KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 3
Artikel 3 Waarde - Archeologie 1
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Planvorm
3.2 Wijzigingsplan
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek
5.1 Besluit M.e.r.
5.2 Verkeer
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Bodem
5.5 Geluid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Ecologie
5.9 Archeologie En Cultuurhistorie
5.10 Landschap
5.11 Water
5.12 Conclusie
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Wijzigingsbevoegdheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Landschapsadvies
Bijlage 1 Agrarisch Advies Clevin
Bijlage 2 Bedrijfsplan
Bijlage 3 Landschapsadvies
Bijlage 4 Advies Hoogheemraadschap
Bijlage 5 Onderzoek Bodem
Bijlage 6 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Wijzigingsplan 5, Loosterweg 1 Voorhout "Buitengebied Teylingen"

Wijzigingsplan - gemeente Teylingen

Vastgesteld op 04-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan 5, Loosterweg 1 Voorhout "Buitengebied Teylingen''' met identificatienummer NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01 van de gemeente Teylingen;

1.2 bestemmingsplan "Buitengebied Teylingen"

het bestemmingsplan "Buitengebied Teylingen" met identificatienummer NL.IMRO.1525.TEY01015-0402, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Teylingen, d.d. 15-12-2016;

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 3

Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen van de gemeente Teylingen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 3 (artikel 5) gelden voor dit wijzigingsplan.

Artikel 3 Waarde - Archeologie 1

Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen van de gemeente Teylingen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming Waarde - Archeologie 1 (artikel 63) gelden voor dit wijzigingsplan.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen van de gemeente Teylingen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming Waarde - Archeologie 2 (artikel 64) gelden voor dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het bouwen van nieuwe gebouwen is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarden dat:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting'' een groene afscheiding wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  2. b. paragraaf 4.3 van het landschapsadvies in Bijlage 1 bij de regels in acht wordt genomen.

Artikel 6 Overige Regels

Op het wijzigingsplan zijn de algemene regels uit hoofdstuk 3 behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied Teylingen" voor zover relevant, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan "Wijzigingsplan 5, Loosterweg 1 Voorhout "Buitengebied Teylingen''".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De bloem- en bollenkwekerij en broeierij Zonneveld is gevestigd aan de Loosterweg 1. De initiatiefnemers zijn voornemens om het bedrijf uit te breiden door het bouwen van nieuwe bedrijfsbebouwing. De uitbreiding is nodig om de bedrijfsvoering efficiënter te laten verlopen en de productie op te schalen waardoor de toekomstbestendigheid van het bedrijf wordt gewaarborgd. Door de extra bebouwing is het niet meer nodig extra opslagruimte te huren en is er voldoende ruimte voor de verwerking van de bollen met de benodigde machines.

De bestemming van het plangebied in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Teylingen" is: 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 3'. Het gebruik van de kas en het bedrijfsgebouw zijn ten dienste van deze bestemming, maar de nieuwe bedrijfsbebouwing komt deels buiten het bestaande bouwvlak te liggen. Voor het vergroten van het bouwvlak is binnen het bestemmingsplan een regeling opgenomen. Daarom hebben de initiatiefnemers een verzoek ingediend voor het vergroten van het bouwvlak ten behoeve van het bouwen van een kas en een bedrijfsgebouw

De gewenste uitbreiding van het bedrijf bedraagt ongeveer 1200 m2 voor een nieuwe kas en 1000 m2 voor het bedrijfsgebouw. In het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Teylingen" (2016) is opgenomen dat de gezamenlijke oppervlakte van de kassen maximaal 3000 m2 mag bedragen. Dit geldt ook voor bedrijfsgebouwen. De oppervlakte van de nieuwe kas en van het nieuwe bedrijfsgebouw zal in de toekomstige situatie niet meer bedragen dan planologisch toelaatbaar is.

