KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Planvorm
1.5 Planproces
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Toetsing Uitwerkingsregels
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Conclusie
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Algemeen
4.2 Inleidende Regels
4.3 Bestemmingsregels
4.4 Algemene Regels
4.5 Overgangs- En Slotregel
Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek
5.1 Onderzoeksplicht Vanwege Mer-wetgeving
5.2 Verkeer
5.3 Geluidshinder
5.4 Bedrijven En Milieuzonering
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Kabels En Leidingen
5.7 Luchtkwaliteit
5.8 Bodem
5.9 Archeologie En Cultuurhistorie
5.10 Water
5.11 Ecologie
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
7.2 Zienswijzen
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Transformatorhuis
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek En Asbest In De Bodem
Bijlage 4 Verhardingsonderzoek
Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 6 Veldinventarisatie Huismussen
Bijlage 7 Nota Vooroverleg Concept-ontwerp Uitwerkingsplan
Bijlage 8 Collegebesluit Vaststelling En Beantwoording Zienswijze

Uitwerkingsplan Engelse Tuin Voorhout

Uitwerkingsplan - gemeente Teylingen

Vastgesteld op 15-05-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het uitwerkingsplan Engelse Tuin Voorhout, Jacoba van Beierenweg 75/77 met identificatienummer NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01 van de gemeente Teylingen.

1.2 uitwerkingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw

een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aangebouwd bijgebouw en overkapping

een bijgebouw of overkapping gebouwd tegen een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en/of tegen een op hetzelfde perceel gelegen aan en/of uitbouw en/óf tegen een ander tegen dit hoofdgebouw gebouwd bijgebouw of overkapping.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een vrij beroep, waarvan de activiteiten niet publiek gericht zijn, dat op kleine schaal in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Zoals arts, notaris of advocaat;

1.8 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. Zie Figuur 2 in lid 1.48.2

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bestaand

  1. a. bij bebouwing: een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  2. b. bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan ter inzage is gelegd.

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en een dakterras en met uitsluiting van een zolder en kelder, die beide lager zijn dan 1,5 m of niet voor verblijf geschikt zijn.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.23 bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.24 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.25 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.26 entreeportaal

een ruimte, waarin de hoofdtoegang van de woning is gelegen.

1.27 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.28 erfgrens

de volgens het kadaster geldende grens van het erf; indien er sprake is van meer aaneengebouwde woningen op één kadastraal perceel, is dit de feitelijke grens van het erf behorende bij de betreffende woning.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gevellijn

een geometrisch bepaald figuur als zodanig aangegeven lijn welke dient als hoofdoriëntatie voor hoofdgebouwen.

1.31 hoofdgebouw

gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 kap

een constructie van één of meerdere schuine dakvlakken ter afdekking van een gebouw.

1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij hoort.

1.34 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, verenigingsleven, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.35 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.36 ondergronds bouwen

een ruimte, die voor mensen toegankelijk is en gelegen is onder peil.

1.37 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.38 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.39 peil

  1. a. de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer voor gebouwen indien de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer ligt tussen 0 en 0,15 m boven het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein;
  2. b. in alle andere gevallen is dit de bovenkant van het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven

1.40 uitbouw

een vergroting van een bestaande ruimte van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.41 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.42 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.43 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan. Zie Figuur 1 in lid 1.48.1.

1.44 vrijstaand bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.45 vrijstaande woning

een niet-aangebouwde woning.

1.46 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.47 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw en tussen een denkbeeldige lijn in het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw. Zie Figuur 2 in lid 1.48.2.

1.48 FIGUREN

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Bij ondergronds bouwen: vanaf peil tot aan de bovenkant van de laagst gelegen afgewerkte vloer onder peil van een bouwwerk/gebouw.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel: de rand van het bouwwerk geprojecteerd op het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens het geldende Bouwbesluit.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een ander daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk met wanden

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk zonder wanden, zoals open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde

het overdekte grondoppervlak, dat loodrecht gelegen is onder het dakoppervlak.

2.9 diepte en breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen

De diepte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de achtergevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende achtergevel van het hoofdgebouw.

De breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de zijgevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende zijgevel van het hoofdgebouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in een vrijstaande woning met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroep;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de begane grond;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik geldt de volgende regels:

  1. a. een aan-huis-gebonden beroep in de woning mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. De woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
    2. 2. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan- en uitbouwen en aaneengebouwde bijgebouwen met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
      • ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
      • het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
      • het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
      • er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen

  1. 1. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door:
    1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, zonnecollectoren en veranda's, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt;
  2. 2. De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, door:
    1. a. ondergeschikte bouwdelen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen alsmede balkons, luifels en zonnecollectoren, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

5.2 Ondergronds bouwen en aanleggen

5.3 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Parkeren en laden en lossen

  1. a. Tot een gebruik in strijd met de bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden en bouwwerken, voor zover die zijn ingericht voor parkeren ter uitvoering van het gemeentelijk parkeerbeleid, voor ander gebruik dan parkeren;
  2. b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a.:
    1. 1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
    2. 2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      • een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
      • een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren en/of laden of lossen.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan -tenzij hiervoor op grond van hoofdstuk 2 al een omgevingsvergunning kan worden verleend- een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Deze omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

8.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.

9.2 Parkeren en laden of lossen

  1. a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Parkeernota Teylingen 2014'' vastgesteld op 2 december 2014 en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt of zal worden aangebracht. Voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Parkeernota Teylingen 2014'' vastgesteld op 2 december 2014 en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  3. c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en/of b.:
    1. 1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
    2. 2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      • een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
      • een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren/of en laden of lossen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met ten hoogste 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan 'Engelse Tuin Voorhout, Jacoba van Beierenweg 75/77'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In september 2014 is het bestemmingsplan 'Engelse Tuin Voorhout' vastgesteld. Ter plaatse van de Jacoba van Beierenweg 75-77 bevindt zich een voormalige bollenschuur met twee woningen. Omdat het toekomstig gebruik en de toekomstige inrichting ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan nog niet voldoende uitgewerkt waren, zijn de gronden ter hoogte van de voormalige bollenschuur en woningen bestemd als 'Gemengd'. Naast het wonen zijn hier tevens maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Op de gronden ten zuidwesten van de bestaande bebouwing ligt de bestemming 'Gemengd – Uit te werken bestemming'. Op deze gronden mag slechts worden gebouwd indien het initiatief voldoet aan de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden en op basis van een daarvoor opgesteld uitwerkingsplan.

De eigenaar van de voormalige bollenschuur en de zuidwestelijk daarvan gelegen gronden is voornemens in de voormalige bollenschuur drie extra woningen te realiseren binnen de huidige bebouwing. Deze ontwikkeling past binnen het geldende bestemmingsplan.

Op de gronden ten zuidwesten van de voormalige schuur is één vrijstaande woning voorzien aan de achterzijde van het perceel. Ten behoeve van deze woning worden de bestaande inrit en parkeerplaats heringericht om tevens voldoende parkeervoorzieningen te realiseren voor de woningen in de voormalige bollenschuur.

