag verder ontwikkelen als een dynamische gemeente. De kwaliteit van de leefomgeving en de leefbaarheid speelt hierin een belangrijke rol. Achteruitgang en verloedering van de woon- en leefomgeving moet worden tegengegaan.
Zowel binnen als buiten de bebouwde kom is het volgens de visie altijd zaak om een goede afweging te maken tussen verkeersveiligheid en sociale veiligheid enerzijds en minimale lichtvervuiling en bescherming van natuurwaarden anderzijds.
Beoordeling initiatief
Op de structuurvisiekaart wordt het plangebied aangegeven als Ecologische hoofdstructuur - verbindingszone. Dit is in Gelderland vertaald naar Groene Ontwikkelingszones en het Gelders natuurnetwerk. Gezien de ontwikkeling zich in een Groene Ontwikkelingszone (GO) gebied bevindt, dient het GO gebied te worden versterkt (zie ook paragraaf 4.10). Het versterken van de Groene Ontwikkelingszone wordt gedaan door het realiseren van een hoogstamboomgaard (>0,05 ha.), het realiseren van een knip- of scheerheg (>0,04 ha.), de plaatsing van takkenrillen en houtstapels (>0,04 ha.) en het plaatsen van een bijenhotel in combinatie met het inzaaien van een bloemenmengsel (>0,01 ha.).
Daarnaast moet, zoals eerder beschreven, er een goede afweging worden gemaakt tussen verkeersveiligheid en sociale veiligheid enerzijds en minimale lichtvervuiling en bescherming van natuurwaarden anderzijds. Doordat de natuurwaarden van het GO gebied nu worden versterkt, is het mogelijk de weg om te leggen zodat de verkeersveiligheid ter plaatse wordt verbeterd. Hiermee voldoet het plan aan de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025.
Toekomstvisie Oude IJsselstreek 'Maak toekomst in Oude IJsselstreek'
De toekomstvisie is tot stand gekomen door vele ontmoetingen en bijeenkomsten met inwoners, ondernemers, organisaties en verenigingen. De termen 'leven' en 'het maken' lopen als een rode draad door de toekomstvisie. Oude IJsselstreek heeft zichzelf zeven opgaven gesteld waarmee ze een antwoord kan bieden op maatschappelijke uitdagingen en waarmee de gemeente en de gemeenschap verder kunnen groeien.
- 1. Benut de stroom van de Oude IJssel
De gemeente zet de komende jaren in op het benutten van alle kansen die de Oude IJssel als zone biedt. Het gebied op en rondom de rivier kan een vliegwiel zijn voor toerisme en recreatie, bedrijvigheid, klimaatvraagstukken en wonen. - 2. Florerende Smart Industrie
Een bloeiende en concurrerende lokale economie heeft een aanzuigende werking op mensen en kapitaal waarmee demografische ontwikkelingen kunnen worden gekeerd en wonen een boost krijgt. Drie duidelijke clusters dragen bij aan een robuust economisch systeem. Werken op De Rieze, innoveren op het DRU Industriepark en innovatieve en hightech maakindustrie rond Varsseveld. Gemeente Oude IJsselstreek zet zich daarmee de komende jaren nog beter op de kaart en zet in op het ontwikkelen van het nieuwe Varsseveld Industriepark (het VIP). - 3. Vitaal platteland
Het agrarisch buitengebied is een belangrijke en karakteristieke pijler in de gemeente. De landbouwsector is voor de gemeente als plattelandsgemeente een cruciale sector, zowel qua economische omvang als qua ruimtebeslag in het buitengebied. Het platteland zal zich het komende decennium ontwikkelen tot een multifunctioneel buitengebied. - 4. De allernieuwste energie
In de gemeente vinden ontwikkelingen plaats op vele fronten, van woningbouw tot het ontwikkelen van industrie en bereikbaarheid. Bij al die ontwikkelingen wordt er optimaal gebruik gemaakt van de meest duurzame en nieuwste vormen van energie. De gemeente wil energieneutraal zijn in 2030. - 5. Groene parels
Van de Slangenburg tot de Vennebulten en van het Zwarte Veen tot de Anholtse bossen vormen landgoederen, oude bossen en natuurgebieden een groene parelketting door Oude IJsselstreek. De opgave ‘Groene Parels’ zet in op het verder versterken van dit karakteristieke landschap. - 6. Gezond oud worden én gezond jong zijn
Oude IJsselstreek is de plek waar mensen zich kunnen ontplooien, gezond kunnen leven en regie op hun eigen leven hebben. In de basis benut de gemeente vooral de kracht van de maatschappij om een plek te maken waar mensen hun leven lang fijn en gezond kunnen wonen. Om de kracht uit de samenleving optimaal te benutten worden er voldoende aanleidingen voor ontmoeting, duurzaam gedrag, leren, spel en bewegen geboden. - 7. Het witte vel
Vanaf de eerste gesprekken is duidelijk geweest dat de Toekomstvisie een levend document moet zijn. Er zullen zich tal van zaken voordoen die de gemeente dwingen deze Toekomstvisie bij te stellen. Hobbels en beren op de weg, maar juist ook kansen, versnellingen en innovaties. Om in de Toekomstvisie ook letterlijk de ruimte te geven om in te springen op nieuwe ontwikkelingen heeft de gemeente ‘Het Witte Vel’ vanaf het begin eraan toegevoegd. Een nog blanco hoofdstuk dat symbool staat voor de prachtige onzekerheid van de toekomst en al het moois dat daaruit voort gaat komen.
Beoordeling initiatief
De ontwikkeling past bij het punt 'vitaal platteland'. Zoals eerder beschreven draagt de omlegging van de Heidedijk bij aan een veiligere verkeerssituatie ter plaatse van de kruising met de Kapelweg. Tevens wordt de bereikbaarheid van het bedrijf aan de Kapelweg 9 veiliger gemaakt doordat deze een eigen aftakking zal krijgen.