De gemeente Teylingen verleent medewerking voor het vergroten van het bouwvlak door middel van een wijzigingsprocedure conform ex artikel 3.6, lid 1 onder 'a' Wro. Middels het wijzigingsplan ‘’Wijzigingsplan 5, Loosterweg 1 Voorhout "Buitengebied Teylingen''' wordt de vergroting van het bouwvlak mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0001.jpg"

Figuur Luchtfoto plangebied, bron Globespotter 2015

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan de Loosterweg 1 te Voorhout in het buitengebied van Teylingen. Het bedrijf is te bereiken via het naastgelegen bedrijfsperceel (Loosterweg 3 en 5) die direct grenst aan de Loosterweg. Het plangebied wordt omringd door agrarische bedrijven met bijbehorende gronden.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan "Buitengebied Teylingen" welke op 15 december 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Teylingen. Het plangebied heeft daarin de bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 3' (artikel 5), met twee doelen:

  • De uitoefening van het agrarisch bedrijf in de vorm van bollenteelt.
  • Behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van: bollenvelden, grootschalige openheid, kenmerkende landschapsstructuur en natuur- en landschapselementen.

De bestaande bebouwing van het bedrijf, een bedrijfswoning en een bedrijfsloods en schuur zijn gelegen binnen het bestaande bouwvlak. In de bouwregels (artikel 5.2) bij de bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 3' is opgenomen dat ondersteunend glas een maximaal oppervlak van 3000 m2 per bouwvlak mag hebben. Voor bedrijfsgebouwen geldt een maximum van 250 m2 per hectare duurzaam in gebruik zijnde teelgrond met een maximum van 3000 m2.

Voor het gedeelte van het plangebied, onder meer ter plaatse van het bouwvlak, geldt de dubbelbestemming ´Waarde - Archeologie 1' (artikel 63). Voor het gedeelte van het plangebied dat het meest westelijk is gelegen geldt de dubbelbestemming ´Waarde - Archeologie 2´ (artikel 64).

De met de bestemming ´Waarde - Archeologie 1' of met de bestemming ´Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0002.jpg"

Figuur Uitsnede bestemmingsplan ''Buitengebied Teylingen''

De voorgenomen uitbreiding past niet binnen het vigerende bestemmingsplan omdat de gewenste uitbreiding gedeeltelijk buiten het bestaande bouwvlak komt te liggen. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Door het opstellen van een wijzigingsplan kan de uitbreiding planologisch mogelijk worden gemaakt. In artikel 5.7.1 is bepaald dat Burgemeester en Wethouders het bestemmingsplan kunnen wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch - bollenteelt - bollenzone 3' met inachtneming van de volgende voorwaarden;

  1. a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. b. uit advies van een agrarisch deskundige blijkt dat voorzien wordt in het bepaalde onder a;
  3. c. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoord;
  4. d. de vergroting van het bouwvlak dient milieuplanologisch inpasbaar te zijn;
  5. e. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  6. f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder d niet onevenredig worden aangetast;
  7. g. wijziging wordt niet toegepast alvorens mits noodzakelijk, een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  8. h. bij de uitbreiding van het verhard oppervlak en/of de bebouwing dient de hemelwaterafvoer van de toename van verharding en/of bebouwing te worden vastgehouden door deze toe te voegen aan het grondwater; indien dit niet mogelijk is, dient ter compensatie open water te worden gerealiseerd ter grootte van 15% van de toegevoegde oppervlakte aan verharding en/of bebouwing tenzij:
    1. 1. de (gezamenlijke) uitbreiding van verharding en/of bebouwing minder bedraagt dan 400 m2,

of

    1. 1. na overleg met Hoogheemraadschap Rijnland is gebleken dat er geen noodzaak tot watercompensatie aanwezig is.

In het bedrijfsplan (Bijlage 2) wordt nader toegelicht waarom een uitbreiding van de bedrijfsvoering noodzakelijk is. Een agrarisch deskundige heeft advies uitbracht ten aanzien van de bedrijfseconomische noodzaak.

In Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek komt onder meer de milieuplanologische inpasbaarheid, de compensatie van water en de landschappelijke inpassing aan bod. Voor de landschappelijke inpassing beoordeelt een landschapsdeskundige of hetgeen de wijziging mogelijk maakt niet leidt tot een onevenredige aantasting van het zicht op de bollenvelden vanaf de openbare weg, of van de aanwezige open gebieden en vergezichten in het bollengebied.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 worden de bestaande situatie en de ontwikkeling beschreven. Hoofdstuk3 bevat een toelichting op de juridische regeling van het plan. In Hoofdstuk 4 wordt het relevante beleidskader toegelicht. De milieuonderzoeken komen aan de orde in Hoofdstuk 5. De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid komen in Hoofdstuk6 aan de orde.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande Situatie

Het bedrijf fa Zonneveld exploiteert in het plangebied een bloembollenkwekerij- en broeierij. Het bedrijf beschikt in de bestaande situatie over ca. 8,5 ha bollengrond in eigendom waarvan 6,5 ha bij het bedrijfscentrum is gelegen. Daarnaast wordt er jaarlijks nog 9 ha grond gehuurd in de regio. Het teeltplan bestaat uit ca 9 hectare tulpen en 2,5 hectare narcissen.

Op het bedrijfsperceel staan een bedrijfswoning (gebouwd in 1984 en eigendom van de initiatiefnemer), een schuur van 550 m2, een loods van 120 m2, afdak van 50 m2, een rolkas van 350 m2 en een (leegstaande) boogkas van 1000 m2. In de schuur zijn 4 koelcellen aanwezig. Daarnaast huurt de fa Zonneveld huurt nog ca. 470 m2 bedrijfsruimte, namelijk:

  • in Noordwijkerhout ca. 100m2 voor de opslag van m3-kisten.
  • in Voorhout ca. 300 m2 met 3 cellen en de opslag voor kisten en machines.
  • in Voorhout ca. 70 m2 voor de opslag van machines.

De loods wordt in de zomer gebruikt om de gerooide en verwerkte bloembollen te drogen en op te slaan. De loods is voorzien van een droogwand met verwarming. In de winter wordt de loods gebruik ten behoeve van opslag. De boogkas wordt de laatste jaren niet meer gebruikt.

Bedrijfssituatie

Jaarlijks worden van januari t/m maart 400.000 stuks tulpen gebroeid in de rolkas. Voor de productie van bol op pot worden jaarlijks 50 ton narcissen eigen de eigen kwekerij opgeplant op potten. Deze worden gebroeid in bedrijfsgebouwen op vloerverwarming onder kunstlicht van januari tot april. In maart wordt er begonnen met de aanvoer van pluktulpen van buiten. Dit loopt tot begin mei. In de zomer en najaar staan zomerbloemen afkomstig van eenjarig zaad op het programma.

De huidige bedrijfssituatie ziet er als volgt uit;

  • Tulpen; ca 9 ha
  • Narcissen; ca 2,5 hectare

Totaal circa 11,5 hectare bloembollen.

  • Tulpen; ca 400.000 stuks
  • Potten met narcissen; ca 50 ton

Bedrijfsruimte;

  • Schuur en loods; 670 m2 totaal
  • Rolkas; 350 m2
  • Boogkas (leegstand); 1000 m2;
  • Gehuurde bedrijfsruimte; 470 m2

In de huidige bedrijfssituatie zijn er enkele tekortkomingen voor opslag van bloembollen, bloemen en verwerking van al deze producten om een optimale en efficiënte bedrijfsvoering te voeren. Het moeten huren van opslagruimte is zeer inefficiënt en prijzig. Nieuwbouw levert een directe kostenbesparing op voor de toekomst.

De verwerking van de bollen en bloemen loopt door elkaar heen, omdat er één bedrijfsruimte is. Toch zijn dit geheel andere processen met andere benodigdheden toebehoren. Dit resulteert in veel interne verplaatsingen van materieel en toebehoren om de processen uit te kunnen voeren. Procesmatig is niet efficiënt. Kostentechnisch geheel niet wenselijk en het komt eveneens de optimalisatie van de kwaliteit van bollen en bloemen niet ten goede.

Binnen het huidige bouwvlak is door de ligging van de rolkas in het midden en de benodigde ontsluiting voor het vrachtverkeer geen ruimte meer aanwezig. Verder is de enige uitbreidingsmogelijk aan de achterkant van de bouwkavel.

