Loosterweg 44-46 en 51f, Voorhout
Bestemmingsplan - Gemeente Teylingen
Vastgesteld op 20-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Loosterweg 44/46 en 51f, Voorhout' met identificatienummer NL.IMRO.1525.BP2017TEY01048-VA01 van de gemeente Teylingen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regelsen de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanbouw
een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aangebouwd bijgebouw en overkapping
een bijgebouw of 'overkapping' gebouwd tegen een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en/of tegen een op hetzelfde perceel gelegen aan en/of uitbouw en/óf tegen een ander tegen dit hoofdgebouw gebouwd bijgebouw of overkapping.
1.7 aan-huis-gebonden beroep
een vrij beroep, waarvan de activiteiten niet publiek gericht zijn, dat op kleine schaal in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning primair haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Zoals arts, notaris of advocaat;
1.8 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. Zie Figuur 2 in lid 1.58.2
1.9 agrarisch bedrijf
een volwaardig of reëel bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- b. bollenteelt:
- 1. de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen op open grond;
- 2. de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laag blijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten op open grond ;
- 3. de teelt van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt op open grond;
- 4. broeierijen als onderdeel van een grondgebonden bollenteeltbedrijf;
niet zijnde sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw;
- c. boomkwekerij/-teelt: de teelt van bomen als dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
- d. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie;
- e. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- f. gemengd teeltbedrijf: een bedrijf dat in gelijke mate zowel gericht is op het telen van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft;
- g. stekbedrijven: bedrijven die nagenoeg geheel gericht zijn op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft;
- h. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder ook begrepen het fokken van paarden en het houden van geiten en schapen;
- i. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- j. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
- k. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- l. sierteelt: de teelt van wintergroene siergewassen, alsmede sierstruiken en sierbomen.
1.10 agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf dat rechtstreeks ten dienste staat van agrarische bedrijven en gericht is op het opslaan van goederen en het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven daaronder niet begrepen).
1.11 agrarisch hulpgebouw
gebouwen van geringe omvang die noodzakelijk zijn voor de agrarisch bedrijfsvoering.
1.12 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.
1.13 agrarisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake de agrarisch sector
1.14 archeologisch onderzoek
een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.15 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.16 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.17 bed & breakfast
het op kleine schaal tegen vergoeding aanbieden van ruimte voor nachtverblijf met een kortdurend en toeristisch karakter tegen vergoeding , al dan niet met ontbijt, in of bij een (bedrijfs)woning, zonder exploitatie van zaalaccommodatie en zonder zelfstandige kookgelegenheid.
1.18 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.19 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.20 bedrijfsgebouwen
alle op een bedrijfsperceel aanwezige gebouwen ten behoeve van de bedrijfsvoering, met uitzondering van kassen en bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen.
1.21 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.22 bestaande aantal (bedrijfs)woningen
het aantal (bedrijfs)woningen zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan die tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.23 bestaand
- a. bij bebouwing: een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- b. bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan ter inzage is gelegd.
1.24 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.25 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.26 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27 Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.28 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.29 blauwe diensten
het uitvoeren van diensten die verband houden met het watersysteem zoals waterbeheer of onderhoud van watergangen en stuwen.
1.30 bollencomplex
de clusters van teeltbedrijven, veilingen, afzetorganisaties, handels- en exportbedrijven, en tuinbouwtoeleveranciers.
1.31 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.32 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.
1.33 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en een dakterras en met uitsluiting van een zolder en kelder, die beiden lager zijn dan 1,5 m of niet voor verblijf geschikt zijn.
1.34 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.35 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.36 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.37 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.38 broeierij
het in geconditioneerde omstandigheden opwerken van bollen tot bloemen.
1.39 bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.40 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.41 dagrecreatie
activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving en amusement, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting.
1.42 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.43 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.44 dakterras
een buitenruimte, behorende bij het gebruik van het hoofdgebouw, dat bovenop het gehele of een gedeelte van een hoofdgebouw, aanbouw of uitbouw is gesitueerd.
1.45 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit
1.46 detailhandel in volumineuze goederen
een detailhandelsonderneming nader te onderscheiden in de volgende branchegroepen:
- a. detailhandel met betrekking tot woninginrichting waaronder meubelen, parket, zonwering en vloerbedekking;
- b. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- c. detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, tenten, motoren, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmaterialen, onderdelen en/of materialen;
- d. bouwmarkten.
1.47 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.48 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.49 duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden
gronden die in eigendom zijn of voor een periode van ten minste 5 jaar gepacht of gehuurd worden en die gelegen zijn in de Greenport Duin- en Bollenstreek, inclusief de zuidelijke en noordelijke uitloper zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels.
1.50 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.51 entreeportaal
een ruimte, waarin de hoofdtoegang van de woning is gelegen.
1.52 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.53 erfgrens
de volgens het kadaster geldende grens van het erf; indien er sprake is van meer aaneengebouwde woningen op één kadastraal perceel, is dit de feitelijke grens van het erf behorende bij de betreffende woning.
1.54 erker
- a. is een uitgebouwd venster en bestaat hoofdzakelijk uit doorzichtige delen;
- b. is rechtstreeks toegankelijk vanuit achtergelegen ruimte en vormt één geheel hiermee;
- c. is geen entreeportaal van de woning;
- d. tot een erker kan ook een onder het raam gelegen borstwering behoren.
1.55 evenement
gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning, cultuur, thematische markten en andere vertoningen.
1.56 evenemententerrein
gronden waarop evenementen plaatsvinden.
1.57 extensieve dagrecreatie/extensief recreatief medegebruik
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, kanoën, zwemmen en natuurobservatie. Hieronder wordt niet verstaan het gebruik van gronden ten behoeve van de vliegsport
1.58 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.59 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.60 geluidsbeperkende voorziening
een al dan niet gebouwde voorziening kennelijk bedoeld voor het beperken van geluidhinder, zoals een geluidscherm of geluidwal.
1.61 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.62 horeca
één of meer van de navolgende activiteiten:
- a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaar;
- b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
- c. het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
- d. het bovenstaande al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.63 huishouden
persoon of groep van personen, die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.64 internetverkoop
een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd.
1.65 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, tenten, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.66 kantoor
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.67 kap
een constructie van één of meerdere schuine dakvlakken ter afdekking van een gebouw.
1.68 lessenaarsdak
een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.
1.69 kas
een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van 1,5 m of meer, ten behoeve van de teelt of veredeling van gewassen (trek-, tunnel-, schaduw-, boog-, gaas- en rolkassen daaronder begrepen, maar met uitzondering van schuurkassen).
1.70 kweektunnels
(min of meer) halfronde, verplaatsbare constructies met een hoogte van maximaal 1,50 m, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor het voortrekken van gewassen of het opkweken van plantmateriaal.
1.71 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij hoort.
1.72 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.73 kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, niet zijnde permanente kampeermiddelen waaronder tenthuisjes en stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.74 landschapsdeskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake landschap, natuur en/of cultuurhistorie.
1.75 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.76 maaiveld
de bovenkant van de grond of het natuurlijk terrein.
1.77 kolom
een constructie, die onderdeel uitmaakt van de erfafscheiding, waarbij de hoogte en de langste zijde van het grondvlak van de kolom een verhouding hebben van minimaal 2:1 en de langste zijde en de kortste zijde van dit grondvlak een verhouding hebben van maximaal 2:1.
1.78 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.79 nevenfunctie
naast de hoofdfunctie van een agrarisch bedrijf functionerende tak, welke dient bij te dragen aan het inkomen van het agrarische bedrijf, ondergeschikt dient te zijn aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf in inkomsten, oppervlakte en tijdsbesteding en verbonden dient te zijn aan het bouwvlak, en/of de teeltgrond (in het geval van een agrarisch bedrijf), en/of de overige gronden van het recreatieterrein (in het geval van een recreatieterrein). , het bouwvlak en/of het bouwvlak (erf en/of overige gronden).
1.80 nieuwe bebouwing bij agrarische bedrijven
nieuwe bebouwing en uitbreiding van bestaande bebouwing.
1.81 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.82 oeverlijn
de scheidingslijn tussen water en land.
1.83 ondersteunend glas
glazen en plastic kassen met een goothoogte hoger dan 1,5 m, waaronder begrepen tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, regenkappen, ter ondersteuning van de hoofdactiviteit teelt van gewassen op de open grond.
1.84 openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.85 open constructie
erfafscheidingen bestaande uit lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling.
1.86 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enig omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.87 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.88 ondergronds bouwen
een ruimte, die voor mensen toegankelijk is en gelegen is onder peil.
1.89 peil
- a. de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer voor gebouwen indien de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer ligt tussen 0 en 0,15 m boven het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein;
- b. in alle andere gevallen is dit de bovenkant van het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.90 permanent geluiddichte gevel (dove gevel)
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie, waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.91 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.92 plattelandswoning
een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, welke niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.
1.93 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.94 prostitutiebedrijf
een seksinrichting of een escortbedrijf.
1.95 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarin - gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting - past bij ten minste een halve tot volledige arbeidskracht, met perspectief op volwaardigheid.
1.96 schuurkas
een gebouw ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 3 m of meer, waarvan alleen het dak bestaat uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal.
1.97 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.98 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte in een gebouw of een vaartuig, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof het bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, escortbedrijf, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.99 seksuele dienstverlening
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.
1.100 stacaravan
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.101 standplaats kampeermiddel / stacaravan / recreatiewoning / trekkershut of vergelijkbaar recreatief onderkomen
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel of, stacaravan, recreatiewoning, trekkershut of vergelijkbaar recreatief onderkomen, inclusief bij dat kampeermiddel recreatief onderkomen behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten. en inclusief bij de stacaravan behorende losse bijgebouwen.
1.102 stekbedrijf
een agrarisch bedrijf dat nagenoeg geheel gericht is op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal.
1.103 teeltondersteunende voorzieningen bij bollenteeltbedrijven, gemengde bedrijven en stekbedrijven
tijdelijke kweektunnels lager dan 1,5 m en afdekfolies.
1.104 ondersteunende voorzieningen bij grondgebonden veehouderijbedrijven
kuilvoerplaten, mestplaten, mestzakken en silo's.
1.105 teeltondersteunende voorzieningen bij glastuinbouwbedrijven
waterbassin, silo's en warmtekrachtinstallaties.
1.106 toeristische standplaats kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende een beperkte periode van het jaar.
1.107 vaste standplaats
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel of stacaravan, die gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en als nachtverblijf uitsluitend mag worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.108 verblijfsrecreatie
activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste een nacht buitenshuis verblijft, niet zijnde overnachtingen bij familie en kennissen.
1.109 uitbouw
een vergroting van een ruimte van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.110 verbeelding
voorheen plankaart; de digitale kaart, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.
1.111 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.112 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat naar aard, omvang en redelijkerwijs te verwachten continuïteit en gelet op de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt; de omvang omvat ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit de verwachten redelijk inkomen.
