KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum
Artikel 5 Gemengd - 1
Artikel 6 Gemengd - 2
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Kantoor
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Tuin
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen - 1
Artikel 16 Wonen - 2
Artikel 17 Wonen - 3
Artikel 18 Waarde - Archeologie
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Antidubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 25 Overgangsregels
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
1.2 Aanleiding
1.3 Ligging Plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Planvorm
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur
2.3 Gebiedsvisie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Algemeen
3.2 Inleidende Regels
3.3 Bestemmingsregels
3.4 Algemene Regels
3.5 Overgangs- En Slotregel
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Kabels En Leidingen
4.4 Verkeerslawaai
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
4.7 Bodem
4.8 Ecologie
4.9 Water
4.10 Duurzaam Bouwen
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.3 Handhaving
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Staat Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Bedrijveninventarisatie
Bijlage 2 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Inspraak- En Overlegnota
Bijlage 6 Bezonningsstudie Park Overbosch
Bijlage 7 Akoestische Aspecten Wijzigingsbevoegdheden Herenstraat
Bijlage 8 Notitie Ontsluiting Park Overbosch

Dorp Voorhout

Bestemmingsplan - gemeente Teylingen

Onherroepelijk op 27-12-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Dorp Voorhout' van de gemeente Teylingen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw

een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aangebouwd bijgebouw en overkapping

een bijgebouw of overkapping gebouwd tegen een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en/of tegen een op hetzelfde perceel gelegen aan- en/of uitbouw en/of tegen een ander tegen dit hoofdgebouw gebouwd bijgebouw of overkapping.

1.7 aaneengebouwde woningen

bebouwing bestaande uit meer dan twee aaneengebonden grondgebonden woningen.

1.8 aan-huis-gebonden beroep

een vrij beroep, waarvan de activiteiten niet publiek gericht zijn en dat op kleine schaal in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.9 aan-huis-gebonden kleinschalig bedrijf

een bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 en 2 dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals kapsalon of schoonheidssalon, maar met uitzondering van een seksinrichting;

om hieraan te kunnen voldoen worden de volgende voorwaarden gesteld:

  1. a. de woonfunctie als primaire functie blijft gehandhaafd;
  2. b. het vloeroppervlak in gebruik voor de bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 50 m², inclusief aan- en uitbouwen;
  3. c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  4. d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
  5. e. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

1.10 achtererf

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw. Zie Figuur 2 in 1.101.2.

1.11 afhaalzaak

een detailhandelsbedrijf waar in hoofdzaak kant-en-klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije dranken en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie elders.

1.12 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 archeologisch onderzoek

een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.15 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.16 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.18 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten; deze wordt gemeten tussen de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidsmuren.

1.20 Besluit omgevingsrecht (Bor)

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143.

1.21 bestaand

  1. a. bij bebouwing: een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  2. b. bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.22 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 Bevi-inrichting

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.26 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.27 bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.28 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.29 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.30 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en een dakterras en met uitsluiting van een zolder en kelder, die beiden lager zijn dan 1,5 m of niet voor verblijf geschikt zijn.

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.36 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.37 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.38 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.39 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.40 dakterras

een buitenruimte, behorende bij het gebruik van het hoofdgebouw, dat bovenop het gehele of een gedeelte van een hoofdgebouw, aanbouw of uitbouw is gesitueerd.

1.41 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.42 detailhandel in niet dagelijkse goederen

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van elektronica-, computer- fietsen, woninginrichtingsgoederen (meubels, stoffering, verf- en behangzaak) en doe-het-zelf-zaken, aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.43 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapsalons, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, maar met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.44 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.45 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.46 entreeportaal

een ruimte, waarin de hoofdtoegang van de woning is gelegen.

1.47 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.48 erfgrens

de volgens het kadaster geldende grens van het erf; indien er sprake is van meer aaneengebouwde woningen op één kadastraal perceel, is dit de feitelijke grens van het erf behorende bij de betreffende woning.

1.49 erker

  1. a. is een uitgebouwd venster en bestaat hoofdzakelijk uit doorzichtige delen;
  2. b. is rechtstreeks toegankelijk is vanuit achtergelegen ruimte en één geheel hiermee vormt;
  3. c. is geen entreeportaal van de woning;
  4. d. tot een erker kan ook een onder het raam gelegen borstwering behoren.

1.50 evenement

gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.51 evenemententerrein

een terrein ten behoeve van evenementen als bedoeld in lid 1.50.

1.52 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.53 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.54 geluidshinderlijke inrichting

een bedrijf, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.55 gestapelde woning

een woning, die zich bevindt in een woongebouw, dat bestaat uit twee of meer boven- of nagenoeg boven- elkaar gesitueerde woningen.

1.56 hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.57 horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  1. a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaar;
  2. b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  3. c. het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
  4. d. het bovenstaande al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.58 huishouden

persoon of groep van personen, die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen.

1.59 kamerverhuurbedrijf

een samenstel van verblijfruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin andere dan aan de rechtshebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.

Een en ander kan onder meer blijken uit het feit, dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

Onder de definitie van kamerverhuur valt niet:

  • de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal 4 personen, dit mits de gezamenlijke woonoppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het totale woonoppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²; door het gemeentebestuur wordt degene aangewezen, die in het kader van deze regels als bewoner wordt aangemerkt.

1.60 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.61 kap

een constructie van één of meerdere schuine dakvlakken ter afdekking van een gebouw, dat minder dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

1.62 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.63 kolom

een constructie, waarbij de hoogte en de langste zijde van het grondvlak van de kolom een verhouding hebben van minimaal 2:1 en de langste zijde en de kortste zijde van dit grondvlak een verhouding hebben van maximaal 2:1.

1.64 kwetsbaar object

een object als bedoeld in artikel 1, onder l van het Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit externe veiligheid inrichtingen).

1.65 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.66 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke en religieuze voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardentehuizen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, evenementen en verenigingsleven, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.67 NEN

de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.68 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.69 ondergronds bouwen

een ruimte, die voor mensen toegankelijk is en gelegen is onder peil.

1.70 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.71 openbare dienstverlening

alle vormen van maatschappelijke, ondersteunende dienstverlening van overheden afkomstig.

1.72 openbaar water

alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar zijn of direct aansluit op openbaar gebied.

1.73 open constructie

erfafscheidingen bestaande uit lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling

1.74 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.75 peil

  1. a. de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer voor gebouwen indien de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer ligt tussen 0 en 0,15 m boven het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein;
  2. b. in alle andere gevallen is dit de bovenkant van het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.76 platte afdekking

een (min of meer) horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat; deze platte afdekking is gecombineerd met een bouwhoogte.

1.77 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.78 prostitutiebedrijf

een seksinrichting of een escortbedrijf.

1.79 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.80 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte in een gebouw of een vaartuig, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof het bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, escortbedrijf, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.81 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.82 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.83 terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.84 twee-aaneengebouwde woning

bebouwing bestaande uit twee aaneengebouwde grondgebonden woningen, die samen een bouwblok vormen.

1.85 uitbouw

een vergroting van een bestaande ruimte van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.86 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke overdekte winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; dit is het nettovloeroppervlak inclusief de etalageruimte.

1.87 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.

1.88 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.89 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.90 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan. Zie Figuur1 in lid 1.101.1.

1.91 vrijstaand bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.92 vrijstaande woning

een niet-aaneengebouwde woning.

1.93 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.94 Wgh

de Wet geluidhinder.

1.95 Wgh-inrichting

bedrijf, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.96 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.

1.97 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.98 wooncomplex

een complex met zelfstandige wooneenheden en intramurale zorgeenheden met bijbehorende voorzieningen waarbij in meer of mindere mate zorg wordt verleend aan de bewoners, alsmede maatschappelijke en commerciële voorzieningen en een horecabedrijf, ondersteunend aan activiteiten binnen Overbosch.

1.99 zelfstandig kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten als genoemd onder het begrip 'kantoor', waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.

1.100 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw en tussen een denkbeeldige lijn in het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw. Zie Figuur 2 in lid 1.101.2.

1.101 FIGUREN

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel: de rand van het bouwwerk geprojecteerd op het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens het geldende Bouwbesluit.

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een ander daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk zonder wanden, zoals open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde

het overdekte grondoppervlak, dat loodrecht gelegen is onder het dakoppervlak.

2.12 diepte en breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen

De diepte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de achtergevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende achtergevel van het hoofdgebouw. De breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de zijgevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende zijgevel van het hoofdgebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie B1': bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 6024.0 uit ten hoogste categorie C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 45.2 uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg;
  5. e. kantoren, als niet-zelfstandig onderdeel van een bedrijf, waarbij per bedrijfskavel het kantoorgedeelte ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen, tot een maximum van 500 m²;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
  5. e. activiteiten uit kolom 1 van de bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder lpg' bedraagt de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel ten hoogste 125 m²;
  7. g. opslag van goederen met een stapelhoogte van ten hoogste 3 meter is toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1:

  1. a. om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  2. b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. d. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. e. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horeca categorie 2': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond;
  4. d. wonen, uitsluitend op de verdiepingen, met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen, waarbij geldt dat trappenhuizen en bergingen ook op de begane grond zijn toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen op de begane grond;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een ondergrondse parkeervoorziening;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur': een kamerverhuurbedrijf;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens maatschappelijke voorzieningen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2': tevens een apotheek;
  10. j. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding -1': uitsluitend een veranda;
  11. k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de uit te oefenen functie van bijgebouwen zoals bedoeld in lid 4.2.2 lid m is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  2. b. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
  4. d. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  5. e. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  6. f. een aan-huis-gebonden beroep in de woning mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtnemening van de volgende regels:
    1. 1. De woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. detailhandel en dienstverlening;
  3. c. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd -1': uitsluitend detailhandel en dienstverlening en tevens de onder sub g genoemde voorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie B1': tevens bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  6. f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding -1': uitsluitend een veranda;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de uit te oefenen functie van bijgebouwen zoals bedoeld in lid 5.2.2 lid n is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  2. b. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
  4. d. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  5. e. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  6. f. een aan-huis-gebonden beroep in de woning mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtnemening van de volgende regels:
    1. 1. De woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. detailhandel en dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de uit te oefenen functie van bijgebouwen zoals bedoeld in lid 6.2.2 lid m is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  2. b. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
  4. d. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  5. e. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  6. f. een aan-huis-gebonden beroep in de woning mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtnemening van de volgende regels:
    1. 1. De woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse parkeergarage;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': tevens een ondergronds bergbezinkbassin;
  4. d. nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen en nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens een evenemententerrein;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'garages': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de in sub a genoemde voorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse parkeervoorziening;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-1': een wooncomplex met bijbehorende voorzieningen en ondergeschikte gezondheidszorg;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten en ondersteunend aan de activiteiten binnen het wooncomplex;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen en water.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. evenementen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens voor volkstuinen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, paden, wegen en overige verkeersvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. parkeren bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  3. c. perceelontsluitingen;
  4. d. erkers ten behoeve van het wonen;
  5. e. luifels ter plaatse van entree van hoofdgebouw.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden, hellingbanen, opritten, bermen, bruggen, viaducten en duikers;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, water, wegmeubilair, duikers, speelvoorzieningen en kunstwerken.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding, viaducten, bruggen of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 m.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'; een ondergrondse parkeervoorziening;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': uitsluitend kramen en stallen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens terrassen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens een evenemententerrein;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, water, speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van gescheiden inzameling, wegmeubilair en windschermen.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  4. d. de bouwhoogte van windschermen bedraagt ten hoogste 1,5 meter.

13.3 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik geldt:

  • ter plaatse van de aanduiding 'terras' zijn terrassen ten behoeve van de op de aangrenzende gronden gelegen horecavoorzieningen toegestaan, mits ten minste 2 m van het trottoir voor voetgangers beschikbaar blijft.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer te water en oeververbindingen;
  2. b. water ten behoeve van de waterhuishouding en oevers;
  3. c. bruggen, duikers en steigers.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting en bruggen bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 15 Wonen - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in vrijstaande woningen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garages': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de vrijstaande woningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': tevens detailhandel in niet dagelijkse goederen en dienstverlening;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': een praktijkruimte;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en hiervoor gelden de volgende regels:

15.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels;

  1. a. de uit te oefenen functie van bijgebouwen zoals bedoeld in lid 15.2.2 sub h is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  2. b. een aan-huis-gebonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtnemening van de volgende regels:
    1. 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-gebonden beroep in gebruik te nemen
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Wonen - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in aaneengebouwde of twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garages': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de vrijstaande woningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': tevens detailhandel in niet dagelijkse goederen en dienstverlening;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': een praktijkruimte;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, tuinen en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels;

  1. a. de uit te oefenen functie in bijgebouwen zoals bedoeld in lid 16.2.2 sub h is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  2. b. een aan-huis-gebonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtnemening van de volgende regels:
    1. 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-gebonden beroep in gebruik te nemen
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Wonen - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in gestapelde woningen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een ondergrondse parkeervoorziening;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, tuinen en water.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels;

  1. a. de uit te oefenen functie in bijgebouwen zoals bedoeld in lid 17.2.2 sub h is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  2. b. een aan-huis-gebonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtnemening van de volgende regels:
    1. 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-gebonden beroep in gebruik te nemen
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 voor het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. de activiteiten worden door de bewoner uitgeoefend;
  2. b. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie en heeft een ruimtelijke uitstraling, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  3. c. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 50 m²:
  4. d. het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in gebruik te nemen;
  5. e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
  6. f. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd van een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
      • het behoud van de archeologische resten in de bodem;
      • het doen van opgravingen;
      • het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1':
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht; óf
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m²;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2':
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 100 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht; óf
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 500 m²;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3':
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht; óf
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 500 m².

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding van het bestemmingsplan wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
  2. b. op gronden alsnog de bestemming Waarde - Archeologie te leggen indien uit archeologisch onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de waterkering.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2. Deze vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

21.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen

  1. 1. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door:
    1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen en veranda's, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt;
  2. 2. De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, door:
  • ondergeschikte bouwdelen, zoals dakoverstekken, venters, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 0,5 m bedraagt.

21.2 Ondergronds bouwen en aanleggen

21.3 bestaande afstands- inhouds- hoogte- en oppervlaktematen

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Woningwet en/ of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan -tenzij hiervoor op grond van Hoofdstuk 2 al een omgevingsvergunning kan worden verleend- een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Deze omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

23.2 wro-zone wijzigingsgebied - 1, 2 en 3

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ter plaatse van de aanduidingen 'wro-zone wijzigingsgebied - 1', 'wro-zone wijzigingsgebied - 2' en 'wro-zone wijzigingsgebied - 3' wijzigen ten behoeve van de herontwikkeling van het centrumgebied, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het wijzigingsgebied wordt integraal ontwikkeld;
  2. b. wijziging is mogelijk ten behoeve van de functies horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten met bijbehorende terrassen, dienstverlening en detailhandel uitsluitend op de begane grond en wonen, uitsluitend op de verdiepingen;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a is uitsluitend wonen aan de Prins Bernhardstraat en de Irenestraat op de begane grond toegestaan;
  4. d. hoofdgebouwen bestaan uit ten hoogste drie bouwlagen met daarop een dwarskap of setback met een goothoogte van 10 m en een bouwhoogte van 14 m waarbij een accent tot 15 m, geen bouwlaag zijnde is toegestaan;
  5. e. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen aan de Prins Bernhardstraat / Irenestraat bedraagt ten hoogste 9 m;
  6. f. er wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte op de planlocatie, waarbij de parkeervoorziening ook ondergronds kan worden gerealiseerd;
  7. g. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in de voorgaande leden dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd.

23.3 wro-zone wijzigingsgebied - 4

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Gemengd - 1 wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 4' ten behoeve van de herinrichting van het gebied, met inachtneming van de volgende regels:

wijziging is mogelijk ten behoeve van de functies wonen al dan niet in combinatie met kantoren zonder baliefunctie, tuin en verkeer-verblijfsgebied en ruimte voor maatschappelijke voorzieningen;

  1. a. er zijn zowel grondgebonden als gestapelde woningen toegestaan;
  2. b. hoofdgebouwen bestaan uit ten hoogste twee bouwlagen met kap of uit drie bouwlagen waarbij geldt dat de derde bouwlaag terugligt ten opzichte van de onderste twee bouwlagen;
  3. c. er wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte op de planlocatie, waarbij de parkeervoorziening ook ondergronds kan worden gerealiseerd;
  4. d. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in de voorgaande leden dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd;
  5. e. de afstand van het hoofdgebouw tot de kadastrale grens van de percelen van de Margrietstraat bedraagt ten minste 10 meter;
  6. f. de afstand van het hoofdgebouw tot aan de bouwperceelgrens van Herenstraat 76-78 bedraagt ten minste 2 m.

23.4 wro-zone wijzigingsgebied - 5

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied - 5' met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het maximum aantal woningen bedraagt ten hoogste 7;
  2. b. er zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan;
  3. c. hoofdgebouwen bestaan uit ten hoogste twee bouwlagen met kap of uit drie bouwlagen waarbij geldt dat de derde bouwlaag terugligt ten opzichte van de onderste twee bouwlagen;
  4. d. de afstand van de zijgevel van de hoekwoning tot het openbaar gebied bedraagt ten minste 2,2 m; de afstand van de zijgevel van de hoekwoning tot het achtererf van de woning op het perceel Linnaeuslaan 35 bedraagt ten minste 3 m;
  5. e. de hoofdgebouwen worden zodanig gepositioneerd dat de deze passen binnen de meest vooruitgeschoven bouwvlakgrens en de diepst gelegen bouwvlakgrens binnen het wijzigingsgebied;
  6. f. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  7. g. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 11 m;
  8. h. in de toelichting van het wijzigingsplan dient te worden verantwoord dat er voorzien wordt in voldoende parkeervoorziening in het ontwikkeling zijnde woongebied (exploitatiegebied) 'De Regenboog';
  9. i. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in de voorgaande leden dient vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd.