Infra en bedrijfsstructuur

Op de afbeelding hieronder zijn een aantal lijnen getekend die essentieel zijn voor een efficiënte bedrijfsvoering.

  • Rode pijlen zijn de huidige aanvoerroutes
  • Het blauwe vlak is het centrale "verkeersplein" voor de veilige afwikkeling van de verkeersbewegingen en het laden en lossen
  • Paarse pijl is de perceelsdiepte. De perceelsdiepte is nu al relatief ondiep. Omdat er wordt gewerkt met grote machines is veel keren en draaien is niet efficiënt, er blijft dan onvoldoende goede beteelbare gronden over.


afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0003.jpg"

Afbeelding bestaande infra-en bedrijfsstructuur

2.2 Toekomstige Situatie

Motivering uitbreiding bedrijfsvoering

De uitbreiding van het bedrijf is nodig om de bedrijfsvoering efficiënter te laten verlopen en de productie op te schalen waardoor de toekomstbestendigheid van het bedrijf wordt gewaarborgd. Om in de toekomst door te kunnen groeien en duurzaam te kunnen produceren is het bouwvlak te klein voor uitbreiding van bedrijfsbebouwing. Vergroting van het bouwvlak is dringend nodig wegens;

  • ruimte tekort,
  • de verwerking van de bollen en de bloemen verloopt nu niet efficiënt;
  • veel interne verplaatsingen van materieel en toebehoren om de processen uit te kunnen voeren.

Vanuit bedrijfseconomisch/logistiek oogpunt is de uitbreiding noodzakelijk om doelmatig te kunnen werken, te kunnen groeien en om een inkomen voor 3 personen te kunnen blijven garanderen.

Voor een doelmatige bedrijfsvoering is een bouwvlak vergroting vereist om in de toekomst een duurzaam een breed pakket aan producten te kunnen leveren aan de klanten. Met het realiseren van bouwvlak vergroting, ontstaan de volgende voordelen voor bloem- en bollenkwekerij Fa. H.A. Zonneveld:

  • mogelijkheid tot jaarlijkse groei en uitbreiding van de verschillende bedrijfsactiviteiten;
  • betere logistiek en opslag van materieel, alles direct beschikbaar op eigen terrein;
  • betere kostenbeheersing doordat huurlocaties overbodig worden;
  • optimalisatie van de verwerking van bloemen en bollen. De verwerking van de bloemen kan plaats vinden in het oude pand. De bollen worden dan verwerkt in het nieuwe pand;
  • betere kostenbeheersing door het wegvallen van veel onnodige interne verplaatsingen;
  • optimale en efficiënte bedrijfsinrichting;
  • een structurele oplossing voor het ruimtegebrek;
  • (leegstaande) boogkas met een hoogte van 3,20 m verdwijnt.
  • toekomstbestendige oplossing welke zorgdraagt voor continuïteit van de onderneming

De fa Zonneveld heeft een verzoek ingediend om het bouwvlak te vergroten ten behoeve van uitbreiding van de bedrijfsvoering. De bouw van een nieuwe kas en bedrijfsruimte is noodzakelijk om doelmatiger en efficiënter te kunnen werken. Het planvoornemen wordt hieronder toegelicht.

Uit oogpunt van bedrijfszekerheid, bedrijfsefficiëntie, kostprijs en voorkomen van onnodige (interne) verplaatsingen is een uitbreiding van de bedrijfsruimte gewenst. Er is behoefte aan uitbreiding van de bedrijfsruimte om voldoende ruimte te bieden aan de lange termijn visie van het bedrijf. Het volledige bedrijfsplan is opgenomen in Bijlage 2. Het bedrijfsplan bestaat uit tweede fases;

  • fase 1 (2017/2018) realiseren nieuw bedrijfsgebouw van 1000m2 en een nieuwe kas van 600m2
  • fase 2 (2025/2026) realiseren van extra kasruimte van 600m2

In totaal bestaat het bedrijfsplan uit de realisatie van een nieuw bedrijfsgebouw van 1000 m2 en nieuwe kasruimte van 1200 m2. De bestaande boogkas van 1000 m2 wordt in de toekomstige situatie gesloopt alvorens er gestart wordt met de bouwwerkzaamheden.