1.113 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.114 voorgevelrooilijn
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan. Zie Figuur 1 in lid 1.58.1
1.115 vrijstaand bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.116 vrijstaande woning
een niet-aangebouwde woning.
1.117 Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.118 water op perceelsniveau
water, niet zijnde hoofdwatergangen of water ten behoeve van waterstaatswerken, dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming die aan het betreffende water is toegekend.
1.119 Wgh
de Wet geluidhinder.
1.120 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.121 Windhaag
een haag van circa 1,5 m hoog die verwaaide druppels gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen afvangt.
1.122 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.123 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.124 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw en tussen een denkbeeldige lijn in het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw. Zie Figuur 2 in lid 1.58.2.
1.125 zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.126 Figuren
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot bouwperceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uizondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Bij ondergrondsbouwen: vanaf peil tot aan de bovenkant van de laagst gelegen afgewerkte vloer onder peil van een bouwwerk/gebouw.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel: de rand van het bouwwerk geprojecteerd op het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens het geldende Bouwbesluit.
2.6 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.9 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.10 oppervlakte van een bouwwerk met wanden
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.11 de oppervlakte van een bouwwerk zonder wanden, zoals open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde
het overdekte grondoppervlak, dat loodrecht gelegen is onder het dakoppervlak.
2.12 diepte en breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen
De diepte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de achtergevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende achtergevel van het hoofdgebouw.
De breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de zijgevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende zijgevel van het hoofdgebouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.9 onder b;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gemengd teeltbedrijf': tevens de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een gemengd teeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.9 onder f;
- c. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. bollenvelden;
- 2. grootschalige openheid;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
- d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- f. extensief recreatief medegebruik;
- g. fietspaden;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens volkstuinen;
- i. de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 3.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m2 | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen / agrarische producten (eventueel be-of verwerkt) | - | 100 |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer * | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land * | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
agrarisch handels- en exportbedrijf | - | geen limiet |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak en waarvan het begin van de rails binnen het bouwvlak is gelegen en 1 maal de oppervlakte van de kas op deze rails binnen het bouwvlak moet passen;
- 2. tijdelijke kweektunnels;
- 3. ondersteunend glas ter plaatse van de aanduiding 'kas';
- 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 3.1 onder d;
- 5. reële agrarische bedrijven: ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf is nieuwe bebouwing anders dan ten behoeve van de bedrijfswoning niet toegestaan; omtrent de vraag of sprake is van een volwaardig of een reëel agrarisch bedrijf wordt advies gevraagd van de agrarisch deskundige;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m3 | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m2 | - | 3 m | 6 m |
ondersteunend glas | 8.600 m2* | - | - | 7 m |
bedrijfsgebouwen | 250 m² per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m² | - | 8 m | 10 m |
tijdelijke kweektunnels buiten bouwvlakken | - | - | - | 1,5 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
windschermen | - | - | - | 1,5 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde - binnen bouwvlak - buiten bouwvlak | - | - | - | 4 m 2 m |
- = Niet van toepassing
* = Voorwaardelijke verplichting van toepassing inzake de landschappelijke inpassing (artikel 3.3.2)
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.9 onder b;
- b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. bollenvelden;
- 2. grootschalige openheid;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
- c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. fietspaden;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens volkstuinen;
- h. de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 4.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m2 | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen / agrarische producten (eventueel be-of verwerkt) | - | 100 |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer * | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land * | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
agrarisch handels- en exportbedrijf | - | geen limiet |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak en waarvan het begin van de rails binnen het bouwvlak is gelegen en 1 maal de oppervlakte van de kas op deze rails binnen het bouwvlak moet passen;
- 2. tijdelijke kweektunnels;
- 3. ondersteunend glas ter plaatse van de aanduiding 'kas';
- 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 4.1 onder c;
- 5. reële agrarische bedrijven: ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf is nieuwe bebouwing anders dan ten behoeve van de bedrijfswoning niet toegestaan; omtrent de vraag of sprake is van een volwaardig of een reëel agrarisch bedrijf wordt advies gevraagd van de agrarisch deskundige;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m3 | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m2 | - | 3 m | 6 m |
ondersteunend glas | niet toegestaan | - | - | - |
bedrijfsgebouwen | niet toegestaan | - | - | - |
tijdelijke kweektunnels buiten bouwvlakken | - | - | - | 1,5 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
windschermen | - | - | - | 1,5 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde - binnen bouwvlak - buiten bouwvlak | - | - | - | 4 m 2 m |
- = Niet van toepassing
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- d. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
- e. tijdelijke kweektunnels buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan in de periode van 1 januari tot en met 31 maart;
- f. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- g. nevenfuncties zijn niet toegestaan in ondersteunend glas;
- h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 3.1 voorzien zijn van de aanduiding*;
- i. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeftovergelegd van een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, dan wel anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn ;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- het begeleiden van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in lid 5.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en/of waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht óf het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m²;
- 3. artikel 5.2 c 2 is niet van toepassing op de gronden met de volgende bestemmingen: Artikel 3 “Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 1” en artikel 4 Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 3”; hier geldt dat geen grondwerk wordt verricht dieper dan 70 cm onder maaiveld.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. op de verbeelding de aanduiding 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de aanduiding 'Waarde - Archeologie 1' te leggen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd van een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, dan wel anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- het begeleiden van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in lid 6.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en/of waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 100 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht óf het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 500 m².
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. op de verbeelding de aanduiding 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de aanduiding Waarde - Archeologie 2 te leggen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd van een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, dan wel anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- het begeleiden van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in lid 7.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en/of waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht óf het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 500 m²;
- 3. artikel 7.2 c 2 e is niet van toepassing op de gronden met de volgende bestemmingen: Artikel 3 “Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 1” en artikel 4 Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 3”; hier geldt dat geen grondwerk wordt verricht dieper dan 70 cm onder maaiveld.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. op de verbeelding de aanduiding 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de aanduiding 'Waarde - Archeologie 3' te leggen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2. Deze vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
- 1. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen en veranda's, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 1m bedraagt mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt;
- 2. De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, door:
- a. ondergeschikte bouwdelen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 1m bedraagt.
10.2 Bestaande maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voormalig agrarische bebouwing';
- d. Op een bouwwerk als bedoeld onder lid a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
10.3 Herbouw (bedrijfs)woningen
Algehele herbouw van (bedrijfs)woningen mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten van de (bedrijfs)woningen.
10.4 Ondergrond bouwen en aanleggen
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
- a. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning, niet zijnde een afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
- b. Het gebruik van bedrijfswoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden is niet toegestaan.
- c. Het gebruik van recreatiewoningen, recreatieappartementen, stacaravans en/of kampeermiddelen voor permanente bewoning is niet toegestaan;
- d. Kamerverhuur is niet toegestaan tenzij een aanduiding 'bed & breakfast' is toegekend of met afwijking een bed & breakfast is toegestaan;
- e. Prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan - tenzij hiervoor op grond van hoofdstuk 2 al een omgevingsvergunning kan worden verleend - een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Deze omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten
12.2 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
- b. de nieuwe situering dient milieuplanologisch inpasbaar te zijn;
- c. er mogen geen milieutechnische beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- d. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
12.3 Prostitutiebedrijven
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 11 onder e voor het toestaan van maximaal één prostitutiebedrijf en één escortonderneming binnen de gemeente Teylingen met dien verstande dat:
- a. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend is toegestaan op gronden met een agrarische bestemming zoals opgenomen in de artikelen 3 en 4;
- b. het niet openlijke prostitutie betreft;
- c. horeca uitsluitend als ondergeschikt onderdeel van het prostitutiebedrijf is toegestaan;
- d. de afstand tot woningen en woonschepen minimaal 50 meter bedraagt;
- e. in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
- f. geen nadelig effect ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
13.2 Nieuwe natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of contractueel afspraken zijn gemaakt over een inspanningsverplichting en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen;
- b. wijzing is uitsluitend toegestaan ten behoeve van de realisatie van de door de provincie aangewezen Ecologische verbindingen als onderdeel van de Ecologische hoofdstructuur;
- c. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
- d. wijziging wordt niet toegepast alvorens, mits noodzakelijk, een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de bollengrondcompensatie.
13.3 Nieuw water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 te wijzigen in de bestemming 'Water', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan de waterbeheerder of contractueel afspraken zijn gemaakt over de wateraanleg;
- b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
- c. wijziging wordt niet toegepast alvorens, mits noodzakelijk, een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de bollengrondcompensatie.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.
14.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid, zoals dat geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
- b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt of zal worden aangebracht.
- c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en/of b.:
- d. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
- e. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
- f. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
- g. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
- h. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
- i. een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren en/of laden of lossen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met ten hoogste 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Loosterweg 44/46 en 51f in Voorhout.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .........
De voorzitter, De griffier,
……………… ………………
Bijlage
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Van Het Plan
Aan de Loosterweg 51f in Voorhout exploiteren initiatiefnemers een grootschalig modern en innovatief bloembollen- en bolbloemenkwekerij en verdelingsbedrijf.
In de huidige situatie heeft het bedrijf de beschikking over een bedrijfsruimte van 3.000 m2 en een kas van 3.000 m2. Verder is op een perceel een schuur aanwezig van 150 m2 en een bedrijfswoning.
Vanwege een gestage groei van het bedrijf is behoefte ontstaan aan uitbreiding van de bedrijfsbebouwing.
De gewenste uitbreiding bestaat uit 5.600 m2 aan kassen en een laadkuil met 4 dockshelters. Als Bijlage 1 is een situatietekening van de gewenste bedrijfsuitbreiding weergegeven.
De uitbreiding van de kassen wordt in 2 fasen gerealiseerd. In de eerste fase wordt een kas gebouwd met een oppervlakte van 2.370 m2 en in de tweede fase 3.230 m2 aan kassen. Als 'tegenprestatie' zal een verouderd kassencomplex aan de Loosterweg 44/46 in Voorhout worden gesloopt . Dit betreft een kas met een oppervlakte van 5.483 m2 en een watersilo met een oppervlakte van circa 250 m2. Ook wordt een verouderde schuur van 150 m2 op het perceel aan de Loosterweg 51f gesloopt.
Adviesbureau Clevin heeft het plan van initiatiefnemers voor de eerste keer in november 2015 beoordeeld. Destijds is ook gekeken naar alternatieven. Het advies van Clevin uit januari 2016 is als Bijlage 2 aan deze onderbouwing toegevoegd. Clevin komt tot de conclusie dat alternatieven voor de bedrijfsuitbreiding, zoals splitsing van de bedrijfsactiviteiten over twee locaties en/of een gehele verplaatsing van het bedrijf niet gewenst en haalbaar is. De uitbreiding op de huidige locatie in combinatie met de sanering van het kassencomplex voldoet aan de doelstellingen in de Bollenstreek om enerzijds het landschap open te houden en verrommeling tegen te gaan en anderzijds aan de doelstelling om in de Bollenstreek de kwalitatief goede (innovatieve) bedrijven te behouden.
