KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2
Artikel 3 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Planvorm
3.2 Wijzigingsplan
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek
5.1 Besluit M.e.r.
5.2 Verkeer
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Geluid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Archeologie En Cultuurhistorie
5.8 Bodem
5.9 Landschap
5.10 Ecologie
5.11 Water
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Inpassingsplan
Bijlage 1 Advies Clevin Prinsenweg 2
Bijlage 2 Advies Landschap
Bijlage 3 Advies Odwh
Bijlage 4 Advies Odwh Addendum

Wijzigingsplan 1, Prinsenweg 2 Voorhout "Buitengebied Teylingen"

Wijzigingsplan - gemeente Teylingen

Vastgesteld op 05-01-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan 1, Prinsenweg 2 Voorhout "Buitengebied Teylingen"' met identificatienummer NL.IMRO.1525.WP2015TEY01022-0401 van de gemeente Teylingen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.6 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2

Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen van de gemeente Teylingen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 2 (artikel 4) gelden voor dit wijzigingsplan.

Artikel 3 Waterstaat - Waterkering

Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen van de gemeente Teylingen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming Waterstaat - Waterkering (artikel 69) gelden voor dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Overige Regels

4.1 Voorwaardelijke verplichting parkeergelegenheid

  1. a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  2. b. bij een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

  1. a. de bestaande glasopstallen (628 m2) aan de voorzijde van het perceel worden gesloopt -conform Bijlage 1 Inpassingsplan en zonder (elders) terug te worden gebouwd- binnen 1,5 jaar na oprichten van de nieuwe kas.
  2. b. bij een omgevingsvergunning wordt bepaald of er voldaan wordt aan het bepaalde onder a.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan "Wijzigingsplan 1, Prinsenweg 2 Voorhout "Buitengebied Teylingen".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens om de productie en verwerking van bollen te vergoten. Om deze redenen heeft initiatiefnemer bij de gemeente Teylingen een verzoek ingediend voor het mogen bouwen van een kas in aansluiting op de bestaande bedrijfsruimte. Deze kas is nodig voor uitbreiding van de bollenbroeifunctie en het energiezuinig kunnen drogen van de vers gerooide bollen.

De bestemming in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen' is 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 2'. Het gebruik van de kas is ten dienste van deze bestemming, maar de kas komt buiten het bestaande bouwvlak te liggen. De gewenste uitbreiding bedraagt 3.000 m2. Voor bouwvlakvergroting is binnen het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

De benodigde adviezen zijn opgevraagd bij de Omgevingsdienst, Clevin (agrarisch advies) en Rho, tot 1 juli jl. bekend als RBOI (landschapsadvies). Er zijn geen milieutechnische belemmeringen en uit het agrarisch advies blijkt dat de nieuwe kas noodzakelijk is vanuit economisch oogpunt.


De gemeente Teylingen is bereid medewerking te verlenen aan het bouwplan door het starten van een procedure voor wijziging ex artikel 3.6, lid 1 onder 'a' Wro.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2015TEY01022-0401_0001.jpg"

Figuur Luchtfoto plangebied

1.2 Ligging Plangebied

Het projectgebied ligt aan de Prinsenweg 2 in Voorhout. De Prinsenweg is de zuidoostelijke van de twee min of meer evenwijdige wegen, die ooit op de flanken van de strandwal van Voorhout lagen (de Jacoba van Beierenweg is de noordoostelijke). De Mottigerpolder, waarin het plan ligt, maakt deel uit van de oorspronkelijke strandvlakte, die als een langgerekte laagte tussen deze strandwal en die van Sassenheim lag. De buren ten noordoosten van de bedrijfslocatie liggen direct aangrenzend aan het bedrijfsperceel. Tegenover de locatie is geen bedrijfsbebouwing aanwezig. In onderstaande figuur is de ligging van het projectgebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2015TEY01022-0401_0002.jpg"

Figuur Ligging plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het plan past niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen'. Het te bebouwen perceel heeft daarin de bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 2', met twee doelen:

  • Behoud en versterking van de landschappelijke waarden in de vorm van openheid en bollenvelden;
  • De uitoefening van het agrarisch bedrijf in de vorm van bollenteelt (..).


In artikel 4.7.1 is bepaald dat Burgemeester en wethouders het bestemmingsplan kunnen wijzigen in verband met het vergroten van het bouwvlak. De wijziging kan alleen worden verleend met vooraf een positief advies door een agrarisch deskundige ten aanzien van de bedrijfseconomische noodzaak. Daarnaast dient vooraf een advies te zijn uitgebracht door een landschapsdeskundige ter beoordeling of hetgeen de wijziging mogelijk maakt niet leidt tot een onevenredige aantasting van het zicht op de bollenvelden vanaf de openbare weg, of van de aanwezige open gebieden en vergezichten in het bollengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2015TEY01022-0401_0003.png"

Figuur Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Teylingen

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 worden de bestaande situatie en de ontwikkeling beschreven. Hoofdstuk 3 bevat een toelichting op de juridische regeling van het plan. In Hoofdstuk 4 wordt het relevante beleidskader toegelicht. De relevante milieuonderzoeken komen aan de orde in Hoofdstuk 5. De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid komen respectievelijk in Hoofdstuk 6 en Hoofdstuk 7 aan de orde.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande Situatie

Het bedrijf C.E.J. Damen Beheer BV is een volwaardig bloembollenkwekerij- en broeierij. Het bedrijfsperceel is gelegen in de Mottigerpolder aan de Prinsenweg 2 ten noorden van Voorhout.

Op het bedrijfscentrum staat een bedrijfswoning, waarin de heer E.J.M. Damen met zijn gezin woont, een bedrijfsruimte van 280 m2 in gebruik als laad-/losruimte en ingericht met 2 cellen (totaal 107m2), een schuurkas van 273 m2 in gebruik als pakruimte en ingericht met 1 cel (50m2) en een kantine en kantoor, een kas van 475 m2 in gebruik als broeiruimte, een verwerkingsschuur van 1048,5 m2 in gebruik als werkruimte en ingericht met 4 koel- en warmtecellen (totaal 250 m2), een werkruimte van 607,5 m2, met 5 cellen (totaal ca. 450 m2) en een schuur van 300 m2 met 2 doorkoelcellen (totaal 200 m2) in gebruik als koelruimte en corridor/opslagruimte. In 2012 is aan de achterzijde van het bedrijf een nieuwe werkruimte gebouwd van 738 m2 met daarachter een laadkuil.

Het bollenbedrijf beschikt nu over ca. 2.000 m3-kisten en ca. 80.000 gaasbakken, die grotendeels buiten zijn opgeslagen.

In de kasruimte worden in de winterperiode ca. 3 miljoen narcissen op pot en ca. 6-7 miljoen hyacinten op pot gebroeid. De benodigde broeibollen worden voor wat betreft de narcissen voor 100% uit eigen kwekerij betrokken en wat betreft de hyacinten voor 75%. Doel van het bollenbedrijf is om een situatie te creëren waarbij sprake is van 'alleen telen wat je zelf kunt afbroeien'. De broeiperiode begint rond 15 oktober en eindigt rond Pasen.