De realisatie van de vrijstaande woning en de herinrichting van het omliggende terrein past binnen de randvoorwaarden behorend bij de bestemming 'Gemengd – Uit te werken bestemming'. Voorliggend uitwerkingsplan maakt de voorgenomen ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in het noordoostelijk deel van Voorhout, ten zuidwesten van de Jacoba van Beierenweg 75/77. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Engelse Tuin Voorhout', vastgesteld op 25 september 2014 en onherroepelijk sinds 25 februari 2015. Ter plaatse geldt de bestemming 'Gemengd - Uit te werken'. Een uitsnede van het bestemmingplan is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingplan 'Engelse Tuin Voorhout'

1.4 Planvorm

Het uitwerkingsplan 'Engelse Tuin Voorhout, Jacoba van Beierenweg 75/77' is een uitwerkingsplan dat de beoogde vrijstaande woning inclusief herinrichting van de naastgelegen inrit en parkeerplaats juridisch-planologisch mogelijk maakt.

1.5 Planproces

Voordat het uitwerkingsplan rechtskracht verkrijgt, moet de procedure worden doorlopen, zoals deze is neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het moederplan 'Engels Tuin Voorhout' heeft, met inbegrip van de uitwerkingsbevoegdheid, de uitgebreide procedure doorlopen met ter inzage legging van een voorontwerp bestemmingsplan. Ook heeft in deze fase nadere afstemming plaatsgevonden met diverse betrokken instanties waaronder de Provincie Zuid-Holland. In het kader van dit uitwerkingsplan worden om deze reden slechts de wettelijk voorgeschreven procedure doorlopen. De volgende procedurestappen worden daarbij gehanteerd:

  1. 1. Ter inzage legging van het ontwerp-uitwerkingsplan met de bekendmaking van onder meer de mogelijkheid zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders;
  2. 2. Vaststellen van het uitwerkingsplan.

1.6 Leeswijzer

Het uitwerkingsplan 'Engelse Tuin Voorhout, Jacoba van Beierenweg 75/77' bestaat uit een toelichting, een verbeelding en regels. De toelichting vormt het niet-juridisch bindende onderdeel van het uitwerkingsplan waarin uiteen gezet is welke afwegingen ten grondslag liggen aan de regeling en welke aspecten in de overweging zijn betrokken. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 2 geeft een weergave van de huidige- en toekomstige situatie;
  • Hoofdstuk 3 vat de relevante beleidsstukken samen;
  • Hoofdstuk 4 geeft uitleg bij de regels die bij dit plan behoren;
  • Hoofdstuk 5 toont de uitgevoerde onderzoeken op gebied van milieu, verkeer, bodem, archeologie, ecologie, etc.;
  • Hoofdstuk 6 maakt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan inzichtelijk;
  • Hoofdstuk 7 maakt de economische uitvoerbaarheid van het plan inzichtelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande Situatie

Het bestemmingsplan 'Engelse Tuin Voorhout' is opgesteld ten behoeve van de transformatie van het noordoostelijk deel van Voorhout naar een woongebied voor 180 woningen met een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving. Een deel van de beoogde woonwijk is inmiddels gerealiseerd of wordt gebouwd.

De Jacoba van Beierenweg vormt de noordwestelijke grens van het nieuwe woongebied. De deels authentieke lintbebouwing aan deze weg ligt op de strandwal waarop ook het dorp Voorhout is ontstaan. Vanuit het dorpskern wordt woonbebouwing afgewisseld met detailhandel, bedrijvigheid en stedelijke voorzieningen zoals sporthal De Tulp. Ter hoogte van het plangebied ontstaat meer openheid tussen de hier van oorsprong aanwezige bebouwing en gaat het stedelijk beeld over in agrarische en bollengerelateerde bedrijvigheid.


De bebouwing aan de Jacoba van Beierenweg 75/77 is onderdeel van het voormalige bloembollengroothandels- en exportbedrijf Colijn & Zn. In de voormalige bollenschuur zijn twee woningen reeds aanwezig en worden nog eens drie woningen toegevoegd. De gronden ten zuidwesten van de voormalige bollenschuur zijn op dit moment ingericht ten behoeve van het parkeren en als inrit. Aan de randen bevinden zich diverse groenstructuren. Ook is op de gronden een transformatorhuis van Liander aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.1. Impressie huidige situatie

2.2 Toekomstige Situatie

De eigenaar van de voormalige bollenschuur is voornemens op de zuidwestelijk gelegen gronden één vrijstaande woning te realiseren aan de achterzijde van het perceel. Ten behoeve van deze woning, en om voldoende parkeerplaatsen te realiseren voor de extra woningen in de voormalige bollenschuur, wordt de bestaande inrit met parkeerplaatsen heringericht.

De toevoeging van één vrijstaande woning past binnen de schaal en verkaveling zoals opgezet voor de nieuwe woonwijk Engelse Tuin. Vrijstaande woningen worden in deze woonwijk afgewisseld met twee- en drie-onder-één-kapwoningen. De voorgevel van de nieuwe woning is naar de nieuwe woonwijk gericht en ligt in lijn met de voorgevelrooilijn van de overige woningen in de straat. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan het versterken van de nieuwe randen die ontstaat door de realisatie van de nieuwe woonwijk.

De te realiseren woning sluit voor wat betreft maatvoering en kleurstelling tevens aan bij de nog te realiseren woningen. Op het eigen terrein wordt één parkeerplaats gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Plattegrond en doorsnede nieuwe woning

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0005.jpg"

Figuur 2.3 Impressie toekomstige situatie

2.3 Toetsing Uitwerkingsregels

De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op basis van de uitwerkingsregels die zijn opgenomen in artikel 14 van het vigerende bestemmingsplan 'Engelse Tuin Voorhout'. De uitwerkingsplicht luidt als volgt:

Artikel 14 Gemengd - Uit te werken bestemming

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Uit te werken bestemming' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroep;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de begane grond;
  3. c. parkeren ten behoeve van de maatschappelijke functies in de bestemming Gemengd;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen en water.

14.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 14.1 genoemde bestemming nader uit met inachtneming van de volgende regels:

14.2.1 Aantal en typen woningen

  1. a. er mogen vrijstaande woningen worden gebouwd;
  2. b. er worden ten hoogste 2 vrijstaande woningen gebouwd;

14.2.2 Bouwregels

  1. a. het aantal bouwlagen van vrijstaande woningen bedraagt ten hoogste 2, met daarboven de mogelijkheid van een kap;
  2. b. de afstand van de voorgevel van hoofdgebouwen aan de Jacoba van Beierenweg bedraagt tenminste 5 m gemeten vanuit het openbaar toegankelijk gebied;
  3. c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt tenminste 3 m;
  4. d. de bouwregels als bedoeld in lid 3.2.2 t/m 3.2.3 zijn overeenkomstig van toepassing.

