KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Leiding - Gas
Artikel 7 Waarde - Archeologie
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planvorm
1.5 Planproces
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Conclusie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Planvorm
3.2 Systematiek Bestemmingen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Nationaal Beleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek
5.1 Besluit Milieueffectrapportage (M.e.r.)
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.3 Bodem
5.4 Geluid
5.5 Luchtkwaliteit
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Kabels En Leidingen
5.8 Ecologie
5.9 Water
5.10 Verkeer
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Geluidsrapport 28-01-2015, Goudappel Coffeng
Bijlage 1 Verslag Overleg Randvoorwaarden Hhr-grontmij-provincie 13-12-2013
Bijlage 2 (Water)bodem- En Verhardingsonderzoek 07-02-2012 Tauw Bv
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek 22-04-2013, Grontmij Nederland Bv
Bijlage 4 Onderzoek Luchtkwaliteit 03-02-2015, Goudappel Cofeng
Bijlage 5 Natuurtoets-quickscan Beschermde Natuurwaarden 02-07-2014, Tauw Bv
Bijlage 6 Natuurtoets N444 10-02-2015, Grontmij
Bijlage 7 Maatrgl Voorkoming Overtreding Flora- Faunawet 08-12-2014, Odwh
Bijlage 8 Watercompensatie N444 27-09-2013, Grontmij
Bijlage 9 Archeologisch Bureauonderzoek 13-03-2012, Synthegra Archeologie
Bijlage 10 Archeologisch Booronderzoek 14-11-2014, Grontmij
Bijlage 11 Notitie Archeologische Boringen 11-12-2014, Grontmij
Bijlage 12 Aanvragen Ontheffingen Aan Provincie Zh, Gemeente
Bijlage 13 Verleende Ontheffingen Door Provincie Zh, Provincie
Bijlage 14 Lichthinder Onderzoek 28-10-2014, Grontmij
Bijlage 15 Onderzoekverkeersafwikkeling Postviaduct 16-01-2015, Grontmij
Bijlage 16 Inspraak- En Overlegnota Voorontwerpbestemmingsplan 11-02-2015

Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout

Bestemmingsplan - gemeente Teylingen

Vastgesteld op 25-06-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout' met identificatienummer NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401 van de gemeente Teylingen.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bestaand

  1. a. bij bebouwing: een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  2. b. bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan ter inzage is gelegd.

1.7 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.17 bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.18 evenement

gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning, cultuur, thematische markten en andere vertoningen.

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.21 NEN

de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.22 nutsvoorziening

voorzieningen met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, (polder)gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.23 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.24 openbaar water

alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar zijn of direct aansluit op openbaar gebied.

1.25 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enig omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 peil

  1. a. de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer voor gebouwen indien de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer ligt tussen 0 en 0,15 m boven het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein;
  2. b. in alle andere gevallen is dit de bovenkant van het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.27 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot bouwperceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uizondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Bij ondergrondsbouwen: vanaf peil tot aan de bovenkant van de laagst gelegen afgewerkte vloer onder peil van een bouwwerk/gebouw.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel: de rand van het bouwwerk geprojecteerd op het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk met wanden

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk zonder wanden, zoals open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde

het overdekte grondoppervlak, dat loodrecht gelegen is onder het dakoppervlak.

2.8 diepte en breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen

De diepte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de achtergevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende achtergevel van het hoofdgebouw.

De breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de zijgevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende zijgevel van het hoofdgebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. nutsvoorzieningen

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden, hellingbanen, opritten, bermen, bruggen, tunnels, viaducten;
  2. b. reclame-uitingen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' tevens een geluidscherm;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' tevens een gemaal met bijbehorende voorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, geluidsschermen, groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, wegmeubilair, hekwerken, duikers, speelvoorzieningen en kunstwerken.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding, viaducten, bruggen of de verlichting bedraagt ten hoogste4 m;
  3. c. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen 3 m;
  4. d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  5. e. in afwijking van lid a is ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' een gemaal toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 6 m2 en een hoogte van ten hoogste 3 meter; voor de bijbehorende voorzieningen is een hoogte toegestaan van ten hoogste 1,8 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. reclame-uitingen;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, duikers, speelvoorzieningen, kunstwerken, voorzieningen ten behoeve van gescheiden inzameling en wegmeubilair.
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': uitsluitend kramen en stallen
  5. e. ter plaate van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens een evenemententerrein
  6. f. in afwijking van lid c ter plaatse van de aanduiding 'perceelsontsluitingen' maximaal 3 perceelsontsluitingen van de aangrenzende percelen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 m.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder b. Deze omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de gasleiding.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd van een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
  • het behoud van de archeologische resten in de bodem;
  • het doen van opgravingen;
  • het begeleiden van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  1. c. het bepaalde in lid 7.2 onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en/of waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 1':
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht; óf
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m².
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 3':
      • er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht; óf
      • het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 500 m².

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. op de verbeelding de aanduiding Waarde-Archeologie geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
  2. b. op gronden alsnog de aanduiding Waarde-Archeologie te leggen indien uit archeologisch onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2. Deze vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen

  1. 1. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door:
  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, zonnecollectoren en veranda's, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 1m bedraagt;
  1. 2. De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, door:
  1. a. ondergeschikte bouwdelen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen alsmede balkons, luifels en zonnecollectoren, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

10.2 Ondergrondsbouwen en -aanleggen

10.3 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld in lid a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Evenementen buiten aangewezen evenemententerreinen

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan geldt ten aanzien van het gebruik de volgende regel:
Niet-locatie gebonden evenementen, zoals bedoeld in artikel 2.24 van de Algemene Plaatselijke Verordening Teylingen, zijn in het plangebied toegestaan en niet gebonden aan de in dit plan aangewezen evenemententerreinen.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 Molenbiotoop

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Overschrijding bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan -tenzij hiervoor op grond van hoofdstuk 2 al een omgevingsvergunning kan worden verleend- een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Deze omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 15 Overige Regels

15.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met ten hoogste 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De provincie Zuid-Holland werkt samen met de gemeenten in de Bollenstreek aan de verbetering van de bereikbaarheid van onze regio. Met name de oost-west verbindingen (o.a. de N444) staan al jaren onder druk. De provincie Zuid-Holland voert iedere 6 jaar een trajectstudie uit voor haar wegen naar de doorstroming en verkeersveiligheid. In 2010 is een trajectstudie uitgevoerd voor de N444 vanaf het Postviaduct tot aan Noordwijk. Naar aanleiding van deze trajectstudie heeft de provincie het plan de N444 te verbreden en bij de Nagelbrug een turborotonde te realiseren. De opwaardering van de N444 en de aanleg van een turborotonde bij de Nagelbrug dragen bij aan het doel om de bereikbaarheid van de Bollenstreek te verbeteren. Om deze maatregelen mogelijk te maken is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. De provincie Zuid-Holland heeft om die reden een verzoek bij de gemeente Teylingen ingediend voor het wijzigen van het bestemmingsplan op het traject Nagelbrug-N444 (richting Postviaduct). Concreet is het plan om de N444 tussen de Nagelbrug en de A44 te verbreden door de huidige kant van het asfalt aan de zijde van de Haarlemmertrekvaart (water) te handhaven en vanuit deze grens het benodigde profiel in te passen. Dit betekent dat het (bestaande) fietspad en de bermsloot verplaatst moeten worden richting agrarisch gebied. Het kruispunt bij de Nagelbrug zal voorzien worden van een turborotonde over het water met een ongelijkvloerse fietsverbinding aan de noordzijde. Op 13 augustus 2013 heeft het college van Burgemeester en Wethouders besloten medewerking te verlenen aan dit verzoek.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied, weergegeven in afbeelding 1.1, betreft het tracé N444, hier Leidsevaart genoemd, langs de Haarlemmertrekvaart, globaal vanaf Teylingen College KTS (Leidsevaart 4 te Voorhout) tot aan de sportvelden van Sikkens / Akzo Nobel (net voorbij Leidsevaart 5 te Sassenheim). In het plangebied is zowel de N444 zelf als een strook aan de oostzijde ten behoeve van de verbreding en de fietsverbinding betrokken. Ook zijn er nieuwe perceelontsluitingen opgenomen ten behoeve van de percelen Leidsevaart 3-3a en Leidsevaart 5 te Voorhout. Ten noorden van de Nagelbrug gaat het om een strook aan de westzijde die bij het plangebied is betrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Momenteel gelden twee bestemmingsplannen voor het plangebied. Het nieuwe bestemmingsplan 'Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout' vervangt deze vigerende bestemmingsplannen gedeeltelijk. Het gaat om de volgende plannen:

Bestemmingsplan Vaststelling raad Goedkeuring GS (gedeeltelijk)
Dorp Voorhout 23-06-2011 n.v.t.
Landelijk Gebied 2004 (Voorhout) 16-12-2004 05-07-2005
12-12-2006 (revisiebesluit)


De vigerende bestemmingen langs de N444 en de Nagelbrug zijn grotendeels 'Open Weidegebied' en deels 'Natuurgebied', 'Burgerwoning', 'Niet-agrarisch bedrijf', 'Groen', 'Water', 'Sport' en 'Maatschappelijke doeleinden'. De verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug past niet binnen deze bestemmingen. Het is daarom noodzakelijk een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

1.4 Planvorm

Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen de verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug mogelijk wordt gemaakt. Hiermee is dit een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan.

1.5 Planproces

Voordat dit bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, dient de procedure te worden doorlopen, zoals deze is neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en daaraan gekoppelde regelgeving, bijvoorbeeld het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure vindt vooroverleg met diverse betrokken instanties plaats, zoals de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Rijnland. Ook vindt er inspraak plaats, voorafgegaan door een inloopbijeenkomst. Tijdens de inloopbijeenkomst wordt het voorontwerpbestemmingsplan getoond en kunnen bewoners vragen stellen. Daarnaast vindt hierover informatievoorziening plaats via de gemeentelijke website en de gemeenteberichten in het lokale nieuwsblad De Teylinger.

Hierna worden de processtappen nader toegelicht.

Vooraankondiging
Op grond van artikel 1.3.1 van het Bro dient voorafgaand aan een procedure van een bestemmingsplan waarin een ruimtelijke ontwikkeling wordt gefaciliteerd, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden. De vooraankondiging van dit bestemmingsplan heeft plaatsgevonden op 4 december 2013.

Vooroverleg en inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan is voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende een periode van 6 weken is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan. De ontvangen inspraakreacties tijdens de inspraakprocedure zijn samengevat en beantwoord in een inspraak- en overlegnota.

Conform artikel 3.1.1 van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In dit kader (vooroverleg) is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de volgende instanties:

1. Ministerie van Infrastructuur en Milieu; Rijkswaterstaat;
2. Ministerie van Economische Zaken;
3. Ministerie van Defensie;
4. Provincie Zuid-Holland;
5. Hoogheemraadschap van Rijnland;
6. Gemeente Noordwijkerhout;
7. Gemeente Oegstgeest;
8. Omgevingsdienst West-Holland;
9. Brandweer Veiligheidsregio Hollands Midden;
10. Samenwerkingsverband Holland Rijnland;
11. Alliander;
12. Gasunie;
13. Tennet;
14. Dunea;
15. Stichting Het Zuid-Hollands Landschap;
16. Greenport Ontwikkelingsmaatschappij Duin- en Bollenstreek;
17. LTO Noord
18. Cultuurhistorisch Genootschap Duin- en Bollenstreek;

Ontwerp
Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg wordt de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De aanpassingen die volgen uit de inspraakreacties en de vooroverlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Ook zijn er ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Awb) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan moet in de Staatscourant worden geplaatst en dient ook via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn en aan het waterschap.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook moeten de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties worden toegezonden (artikel 3:13 Awb), of er moet worden aangegeven waar de (digitale) stukken te vinden zijn (elektronische kennisgeving).

Vaststelling
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.6 Leeswijzer

Het bestemmingsplan 'Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout' bestaat uit deze toelichting, de planregels en de verbeelding.

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de gebiedsvisie uiteengezet. Er wordt een beschrijving gegeven van de huidige ruimtelijk functionele structuur. Vervolgens wordt hier een gebiedsvisie gegeven over de toekomst van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens een beschrijving gegeven van de juridische vertaling van de beoogde ontwikkelingen en beleidskeuzes. Hoofdstuk 4 behandelt vervolgens de relevante beleidsstukken. De uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling wordt bekeken in verschillende sectorale onderzoeken. Hierbij moet gedacht worden aan onderzoeken zoals luchtkwaliteit, akoestische onderzoeken, externe veiligheid en dergelijke. Dit is verwerkt in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 en 7 gaan tot slot in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in het plangebied en de omgeving. Vervolgens wordt de toekomstige situatie geschetst.

2.1 Bestaande Situatie

2.1.1 Ruimtelijke en functionele structuur

De gemeente Teylingen ligt in het Groene Hart van de Randstad. Het gebied maakt deel uit van de Greenport Duin- en Bollenstreek in de regio Holland Rijnland. Voorhout ligt op de overgang van het strandwallenlandschap van de Bollenstreek naar het rivierenlandschap van de Oude Rijn.

De strandwallen bestaan nagenoeg geheel uit bollengronden. Het agrarisch grondgebruik is intensief en er is weinig opgaande beplanting. Omdat de strandvlakten zich vroeger minder goed leenden voor bebouwing, is de bebouwing geconcentreerd op de strandwal.

De N444 doorkruist een aantal oude strandwallen en strandvlakten. Tussen de strandwallen liggen de strandvlakten. De strandvlakten bestaan grotendeels uit weidegronden. De weidegronden worden extensief gebruikt. Het gebied rondom de N444 is open door het nagenoeg ontbreken van bebouwing en opgaande beplanting. Richting de kern Voorhout vindt er meer bebouwing en opgaande beplanting plaats. Ten zuidwesten van de Nagelbrug (tussen de Leidsevaart en de Rijnsburgerweg) bevindt zich een historisch bosje, genaamd Overbosch. Vroeger maakte Overbosch deel uit van een veel groter bebost gebied, dat zich uitstrekte van Alkmaar tot Leiden. In zijn huidige vorm is het bosje nog ongeveer 2,5 ha groot. Vlak langs de N444 (Leidsevaart) loopt de historische Haarlemmertrekvaart, die ook wel bekend is onder de namen Leidsevaart, Leidse Trekvaart en Trekvaart Haarlem-Leiden. Van halverwege 17e tot en met halverwege 19e eeuw was dit een belangrijke route voor trekschuiten tussen Haarlem en Leiden.

Veel regionale infrastructuur verknoopt zich in Teylingen. De N206, A44- en A4-corridors verbinden de noord- en zuidvleugel van de Randstad. Door de strategische ligging in de Randstad is er sprake van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. Daarnaast ligt de kust op korte afstand, wat recreatieve doorgaande verkeersstromen in de gemeente tot gevolg heeft.

De N444 wordt voornamelijk gebruikt door regionaal en doorgaand verkeer. In de zomer is het een belangrijke route voor het verkeer van en naar het strand.

De N444 is een gebiedsontsluitingsweg in de regio Holland Rijnland. Langs het gehele traject ligt een in twee richtingen bereden brom-/fietspad, dat met een smalle berm en een haagje is afgescheiden van de hoofdrijbaan. Het landbouwverkeer maakt gebruik van de hoofdrijbaan. Er komen verschillende erf- en perceelaansluitingen op de N444 uit.

Ook de Tweede Elsgeesterweg sluit aan op de N444, net als de Sportlaan. Ter hoogte van de Nagelbrug sluiten de Rijnsburgerweg en de Herenstraat aan op de N444. Na de Nagelbrug gaat de weg verder langs de Haarlemmertrekvaart. Het in twee richtingen bereden fietspad ligt nu aan de zuidwestzijde van de weg. De uitrit van het scholencomplex KTS is vormgegeven met een in- en uitvoegstrook.

Tussen het Postviaduct en de Nagelbrug liggen, ter plaatse van de toekomstige verbreding van de N444, met name graslanden (open weidegebied). Het gaat hier om (grotendeels) door de provincie Zuid-Holland aangemerkte waardevolle graslanden. Ook bevinden zich langs dit traject een aantal burgerwoningen en bedrijven. Het Overbosch is bestemd als natuurgebied. Ten noorden en westen van de Nagelbrug bevinden zich maatschappelijke voorzieningen zoals scholengemeenschap KTS, een zorginstelling, seniorenwoningen en een dokterspost en dienstapotheek. Ten noorden van de Nagelbrug ligt de Haarlemmertrekvaart aan de oostzijde van de N444.

Buiten het plangebied, ten westen van de N444 in de polder Elsgeest, is de molen 'Hoop doet Leven' aanwezig. De biotoop van deze molen is van invloed op het plangebied.