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.

24.2 Relatie

Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn voor het gebruik, het bouwen, afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden, de bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel

Artikel 25 Overgangsregels

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met ten hoogste 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Dorp Voorhout.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat informatie over het plangebied, de aanleiding voor de actualisering, de vigerende plannen, de planvorm en de leeswijzer.

1.2 Aanleiding

Het bestemmingsplan Dorp Voorhout is opgesteld in het kader van het door het college vastgestelde Programma actualisering bestemmingsplannen 2007-2012. De gemeente Teylingen wil minder bestemmingsplannen, maar die wel een uniforme regeling en vormgeving kennen en klaar zijn voor digitale toepassingen. De gemeente Teylingen speelt daarmee in op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. In de Wro is de bestaande actualiseringsplicht aangescherpt en heeft het digitale bestemmingsplan bindende status ten opzichte van de papieren weergave ervan. Digitaal werken stelt daarbij nieuwe eisen aan standaardisering van 'verbeelding en regels' als een set geografisch begrensde objecten met bepaalde kenmerken.

Daarnaast zijn in het plangebied in de loop der jaren veel bouwplannen gerealiseerd en hebben zich andere (beleids)ontwikkelingen voorgedaan die de noodzaak van een nieuw bestemmingsplan onderstrepen.

De bevolking in de kern Voorhout groeit door woningbouwprojecten als Hooghkamer en Nieuw Boekhorst de komende jaren door naar circa 18.700 inwoners. Dit stelt nieuwe eisen aan de voorzieningen in het centrum. Daartoe is een herijking van de Structuurvisie Centrum Voorhout 2001 door middel van een stedenbouwkundige visie opgesteld, waarin de ontwikkelingsmogelijkheden aan de Herenstraat opnieuw zijn beoordeeld. Deze visie is meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan Dorp Voorhout.

1.3 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft globaal de kern Voorhout tussen de spoorlijn Haarlem-Leiden en de Leidsevaart en het Broederhuis (thans Buitenplaats) Nieuw Schoonoord en het Teylingencollege locatie Voorhout aan de westzijde van de Leidsevaart. Het zuiden van het plangebied wordt begrensd door het sport- en recreatiegebied Elsgeest. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0001.jpg"

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

Tabel 1.1 Vigerende bestemmingsplannen

bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd
Bestemmingsplan Dorp 1959 18-09-1959 05-09-1960
Bestemmingsplan Dorp 1973 18-01-1973 19-09-1973
Bestemmingsplan Dorp 1978 19-04-1979 30-09-1980
Bestemmingsplan Spoorlaan II, 1e herziening 15-11-1990 16-04-1991
Bestemmingsplan Landelijk Gebied 1992 15-10-1992 08-06-1993
Uitwerkingsplan Schoonoord 08-02-1984 20-03-1984

1.5 Planvorm

Dit plan is voornamelijk gericht op beheer van de bestaande situatie. Daarnaast wordt een nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt bij Park Overbosch en zijn vier wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van de reconstructie van het gebied rond de Herenstraat. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in afwijking van de verleende bouwvergunning voor 4 woningen, ten hoogste 7 woningen te realiseren ter plaatse van de nieuwbouwlocatie aan de Boerhaavestraat.

1.6 Leeswijzer

Het bestemmingsplan Dorp Voorhout bestaat uit een toelichting, de planregels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Er wordt ingegaan op de conclusies van het beleidskader. Ook wordt een samenvatting gegeven van de ruimtelijke en functionele bouwstenen voor het plan. Deze twee tezamen leiden tot de ruimtelijk-functionele gebiedsvisie voor het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied met ruimte die aan autonome ontwikkelingen kan worden geboden.
  • In Hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen.
  • Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 het onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water besproken.
  • Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond en wordt ingegaan op de reacties uit het artikel 3.1.1 Bro-overleg.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

2.1.1 Rijksbeleid

Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid (2008)

In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld welke is toegevoegd aan de Nota Ruimte. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. In het bijzonder welke belangen zullen worden gewaarborgd in de AMvB Ruimte. De Realisatieparagraaf beschrijft enerzijds voor de Nota Ruimte hoe het beleid van de PKB-teksten worden gerealiseerd en anderzijds voor de andere vigerende ruimtelijke nota's hoe de PKB-teksten, die zijn bedoeld door te werken tot op lokaal niveau, worden gerealiseerd.

Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten in steden en dorpen maakt het mogelijk functies bij elkaar te brengen waardoor het draagvlak voor voorzieningen en arbeid, zorgtaken en ontspanning beter te combineren zijn. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten vereist een in onderlinge samenhang optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied en tegelijk nieuwe bebouwing daar buiten. Volgens de Realisatieparagraaf dient in bestaand stedelijk gebied optimale benutting van bestaand bebouwd gebied plaats te vinden om verrommeling een halt toe te roepen. Hierdoor neemt de noodzaak af om open ruimte te gebruiken voor bebouwing. Het wordt moeilijker gemaakt om nieuwbouw in het buitengebied te realiseren. De bundelingsdoelstellingen uit de Nota Ruimte blijven actueel. Het Rijk toetst of provincies het bundelingsbeleid voor verstedelijking en economische activiteiten in het provinciale en regionale ruimtelijke beleid opnemen.

Het ontwikkelingsperspectief is erop gericht de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit van de ruimtevraag binnen de Randstad, waar de kern Voorhout deel van uitmaakt, op te vangen. In de Randstad moet tussen 2010 en 2030 rekening worden gehouden met een vraag naar 360.000 tot 440.000 woningen. Een deel van de woningen kan worden gebouwd door 'verdichting' in bestaand stedelijk gebied. Het streefgetal voor de realisatie van woningen en arbeidsplaatsen in het bestaand bebouwd gebied van stedelijke netwerken is 40% van het totale uitbreidingsprogramma, hoewel het Rijk rekening houdt met 25% op basis van de tegenvallende praktijk. Een optimale benutting van het bebouwd gebied blijft van groot belang.

2.1.2 Provinciaal beleid

Provinciale Structuurvisie provincie Zuid-Holland (2010)

Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. Deze zijn door Gedeputeerde Staten vastgesteld in de nota 'Provinciaal Belang'. De structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vervangt het interimbeleid op basis van de huidige vier streekplannen in Zuid-Holland. Met de vaststelling van de provinciale structuurvisie en de provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het ontwerp is vastgesteld op 29 april 2009 en gewijzigd vastgesteld op 20 april 2010.

In de Structuurvisie wordt onder meer de realisering van een hoogwaardig openbaarvervoernet beschreven waarbij de kern Voorhout onderdeel uitmaakt van de Stedenbaan. De Stedenbaan bestaat uit de spoorlijnen Haarlem - Leiden - Den Haag - Delft - Rotterdam - Dordrecht, alsmede Den Haag - Gouda en Rotterdam - Gouda. Bestaande en geplande stations aan deze railverbindingen vormen samen met het Zuidvleugelnet (bovenregionaal openbaarvervoernet) een belangrijke motor voor de ruimtelijke differentiatie in woon- en werkmilieu's. Het plangebied wordt dan ook op de kwaliteitskaart aangegeven als een dorps-/stadsgebied met een hoogwaardig openbaarvervoersnet, zie figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0002.jpg"

Figuur 2.1 Uitsnede kwaliteitskaart OntwerpProvinciale Structuurvisie

Verordening Ruimte (2010)

De Ruimtelijke Provinciale Verordening is vastgesteld door GS op 20 april 2010.De Verordening is een beleidsmatige vertaling van structuurvisie naar verordening waarin onder andere is vastgelegd dat er in principe geen verstedelijking buiten bebouwingscontouren (geen nieuwe vestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies) mag plaatsvinden. Alleen onder bepaalde voorwaarden kunnen bebouwingscontouren worden aangepast. Tevens mag er geen nieuwe detailhandel en niet meer dan 10% uitbreiding van bestaande detailhandel buiten centra gerealiseerd worden.

Voor de Duin- en Bollenstreek is er een specifieke uitzondering gemaakt met betrekking op de bebouwingscontouren (artikel 2, lid 5). Hieruit blijkt dat er in het kader van het Pact en Offensief van Teylingen ruimte gereserveerd is voor een in te voegen bepaling over de bouw van 600 woningen in de genoemde regio.

2.1.3 Regionaal beleid

Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020

Op 24 juni 2009 is de Regionale Structuurvisie Holland Rijnland vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland. Deze bestaat uit de gemeenten Alkemade, Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0004.png"

Figuur 2.2 Uitsnede RSV 2020

Met de Regionale Structuurvisie kiezen de Holland Rijnland-gemeenten koers voor de ruimtelijke inrichting van de gelijknamige regio. In de visie zijn een aantal keuzes gemaakt die de samenhang tussen de grote deelgebieden van de regio verbeteren: de Bollenstreek, de kustzone, het stedelijk gebied en Veenweide en Plassen.

In de Regionale StructuurVisie van Holland Rijnland wordt inzicht gegeven in de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020 (met doorkijk naar 2030). Op basis van deze visie worden de volgende zeven kernbeslissingen geformuleerd. Deze kernbeslissingen geven de belangrijkste keuzes weer.

  1. 1. Holland Rijnland is een top woonregio.
  2. 2. Leiden vervult een regionale centrumfunctie.
  3. 3. Concentratie van stedelijke ontwikkeling.
  4. 4. Groenblauwe kwaliteit staat centraal.
  5. 5. De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open.
  6. 6. Twee speerpunten voor economische ontwikkeling: Kennis en Greenport.
  7. 7. De verbetering van de regionale bereikbaarheid.

Intergemeentelijke structuurvisie Greenport Bollenstreek

De raden van de zes greenportgemeenten hebben op 10 december (Hillegom) en op 17 december 2009 (Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) de Intergemeentelijke structuurvisie Greenport Bollenstreek vastgesteld. De structuurvisie vervangt het 'Pact van Teylingen' en het 'Offensief van Teylingen'.

De ISG is voor de greenportgemeenten van de Duin- en Bollenstreek een wettelijk zelfbindend kader voor gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied tot 2030 en geldt als toetsingskader voor toekomstige bestemmingsplannen. De onlangs opgerichte Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) B.V. zal samen met de aandeelhoudende greenportgemeenten verder vormgeven aan de inhoud en uitvoering van het meerjarenprogramma, dat voortvloeit uit de ISG.

De ISG is gericht op het creëren van een vitale Greenport met een vitaal landschap. Hiervoor zijn de volgende ambities en uitgangspunten opgesteld:

  • de economische herstructurering van de Greenport centraal staat;
  • de gemeenten de herstructureringsopgave zullen combineren met landschapsverbetering;
  • de gemeenten verdergaande verrommeling van het landschap tegengaan;
  • met het uitvoeren van de woningbouwopgave, zoals in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek overeen is gekomen, de maximale woningbouwbijdrage van de Duin- en Bollenstreek bereikt is;
  • de gemeenten het areaal aan 1e klas bollengrond van 2.625 ha duurzaam moeten handhaven, hoewel zij met het herstructureringsproces tijdelijke krimp onder nader te bepalen voorwaarden (waaronder harde tijdgebonden compensatiegaranties) toestaan;
  • primaire greenportfuncties, zoals bollencluster, vaste planten, bloemencluster en toerisme (inclusief greenportgerelateerde handel en dienstverlening), krijgen bij conflicterende ruimteclaims prioriteit boven niet primaire greenportfuncties, zoals overige landbouw en veeteelt.

Programma van Afspraken Toekomst Duin- en Bollenstreek en Leidse regio (2002)

De Leidse Regio, de Duin- en Bollenstreek en de provincie kiezen voor een behoedzame en duurzame ontwikkeling op alle gebieden. Dit houdt een koerswijziging in wat betreft het ruimtebeslag van infrastructuur, wonen en werken: van 'groei door meer ruimtebeslag' naar 'groei door slim, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte'. In deze optiek is een groter ruimtebeslag hiervoor slechts bespreekbaar indien mogelijkheden tot betere benutting van bestaande locaties uitgeput zijn.

Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek (2006)

Tussen 2020 en 2030 moeten in de hele regio Holland Rijnland circa 14.000 woningen worden gebouwd waarvan 4.000 in de vijf bollengemeenten. In de Gebiedsuitwerking wordt ten aanzien van het wonen een viersporig beleid voorgesteld. Het eerste spoor is bouwen binnen de rode contouren. Een tweede spoor is het intensiveren van het Offensief van Teylingen. Het derde spoor is ontwikkeling van stationslocaties in lijn met de Stedenbaangedachte. Als vierde spoor ten slotte bestaat de mogelijkheid om te komen tot uitleglocaties aan de rand van bestaande kernen.

2.1.4 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie (2008)

Op 13 maart 2008 is de Toekomstvisie Vitaal en Vernieuwend voor de gemeente Teylingen door de gemeenteraad vastgesteld. Om de vitaliteit van Teylingen ook op lange termijn te behouden en zo mogelijk te versterken zijn de volgende speerpunten in het beleid van belang:

  • streven naar zoveel mogelijk behoud van de identiteit van de kernen;
  • stimuleren van de leefbaarheid met een accent op sociale cohesie in de drie kernen. Hieronder valt ook het versterken van het aanwezige winkelbestand;
  • het afstemmen van de onderwijsvoorzieningen binnen de gemeente aan de behoefte. Het bevorderen van de totstandkoming van ontmoetingsruimten voor alle inwoners van de gemeente met een accent op ouderen en mensen met een lichamelijke en of psychische beperking;
  • benutting van woningbouwmogelijkheden in de kernen, met name met het oog op de instandhouding van voorzieningen;
  • ter bevordering van de zelfstandigheid van ouderen moeten er betaalbare levensloopbestendige woningen worden gebouwd, zo mogelijk in woonzorgzones en dichtbij voorzieningen;
  • stimuleren van een goede samenwerkingsstructuur in de zorg, waarbij onder meer op maat gesneden arrangementen van wonen, welzijn en zorg worden aangeboden;
  • zorg dragen voor voldoende beschikbare en betaalbare woonruimte voor jongeren.

Specifiek voor de Herenstraat in het centrum van Voorhout zijn de volgende doelstellingen opgenomen:

  • opwaardering van het kernwinkelgebied;
  • onderzoek naar het ontwerp voor het Dorpsplein (evenementen);
  • selectief hoger bouwen op zorgvuldig gekozen locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0005.jpg"

Figuur 2.3 Kaart Toekomstvisie Vitaal & Vernieuwend

Woonvisie Teylingen 2008-2020

Parallel aan de Toekomstvisie is een Woonvisie opgesteld als een belangrijke uitwerking om de doelen uit de Toekomstvisie te concretiseren en te realiseren. Gemeente Teylingen wil een gemeente zijn waarin het goed wonen is in een dorpse sfeer met voldoende voorzieningen voor verschillende leeftijdsgroepen. Daarbij is bereikbaarheid voor huishoudens met verschillende inkomensniveau's van belang en dienen identiteiten van de drie kernen behouden en versterkt te worden waarbij ook ruimte op eigen grondgebied beschikbaar blijft voor recreatie, natuur en bedrijvigheid (waaronder de bollenteelt).

Voor de bestaande woningvoorraad moet de kwaliteit op peil blijven en verbeteren. In de nieuwbouwstroom wil de gemeente zo gericht mogelijk woningen toevoegen, met als doel meer balans in de totale woningvoorraad aan te brengen. Daarbij is flexibiliteit een belangrijk begrip: woningen die gebouwd worden moeten voldoen aan de huidige woningbehoefte, maar ook aan die op de middellange en lange termijn. Dit vraagt om een lange termijnvisie bij de commerciële en maatschappelijke ontwikkelaars.

De Woonvisie schetst de gemeentelijke kijk op het wonen voor de periode tot 2020. Voor de toekomstige ontwikkeling staan de volgende beleidsdoelstellingen centraal:

  1. 1. Het inzetten van instrumenten om het gat tussen huur en koop te verkleinen.
  2. 2. Het bouwen voor jonge starters, gehandicapten en senioren op de woningmarkt.
  3. 3. Het bouwen van sociale en middeldure huurwoningen en goedkope en middeldure koopwoningen.
  4. 4. Het faciliteren van de vraag naar dure huur- en meergezinswoningen (senioren) en ruimere eengezinswoningen.
  5. 5. Het verbeteren van de kwaliteit van de woonomgeving in de bestaande woningvoorraad.
  6. 6. Bij woningbouw het maximaal en kwalitatief goed benutten van de mogelijkheden die de uitbreidingslocaties binnen de rode contouren bieden. Bovendien het transformeren en mogelijk daarbij verdichten binnen de bestaande bebouwde gebieden.

Stedenbouwkundige visie Herenstraat, herijking Structuurvisie centrum 2001 (2010)

In de Stedenbouwkundige visie Herenstraat waarmee de gemeenteraad op 4 februari 2010 met wijziging van de in de visie genoemde maximale bouwhoogte heeft ingestemd (en dat een herijking is van de Structuurvisie Centrum 2001) zijn de ontwikkelingsmogelijkheden aan de Herenstraat opnieuw beoordeeld zodat het gebied tussen beide nieuwe centrumcomplexen (ten oosten en westen van de spoorlijn Leiden-Haarlem) werkelijk de brugfunctie zoals bedoeld in de structuurvisie zowel ruimtelijk als functioneel zal kunnen gaan vervullen. Deze visie geldt als onderlegger voor het bestemmingsplan Dorp Voorhout.