De bestaande oppervlakte duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond bedraagt 8,5 hectare. De toekomstige bedrijfssituatie (tot 2026) ziet er als volgt uit;

  • Teelt van tulpen +/21 hectare
  • Teelt van narcissen +/ 7 hectare

Totaal 28 hectare bloembollen.

  • Bloemenkwekerij +/3,5 hectare
  • Broeierij: 700.000 / 900.000 stuks tulpen
  • Potbroeierij: 2 miljoen potten

Sloop en herbouw van de bestaande loods is niet mogelijk. Enerzijds omdat de loods nodig blijft als bedrijfsruimte. En anderzijds kunnen het nieuwe bedrijfspand en kas kunnen niet worden gerealiseerd tegen de oude bedrijfsruimte aan. Hier ligt immers het bestaande erf. Dit erf heeft een aantal functies: toegang tot de achterliggende percelen, laden en lossen van vrachtwagens en aanhangwagens en fustopslag.

Het huidige bouwvlak is te klein om de voorgenomen uitbreiding te realiseren daarom is een vergroting van het bouwvlak benodigd.

Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Conform het vigerende bestemmingsplan (artikel 5.2 onder d) is een uitbreiding van de kasruimte tot maximaal 3000 m2 toegestaan. Voor bedrijfsgebouwen geldt een maximum van 250 m2 per hectare duurzaam in gebruik zijnde teelgrond met een maximum van 3000 m2.

In de nieuwe situatie wordt de boogkas van 1000 m2 gesloopt alvorens er gestart wordt met de bouwwerkzaamheden. Alleen de rolkas van 350 m2 blijft behouden. Dit betekent dat er, conform de regels van het bestemmingsplan, 2650m2 (3000m2 - 350m2) extra uitbreidingsmogelijkheid is voor een nieuwe kas.

Uitbreiding van bedrijfsbebouwing is alleen toegestaan als er wordt voldaan aan de regel omtrent duurzame teeltgrond. Het bedrijf beschikt nu over ca. 8,5 ha duurzame in bezit zijnde gronden. Dit betekent dat er maximaal 8,5 X 250 m2 = 2.125 m2 oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag worden gerealiseerd.

De huidige bedrijfsruimte heeft een oppervlakte van 670 m2. Dit betekent dat bedrijfsbebouwing met maximaal 1455 m2 (2.125 m2 - 670 m2) uitgebreid kan worden. De voorgenomen uitbreiding van de bedrijfsbebouwing heeft een oppervlakte van 1000m2. Het bedrijf heeft voldoende duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond is eigendom om het nieuwe bedrijfsgebouw(en) te realiseren.

In het bedrijfsplan is opgenomen dat het aantal ha duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond zal toenemen in de toekomstige situatie. Hierdoor wordt het ook mogelijk om binnen de regels van het bestemmingsplan meer bedrijfsbebouwing te realiseren.

Kassen Bedrijfsgebouw
Bestaand (m2) 350 670
Nieuw (m2) 1200 1000
Totaal (m2) 1550 1670

Tabel oppervlaktes bestaand- en nieuwe bedrijfsbebouwing

De bouw van een nieuwe kas van 1200m2 en een bedrijfsgebouw van 1000 m2 passen binnen de planologische ruimte die het bestemmingsplan biedt. In het voorliggende plan wordt een uitbreiding mogelijk gemaakt. De totale oppervlakte van de bedrijfsbebouwing bedraagt niet meer dan planologisch toelaatbaar is.

De nieuwe bedrijfsbebouwing en kas worden binnen het vergrote bouwvlak gerealiseerd.

Voor de keuze van de locatie van de uitbreiding zijn meerdere varianten onderzocht. Uiteindelijk is gekozen voor variant waarbij de uitbreiding van het bouwvlak ten westen van de rolkas wordt gerealiseerd.