2.1.2 Verkeerskundige knelpunten

De inrichting van het kruispunt ter hoogte van de Nagelbrug is verouderd en voldoet niet meer aan de gewenste functionaliteit voor een goede inrichting van een kruispunt met verkeerslichten. Zo ontbreken er middengeleiders voor de verkeersrichtingen en is het kruispunt onoverzichtelijk vanwege de hoogteligging en de gebogen wegvakken naar de kruising op het brugdek. Vanuit alle richtingen is het zicht op de verkeerssituatie matig en onoverzichtelijk. Daarnaast zijn er beperkte en onduidelijke oversteekvoorzieningen aanwezig voor langzaam verkeer. De Nagelbrug heeft een smal profiel, waardoor er onvoldoende ruimte is om de capaciteit van het kruispunt uit te breiden. Dit is een van de grootste knelpunten in het hele tracé.

De huidige capaciteit van het kruispunt Nagelbrug is niet toereikend. ledere cyclus van de verkeersregelinstallatie (VRI) is er een fietsaanvraag wat betekent dat de cyclus maximaal is. Voor alle weggebruikers betekent dit lange wachttijden. De Nagelbrug zelf stamt uit 1935 en dient te worden vervangen.

Circa 100 tot 200 meter van de Nagelbrug ligt zowel noordelijk als zuidelijk een aansluiting. Aan de zuidzijde is dit de aansluiting naar het sportterrein Elsgeest. Aan de noordzijde betreft het de aansluiting naar het terrein van de KTS. Met name de invoegstrook wordt ook regelmatig als tijdelijke parkeerplaats gebruikt. Hier worden tevens in het zwembad van de school zwemlessen gegeven. Beide aansluitingen kennen op de N444 geen opstelruimte voor afslaand verkeer wat vaak resulteert in een rij wachtende voertuigen, die regelmatig terugslaat tot de Nagelbrug en hiermee de afwikkeling van het verkeer op dit kruispunt beïnvloedt. Ter hoogte van de aansluiting met de Sportlaan is het fietspad licht uitgebogen, maar onvoldoende om voor auto's een goede opstelruimte en voldoende zicht op het verkeer te bieden.

Het traject tussen de Nagelbrug en de A44 is smal (verhardingsbreedte 6 meter) en voldoet hiermee niet aan de eisen voor een gebiedsontsluitingsweg type 2 (GOWII). Om deze reden is een aantal jaren geleden de maximum snelheid verlaagd naar 60 km/h. Ter hoogte van Voorhout is de maximumsnelheid teruggebracht naar 50 km/h. Het traject is echter een van de belangrijkste ontsluitingswegen van de Duin- en Bollenstreek en vraagt om meer capaciteit. Door het smalle profiel van de hoofdrijbaan, de smalle berm en het steile talud langs de Haarlemmertrekvaart wordt de berm tussen het fietspad en de hoofdrijbaan veelal gebruikt om uit te wijken. Dit zorgt vooral voor de (brom)fietsers voor een subjectieve onveiligheid.

2.2 Toekomstige Situatie

2.2.1 Uitgangspunten en randvoorwaarden

Projectachtergronden en projectafbakening
De provincie Zuid-Holland heeft vele provinciale wegen in beheer. De Dienst Beheer Infrastructuur (DBI) is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van deze wegen. Begin 2005 is DBI gestart met het implementeren van planmatig beheer en onderhoud. Dit betekent dat de wegtrajecten volgens een meerjarenplanning op basis van de onderhoudsstaat in aanmerking komen voor grootschalig onderhoud. Ten behoeve van het grootschalig onderhoud wordt per traject een trajectstudie opgesteld.

Voor de N444-Nagelbrug is in 2010 een trajectstudie gestart. In de trajectstudie wordt invulling gegeven aan de wens om een visie te ontwikkelen voor de N444.

In de trajectstudie worden de onderhoud- en verbetermaatregelen voor de korte termijn en eventueel voor de lange termijn aangegeven. Hierbij is onderzocht of de maatregelen noodzakelijk en haalbaar zijn (zowel technisch als financieel).

De N444 vormt één van de weinige oost-west verbindingen in de kuststreek en is opgenomen in het CAR-netwerk voor Holland Rijnland (Coördinatie Alternatieve Routes). Het traject maakt tevens deel uit van het DVM-netwerk (Dynamisch Verkeersmanagement) en heeft hierin prioriteit 4. Ook binnen de bereikbaarheidsstudie Grensstreek (Noord- en Zuid-Holland) vormt het een belangrijke verbinding tussen de A44 en de kuststreek. De weg staat niet op de overdrachtsagenda van de provincie Zuid-Holland. Uit de trajectstudie is naar voren gekomen dat zich knelpunten voordoen op het gebied van capaciteit, wegbreedte, de verkeersveiligheid rond de aansluitingen en de technische staat van de Nagelbrug.

Voor het ontwerp en de inrichting van de N444 en de Nagelbrug is uitgegaan van de geldende beleidskaders (PVVP, RVVP), ontwerpkaders (Referentiedocument, Handboek Ontwerpcriteria Wegen, Handboek Wegontwerp CROW), beheerkaders (Beheerplan Wegen 2008-2012, Meerjarenprogramma Wegen 2010-2014) en juridische kaders (bestemmingsplannen en streekplannen). In hoofdstuk 4 wordt een nadere omschrijving gegeven van de geldende beleidskaders.

Het uitgangspunt is om de verkeersveiligheid en de doorstroming te verbeteren. Hierbij is het van belang dat er minder erf-/perceelontsluitingen op de N444 worden aangesloten en dat het traject een ontwerpinrichting krijgt voor 80 km/h.

Daarnaast dient zoveel als mogelijk rekening gehouden te worden met bestaande natuurlijke en cultuurhistorische waarden. In Hoofdstuk 4 wordt hier nader op ingegaan.

2.2.2 Relatie met andere projecten

De verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug heeft ook een relatie met diverse andere projecten binnen de gemeente.

Een daarvan is de reconstructie van het Postviaduct bij de A44. Hier worden de aansluitingen van de N444 op de A44 beter vormgegeven waardoor de capaciteit van de kruispunten wordt vergroot en de veiligheid wordt verbeterd. Daarnaast zal het de doorstroming op de N444 verbeteren.

Daarnaast vinden er diverse woningbouwontwikkelingen plaats binnen Teylingen. Voorbeelden zijn Hooghkamer en Engelse Tuin. Door de woningbouw neemt het aantal verkeersbewegingen op de N444 in de toekomst toe. Daarom zijn doorstromingsmaatregelen noodzakelijk om knelpunten te voorkomen. Ook is voorzien in de aanleg van de Noordelijke Randweg. Hiervoor geldt dat er een relatie is met betrekking tot afstemming van de werkzaamheden. Beide projecten zijn noodzakelijk om een goede bereikbaarheid van Teylingen mogelijk te maken.

2.2.3 Ontwerp en inrichting

Wegontwerp en wegprofiel
Door het verbreden van de hoofdrijbaan wordt de functie van de N444 verduidelijkt, waardoor de doorstroming verbetert en de weg veiliger wordt. In het ontwerp is de bestaande kantverharding aan de kant van de Haarlemmertrekvaart uitgangspunt geweest. Van hieruit is het benodigde profiel voor een gebiedsontsluitingsweg II (met ontwerpsnelheid van 80 km/h) ingetekend. Concreet betekent dit ook dat het (bestaande) fietspad en de bermsloot verplaatst moeten worden richting agrarisch gebied. Het kruispunt bij de Nagelbrug zal voorzien worden van een turborotonde over het water met een ongelijkvloerse fietsverbinding aan de noordzijde, zoals weergegeven in afbeelding 2.1. In deze deelparagraaf wordt per wegvak nader toegelicht wat het wegontwerp en -profiel is. Voor het gehele tracé geldt dat het uitgangspunt is dat de fietsverbindingen en de voetgangersverbindingen de N444 ongelijkvloers zullen kruisen. Dit betekent dat het fietsverkeer en voetgangers via een tunnel worden afgewikkeld en daarmee ongelijkvloers het gemotoriseerde verkeer kruisen. Hiermee wordt de verkeersveiligheid verhoogd. Evenwijdig aan de N444 wordt een fietsverbinding gerealiseerd met voor elke richting een rijstrook. Voor het bestemmingsverkeer geldt dat het verkeer tussen Voorhout en de Rijnsburgerweg wordt afgewikkeld via de rotonde op de Nagelbrug. De Sportlaan blijft ontsloten via de N444. Wel worden een aantal erfaansluitingen op de N444 verwijderd. Deze aansluitingen worden aangesloten op de Sportlaan, de Baden Powelllaan of op de Tweede Elsgeesterweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401_0002.png"

Afbeelding 2.1: Ontwerp rotonde Nagelbrug (Bron: Grontmij, 25-02-2014)

Nagelbrug
Verbetering van de situatie ter hoogte van de Nagelbrug is alleen goed mogelijk door de aanleg van een rotonde. In verband met de intensiteit en het ruimtebeslag, is gekozen om deze rotonde deels op de plaats van het huidige bos te projecteren. De voorkeursvariant is een partiële eirotonde. Verbindingen over het water zijn vormgegeven middels 2 bruggen voor autoverkeer en 1 voor het fietsverkeer. Door de hoge intensiteit van het fietsverkeer en de vormgeving van de rotonde is het wenselijk het fietsverkeer de rotonde ongelijkvloers te laten kruisen. Dit wordt gedaan met een fietstunnel onder de weg. Om op het gehele traject de verkeersveiligheid te vergroten wordt het aantal ontsluitingen/erfaansluitingen op de N444 verminderd.

Het kunstwerk Nagelbrug bestaat uit twee viaducten, een noordelijke en een zuidelijke viaduct. Om te steile hellingen van kruisende wegen te voorkomen is de turborotonde niet als een 'platte pannenkoek' ontworpen. Met name voor de aansluiting van de Herenstraat en de Rijnburgerweg is ervoor gekozen de turborotonde als een 'bolle pannenkoek' te ontwerpen.

De doorvaarthoogte voor scheepvaart onder de Nagelbrug bedraagt in de huidige situatie 2,50 meter. Deze doorvaarthoogte blijft in de nieuwe situatie gehandhaafd.

Op het doorgaande fietspad langs de N444 worden de fietspaden aan weerszijden van de Herenstraat en het fietspad langs de Rijnsburgerweg aangesloten.

Herenstraat
Ter plaatse van de aansluiting op de nieuwe rotonde Nagelbrug is de Herenstraat hoger en meer in oostelijke richting aangesloten op de rotonde. In de Herenstraat komt een brede fietsoversteek, geprojecteerd op ongeveer 10 meter afstand van de rotonde. De breedte en de lengte van de fietsoversteek tussen de rijbanen in (middengeleider) is ongeveer 5,00 meter. Met een bredere en langere middengeleider wordt er meer opstelruimte gecreëerd voor (brom)fietsers. De opstelruimte is aan beide zijden 5,00 meter. De breedtes van zowel het voetpad als het fietspad aan beide zijden van de weg zijn 2,00 meter. De infohaven wordt teruggebracht.

Rijnsburgerweg
Ter plaatse van de aansluiting op de nieuwe rotonde Nagelbrug is de Rijnsburgerweg hoger en meer in oostelijke richting aangesloten op de rotonde. In verband met de zeer beperkte ruimte, wordt alleen door middel van markeringen (en bebordingen) aangegeven welke route de (brom)fietsers moeten volgen. Het nieuwe fietspad aan de westzijde van de Rijnsburgerweg loopt aan de westzijde van de N444 door tot de ongelijkvloerse fietsonderdoorgang.

Ten noorden van de Nagelbrug
Langs dit wegvak ligt een in twee richtingen bereden fietspad met een breedte van 3,50 meter en met daarlangs een voetpad, zodat de bereikbaarheid van de woongebieden aan weerszijden van de N444, het centrum van Voorhout en de bushaltes aan weerszijden is gewaarborgd.

Voetgangers-/fietsonderdoorgang
Ongeveer 140 meter ten noorden van de rotonde Nagelbrug wordt een voetgangers-/fietsonderdoorgang gerealiseerd. Het wegvak van de rotonde tot de onderdoorgang wordt op dezelfde hoogte van de rotonde aangelegd. Het fietspad wordt 3,50 meter breed, met een obstakelvrije afstand van 0,50 meter, en het voetpad 2,50 meter breed. De doorrijhoogte zal 2,50 meter bedragen.

Bushaltes
In het ontwerp voor de Nagelbrug (en daar direct rondom) wordt qua ruimte rekening gehouden met (toekomstige) haltevoorzieningen.

Ten zuiden van de Nagelbrug
De N444 wordt gecategoriseerd als een 'gebiedsontsluitingsweg type II'. Dit type bestaat uit een rijbaan met daarop voor beide richtingen een rijstrook buiten de bebouwde kom, waarvoor een ontwerp- en maximumsnelheid van 80 km/h geldt. Binnen de bebouwde kom zal een maximumsnelheid van 50 km/h aangehouden worden. De huidige verhardingsbreedte is ongeveer 6 meter. In de nieuwe situatie zal dit 7,5 meter worden. Tussen de rijbaan en het fietspad komt een obstakelvrije ruimte 4,50 meter. Het nieuwe fietspad krijgt een breedte van 3,50 meter en een zijbermbreedte van 1,00 meter.

De bestaande zijberm langs de Haarlemmertrekvaart is relatief smal en daardoor verkeersonveilig. De bestaande bermbreedte voldoet niet aan de geldende richtlijnen. De rijbaan wordt daarom in oostelijke richting opgeschoven. De nieuwe kantverharding ligt gemiddeld circa 1,3 meter ten oosten van de bestaande kantverharding.

Aan de oostzijde van het fietspad komt de doorgaande watergang te liggen.

Kruispunt Sportlaan
De Sportlaan behoudt zijn aansluiting op de N444. De fietsoversteek is op 5 meter van de kantverharding van de N444 geprojecteerd. Ter plaatse van de woningen met adres Leidsevaart 1 en 3, 3a wordt het fietspad zoveel mogelijk tegen de rijbaan aangelegd. Hier is in het ontwerp een tussenberm van 1,25 meter gehanteerd.

Kruistpunt 2e Elsgeesterweg
Het bestaande kruispunt 2e Elsgeesterweg wordt in zuidelijke richting verplaatst. In het nieuwe kruispunt wordt rekening gehouden met de aansluiting van de 2e Elsgeesterweg, de ontsluitingsweg van het bedrijf en de woning op nr. 5 en een fietsoversteek van het doorgaande fietspad (zie afbeelding 2.2). De bestaande directe ontsluiting van het bedrijf en de woning op nr. 5 op de N444 komt te vervallen. De Provincie Zuid-Holland zal uit oogpunt van verkeersveiligheid een nieuwe ontsluiting voor het bedrijf en de woning op nr. 5 realiseren. De breedte van deze nieuwe ontsluitingsweg is 4,50 meter.

Het doorgaande fietspad wordt ter plaatse van de nieuwe kruising licht uitgebogen, zodat de rand van de fietsoversteek op 10 meter uit de kantverharding van de N444 komt te liggen. Tussen het fietspad en de nieuwe ontsluitingsweg is voor de afwatering een greppel in het ontwerp opgenomen.

In het ontwerp is op de N444 vanuit noordelijke richting rekening gehouden met een linksafstrook met een lengte van 75 meter. Vanuit zuidelijke richting is geen aparte rechtsafstrook opgenomen in het ontwerp.

Voor het instandhouden van de waterhuishouding wordt de bestaande watergang langs de N444 ter plaatse van het nieuwe kruispunt naar de overzijde van de nieuwe weg verlegd.


afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401_0003.png"

Afbeelding 2.2: Ontwerp ontsluiting 2e Elsgeesterweg (Bron: Grontmij, 25-02-2014)


Ontsluiting (landbouw)percelen
Ten zuiden van de Nagelbrug zijn momenteel vijf landbouwontsluitingen en drie perceelontsluitingen direct op de N444 gesitueerd. Deze directe ontsluitingen op de N444 komen, uit oogpunt van verkeersveiligheid, te vervallen, behalve de ontsluiting ter plaatse van het (nieuwe) gemaal van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Deze ontsluiting blijft nodig ten behoeve van de bereikbaarheid van het nieuwe gemaal. Voor de ontsluitingen van Leidsevaart 3/3a worden op de plankaart van dit bestemmingsplan nieuwe ontsluitingen mogelijk gemaakt. Nadat deze nieuwe ontsluitingen zijn gerealiseerd zullen de huidige ontsluitingen van Leidsevaart 3/3a komen te vervallen. Het plan is (maximaal drie) nieuwe ontsluitingen via de achterzijde van de percelen met de Baden Powellaan / Sportlaan te realiseren. Tevens wordt hierbij meegenomen de ontsluiting van het aangrenzende landbouwperceel.

Geluidswerende voorzieningen
De verbreding van de N444 en de aanleg van een rotonde op de Nagelbrug brengt met zich mee dat op een aantal gebouwen de geluidsnorm overschreden wordt. Dit wordt opgelost door het aanleggen van een geluidsscherm. In hoofdstuk 5 wordt het geluidsaspect nader onderbouwd.

2.2.4 Ruimtelijke en functionele structuur

Met het verbreden van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug zal een aantal bestaande functies in omvang worden verkleind, zoals verder in deze paragraaf nader wordt toegelicht. De ruimtelijke structuur in groter perspectief gezien blijft overwegend hetzelfde.