Haltermodel

Het streven is er op gericht om het centrum van het dorp herkenbaarder te maken en de bestaande en nieuwe publiektrekkende functies in een compact gebied te bundelen. Uitgangspunt voor de ruimtelijke visie op het centrumgebied is het ‘haltermodel’, zoals dit is beschreven in de structuurvisie 2001.

Dit model gaat uit van twee bronpunten die verbonden zijn door een ruimtelijk-functionele lijn/strip. De beide bronpunten liggen op een loopafstand van elkaar en de afstand is aantrekkelijk genoeg voor winkelend publiek om van het ene punt naar het andere te gaan. De route wordt het beste daarom geflankeerd door publiektrekkende functies.

In de structuurvisie wordt vooral ingezet op de realisatie van de beide bronpunten die destijds in 2001 nog niet bestonden. Nu deze beide centrumcomplexen gerealiseerd zijn dient de aandacht gericht te worden op de volgende fase, namelijk de kwalitatief goede verbinding tussen de beide bronpunten.

Ontwikkeling detailhandelsstructuur

Het winkelaanbod in het centrum van Voorhout moet verder uitgebreid worden om vooral de centrumfunctie te behouden met het oog op de groei van het aantal inwoners de komende jaren. Er zullen niet alleen nieuwe winkels bij moeten komen, ook bestaande vestigingen moeten kunnen groeien. De uitbreiding van de winkelmeters in Voorhout moet voornamelijk in het centrum plaatsvinden. Een ruim aanbod aan winkels in niet dagelijkse goederen profiteert van de aantrekkende werking van het winkelaanbod in dagelijkse goederen. Deze wisselwerking tussen beide detailhandelssectoren werkt versterkend voor het functioneren van het centrumgebied als geheel. Door nieuwe winkelunits te realiseren in het centrumgebied, ontstaat fysieke ruimte voor bestaande aanbieders om te verhuizen naar een grotere winkel en kunnen nieuwe aanbieders de gaten opvullen. Dit betekent nieuwe dynamiek in het centrum van Voorhout.

Deelgebieden

In het stedenbouwkundig plan worden twee deelgebieden onderscheiden, namelijk het gedeelte tussen Herenstaete en de spoorlijn (het kernwinkelgebied) enerzijds en het gedeelte tussen Herenstaete en de Schoonoord (het aanloopgebied) anderzijds. Voor beide deelgebieden van de Herenstraat zal getracht worden om stijlkenmerken, materiaalgebruik en sfeer van de panden die enige authenticiteit hebben te verzamelen en toe te passen in de nieuwe bebouwing, juist om het karakter van de Herenstraat te behouden en zelfs te verbeteren. Het beeldkwaliteitskader voor herontwikkelingslocatie is opgenomen in paragraaf 2.2.3.

Voor het kernwinkelgebied zijn de volgende beleidsdoelstellingen opgesteld:

  • uitbreiding van publiektrekkende vestigingen en van het etalagefront aan beide zijden van de Herenstraat waarbij winkels in dagelijkse goederen en winkels die belang hebben bij passanten zich met name in het kernwinkelgebied vestigen;
  • publiektrekkende functies op 'strategische zichtlocaties' in de Herenstraat, zoals de locatie rond de Prins Bernardstraat (tegenover de kerk);
  • de locatie rond Prins Bernardstraat (veld 3a en 3b) per veld integraal ontwikkelen zodat een sterke functionele én ruimtelijke verbinding tot stand komt. Hierbij zijn kleine losse pandjes niet gewenst vanwege het missen van vloeroppervlak en flexibiliteit voor indeling van de plint. Tevens zal parkeren adequaat opgelost moeten worden om bij te dragen aan intensiever grondgebruik in het centrum van Voorhout en overloop in de bestaande openbare ruimte tegen te gaan;
  • woonfunctie op verdieping aanmoedigen waardoor de Herenstraat ook op tijden dat winkels gesloten zijn zal ogen als een vriendelijke straat en de sociale veiligheid gewaarborgd blijft;
  • indeling openbare ruimte Herenstraat als voetgangersgebied en voor winkelend publiek makkelijk oversteekbare straat;
  • terrassen en andere verblijfmogelijkheden in de openbare ruimte;
  • inpassing bus en doorgaand autoverkeer Herenstraat;
  • bij nieuwe planologische ontwikkelingen zullen parkeerplaatsen in het openbaar gebied zoveel mogelijk verdwijnen, waarbij in eigen parkeerbehoefte voorzien dient te worden en parkeren geclusterd opgelost moet worden op strategische plekken (met name ondergronds);
  • maximale bouwhoogte vier bouwlagen, waarvan de vierde laag onder een individuele dwarskap of als een set-back op 3 m uit de bouwgrens langs de Herenstraat, met een goothoogte van 10 m en een bouwhoogte van 14 m, waarbij een accent tot 15 m, geen bouwlaag zijnde is toegestaan. Deze hogere wanden zorgen voor een echter centrumstraat met een dorpse allure;
  • maximale bouwhoogte van drie bouwlagen aan de Prins Bernardstraat en de Irenestraat;
  • bouwgrens aan de openbare ruimte van de Herenstraat.

Voor het aanloopgebied zijn de volgende beleidsdoelstellingen opgesteld:

  • naast wonen zijn ondersteunende functies, zaken voor specifieke diensten en producten, toegestaan;
  • detailhandel in bestaande winkelpanden in dagelijkse goederen is toegestaan om het kernwinkelgebied aan te vullen, evenals horeca mits dit geen overlast voor de omgeving oplevert;
  • bestaande centrumvoorzieningen langs de Herenstraat mogen gehandhaafd worden, detailhandel in de tweede linie (PLUS) zal verdwijnen;
  • omzetting van de centrumvoorziening naar wonen of kantoor (zonder baliefunctie) is toegestaan;
  • het aanloopgebied hoeft niet te bestaan uit een sterk aaneengesloten winkelfront;
  • handhaven van individuele (dorpse) karakter van de bebouwing;
  • handhaven van bebouwing die kenmerkend en exemplarisch is voor de tijd waarin deze is gerealiseerd;
  • maximale bouwhoogte twee bouwlagen met een kap of de bestaande situatie als deze hoger is;
  • indeling van de openbare ruimte van de Herenstraat is gericht op autoverkeer in twee richtingen, waar mogelijk gestoken parkeren of langsparkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0006.png"

Figuur 2.4 Ruimelijke en functionele analyse

2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur

In deze paragraaf wordt de ruimtelijke en de functionele opbouw van Dorp Voorhout beschreven.

Historisch ruimtelijke opbouw

Voorhout is ontstaan rond het jaar 1000 met de bouw van een christelijke kapel. Het lag in een weids en bebost gebied dat zich uitstrekte van Lisse tot Rijnsburg/Oegstgeest en van Katwijk/Noordwijk tot Sassenheim. De enkele malen herbouwde en verbouwde N.H.-kerk vormt het oudste bouwwerk van Voorhout.

Lange tijd was van een echt dorpscentrum geen sprake. Het dorp kwam pas in de loop van de 19e eeuw tot ontwikkeling door een concentratie van lintbebouwing rond de huidige Herenstraat. De Herenstraat kende aan het einde van de 19e eeuw slechts één zijstraat met enige bebouwing: de Dinsdagse Wetering. Later kwam er een tweede zijstraat bij: de Boekhorstlaan. Het dorp groeide vanuit deze twee concentraties: enerzijds vanaf de Leidsevaart langs de Herenstraat, verder langs de Dinsdagse Wetering en anderzijds vanaf de N.H.-kerk langs de Herenstraat in de richting van de Boekhorstlaan. In de loop van de 19e en 20e eeuw verdichtte de bebouwing zich tot een lint van boerderijen, herenhuizen, arbeiderswoningen en winkels langs de Herenstraat, met als meest in het oogspringende bouwwerk de r.k.-kerk uit 1881. De bevolking groeide in 1880 langzaam naar ongeveer 1.100 inwoners.

Vanaf de jaren 50 van de 20e eeuw zijn, onder invloed van de groei van het centrum, veel oude woningen en boerderijen gesloopt om plaats te maken voor moderne winkelpanden. Desondanks is in het bestaande lint van bebouwing langs de Herenstraat nog steeds sprake van panden met een uiteenlopende bouwgeschiedenis.

Langs de Boekhorstlaan zijn nog relatief veel woonhuizen en panden van begin 20e eeuw aanwezig. Ook het gebied langs de Herenstraat tussen de Boerhaavestraat en de Dr. Kuyperlaan en het begin van de Dinsdagse Wetering kent bebouwing uit deze periode.

In de jaren 50 van de 20e eeuw startte men met de bouw van het Kievitspark. Vanaf 1960 werd een deel van de polder Boekhorst bouwrijp gemaakt. Na 1980 is de stap over de spoorlijn genomen. Na het plan 'Spoorlaan' kwam in 1983 de wijk 'Oosthout' met 1.600 woningen van de grond, 10 jaar later gevolgd door de wijk 'Hoogh Teijlingen' met nog eens 1.600 woningen. Door de ontwikkeling van de VINEX-bouwlocaties Hoogh Teijlingen, Hooghkamer en Nieuw-Boekhorst, groeit Voorhout de komende jaren naar 18.700 inwoners in 2020.

Knooppunten/oriëntatiepunten

Als knooppunten kunnen de entrees van Voorhout worden genoemd. Met name die in het westen bij de Leidsevaart/Haarlemmertrekvaart en in het zuiden bij de aansluiting van de Oosthoutlaan op de zuidelijke randweg.

Belangrijkste oriëntatiepunten zijn de toren van de kerk aan de Herenstraat en de toren van het bestuurscentrum (het oude gemeentehuis van Voorhout). Minder zichtbaar maar zeer beeldbepalend zijn het Boerhaavehuis en het torentje van de voormalige brandweergarage in de Boerhaavestraat. Andere oriëntatiepunten zijn het station of in elk geval de overweg en de Nagelbrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0007.jpg"

Gebieden

In het plangebied komen gebieden voor met een verschillende ruimtelijke opbouw. In figuur 2.5 is een overzicht van de gebieden weergegeven.

  1. 1. Herenstraat

De Herenstraat vormt het historische centrum van Voorhout en ligt tussen de Leidsevaart in het westen en het spoor in het oosten. De straat heeft aan weerszijden individuele en afwisselende bebouwing (zie figuur 2.6).

Dat de bebouwing langs de Herenstraat varieert is te verklaren uit het feit dat de straat heel lang een landelijk karakter heeft gehad. Langs een groot deel van de Herenstraat is sprake van een lang lint van bebouwing, dat grotendeels in dezelfde rooilijn is gebouwd en op die manier deze doorgaande weg begeleidt. Voor de r.k.-kerk loopt door een onderbreking in de bebouwingsstructuur de ruimte echter weg. Door de verbrokkelde bebouwing aan de zuidzijde is er geen sprake van echte pleinvorming.

De beleving van de Herenstraat wordt beheerst door de negatieve invloed van het doorgaand verkeer; de hoge verkeersbelasting beïnvloedt de verblijfskwaliteit van deze winkelstraat sterk negatief. Langs de Herenstraat is slechts één belangrijk stedenbouwkundig accent te vinden: de r.k.-kerk. De kerktoren is door zijn hoogte een beeldbepalend object en fungeert als oriëntatiepunt in het centrum van Voorhout.

Rond de open ruimte voor de kerk zijn twee belangrijke (historische) zichtassen te onderscheiden. Niet alleen is een vrij uitzicht aan de voorzijde van de kerk van belang, dit geldt evenzeer voor de zichtas die leidt tot het historisch gezien belangrijke Boerhaavehuis. Even verderop geeft een brede groenstrook een onbelemmerd uitzicht op de voormalige boerderij Klein Boekhorst aan Beukenrode.

De bebouwing langs de Herenstraat heeft een sterk individueel karakter. De sterke afwisseling in bouwjaar en functie zorgt ervoor dat er een divers beeld ontstaat van bouwstijlen, kapvormen en aantal bouwlagen. Het meest voorkomende aantal bouwlagen, is twee bouwlagen met kap, gevolgd door één bouwlaag met kap.

Over het algemeen geldt dat hoe recenter het bouwjaar, hoe meer bouwlagen. Het zijn met name de lage panden van één bouwlaag met kap in het centrum van Voorhout, die nog doen herinneren aan de landelijke oorsprong van het dorp.

De nieuwbouw van de afgelopen circa 25 jaar heeft zich lang niet altijd gevoegd naar dit beeld met een gemiddelde bouwhoogte van 'twee lagen met kap'. De individuele uitstraling van de bebouwing langs de Herenstraat wordt voor een belangrijk deel bepaald door de diversiteit in de dakvormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0008.png"

  1. 2. Tuinwijk

Het gebied tuinwijk dat is gelegen tussen de Herenstraat, Boerhaavestraat, Mgr. Broerestraat en Ter Haar Romenystraat kan worden getypeerd als een vooroorlogse tuinwijk. De bebouwingsstructuur is gebaseerd op herhaling van de woning als basiseenheid, waarbij verbijzonderingen in de openbare ruimte vertaald worden in accenten in de massa en vormgeving van hoeken en kappen. De bebouwing bestaat zowel uit vrijstaande, twee-onder-een-kapwoningen als korte rijtjes en vormt een samenhangende compositie rondom de openbare ruimte. De straten hebben een groen karakter door voortuinen gecombineerd met openbaar groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0010.png"
  1. 3. Herenstaete en Boerhaavekwartier

Het gebied rond Herenstaete maakt onderdeel uit van het gebied 'nieuwe centrum'. Het nieuwe centrum ligt ook gedeeltelijk buiten het plangebied en ten oosten van de spoorlijn. De Herenstraat is het koppelstuk tussen deze gebieden. Voor het gebied zijn plannen gerealiseerd voor het toevoegen van woningen, winkels en andere voorzieningen. In het Boerhaavekwartier zijn kleinschalige woonbuurtjes in een groene setting gerealiseerd. Direct achter Herenstaete is het centrum van Voorhout uitgebreid met een appartementenblok waarin wonen en winkelen is gecombineerd door onder meer het plaatsen van een supermarkt in de plint en woningen op de verdiepingen en begane grond. Het complex vormt een overgang tussen de Herenstraat en het Boerhaavekwartier.

De genoemde ontwikkelingen zijn via artikel 19 WRO (oud) vrijstellingen mogelijk gemaakt en gelden voor dit bestemmingsplan als bestaande situaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0011.png"
  1. 4. Rechte wijken

De twee uitbreidingswijken aan weerszijde van Herenstraat kunnen worden getypeerd als rechte wijken en worden bepaald door rechte rijen woningen met een eenvoudige opbouw in een heldere structuur. Naast rijenwoningen komen hier en daar ook twee-onder-een-kapwoningen voor. De wijken vormen herkenbare eenheden binnen de kern en hebben een ruim en groen karakter. Dit karakter wordt versterkt door de ruime voor- en achtertuinen van de woningen. De voorgevels van de woningen zijn georiënteerd op de straat. De woningen hebben eenvoudige opbouw van twee lagen met een kap, meestal een zadeldak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0013.png"
  1. 5. Meanderwijk

Het gebied aan de noordzijde van het plangebied kan worden getypeerd als een meanderwijk. Deze planmatig opgezette woonwijk bestaat uit clusters en rijen woningen langs meanderende straten of gegroepeerd rond woonerven. Door wisselende plaatsing van geschakelde woningen of rijen ontstaat een gevarieerd beeld. Door de aanwezigheid van veel kleine groenelementen heeft deze wijk een groen uiterlijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0015.png"
  1. 6. Zorgcomplexen

Aan weerszijden van de Leidsevaart zijn zorgcomplexen gelegen. De grootschalige gebouwconcentraties bestaan uit samengestelde blokvormige volumes met veel herhaling in de gevels. De gebouwen zijn vrijstaand of geschakeld. De bebouwing is gericht op de belangrijkste weg of op de parkachtige omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0016.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0017.png"
  1. 7. Thematische uitbreiding Nieuw Schoonoord

Aan de uiterste westzijde van het plangebied op de buitenplaats Nieuw Schoonoord is er een kleinschalige thematische uitbreidingslocatie gelegen. De architectuur van de woningen is gebaseerd op herhaling in clusters. De woningen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte. Per cluster is de rooilijn in samenhang en verspringt niet. Appartementengebouwen staan in het algemeen vrij op de kavel. De woningen zijn seriematig gebouwd. De architectuur is gebaseerd op herhaling en een afwisselend beeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0018.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0019.png"
  1. 8. Sport- en recreatiepark Elsgeest

In het zuiden van het plangebied ligt het sport- en recreatiepark Elsgeest. Hier bevinden zich de sportvelden van de diverse sportverenigingen waaronder de ijsclub, voetbal-, handbal-, hockey- en tennisvereniging. De bebouwing bestaat uit een hoofdgebouw met enkele bijgebouwen, die geclusterd op het terrein staan. Ten zuiden van de sportvelden liggen de volkstuinen van volkstuinvereniging de Voorruiters.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0020.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0021.png"

2.2.1 Ruimtelijk functionele bouwstenen

Rijksmonumenten

In het plangebied zijn twee rijksmonumenten aanwezig, waaronder Kerkweg 11, Boerhaavehuis (N.H. Pastorie) en Dr. Aletta Jacobslaan bij 9 (Baarhuisje en verbindingsmuur).

Functies

De meest voorkomende functie in het plangebied is die van het wonen. Daarnaast is een aantal andere functies aanwezig. In deze paragraaf komen de geïnventariseerde functies aan de orde.