14.2.3 Parkeren

  1. a. het parkeren dient op eigen terrein gerealiseerd te worden;
  2. b. ten behoeve van de bestemming Gemengd worden parkeerplaatsen gerealiseerd.

14.3 Voorlopig bouwverbod

Op de gronden als bedoeld in lid 14.1 mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat in werking is getreden en volgens de in een zodanig plan gestelde eisen.

Toetsing aan de uitwerkingsregels

De beoogde ontwikkeling voorziet in één vrijstaande woning en past daarmee binnen het gestelde in artikel 14.2.1. De woning bestaat grotendeels uit twee bouwlagen en is voorzien van een kap. Door de ligging aan de achterzijde van het perceel ontstaat er een ruime afstand richting de Jacoba van Beierenweg. Het hoofdgedeelte van de woning is op 3 meter afstand gelegen van het nog aan te leggen fietspad in het zuidwesten en de zijdelingse perceelgrens aan de zijde van de voormalige bollenschuur. Op het eigen terrein wordt één parkeerplaats gerealiseerd. Om in de benodigde parkeerplaatsen te voorzien (ook voor de drie extra woningen in de voormalige bollenschuur) worden er in totaal 12 parkeerplaatsen aangelegd in het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 14.2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0006.jpg"

Figuur 2.4 Overzicht te realiseren parkeerplaatsen en ontsluitingen

2.4 Conclusie

De beoogde ontwikkeling past binnen de uitwerkingsregels zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Engelse Tuin Voorhout' en sluit voor wat betreft positionering, kleurstelling en maatvoering aan bij de bestaande en toekomstige woningen in het woongebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Toetsing van het uitwerkingsplan aan rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid heeft reeds plaatsgevonden bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Engelse Tuin Voorhout'. De ontwikkeling voorziet daarnaast in minder woningen dan is vastgelegd in de uitwerkingsregels van de uit te werken bestemming. Om deze reden wordt in onderstaand hoofdstuk alleen een korte conclusie gegeven ten aanzien van het vigerend beleid. Wanneer het beleid gewijzigd is, wordt de ontwikkeling wel getoetst en het beleid nader uiteengezet.

3.1 Rijksbeleid

Vanwege de kleinschaligheid van de voorgenomen ontwikkeling is er geen sprake van strijd met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Barro. Beide worden gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Anderzijds draagt de ontwikkeling ook niet bij aan het verwezenlijken van dit beleid. De beoogde ontwikkeling betreft geen nieuwe stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking, omdat er slechts sprake is van de bouw van één woning (uitspraken Raad van State 23 december 2015, 201408383/1 en 10 februari 2016, 201505424/1).

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit

De 'Visie Ruimte en Mobiliteit' (hierna 'de Visie') speelt meer in op de structurele veranderingen in de samenleving, de economie en het milieu, waarvan de uitkomsten nog onzeker zijn. Daarom is er sprake van een combinatie van zowel flexibiliteit als duidelijkheid in de vorm van randvoorwaarden en kaders. De Visie is opgesteld en een aantal maal (gedeeltelijk) herzien vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen voor onderdelen.

De vier rode draden zijn:

  • beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • vergroten van de agglomeratiekracht;
  • verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Toetsing

Het plangebied ligt in het bestaand stads- en dorpsgebied ('bebouwde ruimte') zoals zichtbaar in figuur 3.1. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Verder blijven ook buiten de bebouwde ruimte nieuwe woon- en werklocaties mogelijk en wenselijk. De beoogde ontwikkeling sluit aan bij dit beleid. Voor het overige zijn er geen randvoorwaarden in de Visie Ruimte en Mobiliteit opgenomen die van invloed zijn op de beoogde ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0007.jpg"

Figuur 3.1 Uitsnede kaart 1 'beter benutten bebouwde ruimte'

3.2.2 Programma Ruimte

Het Programma Ruimte is parallel aan de Visie Ruimte en Mobiliteit, het Programma Mobiliteit en de Verordening ruimte 2014 opgesteld. De Visie Ruimte en Mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk-relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma Ruimte, dat dezelfde vier rode draden hanteert als de Visie Ruimte en Mobiliteit.

Toetsing

De gemeente Teylingen en daarmee ook de kern Voorhout, is opgenomen in het structuurvisiegebied 'beter benutten bebouwde ruimte' en 'verstedelijkingsstrategie voor wonen'. Wanneer een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave voor bijvoorbeeld wonen af met behulp van actuele regionale visies. Iedere drie jaar wordt hiervoor door de provincie een onderzoek uitgevoerd naar de actuele woningbehoefte, de zogenaamde Woningbehoefteraming (WBR). Omdat de ontwikkeling geen stedelijke ontwikkeling is in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking, wordt hier verder niet aan getoetst. Wel zal in paragraaf 3.2.4 een overzicht gegeven worden van de nieuwste Woningbehoefteraming zoals uitgevoerd door de provincie.

3.2.3 Verordening ruimte 2014

De Verordening ruimte 2014 is vastgesteld in samenhang met de Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het ruimtelijk beleid is uitgewerkt in het Programma Ruimte. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. De verordening bevat regels ten aanzien van een aantal belangrijke ruimtelijke onderwerpen, zoals kantoren, bedrijventerreinen, glastuinbouw- en bollenteeltgebied, archeologie en provinciale vaarwegen.

Toetsing

In de Verordening ruimte 2014 zijn geen nadere eisen opgenomen ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Omdat het geen ontwikkeling betreft die getoetst moet worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking is toetsing aan artikel 2.1.1 van de verordening niet noodzakelijk.

3.2.4 Provinciale Woningbehoefteraming 2016

Bij de vaststelling van de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit werd de Woningbehoefteraming 2013 het toetsingskader voor de kwantitatieve behoefte. Inmiddels is de Woningbehoefteraming 2016 bekend. Voor gemeente Teylingen wordt hierbij uitgegaan van een woningbehoefte van 823 woningen in de periode 2015-2019. Voor de periode 2020-2024 ligt de behoefte op nog eens 514 woningen en van 2025-2029 moeten er nog 183 extra woningen gerealiseerd worden. Het plan geeft mede invulling aan deze woningbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0008.jpg"

Figuur 3.2. Uitsnede tabel woningbehoefteraming 2016 periode 2015-2019

3.3 Regionaal Beleid

De beoogde ontwikkeling past binnen het uitgangspunt 'concentratie van stedelijke ontwikkelingen' zoals opgenomen in de Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020. De gehele woningbouwontwikkeling 'Engelse Tuin' is daarnaast opgenomen in de Regionale Woonvisie Holland Rijnland 2009-2019. Op basis van de Regionale woonagenda Holland Rijnland 2014 blijkt dat er voldoende ruimte is voor de toevoeging van extra woningen. Naast het accommoderen van de lokale en subregionale behoefte, is er ook een bovenregionale woningbouwopgave die opgevangen moet worden.

3.4 Gemeentelijk Beleid

De ontwikkeling is reeds getoetst aan en in lijn met de Strategische Visie Teylingen 2040.