Tevens zorgt de ontwikkeling ervoor dat het mengvoederbedrijf voldoende ruimte behoud om haar activiteiten uit te kunnen voeren. Doordat een stuk van de oude weg blijft liggen en dit een bedrijfsbestemming krijgt, is het niet noodzakelijk het erf aan te passen op de nieuwe situatie. Het realiseren van nieuwe bebouwing is uitgesloten.
Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2012-2020
In 2011 heeft gemeente Oude IJsselstreek het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoersplan 2012 - 2020 (GVVP) vastgesteld. In het GVVP wordt, op basis van een analyse van de huidige en toekomstige verkeerssituatie, een visie ontwikkeld op het functioneren van het verkeers- en vervoerssysteem in de gemeente. De eigen gemeentelijke mobiliteitsaanpak maakt duidelijk wat de gemeentelijke ambities zijn en op welke wijze deze worden gerealiseerd. De visie en mobiliteitsaanpak zijn vertaald in beleid, dat in hoofdlijnen is gericht op:
- het goed functioneren van de verkeersnetwerken voor (vracht)auto, fiets en openbaar vervoer;
- de bereikbaarheid van de kernen;
- parkeren en;
- het beïnvloeden van keuzegedrag door reizigers.
De rode draad binnen de verkeersnetwerken is de wegencategorisering. Deze bestaat uit een functietypering van de wegen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, en de bijbehorende voorkeurs-netwerken. De wegencategorisering is aangevuld voor vrachtverkeer (hoofdroutes), hulpdiensten (uitrukroutes) en landbouwverkeer (voorkeursroutes).
Voor het buitengebied ziet de wegencategorisering er als volgt uit:
- gebiedsontsluitingswegen (buiten bebouwde kom);
- erftoegangswegen (buiten bebouwde kom).
Met deze wegencategorisering worden de randvoorwaarden gecreëerd voor:
- een duurzaam veilig wegennet met een lager aantal verkeersslachtoffers;
- een hiërarchisch opgebouwd, maar samenhangend wegennet, met een goede bereikbaarheid voor woon-, werk- en winkelgebieden;
- bundeling van doorgaand verkeer daar waar het hoort (op de hoofdwegen), waardoor de overlast van het doorgaande verkeer tot een minimum wordt beperkt.
Verder zijn er in het GVVP geen specifieke infrastructurele maatregelen opgenomen in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling.
Beoordeling initiatief
Voorliggende ontwikkeling voorziet in het omleggen van de Heidedijk. Hiermee wordt de bestaande weg verlegd zodat het kruispunt tussen de Heidedijk en de Kapelweg overzichtelijker en veiliger wordt. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij het puntje 'een duurzaam veilig wegennet met een lager aantal verkeersslachtoffers'. Daarnaast krijgt het perceel aan de Kapelweg 9 een nieuwe oprit op de Heidedijk die los ligt van de doorgaande weg. Hierdoor hoeven bezoekers van het mengvoederbedrijf niet langer direct vanaf de doorgaande weg het bedrijfsterrein op te draaien. De ontwikkeling draagt hiermee bij aan de verkeersveiligheid.
Visie op landschap, natuur en groene kernen
In de raadsvergadering van 22 april is de Visie op landschap, natuur en groene kernen vastgesteld. De gemeente Oude IJsselstreek heeft door de jaren heen meerdere plannen ontwikkeld voor de groene ruimte, echter ontbrak het aan een samen hangend toekomstbeeld voor het landschap en de groene kernen. De Visie op Landschap, Natuur en Groene Kernen (VLNGK) biedt dit gewenste toekomstbeeld. De visie is in een interactief proces met bewoners, maar ook organisaties en verenigingen tot stand gekomen. De visie geeft richting aan de gewenste ontwikkeling van het landschap voor zowel het buitengebied als de kernen. De visie gaat in op de wijze waarop de kenmerkende landschappen voor de toekomst verder versterkt worden, in samenhang met de ontwikkelingen.
Op navolgende afbeelding is het plangebied binnen de visiekaart aangegeven met een gele stippellijn.
Visie op landschap VLNGK
Beoordeling initiatief
Het plangebied is op de visiekaart niet benoemd als locatie voor specifieke doelstellingen. Het plangebied ligt wel, zoals eerder benoemd, binnen de Groene Ontwikkelingszone. Rondom het plangebied lopen wel verschillende benoemde elementen. Deze elementen vormen echter geen belemmering voor de ontwikkeling gezien deze niet worden aangetast. Door de versterking van het GO binnen het plangebied wordt voldoende rekening gehouden met de landschappelijke waarden van het gebied.
Uitbreiding niet-agrarische bedrijven in het buitengebied
Naast agrarische bedrijven zijn in het buitengebied van Oude IJsselstreek ook niet-agrarische bedrijven gevestigd. Verspreid in de gemeente gaat het daarbij om zo’n 111 bedrijven. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Oude IJsselstreek 2017' hebben deze bedrijven een bestemming gekregen, waarbinnen bedrijfsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend, die tot de lichtere milieucategorieën (cat. 1 en 2) behoren. Het overgrote deel van de bedrijven (90) hebben echter een zwaardere milieucategorie en zijn daarom in het bestemmingsplan met een specifieke bestemming aangegeven.
Om de niet-agrarische bedrijven een toekomstperspectief te blijven bieden is als algemene lijn in het bestemmingsplan opgenomen, dat een beperkte uitbreiding is toegestaan. Het gaat daarbij veelal om een uitbreiding van 10% van de bestaande bebouwing. Onder voorwaarden kan daarnaast nog een geringe extra uitbreiding worden toegestaan.
Vele bedrijven kunnen binnen deze kaders nog steeds voldoende uitbreiden maar lopen zo langzamerhand tegen de maximale grenzen aan. De verwachting bestaat dan ook, dat de gemeente geconfronteerd wordt met uitbreidingsverzoeken, waarbij de maximale bestemmingsplangrenzen worden overschreden. Op dit moment hebben drie bedrijven een dergelijk verzoek voorgelegd.