Maatschappelijke voorzieningen

Verspreid over het plangebied is een aantal aanwezige onderwijsvoorzieningen gelegen. Het gaat om de volgende scholen:

  • Teylingen College, school voor middelbaar onderwijs (Leidsevaart 4);
  • Openbare Basisschool De Achtbaan (Beukenrode 7);
  • RK Basisschool Andreas (Rembrandtlaan 14).

Daarnaast is er een aantal maatschappelijke voorzieningen aanwezig gericht op de zorgfunctie. De meeste van deze voorzieningen zijn geconcenteerd op Buitenplaats Nieuw Schoonoord. Hier bevindt zich onder andere Woonzorgcentrum Gerto en een dokterspost met dienstapotheek. Aan de Sportlaan is de verzorgingsflat ‘Park Overbosch’ gelegen. In de 'Herenstaete' aan de Herenstraat is een multifunctioneel woonzorgcentrum gevestigd en de Aloysius Stichting Onderwijs Jeugdzorg is gevestigd aan de Leidsevaart. Tot slot is aan de Breugelhof het buurthuis Spelewey gevestigd.

In het plangebied zijn twee kerken aanwezig: de r.k.-kerk en de N.H.-kerk.

Bedrijven

In het plangebied zijn verspreid diverse bedrijven aanwezig, waaronder aannemers- en bouwbedrijven, een transportbedrijf, loodgieter, schildersbedrijf, autobedrijf en een taxibedrijf.

Detailhandel

Vrijwel alle winkels in het plangebied zijn gelegen aan de Herenstraat en deze vervult hiermee het belangrijkste voorzieningencentrum van de kern Voorhout. De commerciële activiteiten zijn grotendeels aan de noordzijde van de straat te vinden. Aan de zuidzijde is meer een afwisseling van woonhuizen en winkelpanden. Het aanbod varieert van een supermarkt tot kleinschalige detailhandelsbedrijven, soms gecombineerd met bedrijven.

Horeca

Het horeca-aanbod in het plangebied bestaat uit enkele restaurants, snackbars, café en zaalverhuur. Deze zijn allemaal gevestigd aan de Herenstraat.

Kantoren

In het plangebied zijn een aantal kantoren aanwezig. Het belangrijkste kantoorpand is gelegen aan de Rijnsburgerweg 2.

Groen

Het opvallendste kenmerk van de groenstructuur binnen Dorp Voorhout wordt gevormd door de groene enclave rond het Boerhaavehuis. Behoud van deze belangrijke groenstructuur is gewenst vanwege de historische waarde ervan. Het in het zuiden van het plangebied gelegen Kievitspark vormt daarnaast een belangrijke groenvoorziening. Sport- en recreatiepark Elsgeest is tevens wandelpark.

2.2.2 Verkeer

Verkeersontsluiting

Autoverkeer

Het plangebied wordt ontsloten via de Herenstraat. De Herenstraat is gecategoriseerd als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h, maar heeft een verzamelfunctie voor het plangebied. De Herenstraat sluit in zuidelijke richting aan op de Leidsevaart (N444). Deze provinciale weg faciliteert de verbinding tussen de N206 (De Zilk - Leiden) en de A44 (Amsterdam - Den Haag). De N444 is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom en kent ten zuiden van Voorhout een maximumsnelheid van 60 km/h. Tussen Voorhout en Noordwijk bedraagt de maximumsnelheid 80 km/h. Ter hoogte van de Nagelbrug (aansluiting met de Herenstraat) is de snelheid 50 km/h. De interne 30 km/h-wegen binnen het plangebied sluiten aan op de Herenstraat. Al deze wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg en hebben een verblijfsfunctie.

Richting het noorden gaat de Herenstraat over in de Jacoba van Beierenweg en sluit middels een rotonde aan op de Componistenlaan/Schoutenlaan. Via deze wegen wordt het oostelijk deel van Voorhout (Oosthout) bereikt en kan de Zuidelijke Randweg worden bereikt.

Als gevolg van de verdere ontwikkeling van Voorhout en de autonome groei in de toekomst zal het verkeer tussen 2005 en 2020 sterk toenemen. Op de meeste wegen wordt dan ook duidelijk een toename van de verkeersintensiteit geconstateerd. In 2007 heeft de gemeenteraad van Teylingen op basis van het rapport "Verkeersstructuur Voorhout 2020"1 een nieuwe verkeersstructuur vastgesteld. Gekozen is voor de zogenaamde "variant 6". Deze variant is met het verkeersmodel van Teylingen nader doorgerekend . De gevolgen van variant 6 voor het wegennet van Voorhout en de verkeersstromen zijn in die rapportage nader onderzocht.

In 2010 is het gemeentelijk verkeers- en vervoerplan (GVVP) van de gemeente Teylingen vastgesteld. Hierin wordt aangegeven dat capaciteitsverruimende maatregelen noodzakelijk zijn om het verkeer in de toekomst op een verkeersveilige en duurzame wijze af te wikkelen. In het GVVP wordt genoemd dat, in lijn met de maatregelen voorgesteld in de genoemde "variant 6"2, op termijn de realisatie van de Noordelijke randweg Voorhout noodzakelijk is.

De ontsluiting voor autoverkeer is redelijk en wordt op basis van het in het GVVP vastgestelde beleid in de toekomst verder geoptimaliseerd.

In onderstaande tabel zijn de verkeersintensiteiten van de belangrijkste wegen binnen het plangebied weergegeven. De verkeersgegevens zijn ontleend aan de RVMK met als prognosejaar 2020 (bron: Goudappel Coffeng, januari 2010). Het betreft weekdagintensiteiten.


Tabel 2.1: Verkeersintensiteiten weekdag op basis van het RVMK, peiljaar 2020

Wegvak RVMK 2020 Maximum snelheid
Herenstraat tussen:
Leidsevaart-Schoonoord 8.290 30
Schoonoord-Beukenrode 6.010 30
Schoonoord 1.960 30
Boekhorstlaan 620 30
Beukenrode 2.960 30
Churchilllaan 1.070 30
N444-noord (ten zuiden van Randweg) 19.600 50/80
N444-zuid (ten noorden van aansluiting Churchilllaan) 20.690 50/60

Langzaam verkeer

Het langzaam verkeer richting het centrum van Voorhout wordt afgewikkeld via de Herenstraat. Op deze weg wordt conform de Richtlijnen van Duurzaam Veilig het langzaam verkeer gemengd met het gemotoriseerde verkeer afgewikkeld. De provinciale weg N444 is voorzien van vrijliggende fietspaden. De inrichting voldoet hiermee aan de vormgeving conform Duurzaam Veilig. Verder bevinden zich binnen het plangebied enkele solitaire fietsroutes, zoals naar de sportvelden en een fietstunnel onder het spoor. De ontsluiting voor het langzaam verkeer is goed te noemen.

Openbaar vervoer

De kern Voorhout wordt primair ontsloten via het treinstation Voorhout. Dit station bevindt zich centraal in het dorp en kent een P+R-voorziening. Vanaf het station vertrekken stoptreinen richting Leiden en Den Haag en richting Haarlem. De frequentie bedraagt 2x per uur per richting. Verder is het station aangewezen binnen het project Stedenbaan. Stedenbaan richt zich op het beter benutten van de railinfrastructuur. Binnen het project zal in de toekomst mogelijk frequentieverhoging van de bediening worden gerealiseerd.

Verder wordt het gebied aangedaan door een buslijn vanuit Noordwijk via Voorhout naar Sassenheim en Nieuw-Vennep. De frequentie van deze buslijn is 1x per uur per richting. Vanuit het gehele gebied is het station Voorhout echter binnen 1.000 m te bereiken. De ontsluiting per openbaar vervoer is derhalve goed.

Locatie Park Overbosch

In de kern Voorhout op de hoek van de Herenstraat en de Leidsevaart ligt het seniorencomplex 'Park Overbosch'. Het seniorencomplex wordt uitgebreid en herontwikkeld. Het complex wordt in de huidige situatie hoofdzakelijk ontsloten via de Professor Nolenslaan/Dr. Schaepmanlaan. Tevens is er een ontsluiting via de Herenstraat. De Professor Nolenslaan en Dr. Schaepmanlaan zijn erftoegangswegen binnen de bebouwde kom van Voorhout met een maximumsnelheid van 30 km/h. Op de Professor Nolenslaan geldt eenrichtingsverkeer vanaf de Herenstraat. In omgekeerde richting wordt de Herenstraat via de Dr. Schaepmanlaan en de Dr. Kuyperlaan bereikt. De Herenstraat sluit in zuidwestelijke richting aan op de Leidsevaart (N444) richting Noordwijk en Leiden en biedt aansluiting op de A44 (Amsterdam - Den Haag). In noordelijke richting voert de Herenstraat richting het centrum van Voorhout.

Voor de ontwikkeling van Park Overbosch wordt uitgegaan van een verkeersgeneratie van circa 600 tot 700 mvt/etmaal op basis van publicatie 256 van het CROW. De werkelijke verkeersgeneratie zal naar verwachting lager liggen, omdat seniorenwoningen doorgaans een lagere verkeersgeneratie kennen dan reguliere woningen. Voor de ontsluiting van Park Overbosch wordt uitgegaan van inrijdend verkeer vanaf de Leidsevaart/Sportlaan en uitrijdend verkeer via de Doctor Schaepmanlaan/Doctor Kuyperlaan. Inrijdend verkeer heeft geen significant effect op de verkeersafwikkeling op de Leidsevaart en vindt niet meer plaats via de oostzijde van het terrein, waardoor de verkeersintensiteit op de Prof. Nolenslaan zal afnemen. Wel zal als gevolg van het uitrijdend verkeer de verkeersintensiteit op de Doctor Schaepmanlaan en de Doctor Kuyperlaan beperkt toenemen (160 mvt/etmaal). De toename leidt echter niet tot een overschrijding van de maximaal aanvaardbare intensiteit voor dergelijke wegen. De verkeerstoename vanwege het inrijdend verkeer op de Sportlaan is eveneens relatief gering (350 mvt/etmaal, maximaal 35 mvt/spitsuur). Verder zijn de provincie en de gemeente gestart met het ontwikkelen van een visie op de herinrichting van het kruispunt rondom de Nagelbrug en de Sportlaan. De Sportlaan kan in die toekomstige (definitieve) situatie naar verwachting worden ingezet voor zowel in- als uitrijdend verkeer vanaf Park Overbosch. Voor het onderzoek en de onderbouwing van de verkeersontsluiting van Park Overbosch wordt verwezen naar de notitie "Verkeersontsluiting Overbosch korte termijn", RBOI, 21 april 2011, zie Bijlage 8.


Parkeren

In overeenstemming met het gemeentelijke beleid wordt het aantal benodigde parkeerplaatsen bepaald aan de hand parkeerkencijfers van het CROW (publicatie 182, 2008). Deze cijfers en de berekening zijn weergegeven in navolgende tabel. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is uitgegaan van een ligging in matig stedelijk gebied en rest bebouwde kom.

Tabel 2.2: Overzicht benodigd aantal parkeerplaatsen

Functie Kencijfer Per Aantal Behoefte
- Activiteit
Verpleeg/ zorgappartementen 0,6 App. 55 33
Pg-plaatsen 0,6 App. 30 18
- WST vooruitgang
Verpleeg/ zorgappartementen 0,6 App. 20 12
Appartement goedkoop segment 1,5 App. 20 30
- Bontekoe
Grand Café 5,0 100 m2 bvo 400 m2 bvo 20
Totaal 113

Rondom het complex zijn op eigen terrein 113 parkeerplaatsen geprojecteerd: 25 aan de Herenstraatzijde, 57 aan de noordzijde en 20 aan de zijde van de sportvelden, aan deze zijde komen ook 11 plaatsen in een garage. De parkeerbehoefte bedraagt ook 113 parkeerplaatsen. Het aantal aanwezige parkeerplaatsen is derhalve toereikend.

Binnen het complex bestaat de mogelijkheid dat (para)medische voorzieningen ook toegankelijk worden voor bezoekers van buiten het complex. Voor deze bezoekers dient parkeergelegenheid beschikbaar te zijn. Op basis van de parkeernota van de gemeente Teylingen bedraagt de parkeernorm voor dergelijke functies 1,8 pp/behandelkamer. Er wordt uitgegaan van circa 10 behandelkamers, gezien de oppervlakte van deze functies van 480 m2. Derhalve dienen overdag maximaal 18 parkeerplaatsen beschikbaar te zijn voor deze functies door middel van dubbelgebruik van de beschikbare parkeerplaatsen. Op basis van de parkeernota van de gemeente geldt voor woningen overdag een aanwezigheidspercentage van 50%. Gezien het type woningen van Park Overbosch zal dit percentage echter hoger liggen. Er wordt uitgegaan van een aanwezigheidspercentage van 80 tot 85% voor de woningen en het grand café. De parkeerbehoefte op een werkdag overdag bedraagt hierdoor 90 à 95 parkeerplaatsen. Aannemelijk is dan ook dat overdag 18 parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor eventuele externe bezoekers aan de (para)medische voorzieningen en dat de parkeerbalans sluitend is.


Verkeersgegevens

De verkeersgegevens voor het akoestisch onderzoek voor de verschillende wegen zijn afkomstig uit de RVMK Holland Rijnland 2020 (Goudappel Coffeng), zie tabel 2.1. De overige gegevens in het akoestisch onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 4.

  1. 1. RBOI, 18 april 2006, 203.12271.00
  2. 2. Nadere doorrekening variant 6, RBOI, 9 augustus 2007, rapportnummer 203.13251.00

2.2.3 Ontwikkelingen centrumgebied

Voor het gebied Herenstraat is het bestemmingsplan er op gericht voor een aantal mogelijke ontwikkelingslocaties voldoende flexibiliteit te bieden. In de stedenbouwkundige visie Herenstraat zijn een viertal ontwikkelingslocaties opgenomen (zie figuur 2.7). De bebouwing langs de Herenstraat heeft een sterk individueel karakter. De sterke wisseling in bouwjaar zorgt voor een divers beeld en een stijlmix. Het meest voorkomende aantal bouwlagen is twee met een kap. Op enkele locaties staan lagere gebouwen van één laag met een kap of op strategische plekken juist hogere gebouwen tot vier bouwlagen. De nieuwbouw van de afgelopen 30 jaar heeft zich niet altijd gevoegd in het beeld oorspronkelijke 'dorpse karakter' met een beperkte bouwhoogte tot twee bouwhoogten, een kapafdekking en een duidelijke parcelering, maar toont een afspiegeling van de tijd waarin de bebouwing werd gerealiseerd. Om de nieuwbouw voor wat betreft het beeld in te passen in de Herenstraat en een hoge beeldkwaliteit te waarborgen zijn voor de locaties 1 tot 3 wijzigingsgebieden opgenomen waarvoor een aantal aanvullende beeldkwaliteiteisen zijn gesteld, zie figuur 2.8 en 2.9. Voor de herinrichting van de openbare ruimte is het niet noodzakelijk dit in het bestemmingsplan op te nemen omdat dit past binnen de bestemmingsregeling Verkeer - Verblijfsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0022.png"

Figuur 2.7 Ontwikkelingsopgaven uit Stedenbouwkundige visie Herenstraat

  1. 1. Wro-zone - wijzigingsgebied-1 en 2, herontwikkeling rond Prins Bernhardstraat (velden 3a en 3b)

De opgave voor de locatie ter weerszijden van de aansluiting van de Prins Bernardstraat op de Herenstraat bestaat uit sloop en herontwikkeling:

  • extra winkelvloeroppervlak in combinatie met een nieuw winkelfront en appartementen;
  • bij ontwikkeling zijn kleine losse pandjes niet gewenst, zodat ingezet kan worden op vloeroppervlak en flexibiliteit voor indeling van de plint;
  • mogelijkheid voor horecaonderneming met terras;
  • maximale bouwhoogte vier bouwlagen, waarvan de vierde laag onder een individuele dwarskap of als een set-back op 3 m uit de bouwgrens langs de Herenstraat (goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk ten hoogste 10 en 14 m bedragen, met accent tot 15 meter, conform raadsbesluit van 4 februari 2010). Mogelijkheid om eerste bouwlaag tot 4 m te bouwen ten behoeve van detailhandel;
  • maximaal drie bouwlagen (bouwhoogte ten hoogste 9 m) voor bebouwing langs de Prins Bernardstraat en de Irenestraat;
  • een bebouwingsgrens direct aan het openbaar gebied;
  • benodigde parkeerruimte ten behoeve van woningen dient op de locatie te worden opgelost, zodat intensiever ruimtegebruik mogelijk is en geen overloop naar bestaande openbare ruimte plaatsvindt.
  1. 2. Wro-zone - wijzigingsgebied-3, ontwikkeling Scharnier, Herenstraat 92-108 (veld 2)

Voor de locatie Scharnier aan de Herenstraat 92-108 ligt een opgave waarbij de volgende aspecten zullen moeten worden meegenomen:

  • functieverandering naar detailhandel gewenst (nummers 96, 100 en 108 a/b);
  • herdefiniëring van het gebied tussen de bebouwing en de openbare ruimte als een gebied met een openbaar karakter;
  • ter plaatse is herontwikkeling mogelijk waarbij aandacht gevraagd wordt voor een in het ensemble passende architectuur. Hierbij wordt aangesloten bij de inventarisatie van waardevolle objecten in de gemeente Teylingen;
  • maximaal drie lagen met een dwarskap of setback (goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk ten hoogste 10 en 14 m bedragen).