3.4.1 Structuurvisie Teylingen Duurzaam bloeiend 2030 (2015)

In deze structuurvisie zet de gemeente op een integrale wijze de ruimtelijke hoofdlijnen uit tot 2030. Samen met bewoners, bedrijven, organisaties en regionale partners wil de gemeente werken aan een duurzame bloeiende gemeente, waaraan iedereen meedoet.

De leidende principes voor de structuurvisie zijn:

  1. 1. Teylingen kiest voor een duurzame ontwikkeling van de gemeente;
  2. 2. Teylingen versterkt de ruimtelijke kwaliteit van de drie kernen en het buitengebied;
  3. 3. Teylingen verbetert de sociaal-economische vitaliteit in de drie kernen en het buitengebied;
  4. 4. Teylingen zet zich in voor een vitale Greenport Duin- en Bollenstreek;
  5. 5. Ambities en keuzes stemt de gemeente steeds zo goed mogelijk af in regionaal verband, zodat het beleid elkaar versterkt.

Toetsing

De woningbouwontwikkeling 'Engelse Tuin' is specifiek benoemd in de structuurvisie als inbreidingslocatie voor maximaal 180 woningen. Om de nieuwe woonbuurt ruimtelijk goed in te laten passen in de bestaande omgeving, moeten de bebouwingsranden goed aansluiten op de stedenbouwkundige korrel en het karakter van de omgeving. Zoals eerder aangegeven past de beoogde woning zowel voor wat betreft maatvoering, positionering als kleurstelling bij de bestaande woningen in het lint en de toekomstige woningen in het woongebied.

3.4.2 Woonvisie Teylingen 2015-2020

In deze Woonvisie beschrijft de gemeente Teylingen het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2015-2020. De Woonvisie vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. Onderdeel van deze woonvisie is de regionale woonvisie die samen met de gemeenten Hillegom en Lisse is opgesteld. De drie gemeenten hebben afstemming gezocht in het woonbeleid en dit vastgelegd in een regionale woonvisie. Centraal staan de thema's: bestaande kernen en bestaande woningvoorraad, duurzaamheid, wonen met zorg, welzijn, beschikbaarheid, doelgroepen en betaalbaarheid.

In Voorhout wordt nog veel gebouwd, waaronder in de Engelse Tuin. Ook de komende jaren wordt hier ingezet op verdere groei van de woningvoorraad. De 'status als groeikern' wordt daarmee doorgezet. Door het relatief grote accent op woningbouw, ontstaan volgens de gemeente veel kansen voor duurzaamheid en versterking van de ‘moderne woonkern’. De beoogde ontwikkeling levert een bijdrage aan dit doel.

3.4.3 Parkeernota Teylingen 2014

Op 2 december 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders de Parkeernota Teylingen 2014 vastgesteld. In deze nota zijn parkeernormen opgenomen voor diverse functies. Door een wetswijziging is eind 2014 ook de wettelijke grondslag van stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening vervallen. Dit betekent dat in nieuwe bestemmingsplannen een eigen regeling in het plan moet worden opgenomen voor onder andere parkeren.

Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan het aspect parkeren vindt plaats in paragraaf 5.2.

3.5 Conclusie

Het uitwerkingsplan is in overeenstemming met de diverse beleidslijnen op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het uitwerkingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.

4.1 Algemeen

In het vigerende bestemmingsplan 'Engelse Tuin Voorhout' is een uitwerkingsplicht opgenomen. Hiermee geeft de gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders de plicht mee om tijdens de duur van het bestemmingsplan een uitwerkingsplan op te stellen binnen de kaders van de uitwerkingsregels.

Dit uitwerkingsplan maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Engelse Tuin Voorhout'.

Planvorm

Dit uitwerkingsplan vormt het juridische kader waarbinnen de in dit plangebied beoogde nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Het plan omvat directe bouwmogelijkheden.

Verbeelding en regels

Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

Maatvoeringaanduidingen

Op de plankaart is gebruikgemaakt van maatvoeringaanduidingen die betrekking hebben op afmetingen ten aanzien van het bouwen en het gebruik. Op de plankaart is sprake van maatvoeringaanduidingen ten behoeve van de maximale goot- en bouwhoogte.

Opbouw planregels

De regels van het uitwerkingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregel.

Er is gekozen om niet te verwijzen naar de regels van bestemmingsplan 'Engelse Tuin Voorhout', maar om een eigen set met regels op te stellen. Dit komt de leesbaarheid en toetsbaarheid van het uitwerkingsplan ten goede.

4.2 Inleidende Regels

Begrippen (Artikel 1)

Dit artikel definieert de begrippen die in het uitwerkingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

4.3 Bestemmingsregels

In het uitwerkingsplan komt alleen de bestemming Gemengd voor.

Gemengd (Artikel 3)

De regels in dit artikel zijn gebaseerd op de regels zoals geldend binnen de bestemming Gemengd in bestemmingsplan 'Engelse Tuin Voorhout'. Deze regels zijn aangevuld en/of aangepast op basis van de uitwerkingsregels zoals geldend voor dit plangebied.

Binnen deze bestemming is het wonen in een vrijstaande woning toegestaan alsmede maatschappelijke voorzieningen op de begane grond. Het hoofdgebouw moet in het bouwvlak worden gebouwd en kent een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 om 9 meter. Het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep is onder voorwaarden toegestaan. Met een binnenplanse afwijking is het ook mogelijk om kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (onder voorwaarden) uit te oefenen.

4.4 Algemene Regels

De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelregel (Artikel 4)

Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmings- of uitwerkingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene bouwregels (Artikel 5)

Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen moet wel beperkt zijn. Tevens zijn algemene regels opgenomen voor ondergronds bouwen en aanleggen.

Algemene gebruiksregels (Artikel 6)

In dit artikel is bepaald dat het gebruiken van gronden en bouwwerken, voor zover die zijn ingericht voor parkeren ter uitvoering van het gemeentelijk parkeerbeleid, voor ander gebruik dan parkeren niet is toegestaan.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 7)

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan op basis van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om omgevingsvergunning voor afwijken te verlenen van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 8)

In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen.

Overige regels (Artikel 9)

In deze bepaling is geregeld dat alle wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Daarnaast is in een lid bepaald dat bij iedere ruimtelijke ontwikkeling getoetst moet worden of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Dit aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels.

4.5 Overgangs- En Slotregel

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde.

Overgangsregels (Artikel 10)

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel (Artikel 11)

Deze regel bevat de titel van het uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek

Toetsing van het uitwerkingsplan aan de geldende milieutechnische kaders heeft grotendeels plaatsgevonden bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Engelse Tuin Voorhout'. De ontwikkeling voorziet daarnaast in minder woningen dan is vastgelegd in de uitwerkingsregels van de uit te werken bestemming. Ondanks dat eerdere toetsing reeds heeft plaatsgevonden, worden in het kader van goede ruimtelijke ordening, alle onderzoeksaspecten nogmaals (kort) behandeld.