In november 2016 is het agrarisch advies geactualiseerd omdat de ingediende aanvraag van de omgevingsvergunning op onderdelen afwijkt van de principe-aanvraag uit 2015. De aanpassingen van het plan hebben geen gevolg voor het positief advies van Clevin. Het geactualiseerde advies is als Bijlage 3 toegevoegd.
De gewenste uitbreiding is in strijd met het vigerende bestemmingsplan vanwege:
- 1. het ontbreken van een bouwvlak;
- 2. de maximale oppervlakte van 3.000 m2 aan ondersteunend glas wordt overschreden.
Door middel van deze partiële herziening van het bestemmingsplan wordt het bouwvlak van de bedrijfslocatie aan de Loosterweg 51f vergroot zodat de gewenste uitbreiding van de kassen planologisch / juridisch mogelijk (zowel fase 1 als fase 2) wordt gemaakt. Tevens wordt het bouwvlak van het bedrijf aan de Loosterweg 44/46, waarbinnen de kassen en de watersilo zijn gesitueerd, wegbestemd.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt aan de Loosterweg 51f in Voorhout. In de directe omgeving van de locatie zijn enkele niet-agrarische bedrijven gevestigd en bevinden zich enkele burgerwoningen. In figuur 1 is met rood de globale ligging van het plangebied aangegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de bijbehorende verbeelding.
Figuur 1: Globale ligging plangebied
1.3 Leeswijzer
In Hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie en de ontwikkeling beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleidskader toegelicht. De relevante milieuonderzoeken komen aan de orde in Hoofdstuk 4. De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid komen respectievelijk in Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 6 aan de orde.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
Het bedrijf ligt op grond van het huidige bestemmingsplan in 'Bollenzone 1'. Bollenzone 1 bestaat uit de binnenduinrandzone aan weerszijden van de Torenlaan en het gebied ten zuiden van de kern Voorhout.
In de studie Open Geest worden de gebieden die deel uitmaken van deze bollenzone aangeduid als zeer gave en kenmerkende open gebieden. De ISG geeft aan dat het beleid hier gericht is op het actief open maken van het gebied. Hier geldt in het ruimtelijk spoor een 'nee, tenzij-beleid' gericht op het wegnemen van verrommeling door het saneren van glasopstanden en onrendabele bedrijven. Schaalvergroting van bouwblokken en bouwvolumes is hier in beginsel niet toegestaan, tenzij dit op een ruimtelijk verantwoorde wijze samengaat met sanering en een forse kwaliteitsverbetering van het landschap.
De locatie Loosterweg 51 f ligt in het strandvlakte en strandwallen landschap aan de rand van de Duin- en Bollenstreek in de Berg en Daalsepolder. Het landschap wordt tegenwoordig gedomineerd door het gebruik van de gronden voor met name de bollenteelt.
Aan de flank van de voormalige strandwal ligt de planlocatie. Enkele kleinere boerderijen waren gesitueerd langs de Loosterweg die de verbinding vormde vanuit Voorhout over de strandwal naar het noorden. De Loosterweg ligt op sommige delen hoger in het landschap, hetgeen zeer kenmerkend is voor het Zanderijlandschap. Ten noorden van het plangebied ligt het Mallegat, een belangrijk kanaal die verbinding legde met Noordwijkerhout en het Kagermeer. Ten noorden van het Mallegat ligt de Lageveense polder met weidegebieden en boscomplexen. Dit landschappelijk markante landschap voor de duin- en bollenstreek is onderdeel van het grotere landschappelijke complex rondom de Keukenhof.
Rond 1900 is dit gebied getransformeerd naar een mix van teelt en weiden waarbij de strandwal niet meer zichtbaar is. Een enkele oude vestigingsplaats is nog zichtbaar in het landschap op een afstand van de Loosterweg. Kleinere boerderijen hebben dicht langs de Loosterweg een plek gekregen, deze hadden een goede verbinding met het lager gelegen veengebied.
In een latere periode is het landschap functioneler ingedeeld. Percelen zijn groter geworden en de kleinere boerderijen zijn vervangen door grote hallen en glastuinbouw. De hallen hebben een plek in het landschap gekregen waardoor de ruimtelijke beleving van het landschap heeft ingeboet. Ook brengen de hallen en de bijbehorende bedrijven meer reuring, verkeer en industriële uitstraling met zich mee.
De Berg en Daalse Polder heeft geen bijzondere identiteit en maakt deels een rommelige indruk door de weinig samenhangende bebouwing met over het algemeen een povere uitstraling. Hierdoor wordt de landschappelijke kwaliteit van de polder matig gewaardeerd (bron: landschapsadvies Bosch Slabbers Landschapsarchitecten).
2.2 Toekomstige Situatie
Het plan van initiatiefnemers behelst de sanering van het kassencomplex aan de Loosterweg 44/46 in Voorhout en de uitbreiding van het bedrijf aan de Loosterweg 51f in Voorhout. Om ruimte te maken voor de uitbreiding wordt op het perceel aan de Loosterweg 51f bovendien nog een gebouw gesloopt.
2.2.1 Te saneren bebouwing
Aan de Loosterweg 44/46is een kassencomplex aanwezig met een oppervlakte van 5.483 m2 aan glas en een watersilo met een oppervlakte van circa 250 m2. Op de onderstaande afbeelding (figuur 2) is het kassencomplex rood omlijnd aangegeven.
Figuur 2: Kassencomplex Loosterweg 44/46
Deze locatie zal in zijn geheel worden gesaneerd en in gebruik worden genomen als bollenteeltgrond.
Op de locatie aan de Loosterweg 51f is een gebouw met een oppervlakte van 150 m2 aanwezig die gesloopt moet worden om ruimte te maken voor de nieuwbouw. Op de onderstaande afbeelding (zie figuur 3) is dit gebouw rood omlijnd aangegeven.
Figuur 3: Te slopen schuur Loosterweg 51f
2.2.2 Te ontwikkelen locatie
Aan de Loosterweg 51f is het bedrijf gevestigd van initiatiefnemers. Dit bedrijf zal worden uitgebreid met 5.600 m2 aan kassen en een laadkuil. De uitbreiding van de kassen vindt gefaseerd plaats. Op de onderstaande afbeelding (figuur 4) is de uitbreiding rood gearceerd weergegeven.
Figuur 4: Uitbreiding bedrijfsbebouwing Loosterweg 51f
De kas in de eerste fase heeft een afmeting van 39 meter bij 60,8 meter, met een goothoogte van 6 meter. De kas in de tweede fase heeft een afmeting van 39 meter bij 83 meter met een goothoogte van 6 meter.
Aan de voorzijde van de nieuw te realiseren kas worden een viertal opstelplaatsen/ dockshelters voor vrachtwagens gerealiseerd.
In figuur 5 is het aangezicht van het bedrijf van initiatiefnemers weergegeven nadat de uitbreiding is gerealiseerd.
Figuur 5: vooraanzicht uitbreiding
2.3 Landschappelijk Advies
Bosch Slabbers landschapsarchitecten heeft de landschappelijke gevolgen van het plan van initiatiefnemers beoordeeld. Het landschappelijk advies is als Bijlage 4 aan deze onderbouwing toegevoegd.
In figuur 6 zijn de twee locaties weergegeven waarop het advies van toepassing is. De saneringslocatie aan de Loosterweg 44/46 en de uitbreidingslocatie aan de Loosterweg 51f.
Het advies beschrijft en beoordeelt enerzijds de invloed van de nieuwbouw op het landschap en anderzijds de sloop van het bestaande kassencomplex.
Figuur 6: Saneringslocatie aan de Loosterweg 44/46 en de uitbreidingslocatie aan de Loosterweg 51f.
De amovering van het kassencomplex aan de Loosterweg 44/46 is een positieve ingreep voor het landschap, waarmee de ruimtelijkheid van de polder wordt vergroot. Vooral de zichten vanaf de route langs de Haarlemmertrekvaart (Leidsevaart) en vanaf het spoor zullen royaler zijn. Het amoveren van de kas maakt zelfs dat men vanaf de brug in de Leidsevaart de kerktoren van de Engelbewaarderskerk kan zien. Ook past de amovering van de kassen goed in het landschappelijk systeem van minder bebouwing in de strandvlakte en meer op de strandwal. Ook het zicht vanaf de Loosterweg en de Johan Speelmanweg zal verruimen.
Ten tweede wordt er bebouwing toegevoegd aan de Loosterweg 51f. De hoofdgedachte om bebouwing te verplaatsen van strandvlakte naar de strandwal ondersteunt de landschappelijke helderheid. De toegevoegde bebouwing ligt enigszins terug vanaf de Loosterweg. Dat maakt dat het zicht vanaf de Loosterweg op de bosrand in de Lageveensepolder in het voorbijgaan behouden blijft (zie de onderstaande afbeelding). Wel blokkeert de nieuwbouw een bestaand zicht haaks op de Loosterweg naar het noordwesten, richting spoorlijn. Dit is een ondergeschikt zicht, dat in de huidige situatie al enigszins belemmerd wordt door een schuur met opslag. Wat de uitstraling langs de Loosterweg sterk zal beïnvloeden zijn de vier dockshelters.
Dockshelters horen meer en meer bij een agrarische bedrijfsvoering, maar hebben meer de uitstraling van een bedrijventerrein dan van een agrarisch gebied. Gezien de geringe waarde van de Berg en Daalsepolder die beschreven wordt in de beleidsdocumenten, de compenserende maatregel in het landschap (sloop kassen Loosterweg 44/46) en het terugplaatsen van de bouwmassa is er geen aanleiding om de aanvraag op grond van landschappelijke argumenten tegen te houden.
Op de navolgende afbeelding is de is de uitbreiding van de locatie aan de Loosterweg 51f met rood aangegeven. Het zicht op de bosrand van de bossen in de Lageveensepolder is geïllustreerd met het gele vlak.
Figuur 6: Zicht op bosrand
Aanbeveling
Bosch en Slabbers Landschapsarchitecten beveelt aan om te onderzoeken of vergroening van het voorterrein mogelijk is. Door hier laag groen (bv ligusterhagen) en grasachtige vegetatie voor te stellen kan de impact van de dockshelter vanaf de Loosterweg verzacht worden.
Als Bijlage 5 is een plattegrond toegevoegd van de landschappelijke inpassing van het voorterrein en de overgang van het perceel aan de noordoostzijde naar de omgeving. De landschappelijke inpassing bestaat op het voorterrein uit enkele groenstroken (beukenhagen) en aan de noordoostzijde met name uit leilindes.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante vigerende beleidskader. Paragraaf 3.2 besteedt aandacht aan het Rijksbeleid. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op het provinciaal beleid en in paragraaf 3.4 op het gemeentelijk beleid. Paragraaf 4.5 omvat de conclusies ten aanzien van het ruimtelijk beleidskader voor het plangebied. Het in dit hoofdstuk samengevatte ruimtelijk beleidskader is niet uitputtend.