Het park Overbosch wordt met ongeveer 900 m2 verkleind ten behoeve van de nieuwe rotonde op de Nagelbrug. Met het ontwerpen van de rotonde is zoveel mogelijk rekening gehouden met de historische en ecologische waarden van Overbosch. De rotonde Nagelbrug is zo ontworpen dat de verkleining van park Overbosch minimaal is gebleven. Park Overbosch valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur. De provincie Zuid-Holland heeft ten behoeve van kwalitatieve compensatie een compensatieplan opgesteld in overleg met gemeente en Vrienden van het Overbosch.

Ook zal er kwantitatieve compensatie plaatsvinden binnen het project 'Noordelijke Randweg'. Daarnaast zal, ter plaatse van de verbreding van de N444, een smalle strook weidevogelgebied/beschermd grasland verloren gaan. Het is niet mogelijk om de verbreding binnen de huidige grenzen van de N444 (incl. fietspad) te realiseren. In hoofdstuk 4 en 5 wordt nader ingegaan op bovengenoemde aspecten.

Net buiten het plangebied is de molen 'Hoop doet Leven' gelegen, waarvan de molenbiotoop over het plangebied valt. Bij de verdere uitwerking van de inrichting van het plangebied zal rekening gehouden worden met deze biotoop. Zo zal er geen hoog opgaande beplanting worden aangelegd binnen de biotoop.

Daarnaast zal een gedeelte van de groenstrook ten zuiden van de Sportlaan een verkeersbestemming krijgen ten behoeve van de verplaatsing van het fietspad. In het vigerende bestemmingsplan heeft dit stuk grond de bestemming 'Sport'. Ook ten noorden van de Sportlaan zal ten behoeve van de verplaatsing van het fietspad een smalle strook met maatschappelijke functies omgezet worden naar een verkeersbestemming.

Ten noorden van de Nagelbrug en ten westen van de N444 krijgt de bestaande groenstrook een verkeersfunctie.

Daarnaast wordt nog een strook van een aantal percelen die de provincie heeft aangekocht omgezet naar een verkeersbestemming.

2.3 Conclusie

In dit hoofdstuk is uiteengezet wat de bestaande situatie en de toekomstige situatie zal zijn. Hierbij is zo veel mogelijk aangesloten op de bestaande ruimtelijke en functionele structuur. Ook is aangesloten op de eisen die worden gesteld aan een gebiedsontsluitingsweg met een ontwerpsnelheid van 80 km/h. In hoofdstuk 4 wordt nader gemotiveerd hoe het plan zich voegt naar de beleidskaders. Uit milieukundig onderzoek (hoofdstuk 5) blijkt dat de verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug verantwoord en haalbaar is. In samenhang hiermee kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van dit bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.

3.1 Planvorm

3.1.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen analoog en digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden.

Het bestemmingsplan 'Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout' is een ontwikkelingsplan. Dit betekent dat door middel van dit bestemmingsplan ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt in het plangebied. In dit geval de verbreding van de N444 en realisatie van een rotonde ter hoogte van de Nagelbrug en een ongelijkvloerse kruising (tunnel) voor langzaam verkeer ten noorden van de Nagelbrug.

3.1.2 Verbeelding en regels

Het bestemmingsplan 'Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout' bestaat uit een verbeelding van de bestemmingen en de daaraan verbonden regels. De bestemming van de gronden (en wateren) is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. Bij de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP 2012.

3.1.3 Bestemmingsvlakken

In het plan is het toegestane gebruik van de gronden bepaald. Iedere functie heeft daartoe een bestemmingsvlak gekregen, bijvoorbeeld Verkeer, Groen of Water. In de regels is per bestemming bepaald welke gebruiksmogelijkheden voor de gronden gelden.

Bij de opzet van dit bestemmingsplan is gekozen voor een gedetailleerde bestemmingsregeling. Dat wil zeggen dat op de verbeelding is aangegeven waar welke bestemming gewenst is. Gezien de aard van het bestemmingsplan (infrastructuur) zijn geen gebouwen gewenst (behoudens ten behoeve van nutsvoorzieningen) en zijn dan ook geen bouwvlakken opgenomen, uitgezonderd ter plaatse van de functieaanduiding 'gemaal' voor een poldergemaal.

3.1.4 Aanduidingen

Voor een aantal afwijkende functies is een aanduiding opgenomen. Zo is voor de nieuwe perceelontsluitingen achter Leidsevaart 3/3a een aanduiding 'perceelontsluitingen' opgenomen, waarbij maximaal 3 perceelontsluitingen van de aangrenzende percelen zijn toegestaan met een maximale breedte van 3,5 meter.

Daarnaast is voor het te realiseren geluidsscherm een aanduiding in de bestemming Verkeer opgenomen. Ten behoeve van detailhandel en evenementen in de Herenstraat zijn de functieaanduidingen 'detailhandel' respectievelijk 'evenemententerrein' opgenomen.

3.2 Systematiek Bestemmingen

De planregels zijn opgesplitst in vier hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de inleidende regels beschreven. In het tweede hoofdstuk is de bestemmingsregeling gegeven die geldt voor het plangebied. In hoofdstuk 3 zijn vervolgens de algemene regels opgenomen. Tot slot staan in hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. In de onderstaande subparagrafen wordt per artikel uiteengezet wat de functie van het artikel is binnen het bestemmingsplan.

3.2.1 Hoofdstuk1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) en Wijze van meten (artikel 2)
De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

3.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 - Groen
Binnen het plangebied zijn structuurbepalende groengebieden opgenomen. Deze gronden zijn bestemd als Groen. Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan. Verder is om enige flexibiliteit in het bestemmingsplan te houden de mogelijkheid om binnen de bestemming eveneens nutsvoorzieningen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden aan te leggen.

Artikel 4 - Verkeer
Voor wegen waar geen sprake is van een 30 km/h regime, is de bestemming Verkeer opgenomen. Daar waar de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gericht is op de verblijfsfunctie, is deze bestemming met name gericht op ontsluiting van gebieden. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Ook deze bestemming kent enige flexibiliteit. Zo zijn er ook bijvoorbeeld geluidwerende voorzieningen, geluidsschermen, groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, speelvoorzieningen en kunstwerken toegestaan.

In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat de gereconstrueerde weg pas in gebruik mag worden genomen, nadat een geluidsscherm en geluidsreducerend asfalt zijn gerealiseerd.

Artikel 5 - Verkeer - Verblijfsgebied
In het plangebied bevinden zich ontsluitingswegen. Deze wegen zijn opgenomen binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming wordt eveneens ruimte geboden voor parkeergelegenheden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en kunstwerken. Voor zover het openbaar gebied geen onderdeel uitmaakt van het structureel groen, is de openbare ruimte en de groenvoorzieningen opgenomen binnen deze bestemming.

Artikel 6 - Leiding -Gas
De planologisch relevante leidingen zijn in deze dubbelbestemming als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Voorwaarde daarbij is dat het belang van de leiding niet geschaad wordt, waartoe de beheerder wordt geraadpleegd.

Artikel 7 - Waarde -Archeologie
In Voorhout en Sassenheim is sprake van afwisselend lage, middelhoge en hoge verwachtingswaarden voor archeologische resten. Bij de ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen moet daarom gezocht worden naar eventueel voorkomende archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is daarom opgenomen om het gebied aan te geven waar in ieder geval onderzoek benodigd is. Hierbij is een onderverdeling gemaakt naar 3 waarden, namelijk' specifieke vorm van waarde - 1 t/m 3'. Waarde - 1 is opgenomen voor gebieden met een hoge of onbekende verwachtingswaarde en niet-beschermde archeologische monumenten. Waarde - 3 is voor gebieden met een lage verwachtingswaarde. Waarde - 2 is voor die gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde, maar komt in het plangebied niet voor. In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Waarde - Archeologie te wijzigen, danwel geheel of gedeeltelijk te verwijderen. Dit is mogelijk indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen sprake meer is van archeologische waarden dan wel niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is. Uit het nader archeologisch onderzoek moet blijken dat het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden voorziet. Indien uit onderzoek mocht blijken, dat op een onderzoekslocatie wel sprake is van archeologische waarden, dan kan de bestemming Waarde - Archeologie alsnog opgenomen worden.

Artikel 8 - Waterstaat - Waterkering
Deze bestemming is toegekend aan de waterkeringen in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met 'Waterstaat - Waterkering' samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing is. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en in de beschermingszones is een omgevingsvergunning vereist.

3.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 - Anti-dubbeltelregel
De regel is om te voorkomen dat mocht in het bestemmingsplan zijn bepaald, dat bij een gebouw een open terrein verplicht is, dat terrein nog eens meetelt bij de beoordeling van een aanvraag van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke verplichting wordt gesteld.

Artikel 10 - Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Daarnaast is een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen. Voorts is een regeling opgenomen om te voorkomen dat bouwwerken die legaal tot stand zijn gekomen, maar qua maatvoering niet geheel in overeenstemming zijn met het voorliggende bestemmingsplan, worden 'wegbestemd'.

Artikel 11 - Algemene gebruiksregels
Hier wordt geregeld dat niet-locatiegebonden evenementen binnen het plangebied zijn toegestaan, ook buiten de aangewezen evenemententerreinen.

Artikel 12 - Algemene aanduidingsregels
Binnen het plangebied is een 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. Deze biotoop is opgenomen ter bescherming en instandhouding van de molen en zijn biotoop.

Artikel 13 - Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.

Artikel 14 - Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

Artikel 15 - Overige regels
In dit artikel is bepaald dat wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) mag een bestemmingsplan enkel en alleen worden gewijzigd volgens de vereiste procedure van de Wro. De Afdeling heeft er bezwaar tegen dat een plan impliciet gewijzigd kan worden. Met dit artikel wordt dit voorkomen.

3.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 - Overgangsrecht
Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is, rekening houdend met de terminologie uit de Wabo, één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag. Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.

Artikel 17 - Slotregel
Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft het relevante (toegepast op plangebied) actuele ruimtelijk beleidskader weer en conclusies met betrekking tot de betekenis van het beleidskader voor het plan. Het specifieke, sectorale, beleid gericht op bepaalde (milieu)thema's komt bij het volgende hoofdstuk aan bod. Dit heeft als voordeel dat op één plaats alle informatie over een onderwerp is verzameld.

4.1 Nationaal Beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste Rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast.

Bij besluit van 28 augustus 2012 (inwerking getreden op 1 oktober 2012) is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen hoofdinfrastructuur (reserveringen voor hoofdwegen en landelijke spoorwegen en vrijwaring rond Rijksvaarwegen), de elektriciteitsvoorziening, het regime van de herijkte ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

Ook is bij besluit van 28 augustus 2012 het Bro aangepast. In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Als gevolg van deze wijziging zijn gemeenten en provincies verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de duurzaamheidsladder op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

Het Barro doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het bestemmingsplan.
De beoogde ontwikkelingen vallen niet onder een van de nationale belangen.

4.2 Provinciaal Beleid


Structuurvisie 'Visie Ruimte en Mobiliteit' (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau aan in de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. Bij de vaststelling op 9 juli 2014 van de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM), kwamen de Structuurvisie - Visie op Zuid-Holland (2010) en Verordening Ruimte 2010 te vervallen. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.

De VRM bestaat uit: 1) de structuurvisie 'Visie Ruimte en Mobiliteit', 2) de Verordening ruimte 2014, 3) het Programma ruimte en 4) het Programma mobiliteit.

De VRM biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
2. vergroten van de agglomeratiekracht,
3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

De kwaliteitskaart is voor de provincie een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen zodanig te sturen dat ze een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. De kaart geeft een beschrijving van de gebiedskenmerken en kwaliteiten van Zuid-Holland, waar rekening mee gehouden dient te worden in de planvorming. Het gebied waarbinnen de planlocatie zich bevindt is aangeduid als 'bollenlandschap' en 'water als structuurdrager'.


afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401_0004.png"

Afbeelding 4.1: Uitsnede Kwaliteitskaart Visie Ruimte en Mobiliteit


Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, waardeert de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt ze ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving. Er wordt een tweetal beschermingscategorieën onderscheiden, waar ook onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn.

Gebieden met een specifieke waarde (categorie 2)
De provincie wil in een aantal gebieden specifieke waarden in stand houden omdat ze landschappelijk, ecologisch of qua gebruikswaarde bijzonder en kwetsbaar zijn. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van de specifieke waarden naast de generieke bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. De volgende gebieden hebben specifieke waarden:

- belangrijke weidevogelgebieden;
- openbare recreatiegebieden;
- groene buffers;
- graslanden in de Bollenstreek.

Gebieden met bijzondere kwaliteit (categorie 1)
Een relatief beperkt aantal gebieden is zo bijzonder, waardevol en kwetsbaar, dat de instandhouding en mogelijk verdere ontwikkeling van de waarden die ze vertegenwoordigen voorrang heeft boven alle andere ontwikkelingen. De gebieden met bijzondere kwaliteit dragen in hoge mate bij aan de identiteit, beleving en biodiversiteit van Zuid-Holland. Ruimtelijke ontwikkelingen in en direct grenzend aan deze categorie zijn alleen mogelijk voor zover ze bijdragen aan deze kwaliteit. Het gaat om de gebieden met de volgende kwaliteiten:

- Hoge en spcifieke natuurwaarden in Zuid-Holland (EHS en Natura 2000);
- Cultuurhistorische kroonjuwelen.

Een deel van het plangebied valt zowel binnen beschermingscategorie 1, namelijk de Ecologische Hoofdstructuur (Park Overbosch), als binnen beschermingscategorie 2, namelijk belangrijk weidevogelgebied en graslanden in de Bollenstreek (ten oosten van de N444).

EHS
De duinen, de rivieren, de deltawateren en de natuurgebieden in het veenweidegebied zijn de grote dragers van de biodiversiteit in Zuid-Holland. Het belangrijkste instrument om de biodiversiteitsdoelen te bereiken is de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (EHS). De provincie heeft de ambitie om de EHS uiterlijk in 2027 gerealiseerd te hebben. De EHS bestaat uit een robuust, kwalitatief hoogwaardig en samenhangend netwerk van bestaande bossen, natuurgebieden, landgoederen, nieuwe natuurgebieden, ecologische verbinden, de grote rijkswateren en de Noordzee.

Weidevogelgebied
Ook buiten de EHS zijn grote natuurwaarden aanwezig. Behoud, herstel en verdere ontwikkeling van deze natuurwaarden dragen substantieel bij aan de biodiversiteit in Zuid-Holland. Aanvullend wordt onder andere ingezet op de volgende opgave: het in stand houden van belangrijke leefgebieden voor weidevogels in blijvend agrarisch gebied door agrarisch natuurbeheer.

Compensatie
In een dynamische omgeving is het onvermijdelijk dat plannen ontwikkeld worden die inbreuk maken op de te beschermen waarden. In het algemeen is het handelingskader voor ruimtelijke kwaliteit gericht op een goede landschappelijke inpassing en mitigatie van de negatieve effecten bij nieuwe plannen, projecten of initiatieven. In een aantal gevallen wordt compensatie geëist als specifieke natuur-, recreatie- of landschapswaarden verloren gaan. De aangetaste waarden moeten elders worden hersteld. Gedeputeerde Staten hebben hiertoe de 'Beleidsregel compensatie natuur, recreatie en landschap Zuid-Holland 2013' vastgesteld. Binnen de EHS en de weidevogelgebieden zijn geen nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen toegestaan die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden. In het algemeen vindt de compensatie plaats:

  • I. aansluitend aan of nabij het aangetaste gebied, met dien verstande dat een duurzame situatie ontstaat;
  • II. door realisering van kwalitatief gelijkwaardige waarden of fysieke compensatie op afstand van het gebied als fysieke compensatie aansluitend aan of nabij het gebied niet mogelijk is, of
  • III. op financiële wijze als zowel fysieke compensatie als compensatie door kwalitatief gelijkwaardige waarden op korte termijn redelijkerwijs onmogelijk is.

Het gedeelte EHS wat verloren gaat door de aanleg van een rotonde op de Nagelbrug wordt gecompenseerd binnen het project 'Noordelijke Randweg, Voorhout'. Wat betreft het belangrijk weidevogelgebied zijn voor dit plan geen reële alternatieven voorhanden. Het gaat hier namelijk om een verbreding van een al reeds bestaande weg. Bovendien is er een groot openbaar belang mee gediend, namelijk het verbeteren van de bereikbaarheid en de (verkeers)veiligheid van het gebied. In hoofdstuk 5 paragraaf 8 'Ecologie' wordt nader op dit aspect ingegaan.

Waterveiligheid
De provincie kiest voor een duurzaam waterveiligheidsbeleid door in te zetten op sterke keringen en aanpassingen in ruimtegebruik, en door te anticiperen op de potentiële gevolgen van overstromingen.