5.1 Onderzoeksplicht Vanwege Mer-wetgeving

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit het realiseren van één vrijstaande woning en de herinrichting van de bestaande inrit met parkeerplaatsen. De ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de vastgestelde drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit uitwerkingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Bij de besluitvorming over het ontwerp uitwerkingsplan is tevens vastgesteld dat geen milieueffectrapportage nodig is. Dit besluit is herbevestigd bij vaststelling van het uitwerkingsplan.

5.2 Verkeer

Verkeersstructuur

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Ten behoeve van de woningen in de Engelse Tuin wordt een nieuwe verkeersstructuur aangelegd. De nieuwe woning zal ontsloten worden via één van de nieuwe interne ontsluitingswegen. Deze verkeersstructuur sluit weer aan op de Jacoba van Beierenweg. Omdat de Jacoba van Beierenweg ten westen van het plangebied is afgesloten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer, wordt het autoverkeer naar de dorpskern afgewikkeld via de Zuidelijke Randweg of de Schoutenlaan.

Ontsluiting langzaam verkeer

Zowel de Jacoba van Beierenweg als de nieuwe interne ontsluitingswegen kennen een snelheidsregime van maximaal 30 km/h. Op de Jacoba van Beierenweg zijn er ten behoeve van het fietsverkeer fietssuggestiestroken aanwezig. Ook is er aan één zijde een trottoir aanwezig voor voetgangers. Ter hoogte van de interne wegen deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. Ook hier is voor voetgangers een trottoir aanwezig. Hiermee voldoen de wegen aan de principes van Duurzaam Veilig.

Ontsluiting openbaar vervoer

Op circa 250 meter loopafstand langs de Zuidelijke Randweg ligt een bushalte. De halte wordt onder andere bediend door bussen richting Leiden, Hillegom en Nieuw-Vennep. De ontsluiting per openbaar vervoer is goed.

Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie van de woning is bepaald op basis van kencijfers van het CROW zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW, 2012). Er wordt gerekend met gebiedstype 'rest bebouwde kom' in 'matig stedelijk gebied' en met maximale kencijfers. Dit is afgeleid uit de kencijfers welke de gemeente voorschrijft in de parkeernota Teylingen (2014).

De toevoeging van één vrijstaande woning leidt tot een verkeersgeneratie van 8,6 mtv/etmaal op een weekdag en 9,5 mtv/etmaal op een werkdag. De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling is dusdanig gering dat deze niet zal leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Parkeren

Bestaande situatie

In de bestaande situatie is het plangebied ingericht ten behoeve van het parkeren en als in- en uitrit.

Beoogde situatie

Zoals opgenomen onder artikel 14.2.3 van het bestemming 'Engelse Tuin Voorhout' kan de bestemming alleen nader worden uitgewerkt indien het parkeren op eigen terrein gerealiseerd wordt en ook ten behoeve van de naastgelegen bestemming Gemengd voldoende parkeerplaatsen aangelegd worden.

In de voormalige bollenschuur zijn twee woningen reeds aanwezig en worden nog eens drie woningen toegevoegd. Samen met de vrijstaande woning is er in de nieuwe situatie sprake van zes woningen waarvoor voldoende parkeergelegenheid aanwezig moet zijn. De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van de parkeernota Teylingen (2014). Voor woningen is de parkeernorm 1,8 parkeerplaats per woning. Hiervan moet 0,3 parkeerplaats openbaar toegankelijk zijn. In totaal moeten er 10,8 parkeerplaatsen in de toekomstige situatie aanwezig zijn. Omdat ten behoeve van de herinrichting van het overig terrein één bestaande parkeerplaats komt te vervallen, ligt de parkeerbehoefte op 12 parkeerplaatsen. Hierin wordt, zoals zichtbaar in figuur 2.4, voorzien.

Conclusie

De ontsluiting voor de verschillende vervoerswijzen is goed te noemen. De verkeersgeneratie is dusdanig gering dat deze niet leidt tot knelpunten. De omringende wegen beschikken over voldoende capaciteit om het extra verkeer af te wikkelen. De parkeerbehoefte kan gerealiseerd worden. Geconcludeerd wordt dat het aspect verkeer en parkeren de uitvoering van de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat.

5.3 Geluidshinder

Toetsingskader

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is volgens de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk indien geluidgevoelige functies worden ontwikkeld binnen de geluidzone van gezoneerde wegen. Het plangebied is gelegen in de geluidzone van de Teylingerdreef. Daarnaast wordt het plangebied ontsloten door de Jacoba van Beierenweg, een 30 km/h-weg. Deze weg is niet-gezoneerd, maar wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie wel in het onderzoek betrokken. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode II (SRM II) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De uitvoering is gerapporteerd en bijgevoegd in bijlage 1.

Onderzoek

Uit de modelresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het verkeer op de Teylingerdreef niet wordt overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 37 dB. De richtwaarde van 48 dB ten gevolge van het verkeer op de Jacoba van Beierenweg wordt ook niet overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 42 dB.

Conclusie

Ten gevolge van het aspect wegverkeerslawaai heerst in het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.4 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven en of vice versa:

  • een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.

Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd.

Onderzoek
In de directe omgeving van de nieuwe woning zijn zowel woningen als andere functies aanwezig. Het gebied kan daarom worden getypeerd als een gemengd gebied (bron: VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', 2009). Dit wordt bevestigd in het geldende bestemmingsplan. Op circa 65 meter afstand van de nieuwe woning ligt het sporthal De Tulp en jongerencentrum @Hok met bijbehorend parkeerterrein. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter ten opzichte van een rustige woonwijk en 30 meter in gemengd gebied. Aan de richtafstand wordt voldaan, Nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Ter hoogte van het plangebied en in de voormalige bollenschuur zijn ook maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Onder maatschappelijke voorzieningen vallen educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, verenigingsleven, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen. Conform de VNG uitgave valt kinderopvang onder milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. De beoogde woning ligt op 10 meter afstand van de bollenschuur, aan de richtafstand wordt dan ook voldaan. De overige functies zijn geschaald onder milieucategorie 1, hiervoor geldt geen richtafstand in gemengd gebied. Ter plaatse van de beoogde woning is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, de omliggende bedrijvigheid wordt niet in haar bedrijfsvoering beperkt.

Op 6 meter ten westen van de gevel van de nieuwe woning staat een transformatorhuis van Liander. Conform de VNG uitgave valt een transformatorhuis van dit type onder milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 10 meter voor geluid in gemengd gebied. Er wordt daarmee niet voldaan aan de richtafstand. Omdat eventuele geluidhinder in de tuin ook van invloed is op het woon- en leefklimaat wordt deze, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, in de belangenafweging betrokken. Aangetoond dient te worden dat voldaan wordt aan de eisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2).