3.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' is op 13 maart 2012 door de minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de structuurvisie formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De doelstelling die vanuit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van belang is voor dit plan is het behoud en versterken economisch belang Greenport Duin- en Bollenstreek.
Conclusie
Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de hoofddoelstellingen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Juist door medewerking te verlenen aan het plan wordt aan een vooraanstaand en innovatief bedrijf de mogelijkheid gegeven om zich verder te ontwikkelen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening)
Overheden die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking.
Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
- indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
- als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Op basis van recente jurisprudentie (ABRvS 15-04-2015: 201310329/1/R2) is er bij een uitbreiding van een agrarisch bedrijf geen sprake van een stedelijke ontwikkeling conform art. 3.1.6 lid 2 ing Bro. Een toetsing aan de ladder kan daarom achterwege blijven.
Conclusie
De uitbreiding van het bedrijf aan de Loosterweg 51f is geen stedelijke ontwikkeling conform art. 3.1.6 lid 2 ing Bro. Toetsing aan de SER-ladder is daarom niet aan de orde.
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Provinciale Structuurvisie (2014)
Provinciale Staten (PS) hebben op 9 juli 2014 de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) vastgesteld. De Visie ruimte en mobiliteit biedt een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
- 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
- 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
- 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
- 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van bebouwde ruimte. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening hanteren gemeenten de “ladder voor duurzame verstedelijking” om de keuze voor en situering van nieuwe woon- en werklocaties te verantwoorden. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moet nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het Bestaand Stads- en Dorpsgebied (BSD). Er is echter sprake van een aan het buitengebied gebonden ontwikkeling.
Het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid als 'Bollenzone 1'. De voorgestane ontwikkeling draagt bij aan een samenhangende en herkenbare ruimtelijke structuur. Met het 'verplaatsen' van de bebouwing van de Loosterweg 44/46naar de ontwikkellocatie aan de Loosterweg 51f wordt bewerkstelligd dat de bebouwing wordt geconcentreerd op één locatie. De bebouwing wordt verplaatst van de strandvlakte naar de strandwal. Dit ondersteunt de landschappelijke helderheid en past in de landschappelijke structuur. Het plan draagt hierdoor bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de provinciale structuurvisie aangezien er sprake is van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.
Provinciale Verordening Ruimte (2014)
Het plangebied is in de Verordening ruimte 2014 aangeduid als bollenteeltgebied. Een bestemmingsplan voor gronden binnen het bollenteeltgebied laat primair bollenteeltbedrijven, bestaande gemengde bollenteelt- en glastuinbouwbedrijven en bestaande stekbedrijven toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen.
Adviesbureau Clevin komt tot de conclusie dat het bedrijf van initiatiefnemers een bollenteeltbedrijf is (zie Bijlage 2)
Het bedrijf van initiatiefnemers is gelegen binnen het concentratiegebied voor de bollenteelt (zie figuur 7, rood ingetekend gebied). De uitbreiding van de kas en de dockshelters vindt plaats op bollengrond. Hier tegenover staat een sanering van een kassencomplex aan de Loosterweg 44/46, waardoor per saldo geen sprake is van een afname van het bollenteeltareaal.
Figuur 7: Concentratiegebied voor de bollenteelt (rood weergegeven)
In artikel 2.1.7 en 2.3.1 van de verordening zijn randvoorwaarden opgenomen voor agrarische bebouwing. Nieuwe agrarische bebouwing, uitgezonderd kassen, wordt geconcentreerd binnen een bouwperceel van maximaal 2 hectare. Nieuwe agrarische bebouwing is alleen mogelijk als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven.
Een (bestemmings)plan kan voorzien in kassen bij een volwaardig bollenteeltbedrijf tot ten hoogste 3.000 m² per bedrijf.
Een uitbreiding van meer dan 3.000 m2 aan kassen per bollenteeltbedrijf is mogelijk mits tegenover de uitbreiding van de bestaande kassen in gelijke mate de duurzame sanering staat van kassen elders binnen het bollenteeltgebied. Voorwaarde hierbij is dat de ruimtelijke kwaliteit binnen het bollenteeltgebied per saldo wordt verbeterd en de te saneren kassen zijn opgericht voor 1 januari 2014.
Door de agrarische bebouwing te concentreren en regels hierover op te nemen in de verordening, wordt de verrommeling van het landschap tegengegaan en de belevingswaarde verbeterd en blijft de openheid behouden.
In artikel 2.1.7, lid 3 van de Provinciale Verordening Ruimte is de 'glas voor glasregeling' opgenomen. Hierin is bepaald dat het bestemmingsplan kan voorzien in kassen tot meer dan 3.000 m² bij een volwaardig bollenteeltbedrijf, mits:
- a. tegenover de uitbreiding van de bestaande kassen in gelijke mate de duurzame sanering staat van kassen elders binnen het bollenteeltgebied,
- b. de ruimtelijke kwaliteit binnen het bollenteeltgebied per saldo wordt verbeterd en
- c. de te saneren kassen zijn opgericht voor 1 januari 2014.
Conclusie
De gewenste uitbreiding van de bedrijfsbebouwing vindt plaats binnen een bouwperceel van maximaal 2 hectare. Het bedrijf heeft in de huidige situatie al de beschikking over 3.000 m2 aan kassen. Door de sanering van het kassencomplex aan de Loosterweg 44/46 kan door middel van de 'glas voor glas' regeling het glasareaal worden uitgebreid.
Het verplaatsen van het glas van de strandvlakte naar de strandwal past goed in het landschappelijk systeem. Op basis van het landschapsadvies en de landschappelijke inpassing van de nieuwbouw kan worden gesteld dat er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Toekomstvisie Vitaal en Vernieuwend (2008)
Op 13 maart 2008 is de Toekomstvisie Vitaal en Vernieuwend voor de gemeente Teylingen door de gemeenteraad vastgesteld. Om de vitaliteit van Teylingen ook op lange termijn te behouden en zo mogelijk te versterken zijn de volgende speerpunten in het beleid van belang:
- streven naar zoveel mogelijk behoud van de identiteit van de kernen;
- stimuleren van de leefbaarheid met een accent op sociale cohesie in de drie kernen; hieronder valt ook het versterken van het aanwezige winkelbestand;
- het afstemmen van de onderwijsvoorzieningen binnen de gemeente aan de behoefte; het bevorderen van de totstandkoming van ontmoetingsruimten voor alle inwoners van de gemeente met een accent op ouderen en mensen met een lichamelijke en of psychische beperking;
- benutting van woningbouwmogelijkheden in de kernen, met name met het oog op de instandhouding van voorzieningen;
- ter bevordering van de zelfstandigheid van ouderen moeten er betaalbare levensloop bestendige woningen worden gebouwd, zo mogelijk in woonzorgzones en dicht bij voorzieningen;
- stimuleren van een goede samenwerkingsstructuur in de zorg, waarbij onder meer op maat gesneden arrangementen van wonen, welzijn en zorg worden aangeboden;
- zorgdragen voor voldoende beschikbare en betaalbare woonruimte voor jongeren.
Het plangebied is in de toekomstvisie aangemerkt als een gebied waarbij de nadruk komt te liggen op verbetering kwaliteit landschap met herstructurering en vitalisering Greenport.
Figuur 8: Kaart Toekomstvisie Vitaal & Vernieuwend
Structuurvisie 2013
De Structuurvisie 2030 is in belangrijke mate een vertaling van de op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgestelde toekomstvisie ‘Vitaal en vernieuwend’ en de Strategische visie 2040. De structuurvisie is vastgesteld op 25 juni 2015. Leidend voor het ruimtelijk beleid en het uitvoeringsinstrumentarium is de ISG.
De schaalvergroting en efficiënt ruimtegebruik (herstructurering/ clustering) van de bollenbedrijven kan tot afname van biodiversiteit leiden van de akkerfauna. Mits hiervoor aandacht is in de vorm van akkerfaunabeheer en het dooraderen met ecologische randen, kan aantasting voorkomen worden.
Het ruimtelijk beleid is gericht op handhaving van dit bollenteeltgebied, met behoud en waar mogelijk verbetering van de kenmerkende openheid, zichtlijnen, slotenpatroon en stroken- c.q blokverkaveling.
Conclusie
Het beleid is gericht op handhaving van het bollenteeltgebied, met behoud en waar mogelijk verbetering van de kenmerkende openheid, zichtlijnen, slotenpatroon en stroken- c.q blokverkaveling. Het bedrijf van initiatiefnemers is gericht op de veredeling en de teelt van bloembollen- en bolbloemen. Het bedrijf draagt daarmee bij aan de behoud en versterking van het bollencomplex. De omvang van de uitbreiding voldoet aan de regels voor agrarische bedrijven in het algemeen. De uitbreiding van de kassen is mogelijk door middel van de 'glas voor glas' regeling. De uitbreiding is landschappelijk aanvaardbaar (zie 2.3).
Intergemeentelijke structuurvisie Greenport (ISG)
Op 22 juli 2016 is de herziene Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport 2016 (ISG) in werking getreden zoals vastgesteld door de gemeenteraden van de zes greenportgemeenten. In deze herziening zijn de hoofdlijnen van de ISG uit 2009 ongewijzigd overgenomen. Daarnaast worden meer flexibiliteit en ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor het totale bollen- en sierteeltcomplex in de Duin- en Bollenstreek, met zijn productie, handel, distributie, onderzoek en promotie om te komen tot een Vitale Greenport. Deze herstructureringsopgave moet tegelijkertijd zorgen voor meer openheid en het verbeteren van de landschapskwaliteiten.
De ISG is voor de greenportgemeenten van de Duin- en Bollenstreek een wettelijk zelfbindend kader voor gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied tot 2030 en geldt als toetsingskader voor toekomstige bestemmingsplannen.
De Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) B.V. zal samen met de aandeelhoudende greenportgemeenten verder vormgeven aan de inhoud en uitvoering van het meerjarenprogramma, dat voortvloeit uit de ISG. De ISG is gericht op het creëren van een vitale Greenport met een vitaal landschap. Hiervoor zijn de volgende ambities en uitgangspunten opgesteld, waarbij:
- 1. de economische herstructurering van de Greenport centraal staat;
- 2. de gemeenten de herstructureringsopgave zullen combineren met landschapsverbetering;
- 3. de gemeenten verdergaande verrommeling van het landschap tegengaan;
- 4. met het uitvoeren van de woningbouwopgave, zoals in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek overeen is gekomen, de maximale woningbouwbijdrage van de Duin- en Bollenstreek bereikt is;
- 5. de gemeenten het areaal aan 1e klas bollengrond van 2.625 ha duurzaam moeten handhaven, hoewel zij met het herstructureringsproces tijdelijke krimp onder nader te bepalen voorwaarden (waaronder harde tijdgebonden compensatiegaranties) toestaan;
- 6. primaire greenportfuncties, zoals bollencluster, vaste planten, bloemencluster en toerisme (inclusief greenportgerelateerde handel en dienstverlening), krijgen bij conflicterende ruimteclaims prioriteit boven niet primaire greenportfuncties, zoals overige landbouw en veeteelt.