In principe horen niet-agrarische bedrijven thuis op het bedrijventerrein, maar zijn van oudsher al in het buitengebied gevestigd. De gemeente wil ook deze bedrijven alle mogelijkheden bieden in hun uitbreidingsbehoefte. Anderzijds is de gemeente ook verantwoordelijk voor de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.
Om bij voorbaat niet-agrarische bedrijven niet in hun uitbreidingsmogelijkheden te beperken en toch tot een zorgvuldige afweging te komen tussen landschappelijke en economische belangen, is de notitie “Uitbreiding niet-agrarische bedrijven in het buitengebied” opgesteld.
Aan de hand van een stappenplan worden verzoeken op een uniforme wijze op hun (planologische) haalbaarheid beoordeeld. Met hulp van een stroomdiagram wordt uitsluitsel verkregen over de uiteindelijk te volgen (planologische) procedure.
Beoordeling initiatief
Het bedrijf dat een stuk grond van de gemeente overneemt betreft een niet-agrarisch bedrijf in het buitengebied. Er vindt een planologische uitbreiding van het bedrijfsperceel uit. Er zal echter geen uitbreiding plaatsvinden van het bouwvlak en daarmee ook geen uitbreiding van de bestaande bedrijfsbebouwing. Tevens is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken niet mogelijk op deze locatie. Volgens Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) dienen vergunningsvrije bouwwerken gerealiseerd te worden op het achtererf. In onderhavige situatie is er ter plaatse van de nieuwe bedrijfsbestemming geen sprake van een achtererfgebied. Hiermee is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken of het vergunningsvrij uitbreiden van bijbehorende bouwwerken niet toegestaan.
Daarnaast kan beargumenteerd worden dat het bedrijf wel binding heeft met de agrarische sector. Het bedrijf betreft namelijk een mengvoederbedrijf. Afnemers van de producten van dit bedrijf zijn agrarische bedrijven in het buitengebied.
Om deze reden is een toetsing aan de hand van het stappenplan niet noodzakelijk. Er is geen uitbreiding van bedrijfsbebouwing en het bedrijf heeft binding met de agrarische sector in het buitengebied.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk wordt getoetst in hoeverre deze ontwikkeling haalbaar is in het kader van milieu- en omgevingsaspecten.
4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Algemeen
Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken, de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.
Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D).
De voornoemde drempelwaarden hebben een indicatief karakter, hetgeen inhoudt dat ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden een (vormvrije) beoordeling dient plaats te vinden of het planvoornemen kan leiden tot belangrijke nadelige gevolgen. Deze beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Hierin worden drie hoofdthema's genoemd 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten':
- kenmerk van het project;
- plaats van het project;
- kenmerken van het potentiële effect.
Toetsing
Voor de activiteiten en functies die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt geldt geen directe MER-plicht. Wel geldt er een m.e.r.-beoordelingsplicht, maar omdat de activiteit onder de relevante drempelwaarde blijft, is sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht. Dit betekent dat er een vormvrije m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen moet worden. Om die reden is een Aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is als Bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan toegevoegd. Op basis van deze aanmeldingsnotitie wordt geconcludeerd dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen, risico's of negatieve effecten voor gevoelige gebieden te verwachten zijn. Er kan daarom worden afgezien van het opstellen van een milieueffectrapportage.
Conclusie
Het bestemmingsplan kan zonder m.e.r.(-beoordeling) worden vastgesteld.
4.2 Bodem
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet aangetoond worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik.
Toetsing
Door Ingenieursbureau Land is in december 2021 een verkennend bodem- en verhardingsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 4 bijgevoegd. De conclusie van het onderzoek wordt hierna kort behandeld.
Asfaltonderzoek
De deklaag ter plaatse van asfaltvakken 1 en 2 (Heidedijk) dient als 'teerhoudend' te worden beschouwd en te worden afgevoerd naar een erkende verwerker. Hierbij dienen veiligheidsmaatregelen uit de CROW publicatie 210 te worden aangehouden. Het overig vrijkomend asfalt dient als 'teervrij' te worden beschouwd.
Fundatieonderzoek
In het fundatiemateriaal is visueel en analytisch geen asbest aangetroffen. Het fundatiemateriaal is indicatief niet geschikt voor hergebruik als niet vormgegeven bouwstof. Er is geen reden om het fundatiemateriaal te verwijderen als hier geen civieltechnische noodzaak voor is. Binnen het werk kan het fundatiemateriaal wel worden hergebruikt volgens de op- en nabijregeling van het Besluit bodemkwaliteit.
Bodemonderzoek
De gedempte sloot is visueel niet aangetroffen. Ter plaatse van de weg en in de bermen is in de bovengrond sprake van een lichte verontreiniging met minerale olie en PAK. Ter plaatse van het weiland is in de bovengrond sprake van een lichte verontreiniging met arseen, PCB, minerale olie en PAK. In de ondergrond zijn er analytisch geen waardes aangetoond die de achtergrondwaarde overschrijden.
De te verwachten bodemkwaliteitsklasse ter plaatse van de met bakstenen belaste bovengrond is 'Klasse industrie'. De te verwachten bodemkwaliteitsklasse ter plaatse van de overige bovengrond is 'Klasse wonen'. De te verwachten bodemkwaliteitsklasse van de ondergrond is 'Altijd toepasbaar'. In de bodem in het projectgebied is visueel en analytisch geen asbest aangetroffen.
De resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend of nader onderzoek. Op basis van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.3 Geluid
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door industrie, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.