Anno 2015 is het kunnen doorgroeien van het bedrijf nodig omdat de marges steeds kleiner worden en daarvoor de concurrentie aangegaan moet kunnen worden. Bovendien worden de kwaliteitseisen van de consument groter.

Dhr. Damen heeft een verzoek ingediend om op het achterste deel van zijn bedrijfskavel een kas, met een oppervlakte van ca. 3000 m2, op te richten tegen de bestaande schuur aan. De bouw van deze kas is noodzakelijk om doelmatiger en efficiënter te kunnen werken. Door de groei van de kwekerij en de broeierij heeft het bedrijf momenteel te weinig doelmatige droogruimte voor de bloembollen in de zomer en te weinig doelmatige broeiruimte voor de bloembollen in de winter.

2.2 Toekomstige Situatie

De nieuwe kas zal worden gebruikt voor de uitbreiding van de bollenbroei activiteit en het energiezuinig drogen van de vers gerooide bollen. Logistiek heeft de uitbreiding gunstige effecten. De gewenste uitbreiding bedraagt circa 74m x 42m, de nieuwe kas zal tegen een bestaande schuur worden aangebouwd. De hoogte van de schuur waartegen de kas wordt gebouwd is ca 9,7 m. De hoogte van de kas is 6,7 m; de goothoogte van de kas is gelijk aan die van de schuur. De kas bestaat uit een aluminium frame met polycarbonaat beglazing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2015TEY01022-0401_0004.jpg"

figuur toekomstige situatie

De nieuwe kas ligt volledig buiten het bouwvlak van het vigerend bestemmingsplan. Het bouwvlak is, ten opzichte van het moederplan, 42 meter in zuidoostelijke richting opgeschoven en 25 meter in zuidwestelijke richting. De omvang van het bouwvlak is vergroot met 3000 m2. Om de breedte van 74 meter mogelijk te maken is het bouwvlak ook in zuidwestelijke richting opgeschoven, mede door aankoop van het perceel sectie B nummer 8001.

De oude kassen van circa 630m2 worden gesloopt. De entree van het bedrijf wordt tevens vernieuwd. Voor de vernieuwing van de entree, kantine, kantoor, sanitaire natte ruimte en ontvangstgelegenheid worden 300 m2 verouderde bedrijfshal afgebroken.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Planvorm

Voor de betreffende gronden geldt het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen van de voormalige gemeente Voorhout.
In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 4.7.1) op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders bevoegd is het plan te wijzigen in verband met het vergroten van de oppervlakte van het bouwperceel.
Het onderhavige wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid. Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van Burgemeester en Wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels. Het wijzigingsplan vormt daarom geen zelfstandig nieuw bestemmingsplan.
Op het onderhavige wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen van toepassing.

3.2 Wijzigingsplan

Wettelijke vereisten

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat ruimtelijke plannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Regels

Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen van de gemeente Teylingen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 2 (artikel 4) gelden voor dit wijzigingsplan.


Bestemmingsvlak en bouwvlak

In het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen waren de gronden in het plangebied bestemd als "Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 2". Binnen deze bestemming had het bedrijf van initiatiefnemer de beschikking over een bouwvlak.

Door middel van het voorliggende wijzigingsplan wordt de bestemming "Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 2" gewijzigd door het vergroten van het bouwvlak. Het bouwvlak is, ten opzichte van het moederplan, aan de achterzijde over een afstand van zo'n 42 met ongeveer 25 m in zuidwestelijke richting verbreed. De omvang van het bouwvlak wordt daarmee met 3.000 m2 vergroot.

Waterstaat-Waterkering

Een deel van een regionale waterkering bevindt zich binnen het plangebied. Ter bescherming van de belangen van deze waterkering is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. In de regels wordt verwezen naar de regels van het moederplan.


Verbeelding

Op de verbeelding is het plangebied aangegeven. De bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 2' en de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' zijn als zodanig aangegeven. Het bouwvlak is op de verbeelding als zodanig aangeduid.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante vigerende beleidskader. Paragraaf 4.2 besteedt aandacht aan het ruimtelijke beleid. Hierbij wordt ingegaan op het provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid. Paragraaf 4.3 omvat de conclusies ten aanzien van het ruimtelijk beleidskader voor het plangebied. Het in dit hoofdstuk samengevatte ruimtelijk beleidskader is niet uitputtend.

4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit

Provinciale Staten (PS) hebben op 9 juli 2014 de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) vastgesteld. De Visie ruimte en mobiliteit biedt een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  1. 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  2. 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  3. 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  4. 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.


De essentie van de rode draad 'verbeteren van ruimtelijke kwaliteit' is dat initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen enerzijds inspelen op de aanwezige kwaliteiten in de omgeving (zeker als de omgeving hoge cultuurhistorische of identiteitsbepalende waarden vertegenwoordigt) en er anderzijds specifieke kwaliteiten aan toevoegen die te maken hebben met de samenleving van vandaag.

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Teylingen, grotendeels buiten bestaand stads- en dorpsgebied.

De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van bebouwde ruimte. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening hanteren gemeenten de “ladder voor duurzame verstedelijking” om de keuze voor en situering van nieuwe woon- en werklocaties te verantwoorden. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moet nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het BSD. Er is echter sprake van een aan het buitengebied gebonden ontwikkeling.

Het plangebied is aangeduid als bollenlandschap. Een ontwikkeling in het bollenlandschap draagt bij aan een samenhangende en herkenbare ruimtelijke structuur, ligt op een logische plek in deze structuur en is toekomstbestendig. Opgave hierbij is om de intensivering in de landbouw (i.c. herinrichting om de procudtieomstandigheden) te koppelen aan een versterking van de landschappelijke structuur.

Provinciale Verordening Ruimte 2014

Het plangebied is in de Verordening ruimte 2014 aangeduid als bollenteeltgebied. Een bestemmingsplan voor gronden binnen het bollenteeltgebied laat primair bollenteeltbedrijven, bestaande gemengde bollenteelt- en glastuinbouwbedrijven en bestaande stekbedrijven toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen.

Het bollencomplex (teelt en handel) is niet alleen van groot economisch belang, het is ook de drager van de landschappelijke, recreatieve en toeristische functies. Binnen de Greenport ligt de toeristische trekker Keukenhof. En de Bollenstreek zelf geldt als topgebied cultureel erfgoed. Op de functiekaart is deze Greenport aangeduid als: agrarisch landschap-bollenteelt. Om de Greenport te laten functioneren is behoud van het bollenteeltareaal van belang.

Vanwege de grote landschappelijke effecten zijn ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven buiten de concentratiegebieden beperkt. Nieuwvestiging van bedrijven met glastuinbouw of boom- en sierteelt buiten de concentratiegebieden is niet mogelijk. Bollenteelt is niet uitgesloten buiten de daarvoor aangewezen concentratiegebieden, maar het oprichten van ondersteunend glas is alleen mogelijk binnen de aangewezen concentratiegebieden.