De richtwaarden van de VNG-brochure zijn gelijk aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor een transformatorhuis is alleen het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau relevant. Maximale geluidniveaus (piekgeluiden) treden niet op. De geluidrichtlijn is 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Tijdens het locatiebezoek aan het transformatorstation was geen geluid waarneembaar. Volgens de netwerkbeheerder is in een soortgelijke situatie een equivalent geluidniveau tussen de 30 en 40 dB(A) gemeten op 1 meter van de gevel. Er wordt daarmee voldaan aan de geluidrichtwaarden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Er is vanuit akoestisch oogpunt sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Afstemming met Liander heeft reeds plaatsgevonden. Zij zijn akkoord met de ontwikkeling.

Conclusie
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de te realiseren woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

5.5 Externe Veiligheid

Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen moet voor externe veiligheid naar verschillende aspecten worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, als hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.


Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.


Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb moet zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Risicorelevante inrichtingen

Aan de Jacoba van Beierenweg 128 bevindt zich het bedrijf Van Gent Van der Meer Nuyens B.V., een risicovolle inrichting. Dit bedrijf heeft een zonering (PR 10-6) van 20 meter. De nieuwe woning ligt op circa 220 meter afstand. Het plangebied ligt tevens niet in het effectgebied (1% letaliteitafstand). Dit bedrijf heeft, vanwege de aanwezigheid van een automatische gasblusinstallatie, namelijk geen effectgebied. Dit bedrijf vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied en de directe omgeving vindt geen relevant vervoer plaats van gevaarlijke stoffen over autowegen, het water, het spoor of door leidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0009.jpg"

Figuur 5.1 Uitsnede professionele risicokaart

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.6 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Aan de overzijde van de Jacoba van Beierenweg is een tracé van een 50 kV-kabelverbinding gelegen. Ten behoeve van deze leiding is in het bestemmingplan 'Engelse Tuin Voorhout' een dubbelbestemming opgenomen. Deze leiding ligt op circa 45 meter afstand van de nieuwe woning en vormt daarmee geen beperking.

Ter hoogte van het plangebied is een transformatorhuis van Liander aanwezig. Deze blijft in de toekomstige situatie behouden. Het leidingentracé ligt van de beoogde woning af, naar de Jacoba van Beierenweg toe en vormt daarmee geen beperking voor de voorgenomen ontwikkeling.

Er zijn geen straalpaden of telecomverbindingen in de directe omgeving van het plangebied aanwezig. Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, artikel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Tabel 5.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen als de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst.

Onderzoek
De beoogde ontwikkeling voorziet in het toevoegen van één woning. Ten opzichte van de huidige situatie zorgt dit voor een beperkte toename in de verkeersgeneratie. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het 'besluit niet in betekenende mate' van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-Monitoringstool 2017 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De maatgevende weg is de Jacoba van Beierenweg. Uit deze monitoringstool blijkt dat in 2016 en 2020 de concentraties stikstofdioxide en fijn stof beduidend lager zijn dan de grenswaarden. Het maximale gehalte stikstofdioxide bedraagt 16,3 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 19,5 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 7 dagen. Omdat direct langs de weg voldaan wordt aan de grenswaarden, zal dit ter hoogte van het plangebied ook het geval zijn. De

concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de locatie verder van de weg is gelegen.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Ter plaatse van de beoogde woningen is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

5.8 Bodem

Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek en een (NEN 5740) en asbestonderzoek in de bodem (NEN 5707) uitgevoerd ter plaatse van de toekomstige woning met tuin. De resultaten van dit onderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 3. Uit dit onderzoek blijkt dat de bodem uit matig fijn zand. Zowel in de boven- als ondergrond zijn geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen. In de opgeboorde en geïnspecteerde grond zijn visueel geen asbestverdachte materialen (>20 mm) aangetroffen. In de bovengrond overschrijdt het gehalte kwik de desbetreffende achtergrondwaarde. In de toplaag onder het asfalt is daarnaast sprake van een overschrijding van de achtergrondwaarde voor enkele individuele OCB-componenten (bestrijdingsmiddelen). Opgemerkt wordt dat de gemeten gehalten lager zijn dan het criterium voor nader onderzoek. De gehaltes van de overige onderzochte parameters zijn alle lager dan de desbetreffende achtergrondwaarden. Er is geen asbest (<20 mm) aangetoond. In de ondergrond overschrijdt het gehalte kwik de desbetreffende achtergrondwaarde. Opgemerkt wordt dat het gemeten gehalte lager is dan het criterium voor nader onderzoek. De gehaltes van de overige onderzochte parameters zijn alle lager dan de desbetreffende achtergrondwaarden. In het grondwater is sprake van een licht verhoogde concentratie molybdeen. De gemeten concentratie is lager dan het criterium voor nader onderzoek. De concentraties van de overige

onderzochte parameters zijn alle lager dan de desbetreffende streefwaarden. De maximaal licht verhoogde gehalten/concentraties in de grond en in het grondwater geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend bodemonderzoek.

Ten behoeve van de woning worden de bestaande inrit en parkeerplaats heringericht om tevens voldoende parkeervoorzieningen te realiseren voor de woningen in de voormalige bollenschuur. Het aanwezige asfalt zal hiervoor verwijderd worden. Om te bepalen of het asfalt geen asbest bevat, is tevens een verhardingsonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4). Uit dit onderzoek blijkt dat het asfalt niet teerhoudend is. In de ondergelegen puinfundatie is geen asbest aangetoond. De aanwezige halfverharding bevat ook geen asbest.

5.9 Archeologie En Cultuurhistorie

Toetsingskader

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk plan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

Gemeentelijk beleid
Het beleid van Teylingen onder de naam 'Onder de grond 2015' heeft tot doel om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen. Voor het nemen van beslissingen is een archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. Deze geeft inzicht in de archeologische waarden en verwachtingen in Teylingen. Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in verschillende categorieën, per gebied is een voorschrift aangegeven.

Onderzoek en conclusie

Archeologie

Voor het plangebied is in 2008 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd en in 2010 een verkennend veldonderzoek. Het plangebied is om deze reden volledig vrijgegeven voor nader archeologisch onderzoek zoals zichtbaar in figuur 5.2. Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0010.jpg"

Figuur 5.2 Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart gemeente Teylingen.

Cultuurhistorie

De bollenschuur ten noordoosten van het plangebied aangewezen als Rijksmonument. Omdat de beoogde ontwikkeling niet voorziet in wijzigingen aan dit Rijksmonument staat het aspect cultuurhistorie de realisatie van de woning en het inrichten van het omliggende terrein niet in de weg.

5.10 Water

Toetsingskader

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer moet in een vroeg stadium overleg voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Verordening Ruimte
  • Provinciale Structuurvisie


Waterbeheerplan 2016-2021
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

Keur en uitvoeringsregels

Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Sinds 10 juni 2016 heeft Rijnland een nieuwe Keur. Er gelden sinds 2015 al minder regels voor burgers, bedrijven en Rijnland. Het aantal vergunningen en meldingen is ongeveer gehalveerd. Zo geeft Rijnland verantwoordelijkheid, flexibiliteit en vertrouwen waar dat kan, maar stellen we regels waar dat moet. Bij de Keur horen de uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De uitvoeringsregels kunnen een zorgplicht, een algemene regel en een beleidsregel bevatten. De zorgplicht geldt voor eenvoudige werkzaamheden met weinig risico. In de algemene regel staan voorwaarden voor activiteiten met een beperkt risico. In de beleidsregel staan voorwaarden voor activiteiten met een groter risico. Hiervoor is een watervergunning noodzakelijk.