Toetsing
In het akoestisch onderzoek wordt de akoestische haalbaarheid aangetoond van de nieuwe kruising ten opzichte van de omliggende geluidsgevoelige bestemmingen (woningen). Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te geven in het akoestisch klimaat van de omliggende geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van wegverkeerslawaai. Het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 5. De conclusies van dit onderzoek worden hieronder kort behandeld. Voor eventuele hinder veroorzaakt door de uitbreiding van het bedrijfsperceel wordt verwezen naar paragraaf 4.5.
Heidedijk
Bij woningen in de zone is de toename van de geluidsbelasting minder dan 2 dB afkomstig van de Heidedijk. Hierdoor is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. Er zijn dan ook geen maatregelen nodig voor de aanpassing van de Heidedijk in het kader van de Wgh.
Kapelweg
Bij woningen in de zone is de toename van de geluidsbelasting minder dan 2 dB afkomstig van de Kapelweg. Hierdoor is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. Er zijn dan ook geen maatregelen nodig voor de aanpassing van de Heidedijk in het kader van de Wgh.
Samenvatting
Uit de geluidsberekeningen blijkt dat de nieuwe kruising niet zorgt voor een reconstructie in de zin van de Wgh afkomstig van de Heidedijk en de Kapelweg. Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de aanpassing van de kruising Heidedijk-Kapelweg.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.4 Luchtkwaliteit
Algemeen
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
Voorliggende ontwikkeling voorziet in het omleggen van de Heidedijk. Hiermee wordt de bestaande weg verlegd zodat het kruispunt tussen de Heidedijk en de Kapelweg overzichtelijker en veiliger wordt. Daarnaast krijgt het perceel aan de Kapelweg 9 een nieuwe oprit op de Heidedijk. Ter hoogte van het bedrijf zal de oude weg blijven bestaan om zo de bestaande inritten van het bedrijf te handhaven. Omdat deze gronden overgenomen worden door de eigenaar van het bedrijf, zullen deze gronden de bestemming 'Bedrijf' krijgen. Er is echter geen mogelijkheid tot uitbreiding van de bedrijfsvoering op deze gronden. Het betreft hier alleen het handhaven van de bestaande inritten, waarbij de bedrijfsbestemming beter past dan de bestemming 'Verkeer'. De bestemming 'Verkeer' is bedoeld voor doorgaande wegen, hetgeen wat na de realisatie van de ontwikkeling niet meer passend is.
Tevens is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken niet mogelijk op deze locatie. Volgens Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) dienen vergunningsvrije bouwwerken gerealiseerd te worden op het achtererf. In onderhavige situatie is er ter plaatse van de nieuwe bedrijfsbestemming geen sprake van een achtererfgebied. Hiermee is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken of het vergunningsvrij uitbreiden van bijbehorende bouwwerken niet toegestaan. Het is dus niet mogelijk om nieuwe verkeersaantrekkende bouwwerken te realiseren.
De ontwikkeling zorgt niet voor een toename van het aantal verkeersbewegingen. Hiermee kan een nadere toetsing aan het aspect luchtkwaliteit achterwege blijven.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
Algemeen
Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het plangebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.
Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.
Toetsing
Met het omleggen van de Heidedijk wordt geen nieuwe milieuhindergevoelige of hinderveroorzakende functie mogelijk gemaakt. Voor eventuele geluidhinder afkomstig van het omleggen van de Heidedijk wordt verwezen naar paragraaf 4.3.
Het herbestemmen van een deel van de oude 'Verkeer' bestemming naar de bestemming 'Bedrijf' zorgt wel voor een toevoeging van een hinderveroorzakende functie. De uitbreiding bevindt zich ten noord-oosten van het bestaande bedrijf. De uitbreiding van de bestemming 'Bedrijf' komt niet dichter bij milieuhindergevoelige functies (woningen) te liggen. Hiermee zal er door de uitbreiding van het bedrijfsperceel geen nieuwe hinder worden veroorzaakt op omliggende woningen. Nadere toetsing kan om deze reden achterwege blijven.
Tevens is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken niet mogelijk op deze locatie. Volgens Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) dienen vergunningsvrije bouwwerken gerealiseerd te worden op het achtererf. In onderhavige situatie is er ter plaatse van de nieuwe bedrijfsbestemming geen sprake van een achtererfgebied. Hiermee is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken of het vergunningsvrij uitbreiden van bijbehorende bouwwerken niet toegestaan.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.6 Externe Veiligheid
Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. Het bevoegd gezag wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 60 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten. Dit wil zeggen dat deze afstand in beginsel aangehouden moet worden, maar dat gemotiveerd afwijken is toegestaan door het treffen van veiligheidsmaatregelen. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 160 meter tot zeer kwetsbare objecten. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Toetsing
Onderhavig initiatief heeft betrekking op het omleggen van een bestaande weg en het uitbreiden van een bedrijfsperceel. Het is echter niet mogelijk om bebouwing te realiseren op het bedrijfsperceel. Er wordt daarmee niet voorzien in de realisatie van een kwetsbaar object of een risicovolle inrichting. In de huidige situatie worden over de weg geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Verdere toetsing aan het aspect externe veiligheid kan daarom achterwege worden gelaten.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
4.7 Kabels En Leidingen
Algemeen
In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van planologisch relevante kabels en leidingen.
Toetsing
In en om het plangebied zijn geen kabels en leidingen gelegen, die een juridisch- planologische bescherming genieten. Het plangebied valt niet samen met een zakelijk rechtstrook of een toetsingszone van een leiding, lijn of straalverbinding - gemeten uit het hart van een kabel, leiding of verbinding.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
4.8 Water
Beleid
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel.
In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Rijn en IJssel staat beschreven wat de doelen zijn voor de komende zes jaar in de Achterhoek en Liemers en hoe het waterschap deze wil halen. Naast het uitvoeren van kerntaken zijn het aanpassen van de leefomgeving aan de gevolgen van klimaatverandering en waterveiligheid de grootste prioriteiten. Ook een schone leefomgeving en de circulaire economie en energietransitie staan hoog op de agenda.