De voordelen hiervan zijn;

  • Efficiënte logistiek, aanvoerlijnen en centrale verkeersplein blijven intact;
  • Voldoende teeltruimte, perceelsdiepte blijft behouden;
  • Rolkas blijft gehandhaafd. er zijn geen grote investering nodig voor het verplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0004.jpg"

Afbeelding ligging en situering vergroot bouwvlak

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Planvorm

Voor de betreffende gronden geldt het bestemmingsplan ''Buitengebied Teylingen'' (2016) van de gemeente Teylingen. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 5.7.1) op grond waarvan het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd is het plan te wijzigen in verband met het vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak. Het onderhavige wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid. Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van Burgemeester en Wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels. Het wijzigingsplan vormt daarom geen zelfstandig nieuw bestemmingsplan.

Op het onderhavige wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen van toepassing.

3.2 Wijzigingsplan

Wettelijke vereisten

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat ruimtelijke plannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Regels

Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan ''Buitengebied Teylingen'' van de gemeente Teylingen van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming 'Agrarisch -Bollenteelt - bollenzone 3' (artikel 5) en de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' (artikel 63) en 'Waarde - Archeologie 2 (artikel 64) gelden voor dit wijzigingsplan.

In de algemene regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten behoeve van landschappelijke inpassing. Nieuwe gebouwen mogen niet eerder gebouwd worden dan nadat een groene afscheiding is aangelegd en in stand wordt gehouden.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

In het bestemmingsplan ''Buitengebied Teylingen'' zijn de gronden in het plangebied bestemd als 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 3'. Binnen deze bestemming heeft het bedrijf van de initiatiefnemers de beschikking over een bouwvlak. De bestaande bedrijfsbebouwing is gelegen binnen dit vlak.
Door middel van het voorliggende wijzigingsplan wordt het bouwvlak vergroot.

Voor een gedeelte van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en voor een gedeelte geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Het aspect archeologie wordt nader behandeld in Hoofdstuk 5.

Verbeelding

Op de verbeelding is het plangebied aangegeven. De bestemming 'Agrarisch - Bollenteelt -bollenzone 3' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2' zijn als zodanig aangegeven. Het bouwvlak is op de verbeelding als zodanig aangeduid. De locatie waar de groene afscheiding gerealiseerd dient te worden is bepaald op basis van het landschapsadvies en vastgelegd middels een aanduiding op de verbeelding.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante vigerende beleidskader. Paragraaf 4.2 besteedt aandacht aan het ruimtelijk beleid. Hierbij wordt ingegaan op het provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid. Paragraaf 4.3 omvat de conclusies ten aanzien van het ruimtelijk beleidskader voor het plangebied. Het in dit hoofdstuk samengevatte ruimtelijk beleidskader is niet uitputtend.

4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

4.2.1 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit

Provinciale Staten (PS) hebben op 9 juli 2014 de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) vastgesteld. Op 14 december 2016 zijn de geconsolideerde versies van deze Visie, het Programma Ruimte en het Programma Mobiliteit vastgesteld en zijn deze op 19 januari 2018 in werking getreden.

De Visie ruimte en mobiliteit biedt een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  1. 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  2. 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  3. 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  4. 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het sturen op ruimtelijke kwaliteit vormt een rode draad in het beleid van de Provincie. Ruimtelijke ontwikkelingen die maatschappelijk en economisch gewenst zijn, moeten bijdragen aan de balans tussen de instandhouding, benutting en versterking van de bestaande gebiedskwaliteiten. De essentie van de rode draad 'verbeteren van ruimtelijke kwaliteit' is dat initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen enerzijds inspelen op de aanwezige kwaliteiten in de omgeving (zeker als de omgeving hoge cultuurhistorische of identiteitsbepalende waarden vertegenwoordigt) en er anderzijds specifieke kwaliteiten aan toevoegen die te maken hebben met de samenleving van vandaag.

De Provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van bebouwde ruimte. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening hanteren gemeenten de “ladder voor duurzame verstedelijking” om de keuze voor en situering van nieuwe woon- en werklocaties te verantwoorden. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moet nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het BSD.