Conclusie
Het plan is een kleinschalige herstructurering door de bebouwing van twee locaties te concentreren op één locatie. Dit heeft een positief effect op de levensvatbaarheid van het bedrijf van initiatiefnemers en is er bovendien sprake van landschappelijke kwaliteitswinst. Het bollenteeltareaal zal als gevolg van het plan bovendien niet afnemen.
Duurzaamheidsagenda
Begin 2016 is de Duurzaamheidsagenda Teylingen 2016 – 2018 vastgesteld door de gemeenteraad. In de duurzaamheidsagenda wordt geschetst hoe de gemeente met de
In de duurzaamheidsagenda worden vier belangrijke trends onderscheiden:
- 1. circulaire economie; deze trend vormt een steeds sterkere ontwikkeling naar een economisch systeem waarin producten en grondstoffen steeds weer hergebruikt worden. De ontwikkeling richt zich op een combinatie van technologische verandering en een andere rolverdeling tussen consument en producent;
- 2. marge naar mainstream; duurzaamheid is veranderd van bijzaak naar hoofdzaak. Deze trend is bij organisaties een grote drager voor de versnelling van duurzame ontwikkeling;
- 3. energieke samenleving; mensen nemen steeds meer het heft in eigen handen, wachten niet op de overheid en bedrijven maar gaan zelf op zoek naar duurzame kansen;
- 4. sturen op condities; De rol van de overheid is veranderd. In plaats van hard sturen met wetten en regels krijgt de overheid steeds meer een rol bij het creëren van condities waarmee duurzame ontwikkeling aangejaagd wordt.
Op basis van de vier trends en de ambitie ‘Teylingen volledig duurzaam in 2030’ zijn acties beschreven waarmee Teylingen invulling geeft aan duurzame ontwikkeling. De acties geven een concreet beeld van het grote belang dat we aan een brede invulling van de ambitie geven.
Ten aanzien van duurzaam bouwen gaat initiatiefnemer de volgende technieken bij de nieuwbouw toegepassen:
- 1. Voor het opwarmen van water worden zonneboilers geïnstalleerd;
- 2. In het verwarmingsnet wordt gebruikt gemaakt van een lage temperatuur. Normaal is de temperatuur in het verwarmingsnet 80°C. Bij het laag temperatuursysteem is dat 35 – 40°C. Met een warmtewisselaar wordt de temperatuur uiteindelijk weer verhoogd. Omdat de temperatuur in het verwarmingsnet niet constant op 80 °C gehouden hoeft te worden, levert dit een behoorlijke energiebesparing op.
Conclusie
Bij de realisatie van de kassen is rekening gehouden met duurzaamheid door technieken toe te passen die energiebesparend zijn. Het plan sluit daarmee aan bij de duurzaamheidsagenda en het speerpunt van het college van B&W van de gemeente Teylingen. Hierin is duurzaamheid als belangrijk speerpunt genoemd.
Bestemmingsplan Buitengebied Teylingen
De locaties Loosterweg 44/46 en Loosterweg 51f liggen binnen het vigerende, door de gemeenteraad van Teylingen op 30 april 2015 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen'. Aan de gronden ter plaatse van de locatie aan de Loosterweg 51f is een agrarische bestemming toegekend ('Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 1). Aan de gronden ter plaatse van de locatie aan de Loosterweg 44/46 is een agrarische bestemming toegekend ('Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 3).
In verschillende bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de uitbreiding van bedrijfsactiviteiten. Echter voor de bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 1' is een dergelijke wijzigingsbevoegdheid niet opgenomen.
De noodzaak van de uitbreiding en de beoordeling van alternatieven is door Adviesbureau Clevin onderzocht. Het eerste advies uit januari 2016 is Bijlage 2 toegevoegd en het geactualiseerde advies uit november 2016 als Bijlage 3. De conclusies van deze onderzoeken luiden:
- 1. door de gestage groei van het bedrijf in teeltoppervlakte bloembollen en de broeierij heeft het bedrijf behoefte aan meer bedrijfsbebouwing;
- 2. Op grond van het vigerend bestemmingsplan Buitengebied is uitbreiding van de bedrijfsgebouwen op dit moment niet mogelijk vanwege het ontbreken van voldoende duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond;
- 3. Het toegestane areaal aan kassen is volledig benut. Uitbreiding van het areaal aan kassen is op grond van het bestemmingsplan niet mogelijk;
- 4. Het bedrijf van initiatiefnemers kan worden beschouwd als bollenteeltbedrijf;
- 5. Het realiseren van de gewenste uitbreiding in het gebied Trappenberg-Kloosterschuur is niet effectief en levert veel vervoersbewegingen op;
- 6. Het aankopen van extra bollengrond legt extra financiële druk op het bedrijf waardoor de financiering van de uitbreiding onzeker wordt. Bovendien lost dit de uitbreidingsbehoefte aan kassen niet op;
- 7. Het geheel verplaatsen van het bedrijf naar Trappenberg-Kloosterschuur is kostbaar. Een gehele verplaatsing is alleen mogelijk als er een forse bijdrage van derden is. Clevin acht dit op dit moment niet haalbaar;
- 8. De aangevraagde uitbreiding blijft binnen de maximale te saneren oppervlakte van 5.633 m2.
Gelet op de doelstellingen in de Bollenstreek om enerzijds het landschap open te houden en verrommeling tegen te gaan en anderzijds om in de Bollenstreek de kwalitatief goede bedrijven in combinatie met innovatie te houden, adviseert Clevin om vanuit die doelstellingen het voorstel van initiatiefnemers, om de uitbreiding te realiseren en tegelijkertijd verouderde kassen te saneren en weer om te zetten naar bollengrond, in overweging te nemen.
Conclusie
Het plan past niet binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan. Alternatieven voor de gewenste bedrijfsuitbreiding zijn niet reëel dan wel te duur. Op grond van het advies van Clevin is een maatwerkoplossing het meest voor de hand liggend.
Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek
In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Per paragraaf wordt ingegaan op het geldende beleid voor de verschillende aspecten en op de wijze waarop dit van invloed is op het voorliggende plan. Ten aanzien van de ecologieparagraaf en landschap is informatie uit het onderzoek van de natuur- en landschapsdeskundige gebruikt.
4.1 Ecologie
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld.
De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.
Onderzoek
Blom ecologie heeft een quickscan naar beschermde flora en fauna uitgevoerd. Door middel van een veldbezoek en raadpleging van externe bronnen is inzicht verkregen van de aan- / afwezigheid van de specifieke potentie voor beschermde flora en fauna in het plangebied, de betekenis van het plangebied voor de aanwezige soorten en de effecten van de voorgenomen ingrepen op de soorten. Het veldbezoek heeft plaatsgevonden op 9 februari 2017. Het complete rapport (kenmerk BE/2016/416/r, d.d. 14 april 2017) is als Bijlage 6 aan deze toelichting toegevoegd.
Gebiedsbescherming
De planlocaties maken geen deel uit van een beschermd gebied en/of locatie betreffende: Natura 2000, Beschermd natuurmonument, Wetland, Nationaal Park, Nationaal Landschap of Natuurnetwerk Nederland. Op een afstand van 4,5 km en meer liggen enkele Natura 2000-gebieden (zie figuur 9).
Figuur 9: Ligging planlocaties ten opzichte van Natura 2000
De planlocaties liggen op een afstand van 150 m of meer tot het Natuurnetwerk Nederland (figuur 10).
Figuur 10: De planlocaties (rode kaders) liggen op een afstand van 150 m en meer tot het Natuurnetwerk Nederland (bron: pzh.b3p.nl).
De voorgenomen ingreep betreft de sloop van een oude kas en de realisatie van een nieuwe kas. Permanente significante verschillen in stikstofdepositie worden niet verwacht. De sloop- en bouwwerkzaamheden kunnen leiden tot een tijdelijke toename in stikstofdepositie (projecteffect). Een toename in stikstofdepositie kan een effect sorteren op kwetsbare en gevoelige habitattypen. Echter leert de ervaring dat het projecteffect bij soortgelijke en grotere projecten en de afstand tot kwetsbare habitats dat de stikstofdepositie onder de drempelwaarde van 0,05 mol/hectare/jaar blijft. Tevens geldt voor de overige effecten (trillingen, geluid, optische verstoring etc.) dat de afstand tot omliggende Natura2000-gebieden per definitie te groot is. Ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland geldt dat externe werking geen toetsingskader is.
Soortenbescherming
In het plangebied of de directe omgeving daarvan komen geen beschermde diersoorten van de Wet natuurbescherming voor. Het plangebied heeft aannemelijk geen essentiële betekenis voor soorten die behoren tot het beschermingsregime habitatrichtlijnsoorten, vogelrichtlijnsoorten of overige soorten. Vleermuizen maken incidenteel gebruik van de locaties tijdens het foerageren. Rugstreeppad bevolkt aannemelijk de planlocaties gedurende de werkzaamheden. De locaties maken onderdeel uit van het leefgebied van algemene (licht beschermde) amfibieën en zoogdieren. Het gebouw en de hogere grassen op de planlocaties zijn geschikt als broedlocatie voor algemene broedvogels.
Tijdens de uitvoering dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van rugstreeppad, vleermuizen en algemene broedvogels. Voor deze soorten dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen.
Om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen dienen de onderstaande maatregelen te worden opgevolgd:
- Tijdens de werkzaamheden moet voorzichtig worden gehandeld met alle voorkomende flora en fauna (Zorgplicht);
- Wanneer ondanks zorgvuldig handelen, onderzoek en advies schade lijkt te ontstaan voor beschermde flora en fauna, dient direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige;
- Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) gefaseerd verwijderen. Dit om bodembewonende dieren de kans te geven in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten;
- Er wordt gelegenheid gegeven aan dieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden;
- Voor rugstreeppad dient het terrein ongeschikt gehouden te worden (bijv. aanbrengen puinbed, voorkomen ontstaan puinhopen, egaliseren terrein e.d.) en/of ontoegankelijk gemaakt te worden voor de soort gedurende de bouwwerkzaamheden. Dit kan bijvoorbeeld door het plaatsen van schermen van stevig plastic of worteldoek van 50 centimeter hoog en minimaal 10 centimeter ingegraven in de grond. De voorzieningen die getroffen zijn om het gebied ontoegankelijk te maken moeten zodanig geplaatst en beheerd worden dat ze hun functie ten allen tijden kunnen vervullen;
- De planlocaties tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur minimaal verlichten en hierbij een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toepassen (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts richten, toepassen geconvergeerde lichtbundel) en de werkzaamheden in de periode april-oktober tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes);
- De werkzaamheden opstarten/uitvoeren buiten het broedseizoen (medio maart t/m medio juli). Indien de werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd dient voor de aanvang door een ter zake deskundig gecontroleerd te worden of er broedvogels aanwezig zijn. E.e.a. op aanwijzing van deskundige.