Huidige situatie
Het plangebied is bijna geheel verhard. Omdat het plangebied binnen de bebouwde kom van Voorhout ligt is deze niet gekarteerd. Op omliggende gronden bestaat de bodem uit zand. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,25 en 0,40 m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,50 en 0,80 m beneden maaiveld.


Waterkwantiteit en waterkeringen

In het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. Ook is het plangebied geen onderdeel van een waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0011.jpg"

Figuur 5.3 Uitsnede legger Hoogheemraadschap van Rijnland


Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is in de huidige situatie nog niet aangesloten op het gemeentelijk rioolsysteem.


Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van één vrijstaande woning en het herinrichten van de bestaande inrit met parkeerplaatsen. Door deze ontwikkeling zal het verhard oppervlak niet toenemen. Door de aanleg van een tuin bij de woning neemt het verhard oppervlak juist af. Watercompensatie is voor voorliggende plan dan ook niet vereist.

Ten behoeve van de woningbouwontwikkeling Engelse Tuin is een waterstructuur ontwikkeld ten behoeve van de benodigde compensatie voor het gehele plan. Door het plangebied zal een waterlus worden aangelegd die vanaf de bestaande watergang aan de zuidzijde het gebied in stroomt. De watergangen worden uitgevoerd met een breedte van circa 7 meter. De oevers krijgen een groene aankleding waarbij ze zoveel mogelijk natuurlijk worden ingericht. Dit betekent dat taluds worden toegepast, ook daar waar de tuinen aan het water grenzen. Ter plaatse van erfgrenzen aan het water wordt op de grens een lage oeverbeschoeiing aangelegd. Aan de overzijde van de beoogde woning zal een van deze watergangen komen te liggen.


Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.


Riolering en afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit Wm art 29 a en de doelmatigheids- doelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  • het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  • huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
  • ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
    1. 1. zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
    2. 2. lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;

De gemeente kan gebruikmaken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

Het plangebied zal na de ontwikkeling aangesloten worden op het gemeentelijk rioolstelsel.


Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen van berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand-slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.


Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe'-aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.


Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.11 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.

Toetsingskader

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  1. a. Natura-2000 gebieden;
  2. b. Bijzondere nationale natuurgebieden;
  3. c. Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  1. 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  2. 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  3. 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bijzondere nationale natuurgebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  1. a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  2. b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
  3. c. de bescherming van overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In provincie Zuid-Holland wordt in het kader van de ruimtelijke ordening vrijstelling verleend ten aanzien van de volgende soorten: aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op circa 3,8 kilometer afstand, ten noordwesten van het plangebied. Dit betreft het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland is op circa 1 kilometer ten noordwesten van het plangebied gelegen en betreft bestaande natuur. Het dichtstbijzijnde weidevogelgebied ligt op circa 500 meter afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.UP2018VHT09004-VA01_0012.jpg"

Figuur 5.4 Ligging plangebied t.o.v. beschermde natuurgebieden

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de geringe ontwikkeling en afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De ontwikkeling zal daarnaast niet leiden tot een relevante toename in verkeer. Negatieve effecten als gevolg van toename in stikstofdepositie kunnen deswege worden uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het plangebied is in de huidige situatie grotendeels verhard. Aan de randen bevinden zich enkele groenstructuren. Ten behoeve van de herinrichting van het terrein, wordt een bestaande haag gerooid. In 2011 is reeds een quickscan flora en fauna uitgevoerd ter hoogte van het plangebied. Actualisatie van dit onderzoek is na circa 3 jaar noodzakelijk. Om deze reden is ten behoeve van de ontwikkeling wederom een quickscan flora en fauna uitgevoerd (bijlage 5).

Uit de quickscan flora en fauna blijkt dat het voorkomen van verblijfplaatsen zoals kolonie-, paar- en overwinteringsplaatsen van vleermuizen kan worden uitgesloten. In de bebouwing (transformatorhuis) zijn geen geschikte openingen aangetroffen waarin vleermuizen kunnen verblijven. De hagen aan weerszijde van het plangebied zijn lijnvormige landschapselementen waarop vleermuizen zich kunnen oriënteren. Deze hagen kunnen vleermuizen gebruiken als begeleidend element in een eventuele vliegroute. De noordelijk gelegen bebouwing wordt echter behouden waardoor er geen effect is op de vliegroutes van vleermuizen. Het plangebied is nu niet van waarde als essentieel foerageergebied voor vleermuizen en in de toekomst zal deze functie niet verminderen. De aanwezige hagen zijn mogelijk wel van essentieel belang voor de huismus. De verblijfplaatsen van deze vogels zijn ook buiten het broedseizoen beschermd. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang om eventuele effecten van de beoogde ontwikkeling op (de nesten van) huismussen te onderzoeken.

Deze veldinventarisatie naar huismussen is uitgevoerd in het voorjaar van 2017. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 6. Uit het onderzoek blijkt dat er 8 nesten van de huismus in de noordelijk gelegen voormalige bollenschuur aanwezig zijn. Deze mussen foerageren onder andere in de hagen in het plangebied. Omdat de bestaande haag in het noordoosten van het plangebied wordt verwijderd, gaat essentieel leefgebied van de huismus op deze locatie verloren. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is om deze reden vereist. Het bevoegd gezag (de provincie Zuid-Holland) eist hiervoor een activiteitenplan met daarin een onderbouwing van de mitigerende en compenserende maatregelen om overtreding van de wet te voorkomen.

Mitigerende maatregelen

Als mitigerende maatregel wordt voorgesteld dat rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van de huismus zodat kan worden voorkomen dat deze wordt verstoord, verwond of gedood. Hierbij wordt gewerkt op basis van het kennisdocument van de huismus (BIJ 12, 2017). De rooi- en bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd buiten de voortplantingsperiode. De restauratiewerkzaamheden bij de bollenschuur worden gestart vanaf januari 2019 en vinden hierdoor waarschijnlijk deels plaats in het broedseizoen. Aangezien de nestplaatsen in november 2018 ongeschikt worden gemaakt en in de directe omgeving een geruime tijd van tevoren (juni 2018) een ruim aanbod aan alternatieve nestplaatsen worden gerealiseerd, heeft dit geen effect op de functionaliteit van het leefgebied van de kolonie. Door gefaseerd te werken kan te allen tijde de functionaliteit van het gebied worden behouden. Hierbij is van belang dat eerst de realisatie van de woning plaatsvindt (september 2018) voordat de transformatie van de bollenschuur gestart kan worden. Door de wijk Engelse tuin huismusvriendelijk te maken is tevens in de directe omgeving voldoende uitwijkgebied aanwezig wanneer de nestplaatsen worden verwijderd.

Compenserende maatregelen

Als compenserende maatregel wordt voorgesteld dat voor het verwijderen van de haag er binnen 100 meter van de nestplaatsen een overhoekje gecreëerd wordt van circa vier bij drie meter. Hier kunnen de (on)kruiden en grassen blijven staan en een deel kan worden ingezaaid met gerst en tarwe, als bron voor zaden en kleine insecten. Aan de randen kunnen bollen van gele krokussen worden ingeplant, de huismus gebruikt de gele krokussen als vitamine. Het overhoekje wordt extensief tot niet beheerd. Dit overhoekje is reeds ingezaaid (maart 2018). Binnen 50 meter afstand van de nestplaatsen wordt daarnaast een wintergroene haag aangeplant, op een locatie die niet wordt beïnvloedt door de voorgenomen werkzaamheden. Deze haag biedt een schuil- en slaapplaatsen aan voor de huismussen. Geschikte hagen zijn: vuurdoorn, coniferen, sneeuwbal, olijfwilg, zilverbes of niet-woekerende bamboe. Van belang is dat de bestaande haag pas wordt verwijderd wanneer het overhoekje in gebruik genomen kan worden als foerageergebied en de wintergroene haag is aangeplant. Rondom het overhoekje zijn reeds haagconiferen aangeplant op een afstand van nog geen 5 meter van de bestaande nestplaatsen in de bollenschuur.

Het plan Engelse Tuin is ruim opgezet met veel ruimte voor groen en water. De wijk heeft door de detaillering met beukenhagen, erfscheidingen met klimop, boomgroepen, natuurvriendelijke oevers een groenblauw karakter. Om een surplus te kunnen creëren voor de huismussenpopulatie wordt de nieuwbouwwijk mede ingericht als een ideale locatie voor huismussen. Er is gekozen voor intensief gemaaide gazons in combinatie met extensief gemaaide bloemen-kruiden weiden zodat voldoende grassen en onkruiden aanwezig zijn als voedselbron voor de huismussen. Rondom de reeds gerealiseerde woningen zijn kant en klare groene erfafscheidingen (klimop) aangeplant die veel schuilgelegenheid bieden en insecten aantrekken. Deze hagen zijn op dit moment functioneel. In de hele wijk worden in het najaar 2018 gele krokussen in de graszones geplant. In de graszones zijn zandige plekken gerealiseerd die gebruikt kunnen worden door de huismussen voor zandbaden. De inrichting zorgt voor een groot aanbod in schuilgelegenheid, slaapplaatsen, zandbaden, kwetterplaatsen en voedsel in de wijk. In de nieuwbouwwijk Engelse Tuin wordt tevens de folder 'Help de Voorhoutse huismussen' toegestuurd in opdracht van de gemeente waarin wordt aangegeven wat de bewoners kunnen doen om de huismussen in de wijk te helpen. In de folder worden concrete voorbeelden gegeven voor nestplaatsen, voedsel, schuil- en slaapplaatsen en de noodzaak dat alle elementen in de nabijheid aanwezig dienen te zijn. Ook worden er een aantal gratis nestkasten uitgedeeld.

De tuin van de woning aan de Jacoba van Beierenweg 116 is erg geliefd bij de huismussen. Om het aanbod van nestplaatsen te vergroten wordt hier op gemeentelijke grond een faunapaal met 16 voor de huismus geschikte nestkasten geplaatst. De paal wordt in de schaduw van de drie grote bomen geplaatst zodat de nestplaatsen niet oververhit raken. Rondom de paal worden doornige struiken aangeplant en het grasveld wordt extensief beheerd waardoor ook voedsel in de vorm van zaden beschikbaar is. De locatie ligt op korte afstand van de bollenschuur (circa 70 meter) en op korte afstand van de tuin die geliefd is bij de huismussen, verwacht wordt dat de faunapaal hierdoor snel in gebruik wordt genomen.

Voorgesteld is daarnaast dat het parkeerterrein wordt uitgevoerd met klinkers. Tussen de klinkers zal zich snel onkruid ontwikkelen die als bron voor voedsel (zaden) kunnen dienen.

Ter plaatse van de nieuwe woning worden tot slot 16 nestkasten opgehangen of huismussenpannen op het dak geplaatst. Omdat de woning dicht bij de bestaande huismussenkolonie wordt gerealiseerd is de kans groot dat de huismussen de nieuwe nestlocaties ontdekken en in gebruik nemen.

Zorgplicht

Te alle tijde dient voldaan te worden aan de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren, inclusief hun leefomgeving en voor alle planten en hun groeiplaats.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. De hagen in het plangebied functioneren wel als essentieel leefgebied voor de huismus. De voorgenomen werkzaamheden, waaronder het rooien van een haag, vereisen daarom een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming. Ten behoeve van deze ontheffingsaanvraag is een activiteitenplan opgesteld met daarin een onderbouwing van de mitigerende en compenserende maatregelen om overtreding van de wet te voorkomen. Dit activiteitenplan is ingediend bij het bevoegd gezag.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.

Er is géén beginselplicht voor het vaststellen van een exploitatieplan bij de vaststelling van een uitwerkingsplan, ongeacht of er daadwerkelijk sprake is van een bouwplan in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het uitwerkingsplan wordt nadrukkelijk niet genoemd in artikel 6.12 lid 2 Wro als zijnde een ruimtelijk besluit waartoe behorend een exploitatieplan kan worden vastgesteld. Het verhaal van de kosten van grondexploitatie over de betreffende gronden en het stellen van eisen en regels aan de locatieontwikkeling moeten zijn geregeld bij de vaststelling van het moederplan. In het kader van het moederplan Engelse Tuin Voorhout is geen exploitatieplan vastgesteld. Het kostenverhaal is voor dit plan en daarmee ook voor voorliggende ontwikkeling geregeld via een anterieure overeenkomst.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 is het concept-ontwerp uitwerkingsplan toegezonden aan de overlegpartners van de gemeente Teylingen. De reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in de Nota overleg (zie bijlage 7).

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp uitwerkingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen voor het indienen van zienswijzen. Er is één zienswijze naar voren gebracht. De beantwoording van de zienswijze is opgenomen in het collegebesluit voor vaststelling van het uitwerkingsplan. Dit besluit is opgenomen in bijlage 8.

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Transformatorhuis

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek transformatorhuis

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek En Asbest In De Bodem

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek en asbest in de bodem

Bijlage 4 Verhardingsonderzoek

Bijlage 4 Verhardingsonderzoek

Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 5 Quickscan flora en fauna

Bijlage 6 Veldinventarisatie Huismussen

Bijlage 6 Veldinventarisatie huismussen

Bijlage 7 Nota Vooroverleg Concept-ontwerp Uitwerkingsplan

Bijlage 7 Nota vooroverleg concept-ontwerp uitwerkingsplan

Bijlage 8 Collegebesluit Vaststelling En Beantwoording Zienswijze

Bijlage 8 Collegebesluit vaststelling en beantwoording zienswijze