Het plangebied is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangeduid als bollenlandschap. De kwaliteit en herkenbaarheid van dit landschap komen steeds verder onder druk door toenemende bedrijfsbebouwing en verstedelijking die niet geënt is op een samenhangende en herkenbare ruimtelijke structuur. Mede door intensivering van de bollenteelt raakt het gebied daarmee steeds verder versnipperd. Het zicht op de bollenvelden wordt door bebouwing steeds meer beperkt.

Dit betekent dat een ontwikkeling bijdraagt aan een samenhangende en herkenbare ruimtelijke structuur, op een logische plek in deze structuur ligt en toekomstbestendig is. Opgave hierbij is om de intensivering in de landbouw en de verstedelijking te koppelen aan een versterking van de landschappelijke structuur.

Richtpunten voor dit landschap;

  • Ontwikkelingen dragen bij aan het contrast tussen de open en nog gave strandvlakten en de voor de bollenteelt in cultuur genomen (afgezande) oude duinen en strandwallen.
  • Verdichting vindt plaats in reeds bestaande verdichte zones.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan behoud en versterking van het zicht op de bollenvelden en de aantrekkelijkheid van het bollenlandschap

Provinciale Verordening ruimte 2014

De geconsolideerde versie van de Verordening ruimte van Zuid-Holland is op 14 december 2016 vastgesteld en is in werking getreden op 12 januari 2017. In de Verordening zijn de provinciale belangen uit de VRM juridisch geborgd. Om het provinciale ruimtelijk belang te kunnen uitvoeren is deze Verordening opgesteld. In de Provinciale Verordening zijn zaken vastgesteld die relevant zijn voor alle of bepaalde gemeentes en in de Verordening zijn nationale belangen vastgelegd.

Het plangebied is in de Verordening ruimte 2014 aangeduid als bollenteeltgebied. Een (bestemmings)plan voor gronden binnen het bollenteeltgebied laat primair bollenteeltbedrijven, bestaande gemengde bollenteelt- en glastuinbouwbedrijven en bestaande stekbedrijven toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen. Dit bestemmingsplan kan voorzien in kassen:

  • bij een volwaardig bollenteeltbedrijf tot ten hoogste 3.000 m² per bedrijf;
  • bij een bestaand volwaardig gemengd agrarisch bedrijf tot ten hoogste 6.000 m² per bedrijf;

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0005.jpg"

Figuur Uitsnede Verordening ruimte

In artikel 2.1.7 en 2.3.1 van de Verordening zijn randvoorwaarden opgenomen voor agrarische bebouwing. Nieuwe agrarische bebouwing, uitgezonderd kassen, wordt geconcentreerd binnen een bouwperceel van maximaal 2 hectare. Nieuwe agrarische bebouwing is alleen mogelijk als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven.

Conclusie Provinciaal beleid

In lijn met de Provinciale Structuurvisie wordt het aspect ruimtelijke kwaliteit meegenomen in het voorliggende plan. Onder meer de landschappelijke inpassing van de uitbreiding wordt getoetst door een deskundige.

Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moet nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het BSD. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Teylingen, buiten bestaand stads- en dorpsgebied. Voor het voorliggende plan is sprake van een aan het buitengebied gebonden ontwikkeling.

Het plangebied is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangeduid als bollenlandschap. Een ontwikkeling in het bollenlandschap. De uitbreiding van het bedrijf past binnen dit bollenlandschap. De uitbreiding is gericht op het verder vergroten van de bedrijfsactiviteiten van het bollenteeltbedrijf.

De Provinciale Verordening levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen. De totale oppervlakte van de nieuwe kas op het bedrijfsperceel zal niet meer bedragen dan 3000m2. De nieuwe agrarische bebouwing wordt geconcentreerd binnen een bouwperceel van maximaal 2 hectare. In paragraaf 2.2 is toegelicht dat de nieuwe bebouwing noodzakelijk is voor een efficiënte en toekomstbestendige bedrijfsvoering.

