KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Kantoor
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Sport
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Verkeer - Railverkeer
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen - 1
Artikel 16 Wonen - 2
Artikel 17 Wonen - 3
Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 19 Wonen - Uit Te Werken-1
Artikel 20 Wonen - Uit Te Werken-2
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
Artikel 22 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Antidubbeltelregel
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 29 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planvorm
1.5 Planproces
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur
2.3 Gebiedsvisie
2.4 Ontwikkellocaties
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Planvorm
3.2 Systematiek Bestemmingen
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Bedrijven
4.2 Horeca
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Leidingen
4.5 Geluidshinder Weg- En Railverkeerslawaai
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Archeologie En Cultuurhistorie
4.8 Bodem
4.9 Ecologie
4.10 Water
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.3 Handhaving
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Jacoba Van Beierenweg 49 - 51a
Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Kerkzicht 3
Bijlage 3 Onderzoeken Ontwikkeling Kerkzicht 3
Bijlage 4 Onderzoeken Ontwikkeling Jacoba Van Beierenweg Tussen 40 En 46
Bijlage 5 Bodemonderzoek Cayennehof 20-22
Bijlage 6 Vooroverlegreacties
Bijlage 7 Inspraak En Vooroverlegnota + Ambtelijke Wijzigingen
Bijlage 8 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State
Bijlage 9 Memo Kroeskarperlaan

Voorhout-Oost

Bestemmingsplan - gemeente Teylingen

Vastgesteld op 18-12-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Voorhout-Oost' van de gemeente Teylingen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand BP2011VHT09001-0402 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw

een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aangebouwd bijgebouw en overkapping

een bijgebouw of overkapping gebouwd tegen een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en/of tegen een op hetzelfde perceel gelegen aan en/of uitbouw en/óf tegen een ander tegen dit hoofdgebouw gebouwd bijgebouw of overkapping.

1.7 aaneengebouwde woningen

bebouwing bestaande uit meer dan twee aaneengebonden grondgebonden woningen.

1.8 aan-huis-gebonden beroep

een vrij beroep, waarvan de activiteiten niet publiek gericht zijn, dat op kleine schaal in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Zoals arts, notaris of advocaat.

1.9 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. Zie Figuur 2 in lid 1.110.2.

1.10 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 archeologisch onderzoek

een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.14 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten; deze wordt gemeten tussen de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidsmuren.

1.18 bestaand

  1. a. bij bebouwing: een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningweten/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  2. b. bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan ter inzage is gelegd.

1.19 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bevi-inrichting

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en een dakterras en met uitsluiting van een zolder en kelder, die beiden lager zijn dan 1,5 m of niet voor verblijf geschikt zijn.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 bijbehorende voorzieningen (bij woonschepen)

zaken zonder welke het gebruik van een woonschip als woning niet goed mogelijk is, zoals een steiger en een loopplank.

1.32 bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.33 café

een horecaonderneming, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.34 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.35 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.36 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.37 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.38 dakterras

een buitenruimte, behorende bij het gebruik van het hoofdgebouw, dat bovenop het gehele of een gedeelte van een hoofdgebouw, aanbouw of uitbouw is gesitueerd.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.41 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapsalons, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, maar met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.42 discotheek of dancing

een horecaonderneming dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.43 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.44 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.45 entreeportaal

een ruimte, waarin de hoofdtoegang van de woning is gelegen.

1.46 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.47 erfgrens

de volgens het kadaster geldende grens van het erf; indien er sprake is van meer aaneengebouwde woningen op één kadastraal perceel, is dit de feitelijke grens van het erf behorende bij de betreffende woning.

1.48 erker

  1. a. is een uitbouw aan een gevel en bestaat hoofdzakelijk uit doorzichtige delen;
  2. b. is rechtstreeks toegankelijk vanuit achtergelegen ruimte en één geheel hiermee vormt;
  3. c. is geen entreeportaal van de woning;
  4. d. tot een erker kan ook een onder het raam gelegen borstwering behoren.

1.49 escortbedrijf

het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.50 evenement

gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning, thematische markten en andere vertoningen.

1.51 evenemententerrein

gronden waarop evenementen plaatsvinden.

1.52 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.53 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.54 geluidsbeperkende voorziening

een al dan niet gebouwde voorziening kennelijk bedoeld voor het beperken van geluidhinder, zoals een geluidscherm of geluidwal.

1.55 geluidshinderlijke inrichting

een bedrijf, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.56 gestapelde woning

een woning, die zich bevindt in een woongebouw, dat bestaat uit twee of meer boven- of nagenoeg boven- elkaar gesitueerde woningen.

1.57 hobbykas

een gebouw dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.58 hoofdgebouw

een gebouw of een functioneel en/of bouwkundig samenhangend complex van gebouwen, dat op een bouwperceel door aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw aangemerkt moet worden.

1.59 horecaonderneming

een onderneming, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  1. a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaar;
  2. b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  3. c. het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
  4. d. het bovenstaande al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.60 hotel

een horecaonderneming, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.61 huishouden

persoon of groep van personen, die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.62 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.63 kap

een constructie van één of meerdere schuine dakvlakken ter afdekking van een gebouw.

1.64 kas

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van 1,5 m of meer, ten behoeve van de teelt of veredeling van gewassen (trek-, tunnel-, schaduw-, boog-, gaas- en rolkassen daaronder begrepen, maar met uitzondering van schuurkassen).

1.65 kinderboerderij

een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.

1.66 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij hoort.

1.67 kleinschalige verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen.

1.68 kolom

Een constructie, die onderdeel uitmaakt van de erfafscheiding, waarbij de hoogte en de langste zijde van het grondvlak van de kolom een verhouding hebben van minimaal 2:1 en de langste zijde en de kortste zijde van dit grondvlak een verhouding hebben van maximaal 2:1.

1.69 kwetsbaar object

een object als bedoeld in artikel 1, onder l van het Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit externe veiligheid inrichtingen).

1.70 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, onderwijs- en religieuze voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, bejaardentehuizen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.71 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.72 NEN

de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.73 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.74 ondergronds bouwen

een ruimte, die voor mensen toegankelijk is en gelegen is onder peil.

1.75 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.76 openbaar water

alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar zijn of direct aansluit op openbaar gebied.

1.77 open constructies

erfafscheidingen bestaande uit lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling.

1.78 openbare dienstverlening

alle vormen van maatschappelijke, ondersteunende dienstverlening van overheden afkomstig.

1.79 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.80 peil

  1. a. de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer voor gebouwen indien de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer ligt tussen 0 en 0,15 m boven het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein;
  2. b. in alle andere gevallen is dit de bovenkant van het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.81 permanent geluiddichte gevel (dove gevel)

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie, waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.82 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.83 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.84 prostitutiebedrijf

een seksinrichting of een escortonderneming.

1.85 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte in een gebouw of een vaartuig, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof het bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, escortbedrijf, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.86 speelvoorziening

alle voorzieningen, die uitnodigen om te spelen en te ontmoeten. Naast speeltoestellen zijn dit ook skatebanen, al dan niet verharde trapveldjes en hiermee vergelijkbare voorzieningen.

1.87 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.88 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.89 standplaats woonwagen

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.90 standplaats

een mobiel (verkoop)punt/ruimte ten behoeve van verkoop of dienstverlening.

1.91 stacaravan

een gebouw dat zelfstandig of met behulp van een oplegger in één stuk kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.92 terrassteigers

een constructie langs het water, meestal in de vorm van een houten vloer en veelal aan de achterzijde van een woning, die bedoeld is voor recreatief gebruik.

1.93 twee-aaneengebouwde woning

bebouwing bestaande uit twee aaneengebouwde grondgebonden woningen, die samen een bouwblok vormen.

1.94 uitbouw

een vergroting van een ruimte van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.95 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.96 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.97 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan. Zie Figuur 1 in lid 1.110.1.

1.98 vrijstaand bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.99 vrijstaande woning

een niet-aangebouwde woning.

1.100 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.101 warenmarkt

een met een vaste regelmaat op een bepaalde dag of dagen, plaats en op vastgestelde uren verzameling kramen, verkoopwagens en grondplaatsen van waaruit kooplieden detailhandel verkopen en die ingevolge een besluit van de gemeenteraad is ingesteld en waarvoor een marktverordening van kracht is.

1.102 Wgh

de Wet geluidhinder.

1.103 Wgh-inrichting

bedrijf, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.104 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.

1.105 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.106 wooncomplex

een (verzameling van) gebouw(en) waarin enerzijds wordt gewoond door ouderen en/of andere groepen personen en waarin anderzijds de hierbij benodigde voorzieningen zijn gehuisvest in de vorm van medische, paramedische en andere maatschappelijke voorzieningen.

1.107 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.108 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw en tussen een denkbeeldige lijn in het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw. Zie Figuur 2 in lid 1.110.2.

1.109 zelfstandig kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten als genoemd onder het begrip 'kantoor', waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.

1.110 FIGUREN

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot bouw perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. in geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. in geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

  1. a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  2. b. bij ondergrondsbouwen: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de laagst gelegen afgewerkte vloer onder peil van een gebouw.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel: de rand van het bouwwerk geprojecteerd op het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens het geldende Bouwbesluit.

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 hoogte van een windmolen

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.

2.9 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.11 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

2.14 de oppervlakte van een bouwwerk zonder wanden, zoals open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde

het overdekte grondoppervlak, dat loodrecht gelegen is onder het dakoppervlak.

2.15 oppervlakte, lengte en breedte van een woonschip

Deze worden buitenwerks gemeten, met dien verstande dat functioneel ondergeschikte bouwdelen zoals gangboorden tot een maximum van 0,50 m buiten beschouwing worden gelaten.

2.16 diepte en breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -

  1. a. De diepte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de achtergevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende achtergevel van het hoofdgebouw.
  2. b. De breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de zijgevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende zijgevel van het hoofdgebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste de aangeduide categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. kantoor, als niet-zelfstandig onderdeel van een bedrijf, waarbij per bedrijfskavel het kantoorgedeelte ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen, tot een maximum van 2.000 m²;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, perceelontsluitingen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. c. detailhandel is niet toegestaan tenzij in lid 3.1 bij een bepaalde bestemming wel detailhandel is toegestaan;
  4. d. activiteiten uit kolom 1 van de bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  5. e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  6. f. opslag van goederen met een stapelhoogte van ten hoogste 3 m is toegestaan;
  7. g. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Cultuur en Ontspanning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij': een kinderboerderij;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. detailhandel en dienstverlening;
  3. c. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' geen horeca is toegestaan;
  4. d. kantoren;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  3. c. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  4. d. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan. (Let op: hiervoor een goede ruimtelijke onderbouwing opnemen in het bestemmingsplan);
  5. e. een aan-huis-gebonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm': tevens een geluidwerende voorziening;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenweide': tevens een dierenweide;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenverblijf': tevens een dierenverblijf;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'water': een watergang ten behoeve van de waterdoorstroming ter plaatse van bruggen en duikers;
  6. f. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenverblijf' een dierenverblijf worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 100 m².

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen en nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'markt': tevens een warenmarkt;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens woningen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen en water.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. evenementen;
  3. c. reclame-uitingen;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, paden, wegen en overige verkeersvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. parkeren bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  3. c. perceelontsluitingen;
  4. d. erkers ten behoeve van het wonen;
  5. e. terrassteigers ten behoeve van water;
  6. f. luifel ter plaatse van entree van hoofdgebouw;
  7. g. nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren op eigen erf 1' is het niet toegestaan de gronden ter plaatse zodanig in te richten, dat het parkeren van minimaal 1 auto niet mogelijk is;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren op eigen erf 2' is het niet toegestaan de gronden ter plaatse zodanig in te richten, dat het parkeren van minimaal 2 auto's niet mogelijk is;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - parkeren op eigen erf 3' dient het parkeren op eigen erf te worden gerealiseerd, conform de parkeernormering zoals opgenomen in de Parkeernota Teylingen, met dien verstande dat ten hoogste 5 parkeerplaatsen van de aan te houden parkeernorm binnen de openbare ruimte mogen worden gerealiseerd.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden, hellingbanen, opritten, bermen, bruggen, viaducten en duikers;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'water': een watergang ten behoeve van de waterdoorstroming ter plaatse van bruggen en duikers;
  3. c. reclame-uitingen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, wegmeubilair, duikers, speelvoorzieningen en kunstwerken.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeersaanduiding, wegaanduiding, viaducten, bruggen of de verlichting bedraagt ten hoogste 8 m;
  3. c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 m.

Artikel 12 Verkeer - Railverkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
  2. b. een spoorwegstation en perrons;
  3. c. recreatief informatiepunt alsmede andere gebouwen ten behoeve van verkeer- en railverkeer;
  4. d. verkeer voor (ontsluitings)wegen, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  5. e. verkeer - verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': tevens voor een tunnel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'water': een watergang ten behoeve van de waterdoorstroming ter plaatse van bruggen en duikers;
  8. h. water ten behoeve van de waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, water en nutsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens een evenemententerrein;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'markt': tevens een warenmarkt;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging': tevens een waterberging;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'water': een watergang ten behoeve van de waterdoorstroming ter plaatse van bruggen en duikers;
  6. f. reclame-uitingen;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van gescheiden inzameling en wegmeubilair.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. de bouwhoogte van windschermen bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  4. d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 m.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer te water en oeververbindingen;
  2. b. water ten behoeve van de waterhuishouding en oevers;
  3. c. bruggen, duikers en terrassteigers.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting en bruggen bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. de totale oppervlakte van terrassteigers per perceel mag ten hoogste 6 m² bedragen, met dien verstande dat de doorvaart niet gehinderd wordt;
  4. d. de breedte respectievelijk lengte van een terrassteiger bedraagt ten hoogste 1 m en 6 m.

Artikel 15 Wonen - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in vrijstaande woningen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': een praktijkruimte;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, tuinen, terrassteigers en water.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en hiervoor gelden de volgende regels:

15.3 Specifieke gebruiksregel

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels;

  1. a. de uit te oefenen functie van bijgebouwen zoals bedoeld in lid 15.2.2 sub h is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  2. b. een aan-huis-gebonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van beroep aan huis.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. de activiteiten worden door de bewoner uitgeoefend;
  2. b. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie en heeft een ruimtelijke uitstraling, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  3. c. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
  4. d. het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in gebruik te nemen;
  5. e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
  6. f. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  7. g. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

Artikel 16 Wonen - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in aaneengebouwde of twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': tevens maatschappelijke doeleinden, dienstverlening en kantoren;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'water': een watergang ten behoeve van de waterdoorstroming ter plaatse van bruggen en duikers;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, tuinen, terrassteigers en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en hiervoor gelden de volgende regels:

16.3 Specifieke gebruiksregel

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de uit te oefenen functie van bijgebouwen zoals bedoeld in lid 16.2.2 sub i is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  2. b. een aan-huis-gebonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van beroep aan huis.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 voor het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. de activiteiten worden door de bewoner uitgeoefend;
  2. b. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie en heeft een ruimtelijke uitstraling, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  3. c. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
  4. d. het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in gebruik te nemen;
  5. e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
  6. f. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  7. g. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

Artikel 17 Wonen - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in gestapelde woningen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': tevens maatschappelijke doeleinden, dienstverlening en kantoren;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': uitsluitend voor maatschappelijke doeleinden op de begane grond;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'aantal parkeerplaatsen': tevens het met de aanduiding 'aantal parkeerplaatsen' aangegeven aantal parkeerplaatsen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wooncomplex': tevens voor een wooncomplex;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, tuinen, terrassteigers en water.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en hiervoor gelden de volgende regels:

17.3 Specifieke gebruiksregel

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels;

  1. a. de uit te oefenen functie van bijgebouwen zoals bedoeld in lid 17.2.2 sub h is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  2. b. een aan-huis-gebonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van beroep aan huis.

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1 voor het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. de activiteiten worden door de bewoner uitgeoefend;
  2. b. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie en heeft een ruimtelijke uitstraling, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  3. c. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
  4. d. het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in gebruik te nemen;
  5. e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
  6. f. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  7. g. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagenstandplaatsen en woonwagens;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, tuinen en water.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en hiervoor gelden de volgende regels:

18.3 Specifieke gebruiksregel

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de uit te oefenen functie van bijgebouwen zoals bedoeld in lid 18.2.2 is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  2. b. een aan-huis-gebonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.

18.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1 voor het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. de activiteiten worden door de bewoner uitgeoefend;
  2. b. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie en heeft een ruimtelijke uitstraling, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  3. c. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
  4. d. het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in gebruik te nemen;
  5. e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
  6. f. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  7. g. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

Artikel 19 Wonen - Uit Te Werken-1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Uit te werken-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in vrijstaande, twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, tuinen en water.

19.2 Uitwerkingsregels

19.3 Bouwregels

19.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van lid 19.2, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.