Conclusie
De aanwezigheid van beschermde soorten (Wnb, overige soorten, art. 3.10) en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde bestemmingsplanwijziging.
De aanbevelingen van de omgevingsdienst worden door de gemeente als voorwaarde opgenomen bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
4.2 Archeologie
In 1992 werd het Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Monumentenwet gewijzigd. De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, moet het bestemmingsplan uiteindelijk een bescherming bieden voor archeologisch waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een aanlegvergunningenstelsel.
In de nota 'Onder de grond - Beleid voor archeologie in Teylingen' (vastgesteld door de gemeenteraad op 20 mei 2010) is het gemeentelijk archeologiebeleid vastgelegd. Het beleid is gebaseerd op wetgeving en de archeologische verwachtings- en beleidskaart van Teylingen en heeft tot doel om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen. Voor het nemen van beslissingen is een archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. Deze geeft inzicht in de archeologische waarden en verwachtingen in Teylingen. Op basis van deze kaart kunnen initiatiefnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over eventuele archeologische consequenties van ruimtelijke ingrepen.
Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden AWV 1 t/m 6 en Archeologische Waardevolle Gebieden AWG 1 t/m 2. Per gebied is een voorschrift aangegeven.
Onderzoek
Het overgrote deel van het plangebied heeft geen archeologische dubbelbestemming gekregen in het bestemmingsplan Buitengebied 2015. In het noordwestelijk deel van het plangebied heeft een smalle strook de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3' gekregen. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv en groter dan 500 m2 dient verkennend archeologisch onderzoek naar aanwezigheid duin- en strandwalresten plaats te vinden.
In het zuidwestelijke deel van het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1' toegekend. Hier geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv en groter dan 100 m2 een verkennend archeologisch onderzoek naar aanwezigheid duin- en strandwalresten dient plaats te vinden.
De uitbreiding van de bebouwing vindt hoofdzakelijk plaats op gronden zonder een archeologische dubbelbestemming.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.3 Waterparagraaf
De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat, mede gezien de klimaatveranderingen, op een duurzamer wijze met het waterbeheer dient te worden omgegaan. De speerpunten voor een duurzaam waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
Waterschapsbeleid
Voor de planperiode 2016 - 2021 zal het Waterbeheerplan 5 (WBP) van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft het Hoogheemraadschap aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen het accent op de uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het Hoogheemraadschap dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het WBP sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemers dienen in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat de ruimtelijke ontwikkeling in strijd is met het duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Per 1 juli 2015 is de nieuwe Keur in werking getreden. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van het water in de bodem.
De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
- waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
- watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken);
- andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken.
Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren, bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen in kwetsbare gebieden, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van water naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De toestemming voor het uitvoeren van deze werkzaamheden is geregeld in de watervergunning.
Hiermee is de Keur een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.
In artikel 3.3 van de Keur is bepaald dat het zonder vergunning van het bestuur verboden is in het beheergebied van Rijnland, ondermeer:
- 1. Het versneld afvoeren van neerslag bij een toename van verhard oppervlak, wanneer deze toename meer dan 5.000 vierkante meter bedraagt
- 2. Het afvoeren van neerslag via een hemelwateruitlaat of riooloverstort, wanneer:
- a. de hemelwateruitlaat of de riooloverstort niet is opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) of een daarin aangegeven basis rioleringsplan (BRP), of
- b. het oppervlak waarvan de neerslag wordt afgevoerd groter is dan 500 vierkante meter;
- 3. Voor zover het de kern- en beschermingszone van een waterkering betreft; het aanleggen en onderhouden van wegen, paden en verharding op de kruin, het verzetten van grond, en het bouwen, herbouwen of aanbouwen;
- 4. in door het bestuur op kaart aan te geven gebieden werkzaamheden te verrichten als gevolg waarvan een toename van de kwel of wegzijging van het grondwater zal ontstaan;
Bij het tot stand komen van dit plan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.
Huidige situatie waterhuishouding
Algemeen
Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern Voorhout tegen het buitengebied van Lisse aan en bestaat uit agrarische bedrijfsbebouwing, verharding en bollenveld.
Bodem en grondwater
Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit fijn zand. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,25 m en de 0,40 m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,50 m en de 0,80 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse van het bollenveld bedraagt circa NAP -0,14 m en ter plaatse van het erf circa NAP +0,30 m.
Toekomstige situatie waterhuishouding
Het plan voorziet in de bouw van een kas met een oppervlakte van 5.600 m2 aan de Loosterweg 51f. Een schuur met een oppervlakte van 150 m2 wordt op dit adres gesloopt om ruimte te maken voor de nieuwbouw. Verder behelst het plan de sloop van het kassencomplex aan de Loosterweg 44/46, bestaande uit een kas met een oppervlakte van 5.220 m2 en een watersilo van circa 250 m2.
Op het perceel waar de nieuwbouw zal plaatsvinden is enige erfverharding aanwezig. Deze verharding zal worden geamoveerd. Voor de nieuw te bouwen kas worden 4 dockshelters gerealiseerd. De toename aan verharding als gevolg van de aanleg van dockshelters is nagenoeg gelijk aan de oppervlakte aan erfverharding die wordt geamoveerd.
Het totale plan resulteert niet in een toename aan (erf) verharding. De sloop van het kassencomplex en het schuurtje en het amoveren van een deel van de erfverharding compenseert de toename aan verharding als gevolg van de bouw van de kas en het aanleggen van de dockshelters.
Voor de bouw worden duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast (dus geen zink, lood, koper, en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.
Waterkering
Locatie Loosterweg 51f
Ten zuidwesten van het plangebied ligt een regionale waterkering. De waterkering bestaat uit zowel een kern- als beschermingszone. Voor de kernzone dient een strook grond van 5 meter breedte, gemeten uit de boezemkade, te worden aangehouden. De beschermingszone is respectievelijk 11 en 15 meter breed en ligt aan weerszijden van de kernzone. Een deel van het plangebied ligt binnen de buitenbeschermingszone van de waterkering (zie figuur 11).
Ter bescherming van de binnen het plangebied gelegen waterkeringen zal er voor het uitvoeren van werkzaamheden advies moeten worden gevraagd aan de betreffende waterbeheerder.
Figuur 11: Regionale waterkering nabij Loosterweg 51f
Locatie Loosterweg 44/46
Het te saneren kassencomplex ligt voor een deel binnen de kern- als beschermingszone van de regionale waterkering (zie figuur 12).
Figuur 12: Regionale waterkering nabij Loosterweg 44/46
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting;
- (in-)filtratie van afstromend hemelwater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Conclusie
Als gevolg van het plan neemt de oppervlakteverharding niet toe. Op basis van de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland is compensatie in de vorm van oppervlaktewater niet nodig aangezien de toename aan verharding kleiner is dan 500 m2.
De uitbreiding van de bebouwing op de locatie aan de Loosterweg 51f vindt voor een deel plaats binnen de buitenbeschermingszone van de regionale waterkering. De bebouwing van de Loosterweg 44/46 ligt voor een deel binnen de kern- en beschermingszone van de regionale waterkering. Door de sanering van het kassencomplex worden deze zones vrijgemaakt van bebouwing.
Bij het aanleggen van verhard oppervlak op het perceel aan de Loosterweg 44/46, na de sanering van de bebouwing, gelden de watercompensatieregels.
De digitale watertoets is uitgevoerd voor dit plan. Op basis van de gegeven antwoorden concludeert het Hoogheemraadschsap dat er een waterbelang is. Er wordt daarom overleg gevoegd met het Hoogheemraadschap van Rijnland over het plan. De resultaten van de watertoets zijn verwerkt in deze paragraaf.
4.4 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer is luchtkwaliteit opgenomen in titel 5.2 luchtkwaliteitseisen. In de wet is, door middel van criteria, een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij 3% van de grenswaarde ( = 1,2 jtg/m3) voor stikstofdioxide en fijn stof.
Met dit plan wordt de uitbreiding van mogelijk gemaakt van 5.600 m2 aan kassen en een laadkuil met 4 dockshelters. Het verkeer neemt toe met 2 vrachtwagenbewegingen ( 1 vrachtwagen) per etmaal.
De uitbreiding van de inrichting is minder dan 2 hectare verwarmde glasopstand en valt daarmee onder een van de categorieën uit de Regeling NIBM. Volgens bijlage 3B van de Regeling draagt het plan hierdoor "niet in betekenende mate" bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden.
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient wel afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om het plan op deze locatie te realiseren. In dit geval is getoetst aan de extra ambities uit het regionaal beleidskader voor Duurzame stedenbouw.
Toetsing regionaal beleidskader voor Duurzame stedenbouw Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is per 1 augustus 2009 in werking getreden. Hiervoor is een digitale monitoringstool beschikbaar gesteld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Volgens de monitoringstool 2015 zijn de gemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof PM10 en PM2,5 voor het jaar 2015 op 10 meter van de wegrand aan de Loosterweg respectievelijk 17,9 µg/m3, 20,5 µg/m3 (excl. zeezout correctie) en 12,8 µg/m3. De concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ter plaatse van de planlocatie ver beneden de grenswaarden. Verder is het de verwachting, dat door het schoner worden van de autotechniek, de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst lager wordt. Op de planlocatie wordt voldaan aan de extra ambities uit het regionaal beleidskader duurzame stedenbouw.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Verder wordt voldaan aan de extra ambities uit het regionaal beleidskader duurzame stedenbouw. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van dit plan met betrekking tot het milieuaspect luchtkwaliteit.
4.5 Geluid
Algemeen
De Wet geluidhinder stelt normen aan de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen (gebouwen en terreinen). Voor zover het ruimtelijk plan voorziet in nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen geluidzones langs wegen, spoor of industrie, moet worden voldaan aan die normen. Ook bij de aanleg van wegen moet rekening worden gehouden met de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting op geluidgevoelig bestemmingen.
Toetsing van het project
Dit plan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Er is daarom geen onderzoek noodzakelijk naar de geluidsbelasting van wegen, industrie etc. op het project.
Wél is onderzocht of het plan voldoet aan de geluidsnormen uit de Wet geluidhinder voor de nabijgelegen geluidsgevoelige bestemmingen. Door adviesbureau Sain is hiertoe een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het complete rapport (kenmerk: 2015-3096, d.d. 6 september 2017) is als Bijlage 7 aan deze onderbouwing toegevoegd.
In het onderzoek zijn het gemiddelde geluidsniveau en het piekgeluidsniveau berekend op de woningen die in de omgeving van het bedrijf liggen. Verder is aandacht besteed aan de geluidsbelasting door het verkeer van en naar het bedrijf.
In het onderzoek is rekening gehouden met alle relevante geluidsbronnen die tijdens een drukke dag kunnen voorkomen. Het gaat onder andere om vrachtverkeer, laad- en losactiviteiten en enkele vast opgestelde installaties.