Het bedrijf van initiatiefnemers is gelegen binnen het concentratiegebied voor de bollenteelt (zie onderstaande figuur). De uitbreiding van het bedrijfsgebouw vindt voor een klein deel plaats op bollengrond. Echter omdat het bedrijf primair is gericht op de bollenteelt is compensatie van bollengrond niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2015TEY01022-0401_0005.png"

In artikel 2.1.7 en 2.3.1 van de verordening zijn randvoorwaarden opgenomen voor agrarische bebouwing. Nieuwe agrarische bebouwing, uitgezonderd kassen, wordt geconcentreerd binnen een bouwperceel van maximaal 2 hectare. Nieuwe agrarische bebouwing is alleen mogelijk als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven. Een (bestemmings)plan kan voorzien in kassen bij een volwaardig bollenteeltbedrijf tot ten hoogste 3.000 m² per bedrijf.

Door de agrarische bebouwing te concentreren en regels hierover op te nemen in de verordening, wordt de verrommeling van het landschap tegengegaan en de belevingswaarde verbeterd en blijft de openheid behouden.

Conclusie

Voor de Greenport Bollenstreek is het beleid gericht op behoud en versterking van het bollencomplex met een duurzame, ruimtelijke kwaliteit. Dit bollencomplex (teelt en handel) is niet alleen van groot economisch belang, het is ook de drager van de landschappelijke, recreatieve en toeristische functies. Het bedrijf van initiatiefnemer is gericht op de teelt van bollen en draagt daarmee bij aan de behoud en versterking van het bollencomplex. De omvang van de uitbreiding voldoet aan de regels voor agrarische bedrijven in het algemeen en aan de regels voor kassen bij volwaardige bollenteeltbedrijven.

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (2009)

De effecten van klimaatverandering en de druk op de beschikbare ruimte nemen de komende decennia verder toe. Bescherming tegen overstromingen blijft dan ook onverminderd belangrijk en wordt zelfs gecompliceerder door de zeespiegelstijging en bodemdaling. De toenemende vraag naar kwalitatief hoogwaardig zoet water en conflicterende belangen van watergebruikers, maken de verdeling van zoet water tot een maatschappelijk vraagstuk. De chemische en ecologische toestand van grond- en oppervlaktewater moet verbeterd worden. Het watersysteem vereist aanpassingen om deze effecten de baas te blijven.

Dit alles leidt tot vier kernopgaven voor de provincie Zuid-Holland:

  • waarborgen waterveiligheid;
  • realiseren mooi en schoon water;
  • ontwikkelen duurzame (zoet)watervoorziening;
  • realiseren robuust & veerkrachtig watersysteem.

Van de bovenstaande vier kernopgaven is de opgave ten aanzien van de waterveiligheid van toepassing op het onderhavige project aangezien een deel van de kavel binnen de beschermingszone ligt van een waterkering.


Conclusie
De beschermingszone van de waterkering krijgt in het wijzigingsplan een dubbelbestemming. Hierdoor worden voorwaarden gesteld aan de werken die in de beschermingszone uitgevoerd mogen worden. De waterveiligheid is hierdoor gegarandeerd.

4.3 Gemeentelijk Beleid


Op 13 maart 2008 is de Toekomstvisie Vitaal en Vernieuwend voor de gemeente Teylingen door de gemeenteraad vastgesteld. Om de vitaliteit van Teylingen ook op lange termijn te behouden en zo mogelijk te versterken zijn de volgende speerpunten in het beleid van belang:


  • •streven naar zoveel mogelijk behoud van de identiteit van de kernen;

  • •stimuleren van de leefbaarheid met een accent op sociale cohesie in de drie kernen; hieronder valt ook het versterken van het aanwezige winkelbestand;

  • •het afstemmen van de onderwijsvoorzieningen binnen de gemeente aan de behoefte; het bevorderen van de totstandkoming van ontmoetingsruimten voor alle inwoners van de gemeente met een accent op ouderen en mensen met een lichamelijke en of psychische beperking;

  • •benutting van woningbouwmogelijkheden in de kernen, met name met het oog op de instandhouding van voorzieningen;

  • •ter bevordering van de zelfstandigheid van ouderen moeten er betaalbare levensloop bestendige woningen worden gebouwd, zo mogelijk in woonzorgzones en dicht bij voorzieningen;

  • •stimuleren van een goede samenwerkingsstructuur in de zorg, waarbij onder meer op maat gesneden arrangementen van wonen, welzijn en zorg worden aangeboden;

  • •zorgdragen voor voldoende beschikbare en betaalbare woonruimte voor jongeren.


Het plangebied is in de toekomstvisie aangemerkt als een gebied waarbij de nadruk komt te liggen op verbetering kwaliteit landschap met herstructurering en vitalisering Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2015TEY01022-0401_0006.jpg"
Figuur Kaart Toekomstvisie Vitaal & Vernieuwend

Ontwerp Structuurvisie 2030

De Structuurvisie 2030 is in belangrijke mate een vertaling van de op 13 maart 2008 door de gemeenteraad vastgestelde toekomstvisie ‘Vitaal en vernieuwend’ en de Strategische visie 2040. Het ontwerp hiervan werd januari 2015 ter inzage gelegd.

Leidend voor het ruimtelijk beleid en het uitvoeringsinstrumentarium is de ISG.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2015TEY01022-0401_0007.png"

De schaalvergroting en efficiënt ruimtegebruik (herstructurering/ clustering) van de bollenbedrijven kan tot afname van biodiversiteit leiden van de akkerfauna. Mits hiervoor aandacht is in de vorm van akkerfaunabeheer en het dooraderen met ecologische randen, kan aantasting voorkomen worden.

Het ruimtelijk beleid is gericht op handhaving van dit bollenteeltgebied, met behoud en waar mogelijk verbetering van de kenmerkende openheid, zichtlijnen, slotenpatroon en stroken- c.q blokverkaveling.

Conclusie

Het beleid is gericht op handhaving van het bollenteeltgebied, met behoud en waar mogelijk verbetering van de kenmerkende openheid, zichtlijnen, slotenpatroon en stroken- c.q blokverkaveling. Het bedrijf van initiatiefnemer is gericht op de teelt van bollen en draagt daarmee bij aan de behoud en versterking van het bollencomplex. De omvang van de uitbreiding voldoet aan de regels voor agrarische bedrijven in het algemeen en aan de regels voor kassen bij volwaardige bollenteeltbedrijven. De uitbreiding is landschappelijk aanvaardbaar (zie 5.9).

Intergemeentelijke structuurvisie Greenport (ISG)

De raden van de zes greenportgemeenten hebben op 10 december (Hillegom) en op 17 december 2009 (Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) de Intergemeentelijke structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek vastgesteld. De structuurvisie vervangt het 'Pact van Teylingen' en het 'Offensief van Teylingen'. De ISG is voor de greenportgemeenten van de Duin- en Bollenstreek een wettelijk zelfbindend kader voor gewenste ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied tot 2030 en geldt als toetsingskader voor toekomstige bestemmingsplannen.