Het beeldkwaliteitskader voor de ontwikkeling Scharnier en de herontwikkeling rond de Prins Bernardstraat omvat:

  • Situering en oriëntatie: Voor wat betreft de situering en oriëntatie geldt dat de voorgevel in de rooilijn wordt gezet en de gebouwen direct aan het openbaar gebied staan. Belangrijk is dat de gebouwen sterk georiënteerd worden op straat door bijvoorbeeld de woonkamers aan de Herenstraat te situeren.
  • Massa: De gebouwen hebben maximaal drie bouwlagen waarbij aan de Herenstraat een terugliggende vierde laag of een kap is toegestaan. De gevelopbouw is geleed en geparceleerd waarbij de architectuur een individuele pandenstructuur benadrukt.
  • Architectonische uitwerking: De architectonische uitwerking dient gevarieerd en zorgvuldig te zijn met een sterke aaneenrijging van het winkelfront op de begane grond. De architectuur is een hernieuwde interpretatie van herkenbare, traditionele Hollandse bebouwing met herkenbare individualiteit binnen een gemeenschappelijk patroon. Gevelopeningen zijn voornamelijk staand en overige geleding in de gevel overwegend verticaal.
  • Materiaal en kleurgebruik: Er wordt gebruikgemaakt van moderne materialen binnen een meer traditionele vormgeving waarbij het kleurgebruik in harmonie is met de omliggende panden. De gevels zijn van baksteen metselwerk, eventueel voorzien van siermetselwerk; schuine daken zijn gedekt met keramische pannen. Bij toepassing van kunststof kozijnen wordt gebruikgemaakt van een op hout gelijkende uitvoering met daarbij passende detaillering en profilering.
  1. 3. Wro-zone - wijzigingsgebied-4, herontwikkeling locatie PLUS (veld 1)

Voor de ontwikkeling van deze locatie zijn verschillende structuren denkbaar waarbij zal moeten worden gekozen voor een ontwikkeling in relatie met de Herenstraat, de Magrietlaan of beide (met doorsteek). Het parkeerterrein wordt bij herontwikkeling in ieder geval opgeheven. Mogelijkheden voor herontwikkeling van de locatie zijn:

  • mogelijkheid voor behoud van een deel van de openbare parkeergelegenheid in combinatie met woningbouw langs de rand;
  • mogelijkheid voor appartementen met onderdoorgang en openbare parkeergelegenheid achter de appartementen voor bewoners en bezoekers van de Herenstraat;
  • het dichtzetten van de Herenstraat met grondgebonden woningen met grote achtertuinen eventueel in combinatie met kantoorruimte zonder baliefunctie;
  • ruimte ten behoeve van maatschappelijke doeleinden;
  • eventuele gecombineerde ontwikkeling met het perceel van Fortis Bank.

In het bestemmingsplan zijn in het zogenaamde aanloopgebied naast de bestemming 'Wonen' ook de functies 'maatschappelijke voorzieningen', 'dienstverlening' en 'kantoren' mogelijk gemaakt.

Het beeldkwaliteitskader voor de herontwikkeling op de locatie PLUS omvat:

  • Situering en oriëntatie: Voor wat betreft de situering en oriëntatie geldt dat de voorgevel in een duidelijke rooilijn wordt gezet en de gebouwen in de eerste linie in ieder geval georiënteerd worden op de Herenstraat.
  • Massa: Bij ontwikkeling is de aansluiting van de massa en hoogte op de directe omgeving van belang. Er wordt uitgegaan van twee lagen en een kap of een derde, iets terugliggende laag. De nok ligt haaks of evenwijdig aan de Herenstraat. Aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als herkenbaar toegevoegd element of geheel opgenomen in de hoofdmassa. Op het binnenterrein dient voldoende afstand te worden gehouden met de bestaande woningen, waarbij in de architectonische vormgeving rekening wordt gehouden met privacy op de bestaande omliggende percelen.
  • Architectonische uitwerking: De architectonische uitwerking dient gevarieerd en zorgvuldig te zijn met representatieve gevels aan de Herenstraat.
  • Materiaal- en kleurgebruik: Het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel en in harmonie met de omliggende bebouwing. Gevels zijn van baksteen metselwerk. Schuine daken zijn gedekt met keramische pannen.
  1. 4. Herinrichting openbare ruimte (veld 4)

Aanpassing en opwaardering van de openbare ruimte is van belang voor het gebruik van de ruimte voor rijdend verkeer en winkelend publiek. Bij herinrichting zal veel rekening worden gehouden met de voetganger om het winkelen aantrekkelijker te maken. Door adequatere parkeeroplossingen toe te passen zal intensiever ruimtegebruik mogelijk worden en geen overloop plaatsvinden in de bestaande openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0023.jpg"

Figuur 2.8 Randvoorwaarden wijzigingsgebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0024.jpg"

Figuur 2.9 Doorsnede bouwhoogte langs de Herenstraat

2.2.4 Overige ontwikkelingen

Park Overbosch

Voor de uitbreiding en de herontwikkeling van het Park Overbosch is een schetsontwerp opgesteld, zie figuur 2.11. In dit schetsontwerp wordt voorgesteld het bestaand casco zoveel mogelijk te handhaven en aan één zijde uit te breiden zodat volume kan worden gecreëerd voor een dubbele bewoning per verdieping (corridor-model). Het korte, noordelijke bouwdeel zal een verdieping extra krijgen, echter zonder verhoging van de bouwmassa, maar door een andere indeling van de beganegrondlaag. Het lange, oostelijke bouwdeel zal wel in de hoogte worden uitgebreid met twee 'dunne' (terugspringende) verdiepingen. Aan de zuidelijke kop van het lange bouwdeel zal een uitbreiding komen die even hoog zal worden als het (vernieuwde) lange bouwdeel, namelijk zes bouwlagen. In Bijlage 6 is de bezonningsstudie opgenomen die ten behoeve van deze ontwikkeling is uitgevoerd.

In totaal zal Park Overbosch 95 appartementen gaan bevatten plus 30 psychiatrisch-geriatrische plaatsen en ondersteunende zorgfuncties met een omvang van circa 500 m2. Tevens wordt een paviljoen gerealiseerd die als ontmoetings- en activiteitenruimte voor senioren zal dienen.

Het plan Park Overbosch is opgenomen in het bestemmingplan Dorp Voorhout.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0025.png"

Figuur 2.11 Plan Park Overbosch

2.3 Gebiedsvisie

De visie op het plangebied valt uiteen in twee onderdelen. Voor het gedeelte van het plangebied dat is gelegen buiten de Herenstraat ligt de nadruk op beheer. Hierbij is het voor de woonfuncties noodzakelijk om een erfbebouwingsregeling te hanteren die aansluit op het overgrote deel van de gemeente.

Daarnaast dient het plan voldoende flexibiliteit te bieden voor de verdere centrumontwikkeling zoals omschreven in de stedenbouwkundige visie Herenstraat. Hiervoor zijn een viertal wijzigingsbevoegdheden opgenomen (zie paragraaf 2.2.3).

Voor de ontwikkeling van Park Overbosch is een gedetailleerde bestemmingsregeling opgenomen die aansluit bij het opgestelde schetsontwerp.

De bestemmingsregeling in het plangebied is ontwikkeld op basis van de onderliggende verkavelingsstructuur en bestaat voornamelijk uit woongebied met verspreid bedrijven en maatschappelijke voorzieningen. Het centrumgebied heeft een veelal gemengde structuur. In het zuiden van plangebied liggen de sportvelden en de volkstuinen. De belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied zijn behoud en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke structuur van het woon- en leefklimaat.

Behoud van de ruimtelijke structuur

De in het plangebied aanwezige en duidelijk herkenbare verkavelings- en wegenstructuur dient behouden en waar mogelijk versterkt te worden. Daarbij dient voldoende aandacht te zijn voor de groenstructuur.

Handhaving van het woon- en leefklimaat

In het plangebied is wonen de belangrijkste functie. Uitbreiding van het woongebied is alleen nog beperkt mogelijk op enkele inbreidingslocaties. Mogelijke inbreidingslocaties voor woningbouw in de kern dienen dan ook zorgvuldig te worden benut.

Het beleid van de gemeente is gericht op behoud en versterking van bestaande groen- en recreatiegebieden. Daarnaast streeft de gemeente naar een verkeersveilige kern en dient rekening te worden gehouden met de belemmeringen die door diverse milieuaspecten aanwezig zijn.

Conclusie beleidskader

Daarnaast sluit het consoliderend bestemmingsplan, waarbij actuele ontwikkelingen worden meegenomen, aan op het rijks- en provinciaal beleid doordat een optimale benutting van het bebouwd gebied van groot belang blijft. Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.

3.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen analoog en digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Planvorm

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie en beheersfunctie en staat geen nieuwe grote ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van de kern, is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

Verbeelding en regels

Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de plankaart doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).

Welstand

Het bestemmingsplan bevat een duidelijke regeling die aansluit op het vergunningsvrij bouwen op grond van de Woningwet en de Welstandsnota van Teylingen en geeft aan de achter- en zijkant van de woning voldoende ruimte voor burgers. Om het straatbeeld intact te houden en daarmee de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen, zijn voor de voorzijde van de percelen en gebouwen restricties opgenomen. Ditzelfde geldt voor zijkanten die grenzen aan (belangrijke) openbare ruimten.

Aanduidingen

Op de digitale verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte, het maximumbebouwingspercentage en het maximumaantal wooneenheden.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking.

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. De voorkomende bouwaanduidingen in het plangebied zijn ‘gestapeld’ en ‘onderdoorgang’.

Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In het plangebied zijn vier gebiedsaanduidingen opgenomen voor de gebieden langs de Herenstaat, waarbij een wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregel.

3.2 Inleidende Regels

Begrippen (Artikel 1)

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

3.3 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor.

Bedrijf (Artikel 3)

In het plangebied is een aantal bedrijven aanwezig. Deze hebben de bestemming 'Bedrijf'. De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn ingeschaald op basis van de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten ‘functiemenging’ (zie Bijlage 1 bij de regels en de toelichting in Bijlage 2 van de toelichting).

De inventarisatie is terug te vinden in Bijlage 1 van de toelichting. Eén bedrijf dat reeds aanwezig is in het plangebied valt in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar is. Dit bedrijf is voorzien van een functieaanduiding. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich daar alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid.

De gemeente Teylingen staat prostitutiebedrijven niet toe. Deze zijn dan ook uitgesloten in dit bestemmingsplan. Overigens zal de gemeente beleid ontwikkelingen om deze bedrijven alsnog toe te staan met een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid in bestemmingsplannen. Dit zal echter niet gaan gelden voor het onderhavige plangebied, maar voor de bedrijventerreinen.

Centrum (Artikel 4)

De bestemming 'Centrum' is toegekend aan de gronden gelegen in het zogenaamde 'kernwinkelgebied' zoals toegelicht in paragraaf 2.1.4 'Stedenbouwkundige visie Herenstraat'. Deze gronden zijn bestemd voor verschillende functies, waarbij het wonen (met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten) uitsluitend op de verdiepingen is toegestaan. Binnen de bestemming 'Centrum' zijn horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horecabedrijven toegestaan en ter plaatse van de betreffende aanduiding ten hoogste categorie 2. Daarnaast zijn binnen de bestemming diverse functieaanduidingen die gebruiksmogelijkheden verruimen of beperken.

Gemengd - 1 (Artikel 5)

De bestemming 'Gemengd - 1' is toegekend aan de gronden gelegen in het zogenaamde 'aanloopgebied' zoals toegelicht in paragraaf 2.1.4 'Stedenbouwkundige visie Herenstraat'. Binnen de bestemming 'Gemengd-1' zijn de gronden bestemd voor verschillende functies, waaronder wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Binnen de bestemming 'Gemengd-1' zijn horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horecabedrijven toegestaan.

Op de locatie van de oude Plusmarkt aan de Herenstraat is de 'Wro-zone wijzigingsgebied-4' opgenomen ten behoeve van de herinrichting van het gebied. Voor de visie op de gewenste ontwikkeling zie paragraaf 2.2.3.

Gemengd - 2 (Artikel 6)

De bestemming 'Gemengd-2' is toegekend aan de bestaande winkel en bovenwoning in de Monseigneur Broerestraat. Aangezien deze detailhandelsvestiging zich buiten het centrumgebied van de Herenstraat bevat is er voor gekozen om geen andere functies toe te laten.

Groen (Artikel 7)

De bestemming 'Groen' is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden die in gebruik zijn als parken, plantsoenen, bermen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden.

Kantoor (Artikel 8)

Het bestaande kantoorpand aan de Rijnsburgerweg 2 is voorzien van de bestemming 'Kantoor'.

Maatschappelijk (Artikel 9)

Maatschappelijke functies, waaronder de kerken, scholen, zorginstellingen en het mortuarium, zijn voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk'.
In het bestemmingsplan zijn de gronden voor de schoolgebouwen en schoolterreinen dus ook bestemd als 'Maatschappelijk'. Aangezien de gemeente Teylingen haar medewerking wil verlenen aan multifunctioneel gebruik van de schoolgebouwen en de schoolterreinen (deze worden immers steeds vaker voor bredere activiteiten dan louter scholing gebruikt), is de bestemming zo ruim en flexibel mogelijk gehouden zonder specifieke functieaanduidingen, zoals 'school'. Op deze manier wordt gegarandeerd dat het gebruik van het schoolgebouw en het schoolterrein ook buiten de reguliere schooltijden mogelijk is door medegebruikers. Bovendien sluit deze wijze van bestemmen aan bij recente uitspraken van de Raad van State inzake het (multifunctioneel) gebruik van schoolpleinen.

Voor de locatie Park Overbosch is ter plaatse van het wooncomplex de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1' opgenomen. Naast het wooncomplex zijn hier ook bijbehorende voorzieningen en gezondheidszorg (tevens voor derden) toegestaan.

Sport (Artikel 10)

De gronden aangewezen voor 'Sport' zijn bestemd voor sportvoorzieningen in het zuiden van het plangebied. Ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn tevens volkstuinen toegestaan.

Tuin (Artikel 11)

De op de plankaart voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of zijtuinen bij de woningen. Binnen de bestemming is een regeling opgenomen met betrekking tot erkers aan voor- en zijgevel van woningen. Onderstaand figuur geeft een toelichting op de planregel Tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0026.png"

Verkeer (Artikel 12)

Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als 'Verkeer'. Binnen het plangebied betreft dit uitsluitend de Leidsevaart (N444). Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 13)

Daar waar het openbaar gebied een verblijfs- en verplaatsingsfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en fiets- en voetpaden.

Water (Artikel 14)

Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor 'Water'.

Wonen (Artikel 15, Artikel 16, Artikel 17)

De woningen zijn voorzien van de bestemming 'Wonen'. Het beleid is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden.

Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende regeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken.

Bouwvlakken hoofdgebouwen

Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de digitale verbeelding (plankaart) bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd.

De bebouwingsregeling bevat verder bepalingen met betrekking tot de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, de breedte, diepte en hoogte van de hoofdgebouwen.

Erfbebouwing

De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. De regeling bevat bepalingen met betrekking oppervlakte, diepte en hoogte van erfbebouwing. Op deze manier worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

Ten aanzien van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is onderstaand figuur een toelichting gegeven behorend bij de planregels onder Wonen - 1, Wonen -2 en Wonen -3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0027.png"

Aan-huis-gebonden beroepen

Binnen de woonfunctie is het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen in hoofdgebouwen mogelijk, mits de woonfunctie blijft prevaleren, geen hinder optreedt voor de woonomgeving en wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 30% van het vloeroppervlak worden benut ten behoeve van de kantoor-, praktijk- of bedrijfsruimte met een maximum van 50 m².

Waarde - Archeologie (Artikel 18)

Een groot gedeelte van het plangebied heeft een kans op archeologische sporen (zie voor een toelichting ook paragraaf 4.6). Om deze waarde te waarborgen, is een bestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen en de verschillende archeologische verwachtingswaarden op de verbeelding aangeduid door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde 1 t/m 3'. De bestemming Waarde - Archeologie fungeert als dubbelbestemming. Bouwwerken op gronden met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de planregels opgenomen voorwaarden.

Daarvoor zijn regels opgenomen om bij een omgevingsvergunning af te wijken. Is er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met afwijking worden gerealiseerd.

In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een aanlegverbod opgenomen.

Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is bij een omgevingsvergunning alleen toegestaan voor zover de archeologische waarden niet worden geschaad. Genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder omgevingsvergunning niet toegestaan.

Waterstaat - Waterkering (Artikel 19)

Deze bestemming is toegekend aan de waterkeringen (kernzone inclusief beschermingszones) in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met 'Waterstaat - Waterkering' samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing is. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en in de beschermingszones is ontheffing vereist van het hoogheemraadschap.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2. Deze vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

3.4 Algemene Regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelbepaling (Artikel 20)

Een antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels (Artikel 21)

Overschrijding bouwgrenzen

Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.

Ondergronds bouwen en aanleggen

Dit artikel bevat een algemene regeling voor het uitvoeren van ondergrondse werken tot een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 4 m. Hiervan kan worden afgeweken middels een omgevingsvergunning.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 22)

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen op basis van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om omgevingsvergunning voor afwijken te verlenen van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Afwijken van een omgevingsvergunning is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 23)

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

Ter plaatse van de 'wro-zone wijzigingsgebied - 1, 2 en 3' is het mogelijk de bestemmingen te wijzigen ten behoeve van de herinrichting van het gebied. Het betreft een zone in het kernwinkelgebied langs de Herenstraat en de Prins Bernhardstraat. Het gebied is in drieën gesplitst om de integrale ontwikkeling (en centrale parkeervoorziening) beter te kunnen reguleren. Voor een beschrijving van de gewenste ontwikkeling, zie paragraaf 2.2.3.

Ter plaatse van wro-zone wijzigingsgebied - 4 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de herontwikkeling van de PLUS locatie (zie ook paragraaf 2.2.3).