Gemiddelde geluidsbelasting
De inrichting valt onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit. De normstelling uit het Activiteitenbesluit geldt alleen voor de vast opgestelde toestellen en installaties. Voor de beoogde bedrijfsuitbreiding is echter een planologische procedure noodzakelijk. In dat verband dienen alle geluidbronnen (vaste en mobiele) binnen het bedrijf beoordeeld te worden. Er dient gemotiveerd te worden dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Uit het onderzoek blijkt dat in onderhavig geval voldaan wordt aan het toetsingskader en er daarom sprake is van een aanvaardbare situatie. Bij toetsing aan het Activiteitenbesluit blijkt dat in de dagperiode een overschrijding optreedt als gevolg van een bestaande cycloon. Deze overschrijding kan eventueel met een maatregel weggenomen worden.
Omdat de cycloon inpandig wordt opgesteld wordt deze overschrijding weggenomen.
Piekgeluidsniveau
Piekgeluiden bij het bedrijf worden bepaald door het aan en afrijdend vrachtverkeer. De optredende piekgeluiden voldoen niet aan het toetsingskader waar bij voorkeur aan wordt voldaan. In vergelijking tot de bestaande situatie treedt als gevolg van een afname van het vrachtverkeer in de avond- en nachtperiode een verbetering op. In de dagperiode wordt bij 1 woning de geluidbelasting lager en bij 1 woning hoger. Per saldo vindt er geen wijziging plaats. Er zijn in alle redelijkheid geen maatregelen te treffen om de overschrijdingen weg te nemen. In de toekomstige situatie wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit. Gesteld kan worden dat in deze situatie de geluidbelastingen acceptabel zijn.
Ten aanzien van de woning waar de geluidsbelasting hoger wordt (Loosterweg 53) is nader onderzoek uitgevoerd naar de geluidsisolatie van de buitengevels van de woning. Dit omdat in de avondperiode de maximale geluidsbelasting als gevolg van de rijbewegingen van vrachtwagens wordt overschreden.
Uit de berekening van de bestaande situatie is gebleken dat het vereiste binnenniveau in twee geluidsgevoelige verblijfsruimten niet gehaald wordt. Voor de woning zijn daarom geluidwerende voorzieningen onderzocht en zijn concrete maatregelen geformuleerd. Initiatiefnemer heeft met de eigenaar van de woning een overeenkomst gesloten dat hij deze maatregelen aan zijn woning zal treffen.
Geluidsbelasting door verkeer op de openbare weg (van en naar het bedrijf)
Door een afname van vrachtverkeer in de nachtperiode, treedt in de toekomstige situatie een lagere geluidbelasting op bij de maatgevende woning. De berekende geluidbelastingen zijn alleszins acceptabel.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect geluid het project uitvoerbaar is. Voorwaarde is dat de voorgestelde maatregelen aan de woning Loosterweg 53 in Voorhout getroffen worden.
Ook dient de cycloon inpandig gerealiseerd te worden en er geen nachtelijke laad- en losactiviteiten plaatsvinden.
De te nemen maatregelen worden door de gemeente opgenomen in de anterieure overeenkomst en worden als voorwaarde opgenomen bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
4.6 Verkeer
Huidige situatie
Bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer en openbaar vervoer
De locatie wordt ontsloten vanaf de Loosterweg. Via de Loosterweg wordt de planlocatie in zuidelijke richting ontsloten via de N443 in de richting van Noordwijkerhout, Sassenheim en de A4. De N443 vormt de verbinding tussen Noordwijkerhout en de N208 ten noorden van Sassenheim. Tevens wordt de locatie via de N450 in zuidelijke richting ontsloten naar Voorhout. De Loosterweg is gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h.
Bij de rotonde van de N443, N450 en de Loosterweg is de bushalte Het Soldaatje gelegen, hier halteert de bus in de richting van Leiden en Lisse.
Bereikbaarheid voor langzaam verkeer en verkeersveiligheid
Op de Loosterweg vindt een gemengde verkeersafwikkeling plaats door middel van fietssuggestiestroken. Dit is conform de inrichting van deze wegen volgens Duurzaam Veilig. De fietsroute over de Loosterweg maakt onderdeel uit van het hoofdfietsnetwerk.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Het plan voorziet in de bouw van een kas met laadkuil alsmede in de sloop van een kassencomplex. De omvang van de agrarische productie wijzigt hierdoor niet of nauwelijks.
Verkeersbewegingen
Bestaande situatie
In de bestaande situatie worden in de zomerperiode dagelijks 20 vrachtwagens in de dagperiode gelost en maximaal 5 vrachtwagens geladen. In de winterperiode worden de opgekweekte bloemen uit de kassen afgevoerd. Hiervoor komen in de bestaande situatie 5 vrachtwagens tussen 22.00 – 02.00 uur. In de dagperiode worden de lege rolcontainers met vrachtauto's retour gebracht en aan de laaddocks uitgeladen.
De vrachtauto's draaien in de huidige situatie vanaf de weg achteruit het erf op.
Het bedrijf van initiatiefnemer heeft 5 vaste personeelsleden en in de seizoenen worden er 5-10 losse werknemers ingehuurd. Dagelijks komen gemiddeld 4 personeelsleden met de auto naar het bedrijf. De overige personeelsleden komen met de fiets. De losse krachten komen met de fiets naar de locatie of worden door het uitzendbureau gebracht en gehaald.
Erfbetreders zoals adviseurs, vertegenwoordigers en klanten doen de locatie op ad hoc basis aan. Dit betreft gemiddeld twee personenauto per dag.
Toekomstige situatie
Het voorste gedeelte van de nieuwe kas wordt ingericht als logistieke ruimte met dockshelters. In de nieuwe situatie worden de vrachtwagens geladen en gelost aan deze dockshelters. In figuur 4 zijn de dockshelters ingetekend. Het manoeuvreren van de vrachtauto's om aan te docken vindt plaats op het eigen terrein (zie figuur 13).
Figuur 13: aanrijroute vrachtauto's
Gemiddeld wordt in de nieuwe situatie uitgegaan van 25 transporten in de dagperiode en 1 transport in de avondperiode.
Ten opzichte van de bestaande situatie neemt het aantal bewegingen met vrachtauto's in avond- en nachtperiode af. De reden hiervan is dat initiatiefnemers van transporteur zijn gewijzigd en de nieuwe transporteur voornamelijk in de dagperiode rijdt.
Met de bedrijfsuitbreiding wordt door initiatiefnemers een efficiencyslag gerealiseerd. Dit gecombineerd met een verregaande automatisering maakt dat de bedrijfsuitbreiding geen toename oplevert van het aantal personeelsleden. Ook het aantal erfbetreders blijft naar verwachting gelijk. Het aantal verkeersbewegingen met personenauto's blijft daarom nagenoeg gelijk.
Loosterweg
De Loosterweg sluit qua vorm en gebruik (lage intensiteit, maximumsnelheid van 60 km/h, asfaltverharding voor gemengd verkeer) aan bij de functie als erftoegangswegen in het buitengebied. De verwachte geringe veranderingen in de intensiteit hebben geen invloed op de afwikkeling van het verkeer en de verkeersveiligheid.
Voor een agrarisch bedrijf zijn geen kencijfers bekend voor de verkeersgeneratie bij CROW.
Parkeren
Op het erf behorende bij de locatie aan de Loosterweg 51f zijn 13 parkeerplaatsen aanwezig voor personenauto's. Het gros van de parkeerplaatsen, 12 stuks, is voor de bestaande bedrijfsruimte gelegen. Eén parkeerplaats bevindt zich voor de garage van de bedrijfswoning. Tegenover de bestaande parkeerplaats worden op korte termijn 2 rijen van 9 parkeerplaatsen aangelegd. Ten zuidwesten van de docks is nog eens ruime gereserveerd van 12 parkeerplaatsen. Het totaal aantal parkeerplaatsen komt hiermee op 43 stuks. Zie voor situering van deze parkeerplaatsen figuur 14.
De vrachtauto's parkeren aan de dockshelters. Er is derhalve voldoende parkeerruimte aanwezig voor landbouwwerktuigen, auto's en vrachtauto's.
Figuur 14: Parkeerplaatsen voor personenauto's
De gemeente heeft een Parkeernota opgesteld waarin normen zijn opgenomen om de parkeerbehoefte van o.a. bedrijven te berekenen.
De parkeernorm voor de hoofdcategorie werken varieert van 0,9 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo ( Arbeidsextensief/ bezoekersextensief) tot 2,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo (kantoor met baliefunctie).
Voor kasruimte is geen parkeernorm in de nota opgenomen. In de gemeente Westland wordt uitgegaan een parkeernorm van 4 parkeerplaatsen per hectare glas. Hiervan kan worden afgeweken naar minder dan 4 parkeerplaatsen per hectare tot minimaal 2 parkeerplaatsen per hectare, mits:
- dit voldoende is voor het betreffende glastuinbouwbedrijf;
- dit niet op verkeerskundige bezwaren stuit.
In de parkeernota van de gemeente Teylingen wordt onderscheid gemaakt in arbeidsintensief en - extensief en bezoekersintensief en -extensief.
Het bedrijf van initiatiefnemers heeft 5 personeelsleden in vaste dienst. Een deel van de tijd werken deze personeelsleden in de bedrijfsruimte. De losse krachten worden ingeschakeld tijdens de drukke (oogst) perioden. Deze krachten werken voornamelijk in de kas en op het land.
De werkzaamheden in de bedrijfsruimte zijn naar verhouding arbeidsextensief. Hier vindt opslag plaats en verwerking van producten. Tevens kan het bedrijf worden getypeerd als bezoekersextensief.
Op basis van deze typering zou het bedrijf de beschikking moeten hebben over (30 x 0,9 + 0,528 x 4) afgerond 29 parkeerplaatsen voor personenauto's. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de 4 parkeerplaatsen per hectare als maximum gezien kan worden.
In de huidige situatie heeft het bedrijf de beschikking over 13 parkeerplaatsen. Op korte termijn worden hier 18 parkeerplaatsen aan toegevoegd, waarmee het totaal aantal uitkomt op 31 stuks. Dit aantal is voldoende om in de parkeerbehoefte te voorzien.
Ten zuidwesten van de docks is nog een ruimte gereserveerd voor 12 parkeerplaatsen.
Conclusie
De verkeersbewegingen van en naar de locatie zullen als gevolg van het plan niet toenemen. De voornaamste reden hiervan is dat de belading van de vrachtauto's efficiënter wordt waardoor minder met 'halve' vrachten gereden wordt. Het beladingspercentage neemt toe.
In de avond- en nachtperiode neemt het aantal transportbewegingen met vrachtverkeer juist af. Zie ook het akoestisch rapport (Bijlage 7 van de toelichting).
De bereikbaarheid voor het gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer is goed te noemen. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren. Het aspect verkeer staat het plan dan ook niet in de weg.
4.7 Externe Veiligheid
Voor het milieuaspect externe veiligheid zijn een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen. De normen voor het externe veiligheidsbeleid hebben een wettelijke status. Deze normen zijn een wettelijke verplichte toetsingsgrond bij besluiten op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet.