Binnen het plangebied is een regionale waterkering gelegen. De provincie bepaalt op basis van huidige en toekomstige (economische) gebruiksfuncties welk beschermingsniveau voor een regionale kering noodzakelijk is. Zuid-Holland heeft ongeveer 2000 kilometer genormeerde regionale keringen. Ze dienen voornamelijk om overstromingen vanuit het binnenwater te voorkomen. Een verandering in het binnendijkse ruimtegebruik kan ook een verandering in beschermingsniveau met zich meebrengen. Waar regionale keringen worden versterkt, gebeurt dat op zodanige manier dat naast de veiligheid ook de kwaliteit van landschap, de recreatiewaarde en/of de ecologische waarde van het gebied toeneemt. In de Verordening Ruimte zijn planologische beschermingszones opgenomen voor de regionale waterkeringen.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS)
Het cultureel erfgoed van Zuid-Holland is een belangrijke drager van ruimtelijke kwaliteit. Zeker in combinatie met groen en water verhoogt het erfgoed de variëteit en daarmee de aantrekkelijkheid van stad en landschap. Deze toegevoegde waarde van erfgoed bevordert de provincie op diverse manieren:

  • behoud en versterking van cultuurhistorisch waardevolle structuren en ensembles die van bijzonder provinciaal belang zijn, via bescherming én passende ruimtelijke ontwikkeling,
  • cultureel erfgoed vormt een integraal onderdeel van het provinciaal ruimtelijk kwaliteitsbeleid via de kwaliteitskaart en de gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit.

De cultuurhistorische en archeologische waarden zijn gebundeld in de cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS), die de basis vormt voor het provinciaal erfgoedbeleid. Het beschermende ruimtelijk beleid richt zich met name op een selectie van de CHS:

- cultuurhistorische kroonjuwelen,
- molen- en landgoedbiotopen,
- werelderfgoed (bestaand en potentieel),
- archeologie.

Binnen het plangebied ligt een deel van een molenbiotoop. Molens en landgoederen vormen een kenmerkende combinatie van cultuurhistorie, natuur en landschap. Daarbij gaat het niet alleen om het monument op zich, maar ook om zijn omgeving en ensemblewaarde. Hiervoor zijn in de Verordening Ruimte planologische beschermingszones (biotopen) opgenomen. Richtpunt is het behouden en versterken van monumentale windmolens in hun omgeving als ensemblewaarde.

Verordening Ruimte 2014

In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte 2014 opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende bepalingen zijn relevant voor dit bestemmingsplan.

Ruimtelijke kwaliteit
De provincie heeft voorwaarden opgesteld ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit waaraan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen. Aan de volgende voorwaarden dient voldaan te worden:

  1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  2. b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    1. 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals in de verordening is omschreven;
  3. c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    1. 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals in de verordening is omschreven.

Verantwoording ruimtelijke kwaliteit
De verbreding van de N444 vindt plaats in een gebied met beschermingscategorie 2: belangrijk weidevogelgebied. De oppervlakte die fysiek dan wel door verstoring verloren gaat is echter dermate gering dat er geen sprake is van een significatie aantasting. De verbreding van de N444 is een ontwikkeling die aan te duiden is als 'inpassing', zoals onder a genoemd. De verbreding van de bestaande weg past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart. De ontwikkeling is wat betreft het aspect 'beschermd grasland in de Bollenstreek' en 'Ecologische Hoofdstructuur' wel in strijd met de Verordening ruimte 2014. In de volgende alinea's wordt hier nader op ingegaan.

Beschermd grasland in de Bollenstreek
Ter plaatse van de verbreding van de N444, ten zuiden van de Nagelbrug, is een deel van de gronden in de verordening aangewezen als 'gebieden met te beschermen graslanden Bollenstreek'. Een bestemmingsplan voor gronden, die zijn aangeduid als 'gebieden met te beschermen graslanden Bollenstreek', bevat regels ter bescherming van deze graslanden waarbij het uitgangspunt is dat uitsluitend ontwikkelruimte wordt geboden voor ontwikkelingen met een aantoonbare meerwaarde voor de ruimtelijke kwaliteit van de graslanden zelf.

De graslanden in de Bollenstreek zijn waardevol en hebben, vanwege hun open karakter, een belangrijk structurerend effect op het landschap in de Bollenstreek. De graslanden zijn bovendien belangrijk voor de weidevogels.

Vanuit historisch perspectief weerspiegelen de graslanden de combinatie van bodemgesteldheid en landgebruik die hier van oudsher was. In de vlaktes tussen de strandwallen, waar een laag veen op het zand aanwezig was, was het land in gebruik als grasland. Daarnaast zijn er graslanden aanwezig in het mondingsgebied van de Oude Rijn, waar door de aanwezigheid van klei de grond minder geschikt is als bollengrond.

De druk op de grond in de Bollenstreek en dus ook op de graslanden is hoog. Dit betekent dat ook graslanden in het verleden zijn omgezet naar bollengrond of een andere functie hebben gekregen. De provincie wil het contrast tussen de nog gave open strandvlakte en de voor de bollenteelt in cultuurgebrachte (afgezande) oude duinen en strandwallen in stand houden door het handhaven van de relatieve openheid en het gebruik als grasland. Zij richt daarbij op de grote oppervlaktes en samenhangende structuren. Ontwikkelingen zijn alleen mogelijk als er een aantoonbare meerwaarde is voor de ruimtelijke kwaliteit van de graslanden zelf. Dit betekent dat bij ontwikkelingen in deze gebieden goed gekeken moet worden of zij niet leiden tot een verlies aan openheid en een substantiële verandering van het grondgebruik. De aanleg van een wandelpad zou bijvoorbeeld een meerwaarde kunnen hebben, mits dit niet wordt gecombineerd met een bomenrij of opgaande beplanting.

Voor deze regeling geldt wel dat Gedeputeerde Staten ontheffing kunnen verlenen van de regels van de verordening voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden indien de betrokken provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Verantwoording ontwikkeling in beschermde graslanden
Deze ontwikkeling heeft op zichzelf geen aantoonbare meerwaarde voor de ruimtelijke kwaliteit van de graslanden zelf. Een ontheffing van de verordening ruimte is dus noodzakelijk om deze ontwikkeling mogelijk te maken.

Een strook graslanden langs de N444 zal omgezet worden naar een verkeersbestemming en naar water. Het gaat echter om een relatief smalle strook. Daarnaast krijgt het perceel Leidsevaart 5 een nieuwe ontsluiting via een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg. Deze nieuwe ontsluitingsweg ligt ook op beschermd grasland. Binnen de nieuwe bestemmingen worden geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van een gebouwtje ten behoeve van een poldergemaal. De openheid van het gebied blijft behouden. In hoofdstuk 2 is al nader toegelicht waarom deze ontwikkeling (verbreding N444) noodzakelijk is. Ook zijn in hoofdstuk 2 de maatregelen nader omschreven. In hoofdstuk 5, paragraaf 8 Ecologie, wordt nader ingegaan op de beschermde graslanden, cq. het weidevogelgebied.

Op 27 mei 2014 en aanvullend op 20 oktober 2014 heeft de gemeente Teylingen bij de provincie Zuid-Holland een ontheffing van de Verordening Ruimte aangevraagd [Aanvraag ontheffingen door gemeente Teylingen waardevolle graslanden en Ecologische hoofdstructuur - bijlage 12 van deze toelichting]

Op 23 september 2014 (verzonden 30 oktober 2014) en 16 december 2014 (verzonden 13 januari 2015) hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ontheffingen verleend van de Verordening ruimte 2014 voor de verbreding van de N444 in waardevolle graslanden in de Bollenstreek [Verleende ontheffingen door provincie Z-H waardevolle graslanden en Ecologische hoofdstructuur - bijlage 13 van deze toelichting].

De verbreding van de N444 is een bijzondere situatie met groot maatschappelijk belang. De oppervlakte grasland die fysiek verloren gaat is dermate gering dat er geen sprake is van wezenlijke aantasting van de kwaliteit van de graslanden in hun ruimtelijke samenhang. In die zin heeft de provincie besloten dat hier sprake is van een bijzondere situatie en dat de realisatie van de verbreding niet in verhouding staat met het te dienen belang de regels uit de verordening voor de waardevolle graslanden in de Bollenstreek.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Het Overbosch is gelegen binnen de EHS (bestaande natuur). Binnen de EHS zijn geen bestemmingen toegestaan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.

De begrenzing van de EHS kan door Provinciale Staten wel worden gewijzigd in overeenstemming met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van de regels van de verordening voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden indien de betrokken provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Voor zover de ontheffing betrekking heeft op een ontwikkeling in een gebied behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur gelden aanvullend de volgende voorwaarden:

  1. a. er zijn geen reële alternatieven;
  2. b. de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte, kwaliteit en samenhang van de Ecologische Hoofdstructuur worden beperkt en de overblijvende effecten worden gelijkwaardig gecompenseerd, overeenkomstig de compensatieregeling voor EHS uit de verordening en
  3. c. de toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording, overeenkomstig de regels uit de verordening voor verantwoording van de effectbeperking en compensatie.

Bij compensatie, zoals bedoeld onder b (hierboven) moeten in ieder geval de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  1. a. de compensatie leidt niet tot een nettoverlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de wezenlijke kenmerken en waarden;
  2. b. de compensatie vindt plaats:
    1. 1. aansluitend aan of nabij het aangetaste gebied, met dien verstande dat een duurzame situatie ontstaat;
    2. 2. door realisering van kwalitatief gelijkwaardige waarden of fysieke compensatie op afstand van het gebied als fysieke compensatie aansluitend aan of nabij het gebied niet mogelijk is, of
    3. 3. op financiële wijze als zowel fysieke compensatie als compensatie door kwalitatief gelijkwaardige waarden op korte termijn redelijkerwijs onmogelijk is.


De toelichting van het bestemmingsplan, waarin de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt waarvoor een ontheffing van de provincie nodig is, bevat een verantwoording, zoals bedoeld onder c (hierboven) over de aard van de effectbeperkende of compenserende maatregelen, de begrenzing van het compensatiegebied, en de wijze waarop die compensatie duurzaam is verzekerd.

Verantwoording maatregelen EHS
Omdat de rotonde voor een deel binnen de EHS komt te liggen is een ontheffing van de Verordening Ruimte noodzakelijk. In hoofdstuk 2 is reeds omschreven wat de huidige knelpunten op en rondom de Nagelbrug zijn. Verbetering van de situatie ter hoogte van de Nagelbrug is alleen goed mogelijk door de aanleg van een rotonde. Dit is op een zo zorgvuldig mogelijke manier ingepast in de omgeving. Dit gaat echter nog steeds ten koste van 900 m2 EHS van park Overbosch. Vanwege de zeer beperkte ruimte op en rondom de Nagelbrug en vanwege de intensiteit is het echter noodzakelijk de rotonde in een klein deel van het Overbosch te situeren. Er is geen reëel alternatief voor het integraal oplossen van de verkeerssituatie bij de Nagelbrug. De negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken zijn zo veel mogelijk beperkt, maar zijn toch nog substantieel. Daarom zal er gelijkwaardige compensatie moeten komen conform de regels uit de Verordening ruimte 2014.

In hoofdstuk 5, paragraaf 8 'Ecologie' van deze toelichting is een nadere verantwoording gegeven van de effecten op de kenmerken en waarden van de EHS. Omdat de verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug een provinciaal project is en dus onder de verantwoordelijkheid van de provincie Zuid-Holland zelf valt, heeft de provincie een compensatieplan opgesteld, waarin (kwalitatieve) compenserende maatregelen en de begrenzing van het compensatiegebied zijn beschreven.

Echter is er ook kwantitatieve compensatie nodig. Kwantitatieve compensatie is niet mogelijk aansluitend aan het Overbosch en dient op een andere locatie gecompenseerd te worden. Het gaat om een oppervlakte van ongeveer 900 m2 EHS (=2,5% van de totale EHS). Aangezien het hier oud bos betreft moet deze worden gecompenseerd met een factor 1,66. Dit komt uit op een compensatie van 1,66 x 900 m2 = 1.500 m2. Omdat het niet mogelijk is natuur van hetzelfde type te compenseren (bos voor bos aan het Overbosch), mag worden gecompenseerd met een ander type natuur, bij voorkeur in de directe omgeving. Er is afgesproken met de provinvie, dat deze compensatie zal plaatsvinden in de nieuw aan te leggen ecologische verbindingszone tussen de Haarlemmertrekvaart en de nieuw aan te leggen Noordelijke Randweg Voorhout (zie afbeelding 4.2). Het gaat hierbij om een strook grond met een breedte van minimaal 30 meter en een totale oppervlakte van enkele hectaren. De compensatie zal worden belegd in een bestuursovereenkomst waarin de inspanningen van de gemeente en de financiële bijdrage van de provincie worden geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401_0005.jpg"

Afbeelding 4.2: Globale begrenzing compensatiegebied bij Noordelijke Randweg Voorhout

Op 27 mei heeft de gemeente Teylingen bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland tevens een ontheffing van de regels van de Verordening ruimte 2014 inzake de EHS [Aanvraag ontheffingen door gemeente Teylingen waardevolle graslanden en Ecologische hoofdstructuur - bijlage 12 van deze toelichting].

Op 23 september 2014 (verzonden 30 oktober 2014) hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ontheffing verleend van de Verordening ruimte 2014 voor het verlies aan EHS door de reconstructie van de Nagelbrug, onder de voorwaarde dat compensatie plaatsvindt in de oppervlakte en kwaliteit in de ecologische verbindingszone tussen de Haarlemmertrekvaart en de nieuw aan te leggen Noordelijke Randweg Voorhout en dat dit wordt opgenomen in het bestemmingsplan [Verleende ontheffingen door provincie Z-H waardevolle graslanden en Ecologische hoofdstructuur - bijlage 13 van deze toelichting]

In het bestemmingsplan Noordelijke Randweg Voorhout krijgt het compensatiegebied een natuurbestemming. In de Toelichting van dat bestemmingsplan wordt tevens inhoudelijk ingegaan op deze compensatie.

Molenbiotoop
De biotoop van de molen 'Hoop doet Leven' overlapt het plangebied. Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens moeten de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende garanderen. Daartoe worden in de bestemmingsplannen regels opgenomen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  1. a. binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, wordt geen nieuwe bebouwing opgericht of beplanting aangebracht, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. b. binnen de straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, gelden de volgende hoogtebeperkingen voor bebouwing en beplanting:
    1. 1. als de molen is gelegen in het gebied buiten bestaand stads- en dorpsgebied bedraagt de maximale hoogte niet meer dan 1/100ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
    2. 2. als de molen is gelegen in het gebied binnen bestaand stads- en dorpsgebied bedraagt de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
    3. 3. als de onder 1 en 2 bedoelde molenbeschermingszone zowel binnen als buiten bestaand stads- en dorpsgbied is gelegen, dan geldt het volgende:
      1. a. Molen binnen bestaand stads- en dorpsgebied:
        Binnen en tot de grens van bestaand stads- en dorpsgebied geldt de 1 op 30-regel. De toegestane bebouwings- en beplantingshoogte op deze grens wordt buiten bestaand stads- en dorpsgebied horizontaal doorgetrokken tot daar, waar op grond van de berekening voor een molen buiten bestaand stads- en dorpsgebied een grotere hoogte kan worden toegestaan berekend vanuit de 1 op 100-lijn; vanaf dit punt wordt een schuine lijn getrokken met een stijging van steeds 1 meter hoogte per 100 meter afstand;
      2. b. Molen buiten bestaand stads- en dorpsgebied:
        Tot de grens van bestaand stads- en dorpsgebied geldt de 1 op 100-regel. De toegestane bebouwings- en beplantingshoogte op deze grens is het vertrekpunt voor de 1 op 30-lijn (vanaf dit punt moet een schuine lijn worden getrokken met een stijging van steeds 1 meter hoogte per 30 meter afstand).


Verantwoording ontwikkeling in molenbiotoop
De molentioop is in de regels van dit bestemmingsplan verankerd door middel van een algemene aanduidingsregel. De regels voldoen aan de in de verordening gestelde voorwaarden.

Regionale waterkering
Langs de Haarlemmertrekvaart is een regionale waterkering gelegen. Deze regionale waterkering is (deels) in het plangebied gelegen. Regionale waterkeringen dienen in de regels van het bestemmingsplan opgenomen te worden met een dubbelbestemming 'waterstaat-waterkering'.

Met betrekking tot de gronden waarop een regionale waterkering ligt, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering. Daarbij is advies nodig van de waterbeheerder.

Verantwoording ontwikkeling in regionale waterkering
De provincie Zuid-Holland heeft tijdens het ontwerpproces van de verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug nauw overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Daarnaast is de regionale waterkering in de regels van dit bestemmingsplan verankerd door middel van een dubbelbestemming 'waterstaat-waterkering'.