Artikel 20 Wonen - Uit Te Werken-2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Uit te werken-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in vrijstaande, twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, tuinen en water.

20.2 Uitwerkingsregels

20.3 Bouwregels

20.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van lid 20.2, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2. Deze vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de waterkering.

Artikel 22 Waarde - Archeologie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd van een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
      • het behoud van de archeologische resten in de bodem;
      • het doen van opgravingen;
      • het begeleiden van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  3. c. het bepaalde in lid 22.2 onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en/of waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1':
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht; óf
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 2':
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 100 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht; óf
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 500 m².
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3':
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht; óf
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 500 m².

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. op de verbeelding de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
  2. b. op gronden alsnog de bestemming Waarde - Archeologie te leggen indien uit archeologisch onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Antidubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen

  1. a. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door:
    1. 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen en veranda's, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    2. 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt;
  2. b. De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, door:
    1. 1. ondergeschikte bouwdelen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen, funderingen, balkons en luifels, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

24.2 Ondergrond bouwen en aanleggen

24.3 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringaanduidingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen lid 30.1 niet van toepassing.

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

25.1 Evenementen buiten aangewezen evenemententerreinen

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan, geldt ten aanzien van het gebruik de volgende regel:

  1. a. niet-locatie gebonden evenementen, zoals bedoeld in artikel 2.24 van de Algemene Plaatselijke Verordening Teylingen, zijn in het plangebied toegestaan en niet gebonden aan de in dit plan aangewezen evenemententerreinen.

25.2 Standplaatsen

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 specifieke vorm van wonen - parkeren op eigen erf 1

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren op eigen erf 1' is het niet toegestaan de gronden ter plaatse zodanig in te richten, dat het parkeren van minimaal 1 auto niet mogelijk is.

26.2 specifieke vorm van wonen - parkeren op eigen erf 3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren op eigen erf 3' dient het parkeren op eigen erf te worden gerealiseerd, conform de parkeernormering zoals opgenomen in de Parkeernota Teylingen, met dien verstande dat ten hoogste 5 parkeerplaatsen van de aan te houden parkeernorm binnen de openbare ruimte mogen worden gerealiseerd.

26.3 wro-zone - wijzigingsgebied

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' het plan wijzigen in de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Tuin', met dien verstande dat:

  1. a. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
  2. b. de goothoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
  3. c. de bouwhoogte niet meer dan 11 m mag bedragen;
  4. d. middels onderzoek is aangetoond dat er geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn;
  5. e. de rooilijn wordt aangehouden van de overige woningen aan de Jan van der Jagtstraat;
  6. f. de rooilijn wordt aangehouden van de zijgevel van het hoofdgebouw van de woning Jacoba van Beierenweg 15, liggende circa 3,5 m uit de perceelgrens met de Schoutenlaan;
  7. g. het hoofdgebouw dient minimaal 3 m uit de erfgrens met het perceel Jan van der Jagtstraat 4 te worden gebouwd;
  8. h. aanbouwen en bijgebouwen dienen tenminste 1 meter uit de rooilijn te worden gebouwd;
  9. i. er een afstand van minimaal 14 m ontstaat tussen het hoofdgebouw en het hoofdgebouw Jacoba van Beierenweg 15;
  10. j. er een duidelijke perceelsgrens ontstaat met het perceel Jacoba van Beierenweg 15;
  11. k. parkeren (2 parkeerplaatsen) op eigen erf plaatsvindt;
  12. l. er geen verslechtering optreedt van de parkeervoorzieningen ten opzichte van de huidige situatie.

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

27.1 Overschrijding bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan -tenzij hiervoor op grond van hoofdstuk 2 al een omgevingsvergunning kan worden verleend- een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Deze omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

27.2 Wonen en Tuin

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingen Groen, Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied om de gronden te gebruiken ten behoeve van het wonen of als tuin, met dien verstande dat:

  1. a. de af te wijken gronden aan de bestemming Tuin of aan Wonen - 1, Wonen - 2 of Wonen -3 grenzen;
  2. b. de maximale oppervlakte van de gronden 200 m2 bedraagt;
  3. c. op deze gronden geen hoofdgebouwen mogen worden gebouwd;
  4. d. de erfbebouwingsregeling van de genoemde bestemmingen op deze gronden van toepassing zijn;
  5. e. na afwijking dient voldaan te worden aan het bepaalde in Figuur E Tuin en Wonen.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

28.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan op grond van artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

28.2 Wijzigingsbevoegdheid Wonen - 1 naar Wonen - 2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een aanvraag van een vrijstaande woning naar twee of meer dan twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen de bestemming 'Wonen -1' wijzigen naar de bestemming 'Wonen - 2'.

28.3 Wijzigingsbevoegdheid Wonen - 2 naar Wonen - 1

Burgemeester en wethouders kunnen bij een aanvraag van twee of meer dan twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen naar een vrijstaande woning de bestemming 'Wonen - 2' wijzigen naar de bestemming 'Wonen - 1'.

Artikel 29 Overige Regels

29.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met ten hoogste 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Voorhout-Oost'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat informatie over het plangebied, de aanleiding voor de actualisering, de vigerende plannen, de planvorm en de leeswijzer.

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan Voorhout-Oost is opgesteld in het kader van het door het college vastgestelde Programma actualisering bestemmingsplannen 2010-2014. De gemeente Teylingen wil minder bestemmingsplannen, maar die wel een uniforme regeling en vormgeving kennen en klaar zijn voor digitale toepassingen. De gemeente Teylingen speelt daarmee in op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. In de Wro is de bestaande actualiseringsplicht aangescherpt en heeft het digitale bestemmingsplan een bindende status ten opzichte van de papieren weergave ervan. Het digitaal werken stelt daarbij nieuwe eisen aan standaardisering van 'verbeelding en regels'.

1.2 Ligging Plangebied

Het bestemmingsplangebied bestaat bijna volledig uit woonwijken, maar heeft ook gedeeltelijk een gemengde functionele structuur. Het plangebied omvat de oostzijde van de kern Voorhout en omvat circa 125 hectare, dat is bijna twee derde van de woongebieden in Voorhout. De wijken zijn voor het merendeel in een kort tijdsbestek ontwikkeld, tussen circa 1984 en 2004. Uitzondering hierop vormt het historisch lint Jacoba van Beierenweg. Het plangebied wordt door de volgende straten/percelen begrensd:

  • westkant: de spoorlijn Haarlem-Leiden;
  • zuidkant: de percelen behorend tot bedrijventerrein Voorhout en een gedeelte van de Zuidelijke Randweg;
  • oostkant: de Zuidelijke Randweg;
  • noordkant: de Engelselaan, de Jacoba van Beierenweg en de Componistenlaan.

De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0001.jpg"

Figuur 1.1 Luchtfoto met plangrens.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd
1. Spoorlaan 28-01-1971 08-03-1972
2. Oosthout 1995 06-07-1995 13-02-1996
3. Hoogh Teijlingen 1997 16-10-1997 19-05-1998
4. Eerste partiële herziening Hoogh Teijlingen 11-02-1999 01-04-1999
5. Uitwerkingsplan Hoogh Teijlingen fase 4b 09-03-1999 06-04-1999
6. Uitwerkingsplan Hoogh Teijlingen fase G2 15-02-2000 18-04-2000
7. Uitwerkingsplan Hoogh Teijlingen Cluster 07-03-2000 02-05-2000
8. Uitwerkingsplan Hoogh Teijlingen fase G3 12-06-2001 02-08-2001
9. Uitwerkingsplan Hoogh Teijlingen fase G1 12-03-2002 23-04-2002
10. Uitwerkingsplan Hoogh Teijlingen fase G3-Engelselaan 09-04-2002 14-05-2002
11. Uitwerkingsplan Hoogh Teijlingen fase K 03-02-1999 12-03-1999
12. Uitwerkingsplan Hoogh Teijlingen Snoeklaan 18-09-2002 25-10-2002
13. Hoogh Teylingen fase F 12-12-2002 04-03-2003
14. Uitwerkingsplan Hoogh Teylingen fase B 02-01-2007 20-03-2007
15. Vrijstelling artikel 19 , lid 2, WRO, 23 appartementen Symphonica 03-02-2009 Gewijzigd: 10-08-2010

Tabel 1.1 Vigerende bestemmingsplannen.

1.4 Planvorm

Het bestemmingsplan Voorhout-Oost is in eerste instantie een op beheer gericht bestemmingsplan en krijgt daardoor een gedetailleerd, tevens conserverend karakter. Dit betekent dat bestaande kwaliteiten worden behouden en ontwikkelingen slechts in het bestemmingsplan worden opgenomen als die voldoende zijn uitgekristalliseerd. In het bestemmingsplan zijn vier ontwikkelingen opgenomen. Twee ontwikkelingen betreft de bouw van een woning en de andere twee ontwikkelingen zijn van een grootschaliger karakter. Voor de grotere ontwikkelingen is een ruimtelijke onderbouwing met onderzoeken opgenomen in de bijlagen van dit bestemmingsplan. In de toelichting wordt hier op diverse plaatsen naar verwezen. Voor de kleine ontwikkelingen is een beschrijving in de onderhavige toelichting opgenomen. Hiernaast is nog een wijzigingsgebied en twee uit-te-werken gebieden opgenomen. In de opzet van het bestemmingsplan liggen de bestemmingen nauwkeurig omschreven vast en geven de bebouwingsregels precies aan waar en hoe mag worden gebouwd.

1.5 Planproces

Voordat het bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, dient de procedure te worden doorlopen, zoals deze is neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening. Kort weergegeven betreft het, uitgaande dat niet alle betrokkenen zich direct in het bestemmingsplan kan vinden, de volgende stappen:

  1. 1. Ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan. In deze fase vindt plaats:
    1. a. overleg over het voorontwerp bestemmingsplan met diverse betrokken instanties, waaronder de Inspectie Ruimtelijke Ordening, Waterschap en de Provincie;
    2. b. overleg met belanghebbenden en belangstellenden: inspraak (gemeentelijke inspraakverordening);
    3. c. verwerken resultaten vooroverleg en inspraak.
  2. 2. Ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan met de bekendmaking van onder meer de mogelijkheid zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad;
  3. 3. Eventueel horen van diegenen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht;
  4. 4. Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad;
  5. 5. Beroepsprocedure;
  6. 6. Onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

1.6 Leeswijzer

Het bestemmingsplan Voorhout-Oost bestaat uit de planregels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting is als volgt opgebouwd.

In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde met het beleidskader, de ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en aansluitend de gebiedsvisie voor het gebied. In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen.

Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende onderzoeken besproken voor de relevante aspecten, zoals onder andere externe veiligheid, geluidshinder, archeologie en ecologie.

Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond, zowel economisch als maatschappelijk en wordt aangegeven hoe de regelgeving gehandhaafd zal worden. Voor de maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt onder andere ingegaan op de reacties uit het artikel 3.1.1 Bro-overleg. Bij de economische uitvoerbaarheid gaat het om de financiële haalbaarheid van eventuele ontwikkelingen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

Dit hoofdstuk gaat nader in op het van toepassing zijnde beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Voorts is de bestemmingsregeling in het plangebied ontwikkeld op basis van de onderliggende verkavelingstructuur en bestaat voornamelijk uit woongebieden met onder andere enkele vestigingen van detailhandel en maatschappelijke voorzieningen. De belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied zijn behoud en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke structuur van het woon- en leefklimaat.

2.1 Beleidskader

Deze paragraaf geeft het relevante (toegepast op plangebied) actuele ruimtelijk beleidskader weer en conclusies met betrekking tot de betekenis van het beleidskader voor het plan. Het specifieke, sectorale beleid gericht op bepaalde (milieu) thema's komt bij het programma en het onderzoek aan bod. Dit heeft als voordeel dat op één plaats alle informatie over een onderwerp is verzameld.

2.1.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. Deze nota's zijn derhalve niet meer opgenomen in dit bestemmingsplan. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn.

Nederland moet concurreren en daarnaast bereikbaar, leefbaar en veilig zijn, dat is het streven van het Rijk. Het Rijk voorziet dit met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio's in interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Dit maakt Nederland sterk en onderscheidend in de wereld. Die samenhang van het internationale en regionale schaalniveau wil het Rijk behouden, laten groeien en versterken. Nederland heeft met zijn internationale oriëntatie en open economie een hoog welvaartsniveau opgebouwd. Een netwerk van hoogwaardige internationale verbindingen van weg, spoor, water en lucht, met daarbinnen de mainports als belangrijke knooppunten is de basis voor die internationale concurrentiepositie. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.

Toetsing en conclusie

De doelstellingen zijn vertaald in 13 Nationale belangen. Hiervan is 'Nationaal belang 1' van toepassing op het onderhavige plangebied, namelijk: "een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren". Het plangebied ligt in de stedelijke regio Den Haag. Omdat bestemmingsplan een conserverende insteek heeft, met slechts een ondergeschikte ontwikkeling, is dit plan niet in strijd met de doelstellingen die het rijk heeft verwoord in de SVIR.

Barro

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, is op 1 oktober 2012 volledig in werking getreden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4) Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de (11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.

Met het inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Er zijn geen directe bouwtitels in het bestemmingsplan opgenomen, een ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

Toetsing en conclusie

Door de kleinschaligheid van het bestemmingsplangebied zijn er geen raakvlakken met het Barro en het Barro vormt derhalve geen belemmering voor het bestemmingsplan.

2.1.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie – Visie op Zuid-Holland (2010), inclusief Actualisatie (2012)

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland", de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en geeft een doorkijk naar 2040. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers.

De functiekaart geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. Op de functiekaart van Visie op Zuid-Holland is het plangebied aangeduid als "stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer". Dit houdt in dat het plangebied in de nabijheid en invloedssfeer ligt van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0003.jpg"

Figuur 2.1 Uitsnede functiekaart Visie op Zuid-Holland.

In de Structuurvisie wordt onder meer de realisering van een hoogwaardig openbaar vervoernet beschreven waarbij het NS-station Voorhout deel uitmaakt van het programma Stedenbaan. De Stedenbaan bestaat uit de spoorlijnen Haarlem - Leiden - Den Haag - Delft - Rotterdam - Dordrecht, alsmede Den Haag - Gouda en Rotterdam - Gouda. Bestaande en geplande stations aan deze railverbindingen vormen samen met het Zuidvleugelnet (bovenregionaal openbaar vervoernet) een belangrijke motor voor de ruimtelijke differentiatie in woon- en werkmilieus. Het plangebied wordt dan ook op de kwaliteitskaart aangegeven als een dorps-/stadsgebied met een hoogwaardig openbaar vervoernet.

Beide kaarten duiden de bestaande situatie en hiermee sluit dit bestemmingsplan volledig aan op de weergegeven functie, de dorpsfunctie wordt immers gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0004.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0005.jpg"

Figuur 2.2 Uitsnede kwaliteitskaart Visie op Zuid-Holland.

Verordening Ruimte (2010)

De Ruimtelijke Provinciale Verordening is vastgesteld door de Provinciale Staten op 2 juli 2010. De Verordening is een beleidsmatige vertaling van de structuurvisie naar een verordening waarin onder andere is vastgelegd dat er in principe geen verstedelijking buiten de bebouwingscontouren (geen nieuwe vestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies) mag plaatsvinden. Alleen onder bepaalde voorwaarden kunnen bebouwingscontouren worden aangepast. Tevens mag er geen nieuwe detailhandel en niet meer dan 10% uitbreiding van bestaande detailhandel buiten centra gerealiseerd worden.

Door de conserverende insteek heeft het bestemmingsplan geen directe raakvlakken met de ambities uit de Structuurvisie of bepalingen uit de Verordening. De opgenomen ontwikkelingen zijn niet in strijd met de Verordening. Mocht in de toekomst het plangebied voorzien worden van ontwikkelingen, dan worden de ambities uit de structuurvisie in acht genomen en zal de verordening verder vertaald worden in het bestemmingsplan.

2.1.3 Regionaal beleid

Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020

Op 24 juni 2009 is de Regionale Structuurvisie Holland Rijnland vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland. Deze bestaat uit de gemeenten Alkemade, Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0006.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0007.jpg"

Figuur 2.3 Uitsnede RSV 2020.

Met de Regionale Structuurvisie kiezen de Holland Rijnland-gemeenten koers voor de ruimtelijke inrichting van de gelijknamige regio. In de visie is een aantal keuzes gemaakt die de samenhang tussen de grote deelgebieden van de regio verbeteren. Deelgebieden zijn de Bollenstreek, de kustzone, het stedelijk gebied en Veenweide en Plassen.

In de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland wordt inzicht gegeven in de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020 (met doorkijk naar 2030). Op basis van deze visie worden de volgende zeven kernbeslissingen geformuleerd. Deze kernbeslissingen geven de belangrijkste keuzes weer.

