KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Water
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Conclusie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Planvorm
3.2 Opbouw Van Het Bestemmingsplan
3.3 Opzet Van De Regels
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Nationaal Beleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.5 Conclusie
Hoofdstuk 5 Programma
5.1 Groen En Water
5.2 Verkeer
5.3 Conclusie
Hoofdstuk 6 Milieuonderzoek
6.1 Akoestiek
6.2 Archeologie En Cultuurhistorie
6.3 Bedrijven En Milieuzonering
6.4 Bodem
6.5 Ecologie
6.6 Externe Veiligheid
6.7 Kabels En Leidingen
6.8 Luchtkwaliteit
6.9 Water
6.10 M.e.r.- Beoordelingsplicht
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Participatie
7.2 Vooroverleg En Inspraak
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Ecologische Quickscan
Bijlage 3 Nota Van Beantwoording

Bergamolaan - 's Gravendamseweg, Voorhout

Bestemmingsplan - Gemeente Teylingen

Vastgesteld op 31-10-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bergamolaan - 's Gravendamseweg, Voorhout met identificatienummer NL.IMRO.1525.BP2018TEY01054-VG01 van de gemeente Teylingen;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.6 bestaand

  1. a. bij bebouwing: een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  2. b. bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan ter inzage is gelegd.

1.7 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.13 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.14 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.15 openbaar water

alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar zijn of direct aansluit op openbaar gebied.

1.16 speelvoorziening

Alle voorzieningen, die uitnodigen om te spelen en te ontmoeten. Naast speeltoestellen zijn dit ook skatebanen, al dan niet verharde trapveldjes en hiermee vergelijkbare voorzieningen.

1.17 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.18 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bouwwerk geen gebouw zijnde

een bouwkundige constructie van enig omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Bij ondergronds bouwen: vanaf peil tot aan de bovenkant van de laagst gelegen afgewerkte vloer onder peil van een bouwwerk/gebouw.

2.2 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water en voet- en fietspaden;
  2. b. natuurlijke speelvoorziening;
  3. c. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden, hellingbanen, opritten,bermen, bruggen, viaducten en duikers;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, wegmeubilair, duikers, speelvoorzieningen en kunstwerken.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding, viaducten, bruggen of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. De bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 m.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding en oevers;
  2. b. bruggen, duikers en steigers.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

6.3 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2. Deze vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld in lid a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Parkeren en laden of lossen

  1. a. Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden en bouwwerken, voor zover die zijn ingericht voor parkeren ter uitvoering van het gemeentelijk parkeerbeleid, voor ander gebruik dan parkeren;
  2. b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a.:
    1. 1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
    2. 2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      • een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
      • een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkerenen/of en laden of lossen.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6, van de Wet ruimtelijke ordening, is de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.

12.2 Parkeren en laden of lossen

  1. a. Een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid, zoals dat geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt of zal worden aangebracht.
  3. c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en/of b.:
    1. 1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
    2. 2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      • een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
      • een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkerenen/of en laden of lossen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met ten hoogste 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bergamolaan - 's Gravendamseweg, Voorhout van de gemeente Teylingen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het kader van het voornemen van de gemeente Teylingen en de Provincie Zuid Holland om de kruising Bergamolaan-N443 ('s Gravendamseweg) te herinrichten wordt een nieuw bestemmingsplan "Bergamolaan - 's Gravendamseweg, Voorhout" opgesteld. De aanleiding, van het opstellen van een nieuw bestemmingsplan, is inhoudelijk van aard. De kruising van de Bergamolaan en de N443 wordt als onveilig beschouwd. Dit heeft te maken met een gebrek aan zichtlijnen wanneer de weggebruiker vanaf de Bergamolaan afslaat naar de N443. Deze situatie heeft geleid tot verschillende klachten vanuit de gebruikers en omwonenden aan de Provincie Zuid-Holland. De watergang de Molentocht wordt, in het kader van de herinrichting van de Bergamolaan, verlegd. Daarnaast is de gemeente Teylingen voornemens een natuurlijke speelvoorziening voor kinderen te ontwikkelen.

1.2 Ligging Plangebied

Het voorliggende "bestemmingsplan Bergamolaan - 's Gravendamseweg, Voorhout" omvat het perceel dat is weergegeven op Figuur 1.1. Het plangebied wordt in het noordelijk deel begrensd door zowel de Bergamolaan als de N443. Het zuidelijk deel van het plangebied wordt begrensd op de insteek van het talud van de nieuw aan te leggen watergang (zie figuur 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2018TEY01054-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Het nieuwe bestemmingsplan Bergamolaan - 's Gravendamseweg, Voorhout vervangt (gedeelten van) het thans vigerende bestemmingsplan. Het betreft:

Bestemmingsplan Landelijk gebied 2004 Vastgesteld op 16 december 2004
Bestemmingsplan Buitengebied Teylingen Vastgesteld op 30 april 2015

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied ligt in de hoek van de Bergamolaan en de N443. Het gebied maakt, met uitzondering van de infrastructuur (Bergamolaan en N443) en de watergang (Molentocht), in de bestaande situatie onderdeel uit van het perceel, kadastraal bekend als kadastrale gemeente Teylingen, sectie A, nummer 6540.

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit de kruising van de Bergamolaan en de N443, de watergang (Molentocht) en een gedeelte van een agrarisch perceel.

De Bergamolaan is een (doodlopende) erftoegangsweg die 16 adressen ontsluit naar de N443. De Bergamolaan heeft geen doorstroomfunctie. De N443 is een provinciale weg tussen de dorpen Noordwijkerhout en Sassenheim. Voor de N443 geldt een snelheidslimiet van 60 km/u en heeft een doorstroomfunctie. De watergang de Molentocht is een onderdeel van het polderlandschap van de gemeente Teylingen. De watergang heeft een cultuurhistorische waarde, omdat deze in het verleden fungeerde als watergang naar de Korenmolen “de Speelman”. Het agrarische perceel wordt gebruikt voor akkerbouw.

De directe omgeving van het plangebied bestaat voornamelijk uit agrarische grond, bedrijven en woningen. De bedrijven in de omgeving zijn hoofdzakelijk gespecialiseerd in bloembollenteelt. De woningen in de directe omgeving hebben een karakteristieke, dorpse, uitstraling en zijn hoofdzakelijk gebouwd tussen 1900 en 1925.

De kruising van de Bergamolaan naar de N443 kan in de huidige situatie als onveilig worden beschouwd. De woning aan de 's-Gravendamseweg 3 belemmert het zicht wanneer een weggebruiker vanaf de Bergamolaan wil afslaan naar de N443. Deze situatie heeft tot gevolg dat de weggebruiker onvoldoende zicht heeft op zowel de N443 als het daaraan parallel gelegen fietspad, waardoor gevaarlijke verkeerssituaties kunnen ontstaan. De situatie is ter verheldering weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2018TEY01054-VG01_0002.jpg"

Figuur 2.1 Referentiebeeld verkeerssituatie

2.2 Toekomstige Situatie

In de toekomstige situatie wordt de Bergamolaan heringericht. In figuur 2.2 is het verkeerskundig ontwerp weergegeven. De aansluiting van de Bergamolaan op de N443 wordt, in het kader van het verbeteren van de verkeersveiligheid, circa 27 m in zuidoostelijke richting verplaatst. Hierdoor vormt de woning aan de 's-Gravendamseweg 3 geen belemmering van het zicht op de N443 en het parallel daaraan gelegen fietspad. Het fietspad wordt, ter hoogte van de aansluiting Bergamolaan-N443, omgelegd. Deze maatregel komt ten goede aan de verkeersveiligheid van de (brom)fietser.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2018TEY01054-VG01_0003.png"

Figuur 2.2 Verkeerskundig ontwerp

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2018TEY01054-VG01_0004.png"

De residuele grond die ontstaat door de verlegging van een gedeelte van de Bergamolaan wordt, in de toekomstige situatie, gebruikt voor de ontwikkeling van 13 parkeerplaatsen. Bij de daadwerkelijke aanleg van de parkeervoorziening wordt rekening gehouden moeten met het aanwezige transformatorhuisje.

De watergang de Molentocht wordt, om de herinrichting van de Bergamolaan mogelijk te maken, deels omgelegd. Zoals weergegeven op figuur 2.2 wordt de Molentocht via een bocht aan de zuidelijke zijde van het plangebied, door middel van een duiker, verbonden met de watergang aan de overzijde van de N443. Deze ontwikkeling heeft een toename van het wateroppervlak tot gevolg.