De onlangs opgerichte Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) B.V. zal samen met de aandeelhoudende greenportgemeenten verder vormgeven aan de inhoud en uitvoering van het meerjarenprogramma, dat voortvloeit uit de ISG. De ISG is gericht op het creëren van een vitale Greenport met een vitaal landschap. Hiervoor zijn de volgende ambities en uitgangspunten opgesteld:

  1. 1. de economische herstructurering van de Greenport staat centraal;
  2. 2. de gemeenten zullen de herstructureringsopgave combineren met landschapsverbetering;
  3. 3. de gemeenten gaan verdergaande verrommeling van het landschap tegen;
  4. 4. met het uitvoeren van de woningbouwopgave, zoals in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek is overeen gekomen dat de maximale woningbouwbijdrage van de Duin- en Bollenstreek bereikt is;
  5. 5. de gemeenten moeten het areaal aan 1e klas bollengrond van 2.625 ha. duurzaam handhaven, hoewel zij met het herstructureringsproces tijdelijke krimp onder nader te bepalen voorwaarden (waaronder harde tijdgebonden compensatiegaranties) toestaan;
  6. 6. primaire greenportfuncties, zoals bollencluster, vaste planten, bloemencluster en toerisme (inclusief greenportgerelateerde handel en dienstverlening), krijgen bij conflicterende ruimteclaims prioriteit boven niet primaire greenportfuncties, zoals overige landbouw en veeteelt.



Bestemmingsplan Buitengebied Teylingen

De locatie Prinsenweg 2 ligt binnen het vigerende, door de gemeenteraad van Teylingen op 30 april 2015 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen'. Aan de gronden ter plaatse van de locatie is een agrarische bestemming toegekend ('Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 2').


In artikel 4.7.1 is bepaald dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen in verband met het vergroten van de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. b. uit advies van een agrarisch deskundige blijkt dat voorzien wordt in het bepaalde onder a;
  3. c. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  4. d. de vergroting van het bouwvlak dient milieuplanologisch inpasbaar te zijn;
  5. e. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  6. f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d niet onevenredig worden aangetast;
  7. g. wijziging wordt niet toegepast alvorens, mits noodzakelijk, een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  8. h. bij de uitbreiding van het verhard oppervlak en/of de bebouwing dient de hemelwaterafvoer van de toename van verharding en/of bebouwing te worden vastgehouden door deze toe te voegen aan het grondwater; indien dit niet mogelijk is, dient ter compensatie open water te worden gerealiseerd ter grootte van 15% van de toegevoegde oppervlakte aan verharding en/of bebouwing tenzij:
    1. 1. de (gezamenlijke) uitbreiding van verharding en/of bebouwing minder bedraagt dan 400 m2,
      of
    2. 2. na overleg met Hoogheemraadschap Rijnland is gebleken dat er geen noodzaak tot watercompensatie aanwezig is.


De agrarisch deskundige heeft advies uitgebracht ten aanzien van de noodzaak van de vergroting van het bouwvlak. Het advies is als Bijlage 1 toegevoegd. De landschapsdeskundige heeft advies uitgebracht ten aanzien van de gevolgen van de vergroting van het bouwvlak op de openheid van/ het zicht op de bollenvelden. Het advies van de landschapsdeskundige is als Bijlage 2 toegevoegd. Tot slot is de Omgevingsdienst nagegaan of het project gevolgen heeft voor de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende bedrijven. Het onderzoek van de Omgevingsdienst is als Bijlage 3, met addendum Bijlage 4 toegevoegd.

De toename in verharding zal worden gecompenseerd door het graven van open water, zodat voldoende bergingscapaciteit binnen het watersysteem aanwezig blijft.


De agrarisch deskundige, de landschapsdeskundige en de Omgevingsdienst hebben positief geadviseerd over het plan. Het ontwerpwijzigingsplan wordt aan het hoogheemraadschap gezonden.

Conclusie

De verplaatsing en uitbreiding van het bouwperceel is in overeenstemming met het beleid en de voorwaarden die het vigerende bestemmingsplan hieraan stelt.


De voorgenomen ontwikkeling past binnen het beleid van provincie en gemeente.

Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Per paragraaf wordt ingegaan op het geldende beleid voor de verschillende aspecten en op de wijze waarop dit van invloed is op het voorliggende plan. Ten aanzien van de ecologieparagraaf en landschap is informatie uit het onderzoek van de natuur- en landschapsdeskundige gebruikt.

5.1 Besluit M.e.r.

De gemeente is gehouden om bij een voorgenomen plan of project te onderzoeken of de activiteit(en) die het plan mogelijk maakt, merplichtig zijn. Een eerste indicatie hiervoor zijn de drempelwaarden in lijst C (merplicht) en D (merbeoordelingsplicht) van het Besluit m.e.r. Ingevolge artikel 3 en 4 van de planregels zijn inrichtingen en/of installaties die zijn genoemd in bijlage C of D van het Besluit milieueffectrapportage 1994, waarbij de betreffende drempelwaarde genoemd in kolom 2 van de betreffende onderdelen worden overschreden, evenwel niet toegestaan.

Een bedrijfsruimte bij een bollenbedrijf wordt niet genoemd in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r..
Vanwege de wijziging in het Besluit m.e.r. van 1 april 2011 kan ook onder de drempelwaarden van het Besluit m.e.r. sprake zijn van een mer(beoordelings)plicht.


Naast de omvang van de activiteit, waarvoor de drempelwaarde een indicatie geeft, moet ook naar de andere criteria worden gekeken, die staan vermeld in bijlage III van richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling (85/337/EEG, 1985, gewijzigd 97/11/EG en 2003/35/EG).
De bepaling of een plan of project een aanzienlijk milieueffect kan hebben, op grond waarvan een mer(beoordeling) nodig is, geschiedt aan de hand van de volgende criteria:

  1. 1. Kenmerken project / activiteit
    1. a. Omvang, te bepalen aan de hand van de drempelwaarden (C-/D-lijst)
    2. b. Aard: gebruik natuurlijke hulpbronnen, productie afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico van ongevallen
  2. 2. Plaats van het project / activiteit
    1. a. Bijzondere gevoeligheden in en om het gebied, bestaande grondgebruik, rijkdom / kwaliteit/ regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied / hoge bevolkingsdichtheid
  3. 3. Samenhang met andere activiteiten
    1. a. Cumulatie met andere projecten
  4. 4. Kenmerken van de (mogelijk belangrijke) nadelige milieugevolgen
    1. a. Bereik, grensoverschrijdend karakter effect, orde / grootte / complexiteit effect, waarschijnlijkheid, duur, frequentie, onomkeerbaarheid effect.


De vormvrije m.e.r.-beoordeling is te beschouwen als een eenvoudige, compacte versie van de merbeoordeling. De vraag die beantwoord moet worden is of, gelet op de omvang (waarvoor de drempelwaarde een indicatie geeft), én de aard en de ligging van het project, sprake kan zijn van aanzienlijke milieueffecten, waardoor het opstellen van een mer(beoordeling) noodzakelijk is.

Plangebied

Het bovenstaande betekent dat voor het wijzigingsplan een vormvrije m.e.r-beoordeling moet worden uitgevoerd. Hieronder staan de onderdelen ingevuld. Van de D lijst is relevant:

D9: Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op meer dan: (zie Besluit m.e.r) het oppervlak glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied.

Ter indicatie dient het te gaan om 50 hectare of meer vestigingsbied.


Punt 1a. Kenmerken project, omvang

De regels maken een beperkte uitbreiding van de bestaande agrarische bebouwing mogelijk. Binnen die toevoeging is uitbreiding van de bollenbroei activiteit en het energiezuinig drogen van de vers gerooide bollen mogelijk tot een absoluut maximum oppervlakte kassen tot maximaal 3.000m2. Het bouwvlak sluit een verdere toename uit. Voor wat betreft eventuele effecten gaat het bij de informele merbeoordeling om een beoordeling van de omvang van de individuele bedrijfsoppervlakte.