  1. 1. Holland Rijnland is een top woonregio.
  2. 2. Leiden vervult een regionale centrumfunctie.
  3. 3. Concentratie van stedelijke ontwikkeling.
  4. 4. Groenblauwe kwaliteit staat centraal.
  5. 5. De Bollenstreek en het Veenweide- en Plassengebied blijven open.
  6. 6. Twee speerpunten voor economische ontwikkeling: Kennis en Greenport.
  7. 7. De verbetering van de regionale bereikbaarheid.

Intergemeentelijke structuurvisie Greenport (ISG)

De raden van de zes greenportgemeenten hebben op 10 december (Hillegom) en op 17 december 2009 (Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) de Intergemeentelijke structuurvisie Greenport Bollenstreek vastgesteld. De structuurvisie vervangt het 'Pact van Teylingen' en het 'Offensief van Teylingen'.

De ISG is voor de greenportgemeenten van de Duin- en Bollenstreek een wettelijk zelfbindend kader voor gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied tot 2030 en geldt als toetsingskader voor toekomstige bestemmingsplannen. De onlangs opgerichte Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) B.V. zal samen met de aandeelhoudende greenportgemeenten verder vormgeven aan de inhoud en uitvoering van het meerjarenprogramma, dat voortvloeit uit de ISG.

De ISG is gericht op het creëren van een vitale Greenport met een vitaal landschap. Hiervoor zijn de volgende ambities en uitgangspunten opgesteld:

  • de economische herstructurering van de Greenport centraal staat;
  • de gemeenten de herstructureringsopgave zullen combineren met landschapsverbetering;
  • de gemeenten verdergaande verrommeling van het landschap tegengaan;
  • met het uitvoeren van de woningbouwopgave, zoals in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek overeen is gekomen, de maximale woningbouwbijdrage van de Duin- en Bollenstreek bereikt is;
  • de gemeenten het areaal aan 1e klas bollengrond van 2.625 ha duurzaam moeten handhaven, hoewel zij met het herstructureringsproces tijdelijke krimp onder nader te bepalen voorwaarden (waaronder harde tijdgebonden compensatiegaranties) toestaan;
  • primaire greenportfuncties, zoals bollencluster, vaste planten, bloemencluster en toerisme (inclusief greenportgerelateerde handel en dienstverlening), krijgen bij conflicterende ruimteclaims prioriteit boven niet primaire greenportfuncties, zoals overige landbouw en veeteelt.

Programma van Afspraken Toekomst Duin- en Bollenstreek en Leidse regio (2002)

De Duin- en Bollenstreek, de Leidse Regio en de provincie kiezen voor een behoedzame en duurzame ontwikkeling op alle gebieden. Dit houdt een koerswijziging in wat betreft het ruimtebeslag van infrastructuur, wonen en werken: van 'groei door meer ruimtebeslag' naar 'groei door slim, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte'. In deze optiek is een groter ruimtebeslag hiervoor slechts bespreekbaar indien mogelijkheden tot betere benutting van bestaande locaties uitgeput zijn.

Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek (2006)

Tussen 2020 en 2030 moeten in de hele regio Holland Rijnland circa 14.000 woningen worden gebouwd waarvan 4.000 in de vijf bollen gemeenten. In de Gebiedsuitwerking wordt ten aanzien van het wonen een viersporig beleid voorgesteld. Het eerste spoor is bouwen binnen de rode contouren. Een tweede spoor is het intensiveren van het Offensief van Teylingen. Het derde spoor is ontwikkeling van stationslocaties in lijn met de Stedenbaan gedachte. Als vierde spoor ten slotte bestaat de mogelijkheid om te komen tot uitleglocaties aan de rand van bestaande kernen.

2.1.4 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie (2008)

Op 13 maart 2008 is de Toekomstvisie Vitaal en Vernieuwend voor de gemeente Teylingen door de gemeenteraad vastgesteld. Om de vitaliteit van Teylingen ook op lange termijn te behouden en zo mogelijk te versterken zijn de volgende beleidspunten van belang:

  • streven naar zoveel mogelijk behoud van de identiteit van de kernen;
  • stimuleren van de leefbaarheid met een accent op sociale cohesie in de drie kernen, hieronder valt ook het versterken van het aanwezige winkelbestand;
  • het afstemmen van de onderwijsvoorzieningen binnen de gemeente aan de behoefte;
  • het bevorderen van de totstandkoming van ontmoetingsruimten voor alle inwoners van de gemeente met een accent op ouderen en mensen met een lichamelijke en of psychische beperking;
  • benutting van woningbouwmogelijkheden in de kernen, met name met het oog op de instandhouding van voorzieningen;
  • ter bevordering van de zelfstandigheid van ouderen moeten er betaalbare levensloopbestendige woningen worden gebouwd, zo mogelijk in woonzorgzones en dichtbij voorzieningen;
  • stimuleren van een goede samenwerkingsstructuur in de zorg, waarbij onder meer op maat gesneden arrangementen van wonen, welzijn en zorg worden aangeboden;
  • zorg dragen voor voldoende beschikbare en betaalbare woonruimte voor jongeren.

De kern Voorhout staat aangeduid als: "herstructurering en kwaliteitsverbetering wonen en woonomgeving + gefaseerde uitbreiding binnen de contour tot 2030 met bijzondere aandacht voor starters, ouderen, zorg en groen". Binnen de gemeente Teylingen is de verwachting dat er binnenstedelijk ruimte kan worden gevonden voor circa 1.200 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0008.jpg"

Figuur 2.4 Kaart Toekomstvisie Vitaal & Vernieuwend.

Woonvisie Teylingen 2008-2020

Parallel aan de Toekomstvisie is een Woonvisie opgesteld als een belangrijke uitwerking om de doelen uit de Toekomstvisie te concretiseren en te realiseren. Gemeente Teylingen wil een gemeente zijn waarin het goed wonen is, in een dorpse sfeer, met voldoende voorzieningen voor verschillende leeftijdsgroepen. Daarbij is bereikbaarheid voor huishoudens met een verschillende inkomensniveau van belang en dienen identiteiten van de drie kernen behouden en versterkt te worden, waarbij ook ruimte op eigen grondgebied beschikbaar blijft voor recreatie, natuur en bedrijvigheid (waaronder de bollenteelt).

Voor de bestaande woningvoorraad moet de kwaliteit op peil blijven en waar mogelijk verbeteren. In de nieuwbouwstroom wil de gemeente zo gericht mogelijk woningen toevoegen, met als doel meer balans in de totale woningvoorraad aan te brengen. Daarbij is flexibiliteit een belangrijk begrip: woningen die gebouwd worden moeten voldoen aan de huidige woningbehoefte, maar ook aan die op de middellange en lange termijn. Dit vraagt om een lange termijnvisie bij de commerciële en maatschappelijke ontwikkelaars.

De Woonvisie schetst de gemeentelijke kijk op het wonen voor de periode tot 2020. Voor de toekomstige ontwikkeling staan de volgende beleidsdoelstellingen centraal:

  1. 1. het inzetten van instrumenten om de ruimte tussen huur en koop te verkleinen;
  2. 2. het bouwen voor jonge starters, gehandicapten en senioren op de woningmarkt;
  3. 3. het bouwen van sociale en middeldure huurwoningen en goedkope en middeldure koopwoningen;
  4. 4. het faciliteren van de vraag naar dure huur- en meergezinswoningen (senioren) en ruimere eengezinswoningen;
  5. 5. het verbeteren van de kwaliteit van de woonomgeving in de bestaande woningvoorraad;
  6. 6. bij woningbouw het maximaal en kwalitatief goed benutten van de mogelijkheden die de uitbreidingslocaties binnen de rode contouren bieden. Bovendien het transformeren en mogelijk daarbij verdichten binnen de bestaande bebouwde gebieden.

De woonvisie van de gemeente Teylingen richt zich op drie kernen, Sassenheim, Warmond en Voorhout. Voorhout heeft in verhouding tot de andere twee kernen een veel groter aandeel koopwoningen. Daarnaast wonen in Voorhout wonen relatief weinig mensen met een laag inkomen en veel mensen met een hoog inkomen.

Om eraan bij te dragen dat de inwoners van de gemeente langer in hun huidige woning kunnen blijven wonen wil Teylingen zorgvuldig ruimtegebruik stimuleren door in termen van woonservicezones te denken. Binnen Voorhout-Oost is de locatie Bolero aan de Ravellaan aangewezen als woonservicezone.

Gemeentelijk verkeer en vervoersplan

De gemeente Teylingen is volop in ontwikkeling (nieuwe woningbouw, centrumontwikkeling, toenemende recreatieve functie, herstructurering en uitbreiding bedrijventerreinen) en is gelegen in een dynamische regio tussen de Hollandse kuststrook en de rijksweg A4. De ontwikkelingen gaan vaak gepaard met groeiende verkeersstromen die in goede banen moeten worden geleid. Behoud van bereikbaarheid en leefkwaliteit en verbetering van de verkeersveiligheid en de parkeersituatie zijn dan ook belangrijke aandachtspunten. Het doel van een GVVP is een kaderstellende beleidsvisie op Verkeer en Vervoer ontwikkelen voor de tijdshorizon 2020. Hierin is een samenhangend beleid vastgelegd voor alle modaliteiten, waarbij:

  • een verkeersstructuur ontstaat die een goede bereikbaarheid voor alle modaliteiten garandeert, verkeersveilig is ingericht en de leefbaarheid verbetert;
  • een parkeersituatie ontstaat waarbij voor iedereen een plek is en parkeeroverlast wordt beperkt.

Samengevat kent het GVVP vier doelen:

  1. 1. Bieden van een kaderstellend, samenhangend en richtinggevend verkeers- en vervoerbeleid van waaruit verkeersplannen worden ontwikkeld en verkeersvraagstukken worden opgelost;
  2. 2. Inspelen op toekomstige lokale, provinciale en regionale ruimtelijke ontwikkelingen;
  3. 3. Eenduidige en heldere visie op het gebied van verkeer en vervoer, ten behoeve van communicatie naar burgers, belanghebbenden en andere overheden;
  4. 4. Voldoen aan de Planwet verkeer en vervoer.

Voor het plangebied staan een paar specifieke doelen opgenomen, weergegeven in figuur 2.5. Het onderhavige bestemmingsplan is in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan waarin deze doelen niet meegenomen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0009.png"

figuur 2.5. Visiekaart GVVP Teylingen

2.1.5 Conclusie beleidskader

In de voorgaande paragrafen zijn de belangrijkste beleidsdocumenten weergegeven op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Hierin zijn op verschillende beleidsvelden de ambities weergegeven. Het onderhavige bestemmingsplan gaat uit van een conserverende wijze van bestemmen van het plangebied. Met uitzondering van de ontwikkeling Jacoba van Beierenweg 49 - 51a (zie onder 2.4.1) zijn geen directe nieuwe ontwikkelingen in het plan opgenomen. In het bestemmingsplan komen wel wijzigings- en uitwerkingsmogelijkheden voor. De locaties betreffen inbreidingslocaties binnen het bestaand bebouwd gebied van de dorpskern. Ook zijn het gedeeltelijk mogelijkheden die uit het vigerende bestemmingsplan zijn overgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan past met het conserverende karakter binnen de gestelde beleidskaders.

2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur

Voorhout is ontstaan rond het jaar 1000 met de bouw van een christelijke kapel. Het lag in een weids en bebost gebied dat zich uitstrekte van Lisse tot Rijnsburg/Oegstgeest en van Katwijk/Noordwijk tot Sassenheim. Lange tijd was van een echt dorpscentrum geen sprake. Het dorp kwam pas in de loop van de 19e eeuw tot ontwikkeling door een concentratie van lintbebouwing rond de huidige Herenstraat en de Jacoba van Beierenweg. De wijken in Voorhout-Oost zijn voor het merendeel in een kort tijdsbestek ontwikkeld, tussen circa 1984-2004. De Jacoba van Beierenweg, de Schoutenlaan en de Oosthoutlaan vormen de belangrijkste ontsluitingswegen van waaruit de verschillende wijken worden ontsloten. Naast de verkeersstructuur vormt ook de waterstructuur een belangrijke structuurdrager van Voorhout-Oost. Voorhout-Oost wordt gekenmerkt door twee verschillende wijken, een historisch lint en een sportterrein. De verschillende karakteristieken worden hieronder kort beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0010.jpg"

Figuur 2.5 Deelgebieden.

2.2.1 Wijken

Meanderwijken

De meanderwijken is een planmatig opgezette woonwijk met clusters en rijen woningen langs meanderende straten of gegroepeerd rond woonerven. Binnen een erf of langs een straat komt in het algemeen één woningtype voor. Door wisselende plaatsing van geschakelde woningen of rijwoningen ontstaat een gevarieerd beeld. Hierdoor is er niet altijd een duidelijke voor- of achterkant van de bebouwing te zien. Aanbouwen en bergingen liggen vaak aan de straatzijde en een deel van de achtertuinen grenst direct aan de openbare ruimte. De woningen zijn gedifferentieerd van opbouw met afwisselende dakvlakken. Asymmetrische zadeldaken, lessenaarskappen en deels platte daken komen in het plangebied voor.

De wijken vormen een verzameling clusters en rijen langs straten en woonerven met deels een meanderend stratenpatroon. Door het voor komen van veel kleine groenelementen hebben deze wijken een groen uiterlijk. Binnen een cluster komt over het algemeen één woningtype voor. Door een wisselende oriëntatie van de geschakelde woningen ten opzichte van elkaar en de openbare ruimte ontstaat er een gedifferentieerd beeld, hoewel de hoofdoriëntatie van de meeste woningen gericht is op het centrale deel van het woonerf. Binnen dit gedifferentieerde beeld verspringen de rooi- en noklijnen. De opbouw van de woningen wisselt van simpel tot gedifferentieerd, maar in het algemeen bestaan ze uit een of twee lagen met een kap. De dakvlakken zijn afwisselend en vaak voorzien van dakkapellen en dakramen. Verlengde daken, op- en aanbouwen komen vaak voor. De woningen zijn meestal opgebouwd uit baksteen met beton, waarbij vaak een groot gedeelte van de gevel in beslag wordt genomen door puien of rabatdelen. De detaillering van de woningen is meestal eenvoudig, met weinig accenten en seriematig van aard. De houten kozijnen, deuren en daklijsten zijn in overwegend terughoudende kleuren geschilderd, waarbij de samenhang van een cluster of rij wel eens verloren is gegaan in particulier (kleur)initiatief.

Thematische uitbreidingswijken

Thematische uitbreidingswijken komen op verschillende plekken in de gemeente voor. Het gaat daarbij om zowel inbreidingen, waarbij binnen de bestaande structuur van de kernen delen zijn gesloopt en recent buurtjes met seriematige woningen zijn gebouwd, als om recente uitbreidingen aan de rand van de kern. In Voorhout liggen aan weerszijden van het lint, in het noordoosten van het dorp, twee grote recente uitbreidingen. De architectuur van de woningen is gebaseerd op herhaling in clusters of rijen met behoud van de individualiteit. Mede door variatie tussen rijen en clusters is het beeld afwisselend. Clusters hebben veelal hun eigen sfeer. De woningen zijn gericht op de belangrijkste openbare ruimte. Per cluster is de rooilijn in samenhang en verspringt niet. Appartementengebouwen staan in het algemeen vrij op de kavel. De woningen zijn seriematig gebouwd. De architectuur is gebaseerd op herhaling en een afwisselend beeld. De opbouw is veelal gevarieerd en gedifferentieerd. De massa is veelal samengesteld uit blokvormige volumes. De woningen hebben meestal een onderbouw van twee lagen met een zadeldak of lessenaarsdak en soms een terugliggende tweede laag. De woningen langs het water zijn voorzien van ronde kappen. Hoeken van rijen zijn vaak verbijzonderd met uitbouwen of hebben een extra laag. Het gevelbeeld is gevarieerd. Gevels hebben veelal accenten en een duidelijke horizontale of verticale geleding. De woningen hebben daarnaast een variërende hoogte. De architectuur van de woningen is verzorgd. De detaillering is zorgvuldig en eenvoudig. Accenten als uitstekende dakranden, luifels en structuur in het materiaal komen veel voor. Het materiaal- en kleurgebruik is samenhangend. Gevels zijn van baksteen of vergelijkbare steenachtige materialen, soms met houten delen of plaatmateriaal. Het metselwerk heeft vaak vlakken of banen van afwijkende kleur. Hellende daken zijn gedekt met pannen. Kozijnen zijn van hout of kunststof.

Het Lint Jacoba van Beierenweg

De Jacoba van Beierenweg en de Engelselaan richting het noordwesten, vormen samen met de bebouwing die aan weerszijden staat, afwisselende linten. De bebouwing varieert in dichtheid en is opgebouwd uit zowel individuele panden als seriematig opgezette korte rijtjes met voormalige arbeiderswoningen. Hier en daar zijn er doorzichten naar het achterliggende land. Sommige panden hebben groene voortuintjes met zorgvuldig vormgegeven erf- en perceelafscheidingen. De Engelselaan wordt begeleid door een sloot waardoor de panden aan de overzijde van het water voor het meerendeel zijn ontsloten met een bruggetje. De rooilijnverspringingen komen regelmatig voor. Bij de rijwoningen is de rooilijn meestal in samenhang. Voorgevelrooilijnen staan dwars op, of lopen evenwijdig aan, de weg of het slotenpatroon. De meeste bouwmassa's hebben een individueel karakter en een traditionele opbouw met een onderbouw tot twee lagen en een kap, die meestal de vorm heeft van een zadel- of mansardedak. De nokrichting loopt evenwijdig aan de weg of staat er haaks op. Veel arbeiderswoningen zijn in de loop der tijd uitgebreid met dakkapellen of dakopbouwen.

De architectuur wisselt van eenvoudig tot zorgvuldig en rijk. Gevels zijn in het algemeen helder geleed en hebben staande ramen, die meestal horizontaal zijn gelijnd. In het gevelvlak komen horizontale sierbanden voor. Ook stucaccenten zijn veelvuldig te zien. Fijne detaillering is verder te vinden in de vorm van gootklossen, makelaars en windveren. Het materiaal- en kleurgebruik is meestal traditioneel. Gevels zijn overwegend opgebouwd uit bruine baksteen en soms gestuct of geschilderd in een lichte kleur. Bij het afdekken van daken is het gebruik van rode of donkere keramische pannen uitgangspunt. Kozijnen zijn overwegend van hout en oorspronkelijk geschilderd in traditionele tinten. Bij de arbeiderswoningen is het samenhangend kleurgebruik soms doorbroken door individuele wijzigingen. Ondanks de vele verbouwingen is het gebruik van eigentijdse materialen als plaatmateriaal beperkt gebleven. Bijzonder zijn met name de bollenschuren waarvan aan beide linten enkele zorgvuldig onderhouden exemplaren zijn te vinden.

Sport- en recreatieterreinen

Binnen de gemeente Teylingen komen meerdere grote en kleinere sport- en recreatiegebieden voor die zich kenmerken door een overwegen groen karakter, waarin voor de eenvoudige bebouwing een bescheiden rol is weggelegd. De sport- en recreatieterreinen liggen voornamelijk aan de randen van de kern. Grotendeels liggen de terreinen ook niet binnen dit bestemmingsplangebied. Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich echter nog een uitloop van de sport- en recreatiezone (zie nummer 23 in figuur 2.5, ten oosten van het spoor). Hier bevindt zich Tennispark Oosthout. De bebouwing bestaat uit een hoofdgebouw met enkele bijgebouwen, die geclusterd op het terrein staan, waarbij het hoofdgebouw gericht is op de belangrijkste openbare ruimte, het sportveld. De gebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een flauw hellende kap of plat dak. Hoewel de gebouwen vaak verschillen van uiterlijk is de hoofdvorm vaak helder en de architectuur eenvoudig. Bij de bebouwing is geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden.

2.2.2 Wonen

Het bebouwingsbeeld in de wijken is gevarieerd en kleinschalig van karakter. Elke wijk heeft zo zijn eigen karakteristiek. De meeste woonbebouwing bestaat uit grondgebonden woningen met een kap. Het overgrote deel van de wijken bestaat voornamelijk uit rijwoningen. Daarnaast bevinden zich vooral aan de rand van het dorp vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen. Zoals aangegeven in de woonvisie bestaat een groot deel van de woningvoorraad in Voorhout uit koopwoningen. Op een aantal plaatsen in de stedenbouwkundige structuur staan appartementengebouwen van maximaal 4 à 5 bouwlagen.

Binnen het plangebied is het woonbeleid gericht op behoud van de woonfunctie. In het bestemmingsplan worden alle bestaande woonfuncties daarom met de bestemming 'Wonen' vastgelegd onderverdeeld naar Wonen - 1 (vrijstaand), Wonen - 2 (geschakeld) en Wonen - 3 (gestapeld). Aan de zuidoost rand van het dorp ligt een klein gebied waar woonwagens staan, deze worden ook als zodanig bestemd.

2.2.3 Maatschappelijke voorzieningen

Binnen het plangebied komen een achttal gebieden voor waar sprake is van maatschappelijke voorzieningen. Voor deze locaties is ook de bestemming Maatschappelijk opgenomen. De voorzieningen die in het plangebied voor komen valt te categoriseren in verschillende groepen. Op een viertal locaties is sprake van onderwijsinstellingen. Daarnaast bevinden zich een peuterspeelzaal en een kinderopvang binnen het plangebied. Algemene maatschappelijke voorzieningen komen ook voor in het plangebied, namelijk het gemeentehuis en een bibliotheek.

Al deze functies zijn onderdeel van de stedenbouwkundige structuur van Voorhout en hebben een functie binnen de gemeente, het dorp of de wijk.

2.2.4 Detailhandel

Binnen Voorhout-Oost komt detailhandel en horeca voor, maar wel geconcentreerd op een paar locaties. Centraal ligt het buurtwinkelcentrum aan het Oosthoutplein waar zich de winkels en horeca hebben geconcentreerd. Dit valt niet binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Wel is een buurtwinkelcentrum aanwezig binnen het plangebied. Hierbinnen bevinden zich verschillende winkels, horeca maar ook dienstverlening, zoals een kapper. Behalve op deze locatie bevindt zich aan de westelijke punt aan de Jacoba van Beierenweg nog een supermarkt en enkele andere winkels en detailhandel.

2.2.5 Kantoren en bedrijven

In Voorhout-Oost bevinden zich weinig bedrijven en kantoren. Op de hoek van de Jacoba van Beierenweg met de Schoutenlaan bevindt zich een kantoor voor bemiddeling onroerende zaken. Aan de noordrand van het plangebied aan de Engelselaan bevindt zich een bedrijf 'IJsselmuiden ventilatoren'. Beide zijn ingepast in de woonomgeving en zorgen niet voor overlast.

2.2.6 Cultuur en ontspanning

Aan de Klaprooshof is een kinderboerderij gevestigd. Daarnaast ligt in het zuidelijk deel van het plangebied een tenniscomplex. De overige sportvelden liggen aan de andere zijde van de spoorlijn en daarmee buiten het plangebied.

2.2.7 Groen en water

Groen

Het groene beeld in de wijken wordt bepaald door de bomen, vijverpartijen en oevers, stroken groen tussen voetpad en rijbaan. De grotere groengebieden zijn voornamelijk gecultiveerd groen en laanbeplanting aan de buitenkant van de wijken op de grens met het landelijk gebied. Niet centraal, maar gekoppeld aan de sportvelden, ligt in de zuidwesthoek van het plangebied aan de Fuchsiastraat een wijkpark. Daarnaast heeft elke woonbuurt een eigen centrale groenplek waar ruimte is om te spelen en wat dient als plek van ontmoeting.

Uit de bomenlijst blijkt 1 waardevolle boom in het plangebied aanwezig te zijn aan de Beethovenlaan.

Water

Door het plangebied lopen verschillende watergangen die onderdeel zijn van de stedenbouwkundige structuur. Ze vormen op enkele plaatsen de scheiding tussen de wijken of maken een centrale plek in de wijk. Daarnaast zijn ze vaak een begeleiding van de ontsluitingswegen en daarmee onderdeel van het profiel. Ook aan de oostranden van het plangebied lopen grotere watergangen die met de interne watergangen in verbinding staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0011.jpg"

Figuur 2.6 Waterstructuur.

2.2.8 Verkeer

Autoverkeer

De ontsluiting van Voorhout wordt vanuit de historie gedragen door de Jacoba van Beierenweg. Ook Voorhout-Oost wordt ontsloten vanaf deze weg. Van hieruit is een aantal ontsluitingsroutes voor de wijken gemaakt, zoals de Schoutenlaan, Oosthoutlaan en buitenom de Zuidelijke Randweg-Eikenhorstlaan. Vanaf deze doorgaande wegen worden de wijken en buurten ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0012.jpg"

Figuur 2.7 Verkeersstructuur.

Als gevolg van de verdere ontwikkeling van Voorhout en de autonome groei in de toekomst zal het verkeer tot 2020 sterk toenemen. Op de meeste wegen wordt dan ook duidelijk een toename van de verkeersintensiteit geconstateerd. In 2007 heeft de gemeenteraad van Teylingen op basis van het rapport "Verkeersstructuur Voorhout 2020" een nieuwe verkeersstructuur vastgesteld. In 2010 is het gemeentelijk verkeers- en vervoerplan (GVVP) van de gemeente Teylingen vastgesteld. Hierin wordt aangegeven dat capaciteitsverruimende maatregelen noodzakelijk zijn om het verkeer in de toekomst op een verkeersveilige en duurzame wijze af te wikkelen. In het GVVP wordt genoemd dat op termijn de realisatie van de Noordelijke randweg Voorhout noodzakelijk is. Door aanpassing van de verkeersstructuur zal de Jacoba van Beierenlaan minder belangrijk worden voor de ontsluiting van Voorhout-Oost. De ontsluiting voor autoverkeer is redelijk en wordt op basis van het in het GVVP vastgestelde beleid in de toekomst verder geoptimaliseerd. De Noordelijke randweg heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

Langzaam verkeer

Het langzaam verkeer is gekoppeld aan de verkeersstructuur voor de auto. Binnen de wijken wordt conform de Richtlijnen van Duurzaam Veilig het langzaam verkeer gemengd met het gemotoriseerde verkeer afgewikkeld.

Langs de wegen Schoutenlaan, Oosthoutlaan, Componistenlaan en de Zuidelijke Randweg-Eikenhorstlaan is voorzien in vrijliggende fietspaden. De inrichting voldoet hiermee aan de vormgeving conform Duurzaam Veilig.

Verder bevinden zich binnen het plangebied enkele solitaire fietsroutes, zoals tussen de Schoutenlaan en de Engelselaan en het Rietpad met fietstunnel onder het spoor. De ontsluiting voor het langzaam verkeer is goed te noemen.

Openbaar vervoer

De kern Voorhout wordt op het gebied van openbaar vervoer primair ontsloten via het treinstation Voorhout. Dit station bevindt zich centraal in het dorp en heeft eveneens een P+R-voorziening. Vanaf het station vertrekken stoptreinen richting Leiden en Den Haag en richting Haarlem. De frequentie bedraagt 2x per uur per richting. Verder is het station aangewezen als halte binnen het programma Stedenbaan. Het programma Stedenbaan richt zich op het beter benutten van de railinfrastructuur. Binnen het programma wordt in de toekomst mogelijk frequentieverhoging van de bediening gerealiseerd.

Verder wordt het gebied aangedaan door een buslijn vanuit Noordwijk via Voorhout naar Sassenheim en Nieuw-Vennep. De frequentie van deze buslijn is 1x per uur per richting. Vanuit het gehele gebied is het station Voorhout echter binnen 1.000 m te bereiken. De ontsluiting per openbaar vervoer, onder andere richting Leiden, is derhalve goed.

2.3 Gebiedsvisie

Behoud van de ruimtelijke structuur

De in het plangebied aanwezige en duidelijk herkenbare verkavelings- en wegenstructuur dient behouden en waar mogelijk versterkt te worden. Daarbij dient voldoende aandacht te zijn voor de groenstructuur.

Handhaving van het woon- en leefklimaat

In het plangebied is wonen de belangrijkste functie. Uitbreiding van het woongebied is alleen nog beperkt mogelijk op enkele inbreidingslocaties. Mogelijke inbreidingslocaties voor woningbouw dienen dan ook zorgvuldig te worden benut.

Het beleid van de gemeente is gericht op behoud en versterking van het woon- en werkmilieu en de bestaande groen- en waterstructuren. Daarnaast streeft de gemeente naar verkeersveilige woonwijken en dient rekening te worden gehouden met de belemmeringen die door diverse milieuaspecten aanwezig zijn.

2.4 Ontwikkellocaties

Binnen het plangebied bevinden zich enkele ontwikkellocaties. Twee van deze ontwikkelingen hebben een wat grootschaliger karakter, de Jacoba van Beierenweg 49 - 51a en Kerkzicht 3. Voor deze ontwikkelingen is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld en in de bijlage van dit bestemmingsplan gevoegd. Aan de Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46 wordt 1 woning toegevoegd, deze ontwikkeling is in deze toelichting beknopt beschreven. Aan het Cayennehof wordt voorts een stuk wat voorheen in gebruik was als groen bestemd als wonen, zonder bouwvlak. Ter plaatse is erfbebouwing toegestaan en het gebruik van de gronden als tuin.

Voorts bestaat op twee locaties door middel van een uitwerkingsplan de mogelijkheid om woningbouw te realiseren. Het gaat hierbij om restlocaties aan de Jacoba van Beierenweg, naast nr. 37 en de Engelselaan tussen 17 en 20, die zijn overgebleven uit het voorgaande bestemmingsplan 'Hoogh Teijlingen 1997'. Het betreft hier ontwikkelingsruimte die in juridisch-planologische zin al mogelijk is binnen het bestemmingsplan. Voor een locatie binnen het plangebied wordt de nadere aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied' opgenomen. Het gaat om een locatie op de hoek van de Jan van der Jagtstraat en de Schoutenlaan. Bij het gebruikmaken van de uitwerkings- of wijzigingsmogelijkheid geldt dat de uitvoerbaarheid van het plan moet worden aangetoond op diverse sectorale aspecten zoals bodemkwaliteit, flora- en fauna, water, externe veiligheid, luchtkwaliteit en geluidshinder.

2.4.1 Ontwikkellocatie Jacoba van Beierenweg 49 - 51a

Woonstichting Vooruitgang is voornemens om het tijdelijke kinderdagverblijf (KDV) en de tijdelijke buitenschoolse opvang (BSO) op deze locatie te vervangen door een permanente vestiging. De nieuwbouw gaat plaatsvinden op de gronden achter de bestaande bebouwing van Jacoba van Beierenweg 49, 51 en 51a. Nu de planvorming in een vergevorderd stadium is, wordt de voorgenomen ontwikkeling met een directe bouwtitel opgenomen in dit bestemmingsplan.

In deze paragraaf staat een korte beschrijving van de ontwikkeling gegeven. Een uitgebreide ruimtelijke onderbouwing is toegevoegd als bijlage 1 bij deze toelichting.

Op termijn wil de woonstichting Vooruitgang de nieuw te bouwen maatschappelijke voorziening mogelijk herontwikkelen tot woningbouwlocatie. Dit is echter een toekomstplan en maakt nog geen onderdeel uit van het onderhavige bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0013.png"

Figuur 2.8 Impressie ontwikkeling Jacoba van Beierenweg 49 - 51a.

Het voorlopig ontwerp gaat uit van een langwerpig gebouw dat evenwijdig aan het appartementengebouw wordt gesitueerd. De lengte van het gebouw (47 m) sluit aan op de gezamenlijke breedte van de gebouwen aan de Jacoba van Beierenweg 49 - 51a. Het beoogde gebouw krijgt twee bouwlagen en een kap. De bouwlagen krijgen ieder een hoogte van ca. 3,3 m. De goothoogte wordt daarmee ca. 6,6 m. De nokhoogte van het gebouw zal ca. 8,4 m bedragen.

Behalve de ontwikkeling van een nieuw gebouw, krijgt de voormalige bollenschuur aan Jacoba van Beierenweg 49 een nieuwe functie. De bollenschuur zal in de toekomst gebruikt worden voor maatschappelijke voorzieningen. De definitieve invulling hiervan is nog niet bekend, maar om vast op deze ontwikkeling vooruit te lopen is ter plaatse de bestemming Maatschappelijk opgenomen.

De parkeerbehoefte van deze ontwikkelingen bedraagt – op basis van de huidige indeling in functies en ruimten - in totaal 44 parkeerplaatsen. Op eigen terrein worden 25 parkeerplaatsen gerealiseerd. De Dirck Verhagenstraat wordt opnieuw ingericht waardoor er ruimte ontstaat om 19 parkeerplaatsen te realiseren. Dit betekent dat de 29 vereiste parkeerplaatsen worden aangelegd. Het parkeren is hiermee op een goede manier opgelost.

Een verdere beschrijving van de ontwikkellocatie is gegeven in de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 1). Bij de relevante milieuaspecten, in hoofdstuk 4 van deze toelichting, is kort toegelicht of de diverse milieuaspecten een belemmering vormen voor de ontwikkeling. Een uitgebreidere beschrijving van de milieu- en omgevingsaspecten is voorts opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing.

2.4.2 Bestemmingswijziging van Cayennehof

Ter plaatse van de speelplaats aan Cayennehof tussen nummer 20 en 22 is de bestemming gewijzigd van Groen naar Tuin en Wonen - 2. Ter plaatse is geen nieuwe woning toegestaan. Wel kan de grond gebruikt worden voor erfbebouwing en ingericht worden als tuin. Voor deze wijziging zijn geen uitgebreide onderzoeken noodzakelijk. Omdat in het verleden hier wel een woning werd geprojecteerd, was het voorgaande initiatief getoetst door de Omgevingsdienst West-Holland op de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. De uitkomst van deze beoordeling is nog wel per thema in het hoofdstuk 4 Onderzoek beschreven. Daarbij wordt vooropgesteld dat de ruimtelijke en milieukundige impact met de huidige bestemmingswijziging minder zwaar is.

2.4.3 Ontwikkellocatie Kerkzicht 3

Ter plaatse van Kerkzicht 3 geldt in het vigerend bestemmingsplan een uit te werken bestemming 'nader uit te werken woongebied'. De gemeente en ontwikkelaar zijn voornemens om op deze locatie een HOED (huisartsen onder 1 dak) met 19 appartementen te realiseren. Omdat de ontwikkeling al voldoende is uitgekristalliseerd, is in het onderhavige bestemmingsplan een directe bestemming opgenomen voor deze locatie. Voor de locatie zijn de volgende stedenbouwkundige voorwaarden van toepassing:

De rooilijn sluit aan op de bestaande bebouwing:

  • voor Raadhuisplein loopt de rooilijn gelijk met die van de uitbouw/garage en de rooilijn van Jacoba van Beierenhof;
  • voor Kerkzicht loopt de rooilijn gelijk aan de zijgevel van de woning Jacoba van Beierenweg 5;
  • het kopvolume wordt vormgegeven als stedenbouwkundig accent en is circa 1,8 meter naar voren geschoven aan Kerkzicht en circa 1,5 meter aan het Raadhuisplein.

Voldoende afstand ten opzichte van de bestaande woningen:

  • als afstand tot de woning Raadhuisplein 2 wordt minimaal 6,5 meter aangehouden;
  • als afstand tot de achtergevel van de woning aan de Jacoba van Beierenweg 5 geldt minimaal 19 meter.

De hoogte sluit aan op de bestaande bebouwing:

  • voor de begane grond laag een maximale hoogte van 3,9 meter voor maatschappelijke functies;
  • de vleugels van het gebouw maximaal twee bouwlagen met een kap met een goothoogte van 7,8 meter. De kap krijgt een dakhelling van 45 graden met een nokhoogte van maximaal 10,8 meter;
  • het stedenbouwkundig accent is maximaal met 4 lagen ( 13,10 meter);
  • de liftschacht is maximaal 1 meter hoger dan het stedenbouwkundig accent.

Parkeren op eigen terrein:

  • parkeren wordt op eigen terrein opgelost conform de parkeernomen van de gemeente Teylingen;
  • de groenstrook langs het Raadhuisplein blijft vrij van bebouwing;
  • parkeren aan het Raadhuisplein wordt groen ingepast.

Voor een uitgebreide toelichting op de planbeschrijving wordt verwezen naar de Ruimtelijke Onderbouwing Kerkzicht. De milieu- en omgevingsaspecten zijn ook opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing. Deze ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan. De onderzoeken behorende bij de ontwikkeling zijn gebundeld in bijlage 3 van dit bestemmingsplan.

2.4.4 Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46

Ter plaatse van de Jacoba van Beierenweg tussen nummer 40 en 46 wijzigt de bestemming naar Wonen - 1 en Tuin, ten behoeve van één woning. De goot- en bouwhoogte van deze woning bedraagt ten hoogste respectievelijk 4 m en 11 m. De inhoud van de woning bedraagt bijna 700 m3. Voor verschillende sectorale aspecten is onderzoek uitgevoerd naar de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling. Deze onderzoeken zijn verwerkt bij de betreffende thema's in hoofdstuk 4 onderzoeken. Alle onderzoeken ten behoeve van deze ontwikkeling zijn gebundeld en als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0014.png"

Figuur 2.10 Situatietekening Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46

2.4.5 Uitbouw Kroeskarperlaan

Voor de woningen aan de Kroeskarperlaan nummer 1-9, 11-21 en 23-35 is voor de uitbreiding van de eerste verdieping een uitbouw op het dakterras toegestaan. De uitbouw heeft de volgende afmetingen:

  • een bruto oppervlakte van circa 21,5 m2
  • de oostgevel heeft een lengte van 3,4 m
  • de westgevel heeft een lengte van 1,98 m
  • de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande hoogste goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw op het bouwperceel. Bedoeld worden de goot- en nokhoogte van het hoofdgebouw, zoals die bestaan op de datum van vaststelling van het aangepaste bestemmingsplan.

De massa van de uitbouw past bij de architectuur van de woning en is stedenbouwkundig verantwoord vanwege de situering van het bouwblok aan het water en het individuele karakter van de kap. Om de architectuur van het bouwblok niet aan te tasten zal wel gekozen moeten worden voor een uniforme uitbouw voor alle woningen. De uitbouw zal eerst door welstand goedgekeurd moeten worden. Door middel van de specifieke bouwaanduiding achtergevel ('sba-agl') wordt de uitbouw in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

2.4.6 Wonen uit te werken

Wonen - uit te werken - 1, Engelselaan tussen 18a en 20

Vanuit het vigerende bestemmingsplan is nog een niet ontwikkelde locatie overgebleven aan de Engelselaan, tussen nummer 18a en 20. Op deze locatie wordt nu voorzien van ten hoogste 2 vrijstaande of twee-aaneen gebouwde woningen. Voor de maximale goot- en bouwhoogte van de 2 woningen, alsook de omvang van de woning, wordt aangesloten bij de naastgelegen woningen. Dit betekent dat de goothoogte maximaal 6 m zal bedragen en de bouwhoogte 11 m. Dit biedt ruimte voor een woning met 2 woonlagen en een kap. Ook dienen de woningen te passen binnen het straatbeeld van de Engelselaan. De woningen moeten daarom aansluiting vinden bij de voorgevellijn van de naastgelegen woningen.

Wonen - Uit te werken – 2, Jacoba van Beierenweg naast 37

Vanuit het vigerende bestemmingsplan is nog een niet ontwikkelde locatie overgebleven aan de Jacoba van Beierenweg. Om hier alsnog invulling aan te geven wordt de uit te werken bestemming uit het thans vigerende bestemmingsplan overgenomen. De uitwerkingsregels zijn wel beperkt ten opzichte van de bestaande uitwerkingsregels. Dit heeft te maken dat het voorgaande uit te werken bestemming een vele malen groter gebied betrof. Op deze locatie wordt nu voorzien van ten hoogste 2 vrijstaande of twee-aaneen gebouwde woningen. Voor de maximale goot- en bouwhoogte van de 2 woningen, alsook de omvang van de woning, wordt aangesloten bij de naastgelegen woningen. Dit betekent dat de goothoogte maximaal 6 m zal bedragen en de bouwhoogte 11 m. Dit biedt ruimte voor een woning met 2 woonlagen en een kap. Ook dienen de woningen te passen binnen het straatbeeld van de Jacoba van Beierenweg. De woningen moeten daarom naar deze weg zijn gekeerd en aansluiting vinden bij de voorgevellijn van de naastgelegen woningen (nr. 37, 39 en 41).

2.4.7 Wro- zone - wijzigingsgebied: Schoutenlaan / Jan van der Jagtstraat

Op de hoek van de Schoutenlaan en de Jan van der Jagtstraat is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bouw van een woning. Bij deze wijzigingsbevoegdheid zijn verschillende voorwaarden opgenomen, hieronder zijn de belangrijkste voorwaarden opgesomd:

  • De woning moet in de rooilijn staan met overige woningen aan de Jan van der Jagtstraat;
  • hoogte overeenkomstig naastliggende woningen aan de Jan van der Jagtstraat;
  • geen bebouwing direct aan de Schoutenlaan, hiervoor circa 3,5 m aanhouden;
  • parkeren ten behoeve van de nieuwe woning op eigen erf 2 parkeerplaatsen;
  • geen verslechtering van de parkeervoorzieningen ten opzichte van de huidige situatie.

2.5 Conclusie

Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter waarbij de bestaande situatie wordt vertaald in dit bestemmingsplan. Ook bestaande uitwerkingsmogelijkheden zijn hierin opgenomen. Hierbij is het behoud van de ruimtelijke structuur de basis en zal het woon- en leefklimaat worden gehandhaafd. Op vier locaties is sprake van een concrete ontwikkeling. Deze zijn in dit bestemmingsplan opgenomen. Specifiek voor deze locatie is in bijlage 1 een ruimtelijke onderbouwing opgenomen waarin de haalbaarheid wordt onderbouwd. Behalve deze ontwikkeling is in het plan een wijzigingsgebied en twee uit te werken gebieden opgenomen. Deze hebben allen de verplichting meegekregen dat wijziging pas is toegestaan nadat is aangetoond, met aanvullende onderzoeken, dat het plan uitvoerbaar is. Vanwege de consoliderende planopzet kan geconcludeerd worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van het bestemmingsplan "Voorhout-Oost". De regels vormen de juridische vertaling van de gemaakte keuzes voor dit plangebied.

3.1 Planvorm

Conserverend

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande (woon)bebouwing een conserverende planvorm. De gekozen planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en gerealiseerd. Op enkele locaties in het plan wordt direct een nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt. De bestemmingslegging op deze locaties is aangepast op het toekomstige gebruik.

3.2 Systematiek Bestemmingen

De planregels zijn opgedeeld in 4 hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de inleidende regels gegeven. In het tweede hoofdstuk is de bestemmingsregeling gegeven die gelden voor het plangebied. In hoofdstuk 3 zijn vervolgens de algemene regels opgenomen. Tot slot in hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotregels. In de onderstaande paragrafen wordt per artikel uiteen gezet wat de functie van het artikel is binnen het bestemmingsplan.

3.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) en Wijze van meten (artikel 2)

De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

3.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 - Bedrijf

Op één locatie binnen het plangebied komt de bestemming Bedrijf voor. Ter plaatse is een bedrijf toegestaan uit ten hoogste milieucategorie 2. Als onderdeel van het bedrijf is het toegestaan om 50% van het bedrijfsvloeroppervlakte te gebruiken ten behoeve van een kantoor. Het bedrijf dient gebouwd te worden binnen het aangegeven bouwvlak. Daarbij is eveneens aangegeven wat de maximale bouwhoogten bedraagt voor het gebouw.

Artikel 4 - Cultuur en ontspanning

Binnen het plangebied is een kinderboerderij aanwezig. De kinderboerderij is opgenomen binnen de bestemming Cultuur en ontspanning en daarbij aangeduid met de aanduiding 'kinderboerderij'. Andere vormen van cultuur en ontspanning zijn hierdoor op deze locatie niet toegestaan. Gebouwen en overkappingen mogen gebouwd worden binnen het bouwvlak. Met een aanduiding is aangegeven wat de maximale bebouwingspercentage is van het bouwvlak. De maximale bouwhoogte voor gebouwen en overkappingen is gesteld op 3 m.

Artikel 5 - Gemengd

Deze verzamelbestemming is opgenomen voor die locaties waar het wonen veelal op verdiepingen wordt gecombineerd met een andere functie. Andere functies die mede mogelijk zijn gemaakt binnen deze bestemming zijn detailhandel en dienstverlening, horeca, kantoren en verschillende maatschappelijke voorzieningen. Wel is op één locatie de mogelijkheid van horeca expliciet uitgesloten. De toegestane goot- en/of bouwhoogte is aangegeven binnen het bouwvlak waar hoofdgebouwen binnen gebouwd mogen worden. Daarnaast is op sommige locaties een bebouwingspercentage opgenomen. Indien geen percentage is opgenomen, mag het bouwvlak volledig worden gebouwd.

Artikel 6 - Groen

Binnen het plangebied zijn structuurbepalende groengebieden opgenomen. Deze gronden zijn bestemd als Groen. Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 m. Langs de Zuidelijke Randweg is een aanduiding opgenomen voor het realiseren van geluidwerende voorzieningen in de vorm van een geluidsscherm. Verder is om enige flexibiliteit in het bestemmingsplan te houden de mogelijkheid om binnen de bestemming eveneens nutsvoorzieningen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden aan te leggen.

Artikel 7 - Kantoor

Aan de Schoutenlaan bevindt zich één kantoorpand. Het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Wel mag het gehele bouwvlak bebouwd worden. De bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 3 m. In de bestemmingsregeling is verder weergegeven wat gebouwd mag worden aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Binnen het bestemmingsvlak zijn ook parkeervoorzieningen toegestaan. Ter plaatse van de bestemming Kantoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar Wonen en Tuin.

Artikel 8 - Maatschappelijk

Voor de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen is de bestemming Maatschappelijk opgenomen. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld scholen, een bibliotheek, het gemeentehuis, jeugd- en kinderopvang, en dergelijke. De regeling is relatief flexibel, zodat een uitwisseling van functies eventueel mogelijk is. Dit wil zeggen dat binnen de bestemming Maatschappelijk diverse maatschappelijke voorzieningen gevestigd kunnen worden en onderling uitwisselbaar zijn. Met de aanduidingen 'markt' en 'wonen' is het gebruik van de maatschappelijk bestemmingen, daar waar deze aanwezig zijn, verruimd. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak opgenomen, waarbij ook de maximale goot- en bouwhoogten zijn aangegeven.

Artikel 9 - Sport

Aan de Fuchsiastraat is de bestemming Sport opgenomen. Op deze locatie is een tennisvereniging aanwezig met verschillende indoor- en outdoortennisbanen. Gebouwen en overkappingen zijn binnen het aangegeven bouwvlak toegestaan. Daarnaast is middels een aanduiding aangegeven waar een bedrijfswoning is toegestaan. specifiek ten behoeve van de sportvoorzieningen zijn afwijkende bouwhoogten opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

Artikel 10 - Tuin

In tegenstelling tot de achtererven en de meeste zijerven bij woningen zijn de voortuinen en delen van de zijtuinen, behorende bij de woningen, niet onder de bestemming Wonen opgenomen, maar apart bestemd als Tuin. Op enkele locaties is eveneens een strook met de bestemming Tuin opgenomen die direct grenzen aan een watergang. Dit om te zorgen dat deze stroken gevrijwaard blijven van erfbebouwing. Ter illustratie van de bouwmogelijkheden binnen de bestemming Tuin en Wonen zijn onderstaand, onder het kopje artikel 15 t/m 17, afbeeldingen opgenomen.

Binnen de bestemming tuin is het toegestaan om parkeervoorzieningen te treffen, perceelsontsluitingen aan te leggen en steigers te realiseren bij het water. Tevens zijn binnen de bestemming specifieke bouwregels opgenomen voor erkers en luifels. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' zijn eveneens carports toegestaan.

Artikel 11 - Verkeer

Voor wegen waar geen sprake is van een 30 km/h regime, is de bestemming Verkeer opgenomen. Daar waar de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gericht is op de verblijfsfunctie, is deze bestemming met name gericht op de ontsluiting van het gebied. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Artikel 12 - Verkeer - Railverkeer

Binnen het plangebied bevindt zich een spoorverbinding. Daarnaast is hier ook een station aanwezig. Dit is opgenomen binnen de bestemming Verkeer - Railverkeer. Binnen deze bestemming zijn spoorwegen, met daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen toegestaan. Ook zijn een spoorwegstation, informatiepunt en perrons toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is geregeld dat er geen bebouwing is toegestaan tot een hoogte van 2,5 m. De totale oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een creatief informatiepunt en gebouwen ten behoeve van verkeer- en railverkeer bedraagt ten hoogste 200 m2. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van ten hoogste 3 m. Hierbinnen zijn ook overkappingen toegestaan.

Artikel 13 - Verkeer - Verblijfsgebied

In het plangebied bevinden zich 30 km/h wegen. Deze wegen zijn opgenomen binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. De bestemming is erop gericht om ook bijvoorbeeld speelvoorzieningen binnen de woonstraten te kunnen realiseren. Binnen deze bestemming wordt eveneens ruimte geboden voor parkeergelegenheden. Daarnaast is een aanduiding 'evenemententerrein' opgenomen waar het mogelijk is om de grond te gebruiken voor gebeurtenissen dat gericht is op een groter publiek op gebied van kunst, sport ontspanning en cultuur. Ook is de aanduiding 'markt' opgenomen. Op deze locatie is ook een markt toegestaan. Voor zover het openbaar gebied geen onderdeel uitmaakt van het structureel groen, is de openbare ruimte en de groenvoorzieningen opgenomen binnen deze bestemming.

Artikel 14 - Water

Het open water, wat in het plangebied aanwezig is, is opgenomen binnen de bestemming Water. Binnen deze bestemming is verkeer te water en oeververbindingen toegestaan. Daarnaast zijn hier bruggen, duikers en steigers mogelijk. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Voor steigers is bepaald dat de oppervlakte maximaal 6 m2 bedraagt, waarbij de breedte en lengte respectievelijk maximaal 1 m en 6 m bedraagt.