Voor het Waterbeheerprogramma zijn de werkzaamheden van het waterschap weergegeven in vier thema's.
Klimaatrobuust gebied
De ambitie is om richting 2050 wendbaar invulling te geven aan het beheer, het onderhoud en de inrichting van het regionaal watersysteem. Dit wordt gedaan in combinatie met aanpassingen in gebruik en inrichting van de omgeving, zodat jaarrond een optimale balans tussen te nat en te droog wordt bereikt en tegelijkertijd inwoners, bedrijven en medeoverheden voldoende weerbaar zijn tegen de onvermijdelijke gevolgen van extreem weer.
Veilig gebied
De bescherming tegen hoog water is een randvoorwaarde om veilig te kunnen wonen en werken in ons gebied. Het waterschap zorgt voor veilige dijken, nu en in de toekomst. Dat wordt gedaan door dagelijks beheer van de keringen en door continu inzicht in de keringen. Het beheer wordt op een duurzame wijze uitgevoerd en er wordt gewerkt aan behoud en verhoging van de biodiversiteit van de dijken. De ambitie is dat de keringen van het waterschap in 2050 voldoen aan de nieuwe normen voor waterveiligheid, en dat daarbij wendbaar ingespeeld wordt op ontwikkelingen.
Circulaire Economie en Energietransitie
Het waterschap wil bij het uitvoeren van haar primaire taak zoveel mogelijk bijdragen aan het beperken van klimaatverandering. Daarbij wil zij in 2050 onderdeel zijn van een 100% circulaire economie waarin de taken klimaatneutraal worden uitgevoerd.
Gezonde leefomgeving
Het waterschap zorgt voor een schoon en gezond watersysteem voor de mensen en de natuur in het gebied. Het waterschap streeft ernaar dat het water in de leefomgeving geschikt is voor verschillende maatschappelijke functies en dat het geen risico's oplevert voor de volksgezondheid. Het doel is een oppervlaktewatersysteem te bereiken dat optimaal is voor ecologisch functioneren en biodiversiteit en natuurwaarden daarbinnen en -buiten bevordert.
Watertoets
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit waterschap de website www.dewatertoets.nl. Het waterschap kijkt, op basis van de antwoorden die op de website worden ingevuld, of bij de ruimtelijke ontwikkeling voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies.
Op basis van de ingevulde digitale watertoets wordt door het waterschap geconcludeerd dat de ontwikkeling waterschapsbelangen raakt. Hiervoor wordt de normale procedure in gang gezet. De watertoets is toegevoegd als Bijlage 6. Er is sprake van een leggerwatergang van het waterschap aan de westzijde van de weg. Hier dient rekening mee te worden gehouden. Daarnaast is het mogelijk dat de bestaande duiker niet langer noodzakelijk is. Tot slot dient de afwatering van het plangebied geregeld te worden.
Overleg waterschap
Na uitvoerig overleg met het waterschap is gebleken dat het bestaande watersysteem, dat door allerlei watergangen en duikers met elkaar verbonden is ten behoeve van een juiste afwatering, dient te worden gehandhaafd in de nieuwe situatie. Omwille van de afvoer van het gehele achterliggende systeem worden er enkele nieuwe duikers bijgelegd. Hemelwater kan infiltreren in de bermen en in de nieuwe groene zone waar bloemrijk grasmengsel wordt ingezaaid.
Het waterschap zal door de initiatiefnemer verder worden geïnformeerd en er zullen afspraken worden gemaakt voor wat betreft de waterschapsbelangen die worden geraakt door de ontwikkeling. Hiermee is het aspect 'water' voldoende uitgewerkt voor het bestemmingsplan.
Het plangebied betreft geen Aanvullende Strategische Voorraden (ASV) gebied.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
4.9 Archeologie En Cultuurhistorie
Algemeen
Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet in een toelichting van een bestemmingsplan bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Ergoedwet artikel 5.10, Archeologische toevalsvondst, houdt in dat als men toevallig een vondst doet waarvan vermoed kan worden dat het een archeologische vondst betreft, deze zo spoedig mogelijk gemeld moet worden. Degene die de vondst heeft gedaan is verplicht om de vondst gedurende 6 maanden ter beschikking te stellen voor wetenschappelijk onderzoek.
Toetsing
Archeologie
Ter plaatse van het plangebied geldt geen dubbelbestemming archeologie. Wel geldt er, op basis van de archeologische waardenkaart van de gemeente Oude IJsselstreek, een lage archeologische verwachting. Voor deze archeologische verwachting gelden echter geen maatregelen voor het overleggen van een archeologisch onderzoek. Hiermee kan een nadere toetsing aan het aspect archeologie achterwege blijven.
Cultuurhistorie
De gemeente Oude IJsselstreek heeft een 'Cultuurhistorische waardenkaart' vastgesteld. Op deze kaart wordt geen melding gemaakt van cultuurhistorische objecten, elementen, structuren of andere cultuurhistorisch relevante zaken in het plangebied.
Conclusie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.10 Ecologie
Algemeen
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Ruimtelijke ingrepen in of nabij Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten zijn niet toegestaan wanneer deze significante negatieve effecten op de kernkwaliteiten veroorzaken. Door Buro Ontwerp & Omgeving is in maart 2022 een quickscan natuurtoets uitgevoerd, die is bijgevoegd als Bijlage 7.
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied betreft het in Duitsland gelegen 'Klevsche Landweh, Anholtsche Issel, Feldschlaggraben und Regnieter Bach' op 5,2 kilometer afstand. Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden en de aard van de werkzaamheden kunnen direct negatieve effecten op voorhand worden uitgesloten.
Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone
Het plangebied ligt op circa 435 meter afstand van gebieden die behoren tot het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Er zullen geen ontwikkelingen plaatsvinden binnen het GNN. Wel is het plangebied gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het betreft deelgebied 35: 'IJzerlo – Silvolde'. Hierdoor moet er per saldo en naar rato versterking van de kernkwaliteiten van dit deelgebied plaatsvinden. In onderstaande tabel worden de eventuele aantastingen van de kernkwaliteiten kort benoemd.