Het plan ligt niet in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd en niet in het invloedsgebied van een weg, spoorlijn, waterweg of buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Het plan ligt op ruim 1500 meter van de N208. Over de N208 worden brandbare vloeistoffen en brandbare gassen (zoals LPG) vervoerd. Het plan ligt buiten het effectgebied van de N208. Er is daarom geen sprake van een groepsrisico.
Conclusie
Vanuit externe veiligheid zijn geen belemmeringen aanwezig voor realisatie van de kassen.
4.8 Bodemkwaliteit
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
Ter plaatse van de Loosterweg 51f is door IDDS bodemonderzoek uitgevoerd (kenmerk 1604J19/RKO/rap1, d.d. 26 mei 2016). Het bodemrapport is als Bijlage 8 aan deze onderbouwing toegevoegd.
Aan de hand van de resultaten van het onderzoek concludeert IDDS dat de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie verworpen dient te worden. Dit in verband met de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en/of de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende streefwaarden (grondwater). Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.
Asbest
in de bovengrond zijn plaatselijk bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen. Op het maaiveld en de schuur (dak) zijn zintuiglijk asbestverdachte materialen waargenomen. In de ondergrond zijn geen bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen. In het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
Conclusie
Beperkingen inzake het verlenen van een eventuele omgevingsvergunning (activiteit bouwen) worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien. Beperkingen inzake de voortzetting van het huidige bodemgebruik van de onderzoekslocatie worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt ook niet voorzien.
Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Geadviseerd wordt om voor eventuele bouwactiviteiten het asbest te verwijderen van de locatie.
4.9 Bedrijven En Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
De Omgevingsdienst West-Holland heeft onderzoek gedaan naar de ligging van het bedrijf ten opzichte van gevoelige functies. De uitbreiding ligt pal tegen de burgerwoning aan de Loosterweg 53. Aan de kant van de burgerwoning wil de initiatiefnemer een verharde laadkuil realiseren. Dat kan leiden tot hinder en overschrijding van de normen uit het Activiteitenbesluit. De Omgevingsdienst adviseert om een akoestisch rapport te laten opstellen waaruit blijkt wat de geluidbelasting op de omliggende woningen wordt. Als die te hoog blijkt te zijn, dan kan de indeling van het plangebied worden aangepast en/of geluidbeperkende maatregelen worden genomen. De uitbreiding van het bedrijf zelf is geen gevoelige bestemming en hoeft daarom niet nader te worden onderzocht.
Het bedrijf van initiatiefnemers valt op grond van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 2 (SBI code: 0163). Op grond van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering kan de omgeving van de bedrijfslocatie worden getypeerd als een gemengd gebied. In dit geval geldt een richtafstand afstand van 10 meter. In een straal van 10 meter rond het plangebied liggen geen geluids- en geurgevoelige objecten. De woning van Loosterweg 53 ligt het dichtst bij het plangebied.
In paragraaf 4.5 is beschreven of aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer kan worden voldaan. Geconcludeerd wordt dat in onderhavig geval wordt voldaan aan het toetsingskader en er daarom sprake is van een aanvaardbare situatie. Bij toetsing aan het Activiteitenbesluit blijkt dat in de dagperiode een overschrijding optreedt als gevolg van een bestaande cycloon. Deze overschrijding wordt door een maatregel weggenomen.
Piekgeluidsniveau
Piekgeluiden bij het bedrijf worden bepaald door het aan en afrijdend vrachtverkeer. De optredende piekgeluiden voldoen niet aan het toetsingskader waar bij voorkeur aan wordt voldaan. In vergelijking tot de bestaande situatie treedt als gevolg van een afname van het vrachtverkeer in de avond- en nachtperiode een verbetering op. In de dagperiode wordt bij 1 woning de geluidbelasting lager en bij 1 woning hoger. Per saldo vindt er geen wijziging plaats. Er zijn in alle redelijkheid geen maatregelen te treffen om de overschrijdingen weg te nemen. In de toekomstige situatie wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit. Gesteld kan worden dat in deze situatie de geluidbelastingen acceptabel zijn.
Geluidsbelasting door verkeer op de openbare weg (van en naar het bedrijf)
Door een afname van vrachtverkeer in de nachtperiode, treedt in de toekomstige situatie een lagere geluidbelasting op bij de maatgevende woning. De berekende geluidbelastingen zijn alleszins acceptabel.
Conclusie
Het aspect “bedrijven en milieuzonering" staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.10 Besluit M.e.r.
Beleid en regelgeving.
Voor plannen en activiteiten, die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, kan het noodzakelijk zijn dat een milieueffectrapport wordt opgesteld. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is dit geregeld.
Conclusie
Het plan betreft de uitbreiding van een bestaand bollenteeltbedrijf. De uitbreiding van het bollenteeltbedrijf betreft een activiteit die niet genoemd wordt in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Er geldt geen verplichting tot het uitvoeren van een milieueffectrapportage of het beoordelen of een milieueffectrapportage uitgevoerd moet worden.
Het Besluit milieueffectrapportage is niet van toepassing.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op het juridische regime dat met dit bestemmingsplan voor het plangebied ontstaat.
5.2 Wettelijke En Gemeentelijke Standaard
Voor de opbouw van een bestemmingsplan is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2012) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden, voor zover van toepassing, gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.
Binnen deze wettelijke standaarden staat het gemeenten vrij een eigen invulling te geven aan de vormgeving en inhoud van de regels en de verbeelding. De gemeente Teylingen heeft hier invulling aan gegeven door een eigen handboek vast te stellen. Voor locaties in het buitengebied gelden in aanvulling op het handboek aangepaste aanwijzingen (het Kaderbeleid). Reden hiervoor is de samenwerking tussen de gemeente Teylingen, Hillegom, Noordwijkerhout, Noordwijk, Lisse en Katwijk. Omdat dit bestemmingsplan wordt opgesteld voor een locatie in het buitengebied, is bij de vormgeving en inhoud van de regeling grotendeels aangesloten bij het Kaderbeleid.
5.3 Juridische Planbeschrijving
5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
5.3.2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 1
De gronden ter plaatse van het plangebbied hebben de enkelbestemming 'Agrarisch - bollenteelt - bollenzone 1' gekregen. Het beleid is gericht op het actief open maken van het gebied. Hier geldt in het ruimtelijk spoor een 'nee, tenzij-beleid' gericht op het wegnemen van verrommeling door het saneren van glasopstanden en onrendabele bedrijven. Schaalvergroting van bouwblokken en bouwvolumes is hier in beginsel niet toegestaan, tenzij dit op een ruimtelijk verantwoorde wijze samengaat met sanering en een forse kwaliteitsverbetering van het landschap.
In het voorliggend plan wordt de kwaliteitsverbetering van het landschap gerealiseerd door de sloop van een kas.
Artikel 4 Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 3
Het gebied ten zuiden en noorden van de 's-Gravendamseweg (Berg- en Daalpolder) en het gebied ten oosten van de Oude-Herenweg (Beekpolder) is aangemerkt als Bollenzone 3. In de studie Open Geest worden deze gebieden aangeduid als minder gave of sterk verdichte gebieden. Hier is uitbreiding van bebouwing in beginsel op locatie mogelijk. Het beleid is gericht op het selectief ruimte bieden voor verdichting. Ook hier geldt een 'ja, mits-beleid' gericht op schaalvergroting, sanering en uitbreiding van agrarische bebouwing met aanleg van beplanting en verbetering beeldkwaliteit.
Artikel 5 Waarde - archeologie
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de bodem.
In de bouwregels en in het stelsel van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of van werkzaamheden is vervolgens de feitelijke bescherming van de gronden geregeld.
Artikel 6 Waterstaat - waterkering
Ter bescherming van de functie van de waterkering bevatten de regels in het bestemmingsplan ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering' voornamelijk verbodsregels. Deze regels garanderen dat er geen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd, die de veiligheid van de zone in gevaar brengen.
Het bestemmingsplan bevat een afwijkingsmogelijkheid voor bepaalde werkzaamheden. Belangrijke voorwaarde is dat er vooraf overleg plaatsvindt met de waterbeheerder.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (zienswijzenprocedure).
6.2 Overleg En Inspraak
Volgens artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening moet het bestemmingsplan worden voorgelegd aan het Hoogheemraadschap en aan die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Van 6 juni tot en met 27 juli 2018 konden de vooroverlegpartners eventuele op- of aanmerkingen op het concept ontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. De volgende partners hebben op het concept ontwerpbestemmingsplan gereageerd:
- Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland;
- Hoogheemraadschap van Rijnland;
- CultuurHistorisch Genootschap Duin- en Bollenstreek.
De reacties en de beantwoording zijn samengevat in de inspraak- en vooroverlegnota. Deze nota is als bijlage 9 aan deze toelichting toegevoegd.
Het vooroverleg van het Hoogheemraadschap heeft geleid tot een aanvulling van de waterparagraaf (paragraaf 4.3). Hierin is opgenomen dat bij aanleggen van verhard oppervlak op het perceel aan de Loosterweg 44/46 de watercompensatieregels van toepassing zijn.
De overige reacties hebben niet tot een aanpassing / aanvulling van het bestemmingsplan geleid.
6.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan Loosterweg 51f en 44/46 te Voorhout heeft vanaf 6 september tot en met 17 oktober 2018 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen op het plan ingediend.
6.4 Ambtelijke Wijzigingen
Na afloop van de ter inzage termijn van het ontwerpbestemmingsplan werden ambtelijk nog een aantal omissies geconstateerd in de toelichting en de regels van het plan. Dit betrof:
- De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' ontbrak in de regels;
- De paragraaf Bedrijven en milieuzonering is aangevuld met een tekst over de richtafstand die volgt uit de indeling van het bedrijf in milieucategorie 2;
- In de paragraaf over ecologie waren aanbevelingen opgenomen om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen. Dit zijn echter geen aanbevelingen, maar voorwaarden. Dit is in de paragraaf tekstueel aangepast.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een initiatief dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het voornemen. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13,tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
De realisatie van het plan, inclusief de kosten die samenhangen met de procedure, komen voor rekening van aanvrager. Met initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten voordat het ontwerpbesetmmingsplan in procedure gaat.
Voor de gemeente zijn er verder geen kosten te verhalen. Hiermee kan afgezien worden van het vaststellen van een exploitatieplan. De economische uitvoerbaarheid van dit initiatief is met het afsluiten van de anterieure overeenkomst aangetoond.
Eventueel uit te keren planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hierover zijn afspraken gemaakt in de anterieure overeenkomst. Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Bijlage 1 Situatietekening
Bijlage 2 Agrarisch Advies
Bijlage 3 Geactualiseerd Agrarisch Advies
Bijlage 3 Geactualiseerd agrarisch advies
Bijlage 4 Landschapsadvies
Bijlage 5 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 5 Landschappelijke inpassing
Bijlage 6 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 6 Ecologisch onderzoek
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek