KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Sport
Artikel 4 Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planvorm
1.5 Planproces
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Planvorm
3.2 Systematiek Bestemmingen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Nationaal Beleid
4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
4.3 Waterschap
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.5 Conclusie
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Mer
5.2 Verkeer En Infrastructuur
5.3 Bedrijven- En Milieuzonering
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Luchtkwaliteit
5.6 Archeologie En Cultuurhistorie
5.7 Bodem
5.8 Ecologie
5.9 Water
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Inspraak
6.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Inrichting Sportpark Nieuwe Situatie
Bijlage 2 Bezonningsstudie
Bijlage 3 Ontheffing Provincie December 2017
Bijlage 4 Vormvrije M.e.r Beoordeling
Bijlage 5 Besluit Vormvrije M.e.r.- Beoordeling (Art. 7.19 Wet Milieubeheer)
Bijlage 6 Verkeersonderzoek
Bijlage 7 Akoestiek Onderzoek
Bijlage 8 Akoestiek Onderzoek Handbalvelden
Bijlage 9 Archeologie Onderzoek
Bijlage 10 Ecologie Onderzoek
Bijlage 11 Notitie Stikstofberekening
Bijlage 12 Nader Onderzoek Ecologie, Vleermuizen
Bijlage 13 Waterhuishoudkundige Situatie - Berekening

Uitbreiding sport- en recreatiepark Elsgeest, Voorhout

Bestemmingsplan - Gemeente Teylingen

Vastgesteld op 17-12-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Uitbreiding sport- en recreatiepark Elsgeest, Voorhout' met identificatienummer NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004 van de gemeente Teylingen.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw

een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aangebouwd bijgebouw en overkapping

een bijgebouw of overkapping gebouwd tegen een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en/of tegen een op hetzelfde perceel gelegen aan en/of uitbouw en/óf tegen een ander tegen dit hoofdgebouw gebouwd bijgebouw of overkapping.

1.7 bebouwing

eén of meer bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bestaand

  1. a. bij bebouwing: een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  2. b. bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan ter inzage is gelegd.

1.9 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.20 bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 geluidsbeperkende voorziening

een al dan niet gebouwde voorziening kennelijk bedoeld voor het beperken van geluidhinder, in de vorm van een scherm, muur of gebouw.

1.23 hoofdgebouw

gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is/ die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.24 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.25 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enig omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.27 peil

  1. a. de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer voor gebouwen indien de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer ligt tussen 0 en 0,15 m boven het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein;
  2. b. in alle andere gevallen is dit de bovenkant van het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.28 seizoensgebonden ballonhal

een opgeblazen elastische luchtdichte ruimte, die over een vaste bodemplaat beschikt en die vanaf september tot en met april wordt opgebouwd en gebruikt.

1.29 speelvoorziening

Alle voorzieningen, die uitnodigen om te spelen en te ontmoeten. Naast speeltoestellen zijn dit ook skatebanen, al dan niet verharde trapveldjes en hiermee vergelijkbare voorzieningen.

1.30 sportvoorzieningen

gebouwde en/of ongebouwde voorzieningen ten behoeve van sport.

1.31 uitbouw

een vergroting van een ruimte van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.32 verbeelding

de digitale kaart waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.33 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.34 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan. Zie Figuur 1 in lid 1 van 1.35.1

1.35 FIGUREN

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot bouwperceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel: de rand van het bouwwerk geprojecteerd op het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens het geldende Bouwbesluit.

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een ander daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk zonder wanden, zoals open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde

het overdekte grondoppervlak, dat loodrecht gelegen is onder het dakoppervlak.

2.11 diepte en breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen

De diepte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de achtergevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende achtergevel van het hoofdgebouw. De breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de zijgevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende zijgevel van het hoofdgebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Sport

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - ballonhal': tevens een seizoensgebonden ballonhal;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, fietsvoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water, paden, wegen en overige verkeersvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer te water en oeververbindingen;
  2. b. water ten behoeve van de waterhuishouding en oevers;
  3. c. bruggen, duikers en steigers.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting en bruggen bedraagt ten hoogste 3 m.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen

  1. a. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door:
    1. 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen en veranda's, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    2. 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt;
  1. a. De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, door:
    1. 1. ondergeschikte bouwdelen, zoals dakoverstekken, venters, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 0,5 m bedraagt.

6.2 Ondergronds bouwen en -aanleggen

6.3 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld in lid a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Parkeren en laden of lossen

  1. a. Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden en bouwwerken, voor zover die zijn ingericht voor parkeren ter uitvoering van het gemeentelijk parkeerbeleid, voor ander gebruik dan parkeren;
  2. b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a.:
    1. 1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
    2. 2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      • een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
      • een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren en/of en laden of lossen.

7.2 Voorwaardelijke verplichting - waterberging

De omgevingsvergunning voor het gebruik van de gronden wordt niet eerder verleend dan nadat een wateroppervlak van 591 m2 is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 vrijwaringszone - molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

  1. a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  3. c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a en b, indien:
    1. 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    2. 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
  4. d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan -tenzij hiervoor op grond van Hoofdstuk 2 al een omgevingsvergunning kan worden verleend- een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Deze omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.

11.2 Parkeren en laden of lossen

  1. a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw (waaronder mede wordt begrepen het splitsen van een bestaande woning in één of meerdere woningen) of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid, zoals dat geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt of zal worden aangebracht.
  3. c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en/of b.:
    1. 1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
    2. 2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      • een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
      • een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren en/of en laden of lossen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Uitbreiding sport- en recreatiepark Elsgeest, Voorhout'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente en de verenigingen van sport- en recreatiepark Elsgeest (hierna Elsgeest) hebben het initiatief genomen om gezamenlijk te onderzoeken hoe een aantal problemen op het park opgelost kan worden. Het belangrijkste knelpunt dat de gemeente en de sportverenigingen willen oplossen is de capaciteitsbehoefte aan (buiten)sportaccommodaties voor wat betreft de voetbal-, hockey- en handbalvereniging. De sportverenigingen op dit sport- en recreatiepark (voetbal, hockey en handbal) kampen al meerdere jaren met een capaciteitsprobleem (tekort aan speelvelden). Daarnaast is het thema verkeer een continu punt van aandacht geweest, waarbij met name de parkeeroverlast op zaterdagochtend een probleem is. Ook het open karakter en de vrije toegang van het park zorgen voor de nodige overlast als het gaat om vandalisme, afval en wildgebruik van de velden.

Verdere groei van de verenigingen kan alleen als één van de andere sportgebruikers zou verdwijnen, of als er een uitbreiding van de veldcapaciteit zou plaatsvinden. Omdat het onwenselijk is dat sportgebruikers gaan verdwijnen vindt er een eenmalige uitbreiding en upgrading van het sport- en recreatiepark plaats. Door intensiveren en transformeren (naar kunstgras bijvoorbeeld) is binnen het bestaande park extra ruimte gevonden. Hierdoor kan echter niet in de totale behoefte worden voorzien en is er nog capaciteit buiten het bestaande park noodzakelijk. Het bestaande sportpark dient dus te worden uitgebreid.

In 2014 is een voorontwerpbestemmingsplan opgesteld voor de uitbreiding van het sport- en recreatiepark 'Elsgeest' in Voorhout. Op basis van o.a. dit voorontwerp is in januari 2015 aan de provincie ontheffing gevraagd om het sportpark te kunnen uitbreiden op gronden die in de Verordening ruimte 2014 zijn aangewezen als Beschermde graslanden. Deze ontheffing is destijds niet verleend.

De gemeente heeft in goed overleg met de provincie een oplossing gevonden, waarbij zo dicht mogelijk op het bestaande dorpsgebied wordt aangesloten en de aantasting van de beschermde graslanden betrekkelijk gering is. Het plangebied van de uitbreiding is verplaatst ten opzichte van de locatie in 2014. De uitbreiding van het sportpark ligt binnen het bestaand dorpsgebied en de gronden zijn in de Omgevingsverordening Zuid-Holland aangewezen als beschermde graslanden. Op basis van de nieuwe locatie is opnieuw ontheffing gevraagd en verleend op 19 december 2017.

Het voornemen is om het sportpark in westelijke richting uit te breiden. De locatie van de uitbreiding ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen'. Deze uitbreiding is in strijd met het vigerende bestemmingsplan omdat de functie sportveld niet past binnen de regels van de bestemmingen die gelden. Door het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan wordt de uitbreiding mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging Plangebied

Sportpark Elsgeest ligt in de overgangszone van stad naar open landschap. Aan de noord- en oostzijde grenst het sportpark aan de bebouwing van Voorhout. Volkstuinvereniging Elsgeest omarmt het sportpark aan de oost- en zuidzijde. Tussen de N444 met de Haarlemmertrekvaart en het sportpark, de westzijde, bestaat het landschap uit graslanden, doorsneden door een noordwest-zuidoost georiënteerd slotenpatroon.

De uitbreiding waarvoor onderhavige bestemmingsplanprocedure wordt gevoerd, vindt plaats grenzend aan de westzijde van het bestaande sport- en recreatiegebied tot aan de provinciale weg N444.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0001.jpg"

Figuur Globale ligging plangebied uitbreiding sportpark

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

De uitbreiding ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen', vastgesteld op 30 april 2015. De locatie kent de bestemming ' Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - waardevolle graslanden' en 'Waarde-Archeologie 3'. De uitbreiding is gedeeltelijk binnen de 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - waardevolle graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een grondgebonden veehouderijbedrijf. De uitbreiding van het sportpark is niet mogelijk binnen deze bestemming.

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Er mag op deze gronden niet worden gebouwd tenzij er een archeologisch rapport is overgelegd. Een uitzondering hierop indien er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht óf het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 500 m2.

Voor het zuidelijk deel van de uitbreiding geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Evenals op de gronden die zijn aangewezen met 'Waarde - Archeologie 3' mag niet worden gebouwd tenzij een archeologisch rapport is overgelegd. Een uitzonering hierop indien er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht óf het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m2.

Bij het ontwerp van het sportpark is rekening gehouden met het gegeven dat een deel van de uitbreiding binnen de vrijwaringszone van een molen ligt. De regels voor deze vrijwaringszone worden overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

Het bestaande sportpark ligt binnen het bestemmingsplan 'Dorp Voorhout' vastgesteld op 27 december 2012. Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan 'Dorp Voorhout'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0002.jpg"

Figuur Uitsnede vigerend bestemmingsplan

Parapluplan parkeren

Op 28 juni 2018 is het paraplu bestemmingsplan parkeren Teylingen vastgesteld. Hierin zijn de algemene geldende regels ten aanzien van parkeren opgenomen. De regels uit dit parapluplan worden overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

1.4 Planvorm

Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologische kader waarbinnen de uitbreiding van een bestaand sportpark mogelijk is. Hiermee is dit een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. De gekozen juridische vorm voor dit bestemmingsplan is een globaal gedetailleerd bestemmingsplan. Gedetailleerd in die zin, dat de bestemming ruimtelijk vastgelegd is, maar ook globaal om voldoende flexibiliteit in het plan te houden voor de uiteindelijke positionering van de bebouwing.

1.5 Planproces

Voordat dit bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, dient de procedure te worden doorlopen, zoals deze is neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening. Het nieuwe voorontwerp bestemmingsplan gaat opnieuw ter inzage.

Kort weergegeven betreft het de volgende stappen:

  1. 1. ter inzage legging van het voorontwerpbestemmingsplan. In deze fase vindt plaats;
    1. a. overleg over het voorontwerpbestemmingsplan met diverse betrokken instanties, waaronder de provincie Zuid-Holland, en het Hoogheemraadschap van Rijnland;
    2. b. overleg met belanghebbenden en belangstellenden: inspraak (gemeentelijke inspraakverordening);
    3. c. verwerken resultaten vooroverleg en inspraak.
  2. 2. ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan met de bekendmaking van onder meer eventueel horen van diegenen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht;
  3. 3. vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad;
  4. 4. beroepsprocedure;
  5. 5. onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

1.6 Leeswijzer

Het bestemmingsplan 'Uitbreiding sport- en recreatiepark Elsgeest, Voorhout' bestaat uit de planregels en plankaart en gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting is als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde met de bestaande en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond van de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen.

In hoofdstuk 4 wordt het van toepassing zijnde beleid op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau besproken. In verband met de uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling, worden in hoofdstuk 5 de diverse milieuaspecten behandeld, in hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande Situatie

Sport- en recreatiepark Elsgeest ligt in het zuidwesten aan de rand van de kern Voorhout. Aan de zuidkant van het park ligt het volkstuincomplex ''De Elsgeest'' dat eveneens onderdeel uitmaakt van het Sport- en Recreatiepark. Op het park zijn meerdere verenigingen actief, zoals: voetbalvereniging Foreholte, hockeyvereniging MHC Voorhout, handbalvereniging Foreholte, tennisvereniging SV Voorhout, de Voorhoutse IJsclub, de oranjevereniging, scouting Boerhaavegroep en de biljartvereniging.

Het plangebied voor de uitbreiding van het sportpark ligt op de overgang van stedelijk naar landelijk gebied. De locatie van de uitbreiding worden gekenmerkt door graslanden met een fijnmazig slotenpatroon. Dit patroon is de afgelopen honderd jaar nauwelijks veranderd. Daarmee heeft de locatie een hoge cultuurhistorische waarde. Molen Hoop doet leven vormt een opvallend en beeldbepalend aspect in de open ruimte ten zuiden van het plangebied.

Het huidige sportpark is in de loop van de tientallen jaren geleidelijk gegroeid. Het ontbreekt daardoor enigszins aan structuur. Evenals het aangrenzende volkstuinencomplex, wordt het sportpark geheel begrensd door een dichte houtsingel. Hierdoor worden deze functies aan het zicht onttrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0003.jpg"

Figuur luchtfoto bestaande situatie

2.2 Toekomstige Situatie

Het voornemen is om ten westen van het bestaande sportpark een nieuw (extra) voetbalveld aan te leggen en ten noorden van het sportpark twee nieuwe handbalvelden aan te leggen. In de winter wordt ter plaatse van de handbalvelden een ballonhal geplaatst.

Het bestaande hockeyveld aan de zuidwestkant van het sportpark wordt in de toekomstige situatie omgevormd tot voetbalveld.

Het bestaande voetbalveld en handbalveld aan de zuidkant van het sportpark worden omgevormd tot twee nieuwe hockeyvelden.

In de toekomstige situatie is er ook aandacht voor de landschappelijke waarde van het gebied en recreatie. Daarom wordt er water en groen gerealiseerd in het plangebied. Onder meer tussen het nieuwe voetbalveld en de handbalvelden is groen ingepast.

Alleen de realisatie van het nieuwe voetbalveld, de nieuwe handbalvelden, groen en water dat zich bevindt in het uitbreidingsgebied wordt meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0004.jpg"

Figuur schetsontwerp uitbreiding sportpark en herinrichting bestaand sportpark, zie hiervoor ook Bijlage 1

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0005.jpg"

Figuur uitsnede inrichtingsplan - bestemmingsplangebied

2.2.1 Programma

Ontwerpuitgangspunten bestaande sportpark

Binnen de grenzen van het bestaande sportpark wordt een aantal aanpassingen doorgevoerd:

  • Het bestaande voetbalveld ten zuiden van het handbalveld wordt omgevormd naar twee hockeyvelden, zodat hier een cluster van hockeyvelden ontstaat.
  • Binnen het gebied van het huidige sport- en recreatiepark wordt voldoende parkeercapaciteit voor de uitbreiding van de sportvelden. Door te voldoen aan de gemeentelijke parkeernormen wordt er voldoende parkeercapaciteit gerealiseerd.
  • Het bestaande handbalveld wordt opgeheven ten behoeve van de nieuwe hockeyvelden.

Deze aanpassingen zijn mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan en maken derhalve geen onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan.

Ontwerpuitgangspunten uitbreiding

In het gedeelte van het sportpark dat wordt uitgebreid worden;

  • 1 nieuwe voetbalveld aangelegd aan zuidwestkant van het bestaande sportpark
  • Twee nieuwe handbalvelden aangelegd aan de noordwestkant van het bestaande sportpark. Bij deze handbalvelden wordt een verenigingsgebouw gerealiseerd met een maximale bouwhoogte van 7 meter. Er wordt met dit gebouw vervangende nieuwbouw gerealiseerd voor de te slopen gebouwen van VV Foreholte en HV Foreholte. In de wintermaanden wordt één handbalveld overkapt door middel van een ballonhal. De bouwhoogte van deze hal bedraagt 13 meter. De maximale oppervlakte van het gebouw en de ballonhal mag 2500 m2 bedragen. De bouwhoogte en oppervlakte maat is geborgd in de regels.
    1. 1. De keuze voor de maximale bouwhoogte van het verenigingsgebouw is gemaakt aan de hand van de opgestelde bezonningsstudie (zie hiervoor Bijlage 2). De bezonningsstudie is voorgelegd aan de bewoners van het aangrenzende perceel. Er is met deze bewoners overeenstemming bereikt dat de gekozen variant en daarbij horende schaduwhinder aanvaardbaar is. De schaduwhinder ten gevolge van het clubgebouw wordt als aanvaardbaar geacht.
  • Water en groen gerealiseerd.
  • Nieuwe recreatiepaden gerealiseerd.
    1. 1. De realisatie van een recreatiefunctie in het plangebied betreft een voortzetting van de huidige recreatiefunctie (wandelen in het groen). Bij de aanleg van het openbaar recreatiegedeelte in het plan wordt in de verdere inrichting nagedacht hoe geacteerd wordt op mogelijke overlast en het voorkomen daarvan.
  • De velden liggen in een open landschap. Dit open landschap wordt gerespecteerd. Rond de velden wordt geen opgaande beplanting aangebracht. De keuze voor gras wordt ingegeven vanuit het (huidige) karakteristieke landgebruik in de omgeving. Daarnaast wordt op deze manier de molenbiotoop niet gehinderd. Tussen het handbalveld- en voetbalveld wordt wel opgaande beplanting aangebracht alszijnde verbinding met het tegenover de weg liggende Overbos.
  • De velden zelf worden uitgevoerd in natuurgras. Kunstgras is op deze locatie niet aan de orde.
  • Verlichting en omheining met reclame-uitingen rondom de velden wordt niet toegepast. De enige benodigde opgaande elementen zijn ballenvangers (waarbij ook een deel als reclamebord fungeert) en de doelen. Opgaande beplanting wordt niet aangebracht met uitzondering van beplanting tussen het handbalveld en het voetbalveld.
  • Watergangen worden zoveel mogelijk behouden en waar nodig nieuw aangelegd of uitgebreid. Binnen het plangebied worden nieuwe waterpartij(en) aangelegd mede ten behoeve van de realisatie van watercompensatie.
  • Een zone langs de N444 blijft vrij van ontwikkelingen, zodat een eventuele toekomstige aanpassing aan de N444 niet in het gedrang komt.

2.2.2 Landschappelijke inpassing

De Omgevingsverordening bepaalt (zie paragraaf 4.2) dat binnen beschermingscategorie 1 ''beschermd grasland in de bollenstreek'' geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is. De provincie heeft ontheffing verleend om de uitbreiding van het sportpark wel toe te staan ter plaatse van de beschermingscategorie (ontheffing is als Bijlage 3 bijgevoegd). In deze ontheffing is het volgende opgenomen ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing.

Het provinciale ruimtelijke belang dat in casu in het geding is de bescherming van waardevol grasland. Zoals hiervoor reeds is aangegeven wordt dat belang op zich geschaad als gevolg van het aanleggen van de sportvelden. Met het oog daarop is voor de uitbreiding van het Sportpark Elsgeest een zo compact mogelijk model gevonden. In overleg tussen gemeente en provincie is verder bezien hoe na aanleg het gebied qua ruimtelijke kwaliteit optimaal kan worden ingericht. De gevonden inrichting neemt zo min mogelijk extra ruimte in beslag en sluit op een goede manier aan bij het bestaande slagenlandschap. Daarbij is ook rekening gehouden met de recreatieve mogelijkheden van het park (wandelpaden). Verlichting en omheining met reclame-uitingen worden niet toegepast. De enige benodigde opgaande elementen zijn ballenvangers (waarvan enkele ook fungeren als reclameborden), de doelen en de beplanting tussen het handbalveld en voetbalveld. Vlaggenmasten worden aan de zijde van de gronden met de beschermingscategorie niet opgericht. De enige vlaggenmasten die mogelijk gerealiseerd worden komen nabij de entree/Baden Powelllaan waarbij er rekening wordt gehouden met bestaand gebruik door andere gebruikers. Hiervan wordt nog nader bepaald op welke plek deze komen (wel of niet in het bestemmingsplangebied).

Door deze opzet blijft de ruimtelijke kwaliteit van het gebied zelf en de omgeving in stand.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Planvorm

Ontwikkelingsgericht

Dit bestemmingsplan maakt uitbreiding van het bestaande sportpark met een voetbalveld en twee handbalvelden mogelijk en is dus een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. De gekozen juridische vorm voor dit bestemmingsplan is een gedetailleerd bestemmingsplan. Gedetailleerd in die zin, dat de bestemming ruimtelijk vastgelegd is, met enige marge om geringe afwijkingen mogelijk te maken.

3.2 Systematiek Bestemmingen

3.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) en Wijze van meten (artikel 2)

De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in Artikel 1 Begrippen nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 Wijze van meten van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

3.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Sport

Sportvoorzieningen zijn toegestaan op gronden bestemd voor Sport. In de bouwregels is bepaald dat gebouwen en overkappingen alleen ter plaatse van het aangewezen bouwvlak mogen worden gebouwd. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen is in de bouwregels bepaald dat de bouwhoogte van gebouwen 7 meter mag bedragen. De goothoogte bedraagt maximaal 3.5 meter. Voor de ballonhal zijn maatwerkregels opgenomen. Een seizoensgebonden ballonhal mag een maximale hoogte van 13 meter hebben. De totale oppervlakte van gebouwen en de seizoensgebonden opblaashal mag maximaal 2500 m2 bedragen.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan zowel binnen als buiten het bouwvlak met inachtneming van de hoogtes die zijn opgenomen in de regeling. Reclamemasten en lichtmasten zijn niet toegestaan.

In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting voor de realisatie van benodigde geluidwerende voorziening opgenomen. De geluidwerende voorziening is bedoeld voor het beperken van geluidhinder voor de aangrenzende woning.

Artikel 4 Water

Structuurbepalend water is bestemd voor Water.

3.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Een antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Artikel 6 Algemene bouwregels

Overschrijding bouwgrenzen

Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.

Ondergronds bouwen en aanleggen

Dit artikel bevat een algemene regeling voor het uitvoeren van ondergrondse werken tot een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 4 m. Hiervan kan worden afgeweken middels een omgevingsvergunning.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Parkeren

In artikel 7.1 zijn de regels ten aanzien van parkeren en laden en lossen opgenomen. Met dit artikel wordt geborgd dat de aangelegde parkeerplaatsen voor een ander doeleinden worden gebruikt dan het parkeren.

Waterberging

in artikel 7.2 is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten einde te borgen dat er voldoende oppervlaktewater wordt aangelegd en in stand wordt gehouden. Deze aanleg van dit water dient als watercompensatie voor de compensatie van de toename van verharding in het plangebied. In het bestaande sportpark neemt door de herinrichting het verhard oppervlak ook toe en daarnaast worden er watergangen gedempt. In het bestemmingsplangebied is voldoende ruimte om ook de benodigde watercompensatie ten gevolge van de herinrichting van het sportpark te realiseren. Derhalve is in de regels het minimaal aan te leggen wateroppervlak opgenomen waarmee zowel de watercompensatie in het bestemmingsplan (uitbreiding sportpark) als de watercompensatie ten gevolge van de herinrichting wordt ingevuld.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

Voor de molenbiotoop is in hoofdstuk 3 'Algemene regels' een regeling opgenomen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen op basis van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om omgevingsvergunning voor afwijken te verlenen van regels die gelden voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

Artikel 11 Overige regels

In artikel 11.1 is bepaald dat wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) mag een bestemmingsplan enkel en alleen worden gewijzigd volgens de vereiste procedure van de Wro. De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft er bezwaar tegen dat een plan impliciet gewijzigd kan worden. Met dit artikel wordt dit voorkomen.

In artikel 11.2 is een voorwaardelijke verplichting voor het parkeren opgenomen. De aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw wordt uitsluitend verleend als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform het gemeentelijke parkeerbeleid. Ook dient op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte te zijn voor het laden of lossen van goederen.

3.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Artikel 13 Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Nationaal Beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In deze structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft waaruit onderwerpen voort komen die van nationaal belang zijn:

  1. a. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. b. het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. c. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van onderwerpen van nationaal belang, zoals Rijksvaarwegen, kustfundament, de Waddenzee, buisleidingen van nationaal belang, de Ecologische hoofdstructuur en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het decentraliseren van beslissingsbevoegdheid. Om die reden bevat deze structuurvisie een beperkter aantal nationale belangen dan voorheen en bevat de Amvb Ruimte minder regels dan eerder was voorgenomen. Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving aan andere overheden opgedragen worden door hen goed worden behartigd. Waar de Amvb Ruimte bepalingen bevat aangaande gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk ervan uit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal de bestemmingsplannen dan ook niet (tijdens de vaststellingsprocedure) toetsen op een correcte doorwerking van nationale ruimtelijke belangen. Wel zal het Rijk door middel van systeem- of themagerichte onderzoeken achteraf nagaan of bestemmingsplannen aan nationale wet- en regelgeving voldoen.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). Deze schrijft voor dat gemeenten bij iedere nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting bij een bestemmingsplan moeten beschrijven (en onderbouwen) dat een voorgenomen ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. En vervolgens moet er aangetoond worden dat die behoefte kan worden voorzien door benutting van gronden in bestaand stedelijk gebied door herstructurering, transformatie of anderszins. Als dat niet mogelijk is dan is onderbouwing noodzakelijk waarom de ontwikkeling past buiten stedelijk gebied.


Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt alsvolgt:

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

In paragraaf 4.1.5 is de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.

4.1.4 Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen. Als bijlage bij het Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen.

Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Het bestemmingsplan gaat uit van uitbreiding van het sportpark.

4.1.5 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). De ladder is in juli 2017 geactualiseerd. De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, is als volgt komen te luiden:

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Laddertoets

Bestaand stads- en dorpsgebied

De uitbreiding van het sportpark vindt plaats binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) en direct aansluitend aan het bestaande sportpark.

Behoefte

De sportverenigingen op dit sport- en recreatiepark (voetbal, hockey en handbal) kampen al meerdere jaren met een capaciteitsprobleem (tekort aan speelvelden).

In de afgelopen jaren zijn er meerdere capaciteitsberekeningen gemaakt waaruit bleek dat zowel bij VV Foreholte als MHC Voorhout en HV Foreholte behoefte bestaat aan uitbreiding van het aantal speelvelden. Sinds het vaststellen van het projectplan "In de Geest van Els" is het aantal leden van voornoemde verenigingen nog meer gegroeid en de behoefte aan extra wedstrijd- en trainingsvelden alleen maar toegenomen. Hierbij laten alle drie de verenigingen een afwijking zien ten opzichte van het landelijke beeld van de sportbonden. Voor de verenigingen in Voorhout is ook voor de komende jaren een groeiverwachting i.p.v. een daling te voorzien. Dit i.v.m. de huidige ontwikkeling en bouw van het project Hooghkamer (ca. 850 woningen) en de toekomstige bouw in Nieuw Boekhorst (ca 900 woningen), en andere, minder omvangrijke woningbouwplannen binnen de gemeente. Van een tijdelijke piekbelasting is geen sprake. Er is al jaren een vaste trend van een groeiend ledenbestand bij de verenigingen, die wordt geremd door de beperkingen die de veldcapaciteit met zich meebrengt. Voor de hockeyvereniging speelt het type toplaag ook mee in de keuze voor lidmaatschap.

Verdere groei van de verenigingen kan alleen als één van de andere sportgebruikers zou verdwijnen, of als er een uitbreiding van de veldcapaciteit zou plaatsvinden. Het eerste is zowel op korte als langere termijn niet te verwachten en bovendien niet wenselijk. De drie verenigingen pakken immers een aantal zaken op het sportpark al jaren gezamenlijk op. Voor Voorhout is Elsgeest hèt sport- en recreatiepark waar alle buitensporten geconcentreerd zijn. Andere locaties zijn bovendien op dit moment niet beschikbaar.

De ontheffing maakt een eenmalige uitbreiding en upgrading van het sport- en recreatiepark mogelijk, waarbij naast de sport ook de groen- en recreatiemogelijkheden worden versterkt. Wat betreft de recreatiemogelijkheden betreft het een voortzetting van de huidige recreatiefunctie (wandelen in het groen)

Conclusie

Het planvoornemen voorziet in de behoefte aan capaciteitsuitbreiding van de sportverenigingen op sportpark Elsgeest. Het plangebied ligt tegen het bestaande sportpark aan en ligt binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Gelet op voorgaande wordt gesteld dat wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.1.6 Conclusie

Het bestemmingsplan is niet in strijd met voornoemde rijksbeleid.

4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening.

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geeft de provincie richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit de provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma’s en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.

4.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

De onderdelen uit de Omgevingsvisie die een raakvlak hebben met het planvoornemen en/of het plangebied worden onderstaand toegelicht.

Bestaand stads- en dorpsgebied

De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder “bebouwde ruimte” wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren.

Met de inzet voor beter benutten van de bebouwde ruimte volgt de provincie ontwikkelingen in de maatschappelijke behoefte. De vraag naar wonen en werken in of rond stads- en dorpscentra neemt toe. Die vraag verandert ook van karakter. Mede door technologische ontwikkelingen vervaagt de strikte scheiding tussen wonen en werken. Ruimtelijk staat daarom niet langer functiescheiding centraal.

Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder. De ladder is nader toegelicht in 4.1.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0006.jpg"

Figuur bestaand stads- en dorpsgebied 2018, kaart Omgevingsvisie Zuid-Holland

Beschermingscategorie 1

De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, waardeert de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt ze ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving. Er wordt een tweetal beschermingscategorieën onderscheiden, waar ook onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn.

Een relatief beperkt aantal gebieden is zo bijzonder, waardevol of kwetsbaar, dat de instandhouding en mogelijk verdere ontwikkeling van de waarden die ze vertegenwoordigen, voorrang heeft boven alle andere ontwikkelingen. Deze gebieden dragen in hoge mate bij aan de identiteit, beleving en biodiversiteit van Zuid-Holland, vormen een tegenhanger van het stedelijk gebied en versterken aldus het onderscheidend karakter van de provincie. Ze leveren bovendien een substantiële bijdrage aan het toeristisch profiel en het leef- en vestigingsklimaat in de provincie.

Het gaat om de volgende kwaliteiten:

  • Hoge en specifieke natuurwaarden in Zuid-Holland, gebundeld in het NNN en Natura 2000, die met elkaar een substantiële bijdrage leveren aan de Europese biodiversiteit. Provincie en rijk hebben hier een gedeelde verantwoordelijkheid voor instandhouding en versterking van deze waarden.
  • Cultuurhistorische kroonjuwelen. Deze gebieden hebben landschappelijk en cultuurhistorisch een dusdanig uniek karakter dat de bescherming en versterking van deze kwaliteiten centraal staat.
  • Graslanden bollenstreek. De graslanden zijn waardevol vanwege hun open karakter, structurerend effect en belang voor weidevogels. Ze zijn een kenmerkend, maar inmiddels zeldzaam onderdeel van het bollenlandschap.


Ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met beschermingscategorie 1 zijn in beginsel alleen mogelijk voor zover ze bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de specifieke waarden. Het plangebied maakt deel uit van het laatste genoemde gebied. De regels omtrent deze beschermingscategorie worden nader toegelicht in subparagraaf 4.2.2. Het plangebied ligt niet een belangrijk weidevogelgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0007.jpg"

Figuur beschermingscategorie 1

NatuurNetwerkNederland

Ten westen van het plangebied, aan de overzijde van N444, ligt een gebied dat deel uit maakt van het NatuurNetwerkNederland. Door middel van ecologisch onderzoek worden mogelijke effecten op dit gebied onderzocht. Dit onderzoek wordt toegelicht in paragraaf 5.8.

Molenbiotoop

Zoals ook is beschreven in paragraaf 1.3 ligt een gedeelte van het plangebied binnen een molenbiotoop. De provinciale regels aangaande de molenbiotoop worden toegelicht in subparagraaf 4.2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0008.jpg"

Figuur molenbiotoop

4.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

In subparagraaf 4.2.1 is beschreven welke onderdelen van de Omgevingsvisie Zuid-Holland van toepassing zijn op het plangebied. In deze subparagraaf worden de regels voor de beschermde graslanden, de ladder voor duurzame verstedelijking en de molenbiotoop.

Beschermd grasland in de bollenstreek

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  2. b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    1. 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen;
  3. c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    1. 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen.

Een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 1 kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder b en c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder b en c gestelde voorwaarden.

De provincie kan ontheffing verlenen voor het wel mogelijk van een ruimtelijke ontwikkeling op gronden met beschermingscategorie 1.

De sportverenigingen op dit sport- en recreatiepark (voetbal, hockey en handbal) kampen al meerdere jaren met een capaciteitsprobleem (tekort aan speelvelden). Het capaciteitsprobleem is structureel, zodat de gemeente samen met de betreffende sportverenigingen is gaan zoeken naar mogelijkheden om hierin te voorzien. In eerste instantie is gezocht naar mogelijkheden om de capaciteitsvraag binnen het bestaande sportpark Elsgeest (binnen BSD) op te lossen. Door intensiveren en transformeren (naar kunstgras bijvoorbeeld) is binnen het bestaande park extra ruimte gevonden. Hierdoor kan echter niet in de totale behoefte worden voorzien en is er nog capaciteit buiten het bestaande park noodzakelijk.

Na onderzoek is gebleken dat er buiten bestaand dorpsgebied geen andere geschikte locaties aanwezig zijn voor de benodigde uitbreiding. De betreffende gronden zijn ofwel bollengrond, grasland of weidevogelgebied en daarmee beschermd. Bovendien is daar geen verkeersontsluiting aanwezig. De uitbreiding aansluitend aan het bestaande sportpark in Voorhout is de enige resterende mogelijkheid. Dit gebied is wel al voorzien van een passende verkeersontsluiting.

De landschappelijke structuur is gevolgd door de huidige verkavelingsstructuur aan te houden en de open buffer tussen Voorhout en Sassenheim blijft intact. De nieuwe buitengrens biedt ruimte voor een brede watergang met natuurvriendelijke oevers en een bosperceel. Verder wordt het geheel omzoomd en doorkruist met een recreatiepad voor wandelaars en water met natuurvriendelijke oevers. Het sportpark is openbaar toegankelijk met wandel- en speelmogelijkheden. Hiermee wordt de belevingswaarde van het landschap vergroot. Vanwege de biotoop van molen 'Hoop doet leven' aan de Haarlemmertrekvaart, wordt op de toekomstige velden rekening gehouden met de toegestane hoogte van eventuele bouwwerken zoals ballenvangers.

Op 11 oktober 2017 heeft de gemeente de provincie verzocht om op grond van artikel 3.2, lid 1 van de (voorheen geldende) Verordening ruimte 2014 de gemeente Teylingen ontheffing te verlenen van de regels 2.2.1, lid 2 onder a van de (voorheen geldende) Verordening ruimte 2014 op dit punt. De uitbreiding van het sport- en recreatiepark is voor de gemeente van groot maatschappelijk belang. Een andere locatie dan de voorgestelde is niet voorhanden. In overleg tussen gemeente en provincie is bezien hoe na aanleg het gebied qua ruimtelijke kwaliteit optimaal kan worden ingericht. De gevonden inrichting neemt zo min mogelijk extra ruimte in beslag en sluit op een goede manier aan bij het bestaande slagenlandschap. Daarbij is ook rekening gehouden met de recreatieve mogelijkheden van het park (wandelpaden) dit betreft een voortzetting van de huidige recreatiefunctie (wandelen in het groen).

Verlichting en omheining met reclame-uitingen worden niet toegepast. De enige benodigde opgaande elementen zijn ballenvangers en de doelen. Door deze opzet blijft de ruimtelijke kwaliteit van het gebied zelf en de omgeving in stand. Door de goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing zijn de effecten van het plan op de omgeving acceptabel en is de aantasting van de beschermde graslanden betrekkelijk gering. De ontheffing is verleend op 19 december 2017, de ontheffing is als Bijlage 3 bijgevoegd. Hierdoor kan de ontwikkeling gerealiseerd worden.

Molenbiotoop

Artikel 6.25 Bescherming molenbiotoop

Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens garandeert in voldoende mate de vrije windvang en het zicht op de molen en voldoet aan de volgende voorwaarden:

  1. a. binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, wordt geen nieuwe bebouwing opgericht of beplanting aangebracht, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. b. binnen een straal van 100 tot 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, gelden de volgende hoogtebeperkingen voor bebouwing en beplanting:
    1. 1. voor zover dit gebied is gelegen buiten bestaand stads- en dorpsgebied bedraagt de maximale hoogte niet meer dan 1/100ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek;
    2. 2. voor zover dit gebied is gelegen binnen bestaand stads- en dorpsgebied bedraagt de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet meer dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.


In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, is het oprichten van nieuwe bebouwing mogelijk ten behoeve van:

  1. a. een ontwikkeling binnen een molenbiotoop waarin vrije windvang en het zicht op de molen al zijn beperkt door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd; of
  2. b. een ontwikkeling binnen een bijzondere molenbiotoop, waarvan de plaats geometrisch is begrensd en verbeeld op kaart 15 in bijlage II, mits de molen en de molenbiotoop op een goede manier ruimtelijk worden ingepast.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  1. a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  2. b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.
  3. c. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.

De ladder wordt onderbouwd in 4.1.5.

4.2.3 Intergemeentelijke structuurvisie Greenport (ISG)

Op 30 juni 2016 is de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport 2016 door de gemeenteraden van de zes greenportgemeenten vastgesteld.

De ISG 2016 heeft een zelfbindend karakter. Het doel van de ISG Duin- en Bollenstreek is daarmee drieledig:

  • Het gedetailleerder dan in de RSV vastleggen van het ruimtelijke
    ontwikkelingskader voor de vitalisering van de Duin- en Bollenstreek tot en met 2030;
  • Het, in tegenstelling tot de RSV, wettelijk verankeren van het ontwikkelingskader als zelfbindend ontwikkelingskader voor de Greenportgemeenten;
  • Het verschaffen van een planologisch juridische basis voor het verevenen van plankosten op basis van de Wro2008.

De Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport heeft een integraal karakter, geldt voor het hele buitengebied van de zes Greenportgemeenten en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied.

Het plangebied maakt deel uit van een gebied dat in de ISG is aangewezen als ''open houden grasland met veehouderij, agrarisch natuurbeheer en recreatief medegebruik''.

4.2.4 Conclusie

Het bestemmingsplan past niet direct binnen de gestelde provinciale kaders. De ontwikkeling vindt plaats binnen het in de Omgevingsverordening aangeduid 'beschermd grasland in de bollenstreek (categorie 1)'. Om deze reden is een ontheffing verleend door de provincie Zuid-Holland.

De uitbreiding van het sportpark op de beoogde locatie is wel in lijn met de doelstellingen van het provinciaal beleid. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de beschikbare binnenstedelijke ruimte.

Het perceel met groene uitstraling en (de uitbreiding van) het sportpark kunnen zich met voldoende ruimtelijk eenheid voegen in een parkachtige en groene entree van de kern Voorhout. Het bestaande sportpark (en straks ook de uitbreiding) zijn openbaar toegankelijk met wandel- en speelmogelijkheden.

De waarden van grasland en de molenbiotoop worden niet aangetast. Er worden geen hoge beplantingen of bouwwerken gerealiseerd die de windvang voor de molen beperken. Met bouwregels wordt bepaald dat het oprichten van gebouwen in principe niet mogelijk is. De benodigde (hoger) opgaande elementen zijn ballenvangers en de doelen, die open en transparant zijn. De enige gebouwen die gerealiseerd mogen worden zijn toegestaan ter plaatse van het bouwvlak aan de noordzijde van het plangebied.

Door een goede landschappelijke inpassing wordt de landschappelijke waarde verder versterkt door het treffen van groenmaatregelen, evenals de beleving daarvan door het realiseren van een recreatieve route rondom de nieuwe velden.

4.3 Waterschap

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland.


Het hoogheemraadschap heeft zijn beleid vastgelegd in het Waterbeheerplan 5: "Waardevol Water" (WBP5), dat op 9 maart 2016 door het algemeen bestuur is vastgesteld. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. In het document worden vier hoofddoelen onderscheiden:

  • waterveiligheid: bescherming tegen overstromingen vanuit zee en de rivieren;
  • voldoende water: er is voldoende water aanwezig, passend bij het gebruik;
  • schoon en gezond water, zodat mens, natuur en economie hier optimaal gebruik van kan maken;
  • waterketen: het afvalwater wordt optimaal gezuiverd en de grondstoffen hergebruikt.

Met de keur en bijbehorende uitwerkingsregels kan het hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder uitvoeren. De Keur geeft regels voor het gebruik van of het uitvoeren van activiteiten op het gebied van waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Daarnaast zijn aan de keur bepalingen toegevoegd voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren.


Watertoets

De watertoets is een instrument dat ervoor zorgt dat een initiatiefnemer water vanaf het begin van het planvormingsproces meeneemt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Indien een initiatiefnemer meer dan 500 m2 extra verhard oppervlak wil aanleggen is de compensatie in de vorm van open water vereist. In lijn met het beleid van het Waterschap wordt in paragraaf 5.9 het aspect water nader onderbouwd.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Gemeentelijke structuurvisie

Op 25 juni 2015 is de structuurvisie 'Duurzaam bloeiend' door de gemeenteraad van Teylingen vastgesteld. Het doel van de structuurvisie is een samenhangend ontwikkelingskader bieden voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op hoofdlijnen tot 2030. In de structuurvisie staan vijf leidende principes centraal;

  • Duurzame ontwikkeling;
  • Versterken ruimtelijke kwaliteit van de drie kernen en het buitengebied;
  • Verbeteren vitaliteit in de drie kernen en het buitengebied;
  • Inzetten voor een vitale Greenport Duin- en Bollenstreek;
  • Ambities en keuzes afstemmen in regionaal verband.

Het plangebied en het bestaande sportpark zijn aangewezen als ''sportcomplex, behoud en intensivering, sportcomplex, uitbreiding''. In de structuurvisie is de volgende hoofdopgave voor sportvoorzieningen opgenomen; instandhouding van voldoende mogelijkheden voor sportbeoefening met een zorgvuldige ruimtelijke afweging bij de uitbreidingswens van het bestaande sportcomplex Elsgeest te Voorhout.

In de visie is het sportpark en de uitbreiding nader beschreven.

Verlengde Roodemolenpolder bij sportpark Elsgeest

De doorsnijding van de sterk verhoogde spoorlijn creëert feitelijk een nieuwe landschapskamer ten zuiden van het sportcomplex Elsgeest en wordt aan de westkant afgegrendeld door de Leidsevaart en de N444.

Deze 'verlengde Roodemolenpolder' bij het sportpark is in gebruik als grasland en is kleinschalig open van karakter. De Tweede Elsgeesterweg zorgt voor de enige landschappelijke doorsnijding in het gebied en doorbreekt de verder gave regelmatige strokenverkaveling. Ontwikkelingen zijn mogelijk, maar met inachtneming van de specifieke waarden naast de generieke bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. In de visie is genoemd dat de uitbreiding van het sportpark samen moet gaan met de uitbreiding van recreatiemogelijkheden (extra wandelpad), aanleg extra parkeervoorzieningen en landschappelijke inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0009.jpg"

Figuur uitsnede kaart gemeentelijke structuurvisie

4.4.2 Duurzaamheidsagenda 2016 - 2018

Het algemene kader voor het milieubeleid van de gemeente Teylingen is vastgelegd in de Duurzaamheidsagenda ''Teylingen bouwt waarde''. In deze agenda staan drie thema's centraal;

  • duurzame bedrijfsvoering, inkoop en beleid;
  • wonen, leefomgeving en mobiliteit;
  • sociaal.

Dit beleid kent een directe relatie met de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld met betrekking tot de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, voor duurzame (steden)bouw, alsook voor het klimaat en energiebesparing.

4.5 Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen de gestelde beleidskaders. De uitbreiding van het sportpark op de beoogde locatie is in lijn met het beleid. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de beschikbare binnenstedelijke ruimte. De keuze voor de uitbreiding wordt landschappelijk ingepast en er worden extra recreatie- en parkeermogelijkheden gerealiseerd.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Mer

Kader

Het bevoegd gezag dient te beoordelen of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden als gevolg van de voorgenomen plantontwikkeling. Het instrument daarvoor is de m.e.r.-beoordeling. (In de literatuur is het gebruikelijk om met de afkorting m.e.r. op de procedure van milieueffectrapportage te doelen en onder MER het milieueffectrapport zelf te verstaan.) In de Wet milieubeheer staat onder § 7.6. “Besluiten ten aanzien waarvan moet worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt” (artikelen 7.16 t/m 7.20a) de procedure voor de m.e.r.-beoordeling beschreven. In de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) staan de activiteiten opgesomd die mogelijk leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Bovendien staat voor (het merendeel van) de opgenomen activiteiten een drempelwaarde opgenomen. Voor activiteiten die genoemd staan in de eerste kolom van onderdeel C en boven de daar genoemde drempelwaarde uitkomen, geldt dat zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze zijn dan ook direct m.e.r.-plichtig en er moet een milieueffectrapport worden opgesteld. In de eerste kolom van onderdeel D staan activiteiten opgesomd waarvan niet op voorhand vaststaat of deze leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Wanneer een activiteit boven de daar genoemde drempelwaarde uitkomt én mogelijk gemaakt wordt door een besluit in kolom 4 van de D-lijst, dan geldt een formele m.e.r.-beoordelingsplicht. Voor activiteiten die onder de D-drempel uitkomen, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De m.e.r.-beoordeling vindt plaats aan de hand van de drie hoofdcriteria zoals genoemd in Bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn (2011/92/EU) en uitgewerkt in onderstaand schema:

  1. 1. Kenmerken van het project;
  2. 2. Plaats van het project;
  3. 3. Kenmerken van de potentiële effecten (in samenhang met de eerste twee criteria).

Beoordeling

Het planvoornemen wordt in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage aangemerkt als:

  • D. 9 Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.

In de D-lijst wordt voor categorie D. 9 onder 1° de volgende drempel gehanteerd: een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw.

Met het planvoornemen wordt de drempelwaarde van 125 hectare niet overschreden. In de vormvrije m.e.r. beoordeling (zie hiervoor ook Bijlage 4) is de toetsing nader uitgewerkt. Daarbij is het milieueffect beoordeeld na ingebruikname van de nieuwe functies.

Kenmerken van het plan
Omvang van het project (relatie met drempel D-lijst) D 9: Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan.
Initiatief: uitbreiding van Sportpark Elsgeest van ongeveer 3,4 hectare.
Cumulatie met andere projecten In de nabijheid van het plangebied zijn geen relevante ontwikkelingen voorzien die gezamenlijk zorgen voor overschrijding van de drempelwaarden.
Gebruik natuurlijke hulpbronnen Nee
Productie afvalstoffen Geen specifieke effecten verwacht
Verontreiniging en hinder De voorgenomen activiteit veroorzaakt geluid, lichthinder en extra verkeer. Uit de onderzoeken blijkt dat de effecten beperkt zijn.
Risico voor ongevallen Geen specifieke risico’s
Plaats van het project
Huidig grondgebruik Het plangebied is bestemd als Agrarisch – grondgebonden veehouderijen – waardevolle graslanden.
Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied. Op basis van de uitgevoerde onderzoeken in het kader van archeologie en met name ecologie blijkt dat de planrealisatie geen significante negatieve effecten heeft op bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit, geluid, geurhinder en externe veiligheid. Aanbevolen wordt om natuurlijke oevers en een amfibieënpoel aan te leggen. Dit komt de padden en watersalamanders ten goede, tevens draagt dit bij aan aanwezige natuur (waardevolle graslanden).
Opnamevermogen milieu met aandacht
voor wetlands, kustgebieden, berg- en
bosgebieden, reservaten en natuurparken,
H/V richtlijngebieden, gebieden waar
milieunormen worden overschreden,
gebieden met hoge bevolkingsdichtheid,
landschappelijk historisch cultureel of
archeologische gebieden van belang.
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de planrealisatie geen significante negatieve effecten heeft op bodem, water, flora en fauna, luchtkwaliteit, geluid, geurhinder en externe veiligheid. Dit blijkt uit de dezelfde onderzoeken en notities als hierboven aangehaald.
Kenmerken van het potentiële effect
Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking) Niet van toepassing
Grensoverschrijdend karakter. Niet van toepassing
Orde van grootte en complexiteit effect. Niet van toepassing
Waarschijnlijkheid effect. Niet van toepassing
Duur, frequentie en omkeerbaarheid effect. Niet van toepassing
Conclusie De functiewijziging in het bestemmingsplan leidt niet tot relevante milieueffecten. Nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk.

Conclusie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op basis van de vormvrije m.e.r. beoordeling wordt geconcludeerd dat het milieubelang van de uitbreiding van het Sportpark Elsgeest in voldoende mate is afgewogen. Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Het plan is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen en heeft ook geen belangrijke nadelige milieugevolgen voor de omgeving. Daarmee hoeft er geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen. De omgevingsdienst West Holland heeft namens de gemeente Teylingen op grond van artikel 7.19 eerste lid, van de Wet milieubeheer besloten dat geen milieueffectrapportage behoeft te worden opgesteld, omdat de activiteit niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, zoals bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Het besluit gedateerd van 23 juli 2020 is als Bijlage 5 bijgesloten.

5.2 Verkeer En Infrastructuur

Adviesbureau SWECO heeft een verkeersonderzoek uitgevoerd. Het rapport is toegevoegd als Bijlage 6. In dit onderzoek is zowel de uitbreiding van het sportpark als de herinrichting betrokken.

Ontsluitingsstructuur

Autoverkeer

De nieuwe velden worden ontsloten via de huidige hoofdingang.

De sportvelden worden gebruikt op de momenten dat er verkeerskundig geen spits is, namelijk in de weekenden en 's avonds. Bij normaal gebruik van de sportvelden zijn er overdag niet veel activiteiten.

De verwachte etmaalintensiteit is circa 1000 mvt/e. De etmaalintensiteit van de Sportlaan is ca. 800 mvt/e in de huidige situatie. Dit betekent een lichte toename in intensiteit. De verkeersgeneratie kan worden opgevangen met de huidige wegcapaciteit.

Langzaam verkeer

Nabij het plangebied bevinden zich enkele solitaire fietsroutes, zoals naar de sportvelden en een fietstunnel onder het spoor. De ontsluiting voor het langzaam verkeer is goed te noemen. De eventuele extra generatie van langzaam verkeer kan worden opgevangen met de huidige wegcapaciteit.

De nieuwe velden worden zoals gezegd ontsloten via de huidige hoofdingang. Er wordt een wandelpad tussen de huidige en nieuwe velden aangelegd.

Parkeren

Bestaande situatie

In de bestaande situatie is er sprake van parkeeroverlast. Dit wordt vooral veroorzaakt door het smalle profiel ter hoogte van de seniorenappartementen. Op piekmomenten wordt aan beide zijden van de weg geparkeerd. Hierdoor is het niet langer mogelijk voor auto's om elkaar te passeren. Dit probleem staat los van de planvorming.

Nieuwe situatie

Bij het berekenen van de parkeergeneratiecijfers voor de toekomstige situatie is uitgegaan van de uitbreiding van het aantal sportvelden. De maximale waarde die de CROW parkeergeneratie voor de toekomstige situatie (herinrichting en uitbreiding sportpark) geeft is 191 parkeerplekken. Er zijn 165 bestaande plekken beschikbaar.

De uitbreiding van Sportpark Elsgeest geeft de gevestigde sportclubs de mogelijkheid te groeien in aantal velden en leden. Dit gaat gepaard met een stijging van het aantal sporters dat op de maatgevende momenten (zaterdag en zondag) het sportpark met de auto zal bezoeken. De parkeerdruktellingen die zijn uitgevoerd op verschillende momenten laten zien dat op het piekmoment (zaterdagochtend tussen 10 en 12 uur) de maximale parkeercapaciteit in de huidige situatie wordt bezet en dat er een lichte overloop te zien is in de naastgelegen woonwijk (al is dit effect met circa 5 auto's beperkt). Deze constatering geeft wel aan dat het sportpark in de huidige vorm de drukte soms niet aan kan. Richting de toekomstige situatie is het noodzakelijk om extra parkeerruimte te realiseren; er ligt feitelijk een opgave van circa 45 parkeerplekken.

De optimalisatie van de huidige situatie alleen brengt met een totaal van 189 parkeerplekken niet genoeg parkeercapaciteit. Het realiseren van parkeren langs een doodlopende Baden Powellaan kan voldoende parkeercapaciteit realiseren. De combinatie van een eenrichtingssituatie met parkeren langs de Baden Powellaan en uitbreiding van de parkeerplekken op de Sportlaan leidt met 213 plekken tot invulling van de parkeeropgave. Daarnaast kan aanvullend de ijsbaan als overlooplocatie voor de parkeeropgave worden ingezet. Hiermee wordt voorzien in de totale parkeerbehoefte voor het gehele sportpark (inclusief uitbreiding).

Er worden maatregelen genomen om de parkeeropgave in te vullen, aanvullend wordt aanbevolen om in te zetten op een fiets-stimuleringsbeleid. Met goede fietsroutes (bijvoorbeeld Baden Powellaan), voldoende fietsparkeervoorzieningen (waarbij voldaan dient te worden aan de CROW fietsparkeernormen) en een fietsstimuleringscampagne vanuit gemeente en sportverenigingen kan de autoparkeerbehoefte verlaagd worden.

Alle benodigde parkeerplaatsen, dus voor zowel de uitbreiding als de herinrichting van het sportpark, worden buiten het bestemmingsplangebied aangelegd, maar wel binnen (het bestaande) sportpark. Het sportpark biedt daarvoor voldoende mogelijkheden.

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren leveren geen belemmeringen op voor de realisatie van het planvoornemen. De aanleg van voldoende parkeerplaatsen is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

5.3 Bedrijven- En Milieuzonering

Kader

De Wet milieubeheer beoogt milieuhinder ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving of ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen zoveel mogelijk te voorkomen.

Bedrijfsmatige activiteiten zijn in de VNG-publicatie "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende minimaal gewenste afstanden tot milieugevoelige functies. De indeling van de activiteiten is gebaseerd op de standaard bedrijfs-indeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, een richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.

In de VNG-publicatie zijn de richtafstanden uit bijlage 1 ‘Richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten’ afgestemd op het omgevingstype ‘rustige woonwijk’. Een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, stiltegebied of natuurgebied) wordt gekenmerkt door functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er nauwelijks andere functies zoals bedrijven of kantoren voor. Een locatie kan echter ook behoren tot het tweede omgevingstype ‘gemengd gebied’, dat gekarakteriseerd wordt door een matige tot sterke functiemenging. Hier komen direct naast woningen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als dit type worden beschouwd. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-publicatie kunnen in dat geval met één afstandsstap verlaagd worden zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat van een milieugevoelig object. Dit geldt in het bijzonder voor geluid, het milieuaspect dat voor de te hanteren richtafstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend is.

De omgeving van het plangebied kan op grond van zijn karakteristiek en de aanwezigheid van de drukke provinciale weg Leidsevaart (N444) geschaard worden onder het omgevingstype gemengd gebied. Dit betekent dat de volgende richtafstanden gelden:

Milieucategorie Richtafstand gemengd gebied (m)
1 0
2 10
3.1 30
3.2 50

Tabel richtafstanden bedrijven in relatie tot omgevingstype gemengd gebied

De afstanden zijn volgens de VNG-brochure algemene richtafstanden en geen harde afstandseisen. Gemotiveerd afwijken van deze afstanden is mogelijk, zo volgt ook uit jurisprudentie.

5.3.1 Beoordeling

Door IDDS is de beoordeling bedrijven- en milieuzonering gemaakt. Hierbij zijn de aspecten geluid, verkeer en licht beoordeeld.

5.3.2 Conclusie

Op basis van de beoordeling is de conclusie dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de voorgenomen planontwikkeling.

5.4 Externe Veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Beoordeling

Uit de risicokaart (zie ook onderstaand figuur) blijkt dat het plangebied in de omgeving van de volgende risicobronnen ligt:

  1. 1. Opslag chloorbleekloog op het terrein van het Teylingencollege aan de Leidsevaart 4 en hoge drukaardgasleiding.
  2. 2. Aardgasleiding W535 in het buitengebied (ten westen van het plangebied).
  3. 3. AkzoNobel Coatings aan de Rijksstraatweg 31.
  4. 4. Transportroute A44.
  5. 5. Koelinstallatie op het terrein van Menken BV aan de Edisonstraat 2.
  6. 6. LPG tankstation aan de Oosthoutlaan 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0011.jpg"

Figuur uitsnede risicokaart

De locatie van het sportpark ligt niet in het effectgebied (1% letaliteitsafstand) van de genoemde risicobronnen.

Over de N444 mogen gevaarlijke stoffen getransporteerd worden. . Echter, op de risicokaart is de N444 niet aangemerkt als een weg met een extern veiligheidsrisico. Langs de N444 bevinden zich geen bedrijven waar een substantieel aantal transporten van gevaarlijke stoffen naar toe gaan. Ook dienen transporten met gevaarlijke stoffen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen de bebouwde kom zoveel mogelijk te vermijden. Dergelijke transporten mogen alleen via de bebouwde kom plaatsvinden indien de bestemming van het transport alleen via die route bereikbaar is.

Deze punten duiden er op dat er slechts een gering aantal transporten met gevaarlijke stoffen over de N444 zullen gaan. Een uitgebreide toetsing op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes is dan ook niet nodig.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering is voor het bestemmingsplan.

5.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van deze regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet Milieubeheer.

Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien deze voldoet aan één van deze voorwaarden:

  • er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project 'in niet betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie (toestemming) heeft verleend.


Van een verslechtering van de luchtkwaliteit ‘in betekenende mate’ is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën betreffen landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een combinatielocatie van woningbouw en kantoren.

De uitbreiding van het sportpark past niet in één van de hiervoor genoemde functiecategorieën. Daardoor is een beoordeling nodig om aan te tonen of aan de normen van de Wet luchtkwaliteit wordt voldaan.

Beoordeling

De uitbreiding van het sportpark wordt gerealiseerd in de nabijheid van de Leidsevaart (N444). Op 10 meter afstand van deze weg wordt voldaan aan de grenswaarden (40 ug/m3) voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) volgens de Wet milieubeheer onderdeel luchtkwaliteitseisen. De concentraties in 2018 waren respectievelijk 25,6 ug/m3 (NO2) en 19,6 ug/m3 en 11,2 ug/m3 (PM10 en PM2,5), zie ook onderstaand figuur Het nieuwe zuidelijke gelegen veld ligt op meer dan 10m. van de Leidsevaart. De concentraties op het veld zijn dan ook lager. Hieruit wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de nieuwe sportvelden wordt voldaan aan de grenswaarden. Het is de verwachting dat door onder andere het schonere wegverkeer, de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst lager is.

De realisatie van de sportvelden is wat betreft de verkeerstoename door het plan NIBM. Zoals toegelicht in paragraaf 5.2 leidt de realisatie van het planvoornemen tot een lichte toename van het aantal verkeersbewegingen (toename van circa 200 verkeersbewegingen).

Sportvelden zijn geen gevoelige bestemmingen volgens het besluit Gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit. Dit besluit is dan ook niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0012.jpg"

Figuur uitsnede NSL monitoring

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.

5.6 Archeologie En Cultuurhistorie

Beleid

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden voor kunnen komen, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden, wanneer behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied. Dit zijn 3 mogelijke uitkomsten van de toets:

  1. 1. Er is geen erfgoed in het plangebied. Conclusie: erfgoed heeft geen gevolgen voor het plan.
  2. 2. Er is erfgoed in het plangebied. Conclusie: erfgoed heeft geen gevolgen voor het plan.
  3. 3. Er is erfgoed in het plangebied. Conclusie: erfgoed heeft gevolgen voor het plan. Benoem hoe je er mee omgaat en de gevolgen voor het plan.

Gemeentelijk beleid

In de nota 'Onder de grond - Beleid voor archeologie in Teylingen' (vastgesteld door de gemeenteraad op 18 november 2015) is het gemeentelijk archeologie beleid vastgelegd. Het beleid is gebaseerd op wetgeving en de archeologische verwachtings- en beleidskaart van Teylingen en heeft tot doel om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen. Voor het nemen van beslissingen is een archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. Deze geeft inzicht in de archeologische waarden en verwachtingen in Teylingen. Op basis van deze kaart kunnen initiatiefnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over eventuele archeologische consequenties van ruimtelijke ingrepen.

Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in Archeologisch WaardevolleVerwachtingsgebieden, per gebied is een voorschrift aangegeven.

Volgens de Archeologische verwachtings(waarden)kaart en beleidskaart gemeente Teylingen ligt het grootste deel van het plangebied in een zone met lage archeologische verwachting vanaf het Neolithicum en een middelhoge verwachting vanaf de Ijzertijd (zie ook onderstaand figuur). Voor de delen van het plangebied die op de strandwal liggen geldt een hoge archeologische verwachting vanaf het Neolithicum. De groene kleur op de verwachtingskaart geeft kom en/of veenop strandvlakte met mogelijk duin- en strandwalresten weer. Hiervoor geldt een lage archeologische verwachting vanaf het Neolithicum en een middelhoge vanaf de Ijzertijd. Geel geeft een overslibde strandwal, soms met (restant van) duinen weer. Hiervoor geldt een hoge verwachting vanaf het Neolithicum. Omliggende eenheden zijn de deels afgegraven strandwal (lichtgeel) en strandwal (roze) en de strandvlakte (bruin). Op de beleidskaart zijn deze verwachtingsgebieden vertaald in categorie 5 (roze; hoge verwachting) en categorie 6 (geel; middelhoge verwachting).

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0013.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0014.jpg"

Figuur Het plangebied op de archeologische verwachtingskaart (links) en beleidskaart (rechts) van de gemeente Teylingen. Voor de groene kleur geldt een lage archeologische verwachting vanaf het Neolithicum en een middelhoge vanaf de IJzertijd. Voor de gele kleur geldt een hoge verwachting vanaf het Neolithicum. Omliggende eenheden zijn de deels afgegraven strandwal (lichtgeel) en strandwal (roze) en de strandvlakte (bruin). Op de beleidskaart zijn deze verwachtingsgebieden vertaald in categorie 5 (roze; hoge verwachting) en categorie 6 (geel; middelhoge verwachting) (kaarten afkomstig uit het archeologisch rapport, zie hiervoor Bijlage 9).

Beoordeling

Archeologie

Onderzoek

IDDS heeft in april 2018 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd. Het onderzoek is als Bijlage 9 bijgesloten. De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied.

Conclusie

Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat alle afzettingen in het plangebied een lage archeologische verwachting hebben. IDDS Archeologie adviseert om het plangebied, voor wat betreft het aspect archeologie, vrij te geven voor de voorgenomen civieltechnische werkzaamheden. Deze aanbeveling wordt overgenomen en de gemeente neemt een selectiebesluit ten einde het gebied vrij te geven voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek. De dubbelbestemming ''Waarde - Archeologie'' wordt daarom niet overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

Cultuurhistorie

In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig.

Conclusie

Het planvoornemen kan gezien vanuit dit aspect gerealiseerd worden.

5.7 Bodem

Van het plangebied zijn bij de Omgevingsdienst West-Holland geen bodemonderzoeken bekend. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit wordt niet noodzakelijk geacht. Dit omdat de te ontwikkelen terreinen onverdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging.

Blijkens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Teylingen ligt plangebied binnen het gebied met bodemfunctieklasse wonen. Gronden met deze klasse zijn geschikt voor sportvelden.

Indien grond wordt aan- of afgevoerd, moet dit plaatsvinden volgens de door de overheid gestelde regels.

Conclusie

Er is geen bodemonderzoek noodzakelijk voor het bestemmingsplan. Voor de nieuwbouw van het verenigingsgebouw is het wel nodig bij de aanvraag van de omgevingsvergunning een (recent) verkennend bodemonderzoek volgens de NEN5740 aan te leveren. Dit wordt bij de aanvraag van de omvergunningsvergunning opgesteld en levert geen belemmeringen op voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.8 Ecologie

Kader

Wet natuurbescherming

Voor soortenbescherming geldt voor deze wet dat deze gericht is op het bereiken of herstellen van een gunstige staat van instandhouding van deze soorten. De wet maakt hiervoor een programmatische aanpak mogelijk. Binnen deze wet wordt de soortbescherming opgedeeld in drie categorieën:

  1. 1. De bescherming van alle natuurlijk in het wild levende vogels van soorten die voorkomen in de EU als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn en de niet in die bijlage genoemde geregeld voorkomende trekvogelsoorten (art. 3.1 – 3.4).
  2. 2. De bescherming van in het wild levende dieren en planten van soorten die voorkomen in de EU op grond van de Habitatrichtlijn (bijlagen I, II, IV, V) en natuurbeschermingsverdragen (art. 3.5 - 3.9).
  3. 3. De bescherming van niet onder de bovenstaande twee categorieën vallende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland.

Onderzoek

IDDS heeft in april 2019 een flora en fauna onderzoek uitgevoerd in het plangebied. Het onderzoek is als Bijlage 10 bijgesloten.

De quickscan flora en fauna heeft ten doel de voorgenomen plannen te toetsen aan de huidige natuurwetgeving zodat duidelijk wordt welke maatregelen moeten worden getroffen om overtreding van deze wet te voorkomen. Het plangebied is onderzocht en beoordeeld op de aanwezigheid van en betekenis voor door de Wet natuurbescherming beschermde plant- en diersoorten.

Het onderhavige flora- en faunaonderzoek bestaat uit twee onderdelen, te weten: een bronnen- en literatuuronderzoek en een biotooptoets (veldbezoek). De biotooptoets is door een ecoloog uitgevoerd op 20 februari 2019.

Ligging ten opzichte van beschermde gebieden

Op onderstaand figuur is te zien dat het plangebied geen deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland (NNN; donkergroen). Het gebied maakt eveneens geen onderdeel uit van een ander beschermd gebied, zoals Natura 2000, belangrijk weidevogelgebied (lichtgroen) of strategische reservering natuur (bruin). Het plangebied ligt door N444 en de vaart gescheiden het Overbosch. Dit bos maakt wel deel uit van het NNN.

Binnen een straal van 10 kilometer liggen de volgende Natura 2000-gebieden: Coepelduynen 3,7km, Berkheide/Meijendel 5,6km, Kennemerland-Zuid op 4,4km.

De afstand van het plangebied tot het zuidelijk van het plangebied gelegen provinciaal weidevogelgebied is minimaal ongeveer 100 meter. Deze afstand tot dit weidevogelgebied veranderd niet door de planontwikkeling. De afstand tot het aan de overzijde van de Haarlemmertrekvaart gelegen NNN en provinciaal weidevogelgebied is minimaal 50 meter. Gezien de tussen liggende vaart en de Leidsevaart N444 zijn er door het plan geen negatieve effecten op deze gebieden.

Gezien de afstand en de omvang van de ontwikkeling zijn er geen significante negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden te verwachten. Er wordt daarom niet verwacht dat gebiedsbescherming een belemmering is voor de planontwikkeling. Ter ondersteuning van deze conclusie is een notitie stikstofberekening opgesteld. Met behulp van het rekenprogramma AERIUS is het planvoornemen doorberekend. Bij de berekening is een onderscheid gemaakt tussen de bouw-/ aanlegfase en de gebruiksfase. De notitie is als Bijlage 11 bijgevoegd. De conclusie luidt dat er geen beschermde natuurgebieden worden getroffen door deze ontwikkeling. De rekentool geeft op basis van de door de initiatiefnemer aangeleverde input, geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. Als gevolg van het planvoornemen treedt er dus geen stikstofdepositie op in Natura 2000-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0015.jpg"

Figuur ligging plangebied (rode cirkel midden) in een straal van ca 5 km ten opzichte van NNN (donkergroen), Natura2000 (gearceerd) strategische reservering natuur (bruin) en belangrijk weidevogelgebied PV (licht groen)

Soortenbescherming

Uit bureaustudie en biotooptoets is naar voren gekomen dat het mogelijk is dat met de plannen vaste vliegroutes en/of belangrijk foerageergebied wordt aangetast van in de Wet natuurbescherming beschermde vleermuizen. Daarom is nader onderzoek uitgevoerd welk onderstaand nader wordt toegelicht.

De zorgplicht uit de Wet natuurbescherming is altijd van toepassing. Hieronder wordt geadviseerd hoe aan deze zorgplicht invulling kan worden gegeven.

Soort(groep) Ingreep
verstorend
Nader onderzoek Ontheffing Bijzonderheden/ opmerkingen
Vleermuizen Nee Uitgevoerd Nee Het plangebied heeft geen essentiële functie voor vleermuizen.
Grondgebonden zoogdieren Nee Nee Nee Geen beschermde soorten aanwezig.
Vogels Mogelijk Nee Nee Werk buiten het broedseizoen, om verstoring en daarmee overtreding te voorkomen.
Amfibieën en reptielen Nee Nee Nee Geen beschermde soorten aanwezig*
Vaatplanten Nee Nee Nee Geen beschermde soorten aanwezig.
Vissen Nee Nee Nee Geen beschermde soorten aanwezig.*
Overige soorten Nee Nee Nee Geen beschermde soorten aanwezig.

Tabel overzicht van onderzochte soortgroepen en onderzoeksresultaten in het plangebied

*Voor deze soorten geldt wel de zorgplicht. Conform die zorgplicht:

  • worden alle vissen en amfibieën (in dit geval zijn dit niet-beschermde vissen en algemeen beschermde amfibieën) weggevangen en overgeplaatst
  • bij het gedeeltelijk dempen van watergangen wordt naar open water toe gewerkt, zodat vissen en overige soorten in de richting van open water kunnen ontsnappen;
  • bij het dempen van een watergang waarbij vissen ingesloten raken moeten de volgende maatregelen worden genomen:
    1. 1. Afhankelijk van de lengte van de te dempen watergang is het nodig om deze op te delen in compartimenten van 100 à 200 meter;
    2. 2. Het waterpeil moet door middel van leegpompen tot 20 à 30 cm verlaagd worden, waarna de watergang wordt leeggevist en verder leeggepompt;
    3. 3. De weggevangen vissen en amfibieën worden uitgezet in een watergang in de directe omgeving van het projectgebied waar geen werkzaamheden (meer) plaatsvinden, in voor de soort geschikte biotopen, dit dient zo snel mogelijk te gebeuren;
    4. 4. Het materieel dat gebruikt wordt bij de werkzaamheden aan de watergang moet zodanig gekozen worden dat de hoeveelheid slachtoffers zo beperkt mogelijk zal zijn;

De ecologische begeleiding wordt uitgevoerd door een deskundig ecoloog op het gebied van onder andere vissen en amfibieën.