Kernkwaliteiten deelgebied 35 | Effecten |
Kleinschalig kampenlandschap op dekzandruggen met de overgang naar het Oost-Nederlands Plateau bij Aalten | Nee, ingreep te klein |
De evz Boven-Slinge verbindt de Slangenburg met het land van Winterswijk en Duitsland; modellen: das en ijsvogelvlinder | Niet van toepassing |
De evz Keizersbeek - Noorderbroek verbindt de bossen bij Anholt met Noorderbroek en Slangenburg; model: das | Nee, ingreep te klein |
Parel Bosjes van Wissink: eeuwenoud bos op rijke zandgronden; groeiplaats zwarte rapunzel | Niet van toepassing |
Leefgebied steenuil | Nee, ingreep te klein |
Leefgebied kamsalamander | Niet van toepassing |
Bijzondere, langgerekte dekzandrug met essen: Rug van IJzerlo | Niet van toepassing |
Bij Aalten de rand van het Oost-Nederlands Plateau met duidelijk herkenbaar hoogteverschil | Niet van toepassing |
Cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de beken, oude ontginningen en kavelpatronen, hakhout, houtwallen, singels en boerderijen | Nee, ingreep te klein |
Abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir | Nee, ingreep te klein |
Omdat er ontwikkelingen plaatsvinden binnen de Groene Ontwikkelingszone, moet per saldo en naar rato versterking van de kernkwaliteiten plaatsvinden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de 'Rekentabellen Groene Ontwikkelzone', welke als Bijlage 8 zijn bijgevoegd.
Verliesfactor
Om de omlegging te kunnen realiseren worden vijf eiken en twee elzen gekapt. Gezamenlijk hebben deze een oppervlakte van ca. 0,02 hectare, waarbij de kroonprojectie is meegerekend. In de rekentabel voor de Groene Ontwikkelingszone is gekozen voor de categorie 'Houtwal, houtsingel, elzensingel, bomenlaan, rij knotwilgen, solitaire bomen (niet Wnb beschermd houtopstand)' met een leeftijdscategorie tussen de 25 en 100 jaar. Dit resulteert in 80 verliespunten. Het overige deel van het plangebied bestaat uit intensief beheerd grasland, welke niet gecategoriseerd is in de rekentabel.
Impactfactor
Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt de Heidedijk omgelegd via het noordelijk gelegen grasland. Vanuit het midden van de omlegging wordt tevens een nieuwe ontsluiting gecreëerd van Kapelweg 9 naar de Heidedijk. Om de impactfactor op de Groene Ontwikkelingszone te kunnen bepalen wordt in de reken-tabel gekozen voor de categorie 'wegen <80 km/uur' over nieuw te realiseren verharding met een opper-vlakte van ca. 0,155 hectare. Dit resulteert in 388 impactpunten.
Versterkingsmaatregelen
Omdat er sprake is van 80 verliespunten en 388 impactpunten dient conform de rekentabel te worden gecompenseerd met tenminste 467,5 versterkingspunten. Het versterken van de Groene Ontwikkelingszone wordt gedaan door het realiseren van een hoogstamboomgaard (>0,05 ha.), het realiseren van een knip- of scheerheg (>0,04 ha.), de plaatsing van takkenrillen en houtstapels (>0,04 ha.) en het plaatsen van een bijenhotel in combinatie met het inzaaien van een bloemenmengsel (>0,01 ha.).
Door het uitvoeren van de versterkingsmaatregelen in de hiervoor genoemde oppervlakten is sprake van 537,5 versterkingspunten, wat in de rekentabel voor de Groene Ontwikkelingszone een positieve balans van 70 punten oplevert. Door de combinatie van maatregelen wordt het leefgebied van de steenuil substantieel verbeterd ten opzichte van de huidige situatie doordat het prooiaanbod (kleine vogels en muizen) kan toenemen. Daarnaast dragen de aanplant van een hoogstamfruitboomgaard en meidoornhagen bij aan de kernkwaliteit 'cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de beken, oude ontginningen en kavel-patronen, hakhout, houtwallen, singels en boerderijen'.
Algemene kernkwaliteiten
Los van de gebiedsspecifieke kernkwaliteiten zijn er ook algemene kernkwaliteiten die voor alle deelgebieden van het GNN en de GO gelden. Dit zijn ecologische samenhang, stilte, donkerte, openheid en rust. In onderstaande tabel worden de eventuele aantastingen van de algemene kernkwaliteiten kort benoemd.
Algemene kernkwaliteiten | Effecten |
Ecologische samenhang | Nee, ingreep te klein |
Stilte | In de aanlegfase een matig negatief effect |
Donkerte | In de aanlegfase een matig negatief effect |
Openheid | Nee, ingreep te klein |
Rust | In de aanlegfase een matig negatief effect |
Houtopstanden
De bomen in het plangebied vallen onder de definitie houtopstanden, zoals bedoeld in paragraaf 4.1 van de Wet natuurbescherming. Het plangebied ligt namelijk buiten de bebouwde kom. Naar verwachting worden er vijf eiken en twee elzen gekapt. Hierdoor is er sprake van een meld- en herbeplantingsplicht zoals bedoeld in paragraaf 4.1 van de Wet natuurbescherming.
Soortenbescherming
Door Buro Ontwerp & Omgeving is in maart 2022 een quickscan natuurtoets uitgevoerd, die is bijgevoegd als Bijlage 7. Bij een quickscan wordt in beeld gebracht of er (potentiële) vaste rust- of voortplantingsplaatsen aanwezig zijn van de soorten uit de verschillende beschermingsregimes. Vervolgens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep verstorend kan zijn en of nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht.