De ruimte tussen de Bergamolaan en het talud van de Molentocht wordt ontwikkeld tot natuurlijke speelvoorziening. Op dit perceel van circa 360m², weergegeven in figuur 2.3, wordt een groen, verwilderd landschap gecreëerd waar kinderen door middel van natuurlijke elementen kunnen recreëren in het groen. Er is geen sprake van speeltuintoestellen. Het ontwerp van de speelvoorziening wordt middels participatiesessies met belanghebbenden vormgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2018TEY01054-VG01_0005.png"

Figuur 2.3 Locatie speelvoorziening

2.3 Conclusie

De herinrichting van de Bergamolaan geeft een positieve impuls aan de verkeersveiligheid van de kruising Bergamolaan-N443. Daarnaast voegt de natuurlijke speelvoorziening waarde toe aan het plangebied en haar omgeving. Er is optimaal rekening gehouden met de omliggende bebouwing, het milieu en de belangen van stakeholders. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening. In de navolgende hoofdstukken wordt dit nader onderbouwd.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Planvorm

Dit hoofdstuk bespreekt de wijze waarop het ruimtelijk en functioneel beleid voor het plangebied in het bestemmingsplan is vertaald. Aangezien het planvoornemen de herinrichting van de Bergamolaan en omgeving mogelijk maakt, betreft dit een ontwikkelgericht bestemmingsplan.

3.2 Opbouw Van Het Bestemmingsplan

Voor de opbouw van het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van het handboek bestemmingsplannen Teylingen. Het bestemmingsplan bestaat uit regels en een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De regels zijn zodanig opgesteld dat wordt aangesloten bij de door de gemeente Teylingen gehanteerde standaardregels uit het handboek (versie 2.7). Daarnaast is de juridisch-planologische regeling waar nodig afgestemd op de specifieke situatie.

De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding omvat de gronden die voor de ontwikkeling van het plan van belang zijn. De keuze van de bestemmingen en de situering van de bestemmingsvlakken zijn gebaseerd op de huidige ruimtelijke situatie en de gewenste functies. Voorts sluit de opzet van de verbeelding aan op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

De regels bepalen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden.

De regels bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. inleidende regels;
  2. 2. bestemmingsregels;
  3. 3. algemene regels;
  4. 4. overgangs- en slotregels.

In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridisch plangedeelte, fungeert de toelichting wel als interpretatiekader voor de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.

3.3 Opzet Van De Regels

3.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor sommige begrippen worden in de SVBP2012 standaard omschrijvingen gegeven. Deze zijn overgenomen.

Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

3.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Het stramien voor de bestemmingsplanregels is vastgelegd in de SVBP 2012. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Een bestemming hoeft niet alle elementen te bevatten. Dit kan per bestemming verschillend zijn. Onderstaand worden de, in het bestemmingsplan aanwezige, bestemmingen toegelicht.

Enkelbestemmingen:

Artikel 3 Groen

Groenelementen en groenstructuren zijn bestemd als 'Groen'. Deze gronden zijn bedoeld voor groen, water, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en nutsvoorzieningen.

Artikel 4 Verkeer

De aanwezige openbare wegen in het plangebied zijn bestemd als 'Verkeer'. Het gaat daarbij om de Bergamolaan en voet- en fietspaden. De bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, perkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, wegmeubilair, duikers, speelvoorzieningen en kunstwerken worden eveneens toegestaan.

Artikel 5 Water

De watergang 'De Molentocht' is bestemd als 'Water'. Deze gronden zijn bedoeld voor watergangen, (water ten behoeve van de waterhuishouding en oevers), bruggen, duikers en steigers.

Dubbelbestemmingen:

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

3.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Het hoofdstuk Algemene regels omvat zes artikelen:

Anti-dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Voorts is een regeling opgenomen om te voorkomen dat bouwwerken die legaal tot stand zijn gekomen, maar qua maatvoering niet geheel in overeenstemming zijn met het voorliggende bestemmingsplan, worden 'wegbestemd'.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn regels opgenomen over het gebruik van de gronden in het plangebied voor parkeren.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

Algemene procedureregels

In dit artikel zijn regels opgenomen over de te doorlopen bestemmingsplanprocedure, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.

Overige regels

Enerzijds is in dit artikel bepaald dat wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. In dit artikel is tevens een regeling opgenomen om voldoende parkeergelegenheid binnen het plangebied te garanderen.

3.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bestaat uit twee artikelen:

Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wabo, overgenomen. Het betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig bij een omgevingsvergunning worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.

Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen, zoals voorgeschreven in het Bro. Deze regel geeft aan hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk gaat in op de beleidskaders van de verschillende overheden die van invloed kunnen zijn op de herontwikkeling van het plangebied.

4.1 Nationaal Beleid

Wet ruimtelijke ordening (Wro) / Besluit ruimtelijke ordening (Bro), 2008

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden. Zowel rijk, provincies als gemeenten hebben de bevoegdheid om ruimtelijke plannen op te stellen. Hiervan is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument.

Als ruimtelijk toetsingskader worden door rijk, provincies en gemeenten structuurvisies vastgesteld. Deze structuurvisie's worden op elkaar afgestemd en gelden als uitgangspunt gelden voor bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen, inpassingsplannen en omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Een gemeente kan daar alleen van afwijken indien er een goede motivering voor is. Rijk en provincies kunnen kaders stellen waarbinnen gemeenten kunnen opereren, met zogenoemde reactieve en proactieve aanwijzingen.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Wro verder uitgewerkt ten behoeve van de uitvoering. Onder andere bevat het Bro bepalingen over de verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('elektronisch') beschikbaar te stellen. Alle ruimtelijke plannen zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Ook bevat het besluit gedetailleerde bepalingen over de vormgeving en inhoud van ruimtelijke plannen, overgangsrecht voor bestaande gebouwen, bouwwerken of bestaand gebruik, de procedure voor het afhandelen van een planschadeverzoek en bepalingen over het exploitatieplan en subsidieregelingen.

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is 'de Ladder voor Duurzame Verstedelijking' daaraan toegevoegd. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft, als motiveringseis, een wettelijke verankering gekregen. Op 1 juli 2017 is de wet over de Ladder voor Duurzame Verstedelijking gewijzigd. Waar voorheen getoetst moest worden aan “de 3 treden”, wordt sinds 2017 enkel getoetst of er sprake is van een behoefte aan de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkelingen en in hoeverre die behoefte kan worden voorzien in bestaand stedelijk gebied door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. De Ladder is een instrument waarmee tot een gebalanceerde regionale ontwikkeling kan worden gekomen.

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De afweging is van toepassing op wonen, werken, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen. Doordat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, kan de ladder in dit bestemmingsplan buiten beschouwing gelaten worden. De ladder wordt, in het vervolg van de bestemmingsplantoelichting buiten beschouwing gelaten.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de Wro en Bro. Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor uitvoering van voorliggend plan.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) /Besluit omgevingsrecht (Bor), 2010

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft ca. 25 regelingen geïntegreerd. Bouw-, milieu-, natuur- en monumenten-vergunningen, zijn opgegaan in één vergunning, de omgevingsvergunning. Burgers en ondernemers krijgen te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld.

Voor de uitvoering van de Wabo zijn regels uitgewerkt in het Besluit Omgevingsrecht (Bor). In dit besluit is vastgelegd voor welke activiteiten omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd, onder welke voorwaarden en wat de relatie is met het bestemmingsplan. Nieuwe bestemmingsplannen dienen te worden afgestemd op de bepalingen en terminologie in Wabo en Bor.

Conclusie

Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor uitvoering van voorliggend plan. De bepalingen in de Wabo en het Bor worden gedurende het proces opgevolgd.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), 2012

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Deze structuurvisie vormt de uitwerking van de ambities van het Rijk, op basis van haar verantwoordelijkheden, in rijksdoelen en daarmee samenhangende nationale belangen op het gebied van een samenhangend ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. Het Rijk heeft tot doel Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te maken in een periode van economische conjunctuurschommelingen, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Aanleiding voor het vaststellen van de visie is de constatering dat het voorheen geldende ruimtelijke Rijksbeleid onvoldoende bijdroeg aan het behalen van deze doelen, onder meer door het veroorzaken van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving en een te sectorale blik op vraagstukken. Om dit te keren, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies.

Het Rijk onderscheidt thans nog dertien nationale belangen; uitsluitend op basis van deze belangen intervenieert het Rijk in de ruimtelijke ordening. Een groot deel van deze belangen leidt tot het reserveren van ruimte voor functies. Dit betreft dan bijvoorbeeld het reserveren van ruimte voor waterberging, militaire activiteiten en de uitbreiding van het hoofdwegennet. Deze belangen zijn vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). Het plangebied van het voorliggende bestemmingplan is niet gelegen in een gebied waarvoor van Rijkswege een ruimtereservering geldt.