Artikel 15 t/m 17 - Wonen - 1 t/m 3

Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd voor Wonen. De gemeente Teylingen heeft een eigen standaard indeling voor verschillende woningbouw typologieën. Voor de verschillende typologieën zijn de bestemming Wonen 1 t/m 3 opgenomen. Onderstaand zijn deze bestemmingen verder uitgewerkt.

Algemeen genomen is geregeld dat binnen de bestemming, naast woningen, ook voorzieningen toegestaan zijn ten behoeve van het wonen. Hierbij moet gedacht worden aan groen, water, erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en perceelsontsluitingen. Hoofdgebouwen mogen voorts uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De toegestane goot- en bouwhoogten zijn binnen de verbeelding opgenomen. Voor de erfbebouwing bij de woningen zijn vervolgens specifieke regels opgenomen, waarbij in ieder geval geregeld dat ten hoogste 50% van de zij- en achtererf bebouwd mag worden, tot een maximum van 100 m2.

Binnen Wonen - 1 zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan. Binnen deze bestemming is een uitzondering opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' (prr) is tevens een praktijkruimte toegestaan. De bestemming Wonen - 2 voorziet in twee-aan-ééngebouwde en geschakelde woningen. Binnen deze bestemming zijn de aanduidingen 'garages' (ga) en 'praktijkruimte' (prr) en 'gemengd' (gd) opgenomen. Binnen deze laatste aanduiding zijn tevens maatschappelijke doeleinden, dienstverlening en kantoren toegestaan. Daarnaast is de aanduiding 'maatschappelijk' (m) opgenomen, hier zijn op de begane grond uitsluitend maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Wonen - 3 is tot slot opgenomen voor de gestapelde woningen.

Ter plaatse van deze bestemmingen zijn hoofdgebouwen uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Met aanduidingen voor de maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven tot welke hoogten de woningen gebouwd mogen worden. De goothoogte mag onder voorwaarden worden doorbroken ten behoeve van een dakkapel.

Daarnaast is er een specifieke bouwregeling voor erfbebouwing binnen deze bestemmingen. Zo is bepaald dat de gezamenlijke omvang van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van het zij- en achtererf mag bedragen, met een maximale gezamenlijke omvang van 100 m2. In onderstaande figuren is de positionering van de erfbebouwing uitgebeeld. In de bouwmogelijkheden is een onderscheid gemaakt tussen 'aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen', 'vrijstaande bijgebouwen en overkappingen' en 'dakterrassen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0015.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0017.jpg"

Artikel 18 - Wonen - Woonwagenstandplaats

Behalve de normale woonvormen, bevindt zich tevens een locatie binnen het plangebied met woonwagenstandplaatsen. Dit is bestemd als Wonen - Woonwagenstandplaats. Ter plaatse van deze bestemming zijn uitsluitend woonwagenstandplaatsen en woonwagens toegestaan. Ter plaatse zijn maximaal 3 standplaatsen toegestaan. De goot- en bouwhoogte van de woonwagens bedraagt ten hoogste 3 m en 4,5 m. De bijbehorende erfbebouwing bedraagt gezamenlijk per standplaats 15 m2.

Artikel 19 en 20 Wonen - Uit te werken -1 en -2

Binnen het plangebied zijn twee locaties aangewezen waar middels een uitwerkingsplan de mogelijkheid bestaat om de locatie in te richten. Het gaat hier om restlocaties die zijn overgebleven uit het voorgaande bestemmingsplan die de ontwikkeling van het onderhavige woongebied heeft mogelijk gemaakt.

Ter plaatse van Wonen - Uit te werken-1 en Wonen - Uit te werken-2 is de mogelijkheid opgenomen om het gebied verder uit te werken ten behoeve van woningbouw. Ter plaatse van beide gebieden zijn ten hoogste 2 woningen toegestaan. Voor de hoogte van de woningen wordt aangesloten bij de maximale goot- en bouwhoogte van de naastgelegen woningen aan de noordoostzijde. Ook moet de voorgevel van de nieuwe woningen in lijn staan met deze woningen.

Het bevoegd gezag moet de bestemming uitwerken overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening. Daarnaast moet voor de vaststelling van het plan inzicht worden gegeven in de gewenste verkaveling en het functionele programma. Ook moet vaststaan dat er sprake is van een aanvaardbare milieuhygiënische woonsituatie of dat deze is gewaarborgd. Het uitwerkingsplan dient te worden opgesteld op basis van de neergelegde stedenbouwkundige randvoorwaarden.

Op deze gronden geldt een voorlopig bouwverbod. Bouwen is pas toegestaan nadat het uitwerkingsplan onherroepelijk is geworden.

Artikel 21 - Waterstaat - Waterkering

Binnen het plangebied is een gebied aanwezig waarbij sprake is van een waterkerende functie. Voor dit gebied is de dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering opgenomen. Door middel van deze bestemming is geregeld dat slechts beperkte bouwmogelijkheden zijn op deze gronden. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 3 m zijn hier toegestaan.

Artikel 22 - Waarde - Archeologie

In Voorhout is sprake van afwisselend lage, middelhoge en hoge verwachtingswaarden voor archeologische resten. Bij de ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen moet daarom gezocht worden naar eventueel voorkomende archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is daarom opgenomen om het gebied aan te geven waar in ieder geval onderzoek benodigd is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt naar 3 waarden, namelijk 'specifieke vorm van waarde - 1 t/m 3'. Waarde - 1 is opgenomen voor gebieden met een hoge of onbekende verwachtingswaarde en niet-beschermde archeologische monumenten. Waarde - 2 is voor die gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde. Waarde - 3 tot slot is voor gebieden met een lage verwachtingswaarde.

In artikel 28 van dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Waarde - Archeologie te wijzigen, dan wel geheel of gedeeltelijk te verwijderen. Dit is mogelijk indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen sprake meer is van archeologische waarden. Uit het nader archeologisch onderzoek moet blijken dat het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden voorziet.

3.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 - Antidubbeltelregel

De regel is om te voorkomen dat mocht in het bestemmingsplan zijn bepaald, dat bij een gebouw een open terrein verplicht is, dat terrein nog eens meetelt bij de beoordeling van een aanvraag van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke verplichting wordt gesteld.

Artikel 24 - Algemene bouwregels

Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Voorts is een regeling opgenomen om te voorkomen dat bouwwerken die legaal tot stand zijn gekomen, maar qua maatvoering niet geheel in overeenstemming zijn met het voorliggende bestemmingsplan, worden 'wegbestemd'. Ook is binnen dit artikel een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen en aanleggen van werken.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een regeling opgenomen over evenementen die buiten de aangewezen evenemententerreinen zouden plaatsvinden. Daarnaast zijn ook regels opgenomen over standplaatsen, ten behoeve van marktkramen.

Artikel 26 - Algemene aanduidingsregels

Binnen de regels komen verschillende algemene aanduidingsregels voor. Dit betreft aanduidingen die over meerdere bestemmingen liggen. Voor enkele woningen is de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren op eigen erf 1' en 'specifieke vorm van wonen - parkeren op eigen erf 3' opgenomen. Deze aanduidingen komen ook voor binnen de bestemming Tuin en betreft dezelfde type regeling. In de bestemming Tuin zijn 3 aanduidingen met betrekking tot parkeren. Deze aanduidingen zijn 'specifieke vorm van tuin - parkeren op eigen erf 1, 2 en 3'.

Op één locatie in het plangebied komt een Wro-zone - wijzigingsgebied voor. Ter plaatse van het wijzigingsgebied is het mogelijk om onder voorwaarden de bestemming te wijzigen naar Wonen - 1 en Tuin, ten behoeve van één woning. De woning mag een goot- en bouwhoogte hebben van respectievelijk 6 m en 11 m.

Voor het wijzigingsgebied geldt, dat bij het gebruikmaken van de wijzigingsmogelijkheid de uitvoerbaarheid van het plan moet worden aangetoond op diverse sectorale aspecten zoals bodemkwaliteit, flora- en fauna, water, externe veiligheid, luchtkwaliteit en geluidshinder.

Artikel 27 – Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking. Een afwijking wordt onder andere toegepast voor bij het verkopen van snippergroen. Bij die afwijking dient te worden voldaan aan het bepaalde in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0018.jpg"

Artikel 28 – Algemene wijzigingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

Artikel 29 – Overige regels

Werking wettelijke regelingen

In dit artikel is bepaald dat wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) mag een bestemmingsplan enkel en alleen worden gewijzigd volgens de vereiste procedure van de Wro. De Afdeling heeft er bezwaar tegen dat een plan impliciet gewijzigd kan worden. Met dit artikel wordt dit voorkomen.

3.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 30 – Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 21.1 Wro. Dit artikel is, rekening houdend met de terminologie uit de Wabo, één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

Het tweede lid gaat in het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.

Artikel 31 – Slotregel

Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Dit bestemmingsplan is conserverend van karakter en vertaalt hoofdzakelijk de bestaande situatie. In het bestemmingsplan echter ook enkele directe en indirecte ontwikkelingen opgenomen. Voor de directe ontwikkeling is per thema de effecten beschreven. Bij de indirecte ontwikkelingen en de daarbij behorende regels is bepaald dat voorafgaand eerst de uitvoerbaarheid moet worden aangetoond op het gebied van diverse milieuaspecten. Wel is per thema het relevante beleidskader gegeven. De beleidsstukken vormen de onderlegger van het bestemmingsplan en gelden als toetsingskader voor eventueel toekomstige ontwikkelingen.

4.1 Bedrijven

4.1.1 Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' (SvB 'bedrijventerrein').

In het plangebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, kantoren, detailhandel, scholen en andere maatschappelijke voorzieningen) aanwezig. Deze functies worden in het bestemmingsplan opgenomen. Voor bedrijven die in het plangebied voor komen wordt de SvB 'bedrijventerrein' toegepast. Om de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten te bepalen wordt hier uitgegaan van een afstandstoetsing ten opzichte van een rustige woonwijk.

De activiteiten die in het gebied worden toegelaten zijn weergegeven in de SvB 'bedrijventerrein' die is opgenomen in bijlage 1 van de regels. Voor al deze activiteiten is naar aanleiding van hun milieubelasting een categorie bepaald. Door middel van het opnemen van de categorieën op de verbeelding en in de regels worden de toegestane activiteiten bepaald. Lagere categorieën dan aangegeven zijn ook toegestaan. Binnen het plangebied worden bedrijven van milieucategorie 2 algemeen toelaatbaar geacht.

4.1.2 Inventarisatie bestaande bedrijven

In het plangebied komen verschillende functies voor. Aan de noordrand van het plangebied, aan de Engelselaan, bevindt zich het bedrijf 'IJsselmuiden ventilatoren'. Daarnaast is er een makelaarskantoor gevestigd op de hoek van de Jacoba van Beierenweg en de Schoutenlaan. Detailhandel is geconcentreerd in het buurtcentrum Oosthoutplein. Ook is er een supermarkt aanwezig aan de Jacoba van Beierenweg. Tot slot liggen er verspreid door de wijk verschillende maatschappelijke functies.

4.1.3 Ontwikkelingen

Jacoba van Beierenweg 49 - 51a

In de omgeving van de ontwikkellocatie van de BSO/KDV zijn geen bedrijven aanwezig die hinder zullen veroorzaken of beperkt worden in de mogelijkheden door de komst van een buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf. Een toename van geluid door het beoogde gebruik valt op voorhand niet uit te sluiten. Hier is echter geen sprake van bedrijfsmatige en continue geluidshinder. Dit aspect wordt in paragraaf 4.5 nog aangestipt.

Kerkzicht 3

In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van de woningen kan derhalve een goed woonklimaat worden gegarandeerd en er worden geen bedrijven in de bedrijfsvoering beperkt.

Cayennehof

De omgeving van de Cayennehof kan worden getypeerd als een rustige woonwijk (bron: VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', 2009). Afgezien van een wijkgebonden voorziening, een school, komen er geen andere functies in de wijk voor. Er zijn geen Wm-plichtige bedrijven aanwezig binnen een straal van 100 meter van het plangebied. Er wordt op deze locatie geen nieuwe woning neergezet. Het voornemen om de bestemming te wijzigen naar Wonen - 2 vormt daarom geen belemmering voor bedrijven in de omgeving.

Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46

De Jacoba van Beierenweg nabij nr. 40 kan worden getypeerd als een rustig woongebied (bron: VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', 2009). In de nabije omgeving zijn geen bedrijven en/of activiteiten aanwezig die hinder veroorzaken ter plaatse van het bouwplan. Ook worden bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

4.1.4 Afwijking van toegestane milieucategorie

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de toegestane bedrijfsactiviteiten die 1 stap hoger ligt dan algemeen toelaatbaar wordt geacht. In geval van een omgevingsvergunning dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

4.1.5 Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven de vaststelling van het plan niet in de weg staat. Door het toepassen van een milieuzonering kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Daarnaast vormen de ontwikkelingen geen ruimtelijke beperkingen voor omliggende bedrijven en woningen.

4.2 Horeca

4.2.1 Normstelling en beleid

Om het woon- en leefklimaat in het dorp zoveel mogelijk te beschermen, heeft de gemeente Teylingen onderscheid gemaakt tussen drie typen horeca:

Categorie I "lichte horeca"

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

  1. a. aan de detailhandelsfunctie verwante horeca (bv. cafetaria, lunchroom, ijssalon);
  2. b. overige lichte horeca (bv. bistro, hotel, restaurant zonder bezorg en/of afhaal);
  3. c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking (bv bedrijven uit a en b, groter dan 250 m2 en restaurant met bezorg en/of afhaal).

Categorie 2 "middelzware horeca"

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken.

Categorie 3 "zware horeca"

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen.

4.2.2 Inventarisatie bestaande horeca

In het buurtcentrum Oosthoutplein bevinden zich twee horecavoorzieningen. Het restaurant Asian Cuisine Oosthout en de snackbar/lunchroom Even Genieten. Beide liggen in het buurtcentrum en daarmee in de bestemming gemengd. In deze bestemming is horeca toegestaan tot een categorie 1c uit de Staat van Horeca activiteiten van de gemeente Teylingen. Deze Staat is als bijlage 2 bij de regels toegevoegd.

4.2.3 Conclusie

De horecavoorzieningen liggen in een buurtcentrum en zijn daarmee onderdeel van een groter geheel van voorzieningen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect horeca de vaststelling van het plan niet in de weg staat. Door het toepassen van een horecacategorie wordt een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd.

4.3 Externe Veiligheid

4.3.1 Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het PR en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het GR.

Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).

Voor het transport van gevaarlijke stoffen de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (2006) van toepassing. Sinds 1 januari 2011 is voor wat betreft buisleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.

4.3.2 Plaatsgebonden risico

Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar voor nieuwe situaties. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan. Binnen het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen het PR.

4.3.3 Verantwoordingsplicht groepsrisico

Het GR is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied.

Het GR wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar,= en met de kans op 1.000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt voor het transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen echter een factor 10 lager dan voor inrichtingen.

In de verantwoording van het GR worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het GR wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding (zie ook Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen).

4.3.4 Risicobronnen

In figuur 4.1 is een uitsnede van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland. De groene markeringen betreffen gevoelige inrichtingen. Dit zijn voornamelijk scholen, publieksgebouwen en woonverblijven. Deze functies zijn extra kwetsbaar voor verstoringen of rampen. In rood zijn de inrichtingen met risicovolle activiteiten weergegeven met indien van toepassing een risicocontour en invloedsgebied.

Inrichtingen

In rood zijn de risicovolle inrichtingen weergegeven met indien van toepassing een risicocontour en invloedsgebied. Op de uitsnede betreft dit een opslaggebouw voor bestrijdingsmiddelen aan de Jacoba van Beierenweg 128, een tankstation aan de Oosthoutlaan in Sassenheim, een transportbedrijf in Sassenheim aan de A. Philipsweg en het Teylingen College aan de Leidsevaart 4. Al deze functies hebben geen invloed op de externe veiligheid in het plangebied.

Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd. In het plangebied zelf zijn geen bedrijven aanwezig waarop het huidige Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0019.png"

Figuur 4.1 Uitsnede risicokaart. Bron: www.risicokaart.nl

4.3.5 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Transport over het spoor

Aan de westkant van het plangebied ligt de spoorlijn van Leiden richting Haarlem. Over dit traject werden in 1998 nog gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit de publicatie van ProRail Spoorontwikkeling 'Marktverwachting van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor; een verwachting voor de middellange termijn' van 26 september 2007 blijkt dat via Leiden geen structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en dat dit op grond van marktontwikkelingen voor de toekomst ook niet verwacht wordt.

Mocht er in de toekomst toch vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden op spoorroutes die volgens de prognose hiervoor niet zijn ingedeeld, dan is aandacht nodig voor voorzieningen in de sfeer van hulpverlening en zelfredzaamheid.

Transport over de A44

Rijksweg A44 wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen, o.a. LPG en brandbare vloeistoffen. Het plangebied ligt op meer dan 800 m van de A44 en ligt niet in het invloedsgebied van de A44. De A44 heeft geen effect op het plangebied.

Transport over het water

In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over het water worden vervoerd. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een waterweg die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Transport via buisleidingen

In de omgeving van het plangebied drie buisleidingen gelegen (rode stippellijn in figuur 4.1). Het plangebied ligt niet binnen de PR 10-6-risicocontouren van deze leidingen of het invloedsgebied. Vervoer van gevaarlijke stoffen door deze buisleidingen vormt daarom geen knelpunt met de realisatie van het bestemmingsplan.

4.3.6 Ontwikkelingen

Jacoba van Beierenweg 49 - 51a

De ontwikkellocatie aan de Jacoba van Beierenweg 49 - 51a wordt op basis van de hierboven benoemde conclusies niet belemmerd door het aspect externe veiligheid.

Kerkzicht 3

Het plan ligt niet in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd en niet in het invloedsgebied van een weg, spoorlijn, waterweg of buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Cayennehof

Het aspect externe veiligheid is bij deze ontwikkeling niet relevant. De locatie ligt niet in het invloedsgebied van een risicobron (inrichting, weg, water, spoor of buisleiding). Voorts wordt op deze locatie ook niet voorzien in een nieuwe woning.

Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46

Het plan ligt niet in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd en niet in het invloedsgebied van een weg, spoorlijn, waterweg of buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Er zijn geen externe veiligheidsaspecten die een belemmering vormen voor het bouwplan.

4.3.7 Conclusie

In het plangebied vinden geen overschrijdingen plaats van de grenswaarde voor het PR. Binnen de PR 10-6-risicocontouren van de relevante inrichtingen of transportassen liggen in het plangebied geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Aangezien er in de huidige situatie ook geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR kan een verdere verantwoording van dit aspect achterwege blijven.

Externe veiligheid is geen belemmering voor vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.4 Leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen gelegen. Wel liggen in de omgeving van het plangebied enkele aardgasleidingen, maar het plangebied ligt niet binnen de PR 10-6 risicocontour. In de omgeving van het plangebied liggen geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5 Geluidshinder Weg- En Railverkeerslawaai

4.5.1 Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) vormt het juridische kader van het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis.

Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder in werking getreden. Hierin is de bevoegdheid voor het verlenen van een hogere waarde gedecentraliseerd naar het bevoegd gezag, in dit geval Burgemeester en Wethouders. Dat betekent dat het 'hogere-waardebesluit' niet langer ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten hoeft te worden voorgelegd. Voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai stapt de wetgever nu over op de Europese dosismaat Lden (staat voor day- evening- night). In de wet wordt Lden aangegeven in decibel (dB).

Voor geluidgevoelige functies zoals woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeer en 55 dB voor spoorwegverkeer. In Teylingen is een lagere, te verlenen, maximale ontheffingswaarde uitgangspunt. De maximale ontheffingswaarde voor wegverkeer is in Teylingen 58 dB (5 dB lager dan het wettelijk maximum) en 63 dB voor spoorwegverkeer (eveneens 5dB lager dan het wettelijk maximum).

4.5.2 Ontwikkelingen

Ontwikkeling Jacoba van Beierenweg 49 - 51a

Deze locatie ondervindt geen hinder van (spoor)wegverkeerslawaai. De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn beschreven in de ruimtelijke onderbouwing. Het volledige onderzoek is toegevoegd als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing, de ruimtelijke onderbouwing is bijlage 1 van dit bestemmingsplan.

Kerkzicht 3

Uit de resultaten van het in de ruimtelijke onderbouwing opgenomen onderzoek blijk dat de voorkeurgrenswaarden niet worden overtroffen. Derhalve zijn geluidreducerende maatregelen of het aanvragen van hogere waarden niet noodzakelijk. Het aspect geluid vormt derhalve geen belemmering voor deze ontwikkeling.

Cayennehof

Bij het plan moet rekening worden gehouden met het aspect geluid ten gevolge van het verkeer op de Schoutenlaan. De Omgevingsdienst heeft een conform de rekenmethode SRM II een geluidonderzoek gedaan voor de Cayennehof. Het blijkt dat de geluidbelasting 51 dB is, 3 dB boven de voorkeurgrenswaarden. In geval hier een nieuwe woning zou worden gerealiseerd, dan zouden hogere waarden aangevraagd moeten worden. Van de realisatie van een woning is ter plaatse reeds afgezien. De Wet geluidhinder staat de beoogde wijziging van de bestemming naar Wonen - 2 zonder bouwvlak verder niet in de weg. Hogere waarden hoeven niet te worden vastgesteld.

Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46

Ter plaatse van de ontwikkellocatie is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in de bijlagenbundel van de ontwikkeling, opgenomen als bijlage 4 bij deze toelichting. De geluidbelasting op de nieuwe woning overschrijdt de voorkeurgrenswaarden niet. Maar omdat de gecumuleerde geluidbelasting rond de 57 dB ligt is voor de realisatie van de ontwikkeling onderzoek naar de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie nodig om aan de normen uit het bouwbesluit te kunnen voldoen. Voor bouw van een vrijstaande woning op de ontwikkelingslocatie zijn verder geen geluidsproblemen te verwachten.

4.5.3 Conclusie

Bovenstaand zijn de ontwikkelingen in relatie met het thema geluid beschreven. Als aan bovenstaande eisen wordt voldaan dan vormt het aspect geluid geen belemmering voor de ontwikkelingen. In de wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden is de verplichting opgenomen, dat nader onderzoek uitgevoerd moet worden indien van deze mogelijkheden gebruik wordt gemaakt.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Beleid en normstelling

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Titel 5.2 Wm 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit (Wlk). Het doel van de Wlk is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De Wlk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 0,4 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2.

Bij inwerking treding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is een digitale saneringstool (3.1) beschikbaar gesteld door de Ministeries van VROM en V&W. In het plangebied zijn enkele doorgaande wegen, in het NSL zijn de Carolus Clusiuslaan, Hoofdstraat en Pallandtlaan opgenomen. De concentraties NO2 langs die wegen in 2011 zijn berekend en liggen tussen de 25,0 en 27,6 µg/m3. De concentraties PM10 langs die wegen in 2011 zijn berekend en liggen tussen de 17,8-18,5 µg/m3 (incl. zeezout correctie).

Het Regionaal beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS) gaat voor luchtkwaliteit uit van de ambitie zoals dat was verwoord in het Milieubeleidsplan 2003-2010. Deze ambitie is, dat op het merendeel van de plaatsen waar mensen wonen, sporten of anderszins langdurig verblijven, de concentratie aan luchtverontreinigende stoffen in 2010 beduidend lager is dan de toegestane grenswaarden. In de praktijk is de term "beduidend lager dan de grenswaarde" gesteld op 36-38 µg/m3 voor het extra ambitieniveau uit het RBDS.

4.6.2 Ontwikkelingen

Ontwikkeling Jacoba van Beierenweg 49 - 51a

Het plan aan de Jacoba van Beierenweg 49 - 51a voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Verder wordt voldaan aan de ambitie uit het milieubeleidsplan 2003-2010 en de extra ambitie uit het regionaal beleidskader duurzame stedenbouw. Een uitgebreide beschrijving is gegeven in de ruimtelijke onderbouwing. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.

Kerkzicht 3

Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Verder wordt voldaan aan de ambities uit het regionaal beleidskader duurzame stedenbouw. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.

Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46

Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Verder wordt voldaan aan de ambitie uit het milieubeleidsplan 2003-2010 en de extra ambitie uit het regionaal beleidskader duurzame stedenbouw. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.

4.6.3 Conclusie

De opgenomen ontwikkelingen in dit bestemmingsplan ondervinden geen hinder van de luchtkwaliteit, of zorgen voor een verslechtering van de luchtkwaliteit. Indien gebruik gemaakt wordt van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsmogelijkheid, dan zal wel specifiek onderzocht moeten worden of onder de grenswaarden van het NSL wordt gebleven. Deze verplichting is in de wijzigings- en uitwerkingsregels opgenomen. Geconcludeerd wordt dat uit het oogpunt van luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefmilieu.

4.7 Archeologie En Cultuurhistorie

4.7.1 Regelgeving en beleid

Rijksbeleid

Als gevolg van het Verdrag van Valletta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Visie Erfgoed en Ruimte.

Provinciaal beleid

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

Gemeentelijk beleid

In de nota 'Onder de grond, beleid voor archeologie in Teylingen' is het gemeentelijk archeologiebeleid vastgelegd. Het beleid is gebaseerd op wetgeving en de archeologische verwachtings- en beleidskaart van Teylingen en heeft tot doel om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen. Voor het nemen van beslissingen is een archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. Deze geeft inzicht in de archeologische waarden en verwachtingen in Teylingen. Op basis van deze kaart kunnen initiatiefnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over eventuele archeologische consequenties van ruimtelijke ingrepen.

Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden AWV 1 t/m 6 en Archeologische Waardevolle Gebieden AWG 1 t/m 2. Per gebied is een voorschrift aangegeven.

4.7.2 Ontwikkelingen

Ontwikkeling Jacoba van Beierenweg 49 - 51a

Op de Archeologische beleidskaart van de gemeente Teylingen is aangegeven dat de ontwikkeling in een middelmatige archeologische verwachtingszone ligt. Voor deze zone gelden de volgende voorwaarden:

  • bij bodemingrepen dieper dan 1 m -Mv en groter dan 500 m2 verkennend archeologisch onderzoek naar fossiele bodems. Indien deze aanwezig zijn dan dient een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

De bodemingreep bedraagt minder dan 500 m2 waardoor een verkennend archeologisch onderzoek vooralsnog niet noodzakelijk is. Mocht in een later stadium blijken dat een verkennend onderzoek wel noodzakelijk is dan wordt dit gedaan bij de aanvraag van de omgevingsvergunning.

Kerkzicht 3

Deze locatie valt in een middelmatige archeologische verwachtingszone. Dit houdt in dat bij ingrepen groter dan 500 m2 archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Omdat locatie Kerkzicht groter is dan 500 m2, is er archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden en de verstoorde bodemopbouw binnen het plangebied, is archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk.

Cayennehof

Ter plaatse van de ontwikkeling aan het Cayennehof geldt een lage archeologische verwachting. Aan deze verwachting zitten geen regels verbonden, derhalve is archeologisch onderzoek ten behoeve van deze bestemmingswijziging niet noodzakelijk.

Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46

Deze locatie valt in een middelmatige archeologische verwachtingszone. Dit houdt in dat bij ingrepen groter dan 500 m2, zoals bij deze ontwikkeling, archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Door Synthegra is een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagenbundel van deze ontwikkeling, deze bijlagenbundel is bijlage 4 bij dit bestemmingsplan. Op de locatie Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46 worden vanaf circa 1 m beneden maaiveld archeologische resten verwacht. Indien binnen het plangebied graafwerkzaamheden uitgevoerd zullen worden die dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld wordt op grond van de gemeentelijke Beleidsadvieskaart een booronderzoek aanbevolen.

De resultaten van dit onderzoek zullen namelijk eerst moeten worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Teylingen), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

4.7.3 Vertaling archeologisch beleid naar bestemmingsplan

Uit de archeologische beleidskaart van de gemeente blijkt dat er nogal wat verschillende (verwachtings-)waarden op het plangebied rusten, deze variëren van terrein met status (niet beschermd archeologisch monument (AWG2), een hoge verwachting (AWV 1) tot een lage verwachting (AWV 6). De nota archeologie geeft aan welke onderzoeksdrempels er per gebied zijn en waar het onderzoek naar gedaan moet worden. De bestemming Waarde – Archeologie uit het handboek bestemmingsplannen is in het bestemmingsplan opgenomen met een specifieke vorm van waarde-1 t/m 3. De bestemming Waarde – Archeologie -1 heeft betrekking op AW1, bebouwd en AWG-2 van de archeologische verwachtingskaart. De bestemming Waarde – Archeologie - 2 heeft betrekking op AWV-2 en Waarde-3 heeft betrekking op AWV-3, AWV-4 en AWV-5. Binnen het plangebied bevinden zich geen monumentale panden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0020.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Teylingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0021.jpg"

4.7.4 Conclusie

De verschillende archeologische verwachtingswaardes zijn vertaald in archeologische dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen, die deze verwachtingswaardes beschermen. Geen van de ontwikkelingen die in dit plan zijn opgenomen tasten de archeologische waardes aan, al moet daar voor de Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46 nog wel een booronderzoek naar gedaan worden.

4.8 Bodem

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om de bodemkwaliteit te onderzoeken. Bij functiewijzigingen moet gekeken worden of de bodemkwaliteit voldoende is ten dienste van de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.

De provincie hanteert als richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen in ieder geval het eerste deel van een verkennend bodemonderzoek moet worden verricht. Dit is het historisch onderzoek. Als uit dit onderzoek blijkt dat binnen de nieuwe bestemmingen sprake is geweest van een activiteit met een verhoogd risico op verontreiniging, dan is een volledig verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.

4.8.1 Ontwikkelingen

Jacoba van Beierenweg 49 - 51a

Voor deze ontwikkeling wordt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Wanneer blijkt dat de grond geschikt is voor de toekomstige functie vormt dit aspect geen belemmering voor de ontwikkeling.

Kerkzicht 3

Voor Kerkzicht is onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit, dit onderzoek is beschreven in de ruimtelijke onderbouwing en het volledige onderzoek is opgenomen in de bijlagenbundel (bijlage 3 bij dit bestemmingsplan). Gelet op de resultaten van het verkennend (water)bodemonderzoek bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de (water)bodem géén belemmeringen voor de nieuwbouw op de onderzoekslocatie alsmede het dempen van de watergang.

Cayennehof

Ter plaatse van het Cayennehof is een bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de grond milieuhygiënisch geschikt is voor de toekomstige functie. De bodem en het grondwater zijn niet tot licht verontreinigd. Er zijn verder geen bijzonderheden in de bodem aangetroffen. Het volledige bodemonderzoek is als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46

Door 'Search ingenieursbureau' is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de ontwikkellocatie. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het huidig c.q. toekomstig gebruik van de locatie. Het volledige onderzoek is in de bijlagenbundel van de ontwikkellocatie toegevoegd, de bijlagenbundel is als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

4.8.2 Conclusie

Naast de hierboven beschreven ontwikkelingen zijn in het plan twee uitwerkingslocaties opgenomen en twee wijzigingsmogelijkheden opgenomen. Voor deze locaties is in de regels de verplichting opgenomen om bij gebruikmaking van de mogelijkheden eerst een verkennend bodemonderzoek uit te voeren naar de bodemkwaliteit ter plaatse. Uitgaande van het voorgaande kan worden gesteld dat het aspect bodemkwaliteit de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg zal staan.

4.9 Ecologie

4.9.1 Toetsingskader

Vogel- en Habitatrichtlijnen

De vogelrichtlijn beschermt vogelsoorten die zijn genoemd in Bijlage I van de richtlijn. De Habitatrichtlijn omvat naast de bescherming van planten en dieren in gebieden die worden aangeduid als Habitatgebied, ook de bescherming van verschillende planten- en diersoorten op zich. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn samengevoegd in "Natura 2000". Het plangebied valt niet binnen een Natura 2000 gebied; evenmin ligt een Natura 2000 gebied in de directe omgeving van het plangebied.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet heeft als doel de populatie van het in het wild voorkomende soorten in stand te houden. Een ander doel is dat niet alleen de zeldzame soorten, maar ook alle in het wild levende planten en dieren in principe met rust gelaten worden. De planten en dieren kunnen op drie manieren beschermd worden:

  • door het verbieden van handelingen die de instandhouding van in het wild levende planten en dieren direct in gevaar zouden kunnen brengen;
  • kleine objecten of gebieden, die van groot belang zijn voor het voortbestaan van een bepaalde soort kunnen worden aangewezen als beschermd gebied respectievelijk beschermde leefomgeving;
  • een soort kan opgenomen worden op de Rode Lijst. Voor de soorten die op deze lijst staan is de overheid verplicht speciale beschermingsmaatregelen te treffen.

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0022.jpg"

Figuur 4.3 Plangebied ten opzichte van de Provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS).

Soortenbescherming

Het onderhavige bestemmingsplan is consoliderend van aard. Middels dit bestemmingsplan worden geen functiewijzigingen beoogd en worden ook geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Vaststelling van dit bestemmingsplan zal derhalve niet leiden tot verstoring van eventueel beschermde flora en fauna. Indien sprake zal zijn van een ontwikkeling binnen het plangebied, zal de ruimtelijke verandering in een separaat plan worden vastgelegd waarin onder andere onderzoek uitgevoerd zal worden naar flora en fauna.

4.9.2 Ontwikkelingen

Jacoba van Beierenweg 49 - 51a

In en rondom de ontwikkellocatie bevinden zich geen beschermde natuurgebieden of soorten waardoor aanvullend onderzoek naar flora en fauna niet noodzakelijk is. Een beschrijving van de quickscan flora en fauna is opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing van de Jacoba van Beierenweg 49 - 51a. De ruimtelijke onderbouwing is bijlage 1 bij deze toelichting.

Kerkzicht 3

Uit het onderzoek is gebleken dat er voor de verblijfplaatsen en foerageer gebieden van vleermuizen aanvullend onderzoek dient plaats te vinden. Dit onderzoek kunnen alleen uitgevoerd worden in de periode april – september. Daarnaast moet het verwijderen van groen buiten het broedseizoen om gebeuren, in verband met de aanwezigheid van broedvogels. De ontwikkeling heeft geen effect op de overige diersoorten. Een uitgebreide beschrijving van de quickscan flora en fauna is opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing van Kerkzicht 3, daarnaast is het volledige onderzoek opgenomen in de bijlagen.

Cayennehof

Ter plaatse van deze locatie is een bureauonderzoek gedaan naar de mogelijk aanwezige natuurwaarden. Het betreft een binnenstedelijke, onbebouwde locatie die in het verleden als speeltuin heeft gediend.

Bij het Natuurloket (Natuurloket.nl) en op www.waarnemingen.nl is het plangebied op mogelijke natuurwaarden getoetst. Het Nauurloket geeft aan dat redelijk wat soorten vogels en vaatplanten in de omgeving aanwezig zijn. Waarnemingen.nl geeft echter in de direct omgeving van het plangebied geen meldingen weer van zeldzame dier- en plantsoorten. Concluderend uit het voorgaande kan worden gesteld dat de beoogde bestemmingswijziging geen effect heeft op (beschermde) diersoorten.

Wel dient altijd rekening te worden gehouden met broedvogels. Verwijderen van het groen dient derhalve buiten het broedseizoen (broedseizoen: globaal 15 maart-15 juli) om te gebeuren.

Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46

Door Els & Linde is een quickscan flora en fauna uitgevoerd ter plaats van de Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagenbundel, die als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan is gevoegd. Voor de ontwikkelingen is geen ontheffing ex artikel 75 Flora- en Faunawet noodzakelijk. Er is evenmin een verklaring van geen bedenkingen nodig.

4.9.3 Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan maakt enkele ontwikkelingen mogelijk. Voor de locatie Kerkzicht 3 is nog aanvullend onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. De werkzaamheden op deze locatie mogen niet plaatsvinden voordat dit onderzoek is uitgevoerd. Bij de overige locaties is onderzoek uitgevoerd, maar vormt het aspect flora en fauna geen belemmering.

In dit plan zijn ook nog uitwerkings- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen. In de regels is de verplichting opgenomen om nader onderzoek te doen naar flora en fauna indien gebruik gemaakt wordt van de wijzigings- en/of uitwerkingsmogelijkheid. Ook bij andere gevallen van (her)ontwikkeling zal een flora- en faunaonderzoek moeten plaatsvinden.

4.10 Water

4.10.1 Beleidskader

Voor het bestemmingsplan is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het kader van het vooroverleg zal overleg worden gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf.

Rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET) en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Partijen verplichten zich hiermee om gezamenlijk te werken aan een Nederland dat kan leven met water. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem.

Het Nationaal Waterplan 2010 is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Het wetsvoorstel regelt niet alles. Bepaalde onderwerpen zijn nader uitgewerkt in onderliggende regelgeving: het Waterbesluit (algemene maatregel van bestuur), de Waterregeling (een ministeriële regeling) of in de verordeningen van waterschappen en provincies.

Provinciaal beleid

Het provinciaal Waterplan 2010-2015 betreft een concretisering van het streven van de provincie naar duurzaamheid. In dit plan is het provinciale beleid voor milieu en water en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. De provincie wil met het beleidsplan een leef- en investeringsklimaat realiseren dat gezond, groen en veilig is.

Als nadere uitwerking van het beleid Waterbeheer 21e eeuw is ook voor dit stroomgebied een watervisie opgesteld, ontwerp-Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Het plangebied ligt op de overgang van rivierzone en veenweidegebied. Er zijn geen specifieke gebiedsknelpunten aangeduid. Het omliggende stedelijke gebied heeft wel de gebruikelijke knelpunten van bestaand stedelijk gebied (tekort aan waterberging, grondwateroverlast, onvoldoende waterkwaliteit, etc.). In het waterstreefbeeld 2050 heeft de Meerburgerwatering de aanduiding 'vergroten aanvoercapaciteit via zoete as Midden-Holland'. In het gebied zelf wordt gestreefd naar een 'duurzaam stedelijk waterbeheer', waarbij de wateropgave wordt opgelost.

Beleid waterbeheerder

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.

De handreiking Watertoetsproces bij Rijnland beschrijft hoe het hoogheemraadschap omgaat met de watertoets. Tevens wordt beschreven wat zij van derden verwacht in geval van ruimtelijke ontwikkelingen en plannen.

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
  • De maximale oppervlakte voor Terrassteiger mag maximaal 6 m² bedragen.

Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren.

4.10.2 Onderzoekskaart

Het plangebied ligt grotendeels in een tweetal polders en deels in boezemland. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied is weergegeven in figuur 4.4. In dit figuur zijn de watergangen in het plangebied aangegeven. Enkele watergangen hebben een boezemkering en een beschermingszone, binnen deze zone dient voor werkzaamheden een vergunning te worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. Voor de boezemwatergangen is bij duikers en bruggen de aanduiding 'water' opgenomen om de waterdoorstroming te garanderen. Ook bevindt zich een gemaal aan de Schoutenlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2011VHT09001-0402_0023.png"

Figuur 4.4 Waterkeringen conform Legger Waterkeringen Hoogheemraadschap van Rijnland.

Binnen het plangebied is de watergang langs de Schoutenlaan aangeduid als één van de waterkeringen met een beschermingszone en ook aan de zuidwest rand van het plangebied ligt een waterkering De waterkeringen zijn:

  1. 1. Kerkzicht - Schoutenlaan - Engelselaan;
  2. 2. Wilgenhorst - Zuidelijke Randweg.

In de regels wordt voor de waterkeringen de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Verder bevinden zich binnen het plangebied een aantal watergangen die niet worden aangemerkt als hoofdwatergang.

4.10.3 Ontwikkelingen

Jacoba van Beierenweg 49 - 51a

De waterhuishouding in de omgeving van de ontwikkellocatie Jacoba van Beierenweg 49-51a veranderd nauwelijks. Omdat er al verharding aanwezig was ter plaatse van de nieuwbouwlocatie is de toename van verharding te verwaarlozen en is watercompensatie niet noodzakelijk. Qua riolering kan worden aangesloten bij het huidige rioleringsstelsel

Kerkzicht 3

Door de ligging in en aan een waterkering dient een vergunning aangevraagd te worden bij het Waterschap. Daarnaast is circa 350 m2 compensatie van het extra verharde oppervlak en compensatie ten behoeve van de te dempen watergang aan de Kerkzicht noodzakelijk. Deze compensatie zal worden gerealiseerd op een nader te bepalen locatie. De locatie zal in overleg tussen gemeente Teylingen en het Waterschap worden bepaald. Met inachtneming van bovengenoemde zijn er geen belemmeringen voor het realiseren van het plan. Een uitgebreide beschrijving van de waterhuishouding is opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing van Kerkzicht.

Cayennehof

Wanneer een ontwikkeling voorziet in een toename verhard gebied van meer dan 500 m2, is oppervlaktewater compensatie van 15% van de toename aan verharding vereist. Het totale oppervlakte van het perceel dat gewijzigd wordt is 276 m2. De toevoeging van het verharde oppervlakte is derhalve nooit meer dan 500 m2, waardoor watercompensatie niet aan de orde is. Voor wat betreft de riolering kan worden aangesloten op het al aanwezige stelsel.

Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46

Op deze locatie is momenteel een schuur aanwezig, die groter is dan de te realiseren bebouwing. Toch zal het verharde oppervlak enigszins toenemen door de andere verharding die gerealiseerd wordt. Het totale perceel is 810 m2 groot. Wanneer wordt uitgegaan van de vuistregel dat het te verharden oppervlak de helft van het volledige perceel bedraagt, is de toe te voegen verharding minder dan 500 m2. Hierdoor komt oppervlaktewater compensatie bij deze locatie niet aan de orde. Voor wat betreft de riolering kan worden aangesloten op het al aanwezige stelsel.

4.10.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, maar middels dit bestemmingsplan worden vier ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De waterhuishoudkundige situatie van die ontwikkelingen staan hierboven beschreven. Ten behoeve van de ontwikkeling van Kerkzicht 3 dient nog te worden gekeken naar een locatie voor de watercompensatie, bij de andere ontwikkelingen is compensatie niet aan de orde.

Bij toekomstige ontwikkelingen dient er onderzoek gedaan te worden op de invloed op de waterhuishouding en dient rekening te moeten worden gehouden met mogelijke compensatie.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het is noodzakelijk om in bestemmingsplannen aan te geven in hoeverre de voorgestane plannen en bestemmingen financieel uitvoerbaar zijn en wie de risicodragende partij is. Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Een exploitatieplan is dan ook niet vereist.

Indien in de toekomst gebruik zal worden gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsmogelijkheid ingevolge dit plan, zal hiervoor een afzonderlijke financiële verantwoording worden gegeven. Voor de ontwikkelingen in het plangebied, is met de ontwikkelaar een anterieure overeenkomst afgesloten. Hierdoor is een exploitatieplan niet vereist.

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de uitkomsten van inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

5.2.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is op grond van de gemeentelijke inspraakverordening van 6 juni t/m 15 juli 2011 ter inzage gelegd. In een separate nota zijn de inspraakreacties verwerkt. Dit is opgenomen in bijlage 7.

5.2.2 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan Voorhout-Oost is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende personen en instanties toegezonden:

  1. 1. VROM-Inspectie, regio Zuid-West;
  2. 2. Veiligheidsregio Hollands-Midden;
  3. 3. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;
  4. 4. Hoogheemraadschap van Rijnland;
  5. 5. Omgevingsdienst West-Holland.

Diverse instanties hebben een reactie ingediend op het bestemmingsplan. De overlegreacties zijn opgenomen in bijlage 6. De reacties zijn samengevat en voorzien van beantwoording in de Nota inspraak- en overleg + ambtelijke wijzigingen. De nota is opgenomen in bijlage 7. Indien een overlegreactie heeft geleid tot wijziging van het bestemmingsplan, staat dit aangegeven in de nota.

5.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Voorhout-Oost' heeft overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) vanaf 19 april tot en met 30 mei 2012 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn kon een ieder zijn/haar zienswijze schriftelijk of mondeling kenbaar maken. Er zijn zeventien schriftelijke zienswijzen ontvangen. Alle zienswijzen zijn binnen de termijn ontvangen en ontvankelijk. In de Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan 'Voorhout-Oost' zijn de zienswijzen samengevat en van een beantwoording voorzien. De Nota van beantwoording zienswijzen ontwerpbestemmingsplan 'Voorhout-Oost' zal als een separate nota bij het bestemmingsplan worden gevoegd.

5.2.4 Beroep Raad van State

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 augustus 2014, een uitspraak gedaan over de beroepen tegen het bestemmingsplan Voorhout-Oost (Uitspraak201307073/1/R4), zie Bijlage 8. Voor wat betreft W.B.P. Warmerdam geldt deze als einduitspraak: zijn beroep is ongegrond verklaard.

Wat betreft de beide beroepen over de Kroeskarperlaan is het een tussenuitspraak. Bij amendement is een uitbreiding op de verdieping toegestaan, die beperkter is dan in het ontwerp bestemmingsplan Voorhout-Oost. De gemeenteraad is opgedragen om het gebrek in de besluitvorming te herstellen. De raad moet inzichtelijk maken:

  • wat de gevolgen zijn voor de bezonning en het uitzicht van de beperkte uitbreidingsmogelijkheid voor naastgelegen percelen;
  • of de beperkte uitbreidingsmogelijkheid een bruikbare uitbreiding kan opleveren;
  • of een lagere maximum bouwhoogte van het hoofdgebouw, zoals Vodegel en Knegtel wensen, een rol speelt bij de bezonning.

De gemeente heeft een memo opgesteld waarin bovengenoemde punten inzichtelijk zijn gemaakt, zie Bijlage 9 Memo Kroeskarperlaan. De conclusie uit de memo Kroeskarperlaan is dat met de bij amendement gegeven uitbreidingsmogelijkheid een goede stedenbouwkundige oplossing is gecreëerd. De beperkte uitbreiding levert een verbetering op voor de bezonning en het uitzicht van het naastgelegen perceel, ten opzichte van de uitbreiding in het ontwerp-bestemmingsplan. Daarnaast is aangetoond dat de beperkte uitbreiding een bruikbare oppervlakte oplevert. Het verlagen van de uitbreiding met 63cm levert voor de bezonning relatief weinig verbetering op. De beperkte uitbreidingsmogelijkheid zoals opgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan Voorhout-Oost blijft daarom gehandhaafd. Om de goot- en nokhoogte van de beperkte uitbreiding te laten aansluiten op de bestaande hoogte van het hoofdgebouw wordt ter plaatste van de aanduiding 'sba-agl' in de regels een sublid toegevoegd waarin wordt bepaald dat de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande hoogste goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw op het bouwperceel. Hiermee worden de hoogtematen bedoeld, zoals die bestaan op de datum van vaststelling van het aangepaste bestemmingsplan. Die zijn lager dan in het bestemmingsplan is toegestaan.

5.3 Handhaving

Het college van burgemeester en wethouders heeft de nota Handhaving 2007-2010 op 22 april 2008 vastgesteld. Deze nota geeft aan hoe de gemeente de komende vier jaar de handhaving wil versterken. De nota is vooral bedoeld als kader waarbinnen de gemeente acties opstart. Deze acties gaan over de verschillende terreinen van handhaving. Dit zijn bouw- en woningtoezicht, openbare orde en milieu. In de nota gaat het vooral over beleidsvoornemens en de met ingang van 2008 op te stellen uitvoeringsprogramma's op de diverse gebieden. Ook wordt beschreven hoe de gemeente de samenwerking tussen de verschillende instanties (politie, milieudienst, Hoogheemraadschap van Rijnland, provincie Zuid-Holland) wil versterken. Op enkele punten is ook al concreet beleid opgenomen, bijvoorbeeld als het gaat om gedogen, de wijze van het opleggen van sancties (boetes bijvoorbeeld) en het al dan niet toestaan van permanente bewoning van kampeermiddelen en recreatiewoningen. Ook is er aandacht voor de manier waarop de inwoners geïnformeerd worden, over welke regels er gelden in de gemeente en het hoe en waarom van handhaving.

De gemeente heeft een prioriteitstelling opgesteld. De belangrijkste speerpunten van het handhavingsbeleid zijn:

  1. 1. toezicht op zaken die met veiligheid te maken hebben:
    1. a. brandveiligheid;
    2. b. veiligheid bij het bouwen;
    3. c. reageren op meldingen en woningklachten die met veiligheid van doen hebben.
  1. 2. toezicht op illegaal gebruik en het buitengebied:
    1. a. naleving van bestemmingsplanregels als het gaat om illegaal gebruik en bewoning in het buitengebied;
    2. b. handhaving in het buitengebied.

Daarnaast moet de reguliere handhaving op vergunningen (bouwen zonder of in strijd met de vergunning) op niveau blijven.

De handhaving van de regelgeving vervat in dit bestemmingsplan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de regels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. In het Bro is een algemeen verbod opgenomen om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming. Een aantal vormen van gebruik worden specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming.

Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

De regels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft de afdeling bouw- en woningtoezicht hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitstelling uit de Nota Handhaving 2007-2010, een handhavingstraject ingezet.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Jacoba Van Beierenweg 49 - 51a

Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Jacoba van Beierenweg 49 - 51a

Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Kerkzicht 3

Bijlage 2 Ruimtelijke onderbouwing Kerkzicht 3

Bijlage 3 Onderzoeken Ontwikkeling Kerkzicht 3

Bijlage 3 Onderzoeken ontwikkeling Kerkzicht 3

Bijlage 4 Onderzoeken Ontwikkeling Jacoba Van Beierenweg Tussen 40 En 46

Bijlage 4 Onderzoeken ontwikkeling Jacoba van Beierenweg tussen 40 en 46

Bijlage 5 Bodemonderzoek Cayennehof 20-22

Bijlage 5 Bodemonderzoek Cayennehof 20-22

Bijlage 6 Vooroverlegreacties

Bijlage 6 Vooroverlegreacties

Bijlage 7 Inspraak En Vooroverlegnota + Ambtelijke Wijzigingen

Bijlage 7 Inspraak en vooroverlegnota + ambtelijke wijzigingen

Bijlage 8 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State

Bijlage 8 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State

Bijlage 9 Memo Kroeskarperlaan

Bijlage 9 Memo Kroeskarperlaan