Mobiliteit

De provincie Zuid-Holland wil in 2020 een hoge kwaliteit van de bereikbaarheid garanderen zonder dat de infrastructuur op grote schaal zal zijn uitgebreid. Dit betekent dat ingezet wordt op verbetering van de kwaliteit van het bestaande wegennet. Een meerjarenprogramma onderhoud is opgezet waarin alle provinciale wegen één keer in de 6 jaar op de agenda staan voor groot onderhoud. Het groot onderhoud wordt voorafgegaan door een trajectstudie. In de trajectstudie wordt de weg beoordeeld op onder andere verkeersveiligheid, capaciteit en technische staat van de kunstwerken en worden maatregelen voorgesteld. In 2010 is deze trajectstudie voor de N444 uitgevoerd.

Conclusie

Aan provinciaal beleid wordt voldaan.

4.3 Regionaal Beleid

Regionale structuurvisie 2020
Op 24 juni 2009 heeft het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland vastgesteld. In de Regionale Structuurvisie zijn de ambities en keuzes van Holland Rijnland uitgewerkt in zeven kernbeslissingen die samen van groot belang zijn voor de toekomst van het gebied. Uitgangspunten hierbij zijn een evenwichtige ontwikkeling van wonen, recreatie en infrastructuur en een intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De kernbeslissingen zijn:

- Holland Rijnland is een topwoonregio;
- Leiden vervult een regionale centrumfunctie;
- Concentratie stedelijke ontwikkeling;
- Groen-blauwe kwaliteit staat centraal;
- Het Groene Hart, de Bollenstreek en Duin, Horst en Weide blijven open;
- Economische ontwikkeling: Kennis en Greenports;
- Verbetering van de regionale bereikbaarheid.

Op de Visiekaart (zie afbeelding 4.3) is de Nagelbrug aangeduid als 'infrastructurele maatregelen'. De N444 wordt specifiek genoemd in de regionale visie daar waar het gaat om het nemen van maatregelen voor het verbeteren van de bereikbaarheid en de leefbaarheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401_0006.png"

Afbeelding 4.3: Uitsnede Regionale Structuurvisie 2020

Regionaal Verkeer- en VervoersPlan (RVVP)
In het Regionale Verkeer- en Vervoerplan (RVVP) van Holland Rijnland worden dezelfde uitgangspunten gehanteerd als in het PVVP. Onderdeel van het RVVP is het Programmaplan Ontsluiting Greenport (POG). De reconstructie van de Nagelbrug is één van de maatregelen uit het POG. In het Regionaal Investeringsfonds (RIF) zijn middelen gereserveerd voor de reconstructie Nagelbrug.

Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG)
De raden van de zes greenportgemeenten hebben op 10 december (Hillegom) en op 17 december 2009 (Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport vastgesteld. De structuurvisie vervangt het 'Pact van Teylingen' en het 'Offensief van Teylingen'. De ISG heeft een integraal karakter, geldt voor het gehele buitengebied van de 6 Greenportgemeenten (met uitzondering van het duingebied) en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied. De ISG richt zich op een gemeenschappelijke inzet voor herstructurering en revitalisering van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Dit in samenspraak met verbetering van de natuurlijke, landschappelijke en recreatieve kwaliteiten. De Duin- en Bollenstreek is de Greenport met de grootste internationale bekendheid door de toeristische aantrekkingskracht van de bollenvelden en de Keukenhof. Het is een van de Greenports waar verschillende gebiedsfuncties, zoals wonen, werken en toerisme sterk met elkaar zijn verbonden. De ISG is voor de greenportgemeenten van de Duin- en Bollenstreek een wettelijk zelfbindend kader voor gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied tot 2030 en geldt als toetsingskader voor toekomstige bestemmingsplannen. De onlangs opgerichte Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) B.V. zal samen met de aandeelhoudende greenportgemeenten verder vormgeven aan de inhoud en uitvoering van het meerjarenprogramma, dat voortvloeit uit de ISG.

De ISG is gericht op het creëren van een vitale Greenport met een vitaal landschap. Hiervoor zijn de volgende ambities en uitgangspunten opgesteld, namelijk dat:

  • de economische herstructurering van de Greenport centraal staat;
  • de gemeenten de herstructureringsopgave zullen combineren met landschapsverbetering;
  • de gemeenten verdergaande verrommeling van het landschap tegengaan;
  • met het uitvoeren van de woningbouwopgave, zoals in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek overeen is gekomen, de maximale woningbouwbijdrage van de Duin- en Bollenstreek bereikt is;
  • de gemeenten het areaal aan 1e klas bollengrond van 2.625 ha duurzaam moeten handhaven, hoewel zij met het herstructureringsproces tijdelijke krimp onder nader te bepalen voorwaarden (waaronder harde tijdgebonden compensatiegaranties) toestaan;
  • primaire greenportfuncties, zoals bollencluster, vaste planten, bloemencluster en toerisme (inclusief greenportgerelateerde handel en dienstverlening), krijgen bij conflicterende ruimteclaims prioriteit boven niet primaire greenportfuncties, zoals overige landbouw en veeteelt.

Een van de pijlers voor het ruimtelijke beleid tot 2030 is bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van Holland Rijnland.

4.4 Gemeentelijk Beleid


Toekomstvisie 'Vitaal en Vernieuwend'
Op 13 maart 2008 is de Toekomstvisie Vitaal en Vernieuwend voor de gemeente Teylingen
door de gemeenteraad vastgesteld. Om de vitaliteit van Teylingen ook op lange termijn te
behouden en zo mogelijk te versterken zijn de volgende speerpunten in het beleid van belang:

Kwaliteitskernen

  • respecteren van de identiteit van de kernen;
  • bevorderen van een aantrekkelijk rustig woonklimaat;
  • zorgen voor een goed en gevarieerd voorzieningenniveau op maat van alle kernen;
  • voldoende ruimte voor het opvangen van de eigen woningbehoefte;
  • voldoende aandacht voor geschikte huisvesting voor starters en ouderen;
  • herinrichting van de leefomgeving afstemmen op diverse doelgroepen;
  • meer ruimte voor buitenevenementen;
  • selectief uitbreiding bieden voor toekomstige uitbreidingswensen van bedrijven;
  • herstructurering van verouderde delen van woonwijken en bedrijventerreinen;
  • voldoende ruimte bieden voor stedelijk water als compensatie voor verharding;
  • betere bereikbaarheid voor auto, fiets openbaar vervoer en vaartuigen;
  • streven naar optimale milieukwaliteit.


Boeiend en leefbaar buitengebied

  • vernieuwde en goed functionerende Greenport, met schaalvergroting als motor voor herstructurering;
  • verbetering van landschapsbeleving van het bollengebied, groene inpassing en verbetering van beeldkwaliteit van gebouwen, aanleg van uitzichtpunten en vrijliggende wandel- en fietsroutes door het gebied;
  • goede bereikbaarheid voor bedrijven en recreanten;
  • meer ommetjes vanuit de woonomgeving door het bollengebied en de weilanden;
  • behoud van het open, weidse en groene karakter van de veenweidegebieden in het Groene Hart;
  • stimuleren van 'verbrede landbouw';
  • aanleg ontbrekende schakels in het netwerk van ecologische verbindingen;
  • verbetering van de waterkwaliteit, met name in de Kagerplassen;
  • versterking van de beleving van de molencomplexen;
  • ontwikkeling van de Ruïne van Teylingen als toeristische trekker;
  • sterker verbinden van Sassenheim en Voorhout met de Kagerplassen met vaar- en fietsroutes;
  • upgrading en uitbreiding van recreatieve voorzieningen;
  • ontwikkeling van alternatieve inrichtingsplannen in de Roodemolenpolder en de Elstgeestpolder als de landbouw daar geen toekomst meer ziet;
  • streven naar een optimale milieukwaliteit.

Ook heeft de gemeente enkele speerpunten met betrekking tot duurzaamheid geformuleerd:

  • bij ruimtelijke planvorming duurzaamheid optimaal meenemen;
  • als gemeente het goede voorbeeld geven bij eigen werk en externe opdrachten;
  • in overleg met gevestigde bedrijven komen tot concrete milieuwinst;

gerichte communicatie met de eigen inwoners over hun bijdragen.


Specifiek voor dit plan zijn de speerpunten over bereikbaarheid van belang. De N444 is in de Toekomstvisie aangewezen voor een regionale aanpak upgrading oost-west verbindingen. In de visie wordt gesproken van een mogelijke bypass om de Nagelbrug te ontlasten.

De gemeente zet in haar beleid in op verbetering van de infrastructuur.

Ontwerp Structuurvisie Teylingen 2030 Duurzaam bloeiend
In de ontwerp Structuurvisie zijn over de N444 en de Nagelbrug de volgende passages opgenomen.

weginfrastructuur
De gemeente Teylingen ondervindt daarvan dagelijks de gevolgen met congestie en slechte verkeersafwikkeling op toe- en afritten van de A44, de Nagelbrug op de N444 en de rotonde bij ‘t Soldaatje op de N443.

langzaamverkeer
De lage oversteekbaarheid van provinciale wegen en gebiedsontsluitende wegen in de kernen (zoals N443, N444, N208, Schoutenlaan, Oosthoutlaan, Parklaan, Hoofdstraat en Herenweg) zorgen voor knelpunten in de routing en veiligheid

Strategisch beleidsinzet
We streven naar een duurzame mobiliteit met slimme goed op elkaaraansluitende oplossingen voor alle vervoerwijzen, waardoor er bewuste keuzemogelijkheden voor de reiziger ontstaan. Onze beleidsinzet voorde lange termijn is daarom gericht op het snel, veilig, duurzaam en comfortabel door Teylingen te kunnen rijden, op de fiets, in het openbaar vervoer of met de auto. De goede bereikbaarheid, parkeersituatie, veiligheid en leefbaarheid dragen tevens bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en (nieuwe) inwoners, die graag in de Randstad maar ook ‘buiten’ willen wonen. Hierdoor kiezen ook steeds meer recreanten en toeristen voor ontspanning en vrijetijdsbesteding in Teylingen. Probleemloos parkeren ondersteunt de concurrentiepositie en vitaliteit van de winkelcentra in onze kernen.

Teylingen versterkt met dit alles zijn strategische positie in een brede regio, met snelle verbindingen per auto, openbaar vervoer en op de fiets met de omliggende stedelijke gebieden (Leiden, Den Haag, Amsterdam en Schiphol) en de kust. Teylingen trekt daarbij nadrukkelijk gezamenlijk op met zijn regiopartners, provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat. Belangrijke beleids- en uitvoeringsprogramma’s zijn het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP), de Bereikbaarheidsagenda van regio Holland Rijnland, de Visie Ruimte & Mobiliteit en het Fietspadenplan van de provincie Zuid-Holland.

Deze strategische inzet en hoofdlijnen van beleid vertalen zich in ieder geval in de uitvoering van de volgende concrete projecten:

  • De aanleg van de Noordelijke Randweg Voorhout: een gebiedsontsluitingsweg (max. 60 km/u) van ca. 2,5 km buiten de bebouwde kom, die de N444 verbindt met de wijkontsluitingsweg Hooghkamer. Hierdoor ontstaat tevens een HOV verbinding en een fietsverbinding naar het station Voorhout.
  • Maatregelen aan de provinciale N444: vernieuwing van de Nagelbrug met rotonde bij Overbosch en fietstunnel en verbreding van het gedeelte tussen de Nagelbrug en het Postviaduct, waardoor er daar 80 km p/u kan worden gereden in plaats van 60 km p/u.

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP)
Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) bevat een visie en uitvoeringsprogramma voor verkeer en parkeren in de gemeente Teylingen voor de periode 2010-2020. Het GVVP is daarmee richtinggevend in het verkeersbeleid dat de gemeente voert. Het document bestaat uit een hoofdnota met visie en uitvoeringsprogramma en verschillende deelnota's voor onder andere parkeren en verkeersveiligheid. In het GVVP worden de knelpunten ten aanzien van de doorstroming en verkeersveiligheid gesignaleerd. Met betrekking tot het buitengebied doen zich met name doorstromingsproblemen voor op de N443 ('s-Gravendamseweg) en de N444 (Leidsevaart). Ook ter hoogte van de aansluitingen met de A44 doen zich doorstromingsproblemen voor. In het GVVP is de wegencategorisering binnen de gemeente opgenomen, zowel voor de wegen in binnenstedelijk gebied als in het buitengebied en zijn oplossingsrichtingen opgenomen voor de diverse knelpunten. Tevens worden de verkeerskundige ontwikkelingen in de regio behandeld en de positie van de gemeente daarin. In het GVVP zijn diverse ambities opgenomen om de bereikbaarheid en leefbaarheid binnen de gemeente te verbeteren. Deze ambities zijn vertaald in een visiekaart voor 2020.

Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek

Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de technische onderzoeken met conclusies. Onderstaand wordt per aspect eerst kort benoemd in welke gevallen aan het aspect aandacht moet worden besteed.

5.1 Besluit Milieueffectrapportage (M.e.r.)

In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling uitgevoerd moet worden als een project belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Het gaat dan om een project dat genoemd is in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r.
De N444 is niet voorzien van het bord autoweg (G3 bord).
Om die reden is de N444 geen autoweg in de zin van het besluit m.e.r, valt de aanpassing van de weg hiermee niet onder het besluit m.e.r. en is er geen vormvrije m.e.r. beoordeling nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401_0007.png"

Autoweg (G3 bord)

5.2 Bedrijven En Milieuzonering

5.2.1 Beleid en regelgeving

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.2.2 Beoordeling

In onderhavig plan gebied zijn geen bedrijven aanwezig en worden geen bedrijven gerealiseerd.

5.3 Bodem

5.3.1 Landelijk wettelijk kader

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent voor de bodem (grond en grondwater) dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek en eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat:

  • er is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
  • het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan;
  • er een melding is gedaan van een voornemen tot saneren.

Wet bodembescherming

Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet Bodembescherming (Wbb). In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde “spoed- of risicolocaties”)).

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe bouwprojecten, zoals woningen en wegen. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het besluit staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.

5.3.2 Lokaal bodembeleid

De regels voor grondverzet volgen uit het Besluit bodemkwaliteit. In de gemeente Teylingen is het generieke beleid van kracht. Dat betekent dat toe te passen grond altijd aan twee eisen moet voldoen:

  • toe te passen grond moet beter of gelijk in kwaliteit zijn als de ontvangende bodem - (op niveau van bodemkwaliteitsklasse);
  • toe te passen grond moet beter of gelijk in kwaliteit zijn als geldt voor de op betreffende plek geldende bodemfunctieklasse.

De gemeente Teylingen beschikt over een bodemfunctieklassenkaart (in 2011 door het college van B&W vastgesteld).

Eventueel aanvullende regels worden opgenomen in de regionale bodembeheernota.

5.3.3 Relatie tot het plangebied

Bestemmingsplan is hoofdzakelijk een conserverend plan waarin geen ontwikkelingen zijn meegenomen. Wanneer er binnen een gebied geen ontwikkelingen zijn gepland hoeft de bodem alleen gesaneerd te worden indien sprake is van een risicovolle bodemverontreiniging; een zogenaamde "spoedlocatie". De Omgevingsdienst West-Holland is in samenwerking met Provincie Zuid-Holland al enkele jaren bezig om deze locaties in kaart te brengen. Locaties waar sprake is van humane risico's dienen voor 2011 beheerst te zijn. Een lijst met locaties waar sprake is van verspreidingsrisico's en/of risico's voor het ecosysteem dient uiterlijk in 2015 gereed te zijn.

Op locaties waar wel ontwikkelingen plaatsvinden dient de bodem gesaneerd te worden als sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. In dat geval dient voorafgaand aan ontwikkelingen een saneringsplan opgesteld te worden dat goedgekeurd moet worden door de Omgevingsdienst zijnde het bevoegd gezag in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb).

Door de Omgevingsdienst is een inventarisatie gemaakt van de meest relevante bodemgegevens uit het plangebied. Het gaat hierbij om informatie uit tank-, bodemonderzoek- en verontreinigingsbronnen. De informatie is afkomstig uit de volgende archieven:

  • het bodeminformatiesysteem (BIS/GIS)
  • het tankinformatiesysteem
  • het historische bedrijvenbestand (HBB)


Bodeminformatiesysteem

De bodemkwaliteit in het plangebied is onderzocht [(Water)bodem- en verhardingsonderzoek N444 te Voorhout van 7 februari 2012 uitgevoerd door adviesbureau Tauw BV, met kenmerk 4813396 - bijlage 2 van deze toelichting en een Verkennend bodemonderzoek N444 ter hoogte van Nagelbrug te Voorhout van 22 april 2013 uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met kenmerk GM-0098423- bijlage 3 van deze toelichting]. Voor het gemak wordt gesproken van een oostelijke en westelijke wegberm. Ter plaatse van de oostelijk wegberm is de bovengrond licht verontreinigd met zink, lood, cadmium, PCB en PAK. De ondergrond is licht verontreinigd met PCB en minerale olie. Het grondwater is licht tot matig verontreinigd met barium en licht met som 1,2-dichloorethenen.

Ter plaatse van de westelijke wegberm is de bovengrond licht verontreinigd met koper, zink, lood, PAK en minerale olie. De ondergrond is licht verontreinigd met lood en PAK. Het grondwater in dit deel van het plangebied is niet verontreinigd.