In de omgeving van het plangebied is sprake van de aanwezigheid van (bollen)teeltbedrijven. Deze bedrijven wordt uitbreidingsruimte geboden na een te maken afweging die in zijn algemeenheid aansluit bij het geldende planologisch regime.
Punt 1b. Kenmerken project, aard

De regeling in het wijzigingsplan heeft tot doel het behouden en versterken van de aanwezige landschappelijke waarden en daarnaast het economisch functioneren van het bollenteeltgebied. De uitbreiding van het bedrijf op deze plek heeft effect op het landschap.


Punt 2. Plaats van het project / activiteit

De Prinsenweg is de zuidoostelijke van de twee min of meer evenwijdige wegen, die ooit op de flanken van de strandwal van Voorhout lagen (de Jacoba van Beierenweg is de noordoostelijke). Aanvankelijk had Landschapsbeheer Zuid – Holland negatief geadviseerd, omdat er met het plan verdichting van het polderlandschap plaatsvindt. Deze verdichting is echter betrekkelijk en er kan voor het bedrijf geen andere, meer acceptabele oplossing gevonden worden, terwijl uitbreiding wel essentieel is voor de continuïteit van het bedrijf.


Punt 3. Samenhang met andere ontwikkelingen

Er is geen samenhang met plannen/ontwikkelingen buiten het plangebied. Binnen het plangebied is een uitbreiding mogelijk gemaakt. De milieueffecten van deze uitbreiding zijn verwaarloosbaar.


Punt 4. Kenmerken van de (mogelijk belangrijke) milieueffecten en overige ontwikkelingen

De uitbreiding kan hooguit een plaatselijk effect hebben, zoals een kleine toename van het verkeer op omliggende wegen, impact op het landschap, (wegverkeers) lawaai en luchtkwaliteit. In hoofdstuk 5 worden die effecten benoemd die een aandachtspunt vormen gelet op de omgeving.

Conclusie

Over de mer(beoordelings)plicht kan worden geconcludeerd:

  • Op grond van de activiteiten die mogelijk worden gemaakt in dit wijzigingsplan is geen m.e.r.- beoordeling op grond van het huidige Besluit m.e.r. nodig.
  • Uit de beschouwingen rondom de kenmerken van het project komt de geluidsbelasting, luchtkwaliteit, verkeerstoename en landschap naar voren als aandachtspunten.

Gelet op de omvang, de aard en de ligging van het project is geen sprake is van nadelige milieueffecten, zodat geen mer(beoordeling) nodig is.

5.2 Verkeer

Huidige situatie


Bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Prinsenweg. In noordoostelijke richting sluit deze weg aan op de N443. De N443 vormt de verbinding tussen Noordwijkerhout en de N208 ten noorden van Sassenheim. Via de N208 wordt aangesloten op de A44 (Den Haag – Haarlem/Amsterdam). In zuidwestelijke richting kan via de Prinsenweg naar Voorhout gereden worden. De Prinsenweg is gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h.


Bereikbaarheid voor langzaam verkeer en verkeersveiligheid

Op de Prinsenweg vindt een gemengde verkeersafwikkeling plaats door middel van fietssuggestiestroken. Dit is conform de inrichting van deze wegen volgens Duurzaam Veilig. De fietsroute over de Prinsenweg maakt onderdeel uit van het hoofdfietsnetwerk.


Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Het wijzigingsplan voorziet in een aanpassing van het bouwvlak. Binnen dit bouwvlak wordt een kas gebouwd ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. De omvang van de agrarische productie wijzigt met een oppervlakte van ca 2372 m2 (nieuwe kas van 3.000 m2 minus sloop bestaande kas van 628 m2). De nieuwe kas zal worden gebruikt voor de uitbreiding van de bollenbroei activiteit en het energiezuinig drogen van de vers gerooide bollen. De verkeersbewegingen van en naar de locatie zullen als gevolg van het wijzigingsplan slechts beperkt wijzigen. Voor een agrarisch bedrijf zijn geen kencijfers bekend voor de verkeersgeneratie bij CROW.

De Prinsenweg sluit qua vorm en gebruik (lage intensiteit, maximumsnelheid van 60 km/h, asfaltverharding voor gemengd verkeer) aan bij de functie als erftoegangswegen in het buitengebied. De verwachte geringe veranderingen in de intensiteit hebben geen invloed op de afwikkeling van het verkeer en de verkeersveiligheid.


Parkeren

Op het erf behorende bij de locatie aan de Prinsenweg 2 is voldoende parkeerruimte aanwezig voor landbouwwerktuigen, auto's en vrachtauto's, evenals een verwachte geringe toename van parkeerbehoefte.

Op het nieuw aangekochte perceel ten zuidoosten van de bebouwing, resteert ca. 2.100 m2 waarop verharding komt ten behoeve van parkeren. Parkeren gebeurt hoofdzakelijk ten behoeve van distributie. Er is daarmee meer dan voldoende ruimte beschikbaar voor het opvangen van de parkeerbehoefte.


Conclusie

De bereikbaarheid voor het gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer is goed te noemen. Door de inrichting van de Prinsenweg conform Duurzaam Veilig is de verkeersveiligheid rondom het plangebied voldoende gewaarborgd. De nieuwe ontwikkelingen zullen beperkt leiden tot meer verkeer van en naar de locatie. De verwachte geringe veranderingen in de intensiteit hebben geen invloed op de afwikkeling van het verkeer en de verkeersveiligheid.

Op eigen terrein is voldoende parkeergelegenheid aanwezig. Het aspect verkeer staat de nieuwe ontwikkelingen niet in de weg.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Deze afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek
De Omgevingsdienst West-Holland heeft onderzoek gedaan naar de ligging van het bedrijf ten opzichte van gevoelige functies. De Omgevingsdienst constateert dat de omgeving van het bedrijf getypeerd kan worden als een gemengd gebied (bron: Bedrijven en milieuzonering, VNG, 2009). Het bedrijf is ingedeeld in milieucategorie 2, met een minimale afstand van 10 meter in een gemengd gebied. Het dichtst bijzijnde geluidgevoelige object bevindt zich op ca. 80 m van de uitbreiding. Deze naastgelegen bedrijfswoning wordt echter afgeschermd door bedrijfsbebouwing van het naastgelegen bedrijf. Overige woningen liggen op meer dan 135 m afstand. Hinder ter plaatse van omliggende (bedrijfs)woningen wordt niet verwacht. De afstand is voldoende groot tussen de bedrijfsruimte en de omliggende (bedrijfs)woningen. Ook verwacht de Omgevingsdienst niet dat omliggende bedrijven in hun bedrijfsvoering belemmerd worden. Het advies van de Omgevingsdienst is als Bijlage 3 en Bijlage 4 aan dit wijzigingsplan toegevoegd.


Conclusie
Het aspect “bedrijven en milieuzonering" staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.4 Externe Veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid gekeken te worden naar:

• Bedrijven waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;

• Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water;

• Vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.

In de nabije omgeving van Prinsenweg 2 zijn geen bedrijven aanwezig die gevaarlijke stoffen opslaan. Prinsenweg 2 ligt niet binnen het invloedsgebied van een buisleiding, spoorlijn, transportwegen of waterweg.