Nader onderzoek vleermuizen

IDDS heeft op 22 maart 2019 nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd, het rapport is als Bijlage 12 bijgesloten. Hieruit volgt dat in het plangebied zich geen voor vleermuizen geschikte potentiële vaste rust- en verblijfplaatsen bevinden.

Tijdens het veldbezoek is geconstateerd dat het gebied geen deel uit maakt van een lijnelement en niet wordt gebruikt als vaste vliegroute van vleermuizen. Als foerageergebied heeft het plangebied geen essentiële functie. Op basis van het bovenstaande is het uitgesloten dat de voorgenomen werkzaamheden negatieve effecten hebben op vaste rust- en/of verblijfplaatsen, vaste vliegroutes en foerageergebied van vleermuizen.

Conclusie

Op grond van bureaustudie, biotooptoets en nader onderzoek vormt het onderdeel soortenbescherming Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

Gebiedsbescherming is geen belemmering voor de planontwikkeling.

5.9 Water

In deze paragraaf wordt de waterhuishoudkundige situatie in de bestaande- en in de nieuwe situatie toegelicht.

Huidige situatie waterhuishouding

Rondom en in het plangebied liggen overige watergangen die deel uit maken van het omliggende oppervlaktewatersysteem. Het plangebied valt in een gebied waar verschillende sloten stromen. De westelijke- en oostelijke grens van het plangebied bestaan uit watergangen die vallen in de categorie overige watergangen. Deze watergangen moeten worden onderhouden door de perceeleigenaren. Elke overige watergang heeft een beschermingszone van 2 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0016.jpg"

Figuur legger oppervlaktewateren

Peilgebied

Het plangebied ligt in het peilgebied Elsgeesterpolder, het zomerpeil in deze polder is -0,97 meter en het winterpeil is -1,07 meter.

Veiligheid en waterkeringen

Ten westen van het plangebied, parallel aan de Haarlemmertrekvaart, ligt een regionale waterkering (zie onderstaand figuur). Onderhavig plan voorziet niet in (bouw)werkzaamheden binnen de beschermings- of kernzone van deze waterkering. Wel ligt het plangebied in de buitenbeschermingszone van de waterkering. Hier gelden geen beperkingen voor de realisatie Hierdoor is een ontheffing van het hoogheemraadschap niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0017.jpg"

Figuur uitsnede legger regionale waterkeringen

Toekomstige situatie

Het planvoornemen voorziet in een uitbreiding van het sportpark Elsgeest. Deze uitbreiding bestaat uit het aanleggen van nieuwe handbalvelden en een voetbalveld, een gebouw bij de handbalvelden en een overkapping. Ook het bestaande sportpark wordt heringericht, dit is mogelijk in het vigerende bestemmingsplan en maakt daarom geen deel uit van voorliggend bestemmingsplan.

In Bijlage 13 is de waterberekening opgenomen. In totaal (bestemmingsplangebied + herinrichting sportpark) neemt de verharding in het gehele sportpark, inclusief de uitbreiding, met 3940 m2 toe. De sportvelden, niet zijnde het handbalveld, maakt geen deel uit van deze toename omdat deze velden bestaan uit gras. De toename aan verharding dient voor 15% gecompenseerd te worden. In totaal moet er 3940*0,15%= 591 m2 aan wateroppervlak worden gerealiseerd ter compensatie van de toename van het verhard oppervlak. Het wateroppervlak in de nieuwe situatie bedraagt 3480 m2, een toename van 1235m2. De oppervlakte van het water in de nieuwe situatie is voldoende om de totale compensatie opgave van 591 m2 in te vullen. De totale waterbalans is positief (toename wateroppervlak is groter dan oppervlakte compensatieopgave).

Omdat de wateropgave van de uitbreiding van het sportpark en de herinrichting van het sportpark met elkaar samenhangen wordt in de regels van voorliggend bestemmingsplan het minimaal aan te leggen oppervlakte (591 m2 ) water geborgd. Met de aanleg van dit water wordt de toename van de totale verharding en de demping van watergangen van zowel de herinrichting van het sportpark als de uitbreiding van het sportpark. voldoende gecompenseerd. Binnen het bestemmingsplangebied is voldoende ruimte om 591 m2 aan wateroppervlak te realiseren. Conform het schetsontwerp neemt het wateroppervlak binnen het bestemmingsplangebied toe met 1235 m2, dit is ruim voldoende voor de invulling van de watercompensatie opgave.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.BP2019VHT08004-VA01_0018.jpg"

Figuur inrichting sportpark Elsgeest, nieuwe situatie

Conclusie

Het aspect water levert geen belemmering op voor de realisatie van het planvoornemen.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is op grond van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegd voor de duur van 6 weken. Gedurende deze periode zijn twee inspraakreacties ontvangen. Naar aanleiding van deze reacties zijn de volgende beantwoordingen geformuleerd:

  • De wensen van het behoud van de ijsclub zijn bekend en worden deze opgepakt bij de uitwerking van het sport- en recreatiepark. De uitwerking van de parkeersituatie is daarvan een integraal onderdeel. Deze spelen echter niet mee bij de inhoudelijke behandeling van het voorontwerp bestemmingsplan. Het benoemen van de andere participanten op het sport- en recreatiepark zijn meegenomen in het bestemmingsplan.
  • Verzoek om de tekening van de nieuwe situatie te vervangen door de tekening uit 2017. De opgenomen schetstekening in het voorontwerp bestemmingsplan betreft een schetsontwerp. Het ontbreken van de opstallen op de tekening van 29 september 2017 geven een onvolledig beeld ten aanzien van het te realiseren programma binnen het nieuwe bestemmingsplan. De wensen en eisen ten aanzien van de ontsluiting zijn bekend en vormen dan ook een integraal onderdeel van de nadere uitwerking van de ontsluiting. Voor de uitwerking van het bestemmingsplan zijn deze echter niet essentieel en worden derhalve niet verwerkt.
  • De tekst aangaande de plaatsing van de vlaggenmasten is gewijzigd waarbij is opgenomen dat vlaggenmasten nabij de entree worden geplaatst waarbij rekening wordt gehouden met het gebruik door andere gebruikers.
  • Verzoek van de indiener voor toepassing van artikel 9 van dit bestemmingsplan voor het eigen perceel. Dit is niet mogelijk omdat het perceel buiten de grenzen van dit bestemmingsplan valt.
  • Verzoek tot het plaatsen van een hek ter hoogte van de nieuwe parkeerplaatsen langs de Baden Powellaan, ter afscherming van de bestaande gebouwen in verband met mogelijke overlast. Het al dan niet plaatsen van een hekwerk heeft geen relatie met het bestemmingsplan, maar met de uitwerking van het sport- en recreatiepark Elsgeest.
  • In paragraaf 2.1 wordt de Scouting Boerhaavegroep vermeld als bestaande gebruiker van het sportpark.

Naar aanleiding van de inspraakreacties heeft overleg plaatsgevonden. Per brief is een beantwoording op de inspraakreacties verzonden naar de betreffende indiener.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan een ieder een zienswijze indienen bij de gemeenteraad.

6.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan Uitbreiding sport- en recreatiepark Elsgeest, Voorhout is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar de overleginstanties toegezonden. Van de vooroverlegpartners zijn de volgende reacties ontvangen:

  • Dunea, geen bezwaar tegen de voorgenomen plannen.
  • Gasunie, geen bezwaar tegen de voorgenomen plannen.
  • Hoogheemraadschap van Rijnland, geen bezwaar tegen de voorgenomen plannen.
  • Liander, geen bezwaar tegen de voorgenomen plannen.
  • Tennet, geen bezwaar tegen de voorgenomen plannen.
  • Veiligheidsregio Hollands Midden
    1. 1. Reactie: Vanuit de ingediende aanvraag is onduidelijk of voldaan wordt aan de eisen die gesteld worden aan calamiteitenroutes. Onduidelijk is of de wegen voldoende breed en belastbaar zijn voor een brandweervoertuig en/of de bouwwerken tot op een afstand van 10 meter bereikbaar zijn.
    2. 2. Antwoord: Bij de planuitwerking wordt rekening gehouden met de bereikbaarheid van de opstallen voor veiligheidsdiensten en de belastbaarheid van de wegen. Dit wordt opgepakt in een separaat traject. Dit staat de haalbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Economische uitvoerbaarheid

Het plangebied is volledig in eigendom van de gemeente Teylingen. De voorgenomen ontwikkeling ter plaatse wordt volledig door de gemeente zelf uitgevoerd, zodat van kostenverhaal geen sprake is; de economische uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Bijlage 1 Inrichting Sportpark Nieuwe Situatie

Bijlage 1 Inrichting sportpark nieuwe situatie

Bijlage 2 Bezonningsstudie

Bijlage 2 Bezonningsstudie

Bijlage 3 Ontheffing Provincie December 2017

Bijlage 3 Ontheffing provincie december 2017

Bijlage 4 Vormvrije M.e.r Beoordeling

Bijlage 4 Vormvrije m.e.r beoordeling

Bijlage 5 Besluit Vormvrije M.e.r.- Beoordeling (Art. 7.19 Wet Milieubeheer)

Bijlage 5 Besluit vormvrije m.e.r.- beoordeling (art. 7.19 Wet milieubeheer)

Bijlage 6 Verkeersonderzoek

Bijlage 6 Verkeersonderzoek

Bijlage 7 Akoestiek Onderzoek

Bijlage 7 Akoestiek onderzoek

Bijlage 8 Akoestiek Onderzoek Handbalvelden

Bijlage 8 Akoestiek onderzoek handbalvelden

Bijlage 9 Archeologie Onderzoek

Bijlage 9 Archeologie onderzoek

Bijlage 10 Ecologie Onderzoek

Bijlage 10 Ecologie onderzoek

Bijlage 11 Notitie Stikstofberekening

Bijlage 11 Notitie stikstofberekening

Bijlage 12 Nader Onderzoek Ecologie, Vleermuizen

Bijlage 12 Nader onderzoek ecologie, vleermuizen

Bijlage 13 Waterhuishoudkundige Situatie - Berekening

Bijlage 13 Waterhuishoudkundige situatie - berekening