De verontreinigingen komen overeen met de verwachting van het plangebied, een diffuse verontreiniging over een relatief groot oppervlak dat in de loop der jaren gelijkmatig belast is geweest met verontreinigde stoffen.

Er bevinden zich in het gebied geen zogenaamde spoed locaties of locaties waar binnen een bepaalde termijn saneringen moeten worden uitgevoerd.


Historisch bedrijvenbestand

In de directe omgeving van het plangebied zijn bedrijven aanwezig geweest die potentieel verdacht zijn op het veroorzaken van bodemverontreiniging. Historisch onderzoek en/ of oriënterend onderzoek moet hier nog worden uitgevoerd en/of zijn bij bouwwerkzaamheden al wel onderzocht. De Omgevingsdienst verwacht echter geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.


Tankinformatiesysteem

In de directe omgeving van het plangebied is een aantal tanks aanwezig. Een aantal is conform KIWA-richtlijnen/ BOOT gesaneerd. Van andere tanks is geen informatie bekend. De Omgevingsdienst verwacht geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

5.3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Voor de vaststelling van het plan worden vanuit het vakgebied bodem geen belemmeringen verwacht.

In het algemeen geldt dat een bodemonderzoek noodzakelijk is bij het wijzigen van de bestemming, de aanvraag van een omgevingsvergunning of graafwerkzaamheden. Indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging, zal op basis van de Wbb en de Wabo (art 6.2c) pas gebouwd/ontwikkeld mogen worden wanneer bij de omgevingsaanvraag een door het bevoegd gezag (Omgevingsdienst West-Holland) goedgekeurd saneringsplan is gevoegd.

Indien er grond wordt afgevoerd of toegepast op een locatie, dient dit plaats te vinden conform de van overheidswege gestelde regels. In het bijzonder wordt gewezen op het Besluit bodemkwaliteit.

5.4 Geluid

5.4.1 Wegverkeerslawaai

Ter bepaling van de geluidsbelasting moet op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing worden genomen. Dit hoeft niet als de weg binnen een woonerf ligt of voor een weg een maximum snelheid geldt van 30 km/uur of lager. De te beschouwen wegen kennen een geluidszone. Dit is een aandachtsgebied waar binnen een akoestisch onderzoek moet plaatsvinden. De omvang van een zone is afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg en de typering van de weg (binnenstedelijk of buitenstedelijk). Binnenstedelijk is het gebied binnen de bebouwde kom en buitenstedelijk is het gebied buiten de bebouwde kom.

5.4.2 Beoordeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401_0008.png"
Afbeelding 5.1: studiegebied t.a.v. geluid


Ten behoeve van de reconstructie van de N444 - Leidsevaart en de aanpassing van de Nagelbrug, is het bestemmingsplan N444 - Nagelbrug in voorbereiding. Aanleiding voor de aanpassing is de noodzaak van het verbreden van de relatief smalle N444 tot de huidige maatstaven. Hierbij neemt het aantal rijstroken niet toe, wel worden de rijstroken breder waardoor de maximumsnelheid verhoogd kan worden van 60 km/u naar 80 km/u. Het studiegebied ten aanzien van het geluid vanwege wegverkeer is in afbeelding 5.1 gearceerd aangegeven.
Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Het gaat uitsluitend om de reconstructie van de N444 en de Nagelbrug. Hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder, zones langs wegen, is van toepassing.
Omdat binnen de geluidzone van de te wijzigen weg geluidgevoelige objecten liggen is, op grond van de Wet geluidhinder (Wgh), een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de fysieke wijziging. [Herinrichting Nagelbrug en N444, Voorhout, d.d. 28 januari 2015 uitgevoerd door Goudappel Coffeng, met kenmerk ZHA287/Kzj/2344.02 - bijlage 1 van de regels].


Akoestisch onderzoek
Het doel van het akoestisch onderzoek naar de gevolgen van de herinrichting van de Nagelbrug en de N444 is het toetsen of ten gevolge van de fysieke wijziging van de weg sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh, of er maatregelen ter verlaging van de geluidbelasting nodig en mogelijk zijn, en of er een procedure hogere waarde moet worden doorlopen.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege de aanpassing van de N444 zonder geluidreducerende maatregelen met meer dan 5 dB toeneemt bij de woning Leidsevaart 5 te Voorhout. Een toename met meer dan 5 dB door reconstructie is volgens de Wet geluidhinder niet toelaatbaar. Volgens de Wgh geldt deze voorwaarde niet voor 'saneringswoningen' dat zijn woningen die al op een lijst staan om geluidisolatie te krijgen.
Verder blijkt dat het toepassen van stil asfalt met een geluidreductie van 5 dB de overschrijding van de heersende waarde hier terugbrengt van meer dan 5 dB tot maximaal 1 dB. Dat betekent dat het plan door kan gaan wanneer stil asfalt wordt toegepast. Verdere verlaging van het geluidniveau op deze locatie is mogelijk door plaatsing van een geluidscherm. Dat is echter op deze locatie onwenselijk vanwege ernstige bezwaren van landschappelijke aard.


Reconstructie
Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh als er een fysieke wijziging aan de weg plaatsvindt, en de geluidbelasting ter plaatse van gevoelige objecten binnen de geluidzone van de te reconstrueren weggedeelten, toeneemt met 2 dB of meer. Hiervoor wordt het verschil in de geluidbelasting berekend tussen de 'heersende waarde' in 2015 (één jaar voor de fysieke wijziging) en in 2026 (tien jaar na fysieke wijziging). Indien voor een woning al een 'hogere waarde' op grond van de Wgh is vastgesteld, moet de toename bepaald worden ten opzichte van de laagste waarde van de geluidbelasting in 2015 en de eerder vastgestelde hogere waarde.
Als sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh worden maatregelen onderzocht om de toename van de geluidsbelasting ongedaan te maken.
Binnen het plangebied zijn alleen voor appartementen in het seniorencomplex 'Park Overbosch', aan de Sportlaan, eerder hogere waarden vastgesteld. Voor een aantal zogenaamde A-lijst woningen (zie paragraaf saneringswoningen) is ook een hogere waarde vastgesteld. Binnen het plangebied worden deze A-lijst woningen echter gesloopt en zijn in die zin niet meer relevant.


Reconstructiewoningen
Uit het onderzoek is gebleken dat de herinrichting leidt tot een geluidtoename bij woningen van meer dan 2 dB, indien geen geluidreducerende maatregelen getroffen worden. Er is hierdoor sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. Het betreft hierbij woningen aan het Schoonoord, de Herenstraat, de Rijnsburgerweg, de Leidsevaart (feitelijk saneringswoningen), een woning aan de Sportlaan (saneringswoning), appartementen in het woonzorgcentrum Gerto, appartementen in het seniorencomplex Park Overbosch en een school aan de Leidsevaart.
Tevens is onderzocht welke geluidreducerende bron- en/of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn en wat de effecten hiervan zijn. Als bronmaatregel is gerekend met het aanbrengen van een stillere wegdekverharding met een geluidreductie van 5 dB ten opzichte van het standaard referentieasfalt. De stillere wegdekverharding wordt aangelegd op een wegvak ten zuiden en ten noorden van de Nagelbrug. Als aanvullende (overdrachts-)maatregel is gerekend met een geluidscherm van circa 2,1 meter hoogte en een lengte van circa 150 meter. Deze wordt ten noorden van de Nagelbrug westelijk van de N444 geplaatst.
Door het plaatsen van dit geluidscherm wordt de geluidbelasting op de gevels van een aantal gebouwen van het zorgcomplex ten westen van de Leidsevaart verminderd tot deels onder de heersende waarde. Een aantal zorgwoningen houdt nog een overschrijding met 1 dB, één zorgwoning met 2 dB en één zorgwoning met 3 dB. Gezien de gevelbelasting van maximaal 52 dB in relatie tot de haalbaarheid van maatregelen wordt dit als acceptabel gezien.

Een geluidscherm ter reductie van de overschrijding van maximaal 2 dB van de heersende waarde bij de overige woningen aan de Rijnsburgerweg is niet haalbaar, vanwege ruimtegebrek langs de Leidsevaart. Bovendien is een dergelijk scherm ongewenst vanwege ernstige bezwaren van landschappelijke en verkeerskundige aard.
Een scherm aan de oostzijde van de Nagelbrug is vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt ongewenst. Daarnaast is ook hier sprake van ruimtegebrek.
Van de onderzochte maatregelen zijn het geluidreducerende asfalt en het geluidscherm ten westen van de rotonde Nagelbrug haalbaar.


Hogere waarde
Na het nemen van maatregelen (stil asfalt en geluidscherm) blijkt dat, vanwege de reconstructie, bij een aantal reconstructiewoningen en andere geluidgevoelige gebouwen nog steeds een hogere geluidbelasting dan de heersende waarde resteert. Het gaat om vijf woningen aan de Herenstraat, één aan de Leidsevaart (op deze is de afdeling Reconstructie uit de Wgh niet van toepassing; deze wordt verder in het saneringstraject meegenomen), appartementen van seniorencomplex Park Overbosch en appartementen van het woonzorgcentrum Gerto (Marente).
Voor deze woningen neemt de DCMR namens de provincie een (ontwerp-)besluit hogere waarde.
Voor het seniorencomplex Park Overbosch is eerder een hogere waarde vastgesteld. Aangezien nu een lagere gevelbelasting is berekend (mede naar aanleiding van maatregelen), volstaat de eerder verleende hogere waarde.
Op basis van de gecumuleerde gevelbelasting van alle wegen samen (exclusief de aftrek op grond van artikel 110g Wgh en inclusief de geluidbelasting vanwege de niet-gezoneerde wegen) wordt de vereiste gevelwering bepaald die noodzakelijk is om aan de wettelijke 'binnennormen' (norm voor geluidsniveau binnenshuis) te kunnen voldoen. Bij reconstructies in de zin van de Wgh bedraagt deze 33 dB.


Saneringswoningen
Als sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh, dan moeten ook de woningen die al lange tijd een hoge geluidbelasting ondervinden, zijnde woningen die op de zgn. A- of B-lijst staan, gesaneerd worden. Langs het tracé van de reconstructie staan zeven van deze zogenoemde 'saneringswoningen'. Het gaat om de woningen Sportlaan 1, Leidsevaart 3, 3a, 5 en 7 in Voorhout (allen B-lijst-woningen) en Leidsevaart 5 en 7 in Sassenheim (A-lijst-woningen ). De woningen Leidsevaart 7 in Voorhout en Leidsevaart 5 en 7 in Sassenheim worden in het kader van de herinrichting gesloopt.
Voor de overige woningen moet de gemeente op grond van de Wgh een saneringsprogramma opstellen met een afweging van mogelijke maatregelen om de geluidbelasting te beperken. In dit saneringsprogramma is vastgelegd of en zo ja welke geluidreducerende maatregelen getroffen worden om de geluidbelasting van de betrokken woningen na herinrichting van de N444 zoveel mogelijk te beperken.
Het concept-saneringsprogramma wordt door de Omgevingsdienst, namens het college van burgemeesters en wethouders, vastgesteld. Dit concept-saneringsprogramma wordt bij voorkeur samen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het definitieve saneringsprogramma moet worden ingediend bij de minister van Infrastructuur en Milieu. Op basis van dit programma neemt de minister een besluit over het vaststellen van hogere waarden voor de maximaal toelaatbare geluidbelasting op de betrokken woningen én over de maatregelen om de geluidbelasting te beperken. Het besluit van de Minister over de hogere waarden moet zijn genomen voordat de gemeenteraad het bestemmingsplan kan vaststellen. De saneringswoningen Sportlaan 1, Leidsevaart 3, 3a en 5 liggen aan de oostzijde van het zuidelijk van de Nagelbrug gelegen gedeelte van de N444. Onderzocht is welke bron- en overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn.
De wegbeheerder heeft geconcludeerd dat het toepassen van stil asfalt met een geluidreductie van 5 dB, in het kader van de reconstructie, doelmatig is. De plaatsing van een geluidscherm is hier onwenselijk vanwege ernstige bezwaren van landschappelijke aard.


In de planregels is een voorwaarde opgenomen die de wegbeheerder verplicht tot het aanbrengen van het geluidreducerend wegdek op dit tracédeel van de N444 met een minimale geluidreductie van 5 dB.


Op basis van de gecumuleerde gevelbelasting van alle wegen samen (exclusief de aftrek op grond van artikel 110g Wgh en inclusief de geluidbelasting vanwege de niet-gezoneerde wegen) wordt de vereiste gevelwering bepaald die noodzakelijk is om aan de wettelijke binnennormen te kunnen voldoen. Voor saneringswoningen bedraagt deze 43 dB. Echter, bij gebruikmaking van de subsidieregeling van het Bureau Sanering Verkeerslawaai, moet gestreefd worden naar een maximaal binnenniveau van 38 dB. Alleen als deze aantoonbaar niet haalbaar is kan besloten worden tot een niveau van 43 dB terug te gaan.

5.4.3 Conclusie

Als gevolg van de herinrichting van de N444 is sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder. De wegbeheerder, de provincie Zuid-Holland, heeft aangegeven dat ten noorden van de Nagelbrug een geluidscherm geplaatst zal worden en dat een gedeelte van de N444 van een geluidreducerend wegdek voorzien zal worden. Ondanks deze maatregelen wordt de toename van de geluidbelasting niet op alle gevels van woningen weggenomen.Voor deze woningen moeten hogere waarden vastgesteld worden.

Omdat sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh moeten ook aanwezige saneringswoningen van maatregelen worden voorzien. Langs de N444 liggen zeven saneringswoningen. Drie van deze woningen worden in het kader van de herinrichting gesloopt. Voor de overige vier woningen is een saneringstraject opgestart.

5.5 Luchtkwaliteit

5.5.1 Landelijke wet-/regelgeving en beleid

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. In hoofdstuk 5 Titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide en fijn stof. Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. De overige stoffen die in bijlage 2 zijn genoemd liggen over het algemeen ver onder de grenswaarden.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

De 'Wet luchtkwaliteit' vormt de Nederlandse uitwerking van de Europese normen voor de luchtkwaliteit. Op grond van de Europese regelgeving moet vanaf 2005 overal in Europa worden voldaan aan de grenswaarde voor fijn stof. Voor stikstofdioxide geldt de grenswaarde vanaf 2010. In ons land is het niet gelukt om overal aan de grenswaarden te voldoen. Daarom heeft Nederland om uitstel verzocht. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie het gevraagde uitstel gegeven. De jaargemiddelde norm voor fijn stof moet uiterlijk in juni 2011 gehaald zijn en de daggemiddelde en jaargemiddelde norm voor NO2 uiterlijk 1 januari 2015. Om deze normen te halen is een maatregelenpakket opgesteld, dat in een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid en de lagere overheden wordt uitgevoerd. Dit pakket wordt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) genoemd. Het NSL is op 1 augustus 2009 van kracht geworden en vormt de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL is een bundeling van alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren en alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het Rijk coördineert het programma.

Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in besluiten (algemene maatregelen van bestuur) en ministeriële regelingen. Hiervan zijn de volgende van belang.

Voor de toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen zijn in de praktijk vier normen van toepassing:

  • jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide, NO2 (40 µg/m3);
  • jaargemiddelde concentratie fijn stof, PM10 (40 µg/m3);
  • aantal dagen overschrijding van de grenswaarde van de 24-uursgemiddelde concentratie PM10 van 50 µg/m3 (maximaal 35 dagen per jaar);
  • jaargemiddelde concentratie fijn stof, PM2,5 (25 µg/m3).


In navolging van artikel 5.16 lid 1 van de Wet milieubeheer kan worden gesteld dat een ruimtelijke ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit doorgang kan vinden indien wordt voldaan aan één van de volgende punten:

a) Er is geen sprake van normoverschrijding;
b) Er is per saldo sprake van een verbetering (saldo-benadering);
c) Het project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit;
d) Het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.


Gevoelige bestemmingen

Om kwetsbare functies zoals scholen en zorgcomplexen te beschermen tegen hoge concentraties vervuilende stoffen, zijn in het Besluit gevoelige bestemmingen (lucht-kwaliteitseisen) regels opgenomen om de realisering van dergelijke functies langs drukke wegen tegen te gaan. In het Besluit is vastgelegd dat binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen of binnen 50 meter van af de rand van provinciale wegen geen onaanvaardbare situaties ontstaan ten aanzien van de luchtkwaliteit.

Direct langs de N444 zijn een zorgcomplex en een onderwijsvoorziening gesitueerd. Omdat er geen sprake is van nieuw- of verbouw van deze voorzieningen is het Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit niet van toepassing. Wel is het, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, van belang om de gevolgen van de aanpassing van de N444 voor deze gevoelige bestemmingen te beschouwen.

5.5.2 Toetsing

De plannen voor de herinrichting van de N444 zijn niet opgenomen in het NSL. Daarom is onderzocht wat de effecten van de plannen zijn op de luchtkwaliteit en of voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Er is een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd [Rapport Herinrichting Nagelbrug en N444 Voorhout, Onderzoek luchtkwaliteit van 3 februari 2015, uitgevoerd door Goudappel Coffeng, met kenmerk ZHA289/Kzj/2349.01 - bijlage 4 van deze toelichting]. In het rapport is gerekend met de NSL rekentool. Er is gerekend voor de jaren 2015 en 2026. De concentraties stikstofdioxide en fijn stof zijn, conform de Regeling beoordeling luchtkwaliteit, berekend op maximaal 10 meter vanaf de wegrand. Door bijvoorbeeld de aanwezigheid van bebouwing kunnen de punten soms dichter op de wegrand liggen. In totaal zijn 10 punten gekozen waarop de luchtkwaliteit berekend is. De punten zijn representatief voor het gehele wegvak. Door het beschouwen van deze punten, waar mensen blootgesteld worden aan de bepalende concentraties voor luchtkwaliteit, kan een goede ruimtelijke afweging gemaakt worden.

In het onderzoek is gerekend met de NSL rekentool uit 2014 en is, met betrekking tot fijn stof, geen zeezoutcorrectie toegepast.

5.5.3 Resultaten en conclusie

In de plansituatie zijn in 2015 de hoogste concentraties stikstofdioxide, PM10 en PM2,5 respectievelijk 28,3 µg/m3, 23,2 µg/m3 en 14,4 µg/m3 berekend. Het aantal overschrijdingen van de dagnorm voor fijn stof wordt 12 keer overschreden. In 2026 is dat respectievelijk 18,2 µg/m3, 21,0 µg/m3 en 12,5 µg/m3 en wordt de dagnorm 9 keer overschreden.

Uit het rapport valt op te maken dat de normen voor luchtkwaliteit in geen geval worden overschreden. Aangetoond wordt dat langs alle beschouwde wegvakken binnen het studiegebied ruim aan de wettelijke norm wordt voldaan. Ook voor de gevoelige functies direct langs de N444 is geen sprake van een onacceptabele situatie ten aanzien van de luchtkwaliteit van het wegverkeer. Er zijn geen belemmeringen met betrekking tot de luchtkwaliteit.

5.6 Externe Veiligheid

5.6.1 Landelijke wet-/regelgeving en beleid

Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag van gevaarlijke stoffen door bedrijven;
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen);
  • het gebruik van luchthavens.

Het wettelijk kader voor risicovolle bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het transport van gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs). Het beleid voor buisleidingen is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).

Behalve het landelijk beleid heeft de provincie Zuid-Holland, vanuit haar provinciaal belang, het aspect externe veiligheid opgenomen in de provinciale structuurvisie.

Burgers hebben een minimum beschermingsniveau met betrekking tot gevaarlijke stoffen in hun woonomgeving. Deze normen zijn een wettelijke verplichte toetsingsgrond bij besluiten op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet.

5.6.2 Beoordeling

Transport van de gevaarlijke stoffen over de N444 is toegestaan. Uit de onderzoek van de provincie Zuid-Holland naar het transport van gevaarlijke stoffen over de provinciale wegen is gebleken dat de N444 geen transportroute is met een extern veiligheidsrisico. De aantallen transporten zijn dus zeer gering. De N444 is op de provinciale risicokaart dan ook niet aangegeven als een risicobron.

De N444 zelf is geen beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object in de zin van de externe veiligheidswetgeving.

De N444 wordt gekruist door een hoge druk aardgasleiding. De ligging van de leidingen en de belemmeringenstrook moet op de bestemmingsplankaart worden vastgelegd. De belemmeringenstrook is de strook van 5 meter aan weerszijden van de leidingen die moet worden vrijgehouden ten behoeve van onderhoud en werkzaamheden aan de buisleiding. Binnen de belemmeringenstrook mag niet gebouwd worden, tenzij met toestemming (via een ontheffing of een aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders. Werkzaamheden in deze strook mogen alleen worden uitgevoerd door of met instemming van de leidingbeheerder. Deze beperkingen moeten in de regels van het bestemmingsplan worden opgenomen.

5.6.3 Conclusie

De N444 kruist een hogedruk aardgasleiding. De aardgasleiding moet op de plankaart worden aangegeven. In de planregel moeten voorwaarden worden opgenomen voor de belemmeringstrook. Buiten de zone van de aardgasleiding is externe veiligheid voor dit bestemmingsplan geen relevante of belemmerende factor.

5.7 Kabels En Leidingen

In de paragraaf Externe Veiligheid is aandacht besteed aan de risicorelevante leidingen binnen het plangebied. Een aardgastransportleiding doorkruist het plangebied. Deze leiding is met de bijbehorende belemmeringenstrook opgenomen op de verbeelding en in de regels. In beginsel is binnen deze strook geen bebouwing toegestaan.

In de voorbereiding van het project is overleg gevoerd met de kabel- en leidingbeheerders. Op basis van dit overleg is er een verleggingsplan opgesteld en zijn verzoeken tot aanpassing verzonden. In de verdere voorbereiding wordt er een projectovereenstemming met de leidingbeheerder opgesteld. Eventuele compensatie vindt plaats op basis van de Nadeelcompensatieregeling van de provincie.

5.8 Ecologie

5.8.1 Wettelijk en juridisch kader

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de natuurbeschermingswetgeving. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (onder andere Natuurbeschermingswet 1998) en soortenbescherming (Flora- en faunawet). Met deze wetten zijn de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn verankerd in de nationale wetgeving. Onder gebiedsbescherming valt ook de toetsing aan het provinciaal ecologisch beleid, waarmee bepaalde gebieden en landschapselementen worden beschermd, zoals de Ecologische hoofdstructuur (EHS) en het weidevogelgebied.

5.8.2 Resultaten onderzoek

In deze paragraaf is de planologische haalbaarheid van het plan in het kader van de natuurwetgeving onderzocht. Hierbij is beoordeeld of er effecten kunnen optreden op beschermde gebieden en/of beschermde soorten. De volgende bronnen zijn geraadpleegd:

  • Landelijke en Provinciale beleidsdocumenten en online plankaarten op bijvoorbeeld www.pzh.nl en in de gebiedendatabase van Alterra (www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/);
  • [Rapport "Natuurtoets Nagelbrug en N444 Zuid te Voorhout - quickscan naar beschermde natuurwaarden" van 2 juli 2014, uitgevoerd door adviesbureau Tauw BV, met kenmerk R002-4813396VJW-per-V02-NL - bijlage 5 van deze toelichting];
  • [Rapport "Natuurtoets N444 en Nagelbrug Voorhout" van 10 februari 2015, uitgevoerd door Grontmij, met referentienummer GM-0153420, revisie D6 - bijlage 6 van deze toelichting].

5.8.3 Conclusie

Ondanks dat binnen een straal van 5 km rondom het plangebied drie Natura 2000-gebieden zijn gelegen, zijn er geen significante negatieve effecten te verwachten op de instandhoudingsdoelen van de betreffende Natura 2000-gebieden. Het plangebied ligt zowel in een gebied dat onderdeel is van de EHS (Overbosch) als in een belangrijk weidevogelgebied (Elsgeesterpolder). Voor het Overbosch is een overeenkomst op grond van de Compensatieregeling opgesteld. De permanente aantasting van het Overbosch zal worden gecompenseerd in het bestemmingsplan dat wordt opgesteld voor het plan noordelijke randweg. Daarnaast is een overeenkomst opgesteld om het Overbosch een kwaliteitsimpuls te geven. De wegverbreding zal worden uitgevoerd in een belangrijk weidevogelgebied. Echter, zowel de fysieke aantasting (aantasting oppervlakte) als de kwalitatieve aantasting (aantasting als gevolg van wegverkeerslawaai) is zodanig dat deze geen significante negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het weidevogelgebied. Tot slot zijn binnen het plangebied geen karakteristieke landschapselementen aanwezig. Het aspect gebiedsbescherming levert geen belemmering op.


De aantasting van individuen is niet uit te sluiten, maar effecten op populatieniveau worden
uitgesloten, omdat over het algemeen mitigerende en zorgplichtmaatregelen zijn te treffen [Maatregelen ter voorkoming van een overtreding van de Flora en Faunawet van 8 december 2014, Omgevingsdienst West Holland - Bijlage 7 van deze toelichting]. De kans dat de Flora- en faunawet een belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan is zeer gering.

5.9 Water

5.9.1 Beleidskader

Voor het bestemmingsplan is de watertoets wettelijk van toepassing. De watertoets is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel 'het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer'.

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen die betrekking hebben op de waterhuishouding. Deze hebben allen als doel 'een duurzaam waterbeheer, zowel kwalitatief als kwantitatief'. De volgende beleidsstukken zijn van toepassing:

Europees

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal

  • Nationale Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015.

Deze beleidsstukken hebben eveneens hun vertaling gekregen in het Waterbeheerplan 2010-2015 (WBP) die opgesteld is door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Onderstaand is dit beleid samengevat. In het kader van het vooroverleg zal overleg worden gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf.

Waterbeheerplan van Rijnland
Voor de planperiode 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.

De handreiking Watertoetsproces bij Rijnland beschrijft hoe het hoogheemraadschap omgaat met de watertoets. Tevens wordt beschreven wat zij van derden verwacht in geval van ruimtelijke ontwikkelingen en plannen.

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren.

5.9.2 Bestaande situatie

Het plangebied ligt parallel langs en over de Haarlemmertrekvaart. De Haarlemmertrekvaart, die het plangebied doorkruist, vormt de boezem. De boezem heeft een winterpeil van -0,64 m N.A.P. en een zomerpeil van -0,61 N.A.P. Het waterpeil in het peilgebied is WP= -1,07 m N.A.P. en ZP = -0,92 m N.A.P. In het ontwerp is het waterpeil -1,07 m N.A.P. maatgevend voor de dimensionering van de watergangen. Het plangebied doorsnijdt de boezemkering van de Haarlemmertrekvaart.

Het tracé van de N444 ligt in twee peilgebieden. De scheiding van de peilgebieden ligt nabij de Sportlaan. De rijbaan van de N444 en het fietspad worden verbreed. Evenwijdig aan de N444 loopt de Haarlemmertrekvaart. Hierlangs is tevens een regionale waterkering gelegen. Deze valt deels binnen het plangebied, zoals weergegeven in afbeelding 5.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401_0010.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401_0011.png"

Afbeelding 5.3: Regionale waterkering in het plangebied (boezemkering)
(Bron: Leggerkaart Hoogheemraadschap van Rijnland)

5.9.3 Toekomstige situatie

Vanwege de verbreding van de N444 dienen de watergangen ten oosten van de N444 verlegd te worden. Daarnaast zal ten behoeve van de reconstructie van de Nagelbrug een rotonde deels over de Haarlemmertrekvaart worden aangelegd. De doorvaarthoogte blijft gelijk, namelijk 2,50 m. Ten noorden van de Nagelbrug zal ten behoeve van kruisend langzaam verkeer een voetgangs-/fietstunnel worden aangelegd. Hiertoe wordt een aantal keerwanden gerealiseerd.

Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is en wordt overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Voor de werkzaamheden wordt te zijner tijd bij het Hoogheemraadschap een vergunning aangevraagd.

Om de totale oppervlakte verharding toeneemt, dient ook watercompensatie plaats te vinden.

Watercompensatie
Voor de watercompensatie dient rekening gehouden te worden met 15% van de toename van het verhard oppervlak. De watercompensatie dient in hetzelfde peilgebied te worden gerealiseerd. Grontmij heeft in opdracht van de provincie Zuid-Holland een notitie geschreven over de te realiseren watercompensatie [N444-recontsructie op wegvak km 2.2 - km 4.0, onderdeel Watercompensatie-v01 van 27 september 2013 uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met kenmerk 326324 - Bijlage 8 van deze toelichting]. Hierin zijn ook tekeningen van de compensatie opgenomen.

Berekening watercompensatie
Wegvak km 2.2 - km 3.5 (ten zuiden van Nagelbrug):
Een eerste berekening laat zien dat er circa 550 m2 wateroppervlak gecompenseerd dient te worden. Dit is gebaseerd op een toename van het verhard oppervlak van circa 3670 m2. Er is een totale lengte van circa 950 meter in de watergang beschikbaar om de watercompensatie in het betreffende peilgebied te realiseren. In het ontwerp is de watergang met 0,60 meter extra verbreed ten opzicht van de bestaande breedte op de waterlijn.

Ten aanzien van de watercompensatie wordt de toename van het verhard oppervlak van het wegvak km 2.2 – km 3.5 (gedeelte ten zuiden van de Nagelbrug) in de te verleggen watergangen gerealiseerd.

Wegvak km 3.5 - km 4.0 (Nagelbrug en ten noorden daarvan)
Op dit weggedeelte bedraagt de toename van het verhard oppervlak 2830 m2. De oppervlakte bestaande verhardingen is namelijk 7865 m2. De oppervlakte toekomstige verhardingen bedraagt 10695 m2. Ten gevolge van deze toename van verhard oppervlak dient 425 m2 (15%) watercompensatie gerealiseerd te worden. Ten gevolge van dempen en het realiseren van een nieuwe watergang dient er voor circa 430 m2 watercompensatie gerealiseerd te worden. Totaal is dit 425+435=855 m2 watercompensatie.

In de toelichting behorende bij het bestemmingsplan Noordelijke Randweg Voorhout zal een passage worden opgenomen, dat met de realisatie van dit plan de benodigde watercompensatie van 855 m2 vanuit de het plan Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug zal worden gecompenseerd.

De toename van het verhard oppervlak van het wegvak km 3.5 - 4.0 (Nagelbrug en ten noorden daarvan) kan in verband met de beperkte ruimte niet in het betreffende peilgebied gecompenseerd worden. Voor dit wegvak wordt (in een later stadium) in totaal 855 m2 watercompensatie binnen het betreffende peilgebied (project Noordelijke Randweg) gerealiseerd. Hierover zijn in een overleg van 13 december 2013 afspraken gemaakt tussen de Provincie, de Grontmij en het Hoogheemraadschap van Rijnland [Verslag overleg eisen, randvoorwaarden, voorschriften Hoogheemraadschap d.d. 13 december 2013 - bijlage 1 van deze toelichting] .

In de notitie van Grontmij zijn tabellen en tekeningen opgenomen van de bestaande en toekomstige situatie met betrekking tot watercompensatie.


Waterkeringen
De waterkering die in het plangebied ligt is opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan, waardoor de instandhouding hiervan juridisch-planologisch is geborgd.

5.10 Verkeer

In hoofdstuk 2 is een beeld gegeven van het bestaande gebied en van de toekomstige ontwikkelingen. Het nut en de noodzaak en de te nemen maatregelen van de verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug zijn daarin reeds beschreven. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de aspecten parkeren, bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

Algemeen
De N444 is een belangrijke schakel in het wegennet in de Duin- en Bollenstreek. De N444 verbindt de kuststreek rond Noordwijk met de A44 en daarmee met het Rijkswegennet. Samen met de N443 is de N444 één van de weinige oost-west verbindingen in het noord-zuid georiënteerde wegennet van de regio. In de Samenwerkingsagenda Bereikbaarheidsstudie Grensstreek wordt ingezet op een verbetering van de oost-west verbinding.

Door de aanleg van de turborotonde bij de Nagelbrug wordt een knelpunt in de doorstroming op de N444 weggenomen. Door het verhogen van de snelheid van 60 naar 80 km per uur tussen de Nagelbrug en de A44 is het verkeer sneller bij de A44. Op de N443 blijft een barrière in de doorstroming bestaan in de vorm van de spoorwegovergang bij de Piet Gijzenbrug. Bovendien kent een groot deel van de N443 een maximum snelheid van 60 km per uur. Door de voorgestelde reconstructies op de N444 wordt de N444 aantrekkelijker ten opzichte van de N443 voor verkeer dat van de A44 richting kust gaat en vice versa. Dit kan gevolgen hebben voor de verdeling van het verkeer over het aangrenzende wegennet. In het bijzonder kan dit gevolgen hebben voor de drukte op de Herenstraat in Voorhout door sluipverkeer en voor de belasting van de aansluiting van de N444 op de A44 bij het Postviaduct.

Herenstraat, Voorhout
In 2017 wordt de aanleg van de Noordelijke Randweg Voorhout voorzien. Deze weg vormt samen met de Jacoba van Beierenweg een verbinding tussen de N444 en N443. Voor automobilisten die de gelijkvloerse spoorkruising op de N443 willen vermijden is dit een aantrekkelijkere en snellere route dan die via de Herenstraat, die immers ook een gelijkvloerse spoorkruising kent. De verwachting is dat de aanleg van de Noordelijke Randweg Voorhout zal leiden tot een aanzienlijke afname van het verkeer in de Herenstraat.

Verkeersafwikkeling Postviaduct
Naar aanleiding van een vooroverlegreactie van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu/Rijkswaterstaat heeft de provincie een rapport laten opstellen over de verkeersafwikkeling van het Postviaduct ten gevolge van de te treffen verkeersmaatregelen bij de N444 inclusief Nagelbrug [Notitie verkeersafwikkeling VRI Postviaduct 2026 van 16 januari 2015, uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met kenmerk 301111 - bijlage 15 van deze toelichting].

In 2013/2014 is een grootschalige reconstructie uitgevoerd bij de aansluiting van de N444 op de A44 bij het Postviaduct. Door de voorgenomen reconstructies op de N444 kan de druk op de aansluiting bij het Postviaduct toenemen. Met het Regionale Verkeersmodel waarin ook de reconstructie van de Nagelbrug en de reconstructie N444 is opgenomen is, mede naar aanleiding van de vooroverlegreactie van het Ministerie van I&M, gekeken naar het functioneren van de aansluiting bij het Postviaduct in 2026. De aansluiting bij het Postviaduct blijft in 2026 voldoen voor de gewenste verkeersafwikkeling. De analyse is opgenomen in de Notitie verkeersafwikkeling VRI Postviaduct 2026 van 16 januari 2015, uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met kenmerk 301111 - bijlage 15 van deze toelichting.

Lichthinderonderzoek Rotonde nagelbrug versus Herenstraat 2-2A Voorhout
Naar aanleiding van een inspraakreactie van de eigenaar van het pand Herenstraat 2-2a Voorhout heeft de provincie een lichthinderonderzoek laten uitvoeren voor het pand Herenstraat 2-2A te Voorhout [Lichthinder Onderzoek Rotonde versus Herenstraat 2-2A van 28 oktober 2014, uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met projectnummer 326324 revisie D1 - bijlage 14 van deze toelichting].

De conclusie van het onderzoek is, dat de waarden van lichthinder van de huidige situatie en de toekomstige situatie nagenoeg overeenkomen met elkaar. Er zal dan ook naar verwachting geen extra lichthinder optreden. Indien de doorstroming op de kruising beter wordt, waardoor de auto's minder lang stil staan op het kruisvlak, zal de mate van lichthinder naar verwachting zelfs minder worden. Dit doordat de auto's minder lang aanwezig zijn op het kruisvlak. In deze conclusie wordt tevens aangegeven, dat er wel hinder ondervonden zal worden door het rechtstreeks in het armatuur kijken door de bewoner. De Provincie zal het armatuur voorzien van een afscherming om de hinder hiervan te voorkomen.

Parkeren
In het plangebied worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt, die nieuwe of extra parkeerplaatsen vereisen.

5.11 Archeologie En Cultuurhistorie

5.11.1 Beleid en normstelling

Het archeologiebeleid van Teylingen is verwoord in de nota 'Onder de grond - Beleid voor
archeologie in Teylingen' van 1 maart 2010. Als uitgangspunt voor deze nota dienden de
archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart uit 2009. Het beleid is gebaseerd op wetgeving en de archeologische verwachtings- en beleidskaart van Teylingen en heeft tot doel om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen. Voor het nemen van beslissingen zijn de archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. De verwachtingskaart geeft inzicht in de archeologische waarden en verwachtingen in Teylingen. Op basis van deze kaart kunnen initiatiefnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over eventuele archeologische consequenties van ruimtelijke ingrepen. Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden AWV 1 t/m 6 en Archeologische Waardevolle Gebieden AWG 1 t/m 2. Per gebied is een voorschrift aangegeven.

5.11.2 Onderzoeken en conclusie

Het plangebied ligt grotendeels op de strandvlakten. Ter plaatse van de verbreding bestaat het gebied grotendeels uit weidegronden en is open door het nagenoeg ontbreken van bebouwing en opgaande beplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2013TEY01020-0401_0012.png"
Afbeelding 5.4: Archeologische beleidsadvieskaart
gemeente Teylingen


De ontstaansgeschiedenis hangt nauw samen met de bewegingen van de zeespiegel. In perioden waarin de zee zich terugtrok en de kust zich uitbreidde, kon een gordel van hoger gelegen zandige ruggen ontstaan (strandwallen). Tussen de strandwallen ontstonden vlakke gebieden (strandvlakten). Vanaf de 17e eeuw zijn de strandwallen afgezand om aan de vraag naar zand voor de uitbreiding van steden te voldoen. Om zand af te kunnen voeren, werden brede zandvaarten gegraven, die nu nog in de Bollenstreek aanwezig zijn, zoals de Haarlemmertrekvaart. De afgevlakte strandwallen bleken zeer geschikt voor bloembollenteelt. De afwisseling van bloembollen op de afgezande strandwallen en weilanden in de strandvlakten is kenmerkend voor de Bollenstreek.

De Haarlemmertrekvaart is al meer dan 350 jaar onderdeel van de bestaande vaarwegstructuur tussen Leiden en Haarlem en worden beschouwd als elementen van cultuurhistorische waarde. De N444 loopt evenwijdig langs de Haarlemmertrekvaart. De verbreding vindt plaats in oostelijke richting, waardoor de Haarlemmertrekvaart wordt behouden.

Op de beleidsadvieskaart van de gemeente Teylingen (zie afbeelding 5.4) is te zien dat in het plangebied geen monumenten zijn gelegen. Daarnaast heeft het plangebied grotendeels een lage archeologische verwachting ('groen' op de kaart). Een klein deel van het plangebied (in blauw) heeft een hoge archeologische verwachting. Voor het gedeelte met een lage verwachting geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m2 vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is. Voor het gedeelte met een hoge verwachting geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 100 m2 vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is.

Archeologisch bureauonderzoek
De provincie Zuid-Holland heeft in 2012 een archeologisch bureauonderzoek laten uitvoeren [Bureauonderzoek N444 Voorhout Nagelbrug Synthegra Archeologie van 13 maart 2012, met kenmerk S1110261 - bijlage 9 van deze toelichting]. De gemeente Teylingen heeft dit onderzoek goedgekeurd. In dit onderzoek wordt nader ingegaan op de historische ontwikkeling van het plangebied en de ondergrond. Naar aanleiding van dit onderzoek is aanbevolen nog een verkennend (boor)onderzoek uit te voeren wanneer er bodemingrepen worden gedaan die dieper zijn dan 30 cm.

Nadere archeologische booronderzoeken
In opdracht van de provincie Zuid-Holland is in het voorjaar van 2014 een archeologisch verkennend booronderzoek uitgevoerd langs een deel van de N444 in de gemeente Teylingen [Archeologisch Booronderzoek N444 Voorhout Nagelbrug van 14 november 2014, uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met projectnummer 326324 revisie D1 - bijlage 10 van deze toelichting].

De toplagen zijn binnen het gehele plangebied verstoord tot een diepte van gemiddeld 50 cm –mv. In een zone ten zuiden van de 2e Elsgeesterweg is in een aantal boorprofielen een bodem-horizont (mogelijke vegetatiehorizont of cultuurlaag) aangetroffen. Deze horizont kan duiden op mogelijk voor bewoning gunstige bodemcondities. Binnen de rest van het plangebied wijst de bodemopbouw van strandvlaktezand en veen op natte en ongunstige bodemcondities voor bewoning. De strandwallen ter hoogte van de bebouwde kom van Voorhout binnen het plangebied zijn tot behoorlijke diepte (enkele decimeters) geroerd. Er zijn binnen het plangebied geen eenduidige archeologische resten of vindplaatsen aangetroffen.

De archeologische verwachting of kans op het kunnen aantreffen van (intacte) archeologische waarden binnen het plangebied in relatie tot de voorgenomen ingrepen (nieuw weggedeelte ter hoogte van huidige fietspad, nieuw fietspad veelal ter hoogte van de huidige sloten, nieuwe sloten ter hoogte van landbouwpercelen), lijkt met uitzondering van de zone 2e Elsgeesterweg te kunnen worden bijgesteld naar laag. De zone ten zuiden van de 2e Elsgeesterweg heeft op basis van dit booronderzoek een verhoogde archeologische verwachting vanwege het aantreffen van een bodemhorizont (vegetatiehorizont of cultuurlaag op ca. 60 cm –mv). Deze zone zal worden bedreigd door de voorgenomen bodemingrepen (aanleg nieuwe sloot en weg).

Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek wordt geadviseerd het gebied ten zuiden van de 2e Elsgeesterweg (rond boringen 25-27) nader te onderzoeken op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Er wordt aanbevolen dit middels een karterend booronderzoek, waarbij in een intensiever booronderzoek (aantal boringen en opgeboord volume) dan thans het geval is geweest, op zoek te gaan naar archeologische indicatoren. Indien tijdens dat karterend onderzoek archeologische indicatoren / aanwijzingen voor een ter plekke gelegen vindplaats worden aangetroffen, dient de vindplaats nader uitgekarteerd te worden. In dat geval wordt ook geadviseerd de zone ten noorden van de 2e Elsgeesterweg nader karterend te onderzoeken. Op basis van de resultaten van het intensieve karterend booronderzoek kan een advies worden gegeven over de eventueel te nemen vervolgstappen.

Voor de rest van het plangebied wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek uit te laten voeren voorafgaand aan de realisatie van de geplande ontwikkeling omdat de gronden daar in het verleden niet erg geschikt waren voor bewoning (kom- of veengrond) of de (strandwal)gronden reeds verstoord zijn. De graafwerkzaamheden kunnen daar wat betreft de conditie archeologie vooralsnog zonder beperkingen worden uitgevoerd.

Mochten tijdens de grondwerkzaamheden archeologische of cultuurhistorische waarden, vondsten en/of sporen worden aangetroffen, ook in vooraf vrijgegeven gronden, dan dient altijd direct contact te worden opgenomen met de bevoegde overheid in het kader van de wettelijke meldingsplicht (Monumentenwet 1988, artikel 53 en 54).

Bovengenoemd onderzoek (inclusief advies/aanbevelingen) is ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde overheid. In deze de gemeente Teylingen.

Later zijn ook nog boringen gedaan ten noorden van de Nagelbrug. De resultaten daarvan zijn vastgelegd in een aanvullende notitie [Notitie aanvullende archeologische boringen N444 ten noorden Nagelbrug van 11 december 2014, uitgevoerd door Grontmij Nederland BV, met referentienummer 326324-Htn-WVB-aanv - bijlage 11 van deze toelichting].

Langs het tracé lijkt het erop dat de bodem tot een diepte van 100 cm tot 110 cm omgewerkt is. Aan de noordzijde is het mogelijk dat deze verstoring zelfs dieper gaat. De zuidzijde is opgehoogd in verband met de huidige overbrugging van de Haarlemmertrekvaart / Nagelbrug. In het midden van het tracé zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van een strandvlakte / strandwalflank. Op de verwachtingskaart van de gemeente Teylingen hebben deze zones een lage archeologische verwachting. De boringen 1-2, en 6-7 (en waarschijnlijk ook 8, 9 en 10) lijken zich op de strandwal te bevinden, die tot ca. 1 m – mv is omgewerkt. Deze zones hebben in principe een hoge archeologische verwachting voor resten vanaf het Neolithicum. In hoeverre deze nog daadwerkelijk aanwezig zijn onder het omgewerkt pakket, is thans niet duidelijk. Derhalve lijkt het zinvol om een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuf, tussen boring 5 en 7. Hier is de bodem het minst diep omgewerkt, en is het terrein momenteel goed toegankelijk voor het aanleggen van een sleuf (geen bomen / bestrating en weinig kabels en leidingen). Bovendien kan dan goed in kaart worden gebracht of zich hier inderdaad een strandwalflank bevindt die overgaat in een strandvlakte.

In de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn de archeologische waarden met bijbehorende voorschriften opgenomen. Wanneer de bevoegde overheid (gemeente Teylingen) het booronderzoek en de aanvullende notitie hebben goedgekeurd, kan de bestemming 'Waarde - Archeologie' mogelijk aangepast worden of wellicht zelfs verwijderd worden van de Verbeelding.

Daarnaast bevindt zich net buiten het plangebied nog een molen. De biotoop van deze molen doorkruist het plangebied. Deze biotoop is verankerd in de regels. Binnen de biotoop zijn beperkingen opgelegd voor het oprichten van bebouwing.

Conclusie
Op basis van het archeologisch booronderzoek en het aanvullende booronderzoek kan niet uitgesloten worden dat er acheologische waarden aanwezig zijn in het plangebied. Met name het gebied ten zuiden van de 2e Elsgeesterweg vraagt om een vervolgonderzoek. Ook voor een deel van het gebied ten noorden van de Nagelbrug is vervolgonderzoek zinvol. Op de Verbeelding hebben deze gebieden in ieder geval een dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen, waarmee de archeologische belangen zijn geborgd. Ook de overige delen van het plangebied hebben (vooralsnog) grotendeels een dubbelbestemming Waarde - Archeologie, omdat de booronderzoeken nog niet zijn goedgekeurd.

Geconcludeerd kan worden dat de regels van het bestemmingsplan de archeologische en cultuurhistorische belangen voldoende borgt. Uiterlijk bij een aanvraag omgevingsvergunning dient een verkennend (boor)onderzoek en in dit geval ook het vervolgonderzoek aangeleverd te worden.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan is voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de instanties genoemd in § 1.5.
De ontvangen inspraakreacties tijdens de inspraakprocedure en de overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in een inspraak- en overlegnota [Inspraak- en overlegnota Bestemmingsplan Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug Voorhout versie 11 februari 2015 - bijlage 16 van deze toelichting]. In een aantal gevallen heeft dit geleid tot een aanpssing van het bestemmingsplan. Voor meer informatie wordt verwezen naar deze nota.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Bij ontwikkelingen die middels het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling 6.4 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds zijn verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst.

De verbreding van de N444 en de reconstructie van de Nagelbrug is een project, waarvan het initiatief bij de provincie Zuid-Holland ligt. In artikel 6.2.1 Bro zijn criteria opgenomen met betrekking tot de verplichting van het opstellen van een exploitatieplan. Voor het project is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen aangezien het gaat om infrastructurele werken.

Toch zal met de provincie Zuid-Holland een anterieure overeenkomst gesloten worden, waarin onder andere wordt vastgelegd dat de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en eventuele tegemoetkomingen in planschade voor rekening van de provincie Zuid-Holland zijn.

Bijlage 1 Geluidsrapport 28-01-2015, Goudappel Coffeng

Bijlage 1 Geluidsrapport 28-01-2015, Goudappel Coffeng

Bijlage 1 Verslag Overleg Randvoorwaarden Hhr-grontmij-provincie 13-12-2013

Bijlage 1 Verslag overleg randvoorwaarden HHR-Grontmij-Provincie 13-12-2013

Bijlage 2 (Water)bodem- En Verhardingsonderzoek 07-02-2012 Tauw Bv

Bijlage 2 (Water)bodem- en verhardingsonderzoek 07-02-2012 Tauw BV

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek 22-04-2013, Grontmij Nederland Bv

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek 22-04-2013, Grontmij Nederland BV

Bijlage 4 Onderzoek Luchtkwaliteit 03-02-2015, Goudappel Cofeng

Bijlage 4 Onderzoek luchtkwaliteit 03-02-2015, Goudappel Cofeng

Bijlage 5 Natuurtoets-quickscan Beschermde Natuurwaarden 02-07-2014, Tauw Bv

Bijlage 5 Natuurtoets-quickscan beschermde natuurwaarden 02-07-2014, Tauw BV

Bijlage 6 Natuurtoets N444 10-02-2015, Grontmij

Bijlage 6 Natuurtoets N444 10-02-2015, Grontmij

Bijlage 7 Maatrgl Voorkoming Overtreding Flora- Faunawet 08-12-2014, Odwh

Bijlage 7 Maatrgl voorkoming overtreding Flora- Faunawet 08-12-2014, ODWH

Bijlage 8 Watercompensatie N444 27-09-2013, Grontmij

Bijlage 8 Watercompensatie N444 27-09-2013, Grontmij

Bijlage 9 Archeologisch Bureauonderzoek 13-03-2012, Synthegra Archeologie

Bijlage 9 Archeologisch bureauonderzoek 13-03-2012, Synthegra Archeologie

Bijlage 10 Archeologisch Booronderzoek 14-11-2014, Grontmij

Bijlage 10 Archeologisch booronderzoek 14-11-2014, Grontmij

Bijlage 11 Notitie Archeologische Boringen 11-12-2014, Grontmij

Bijlage 11 Notitie archeologische boringen 11-12-2014, Grontmij

Bijlage 12 Aanvragen Ontheffingen Aan Provincie Zh, Gemeente

Bijlage 12 Aanvragen ontheffingen aan provincie ZH, gemeente

Bijlage 13 Verleende Ontheffingen Door Provincie Zh, Provincie

Bijlage 13 Verleende ontheffingen door provincie ZH, Provincie

Bijlage 14 Lichthinder Onderzoek 28-10-2014, Grontmij

Bijlage 14 Lichthinder Onderzoek 28-10-2014, Grontmij

Bijlage 15 Onderzoekverkeersafwikkeling Postviaduct 16-01-2015, Grontmij

Bijlage 15 Onderzoekverkeersafwikkeling Postviaduct 16-01-2015, Grontmij

Bijlage 16 Inspraak- En Overlegnota Voorontwerpbestemmingsplan 11-02-2015

Bijlage 16 Inspraak- en overlegnota Voorontwerpbestemmingsplan 11-02-2015