Conclusie

Vanuit externe veiligheid zijn geen belemmeringen aanwezig voor realisatie van de bedrijfsruimte.

5.5 Geluid

Het betreft de realisatie van een kas. Een kas is geen geluidgevoelig object, de Wet geluidhinder blijft buiten beschouwing. Een nadere beschouwing van dit aspect is niet nodig.

Conclusie

Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen belemmeringen aanwezig voor realisatie van de bedrijfsruimte.

5.6 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer is luchtkwaliteit opgenomen in titel 5.2 luchtkwaliteitseisen. In de wet is, door middel van criteria, een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij 3% van de grenswaarde ( = 1,2 jtg/m3) voor stikstofdioxide en fijn stof.


Per ontsluitingsweg worden minder dan 1500 woningen en/of minder dan 100.000 m2 bvo kantoor gerealiseerd. Volgens bijlage 3B van de Regeling draagt het plan hierdoor "niet in betekenende mate" bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden.


In dit project wordt bedrijfsruimte uitgebreid. Dit ligt onder de "Niet in betekende mate" grens. Er hoeft niet aan de wet getoetst te worden.


Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient wel afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om het project op deze locatie te realiseren. In dit geval is getoetst aan de extra ambities uit het regionaal beleidskader voor Duurzame stedenbouw.


Toetsing regionaal beleidskader voor Duurzame stedenbouw
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is per 1 augustus 2009 in werking getreden. Hiervoor is een digitale monitoringstool beschikbaar gesteld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Volgens de monitoringstool zijn de concentraties stikstofdioxide en fijn stof op 10 meter van de wegrand aan de Teylingerlaan ter hoogte van de Prinsenweg respectievelijk 28,2 pg/m3 (2011) en 23,7 pg/m3 (2011) (excl. zeezout correctie). De concentraties stikstofdioxide en fijn stof op 10 meter van de wegrand aan de Jacoba van Beierenweg ter hoogte van de Prinsenweg 2 zijn respectievelijk 26,2 pg/m3 (2011) en 23,6 pg/m3 (2011) (excl. zeezout correctie). De concentraties stikstofdioxide en fijn stof zijn ter hoogte van de planlocatie dan ook lager. Verder is het de verwachting, dat door het schoner worden van de autotechniek, de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst lager wordt. Op de planlocatie wordt voldaan aan de extra ambities uit het regionaal beleidskader duurzame stedenbouw.


Conclusie

Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Verder wordt voldaan aan de extra ambities uit het regionaal beleidskader duurzame stedenbouw. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.

5.7 Archeologie En Cultuurhistorie

In 1992 werd het Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Monumentenwet gewijzigd. De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, moet het bestemmingsplan uiteindelijk een bescherming bieden voor archeologisch waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een aanlegvergunningenstelsel.

In de nota 'Onder de grond - Beleid voor archeologie in Teylingen' (vastgesteld door de gemeenteraad op 20 mei 2010) is het gemeentelijk archeologiebeleid vastgelegd. Het beleid is gebaseerd op wetgeving en de archeologische verwachtings- en beleidskaart van Teylingen en heeft tot doel om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen. Voor het nemen van beslissingen is een archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. Deze geeft inzicht in de archeologische waarden en verwachtingen in Teylingen. Op basis van deze kaart kunnen initiatiefnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over eventuele archeologische consequenties van ruimtelijke ingrepen.

Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden AWV 1 t/m 6 en Archeologische Waardevolle Gebieden AWG 1 t/m 2. Per gebied is een voorschrift aangegeven.

Onderzoek

Uit de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Teylingen is gebleken dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een lage archeologische verwachting vanaf het Neolithicum (AWV5). Dit betekent dat het een lage archeologische verwachting heeft en dat er volgens het archeologische beleid van de gemeente Teylingen geen onderzoeksplicht op ligt. Op de plankaart hoeft dus geen dubbelbestemming archeologie te worden opgenomen.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van het project niet in de weg.

5.8 Bodem

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied.


De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.


Onderzoek
Door de Omgevingsdienst West-Holland is onder andere onderzoek gedaan naar de beschikbare gegevens ten aanzien van de chemische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de nieuwbouwlocatie. Ter plaatste van de aangegeven locatie zijn bij de Omgevingsdienst West-Holland geen gegevens over bodemonderzoeken bekend. Dit betekent, dat in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen een bodemonderzoek moet worden aangeleverd, dat inzicht geeft in de chemische kwaliteit van de bodem ter plaatste van de nieuwbouw.


Conclusie
Naar verwachting zal de bodemkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

5.9 Landschap

Het college van burgemeester en wethouders kan gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van het bouwvlak als vooraf advies is uitgebracht door een landschapsdeskundige waarbij wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d niet onevenredig worden aangetast.

Onderzoek

De benodigde adviezen zijn aangevraagd bij Landschapsbeheer Zuid-Holland en Rho, tot 1 juli jl. bekend als RBOI (landschapsadvies). Het advies is opgenomen in Bijlage 2.

Het landschapsadvies van Rho is positief. De nieuwe kas is zichtbaar vanuit de openbare ruimte en heeft invloed op het landschap. In het uitzicht vanaf de Van den Bergh van Heemstedeweg blijft de diepte van de Mottiger polder waarneembaar, en wordt de ‘rand’ verzwaard. De lange en brede zichtlijn over het veld, bezien vanuit de Berch van Heemstedeweg, blijft overeind en het rommelige beeld met opslag aan de achterzijde verdwijnt.

Bezien vanuit de Prinsenweg heeft de uitbreiding een negatief effect op het zicht richting de open bollenvelden. In het doorzicht vanaf de Prinsenweg wordt het ‘venster’ geminimaliseerd. Het zicht vanaf de Prinsenweg richting de oostelijk gelegen bollenvelden is door verschillende gebouwen echter al erg ingeperkt en door de uitbreiding wordt het kleine bebouwingscluster 'afgerond'. Ruimtelijk is de uitbreiding daarmee verdedigbaar en acceptabel. De kavel in de oksel van de hoek Prinsenweg Heemstedeweg dient open te blijven ten behoeve van de beleving van de openheid en de lange zichtlijn over de bollenvelden in noordelijke richting.

Landschapsbeheer Zuid-Holland heeft onderzoek gedaan naar de gevolgen van het plan van initiatiefnemers op de zichtlijnen en de openheid van het gebied . Aanvankelijk had Landschapsbeheer Zuid – Holland negatief geadviseerd, omdat er met het plan verdichting van het polderlandschap plaatsvindt. Deze verdichting is echter betrekkelijk en er kan voor het bedrijf geen andere, meer acceptabele oplossing gevonden worden, terwijl uitbreiding wel essentieel is voor de continuïteit van het bedrijf. Bovendien zou dit voor de toekomst tot gevolg hebben dat veel vaker agrarische bedrijfsuitbreidingen geweigerd moeten worden, omdat uitbreiding per definitie verdichting is.

Samengevat kan gesteld worden dat aan de beleidsmatig beschermde waarden in het landschap door de bouw van de nieuwe kas geen onevenredige afbreuk wordt gedaan. Op grond daarvan wordt geadviseerd medewerking te verlenen aan het voornemen.