Conclusie

De ontwikkeling is als relatief kleinschalig aan te merken; geen van de onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is van directe invloed op de ontwikkeling. Het plangebied is niet gelegen in een gebied waarvoor van rijkswege een ruimtereservering geldt. Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.

Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro), 2012

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, is op 1 oktober 2012 volledig in werking getreden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn, met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. En nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen 3 jaar in de bestaande bestemmingsplannen worden verwerkt. In het Barro zijn voorlopig zes "projecten" beschreven:

  • Mainport ontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en Waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Binnenkort zullen nog volgen:

  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • Ektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Ecologische hoofdstructuur;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJselmeergebied.

Op termijn volgt, blijkens publicaties van de Rijksoverheid, een onderwerp "duurzame verstedelijking".

Conclusie

Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt met onderhavig bestemmingsplan die in strijd zijn met één van de nationale belangen. Onderhavige ontwikkeling is dus in overeenstemming met het Barro.

Waterwet, 2009

De Waterwet van 2009 stelt de watersysteembenadering centraal en integreert acht bestaande wetten voor waterbeheer. De wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en regelt de juridische implementatie van Europese richtlijnen (o.a. Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico's).

De Waterwet kent één watervergunning. Met het wegvallen van vergunningen treedt een belangrijke wijziging op in de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en de waterbeheerder (Rijkswaterstaat of waterschap). Diverse activiteiten zoals bouwen en gebruik van de gronden zijn in, op grond van het waterbeleid, beschermde gebieden aan een watervergunning gebonden.

In de Watertoets van bestemmingsplannen (vooroverleg artikel 3.1.1 Bro) wordt bezien of de voorgenomen ingrepen in het watersysteem (juridisch) gefaciliteerd kunnen worden. Dat wil dus zeggen: of aannemelijk is dat vergunningen kunnen worden verleend, dat de noodzakelijke peilbesluiten (of peilvergunningen) genomen zullen worden en dat nieuwe waterstaatswerken in de legger kunnen worden opgenomen. Dit wordt meegenomen in het wateradvies.

Formeel gezien staan vergunningen en andere besluiten los van de watertoets. Het kan voorkomen dat regels uit het bestemmingsplan, zoals gebruiksregels, aanlegregels of bebouwingsregels, hetzelfde luiden en dezelfde belangen beschermen als watervergunningsregels op grond van de keur. Deze samenloop van regelgeving is in beginsel alleen toelaatbaar als de bestemmingsplanregels een ruimer belang dienen dan alleen het waterstaatkundig belang.

Conclusie

Er wordt, in het kader van de ontwikkeling (omdat het een A- watergang betreft), een watervergunning aangevraagd. Daarnaast wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de watertoets.

4.2 Provinciaal Beleid

Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit, 2014

De structuurvisie 'Visie Ruimte en Mobiliteit' (hierna 'de Visie') speelt meer in op de structurele veranderingen in de samenleving, de economie en het milieu, waarvan de uitkomsten nog onzeker zijn. Daarom is er sprake van een combinatie van zowel flexibiliteit als duidelijkheid in de vorm van randvoorwaarden en kaders. De Visie is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen voor onderdelen.

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

  • Beter benutten en opwaarderen: De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Steden bieden nog volop kansen om te bouwen en te verbouwen. Daardoor kan het landelijk gebied open blijven. Gemeenten stellen regionale visies voor woningen en kantoren op. Op deze wijze wil de provincie het overschot aan kantoren terugdringen en het tekort aan woningen voor bepaalde segmenten kleiner maken.
  • Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht): Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.
  • Versterken ruimtelijke kwaliteit: De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.
  • Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving: In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Programma ruimte, 2014

Het Programma ruimte is parallel aan de Visie Ruimte en Mobiliteit, het Programma mobiliteit en de Verordening ruimte 2014 opgesteld. De Visie Ruimte en Mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk-relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma ruimte, dat dezelfde vier rode draden hanteert als de Visie Ruimte en Mobiliteit.

Programma mobiliteit, 2014

In het programma mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma mobiliteit kent een grotere dynamiek dan de visie. Deze kan elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de Structuurvisie Ruimte en Mobiliteit, maar dusdanig kleinschalig van aard dat niet gesproken kan worden van een "bijdrage aan de beleidsdoelstellingen". Het beleid vormt geen belemmering voor uitvoering van voorliggend plan.

Verordening ruimte, 2014

De Verordening ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen. Het plangebied heeft de aanduiding bollenteeltgebied in de Verordening ruimte. Voor deze aanduiding geldt dat de gronden gebruikt mogen worden voor bollenteeltbedrijven, bestaande gemengde bollenteelt- en glastuinbouwbedrijven en bestaande stekbedrijven toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen. Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, anders dan bollenteelt, moet voorzien worden in een compensatie in het bollenteeltgebied.

Conclusie

Het plangebied heeft de aanduiding bollenteeltgebied. De ruimtelijke ontwikkeling is zeer kleinschalig van aard. Daarnaast heeft de ontwikkeling betrekking op het gedeeltelijk verleggen/herinrichten van een bestaande weg en watergang. Het plangebied is te classificeren als "voorzieningen behorende bij het bollenteeltgebied". Er is geen sprake van een zwaarwegend provinciaal belang. De Verordening Ruimte vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Beleidsvisie groen, 2012

Door de veranderende maatschappelijke behoeften, decentralisatie van rijkstaken (voor groen) en de rijksbezuiniging op het lopende investeringsbudget Landelijk Budget besloot de Provincie Zuid Holland een beleidsvisie groen op te stellen. Hierin is de visie van de provincie op de ontwikkeling van de groene ruimte in Zuid-Holland verwoord. De Beleidsvisie Groen geeft aan wat het huidige college van de provincie Zuid-Holland de komende drie jaar – met een doorkijk naar 2025 – de groene ruimte wil bereiken en gaat doen. Hierin staan concrete maatregelen, maar ook vraagstukken die het college nog verder Uitwerkt.

Voorop staat eerst de afronding van het programma Recreatie om de Stad en de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur, De Beleidsvisie Groen is het provinciale beleidskader voor de thema's natuur, recreatie, landbouw en landschap. Naast de Beleidsvisie Groen stelt de provincie het Uitvoeringsprogramma Groen op, dat jaarlijks kan worden bijgesteld. In het Uitvoeringsprogramma staat de programmering van de projecten.

In hoofdzaak is de visie van de provincie Zuid-Holland gericht op de verschillende functies in de groene ruimte (water, cultuurhistorie, natuur, recreatie en landbouw) en hoe deze de komende jaren nog meer gekoppeld kunnen worden om de provinciale doelen te kunnen halen. Meervoudig ruimtegebruik en slimme koppelingen zijn daarom het uitgangspunt. De komende jaren ligt minder de nadruk op nieuwe groengebieden, maar meer op netwerken waarbij de kwaliteiten van het landschap behouden blijven. Daarnaast is de kwaliteitsverbetering van de bestaande groengebieden een belangrijk aandachtspunt.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de Beleidsvisie groen, maar dusdanig kleinschalig van aard dat niet gesproken kan worden van een "bijdrage aan de beleidsdoelstellingen". Het beleid vormt geen belemmering voor uitvoering van voorliggend plan.

4.3 Regionaal Beleid

Regionale structuurvisie Holland Rijnland 2020, 2009

Op 24 juni 2009 is de Regionale StructuurVisie 2020 (RSV) door Holland Rijnland vastgesteld. De RSV verankert de intergemeentelijke afspraken in een ruimtelijke vertaling naar 2020 met een doorkijk naar 2030.

De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven.

Met de visie worden de volgende kerndoelen nagestreefd:

  • Holland Rijnland is een top woonregio;
  • Leiden vervult een regionale centrumfunctie;
  • Concentratie stedelijke ontwikkeling;
  • 'Groenblauwe kwaliteit' staat centraal;
  • De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open;
  • Kennis en Greenport;
  • Verbetering van de regionale bereikbaarheid.

Conclusie

De Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020 heeft in zeer beperkte mate betrekking op de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling draagt bij aan een 'groenblauwe' kwaliteit. Het effect op de regio is echter minimaal.

Regionale Agenda Omgevingsvisie 2040 Hart van Holland, 2017

Teylingen is één van de tien gemeenten in de regio Het Hart van Holland die samen een regionale agenda omgevingsvisie 2040 hebben opgesteld. Het is gemaakt in de geest van de Omgevingswet en beschrijft ontwikkelingen en ambities voor de regio. Het is een van de tien Nationale pilots Omgevingsvisie.

Het opgestelde ruimtelijk kader bestaat uit vijf elementen:

  • Gezonde lucht;
  • Verstedelijking rondom de Oude Rijn;
  • Behoud en versterking van open, robuuste en onderling verbonden landschappen die doorlopen tot aan de oevers van de Oude Rijn;
  • Voortreffelijke bereikbaarheid, zonder dat de leefomgeving daaronder lijdt.
  • Draagkrachtige bodem.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling draagt minimaal bij aan de Regionale Agenda Omgevingsvisie 2040 Hart van Holland. De ontwikkeling heeft geen directe relatie met één van de vijf elementen uit de Regionale Agenda Omgevingsvisie. Het beleid vormt echter geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Waterbeheerplan, 2016

Het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland, geldig voor de periode 2016-2021, is vastgesteld door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen.

Het nieuwe WBP is gestructureerd rondom vier aspecten:

  • Waterveiligheid: De inwoners en bedrijven zijn goed beschermd tegen overstromingen vanuit zee en de rivieren.
  • Voldoende Water: Er is voldoende water. Niet te veel en niet te weinig, passend bij de functie.
  • Schoon en gezond water: Rijnlands water is schoon, de kwaliteit van het water past bij de functies.
  • Waterketen: het afvalwater wordt optimaal gezuiverd en de grondstoffen hergebruikt.

Watertoets

Een zogenaamde "watertoets", uitgevoerd door de waterbeheerder het Hoogheemraadschap van Rijnland, is gewenst bij de opstelling van de bestemmingsplannen. De watertoets vormt een bindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen.

Conclusie

De herinrichting van de Molentocht in de voorgenomen ontwikkeling is in lijn met het Waterbeheerplan.

Keur en beleidsregels, 2015

Op 11 maart 2015 heef het bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland een nieuwe Keur en daarbij behorende uitvoeringsregels vastgesteld. Deze regels treden per 1 juli 2015 werking.

De “Keur en Beleidsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De handelingen die invloed hebben op het functioneren van het watersysteem wordt gereguleerd via een zorgplicht, algemene regel, vergunningplicht of een absoluut verbod.

Deze Keur is vastgesteld na een grootschalige dereguleringsslag waardoor het uitgangspunt 'ja, tenzij' wordt gebruikt. In beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. Indien dat het geval is, zijn er nadere regels voor die handelingen vastgesteld. Nadere regels zijn voorschriften van een algemene regel of voorwaarde waaronder een vergunningplichtig(e) werk of handeling wordt toegestaan. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Bepalingen van de Keur en de Beleidsregels horen niet in bestemmingsplan te worden vertaald, om dubbele regelgeving te voorkomen.

Conclusie

De ontwikkeling moet worden getoetst aan de Keur en Beleidsregels van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Dit is weergegeven in Hoofdstuk 6. De Keur en beleidsregels zijn geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Teylingen 2030, 2015

De Structuurvisie 2030 Duurzaam Bloeiend! werd op 25 juni 2015 door de gemeenteraad van Teylingen vastgesteld en is in belangrijke mate een vertaling van de Toekomstvisie 'Vitaal en vernieuwend' uit 2008 en de Strategische visie 2040. De structuurvisie heeft als doel om een samenhangend ontwikkelingskader te bieden voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op hoofdlijnen tot 2030 vanuit een duidelijke stip op de horizon: Teylingen gaat duurzaam bloeien.

De leidende principes voor de structuurvisie zijn:

  • Teylingen kiest voor een duurzame ontwikkeling van de gemeente;
  • Teylingen versterkt de ruimtelijke kwaliteit van de drie kernen en het buitengebied;
  • Teylingen verbetert de sociaal-economische vitaliteit in de drie kernen en het buitengebied;
  • Teylingen zet zich in voor een vitale Greenport Duin- en Bollenstreek;
  • Ambities en keuzes stemt de gemeente steeds zo goed mogelijk af in regionaal verband, zodat het beleid elkaar versterkt.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling draagt onder andere bij aan een duurzame ontwikkeling van de gemeente en een versterking van de ruimtelijke kwaliteit het buitengebied. De structuurvisie Teylingen vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

Groenbeleidsplan, 2007

De gemeente Sassenheim heeft in 2007 een groenbeleidsplan vastgesteld. Na de fusie van de gemeenten Voorhout, Warmond en Sassenheim tot de gemeente Teylingen, heeft de nieuwe gemeente dit beleid overgenomen. De huidige groenkwaliteit voldeed niet aan de verwachtingen. Daarom zijn in het Groenkwaliteitsplan keuzes gemaakt voor de gewenst kwaliteitsimpuls van het openbare groen. De kwaliteitskeuzes en doelen van de gemeente worden in dit plan vertaald naar concreet beleid.

Om de kwaliteit van het groen te verbeteren, heeft de gemeente in overleg met burgers gekozen voor het scenario Reële kwaliteitsverbetering. Dit houdt in dat er een aanzienlijke verbetering van de groenkwaliteit ten opzichte van de huidige situatie moet komen. Voor de inrichting van de openbare ruimte zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • Een hoogwaardig ingericht centrum (meer sierwaarde).
  • Meer sierwaarde in woongebieden (vooral buurtcentra en wijkentrees).
  • Hoofdwegen en groengebieden functioneel ingericht.
  • De bedrijventerreinen sober ingericht, met functioneel groen.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling draagt met name bij aan de doelstelling "hoofdwegen en groengebieden functioneel ingericht". Zowel de herinrichting van de Bergamolaan als de toevoeging van de natuurlijke speelvoorziening dragen bij aan een functionele inrichting van het plangebied.

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan 2010- 2020, deelnota 3 verkeersveiligheid, 2009

Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2010-2020 is opgebouwd uit een hoofdnota met 5 deelnota's waarin een verkeersthema is uitgewerkt. Deelnota 3 heeft betrekking op de verkeersveiligheid in de gemeente Teylingen. De deelnota beschrijft knelpunten, verkeerveiligheidsonderzoek en oplossingsrichtingen voor beleid op basis van de knelpunten.

Uit de ongevallenanalyse blijkt dat met name op de ’s- Gravendamseweg (N443) tussen de Bergamolaan en de spoorwegovergang ongevallen plaatsvinden. Fietsers ervaren de oversteekmogelijkheden op de N443 daarnaast als onveilig.

De verbetervoorstellen die de gemeente Teylingen in haar beleid stelt tot 2020 zijn:

  • Terugdringen aantal doden en gewonden
  • Kwetsbare doelgroepen en aanpak gelijkwaardige kruisingen in 30 km/h-gebieden
  • Aanpak ongevallenconcentraties provinciale wegen
  • Aanleg Rotondes versus VRI
  • Aanpak voorrang op rotondes
  • Verbetering verkeersveiligheid Jacoba van Beierenweg
  • Aanpak inrichting wegen conform gewenste wegcategorie
  • Aanpak oversteeklocaties langzaam verkeer
  • Aanpak verkeersveiligheid rond scholen
  • Gedragsbeïnvloeding en educatie

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling draagt direct bij aan de doelstelling van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan 2010-2020. De ontwikkeling biedt een oplossing voor de verkeersonveiligheid op de N443 ter hoogte van de Bergamolaan.

Parkeernota Teylingen, 2014

Uit het door de gemeenteraad op 4 februari 2010 vastgestelde Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan 2010-2020 (GVVP) is de Parkeernota Teylingen 2010 voortgekomen. Naast het parkeerbeleid, vastgelegd in de deelnota Parkeren van het GVVP, zijn met deze Parkeernota ook parkeernormen vastgelegd die van toepassing zijn op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. De parkeernota Teylingen 2014 is een uitbreiding op de nota uit 2010. De nota heeft als doel het handhaven van een prettige en leefbare leefomgeving door basis van recente ontwikkelingen en inzichtichten een actueel toetsingskader op het gebied van parkeren te bieden. In de parkeernota 2014 zijn eveneens parkeernormen voor fietsen opgenomen.

Er geldt, in de gemeente Teylingen, geen parkeernorm voor een speelvoorziening in de buitenlucht. De parkeerplaatsen worden hoofdzakelijk ten behoeve van het verhogen van de parkeercapaciteit van de omliggende bebouwing gerealiseerd. De beoogde ontwikkeling draagt dus bij aan de normen die gesteld worden in het beleid.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de parkeernota Teylingen 2014. Er wordt parkeercapaciteit ten behoeve van de omliggende bebouwing toegevoegd. De parkeernota Het beleid vormt daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het planvoornemen passend is binnen het gestelde in het nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 5 Programma

Het voorliggende bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het programma van de ontwikkeling. In Hoofdstuk 4 is reeds geconcludeerd dat het vigerende Rijks-, Provinciaal-, Regionaal-, en Gemeentelijk beleid in zijn algemeenheid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling per thema getoetst aan het vigerende beleid. Gezien de kleinschaligheid heeft de ontwikkeling geen directe relatie met het Rijksbeleid en Provinciaal beleid. In dit hoofdstuk wordt uitsluitend getoetst aan het gemeentelijk-, en regionaal beleid. Er zijn twee thema's aanwezig in dit bestemmingsplan: 'groen en water' en 'verkeer'.

5.1 Groen En Water

In de bestaande situatie bestaat het plangebied uit agrarische landbouwgrond en de watergang de Molentocht. In de beoogde ontwikkeling wordt de watergang verlegd, ten behoeve van de herinrichting van de Bergamolaan en de ontwikkeling van een natuurlijke speelvoorziening. De bestaande en toekomstige situatie zijn nauwkeurig beschreven in Hoofdstuk 2.

De verlegging van de watergang de molentocht en de daaraan grenzende ontwikkeling van de natuurlijke speelvoorziening speelt in op de volgende beleidsdocumenten:

  • Groenbeleidsplan, 2007
  • Structuurvisie Teylingen 2030, 2015
  • Waterbeheerplan, 2009
  • Keur en Beleidsregels, Hoogheemraadschap van Rijnland
  • Regionale structuurvisie Holland Rijnland 2020, 2009

Het Groenbeleidsplan van de gemeente Teylingen ambieert functioneel ingerichte groengebieden. De ontwikkeling draagt hier aan bij. In de Structuurvisie Teylingen 2030 beschrijft de gemeente het doel om de ruimtelijke kwaliteit van zowel de kernen als het buitengebied te versterken. Daarnaast kiest de gemeente Teylingen voor duurzame ontwikkelingen. De ontwikkeling kan, onder andere door de toepassing van de natuurlijke speelvoorziening, wordt geklassificeerd als duurzaam. Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.

In het waterbeheerplan van het Hoogheemraadschap van Rijnland worden verschillende ambities gesteld. Waterveiligheid, voldoende water, schoon water en een goed functionerende waterketen zijn de hoofddoelen. De verlegging van de watergang doet geen afbreuk aan één van de gestelde doelen. In de Keur en beleidsregels stelt het Hoogheemraadschap van Rijnland regels aan aanpassingen in watergangen. Binnen deze ontwikkeling wordt een duiker geplaatst. Hier zal, in het kader van de uitvoering, een maatwerkvoorschrift voor opgesteld moeten worden.

De Regionale structuurvisie Holland Rijnland 2020 stelt de groenblauwe kwaliteit centraal in haar beleid. De herinrichting van de watergang en de aanleg van de natuurvriendelijke speelvoorziening waarborgt de groenblauwe kwaliteit van het gebied.

5.2 Verkeer

De bestemming verkeer geldt in de bestaande situatie voor de Bergamolaan (in huidige positie) en de Provinciale weg N443. In de toekomstige situatie wordt de Bergamolaan, en de kruising met de N443, heringericht ten behoeve van de verbetering van de verkeersveiligheid. Daarnaast wordt er een parkeervoorziening bestaande uit 13 parkeerplaatsen toegevoegd. De bestaande en toekomstige situatie zijn nauwkeurig beschreven in Hoofdstuk 2.

De herinrichting van de Bergamolaan, en de kruising met de N443, ten behoeve van de verkeerveiligheid speelt in op de volgende beleidsdocumenten:

  • Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan 2010- 2020, deelnota 3 verkeersveiligheid, 2009
  • Parkeernota Teylingen, 2014

De herinrichting van de Bergamolaan en de kruising met de N443 speelt in op het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan 2010-2020 (GVVP). Hierin benoemt de gemeente Teylingen knelpunten in het verkeerssysteem en oplossingsrichtingen. De N443 ter hoogte van de Bergamolaan is verkeersonveilig. De verbetering van de verkeersveiligheid levert een directe bijdrage aan de beleidsdoelstellingen van het GVVP.

De beoogde ontwikkeling heeft een indirecte relatie met de Parkeernota Teylingen. Er worden in het plangebied 13 parkeerplaatsen gerealiseerd ten behoeve van omliggende bebouwing. De beoogde ontwikkeling draagt daarom in beperkte mate bij aan de beleidsdoelstellingen uit de Parkeernota Teylingen.

5.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkelingen op beide thema's binnen het vigerende beleid past en, op onderdelen, een bijdrage levert aan de beleidsdoelen. De ontwikkeling speelt hoofdzakelijk in op het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan 2010-2020. De beoogde ontwikkeling draagt slechts in beperkte bij aan de doelstellingen van het overige beleid.

Hoofdstuk 6 Milieuonderzoek

Dit hoofdstuk beschrijft de relevante realiserings- en uitvoeringsaspecten die van invloed kunnen zijn op de herontwikkeling van het plangebied.

6.1 Akoestiek

Toetsingskader

Op basis van artikel 76 van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan als bedoeld in art. 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de waarden als bedoeld in art. 82 t/m 85 van de Wgh in acht te worden genomen, indien dat plan gelegen is in een zone rondom een weg als bedoeld in art. 74 lid 1 Wgh en (het betreffende onderdeel van) dat plan mogelijkheden biedt voor:

  • de realisatie van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen (functies zoals genoemd in art. 1 Wgh en art 1.2 Bgh – het Besluit geluidhinder zoals gewijzigd op 4 april 2012);
  • de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;
  • functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld via afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid).

De onderzoekszone voor wegen zoals bedoeld in art. 74 lid 1 Wgh is afhankelijk van de hoeveelheid rijbanen. Onderstaande tabel geeft hier een overzicht van:

Stedelijk Buitenstedelijk
Aantal rijstroken Aantal meter aan weerszijden van de weg
5 of meer 350 m 600 m
3 of 4 350 m 400 m
1 of 2 200 m 250 m

Artikel 74 lid 2 Wgh regelt dat indien de bovengenoemde ontwikkelingen zijn gelegen binnen een als 'woonerf' aangeduid gebied of in een zone nabij wegen waarvoor een maximum snelheidsregime van 30 km/h geldt, de betreffende waarden niet in acht hoeven te worden genomen. Er is door de Omgevingsdienst West- Holland, een akoestische quickscan uitgevoerd naar het wegverkeer en de speelvoorziening. Daarnaast is er advies voor de aanleg van de speelvoorziening gedaan door GGD Hollands Midden.

Beoordeling

Wegverkeer

De Bergamolaan heeft zowel in de huidige als de toekomstige situatie een maximum snelheidsregime van 30 km/uur. Omdat sprake is van een 30 km/u weg en een toename van minder dan 1,5dB is geen sprake van een reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder. Op grond van Atrikel 74 lid 2 Wgh behoeft de voorgenomen ontwikkeling daarom geen akoestisch onderzoek.

Daarnaast is de Bergamolaan een doodlopende weg. De herinrichting vindt uitsluitend plaats in het kader van een verbetering van de verkeersveiligheid. Er vindt geen toename van het aantal verkeersbewegingen plaats. Ten slotte zorgt de herinrichting van de Bergamolaan in de toekomst voor een grotere afstand tussen de aanwezige geluidgevoelige objecten (woningen) en de weg. Het woon- leefklimaat wordt door de voorgenomen ontwikkeling gewaardborgd, dan wel verbeterd. Uit een quickscan van de Omgevingsdienst West-Holland van 19 november 2018 is gebleken dat het geluidniveau licht afneemt.

Speelvoorziening

In de quickscan van de Omgevingsdienst West- Holland van 19 november 2018 is onderzocht in hoeverre het gebruik van de natuurlijke speelvoorziening voor geluidsoverlast kan zorgen. Uit het onderzoek is gebleken dat de kortste afstand tot de woning/tuin ruim 20 meter bedraagt. De geluidverzwakking over deze afstand bedraagt circa 37dB. Een kinderschrreeuw met een piekbronvermogen van 100dB(A) zal op die afstand een niveau van circa 63dB(A) geven. In de dag- en avondperiode is dit een acceptabel niveau dat niet boven het geluid van een passerende auto uit zal komen.

Daarnaast constateert GGD Hollands Midden dat het geluid van de nabij liggende wegen tot geluidshinder voor de bezoekers van de speelvoorziening kan leiden. Vanwege de korte verblijfsduur wordt niet verwacht dat dit tot gezondheidsklachten zal leiden. Daarnaast wordt het mogelijk geacht dat de nabijheid van het wegverkeer (zicht op het wegverkeer en het geluid van langsrijdende voertuigen) de speelvoorziening minder aantrekkelijk maken.

De GGD adviseert op basis van het bovenstaande de speelvoorziening dusdanig in te richten dat hinder zoveel mogelijk wordt voorkomen. Hier kan in worden voorzien door:

  • Het integreren van een (natuurlijke) geluidswal in het ontwerp;
  • Gebruik maken van groen om de wegen zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken.

Conclusie

De herinrichting van de Bergamolaan en de aansluiting op de N443 heeft geen reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder tot gevolg. De geluidbelasting blijft gelijk of neemt zelfs licht af. Nader akoestisch onderzoek is niet benodigd. De natuurlijke speelvoorziening (op meer dan 20 meter afstand van een woning of tuin) leidt, gezien het te verwachten geluidniveau, eveneens niet tot hinder. In het ontwerp van de natuurlijke speelvoorziening wordt rekening gehouden met het advies van GGD Hollands Midden. Het aspect geluid vormt geen beperking. Het woon-leefklimaat is gewaarborgd.

6.2 Archeologie En Cultuurhistorie

6.2.1 Archeologie

Toetsingskader

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Beoordeling

Er geldt voor het plangebied geen archeologische verwachtingswaarde volgens de archeologische beleidskaart (zie figuur 6.1). Dit houdt in dat een bodemverstoring geen afbreuk doet aan archeologisch waardevolle elementen. Er zal daarom, in het bestemmingsplan, geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen worden voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2018TEY01054-VG01_0006.png"

Figuur 6.1 Archeologische verwachtingskaart

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen archeologische verwachtingswaarde aanwezig is in het plangebied en het aspect archeologie niet nader onderzocht hoeft te worden in het kader van de voorgenomen ontwikkeling.

6.2.2 Cultuurhistorie

In het programma Ruimte van de Provincie Zuid-Holland zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aangewezen in het plangebied. In het gemeentelijke beleid, dat is verwerkt in de Cultuurhistorische Atlas Duin- en Bollenstreek, is de watergang de Molentocht aangewezen als een cultuurhistorisch waardevolle watergang. Echter, gezien de geringe omvang van het gedeelte van de Molentocht die verlegd moet worden (ca. 30 meter van 1850 meter) wordt er geen afbreuk gedaan aan de structuur en functie van de watergang.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de Molentocht in het provinciaal beleid niet als cultuurhistorisch waardevol is aangemerkt. In het gemeentelijke beleid wel. De verlegging van de Molentocht heeft echter een dusdanige geringe omvang dat dit geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde.

6.3 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG uit 2009. Bedrijven zijn hierin opgenomen in een tabel, die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel). Door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Beoordeling

Het plan bevat geen (nieuwe) milieugevoelige functies zoals wonen. De milieuzonering van de bedrijven die aanwezig zijn in de omgeving van het plangebied heeft daarom geen invloed op het plangebied. Omgekeerd veroorzaakt de ontwikkeling geen beperking in de milieuhygiënische mogelijkheden van de bedrijven in de omgeving.

Conclusie

Doordat er geen nieuwe milieugevoelige functies zoals wonen worden voorzien in de beoogde ontwikkeling, is het milieuaspect bedrijven en milieuzonering niet van invloed op de uitvoerbaarheid.

6.4 Bodem

Toetsingskader

Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. Met andere woorden, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan vervolgens worden nagegaan of er vervolgmaatregelen getroffen moeten worden, zoals een nader onderzoek of eventueel een (functiegerichte) sanering.

Beoordeling

Door VanderHelm Milieubeheer B.V. is op 30 januari 2017 een verkennend milieukundig bodemonderzoek en op 6 februari 2017 een waterbodemonderzoek uitgevoerd met als doel inzichting te verkrijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de (water)bodem alsmede het indicatief bepalen van de hergebruikmogelijkheden van de eventueel vrijkomende slib. Het complete onderzoek is als Bijlage 1 bij de toelichting gevoegd. De onderzoeken zijn, middels een quickscan, gecontroleerd door de Omgevingsdienst West-Holland. Onderstaand zijn de conlusies uit de onderzoeken weergegeven.

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd dat er, milieuhygiënisch gezien, geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen werkzaamheden. Tevens wordt geconcludeerd dat:

Verkennend milieukundig bodemonderzoek:

  • In de bodem (grond en grondwater) op de steekproeflocaties maximaal lichte verontreinigingen zijn geconstateerd. De boven- en de ondergrond zijn niet verontreinigd. Het grondwater is licht verontreinigd met barium.
  • De onderzochte grond getoetst aan het Besluit Bodemkwaliteit (indicatief) altijd toepasbaar is;
  • Ingevolge de Wet Bodembescherming nader (asbest)bodemonderzoek en/of het nemen van sanerende maatregelen niet noodzakelijk is;
  • Het funderingsmateriaal dat bestaat uit puin met zand op basis van indicatief onderzoek niet voldoet aan de samenstellingswaarde en niet herbruikbaar is als bouwstof. In het materiaal is geen asbest aangetroffen.

Verkennend milieukundig waterbodemonderzoek:

  • Op basis van de toetsing van baggerspecie (indien mogelijk) verspreidbaar is op de aangrenzende percelen. De baggerspecie is volgens toetsing aan het Besluit Bodemkwaliteit in oppervlaktewater toepasbaar als Klasse A en op of in de landbodem is de baggerspecie toepasbaar als Klasse Industrie.

Conclusie

Op basis van de beschikbare bodemgegevens voor de locatie kan worden geconlcudeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor bodemverontreinigende activiteiten en/of de aanwezigheid van bodemverontreiniging ter plaatse van de ontwikkellocatie. Er is geen aanvullend bodemonderzoek vereist. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. De bodem is geschikt voor de voorgenomen ontwikkeling.

6.5 Ecologie

Toetsingskader

Een ontwikkeling wordt getoetst aan de Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming (Wnb) is een wet van 16 december 2015, houdende regels ter bescherming van de natuur. De Wet natuurbescherming is in werking getreden op 1 januari 2017 en vervangt daarmee het voorheen geldende wettelijke stelsel voor de natuurbescherming, zoals neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

De wet regelt ten eerste de taken en bevoegdheden ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden en planten- en diersoorten. Daarnaast bevat de wet onder meer bepalingen over de jacht en over houtopstanden. In de Wet natuurbescherming is de Europese regelgeving omtrent natuurbescherming, zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG, 30 november 2009) en Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG, 21 mei 1992) als uitgangspunt genomen.

Beoordeling

Door VanderHelm Milieubeheer B.V. is een ecologische quickscan ter plaatse van de Bergamolaan te Voorhout uitgevoerd. Het doel van de quickscan is om te bepalen of rekening dient te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Het volledige onderzoek is als bijlage 2 bij de toelichting gevoegd. Onderstaand zijn de conclusies uit het onderzoek weergegeven.

Uit de ecologische quickscan blijkt dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden rekening dient te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Ten aanzien van beschermde soorten, beschermde gebieden en beschermde houtopstanden kan het volgende worden geconcludeerd:

Beschermde soorten:

Uit de ecologische quickscan blijkt dat de volgende beschermde soorten in het projectgebied aanwezig zijn of kunnen worden verwacht:

  • Vogelrichtlijn: diverse algemene broedvogels en oeverzwaluw (categorie 5) indien er geschikte broedplaatsen ontstaan.
  • Habitatrichtlijn: rugstreeppad.
  • Vrijgestelde soorten: diverse grondgebonden zoogdieren en amfibieën.

In het onderzoeksgebied van de ecologische quickscan is echter de moestuin die aan de overzijde van de N443 gelegen is, meegenomen (zie figuur 6.2). Momenteel wordt deze grond niet meer gebruikt als moestuin. Daarnaast maakt deze grond geen onderdeel meer uit van het plangebied. Derhalve behoeft geen aanvullend veldonderzoek naar de rugstreeppad te worden uitgevoerd. Om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen, zijn diverse maatregelen en vervolgstappen genoemd in het onderzoek (zie daarvoor Bijlage 2). Op basis van het rapport van de Omgevingsdienst West- Holland van 19 november 2018 dienen de volgende maatregelen uitgevoerd te worden:

  • Het treffen van maatregelen ter voorkoming van kolonisatie van het werkterrein door de rugstreeppad (voorkomen van plassen ondiep water door bijvoorbeeld rijsporten).
  • Bij werkzaamheden in het voorjaar en/of de zomer het projectgebied en de directe omgeving ('invloedsfeer van de werkzaamheden') voorafgaand aan de werkzaamheden laten controleren op broedvogels. Indien broedende vogels aanwezig zijn dient door een deskundig ecoloog te worden bepaald of de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder overtreding van de Wet natuurbescherming.
  • Voorkomen dat steile zandwanden in het projectgebied aanwezig zijn waarin oeverzwaluwen kunnen gaan broeden.
  • Bij het dempen van de watergang, dient voorafgaand aan de demping alle aanwezige vis overgeplaatst te worden (ecologische begeleiding).
  • Voldoende zorg in acht nemen voor alle in het wild voorkomende flora en fauna. Aanwezige dieren de tijd gunnen om te kunnen vluchten.
  • Indien men onverwachts strikt beschermde soorten aantreft een deskundig ecoloog raadplegen om af te stemmen hoe een overtreding van de Wet natuurbescherming kan worden voorkomen.
  • Bij twijfel over de aanwezigheid van beschermde soorten de hulp van een deskundige in roepen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2018TEY01054-VG01_0007.png"

Figuur 6.2 Onderzoeksgebied ecologische quickscan, inclusief moestuin

Beschermde gebieden:

Uit de bureaustudie blijkt dat het projectgebied niet gelegen is in een beschermd natuurgebied, NNN of een belangrijk weidevogelgebied. De voorgenomen herontwikkeling leidt daarnaast niet tot externe effecten op Natura 2000- gebieden waardoor vervolgstappen in het kader van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming niet nodig zijn.

Beschermde houtopstanden:

Daar er geen bomen aanwezig zijn in het projectgebied is dan ook geen melding noodzakelijk in het kader van artikel 4.2 van de Wet natuurbescherming.

Conclusie

De voormalige moestuin behoort niet meer tot het plangebied. Er behoeft geen aanvullend veldonderzoek naar de rugstreeppad te worden uitgevoerd. Als er tijdens de werkzaamheden wordt gehouden aan de gestelde maatregelen, wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming en zijn er geen belemmeringen voor het plan.

6.6 Externe Veiligheid

Toetsingskader

In het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht in hoeverre sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteit dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan. Bij de herinrichtingvan een gebied bepalen deze risico's mede de ruimtelijke mogelijkheden. Het plaatsgebonden risico en groepsrisico kan enkel toenemen wanneer een ontwikkeling nieuwe (beperkt) kwetsbare opjecten toestaat.

Beoordeling

Het plangebied bevindt zich direct ten zuiden van de N443. Uit tellingen van de provincie Zuid-Holland (2009) blijkt dat er over de N443 ter hoogte van het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt. De beoogde ontwikkeling maakt een nieuw beperkt kwetsbaar object mogelijk, namelijk de natuurlijke speelvoorziening. Daarnaast zal de natuurlijke speelvoorziening hoofdzakelijk gebruikt worden door jonge kinderen, met een beperkte zelfredzaamheid. Onderstaand wordt ingegaan op de effecten die deze ontwikkeling heeft op het plaatsgebonden- en groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

In de bijlage van de Handleiding Risicoanalyse Transportroutes (HART) is gesteld dat een weg buiten de bebouwde kom geen 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour heeft wanneer het aantal transporten GF3 lager is dan 500 per jaar (24 transporten ter hoogte van het plangebied). Er wordt daarmee voldaan aan de grens- en richtwaarde ten aanzien van het plaatsgebonden risico.

Groepsrisico

In de bijlage van het HART zijn vuistregels opgesteld om de hoogte van het groepsrisico te kunnen benaderen. Uit deze vuistregels volgt dat de combinatie bebouwingsdichtheid en transportintensiteit ter hoogte van het plangebied ertoe leiden dat er sprake is van een groepsrisico dat lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Ook met de voorgenomen ontwikkeling van de speelvoorziening blijft het groepsrisico in de toekomstige situatie lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde.

Verantwoording groepsrisico

Het plangebied maakt de realisatie van een natuurlijke speelvoorziening mogelijk. Het plangebied bevindt zich binnen het invloedsgebied van de transportroute gevaarlijke stoffen, verantwoording van het groepsrisico is daarmee conform het Besluit externe veiligheid transportroutes verplicht. Omdat het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde dienen enkel de elementen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden (beperkte verantwoording).

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin personen in staat zijn zichzelf (zonder hulp van buitenaf) in geval van een calamiteit in veiligheid te brengen. De gebruikers van de speelvoorziening zullen voornamelijk jonge kinderen zijn, personen met een beperkte zelfredzaamheid. Voor ontvluchting van het plangebied is een goede infrastructuur van belang waarbij van de bron af gevlucht kan worden. De wegenstructuur biedt meerdere mogelijkheden om van de risicobron af te kunnen vluchten. Alarmering van de aanwezige personen vindt plaats via het Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS-palen) en NL-Alert. Hoewel de gebruikers van de speelvoorziening voornamelijk beperkt zelfredzame personen betreffen, zijn gezien de aard van de ontwikkeling (kleinschalige speelvoorziening met beperkte verblijfsduur van aanwezigen) en het lage groepsrisico geen aanvullende veiligheidsmaatregelen voorzien.

Bestrijdbaarheid

Bestrijdbaarheid is de mate waarin een rampscenario door de brandweer te bestrijden is. De mate waarin uitvoering aan een aanvalsstrategie kan worden gegeven hangt af van de capaciteit van de brandweer (opkomsttijd en beschikbare blusmiddelen) en de bereikbaarheid van het plangebied (opstelplaatsen). Vanuit de verantwoording groepsrisico stelt de gemeente Teylingen in het kader van de ruimtelijke procedure de Veiligheidsregio Hollands Midden de gelegenheid advies uit te brengen.

Conclusies

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N443. De weg heeft geen 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour. De hoogte van het groepsrisico is lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Verantwoording van het groepsrisico vindt plaats bij de besluitvorming ten aanzien van het ruimtelijk plan.

6.7 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Om de veiligheid in een plangebied te waarborgen is het belangrijk kabels en leidingen in het bestemmingsplan op te nemen, mits deze planologisch relevant zijn. Kabels en leidingen worden aangemerkt als planologisch relevant wanneer er een veiligheidszone geldt. Dit geldt onder andere voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en hoogspanningslijnen.

Beoordeling

Uit het vigerend juridisch planologisch kader blijkt dat er geen sprake is van planologisch relevante kabels en/of leidingen in het plangebied of in de nabije omgeving. De beoogde ontwikkeling voorziet daarnaast niet in de aanleg van nieuwe planologisch relevante kabels en/of leidingen.

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling, omdat er geen planolgisch relevante kabels en/of leidingen aanwezig zijn in het plangebied.

6.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de Wet luchtkwaliteit in beeld te worden gebracht. Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' (Wlk) in werking getreden. Met de Wlk wordt de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. In de Wlk zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht. Met name de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) worden beleidsmatig relevant geacht. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen.

Omdat de speelvoorziening op korte afstand van de N443 en Bergamolaan wordt geplaatst, heeft GGD Hollands Midden advies gedaan over de aanleg van de speelvoorziening in relatie tot luchtkwaliteit.

Beoordeling

In het Besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. De 'regeling niet in betekenende mate bijdragen' kan in sommige situaties worden toegepast. Voor projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen hoeven geen aanvullende maatregelen getroffen te worden. Het project draagt dan niet in betekende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging. Wanneer hiervan sprake is, wordt voldaan aan artikel 5.16 eerste lid, onder c van de Wm en kan een uitgebreid luchtonderzoek achterwege blijven.

De ontwikkeling maakt geen nieuwe (vervuilende) functies mogelijk. Daarnaast is de Bergamolaan een doodlopende weg. De herinrichting veroorzaakt daarom geen toename van de verkeersgeneratie. Er kan daarom geconcludeerd worden dat luchtkwaliteit ten minste gelijk zal blijven. Het woon- en leefklimaat blijft gewaarborgd. De ontwikkeling draagt 'niet in betekenende mate bij' aan de toename van fijnstof en stikstofdioxide.

GGD Hollands Midden beschrijft in haar advies dat kinderen relatief gevoelig zijn voor luchtverontreiniging. Daarbij zullen kinderen door de lichamelijke inspanning als gevolg van het spelen relatief meer lucht in en uitademen. Speelplekken worden, doordat de verblijfsduur over het algemeen korter en minder frequent is dan in woningen of scholen, niet gezien als een gevoelige bestemming, maar wel als object dat extra aandacht verdient. Dit betekent dat het de voorkeur heeft dat een speelvoorziening wordt geplaatst in een zone met goede luchtkwaliteit. Hierbij geldt echter dat wanneer er geen goed alternatief voorhanden is, (hetgeen het geval is) een speelplek op een plek met een minder gunstige luchtkwaliteit beter is dan helemaal geen speelplek.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Tevens is er vanuit luchtkwaliteit sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het advies van GGD Hollands Midden vomt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.

6.9 Water

Toetsingskader

Ieder initiatief moet getoetst worden aan de wet- en regelgeving op het gebied van water. Er wordt getoetst aan de waterveiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit en het beheer en onderhoud van het water. Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling wordt een deel van de watergang de Molentocht verlegd. De Molentocht behoort tot het Hoogheemraadschap van Rijnland en wordt gezien als primaire watergang. Het Hoogheemraadschap stelt verschillende zorg- en vergunningsplichten voor bijvoorbeeld de compensatie die benodigd is wanneer een ontwikkeling zorgt voor toename van het verhard oppervlak.

Beoordeling

Gezien het feit dat de Molentocht door het Hoogheemraadschap van Rijnland als A- watergang is aangewezen, wordt er een watervergunning aangevraagd voor de verlegging van de Molentocht. Onderstaand wordt de verlegging getoetst aan de waterveiligheid, waterkwaliteit en waterkwantiteit.

Waterveiligheid

De verlegging van de Molentocht heeft geen invloed op de waterveiligheid van de omwonenden. Er moet echter rekening gehouden worden met de spelende kinderen in de natuurlijke speelvoorziening. Deze is direct naast de verlegde Molentocht gesitueerd. De waterveiligheid moet bij het ontwikkelen van het stedenbouwkundig ontwerp in acht genomen worden, door te voorzien in een barrière of scheiding tussen het water en de speelvoorziening.

Waterkwaliteit

De verlegging van de Molentocht heeft geen invloed op de waterkwaliteit. Daarbij wordt er een duiker aangelegd, wat de doorstroming van het water mogelijk maakt. Daarnaast dient er rekening gehouden te worden met hemelwater. Het hemelwater dat terechtkomt binnen het plangebied wordt beschouwd als schoon wanneer geen uitlogende materialen (zoals lood, koper, zink en zacht PVC) gebruikt worden. Dit schone hemelwater dient gescheiden van het vuilwater afgevoerd en verwerkt te worden. Het water dat afstroomt in de Molentocht kan als schoon gekenmerkt worden.

Waterkwantiteit

De verlegging van de Molentocht heeft invloed op de waterkwantiteit. Het stroomgebied wordt, als gevolg van de verlegging, groter. Hierdoor neemt de kwantiteit van het water toe.

Daarentegen zorgt de ontwikkeling voor een toename van het verhardingspercentage. Het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland (Keur en Beleidsregels) schrijft voor dat er bij een toename tussen de 500m² en 1000m² moet er 15% van het toegenomen verhard oppervlak aan extra open water worden gerealiseerd, ten behoeve van het afstromen of infiltreren van het hemelwater. De ontwikkeling veoorzaakt een toename van circa 750m² verharding. Het ontwerp is echter dusdanig ingericht dat het hemelwater dat terecht komt op de verharding (dat niet kan infiltreren) kan afstromen naar de Molentocht. Om die reden zijn er geen compenserende maatregelen benodigd.

Beheer en onderhoud

Er geldt een onderhoudsplicht voor de verlegging van de Molentocht conform de "Legger Oppervlaktewateren" van het Hoogheemraadschap van rijnland, te weten:

  • Gewoon onderhoud natprofiel: gemeente Teylingen
  • Buitengewoon onderhoud natprofiel: gemeente Teylingen
  • Onderhoud taluds: gemeente Teylingen

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterkwaliteit. Daarnaast moet er rekening gehouden worden met de veiligheid van de spelende kinderen in het stedenbouwkundig ontwerp. Door een toename van het verhardingspercentage is waterkwantiteit een belangrijk onderwerp. Echter, door de geringe toename van het verhardingspercentage, de afstroommogelijkheden en de algemene toename van het stroomgebied van de Molentocht als gevolg van de verlegging, zijn geen compenserende maatregelen benodigd. Het aspect water vormt, wanneer op het juist wordt verwerkt in het stedenbouwkundig plan, geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

6.10 M.e.r.- Beoordelingsplicht

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een plan (bijvoorbeeld bestemmingsplan) of besluit (bijvoorbeeld de omgevingsvergunning) planMER-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of vormvrij of niet vormvrij m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Het bevoegd gezag dient bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die zouden moeten noodzaken tot het doorlopen van een m.e.r.-procedure. Hierbij dient bevoegd gezag rekening te houden met de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Beoordeling

Er behoeft geen aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling gedaan te worden voor deze ontwikkeling. Het voornemen valt niet onder de C en D-lijst van het Besluit m.e.r. De 's Gravendamseweg (N443) is een tweebaansweg. Deze weg wordt echter niet gewijzigd. Enkel de kruising van de N443 met de Bergamolaan wordt aangepast. Er is daarmee geen sprake van een verlegging of verbreding van bestaande wegen van 2 rijstroken tot 4 rijstroken (of meer). Het aantal rijstroken wijzigt daarnaast niet. Op basis hiervan is in overleg met de Omgevingsdient West-Holland bepaald dat het project niet onder de categorie D-lijst valt.

Er is geen sprake van een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.

Conclusie

Er is geen sprake van een (vormvrije) m.e.r.-plicht. Er zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmignsplan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerp bestemmingsplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie op het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.1 Participatie

In het kader van de ontwikkeling van de natuurlijke speelvoorziening wordt gestart met een participatietraject onder leiding van Speelplan. Gedurende dit traject zal Speelplan, gezamenlijk met de belanghebbenden, een passend en gewenst ontwerp maken voor de natuurlijke speelvoorziening. Daarnaast zal er een algemene informatieavond plaatsvinden, waarin het bestemmingsplan ter inzage ligt, en de plannen worden gepresenteerd.

7.2 Vooroverleg En Inspraak

Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen plegen. Waar nodig, plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het voorontwerp bestemmingsplan wordt voorgelegd aan belanghebbende instanties.

Inspraak

Inspraakreacties

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening gedurende een termijn van 6 weken ter inzage gelegen. Daarnaast is er op 20 februari 2019 een inloopavond gehouden voor bewoners. Gedurende en na de inloopavond zijn er enkele inspraakreacties van bewoners binnengekomen. Deze zijn beantwoord in een Nota van Beantwoording (zie Bijlage 3). De inspraakreacties hebben hoofdzakelijk betrekking op de daadwerkelijke inrichting van de toekomstige situatie en zullen daarom meegenomen worden in het verdere participatieproces. Er zijn geen consequenties voor het bestemmingsplan.

Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de (wettelijke) overlegpartners. Van drie vooroverlegpartners is er een reactie gekomen op het bestemmingsplan. De Gasunie heeft aangegeven akkoord te zijn met het plan. Vanuit de Veiligheidsregio Hollands Midden is de vraag gesteld of de Bergamolaan in de toekomstige situatie voldoet aan de minimale wegafmetingen voor calamiteitenroutes (5 meter breed en een asbelasting van 100 kN). Dit is onderzocht. Er is gebleken dat hier aan wordt voldaan. Er zijn geen consequenties voor het bestemmingsplan.

De Omgevingsdienst West- Holland heeft, op basis van het voorontwerp bestemmingsplan, advies gegeven over de aspecten m.e.r.- beoordeling en externe veiligheid. Zo is aangegeven waarom er geen noodzaak is voor het opstellen van een aanmeldingsnotitie m.e.r.. voor de N433 Het advies is opgevolgd en verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Zienswijzen

Na het wettelijk vooroverleg en de inspraak heeft dit bestemmingsplan gedurende zes weken ter visie gelegd als ontwerp bestemmingsplan. Aan eenieder is de gelegenheid geboden een zienswijze in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend gedurende de ter visielegging.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

De voorgenomen ontwikkeling wordt volledig door de overheid gefinancierd. De kosten voor de herinrichting van de kruising Bergamolaan - N443 (GVVP-V50) wordt voor 50% gefinancierd door de Provincie Zuid- Holland en voor 50% door de gemeente Teylingen. Hiervoor is een overeenkomst tussen de provincie en de gemeente afgesloten. De investeringskosten zijn geraamd op circa €200.000,-. Het bedrag wordt beschikbaar gesteld uit het gereserveerde krediet voor GVVP-V50. De aanleg en het onderhoud van de duikerverbinding wordt volledig gefinancierd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het project is daarmee financieel uitvoerbaar.

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 2 Ecologische Quickscan

Bijlage 2 Ecologische Quickscan

Bijlage 3 Nota Van Beantwoording

Bijlage 3 Nota van Beantwoording