Tot slot is ter plaatse van de Boerhaavestraat wro-zone wijzigingsgebied - 5 opgenomen. Hier kan het bestemmingsplan worden gewijzigd om ten hoogste 7 woningen te bouwen, in plaats van de eerder vergunde 4 woningen. Op deze locatie zijn na wijziging uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan, met een bouwmassa die vergelijkbaar is met de woningen in de directe omgeving. Om die reden is de maximale goot- en bouwhoogte in de wijzigingsregels afgestemd op de omgeving. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt zijn er daarnaast geen bezwaren om rijenwoningen op deze locatie te realiseren, aangezien in het verlengde van de Boerhaavestraat ook overwegend rijenwoningen zijn gerealiseerd. In de wijzigingsregels zijn nog wel afstands- en dieptematen van hoofdgebouwen opgenomen om tot een stedenbouwkundig aanvaardbare situatie te komen. De betreffende wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in verband met de huidige onzekere marktsituatie en de wens om enige flexibiliteit aan te brengen in het plan. Een belangrijke voorwaarde om tot toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid over te gaan is dat er wordt voorzien in voldoende parkeerbehoefte en dat tevens vast staat dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd. Hiertoe zal in de toelichting van het wijzigingsplan een onderbouwing opgenomen moeten worden waarbij wordt aangegeven dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Werking wettelijke regelingen (Artikel 24)

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

3.5 Overgangs- En Slotregel

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde.

Overgangsregels (Artikel 25)

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel (Artikel 26)

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

4.1.1 Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB 'functiemenging'). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De SvB 'functiemenging' is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

In het gebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, kantoren, detailhandel , scholen en andere maatschappelijke voorzieningen) aanwezig. Daardoor kan het plangebied worden beschouwd als een gebied waar functiemenging aanwezig is en wordt nagestreefd. Voor het gehele plangebied wordt de SvB 'functiemenging' toegepast. Om de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten te bepalen wordt hierbij niet uitgegaan van aan te houden afstanden, maar van activiteiten die toelaatbaar zijn naast of onmiddellijk boven woonbebouwing. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de SvB 'functiemenging' wordt verwezen naar Bijlage 2.

Toelaatbaarheid

De activiteiten die in het gebied worden toegelaten zijn weergegeven in de SvB 'functiemenging' die is opgenomen in bijlage 1 van de regels. Voor al deze activiteiten is naar aanleiding van hun milieubelasting een categorie bepaald. Door middel van het opnemen van de categorieën op de plankaart en in de regels worden de toegestane activiteiten bepaald. Lagere categorieën dan aangegeven zijn ook toegestaan. Binnen het plangebied worden bedrijven van categorie B1 algemeen toelaatbaar geacht.

4.1.2 Inventarisatie bestaande bedrijven

De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de categorieën uit de SvB 'functiemenging' (zie bijlage 1 van de regels). Eén bedrijf dat reeds aanwezig is in het plangebied valt in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar is. Het betreft een transportbedrijf aan de Herenstraat. Dit bedrijf valt in categorie C van de SvB 'functiemenging' en is voorzien van een maatbestemming. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich daar alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Het bedrijf aan de Herenstraat is op ongeveer 50 m van Park Overbosch gelegen. Op deze locatie maakt het bestemmingsplan de uitbreiding van een woon-/zorginstelling mogelijk. Een woon-/zorginstelling is te beschouwen als een milieugevoelige functie. Gezien de afstand tussen de beoogde ontwikkeling en dit bedrijf zal er geen sprake zijn van onaanvaardbare milieuhinder. Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van de woon-/zorginstelling sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Tevens belemmert de beoogde ontwikkeling het bedrijf aan de Herenstraat niet in zijn bedrijfsvoering.

Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorie die 1 stap hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid (dus B2), toe te laten. In geval van omgevingsvergunning dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

4.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

De gronden die door middel van een wijzigingsplan een woonbestemming kunnen krijgen, liggen langs de Herenstraat, een straat die gezien kan worden als het centrum van dit deel van de kern Voorhout. Ook na realisatie van de wijzigingsbevoegdheid zullen hier naast woningen centrumvoorzieningen aanwezig zijn. Hier zal dan ook na de beoogde wijzigingen sprake zijn van een gebied waar functiemenging aanwezig en gewenst is. Ter plaatse zijn bedrijven uit categorie B1 van de SvB functiemenging toelaatbaar. De bedrijven in de directe omgeving van de wijzigingsgebieden vallen binnen deze algemene toelaatbaarheid. Er zal daarom geen sprake zijn van onaanvaardbare hinder ter plaatse van de beoogde woningen.

Behalve woningen maakt de wijzigingsbevoegdheid ook lichte horeca mogelijk. Dergelijke horeca is binnen een gemengd gebied direct naast woningen toelaatbaar. Ook deze wijziging zal daarom niet tot onaanvaardbare milieuhinder leiden.

4.1.4 Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering de vaststelling van het plan niet in de weg staat en geen belemmering vormt voor het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid. Door het toepassen van een milieuzonering wordt een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd.

4.2 Externe Veiligheid

4.2.1 Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten ). Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR, op basis van de nota Omgaan met risico's4, in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR noemt deze nota als norm:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).


Vervoer van gevaarlijke stoffen

In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

  1. 3. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
  2. 4. Kamerstukken II 1988/89, 21 137, nr. 5). Overigens wordt in deze nota wordt over individueel in plaats van plaatsgebonden risico gesproken.

4.2.2 Onderzoek en conclusie

Inrichtingen

In en rondom het plangebied bevindt zich een aantal risicovolle bedrijven die van invloed zijn het plangebied (tabel 4.1). Deze gegevens zijn ontleend aan de provinciale risicokaart.

Tabel 4.1 Inrichtingen in en rondom het plangebied met risicovolle activiteiten

bedrijf risicovolle activiteiten PR 10-6 invloedsgebied GR afstand tot BP Afstand tot ontwikkeling Afstand tot wijzigingszones
Teylingen College Opslag gevaarlijke stoffen 20 m Nvt 0 240 m 215 m
Van Gent & Van der Meer opslag gevaarlijke stoffen 20 m nvt 850 m 1.800 m 1.230 m
Akzo Nobel Coatings opslag gevaarlijke stoffen nvt 500 m 600 m 1.000 m 1.170 m

Teylingen College

Aan de Leidsevaart 4 te voorhout ligt (binnen het plangebied) het Teylingen College. Hier worden chloorbleekloog en zoutzuur opgeslagen. Op de inrichting is het Bevi niet van toepassing en er geldt voor deze inrichting geen invloedsgebied voor het GR. Een deel van het plangebied ligt binnen de PR 10-6 -risicocontour. Binnen deze contour bevinden zich echter geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Ook de beoogde ontwikkeling en de gronden waarop een wijzigingsbevoegdheid ligt, liggen buiten deze contour.

van Gent van der Meer Nuyens

Aan de Jacoba van Beierenweg 128c te Voorhout is (buiten het plangebied) het bedrijf Van Gent van der Meer Nuyens gevestigd. In deze inrichting vindt opslag van bestrijdingsmiddelen en kunstmest plaats. Op de inrichting is het Bevi van toepassing.

De afstand tussen het plangebied en deze inrichting bedraagt ongeveer 860, de afstand tussen deze inrichting en de beoogde ontwikkeling bedraagt ongeveer 1.800 m en de afstand tussen deze inrichting en de wijzigingsgebieden ongeveer 1.230 m. Het plangebied ligt en dus ook de beoogde ontwikkeling liggen buiten de PR 10-6-risicocontour. Binnen dit plangebied liggen dus geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-risicocontour. Uit informatie van de milieudienst5 blijkt dat het bedrijf als gevolg van maatregelen in de milieuvergunning geen invloedsgebied meer heeft en geen groepsrisico veroorzaakt. Dit bedrijf vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Akzo Nobel Coatings

Aan de Rijksstraatweg 31 te Sassenheim is op ongeveer 600 m ten zuiden van het plangebied Akzo Nobel Coatings gevestigd. Dit bedrijf produceert verfproducten en beschikt daarvoor over gevaarlijke stoffen. Het bedrijf valt onder het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO) en is daarom verplicht een veiligheidsrapportage op te stellen. Provincie Zuid-Holland is bevoegd gezag op grond van de Wet milieubeheer. Op Brzo bedrijven is ook het Bevi van toepassing. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontour en buiten het invloedsgebied van het GR. Dit bedrijf vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten oosten van het plangebied ligt, op minder dan 200 m afstand, de spoorlijn van Leiden richting Haarlem. Over dit traject werden in 1998 nog structureel gevaarlijke stoffen vervoerd. De meest recente gegevens van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor staat in de publicatie van ProRail Spoorontwikkeling 'Marktverwachting van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor; een verwachting voor de middelange termijn' van 26 september 2007. Dit stuk is door de minister van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer aangeboden en heeft daarmee officiële status gekregen. Uit de ProRail-prognose voor vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor blijkt dat via Leiden nu en in de toekomst incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Gezien de zeer beperkte omvang van dit vervoer zal de PR 10-6-risicocontour niet buiten het spoor liggen. Ook wordt er ruimschoots aan de oriëntatiewaarde van het GR voldaan. De beoogde ontwikkeling ligt op meer dan 600 m van het spoor en dus buiten het invloedsgebied van het GR. Vaststelling van dit bestemmingsplan heeft daarom geen effect op de hoogte van het GR. In dit bestemmingsplan kan een uitgebreide verantwoording van het GR daarom achterwege blijven. Een deel van de wijzigingsgebieden ligt echter wel op minder dan 200 m van deze spoorlijn. Omdat de wijzigingsbevoegdheid slechts voorziet in herstructurering en geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakt, zal het effect van het gebruik van deze wijzigingsbevoegdheid op de hoogte van het GR beperkt zijn. De oriëntatiewaarde zal in ieder geval -gelet op de hoogte van het GR in de huidige situatie- niet worden overschreden. Het incidentele vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor staat het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid daarom niet in de weg. Wel dient het GR in het wijzigingsplan verantwoord te worden. Van belang daarbij is dat deze gebieden ook na gebruik van de wijzigingingsbevoegdheid goed te bereiken en van de bron af te ontvluchten zijn via de Herenstraat. Ook zijn in dit deel van het plangebied zowel in de huidige situatie als na het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid geen verminderd zelfredzame personen aanwezig.

Uit informatie uit bovengenoemde Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen gevaarlijke stoffen over de weg of over het water worden vervoerd.

Wel zijn in de omgeving van het plangebied drie buisleidingen gelegen (beheerd door de Nederlandse Gasunie NV). Informatie over deze leidingen staat in tabel 4.2.

Tabel 4.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen nabij het plangebied

Volg-
nummer
druk (bar) uitwendige diameter (inch) afstand PR 10-6-
contour (m)
Inventarisatie-afstand (m) GR Kortste afstand tot het plangebied (m) Afstand tot beoogde ontwikkeling Afstand tot wijzigings-
zones
W535-01 40 13 0 150 315 510 735 m
A560 KR 053 66,2 36 0 430 680 1070 1.055 m
W535-12 40 6,6 0 70 415 1200 980 m

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het plangebied (en daarmee ook de beoogde ontwikkeling en de wijzigingsgebieden) niet binnen de PR 10-6-risicocontouren van deze leidingen of de inventarisatie-afstanden voor het GR ligt. Vervoer van gevaarlijke stoffen door deze buisleidingen vormt daarom geen knelpunt met de realisatie van het bestemmingsplan.

In het plangebied vinden geen overschrijdingen plaats van de grenswaarde voor het PR. Binnen de PR 10-6-risicocontouren van de relevante inrichtingen of transportassen liggen in het plangebied geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Daarnaast ligt de beoogde ontwikkeling buiten de verschillende invloedsgebieden voor het GR. Hierdoor neemt het GR ter plaatse van het plangebied niet toe als gevolg van de realisatie van het bestemmingsplan. Aangezien er in de huidige situatie ook geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR kan een verdere verantwoording van dit aspect achterwege blijven.

  1. 5. Momenteel loopt een milieuvergunningprocedure. De PR contouren zijn kleiner nu de nieuwe vergunning van kracht is (advies ruimtelijke plannen milieudienst West-Holland d.d. 11 februari 2011)

4.3 Kabels En Leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen gelegen. Wel liggen in de omgeving van het plangebied enkele aardgasleidingen. Deze zijn besproken in de paragraaf externe veiligheid.

In de omgeving van het plangebied liggen geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

4.4 Verkeerslawaai

Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de locatie Park Overbosch. Op deze locatie worden nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt, waardoor akoestisch onderzoek inzage de Wet geluidhinder noodzakelijk is. Dit onderzoek is samengevat in paragraaf 4.4.1.

Verder is onderzoek gedaan naar de akoestische situatie ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheden langs de Herenstraat die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Dit onderzoek is samengevat in paragraaf 4.4.2.

4.4.1 Akoestisch onderzoek Park Overbosch

Wettelijk kader

Langs alle wegen bevinden zich ingevolge de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen en rond het plangebied zijn 30 km/h-wegen aanwezig die op basis van hun snelheidsregime niet-gezoneerd zijn.

Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: "het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voorzover liggend binnen zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens" (art. 1 Wgh). De locatie Park Overbosch ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Leidsevaart.

In het akoestisch onderzoek Dorp Voorhout (zie Bijlage 4) is het onderzoek naar gezoneerde en niet-gezoneerde wegen weergegeven. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd op basis van de Standaard Rekenmethode II (SRM II) volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 (RMG 2006). Hierbij is rekening gehouden met het geluidsbeleid van de milieudienst West-Holland dat is vastgelegd in de beleidsnotitie "Richtlijnen voor het vaststellen van hogere grenswaarden in het kader van de decentralisatie van de hogere grenswaardenprocedure Wet geluidhinder" d.d. 15 maart 2007.


Resultaten gezoneerde wegen

Ten gevolge van de Leidsevaart wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB aan de gevel van de ontwikkeling Park Overbosch overschreden. Omdat maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting niet mogelijk of doelmatig zijn, dienen hogere waarden te worden vastgesteld. Het milieudienst West-Holland heeft ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan een Ontwerpbesluit hogere waarde opgesteld ("Ontwerpbesluit hogere waarde seniorencomplex 'Park Overbosch' gemeente Teylingen", Milieudienst West-Holland).

De in onderstaande tabel weergegeven hogere waarden dienen vastgesteld te worden. Het betreft in totaal 55 eenheden en 1 pg-afdeling.

Tabel 4.3 Hogere waarden

bestemming/aantal wooneenheden hogere waarde in dB
2 woningen 49 dB
3 woningen 50 dB
4 woningen 51 dB
1 woning 52 dB
1 woning 53 dB
3 woningen 54 dB
12 woningen 55 dB
3 woningen 56 dB
4 woningen 57 dB
6 woningen 58 dB
2 woningen 60 dB
5 woningen 61 dB
6 woningen 62 dB
3 woningen 63 dB
1 PG-afdeling 63 dB

Resultaten niet-gezoneerde wegen

Voor de beoordeling van de geluidsbelasting langs 30 km/h-wegen wordt gebruikgemaakt van de classificering van de kwaliteit van de akoestische omgeving in een milieukwaliteitsmaat volgens de 'methode Miedema'. Hierin wordt de geluidsbelasting geclassificeerd en beoordeeld op basis van klassen van 5 dB. Omdat de Wgh niet van toepassing is, wordt bij de berekening van de geluidsbelasting geen correctie ex artikel 110g Wgh toegepast, zie het akoestisch onderzoek Dorp Voorhout.

De ondervonden geluidsbelasting van verkeer op de Herenstraat valt binnen de klasse 'matig' van het beoordelingskader voor 30 km/h-wegen. De geluidsbelasting als gevolg van verkeer op de Sportlaan kan als 'redelijk' worden beoordeeld. Ten aanzien van de geluidsbelasting als gevolg van verkeer op de Rijnsburgerweg en de Prof. Nolenslaan is sprake van een 'goede' geluidshindersituatie. Deze geluidsbelastingen als gevolg van verkeer op 30 km/h-wegen worden als aanvaardbaar beschouwd onder de voorwaarde dat geluidsreducerende maatregelen niet mogelijk of gewenst zijn en conform het bouwbesluit een binnenwaarde van 33 dB wordt gegarandeerd (met gevelmaatregelen) in de nieuwe woningen. Maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied zijn niet mogelijk of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard. Bij de realisatie van de nieuwe woningen kan een binnenwaarde van 33 dB (conform het bouwbesluit) worden bereikt zodat de akoestische situatie als aanvaardbaar wordt beschouwd.

4.4.2 Akoestisch onderzoek wijzigingsgebieden Herenstraat

In het bestemmingsplan is aan de Herenstraat een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Momenteel zijn deze gronden bestemd voor 'Centrum' of 'Gemengd'. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders deze gronden herstructureren. Hierbij kan plaatselijk de bestemming worden gewijzigd naar horeca of wonen. Omdat de woonfunctie op basis van de Wet geluidhinder geluidgevoelig is, wordt onderzocht wat de aandachtspunten zijn met betrekking tot geluidhinder. In het kader van de uitvoering van de wijzigingsbevoegdheden dient nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. In dat kader worden dan ook eventuele hogere waarden vastgesteld. Onderhavige paragraaf biedt slechts globaal inzicht in de akoestische situaties ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheden. Voor het volledige akoestisch onderzoek wordt verwezen naar de notitie 'Akoestische aspecten wijzigingsbevoegdheid bestemmingsplan Dorp Voorhout', RBOI, 31 december 2010, zie Bijlage 7.