Naar aanleiding van de quickscan kan worden geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zullen zijn op strikt beschermde plant- en diersoorten. Er is daarom geen nader ecologisch onderzoek nodig en de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder een ontheffing van de Wet natuurbescherming.
Stikstof
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied betreft het in Duitsland gelegen 'Klevsche Landweh, Anholtsche Issel, Feldschlaggraben und Regnieter Bach' op 5,2 kilometer afstand.
Gezien het type werkzaamheden en de ligging van het plangebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden zijn er geen negatieve effecten als oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, optische verstoring en verstoring door trilling, geluid en mechanische effecten. Door het gebruik van werktuigen in de realisatiefase kunnen er wel indirecte gevolgen zijn door stikstofdepositie vanuit de lucht. Aangezien er voor Duitse Natura 2000-gebieden een hoge drempelwaarde van 7,14 mol/ha/jr geldt, worden geen negatieve effecten op de Duitse Natura 2000-gebieden verwacht. De Nederlandse Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 10 km afstand. Op deze afstanden is het niet aannemelijk dat er sprake is van een stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr op stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van Natura 2000-gebieden. Desalniettemin is er voor de realisatiefase een AERIUS-berekening uitgevoerd door Buro Ontwerp & Omgeving. Deze is als Bijlage 9 bijvoegd. Uit de rekenresultaten blijkt dat op stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden in nabijgelegen Natura 2000-gebieden geen toename in stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jr plaatsvindt.
Daarnaast is er in de toekomstige situatie slechts sprake is van een omlegging van een bestaande weg. Hier is geen toename van het aantal verkeersbewegingen te verwachten. Er zullen niet meer verkeersbewegingen op de weg plaatsvinden gezien er geen andere ontwikkelingen gekoppeld zijn aan het omleggen van de weg.
Ter hoogte van het bedrijf zal de oude weg blijven bestaan om zo de bestaande inritten van het bedrijf te handhaven. Omdat deze gronden overgenomen worden door de eigenaar van het bedrijf, zullen deze gronden de bestemming 'Bedrijf' krijgen. Er is echter geen mogelijkheid tot uitbreiding van de bedrijfsvoering op deze gronden. Het betreft hier alleen het handhaven van de bestaande inritten, waarbij de bedrijfsbestemming beter past dan de bestemming 'Verkeer'. De bestemming 'Verkeer' is bedoeld voor doorgaande wegen, hetgeen wat na de realisatie van de ontwikkeling niet meer passend is. De ontwikkeling zorgt niet voor een toename van het aantal verkeersbewegingen omdat er geen bedrijfsgebouwen gerealiseerd kunnen worden. Tevens is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken niet mogelijk op deze locatie. Volgens Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) dienen vergunningsvrije bouwwerken gerealiseerd te worden op het achtererf. In onderhavige situatie is er ter plaatse van de nieuwe bedrijfsbestemming geen sprake van een achtererfgebied. Hiermee is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken of het vergunningsvrij uitbreiden van bijbehorende bouwwerken niet toegestaan. De ontwikkeling zorgt niet voor een toename van het aantal verkeersbewegingen. Een AERIUS-berekening voor de gebruiksfase kan daarom achterwege worden gelaten.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.11 Verkeer En Parkeren
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeer- en parkeersituatie ter plaatse.
Verkeer
Voorliggende ontwikkeling voorziet in het omleggen van de Heidedijk. Hiermee wordt de bestaande weg verlegd zodat het kruispunt tussen de Heidedijk en de Kapelweg overzichtelijker en veiliger wordt. Daarnaast krijgt het perceel aan de Kapelweg 9 een nieuwe oprit op de Heidedijk. De ontwikkeling zorgt niet voor een toename van het aantal verkeersbewegingen.
Het herbestemmen van een deel van de oude 'Verkeer' bestemming naar de bestemming 'Bedrijf' zorgt eventueel voor een toevoeging van een verkeersaantrekkende functie. Het realiseren van gebouwen en bijbehorende bouwwerken is echter niet toegestaan op de locatie.
Tevens is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken niet mogelijk op deze locatie. Volgens Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) dienen vergunningsvrije bouwwerken gerealiseerd te worden op het achtererf. In onderhavige situatie is er ter plaatse van de nieuwe bedrijfsbestemming geen sprake van een achtererfgebied. Hiermee is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken of het vergunningsvrij uitbreiden van bijbehorende bouwwerken niet toegestaan.
Het is dus niet mogelijk om nieuwe verkeersaantrekkende bouwwerken te realiseren. Hiermee kan een nadere toetsing aan het aspect verkeer achterwege blijven.
Parkeren
Met het omleggen van de Heidedijk worden geen functies toegevoegd die een toename van de parkeerbehoefte met zich meebrengen.
Het herbestemmen van een deel van de oude 'Verkeer' bestemming naar de bestemming 'Bedrijf' zorgt eventueel voor een toevoeging van een functie met parkeerbehoefte. Het realiseren van gebouwen en bijbehorende bouwwerken is echter niet toegestaan op de locatie.
Tevens is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken niet mogelijk op deze locatie. Volgens Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) dienen vergunningsvrije bouwwerken gerealiseerd te worden op het achtererf. In onderhavige situatie is er ter plaatse van de nieuwe bedrijfsbestemming geen sprake van een achtererfgebied. Hiermee is het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken of het vergunningsvrij uitbreiden van bijbehorende bouwwerken niet toegestaan.
Het is dus niet mogelijk om nieuwe bouwwerken te realiseren die eventueel een parkeerbehoefte bevatten. Hiermee kan een nadere toetsing aan het aspect parkeren achterwege blijven.
Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
4.12 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkeling van voorliggend plan betreft een initiatief van de gemeente. De kosten verband houdend met deze herziening, alsmede met de uitvoering ervan, komen voor rekening van de gemeente. Hiervoor is door de gemeenteraad krediet beschikbaar gesteld.
De economische uitvoerbaarheid wordt daarom geacht te zijn aangetoond.
4.13 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De omgeving en omwonenden zijn door de initiatiefnemers, Voerwaarts BV Kapelweg 9 en de gemeente Oude IJsselstreek, over deze plannen geïnformeerd. Men heeft aangegeven hier geen bezwaren tegen te hebben.
Hoofdstuk 5 Juridische Planaspecten
5.1 Plansystematiek
De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Daarom stelt onder andere de Wro eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
5.2 Opbouw Regels
De regels zijn onderverdeeld in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.
De inleidende regels vormen Hoofdstuk 1 en bevatten de begrippen en de wijze van meten. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen. Onder algemene regels, Hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die niet beperkt zijn tot een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele plangebied, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene afwijkingsregels. Tot slot zijn in Hoofdstuk 4 de overgangsregels en de slotregel opgenomen.
5.3 Verbeelding
In deze paragraaf worden de op de verbeelding voorkomende bestemmingen benoemd en wordt kort toegelicht wat hiervoor in de regels vastgelegd is.
'Agrarisch met waarden' (Artikel 3)
In dit bestemmingsplan is de bestemming 'Agrarisch met waarden' consoliderend opgenomen. De bestemming is bestemd voor het agrarische gebruik, zoals akkerbouw of het laten begrazen van de weide en de uitoefening van een agrarisch bedrijf. De bestemming “Agrarisch met waarden” vereist extra aandacht, in deze gebieden moet rekening worden gehouden met landschappelijke waarden zoals bijvoorbeeld zandwegen en houtwallen.
De bestaande landschapswaarden die binnen beide bestemmingen zijn gelegen worden beschermd in artikel 9.2 Waarde - Landschap. De volgende landschapswaarden zijn onderscheiden:
- beslotenheid/houtwallenlandschap;
- reliëf van de bodem;
- zandwegen.
Deze landschapswaarden worden beschermd doordat voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden een vergunning moet worden aangevraagd. Bij die aanvraag wordt dan beoordeeld of de landschapswaarden door de gevolgen van de voorgestelde ingreep niet blijvend afbreuk wordt gedaan. Soms kan door het stellen van voorwaarden aan de voorgestelde werkzaamheden alsnog toestemming worden gegeven.
'Bedrijf' (Artikel 4)
Naast de agrarische bedrijven zijn er ook niet-agrarische bedrijven in het buitengebied. Deze bedrijven hebben de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Bij elke bestemming zijn bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan. Deze Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in bijlage 2 bij de regels. Bedrijven die niet vallen in de milieucategorieën 1 en 2 hebben ook een functieaanduiding gekregen. Deze functieaanduiding geeft de huidige activiteit aan van het bedrijf dat ter plaatse is gevestigd.
Ter plaatse heeft de locatie de aanduiding 'mengvoederbedrijf'. Dit houdt in dat er ter plaatse van deze aanduiding alleen een mengvoederbedrijf toegestaan is. Er is geen bouwvlak opgenomen omdat het plan alleen de inrit van het bedrijf mogelijk maakt.
'Natuur' (Artikel 5)
De bestemming 'Natuur'' is bedoeld voor waardevolle bos- en natuurgebieden. Deze gebieden moeten behouden blijven, hersteld worden of nog worden ontwikkeld. Om de natuur te beschermen is een vergunningsstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden die de natuurlijke en/of landschappelijke waarden kunnen beschadigen. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheden is eerst toestemming nodig van het college. In artikel 5.3 is het vergunningstelsel opgenomen.
'Verkeer' (Artikel 6)
De bestemming 'Verkeer' is gegeven aan de wegen in dit plan. Dit is in overeenstemming met het bestemmingsplan 'Buitengebied Oude IJsselstreek 2017'.
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Vooroverleg
Met deze herverkaveling zijn geen belangen van het Rijk gemoeid, waardoor vooroverleg met de Rijksdiensten niet vereist is.
Gezien de impact van deze planherziening is er wel vooroverleg met het waterschap gevoerd. Na uitvoerig overleg met het waterschap is gebleken dat het bestaande watersysteem, dat door allerlei watergangen en duikers met elkaar verbonden is ten behoeve van een juiste afwatering, dient te worden gehandhaafd in de nieuwe situatie. Omwille van de afvoer van het gehele achterliggende systeem worden er enkele nieuwe duikers bijgelegd. Hemelwater kan infiltreren in de bermen en in de nieuwe groene zone waar bloemrijk grasmengsel wordt ingezaaid.
Het waterschap zal door de initiatiefnemer verder worden geïnformeerd en er zullen afspraken worden gemaakt voor wat betreft de waterschapsbelangen die worden geraakt door de ontwikkeling. Hiermee is het aspect 'water' voldoende uitgewerkt voor het bestemmingsplan.
6.2 Zienswijzen
Het bestemmingsplan heeft vanaf 4 april 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan het College van burgemeester en wethouders. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.
Daarnaast is er een ondergeschikte wijziging doorgevoerd in de toelichting. Dit heeft betrekking op het uitvoeren van een stikstofberekening ten behoeve van de aanleg van de weg. Zie hiervoor paragraaf 4.10.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Compensatieregels Binnen Het Gelders Natuurnetwerk
Bijlage 2 Compensatieregels binnen het Gelders Natuurnetwerk
Bijlage 3 Inrichtingsplan
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Bijlage Kernkwaliteiten Gelders Natuurnetwerk En Groene Ontwikkelingszone
Bijlage 2 bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone
Bijlage 3 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 4 Verkennend Bodem- En Verhardingsonderzoek
Bijlage 4 Verkennend bodem- en verhardingsonderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek
Bijlage 6 Digitale Watertoets
Bijlage 7 Quickscan Natuurtoets
Bijlage 7 Quickscan natuurtoets
Bijlage 8 Rekentabel Versterking Go Heidedijk Te Sinderen
Bijlage 8 Rekentabel versterking GO Heidedijk te Sinderen