Conclusie

Het plan leidt niet tot onevenredige aantasting van het open bollengebied en de aanwezige zichtlijnen. Vanuit landschappelijke overwegingen zijn er geen bezwaren tegen het plan.

5.10 Ecologie

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat geen strijdigheid ontstaat met de wetgeving ten aanzien van de gebiedsbescherming (gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998, ecologische hoofdstructuur) en de soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op circa 4,5 kilometer ten zuidoosten van het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied, het "Kennemerland-Zuid". Gezien tussenliggende elementen (wegen en bosschages), bebouwing (verstoring) en de afstand zijn zowel directe als indirecte negatieve effecten van de plannen op het beschermde gebied niet te verwachten.

De dichtstbijzijnde ecologische verbindingszone is de Haarlemmertrekvaart. De Haarlemmertrekvaart ligt op circa 1.400 meter ten noordwesten van de planlocatie. Het dichtstbijzijnde ecologisch gebied is de Halle, De Leeuwenhorst-Oost. Dit gebied ligt op circa 1,7 kilometer ten noordwesten van de planlocatie.

Het plangebied ligt niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS); de dichtstbijzijnde EHS-gebieden liggen op meer dan 1000 meter afstand. Indirecte effecten zijn ook niet te verwachten gezien de reeds tussenliggende verstorende elementen (wegen en woningen). Met de sloop van een deel van de bedrijfsbebouwing en de nieuwbouw van een loods zijn negatieve effecten op de EHS niet te verwachten.

Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde dieren en planten - die in de wet zijn aangewezen - niet gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, vernielen of te verstoren. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor (bedreigde) soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijstsoorten zijn de ontheffingsvoorwaarden zeer streng.

De Flora- en faunawet is onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn ook - in het kader van de Flora- en faunawet - de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen.

De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de
voorbereiding van het project moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.

Vanwege het intensief beheerde agrarische karakter van het projectgebied worden geen zwaar beschermde soorten vaatplanten, zoogdieren en amfibieën verwacht in het plangebied. Opgaande beplanting en water ontbreken zodat ook het voorkomen van broedvogels en vissen uitgesloten kan worden. Vanwege het intensieve agrarische beheer is het projectgebied ook weinig geschikt voor weidevogels. Foeragerende ganzen en eenden zijn uitgesloten. In het plangebied komen naar verwachting alleen algemeen voorkomende zoogdieren voor, zoals de haas en veldmuis.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Tevens is het plangebied niet gelegen in of op korte afstand van de Ecologische Hoofdstructuur.

Er vinden geen ingrepen in het Natura 2000-gebied plaats, zodat effecten op de habitattypen en -soorten kan worden uitgesloten.

Gezien de kenmerken van het plangebied heeft het geen functie als foerageergebied voor de aangewezen ganzen en eenden. Voor de aangewezen niet-broedvogels treedt mogelijk een externe werking van de ingreep in het plangebied op. Deze vogels zijn met name gevoelig voor geluidsverstoring. Verstoring als gevolg van geluid treedt in dit geval mogelijk alleen tijdelijk op tijdens de bouwperiode. Gezien de afstand tussen het Natura 2000-gebied en het plangebied zal de verstoring niet aanwezig zijn. Gezien de tijdelijkheid van de bouwwerkzaamheden en de afstand tot het gebied, zijn negatieve effecten uit te sluiten.

Provinciale ecologische hoofdstructuur

Het plangebied ligt niet binnen een gebied dat deel uitmaakt van de PEHS. Zoals hier boven al is beschreven, zal er geen effect optreden in het Kennemerland-Zuid.

Soortenbescherming

Verschillende soortengroepen als planten, zoogdieren, broedvogels, amfibieën en insecten kunnen gebruikmaken van het plangebied. De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een bezoek aan het projectgebied, algemene ecologische kennis en verschillende waarnemingen (o.a www. Ravon.nl). In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen de locatie (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel B.2.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 dotterbloem en zwanenbloem
mol, egel, veldmuis en huisspitsmuis
ontheffingsregeling Ffw tabel 3 bijlage 1 AMvB geen
bijlage IV HR alle vleermuizen
vogels cat. 1 t/m 4 gierzwaluw en huismus
cat. 5 koolmees, pimpelmees, spreeuw

Planten

Gezien het intensieve beheer en de verharding zijn er geen groeiplaatsen van beschermde soorten binnen het plangebied te verwachten.

Zoogdieren

Naar verwachting komen in en nabij het plangebied vleermuizen voor. Binnen het plangebied staan gebouwen en mogelijk geschikte bomen die als vaste verblijfplaats voor vleermuizen kunnen dienen. Het plangebied biedt mogelijk ook foerageergebied en vliegroutes aan vleermuizen.

In de af te breken bedrijfsgebouwen zijn geen aanwijzingen gevonden van het voorkomen van zoogdieren die genoemd worden in de Flora- en Faunawet. Door de sloop zullen geen vaste verblijfplaatsen van de vleermuis worden vernietigd of verstoord.

Op basis van de Atlas van Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) en de voorkomende biotopen worden verder de volgende soorten in (de omgeving van) het projectgebied verwacht: mol, huisspitsmuis, veldmuis en egel.

Vogels

Door het intensieve beheer en de ligging, is het projectgebied ongeschikt als broedhabitat voor weidevogels. Wel wordt het plangebied waarschijnlijk gebruikt als onderdeel van het leefgebied van merel, spreeuw, koolmees, pimpelmees en roodborst. De bestaande gebouwen kunnen mogelijk vaste verblijfplaatsen bieden aan de huiszwaluw en/of gierzwaluw.

Amfibieën

De verwachting is dat algemene soorten als de bruine kikker en gewone pad mogelijk gebruik kunnen maken van de kelders en takkenhopen (composthopen) als winterverblijfplaats. Zwaar beschermde soorten worden hier niet verwacht.

Vissen

In het projectgebied zijn geen sloten aanwezig.

Insecten en overige soorten

De verwachting is, gezien de verspreidingsgegevens van RAVON dat er geen reptielen voorkomen binnen of nabij het plangebied. Gezien de voorkomende biotopen zijn er geen beschermde insecten en overige soorten te verwachten op de projectlocatie.

Bij de uitvoering van de bouw- en sloopplannen dient rekening gehouden te worden met een tweetal algemene voorwaarden vanuit de Flora- en faunawet. Deze voorwaarden zijn altijd van toepassing:

  1. 1. in het broedseizoen van vogels (globaal half maart tot half juli) mogen de vegetatie, bosjes en opstallen in het plangebied niet worden verwijderd. Werkzaamheden tijdens deze periode zouden leiden tot directe verstoring van broedvogels en het broedsucces. Alle vogels zijn beschermd. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren;
  2. 2. op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood. Dit kan door:
    1. a. het beperken van verlichting tijdens de avonduren in zomer, voorjaar en herfst ten behoeve van vleermuizen en andere nachtdieren;
    2. b. het slopen starten buiten het voortplantingsseizoen en het winter(slaap)seizoen, zodat het plangebied ongeschikt is voor dieren.