Wegverkeerslawaai

De wijzigingsbevoegdheden 1, 2 en 3 liggen niet binnen de wettelijke geluidszone van een gezoneerde weg. Wijzigingsbevoegdheid 4 ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Leidsevaart. Op basis van akoestisch onderzoek met Standaard Rekenmethode I, waarmee een vrije veldcontour wordt berekend, wordt ter plaatse van wijzigingsbevoegdheid 4 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden, waardoor bij uitvoering van de wijzigingsbevoegdheid nader akoestisch onderzoek noodzakelijk is. Voor alle wijzigingsbevoegdheden is in het kader van een goede ruimtelijke ordening akoestisch onderzoek naar 30 km/h-wegen noodzakelijk.


Railverkeerslawaai

De wijzigingsbevoegdheden 1, 2 en 3 liggen binnen de wettelijke geluidszone van de spoorlijn Leiden - Haarlem. Op basis van akoestisch onderzoek met Standaard Rekenmethode I, waarmee een vrije veldcontour wordt berekend, wordt ter plaatse van wijzigingsbevoegdheid 1 en 2 de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai van 55 dB overschreden. Bij uitvoering van de wijzigingsbevoegdheid dient gedetailleerd akoestisch onderzoek naar spoorweglawaai te worden uitgevoerd.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat bij uitvoering van de wijzigingsbevoegdheden voor wijzigingsbevoegdheid 4 nader onderzoek naar wegverkeerslawaai noodzakelijk is. Voor wijzigingsbevoegdheid 1 en 2 is nader onderzoek naar spoorweglawaai noodzakelijk. Ten gevolge van beide geluidsbronnen is er echter geen sprake van overschrijding van de uiterste grenswaarde. Tevens dient aandacht te zijn voor de geluidsbelasting ten gevolge van 30 km/h-wegen.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Normstelling en beleid

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.


Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)6 jaargemiddelde concentratie 48 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samen-werkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

  1. 6. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.

4.5.2 Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt een uitbreiding van een reeds bestaande woon-/zorginstelling mogelijk. Deze ontwikkeling heeft een verkeersaantrekkende werking. In de paragraaf verkeer is bepaald dat het aantal verkeersbewegingen met maximaal 700 motorvoertuigen per etmaal (werkdaggemiddelde) toeneemt (zie paragraaf PM verkeer). Met behulp van de NIBM-tool (http://www.infomil.nl) is berekend dat de concentratie stikstofdioxide (NO2) als gevolg van dit plan met 1,01 µg/m3 en de concentratie fijn stof (PM10 ) met 0,27 µg/m3 toeneemt. Beide toenamen zijn minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde. Het plan draagt dus niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen, toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit wordt gedaan aan de hand van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Dit is gedaan langs de N444, een maatgevende weg die door het plangebied en langs de beoogde ontwikkeling loopt. In 2011 bedraagt de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) hier 27,9 µg/m3. In datzelfde jaar bedraagt de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) hier 25,0 µg/m3. De jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ter hoogte van de weg onder de grenswaarden van de Wlk. Omdat direct langs de weg wordt voldaan aan de grenswaarden zal dit ter plaatse van het plangebied ook het geval zijn, aangezien de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate de locatie verder van de weg is gelegen.

Een woon- zorginstelling is een gevoelige bestemming in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen. Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een woon- zorginstelling binnen 50 m vanaf een provinciale weg (de N444) mogelijk. Uit het bovenstaande blijkt dat er geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden uit de Wlk. De waarden langs de N444 liggen ver onder de grenswaarde uit de Wlk, zelfs wanneer gekeken wordt naar de grenswaarden die vanaf 11 juni 2011 zullen gelden voor PM10 en vanaf 2015 zullen gelden voor NO2. Deze woon- zorginstelling is derhalve toegestaan binnen een afstand van 50 m vanaf de provinciale weg.

Er wordt daarom geconcludeerd dat het Besluit gevoelige bestemmingen de de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

De gronden waarop de wijzigingsbevoegdheden langs de Herenstraat betrekking hebben zijn bestemd voor gemengde doeleinden. De wijzigingsbevoegdheid voorziet voornamelijk in een herstructurering van dit deel van het centrum van Voorhout. Grootschalige wijziging naar functie met een grote verkeersaantrekkende werking of grootschalige uitbreidingen van bestaande functies worden niet mogelijk gemaakt. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid zal dit slechts een beperkt effect op de concentraties stikstofdioxide en fijn stof hebben. Tevens liggen de jaargemiddelde achtergrondconcentraties van deze stoffen ter plaatse van dit deel van Voorhout ver onder de grenswaarden uit de Wlk. Het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid zal dus niet tot overschrijdingen van deze grenswaarden leiden. Het aspect luchtkwaliteit staat het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid dan ook niet in de weg. Wel moet in het wijzigingsplan de bijdrage van dat plan aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen inzichtelijk worden gemaakt.

4.5.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat uit het oogpunt van luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefmilieu. Tevens levert het aspect luchtkwaliteit geen beperking op voor de beoogde ontwikkeling van Park Overbosch en staat dit aspect het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid niet in de weg.

4.6 Archeologie En Cultuurhistorie

4.6.1 Regelgeving en beleid

Rijksbeleid

Als gevolg van het Verdrag van Valletta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

Provinciaal beleid

De provincie Zuid-Holland hanteert in de Nota Regels voor Ruimte 2005 het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te worden gehanteerd. Het verlenen van een aanlegvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

Gemeentelijk beleid

In de nota 'Onder de grond, beleid voor archeologie in Teylingen' is het gemeentelijk archeologiebeleid vastgelegd. Het beleid is gebaseerd op wetgeving en de archeologische verwachtings- en beleidskaart van Teylingen en heeft tot doel om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen. Voor het nemen van beslissingen is een archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. Deze geeft inzcht in de archeologische waarden en verwachtingen in Teylingen. Op basis van deze kaart kunnen initiatiefnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over eventuele archeologische consequenties van ruimtelijke ingrepen.

Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden AWV 1 t/m 6 en Archeologische Waardevolle Gebieden AWG 1 t/m 2. Per gebied is een voorschrift aangegeven.

4.6.2 Onderzoek en conclusie

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente heeft het plangebied zowel een hoge als een lage archeologische verwachtingswaarde (zie afbeelding 4.1). Daarnaast heeft het gebied rond de Herenstraat een onbekende verwachting. Er bevinden zich in het plangebied 4 locaties waarbij sprake is van een vindplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0028.jpg"

Afbeelding 4.1. Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Teylingen

Vanwege de kans op archeologische sporen is voor een groot gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Uitsluitend voor het gebied met een lage archeologische verwachting vanaf het Neolithicum (AW5) is geen dubbelbestemming opgenomen. Per gebied zijn specifieke vormen van waarde opgenomen, te weten:

  1. 1. specifieke vorm van waarde - 1: hoge archeologische verwachting (AW 1) en onbekende verwachting (bebouwd);
  2. 2. specifieke vorm van waarde - 2: middelmatige archeologische verwachting (AW 2);

specifieke vorm van waarde - 3: lage archeologische verwachting (AW 3, AW 4 en AW 6).

Binnen bepaalde voorwaarden dient voorafgaand aan de werkzaamheden een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Voor de locatie Park Overbosch zal allereerst archeologisch onderzoek verricht moeten worden alvorens de bouwplannen uitgevoerd worden.

4.7 Bodem

4.7.1 Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.

4.7.2 Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan voorziet in één ontwikkeling ter plaatse van Park Overbosch. Het betreft de uitbreiding van een reeds bestaande woon-/zorginstelling. In de huidige situatie is het perceel waarop deze ontwikkeling plaatsvindt reeds voor maatschappelijke doeleinden bestemd. Er is formeel gesproken geen sprake van een functiewijziging, wel worden extra bouwmogelijkheden geboden. Dit betreft voornamelijk extra bouwmogelijkheden in de hoogte. Slechts een klein oppervlakte wordt direct aangrenzend aan het bestaande gebouw extra bebouwd. Zoals reeds vermeld is deze oppervlakte in de huidige situatie reeds bestemd voor maatschappelijke doeleinden. Tevens zijn er geen redenen om aan te nemen dat de bodemkwaliteit op deze locatie een belemmering voor de beoogde ontwikkeling vormt. Noodzaak tot bodemonderzoek is niet aan de orde.

Uit informatie van het bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheden langs de Herenstraat in het verleden bodemonderzoeken zijn uitgevoerd. Hier zijn geen grootschalige verontreinigingen aangetroffen. Tevens is de locatie lokaal gesaneerd. Hier is de bodem geschikt voor de beoogde functies. Het aspect bodemkwaliteit zal het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid dus (zeer waarschijnlijk) niet belemmeren. Wel dient in het kader van het wijzigingsplan in ieder geval een historisch bodemonderzoek te worden uitgevoerd om ook voor die locaties die niet onderzocht of gesaneerd zijn inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit.

Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.8 Ecologie

4.8.1 Situatiebeschrijving

In een bestemmingsplan moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat, gelet op de verplichtingen ingevolge de Flora- en faunawet, in het bestemmingsplan aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting binnen het plangebied aanwezig zijn.

Bestaande situatie

Het plangebied betreft globaal de kern Voorhout tussen de spoorlijn Haarlem-Leiden en de Leidsevaart en de Buitenplaats Nieuw Schoonoord en het Teylingencollege aan de westzijde van de Leidsevaart. Het zuiden van het plangebied wordt begrensd door het sport- en recreatiegebied Elsgeest.

Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied wordt de uitbreiding en herontwikkeling van Park Overbosch mogelijk gemaakt, tevens wordt een paviljoen in het park gerealiseerd en worden garageboxen gesloopt. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • sloopwerkzaamheden;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

4.8.2 Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Normstelling

Flora- en faunawet

Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet (Ffw) van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.


Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

- Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen:

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).


- Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd


In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.

4.8.3 Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0029.png"

Afbeelding 4.2 Het plangebied ten opzichte van de Provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS)

Soortenbescherming
Het plangebied bestaat voornamelijk uit gebouwen, verhard terrein, tuinen, parken, watergangen, opgaand groen, struiken en grasland. Volgens de verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl en www.waarnemingen.nl) zijn onderstaande soorten naar verwachting aanwezig.

Vaatplanten

Het Natuurloket geeft aan dat vaatplanten goed onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Er zijn zes licht beschermde soorten aangetroffen binnen de betreffende kilometerhokken. Mogelijk gaat het hier om soorten als zwanenbloem, dotterbloem, grote kaardenbol, akkerklokje, grasklokje en brede wespenorchis. De eerste drie soorten hebben, gezien de voorkomende biotopen (watergangen en braakliggend terrein), mogelijk ook groeiplaatsen in het plangebiedop de planlocatie. Op de locatie van Park Overbosch worden geen beschermde soorten verwacht.

Vogels

Broedvogels zijn volgens het Natuurloket goed onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Er zijn vijf rode lijstsoorten aangetroffen binnen de betreffende kilometerhokken. Een rode lijstsoort als de groene specht is volgens de gegevens van waarnemingen.nl aangetroffen in het zuiden van het plangebied. Ook zijn bijzondere vogelsoorten als ijsvogel en bosuil hier aangetroffen. De opgaande begroeiing biedt mogelijk geschikte nestplaatsen aan soorten als merel, ekster, kraai, koolmees, pimpelmees en roodborst. De gebouwen bieden mogelijk nestplaatsen aan huiszwaluw en huismus. De watergangen bieden leefgebied aan watervogels als de meerkoet, wilde eend en waterhoen. Genoemde soorten zijn naar verwachting ook op de locatie Park Overbosch aanwezig.

Zoogdieren

Het Natuurloket geeft aan dat zoogdieren slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Er zijn twee licht beschermde soorten aangetroffen binnen de betreffende kilometerhokken. Volgens de verspreidingsgegevens uit de atlas van Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) zijn de volgende soorten in het plangebied te verwachten: mol, egel, rosse woelmuis, veldmuis, aardmuis, dwergmuis, bosmuis, dwergspitsmuis en woelrat.

Gezien de voorkomende biotopen als gebouwen en oude bomen zijn hier mogelijk vaste verblijfplaatsen van vleermuizen (zwaar beschermd) te verwachten. Vleermuizen hebben meestal vaste verblijfplaatsen in de spouw, achter dakranden en onder dakpannen. Vleermuizen maken mogelijk ook gebruik van de opgaande begroeiing en watergangen als onderdeel van hun foerageergebied en vliegroute.

Genoemde soorten zijn naar verwachting ook op de locatie Park Overbosch aanwezig.

Amfibieën

Amfibieën zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. De verwachting is dat algemene amfibieën als bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad gebruik zullen maken van het plangebied. Gebouwen (kelders) en takkenhopen kunnen als (winter-)verblijfplaats dienen voor genoemde amfibieën. De watergangen kunnen voortplantingsplaatsen bieden. De verspreidingsgegevens van (www.waarnemingen.nl) geven aan dat de rugstreeppad (zwaar beschermd) in nabije omgeving van het plangebied voorkomt. Mogelijk maakt de rugstreeppad ook gebruik van het plangebied, gezien de geschikte biotopen (watergangen, braakliggende terreinen).

Genoemde soorten zijn naar verwachting ook op de locatie Park Overbosch aanwezig.

Vissen

Het Natuurloket geeft aan dat vissen goed onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Er is een licht beschermde soort (tevens habitatrichtlijnsoort) aangetroffen binnen de betreffende kilometerhokken. Mogelijk gaat het hier om de kleine modderkruiper. Gezien de geschikte watergangen die zich binnen de het plangebiedlocatie bevinden, kan de aanwezigheid van kleine modderkruiper hier niet worden uitgesloten. Langs de randen van de locatie Park Overbosch zijn ook watergangen aanwezig.


Overige soorten

Beschermde of bijzondere reptielen en insecten kunnen worden uitgesloten, gezien de biotopen in het plangebied. Dergelijke soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.5 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen de locatie (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.5 Beschermde soorten, naar verwachting aanwezig binnen het plangebied

Vrijstellingsregeling Flora- en faunawet Tabel 1 zwanenbloem, dotterbloem en grote kaardenbol

mol, egel, rosse woelmuis, veldmuis, aardmuis, dwergmuis, bosmuis, dwergspitsmuis en woelrat

bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad
Ontheffingsregeling Flora- en faunawet Tabel 2 kleine modderkruiper
Tabel 3 Bijlage 1 AMvB Geen
Bijlage IV HR alle vleermuizen, rugstreeppad (bij graafwerkzaamheden)
Vogels Cat. 1 t/m 4 gierzwaluw en huismus
Cat. 5 koolmees, pimpelmees, ekster en zwarte kraai

4.8.4 Toetsing en conclusie

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding en herontwikkeling van Park Overbosch, de realisatie van een paviljoen in het bijbehorende park en de sloop van garageboxen.

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
  • Voor de werkzaamheden aan en sloop van gebouwen en eventuele kap van bomen is nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats noodzakelijk. Dit onderzoek is seizoensgebonden en dient in de periode mei tot en met september uitgevoerd te worden.
  • Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
  • Er worden geen werkzaamheden voorzien aan de watergangen zodat nader onderzoek naar de kleine modderkruiper niet noodzakelijk is.
  • Vestiging van de rugstreeppad (tabel 3-soort) in het plangebied dient te worden voorkomen (en daarmee een ontheffingprocedure). Het te ontwikkelen gebied dient daarom (voorafgaand aan het uitvoeren van mogelijke grondwerkzaamheden) volledig afgeschermd te worden met antiworteldoek. De antiworteldoek dient een hoogte van 40/50 cm te hebben en dient 5 cm in de grond te worden geplaatst. Bovendien wordt aanbevolen de werkzaamheden op elkaar te laten aansluiten, zodat exemplaren van de rugstreeppad geen kans krijgen zich te vestigen in het gebied. Dit dient dan niet in het najaar of de winter te gebeuren, maar in het late voorjaar en de zomer, omdat anders de padden al op zoek zijn naar winterverblijfplaatsen in de grond.

4.9 Water

4.9.1 Beleid

Voor het bestemmingsplan is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het kader van de watertoets is over deze ruimtelijke ontwikkeling overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.

Rijksbeleid

Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), 2003

Het Nationaal Bestuursakkoord Water is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke pijlers van het akkoord. Partijen verplichten zich hiermee om gezamenlijk te werken aan een Nederland dat kan leven met water. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. De opgave voor de langere en korte termijn is in beeld gebracht, instrumenten zijn benoemd en het tijdpad is uitgestippeld. Daarmee is niet zozeer een fase afgesloten, maar wordt het vervolg van een inhoudelijk, procedureel en financieel omvangrijke operatie mogelijk gemaakt, concreet:

  • het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden, zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak;
  • het NBW bevat taakstellende afspraken ten aanzien van veiligheid en wateroverlast ( te veel) en procesafspraken ten aanzien van watertekorten, verdroging, verzilting (te weinig), water(bodem)kwaliteit, sanering waterbodems (in lijn met het Tienjaren scenario) (te vies) en ecologie (ecologisch te arm water);
  • de aanpak en uitvoering van maatregelen vindt gefaseerd plaats. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt waar nodig en mogelijk, ook gelet op de financiële middelen, plaats in een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken.

Direct zal worden gestart met de uitvoering van het maatregelenprogramma voor de korte termijn (2003-2007) inclusief de hiertoe benodigde aanpassing van bestaande plannen en op basis van de beschikbare financiële middelen. In 2006 doet zich een belangrijk evaluatie moment voor.

Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), 2000

De Kaderrichtlijn Water is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET) en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn. In april 2005 is het 'Werkprogramma WB21-KRW 2005/2009' vastgesteld. Omdat zowel het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) als de KRW zich richten op 2015 worden beide sporen gecombineerd.

Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid in de 21e eeuw, 2000

Het Rijk heeft met dit kabinetsstandpunt het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) omarmd. Men deelt de zorg dat het huidige watersysteem niet in staat is om klimaatverandering, bevolkingsgroei en economische groei goed op te vangen. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren' en de ruimte die nodig is voor de wateropgave te reserveren.

Nationaal Waterplan (2010)

Het Nationaal Waterplan 2010 is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie.


Waterwet (2009)

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze wet heeft negen waterrelevante wetten samengevoegd (de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater, Wet Verontreiniging Zeewater, Grondwaterwet, Wet Droogmakerijen en Indijkingen, Wet op de Waterkering, Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken, Wrakkenwet en Waterstaatswet). Daarnaast wordt de regeling waterbodems uit de Wet Bodembescherming opgenomen in de nieuwe Waterwet. Het wetsvoorstel regelt niet alles. Bepaalde onderwerpen zijn nader uitgewerkt in onderliggende regelgeving: het Waterbesluit (algemene maatregel van bestuur), de Waterregeling (een ministeriële regeling) of in de verordeningen van waterschappen en provincies.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2008VHT08001-0501_0030.png"

Provinciaal beleid

Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 (2006)

Dit vastgestelde beleidsplan betreft een concretisering van het streven van de provincie naar duurzaamheid. In dit plan is het provinciale beleid voor milieu en water en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden met het beleid vanuit de KRW en het NBW. De provincie wil met het beleidsplan een leef- en investeringsklimaat realiseren dat gezond, groen en veilig is. Een duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijke gebied wordt voorgestaan door het toepassen van de lagenbenadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming).

Ontwerp-Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland (2003)

Als nadere uitwerking van het beleid Waterbeheer 21e eeuw is ook voor dit stroomgebied een watervisie opgesteld. Het plangebied ligt op de overgang van rivierzone en veenweidegebied. Er zijn geen specifieke gebiedsknelpunten aangeduid. Het omliggende stedelijke gebied heeft wel de gebruikelijke knelpunten van bestaand stedelijk gebied (tekort aan waterberging, grondwateroverlast, onvoldoende waterkwaliteit, etc.). In het waterstreefbeeld 2050 heeft de Meerburgerwatering de aanduiding 'vergroten aanvoercapaciteit via zoete as Midden-Holland'. De achtergrond voor het vergroten van de aanvoercapaciteit is dat ook in de toekomst voor Midden-Holland voldoende zoetwateraanvoer moet worden gerealiseerd, met het Amsterdam-Rijnkanaal als aanvoerader. In het gebied zelf wordt gestreefd naar een 'duurzaam stedelijk waterbeheer', waarbij de wateropgave wordt opgelost. Het wateradvies geeft aan dat het gebied overwegend geschikt is voor droge functies en kapitaalsintensieve functies met een grote drooglegging.

Beleid waterbeheerders

Waterbeheerplan 2010-2015 (WBP)

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: http://www.rijnland.net/wat_doet_rijnland/waterbeheerplan

Handreiking Watertoetsproces bij Rijnland (2008)

Deze handreiking beschrijft hoe het hoogheemraadschap omgaat met de watertoets. Tevens wordt beschreven wat zij van derden verwacht in geval van ruimtelijke ontwikkelingen en plannen.

Keur en Beleidsregels 2009

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De “Keur en Beleidsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
  • Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
  • Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de volgende websites: http://www.rijnland.net/beleid/keur_2009 en http://www.rijnland.net/beleid/beleidsregels_en

4.9.2 Onderzoek en conclusie

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit het deel van de kern Voorhout dat ten westen van de spoorlijn ligt. Het gebied bestaat vrijwel geheel uit stedelijk gebied, enkel in het zuidelijke deel bevinden zich een aantal sportvelden.

Bodem en grondwater

De hoogte van het maaiveld bedraagt in vrijwel het gehele plangebied circa 0 m NAP. De bodem in het plangebied bestaat vrijwel geheel uit zand, enkel in het zuidwesten bevindt zich onder de sportvelden zware zavel.

Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier van nature minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,5 m en 0,8 m beneden het maaiveld ligt.

Oppervlaktewater en waterkeringen

Het plangebied ligt deels in boezemland en deels in verschillende polders. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied is weergegeven in figuur 5. In deze figuur zijn tevens de waterkeringen binnen het plangebied aangegeven. Langs deze waterkeringen ligt een zogenaamde keurzone, binnen deze zone dient voor werkzaamheden een vergunning te worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.

De Dinsdagse Wetering en de Haarlemmer Trekvaart worden aangemerkt als primair boezemwater. De noordwestelijke plangrens wordt gevormd door de Molentocht, deze wordt aangemerkt als een polder hoofdwatergang. Verder bevinden zich binnen het plangebied een aantal watergangen die niet worden aangemerkt als hoofdwatergang.

Waterkwaliteit en riolering

Het boezemwater van de Haarlemmer Trekvaart wordt aangemerkt als KRW-waterlichaam, de kwalificaties van de belangrijkste waterkwaliteitsgegevens is gegeven in tabel 4.6. De waterkwaliteit wordt met name negatief beïnvloed door brakke kwel en als gevolg van diffuse verontreinigingen vanuit het landelijke gebied (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, etc.). Bovendien bevinden zich binnen het plangebied verschillende riooloverstorten die de waterkwaliteit van het polderwater negatief beïnvloeden.

Tabel 4.6 Waterkwaliteit Haarlemmer Trekvaart

parameter (mg/l) kwalificatie door Rijnland
chloride voldoende tot goed
fosfaat slecht tot zeer slecht
stikstof matig tot zeer slecht
zuurstof goed tot matig

Binnen het plangebied bevindt zich een gemengd rioolstelsel. Afvalwater wordt door middel van een persleiding afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Noordwijk. Het rioolgemaal bevindt zich net buiten het plangebied op de hoek van de Boekenburglaan/Schoonoord.

Toekomstige situatie

Consoliderend plan

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er wordt slechts één nieuwe ontwikkeling direct mogelijk gemaakt. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot andere kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Ook is een aantal wijzigingsmogelijkheden in het plan opgenomen.

De ontwikkeling betreft de herontwikkeling en uitbreiding van 'Park Overbosch' op de hoek van de Herenstraat en de Leidsevaart. In de huidige situatie is er 2.387 m² verhard, in de nieuwe situatie zal dit 2.703 m² zijn. Omdat door de uitbreiding het verhard oppervlak toeneemt met 316 m² heeft dit invloed op het waterhuishoudkundige systeem. Het realiseren van compenserende waterberging is daarom noodzakelijk. Tevens is het bij nieuwbouw verplicht hemelwater af te koppelen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering, hemelwater kan bij voorkeur geïnfiltreerd worden of geloosd worden op oppervlaktewater.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan verder weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd, indien het verhard oppervlak toeneemt, dient ten minste 15% van deze toename te worden gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Beheer en onderhoud

In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). Dit geldt dus bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten van de hemelwaterafvoer (HWA) op het oppervlaktewater en het graven van nieuwe watergangen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Beleidsontwikkelingen

Hoogheemraadschap van Rijnland is in 2009 van start gegaan met het Watergebiedsplan (WGB) Bollenstreek. Het plangebied en de betreffende polders liggen in het plangebied van het Watergebiedsplan. Het WGB is een integraal plan waarin alle waterhuishoudkundige aspecten worden meegenomen en een programma met maatregelen wordt opgesteld. In de studie Toekomstig waterbezwaar is vastgesteld dat in het gebied een aantal knelpunten (waterbergingstekort) voorkomen. Het is de bedoeling dat bij de uitwerking van het WGB maar ook bij toekomstige ontwikkelingen deze knelpunten worden opgelost.

Water en waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan worden de watergangen bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone inclusief beschermingszones) geldt een zogenaamde dubbelbestemming, namelijk 'Waterstaat'.

4.10 Duurzaam Bouwen

4.10.1 Normstelling en beleid

Duurzaam bouwen is een onderwerp dat in toenemende wordt uitgewerkt door de overheden in Nederland. In landelijk beleid zijn er enkele toetsingskaders waaraan de duurzaamheid van gebouwen kan worden afgemeten. Bijvoorbeeld in het Bouwbesluit (2003) zijn normen voor de energiezuinigheid van gebouwen opgenomen. In het Besluit energieprestatie gebouwen (2006) is vastgelegd dat bij de bouw, verkoop of verhuur van een gebouw een energieprestatiecertificaat wordt verstrekt.

Regionaal beleidskader

Samen met andere gemeenten in de regio en de Milieudienst West-Holland gebruikt de gemeente Teylingen een pakket met aanvullende eisen voor het vormgeven van een duurzame omgeving. Naast de wettelijke normen hanteert de gemeente Teylingen de zogenaamde Regionale DuBo Plus Richtlijn. Daarnaast is er voor hogere schaalniveaus het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (2005, update 2010) uitgewerkt. Voor het landelijk CO2 –reductieprogramma is een Klimaatprogramma opgesteld.

Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS)

Dit beleidskader biedt enkele instrumenten die kunnen worden gebruikt bij stedelijke projecten van meer dan 10 woningen of een grondoppervlakte van meer dan 1 ha. Het Beleidskader is vooral het inspelen op de kansen van de nieuwe bouwlocatie. Juist door in een vroegtijdig stadium aandacht te besteden aan de specifieke kenmerken en mogelijkheden van de bouwlocatie kan er voor gezorgd worden dat een aantrekkelijke woon- en voorzieningenomgeving ontstaat. In het RBDS staat het beleid van de gemeente Teylingen voor duurzame stedenbouw. Dit instrument is bedoeld om de milieuambities en andere duurzaamheidaspecten een volwaardige plaats te geven in de ontwikkeling van ruimtelijke plannen voor gebieden > 1 hectare. Duurzaamheid is hierbij ruim gedefinieerd als 'People, Planet, Profit' (PPP). Dit betekent dat naast ambities op het gebied van milieu ook maatschappelijke/sociale en economische ambities een plek hebben gekregen in het beleid. In het Regionaal Beleidskader wordt voorgesteld om bij elk project te werken met de basisambities en een extra ambitieniveau voor ten minste één thema. Ambities zijn gericht op het voldoen aan het vigerend gemeentelijk beleid. Daarnaast is er voor elk aspect een extra ambitieniveau opgenomen. Zo geldt er voor energieprestatie een EPC van 20% onder de wettelijke norm en voor het materiaalgebruik het voor toepassen van demontabel en herbruikbare bouwstoffen. Een ambitietabel maakt deel uit van het RBDS. Zie ook www.mdwh.nl/rbds

Regionale DuBo Plus Richtlijn

Als uitgangspunt bij bouwprojecten [woningbouw, utiliteitsbouw en de grond-, weg- en waterbouw voor zowel nieuwbouw als renovatie) geldt de Regionale DuBoPlus Richtlijn 2008 als duurzaam bouwen-maatlat. De nagestreefde kwaliteit en duurzaamheid van het project worden op basis van een overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar geborgd. Voor de woning- en utiliteitsbouw worden de duurzame prestaties berekend met het instrument de GPR-Gebouw en de resultaten gepresenteerd in een schoolcijfer (1 -10). Een 7 is de regionale norm. De ontwikkelaar informeert de gemeente met een GPR-Gebouw berekening (meest recente versie) of gelijkwaardig of aan de regionale ambitie wordt voldaan. Hiertoe ontvangt de ontwikkelaar van de gemeente een gratis sublicentie GPR-Gebouw. Voor de grond-, weg- en waterbouw geldt een maatregelenchecklist met vaste- (altijd doen) en keuzemaatregelen. Aan de hand van deze maatregelenchecklist wordt de projectambitie samengesteld, geconcretiseerd en getoetst. Zie ook www.mdwh.nl/dubo.

Klimaatprogramma

In 2008 heeft de gemeente Teylingen in samenwerking met de Milieudienst het Plan van aanpak regionaal Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland en Rijnstreek vastgesteld. Voor het Klimaatprogramma Holland Rijnland en Rijnstreek wordt de klimaatambitie van het kabinet als uitgangspunt genomen. In de CO2-kansenkaart is berekend, dat de kabinetsambitie een concrete CO2-reductiedoelstelling van 600 kiloton in 2030 voor onze regio betekent. Dit klimaatbeleid is breed opgezet en bestrijkt onder meer de volgende doelgroepen: 'Woningen'; 'Bedrijven'; 'Duurzame energieproductie'; 'Bouwers en projectontwikkelaars' en 'Mobiliteit'. Dit programma kent onder meer een relatie met ruimtelijke ordening, doordat bij ontwikkelingen vanaf 50 woningen of 5.000 m² BVO bedrijfsgebouwen de kansen voor CO2-reductie in aanmerking genomen dienen te worden en vanaf 200 woningen of 20.000 m² BVO bedrijfsgebouwen een energievisie ontwikkeld dient te worden. Doel hierbij is om te komen tot 18 -100 % reductie van de CO2-uitstoot, afhankelijk van de schaal van de ruimtelijke ontwikkeling. Zie ook klimaatprogramma.

4.10.2 Conclusie

Concluderend kan worden gesteld dat de gemeente Teylingen zich extra wil inspannen voor Duurzaam Bouwen. Dit betekent dat zij bij projecten bij voorkeur de opgestelde kaders toepast en in beginsel streeft naar een hoger ambitieniveau dan de wettelijk geldende normen. Ontwikkelingen die in de toekomst binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt, zullen ook aan de genoemde kaders worden getoetst. Dit geldt al op korte termijn voor de locatie Park Overbosch.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard en voorziet in één ontwikkeling betreffende de locatie Park Overbosch. Voor deze locatie zal de gemeente een exploitatieovereenkomst afsluiten met de initiatiefnemer, zodat het kostenverhaal voldoende is verzekerd.

Indien in de toekomst gebruik zal worden gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, zal hiervoor een afzonderlijke financiële verantwoording worden gegeven.

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen van 21 mei tot en met 1 juli 2010. Tevens is op 18 mei 2010 tijdens een inloopavond het voorontwerp getoond en de mogelijkheid geboden een inspraakreactie in te dienen. In deze periode zijn diverse reacties naar voren gebracht. Een samenvatting van de inspraak- en overlegnota is toegevoegd in Bijlage 5.

Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurend 6 weken ter inzage worden gelegd. In deze periode kan een ieder een zienswijze indienen bij de gemeenteraad.

5.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan Dorp Voorhout wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende personen en instanties toegezonden:

  1. 1. Provinciale Planologische Commissie;
  2. 2. VROM-Inspectie, regio Zuidwest;
  3. 3. Ministerie van Economische Zaken, regio Zuidwest;
  4. 4. Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland;
  5. 5. Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Terreinen en Werken, directie West;
  6. 6. Hoogheemraadschap van Rijnland;
  7. 7. Nederlandse Gasunie;
  8. 8. Energie en watervoorziening Rijnland;
  9. 9. NS Railinfrabeheer B.V.;
  10. 10. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland;
  11. 11. NUON.

5.3 Handhaving

Het college van burgemeester en wethouders heeft de nota Handhaving 2007-2010 op 22 april 2008 vastgesteld. Deze nota geeft aan hoe de gemeente de komende vier jaar de handhaving wil versterken. De nota is vooral bedoeld als kader waarbinnen de gemeente acties opstart. Deze acties gaan over de verschillende terreinen van handhaving. Dit zijn bouw- en woningtoezicht, openbare orde en milieu. In de nota gaat het vooral over beleidsvoornemens en de met ingang van 2008 op te stellen uitvoeringsprogramma's op de diverse gebieden. Ook wordt beschreven hoe de gemeente de samenwerking tussen de verschillende instanties (politie, milieudienst, Hoogheemraadschap van Rijnland, provincie Zuid-Holland) wil versterken. Op enkele punten is ook al concreet beleid opgenomen, bijvoorbeeld als het gaat om gedogen, de wijze van het opleggen van sancties (boetes bijvoorbeeld) en het al dan niet toestaan van permanente bewoning van kampeermiddelen en recreatiewoningen. Ook is er aandacht voor de manier waarop de inwoners geïnformeerd worden, over welke regels er gelden in de gemeente en het hoe en waarom van handhaving.

Door de gemeente is een prioriteitstelling opgesteld. Belangrijkste speerpunten van het handhavingsbeleid zijn:

  1. 1. toezicht op zaken die met veiligheid te maken hebben:
      • brandveiligheid;
      • veiligheid bij het bouwen;
      • reageren op meldingen en woningklachten die met veiligheid van doen hebben;
  2. 2. toezicht op illegaal gebruik en het buitengebied:
      • naleving van bestemmingsplanregels als het gaat om illegaal gebruik en bewoning in het buitengebied;
      • handhaving in het buitengebied.

Daarnaast moet de reguliere handhaving op vergunningen (bouwen zonder of in strijd met de vergunning) op niveau blijven.

De handhaving van de regelgeving vervat in dit bestemmingsplan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de regels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. In het Bro is een algemeen verbod opgenomen om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming. Een aantal vormen van gebruik worden specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming.

Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

De regels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft de afdeling bouw- en woningtoezicht hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitstelling uit de Nota Handhaving 2007-2010, een handhavingstraject ingezet.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bijlage 2 Staat Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Bedrijveninventarisatie

Bijlage 1 Bedrijveninventarisatie

Bijlage 2 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 2 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Toelichting op de Staat Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Inspraak- En Overlegnota

Bijlage 5 Inspraak- en overlegnota

Bijlage 6 Bezonningsstudie Park Overbosch

Bijlage 6 Bezonningsstudie Park Overbosch

Bijlage 7 Akoestische Aspecten Wijzigingsbevoegdheden Herenstraat

Bijlage 7 Akoestische aspecten wijzigingsbevoegdheden Herenstraat

Bijlage 8 Notitie Ontsluiting Park Overbosch

Bijlage 8 Notitie ontsluiting Park Overbosch