Conclusie

  • Er treden geen negatieve effecten op beschermde gebieden op (Natura 2000-gebied en PEHS);
  • In de af te breken schuren zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen;
  • In het plangebied komen volgens de Flora- en Faunawet geen zwaar beschermde soorten voor. Mogelijk dat alleen in Nederland algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als haas en veldmuis voorkomen;
  • het plangebied herbergt geen bijzondere soorten. De Flora- en Faunawet staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.11 Water

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat, mede gezien de klimaatveranderingen, op een duurzamer wijze met het waterbeheer dient te worden omgegaan. De speerpunten voor een duurzaam waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

Waterschapsbeleid

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan 4 (WBP) van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft het Hoogheemraadschap aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen het accent op de uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het Hoogheemraadschap dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het WBP sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat de ruimtelijke ontwikkeling in strijd is met het duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Per 1 juli 2015 treedt een nieuwe Keur in werking. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van het water in de bodem.

De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken);
  • andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken.

Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren, bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen in kwetsbare gebieden, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van water naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De toestemming voor het uitvoeren van deze werkzaamheden is geregeld in de watervergunning.

Hiermee is de Keur een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.

In artikel 3.3. van de Keur is bepaald dat het zonder vergunning van het bestuur verboden is in het beheergebied van Rijnland, ondermeer:

  1. 1. Het versneld afvoeren van neerslag bij een toename van verhard oppervlak, wanneer deze toename meer dan 5.000 vierkante meter bedraagt
  2. 2. Het afvoeren van neerslag via een hemelwateruitlaat of riooloverstort, wanneer:
    1. a. de hemelwateruitlaat of de riooloverstort niet is opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) of een daarin aangegeven basis rioleringsplan (BRP), of
    2. b. het oppervlak waarvan de neerslag wordt afgevoerd groter is dan 500 vierkante meter.
  3. 3. Voor zover het de kern- en beschermingszone van een waterkering betreft; het aanleggen en onderhouden van wegen, paden en verharding op de kruin, het verzetten van grond, en het bouwen, herbouwen of aanbouwen;
  4. 4. in door het bestuur op kaart aan te geven gebieden werkzaamheden te verrichten als gevolg waarvan een toename van de kwel of wegzijging van het grondwater zal ontstaan;

Bij het tot stand komen van dit wijzigingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Huidige situatie waterhuishouding

Algemeen

Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern Voorhout en bestaat uit agrarische bedrijfsbebouwing, verharding en bollenveld.

Bodem en grondwater

Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit fijn zand. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,25 m en de 0,40 m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,50 m en de 0,80 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse van het bollenveld bedraagt circa NAP -0,14 m en ter plaatse van het erf circa NAP +0,30 m.

Watersysteem

In het plangebied liggen watergangen die deel uit maken van de Mottigepolder met een winterpeil van NAP-0,92 m en een zomerpeil van NAP-0,82 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2015TEY01022-0401_0008.jpg"

Waterkering

Ten noord- en zuidwesten van betreffend agrarisch bedrijfsterrein ter plaatse van Prinsenweg 2 ligt een regionale waterkering. De waterkering bestaat uit zowel een kern- als beschermingszone. Voor de kernzone dient een strook grond van 5 meter breedte, gemeten uit de boezemkade, te worden aangehouden. De beschermingszone is respectievelijk 11 en 15 meter breed en ligt aan weerszijden van de kernzone. Ter bescherming van de binnen het plangebied gelegen waterkeringen zal er voor het uitvoeren van werkzaamheden advies moeten worden gevraagd aan de betreffende waterbeheerder. De waterkering in het plan is opgenomen middels een dubbelbestemming.

Toekomstige situatie

Watercompensatie

Als gevolg van het wijzigingsplan wordt het mogelijk gemaakt om een bedrijfsgebouw te realiseren met een oppervlakte van 3000 m2. Het nieuwe bedrijfsgebouw wordt gedeeltelijk gebouwd op de plek waar in de huidige situatie erfverharding ligt. Ter plaatste van de uitbreiding is 1170 m2 verhard en 1830 m2 onverhard. Na uitbreiding, incl. bebouwing bedraagt de oppervlakte kassen 3000 m². De toename aan erfverharding bedraagt dus 1830 m² (verhard oppervlak wordt daarbij door het Hoogheemraadschap gedefinieerd als 'het netto verhard oppervlak als gevolg waarvan neerslag versneld tot afvoer komt, zoals bebouwing, wegen, (tuin)bestrating en overige verhardingen'. Dit betekent dat 275 m2 (15%, op grond van de nu nog geldende beleidsregels uit 2009) aan watercompensatie moet worden gerealiseerd. Een van de mogelijkheden is de watergang te verbreden ten zuidoosten van de nieuw te bouwen kas.

Voor de bouw worden duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast (dus geen zink, lood, koper, en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Conclusie

De in dit wijzigingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben verder geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De toename in verharding zal worden gecompenseerd door het graven van open water, zodat voldoende bergingscapaciteit binnen het watersysteem aanwezig blijft.

De waterparagraaf is overgelegd aan het Hoogheemraadschap en naar aanleiding van de opmerkingen van het Hoogheemraadschap aangepast. Met het Hoogheemraadschap is afgesproken dat de gemeente Teylingen t.z.t. het ontwerpwijzigingsplan toezendt aan ruimtelijkeplannen@rijnland.net. Daarmee wordt het hoogheemraadschap nog eens expliciet in de gelegenheid gesteld om te reageren op de wijze waarmee de gemeente met hun reactie is omgegaan.

Voor het bouwen van een kas binnen de beschermingszone van een watergang is naast een omgevingsvergunning ook een watervergunning noodzakelijk. De watervergunning zal voorschriften bevatten voor de bescherming van de waterhuishoudkundige belangen. De initiatiefnemer moet zorgen dat die procedure eerst wordt afgerond voordat met de werkzaamheden kan worden gestart. Echter, de vergunningenprocedure en -doorlooptijd staan los van de procedure van de watertoets.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In de voorbereiding van het besluit betreffende het wijzigingsplan is de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat de aanvraag gedurende zes weken ter inzage ligt, waarbinnen eenieder schriftelijk zijn zienswijze kenbaar kan maken.

Het ontwerp heeft ter inzage gelegen van donderdag 29 oktober 2015 tot en met woensdag 9 december 2015 en kon gedurende die termijn worden geraadpleegd op de website van de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.

Gedurende bovenvermelde termijn zijn geen zienswijzen ontvangen.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Het plan is een particulier initiatief dat zal worden uitgevoerd en beheerd voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn aan het plan geen financiële consequenties verbonden.

Ten behoeve van het wijzigingsplan heeft initiatiefnemer, volgens afdeling 6.4 Wro grondexploitatie, met de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten. Door middel van deze overeenkomst is geregeld dat de kosten die verband houden met het wijzigingsplan voor rekening zijn van initiatiefnemer. Een exploitatieplan is daarom niet nodig.

Het plan is economisch uitvoerbaar.

Bijlage 1 Inpassingsplan

Bijlage 1 Inpassingsplan

Bijlage 1 Advies Clevin Prinsenweg 2

Bijlage 1 Advies Clevin Prinsenweg 2

Bijlage 2 Advies Landschap

Bijlage 2 Advies Landschap

Bijlage 3 Advies Odwh

Bijlage 3 Advies ODWH

Bijlage 4 Advies Odwh Addendum

Bijlage 4 Advies ODWH addendum