4.2.2 Regionaal beleid

Beleid Hoogheemraadschap Rijnland

Het plangebied is gelegen binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap heeft het beleid vastgelegd in het Waterbeheerplan 5: "Waardevol Water" (WBP5), dat op 9 maart 2016 door het algemeen bestuur is vastgesteld. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. In dit plan worden vier hoofddoelen onderscheiden:

  • waterveiligheid: bescherming tegen overstromingen vanuit zee en de rivieren;
  • voldoende water: er is voldoende water aanwezig, passend bij het gebruik;
  • schoon en gezond water, zodat mens, natuur en economie hier optimaal gebruik van kan maken;
  • waterketen: het afvalwater wordt optimaal gezuiverd en de grondstoffen hergebruikt.

Waterveiligheid is de topprioriteit van Rijnland. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het Hoogheemraadschap dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering.

Per 1 juni 2016 geldt de Keur Rijnland 2015. Met de Keur en bijbehorende uitwerkingsregels kan het Hoogheemraadschap de taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder uitvoeren. De Keur geeft regels voor het gebruik van of het uitvoeren van activiteiten op het gebied van waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Daarnaast zijn aan de Keur bepalingen toegevoegd voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken.

Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren, bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen in kwetsbare gebieden, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van water naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De toestemming voor het uitvoeren van deze werkzaamheden is geregeld in de watervergunning.

Hiermee is de Keur een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.

In artikel 3.3. van de Keur is bepaald dat het zonder vergunning van het bestuur verboden is in het beheergebied van Rijnland, onder meer:

  1. 1. Het versneld afvoeren van neerslag bij een toename van verhard oppervlak, wanneer deze toename meer dan 5.000 vierkante meter bedraagt
  2. 2. Het afvoeren van neerslag via een hemelwateruitlaat of riooloverstort, wanneer:
    1. a. de hemelwateruitlaat of de riooloverstort niet is opgenomen in het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) of een daarin aangegeven basis rioleringsplan (BRP), of
    2. b. het oppervlak waarvan de neerslag wordt afgevoerd groter is dan 500 vierkante meter.
  3. 3. Voor zover het de kern- en beschermingszone van een waterkering betreft; het aanleggen en onderhouden van wegen, paden en verharding op de kruin, het verzetten van grond, en het bouwen, herbouwen of aanbouwen.

Conclusie

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen. In subparagraaf 5.11 wordt het aspect water verder uitgewerkt.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Gemeentelijke structuurvisie

Op 25 juni 2015 is de structuurvisie 'Duurzaam bloeiend' door de gemeenteraad van Teylingen vastgesteld. Het doel van de structuurvisie is een samenhangend ontwikkelingskader bieden voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op hoofdlijnen tot 2030. In de structuurvisie staan vijf leidende principes centraal;

  • Duurzame ontwikkeling;
  • Versterken ruimtelijke kwaliteit van de drie kernen en het buitengebied;
  • Verbeteren vitaliteit in de drie kernen en het buitengebied;
  • inzetten voor een vitale Greenport Duin- en Bollenstreek;
  • Ambities en keuzes afstemmen in regionaal verband.

Het plangebied is gelegen binnen het Bollenteeltgebied van de gemeente Teylingen. Dit gebied bepaalt voor een groot deel de identiteit van de gemeente als belangrijk onderdeel van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Leidend voor het ruimtelijk beleid en het uitvoeringsinstrumentarium is de intergemeentelijke structuurvisie Greenport (ISG) welke hieronder nader wordt toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0006.jpg"

Figuur Uitsnede gemeentelijke structuurvisie, (kleur geel is bollenteeltgebied), rood omcirkeld is het plangebied

De schaalvergroting en efficiënt ruimtegebruik (herstructurering/ clustering) van de bollenbedrijven kan tot afname van biodiversiteit leiden van de akkerfauna. Mits hiervoor aandacht is in de vorm van akkerfaunabeheer en het dooraderen met ecologische randen, kan aantasting voorkomen worden. Het ruimtelijk beleid is gericht op handhaving van dit bollenteeltgebied, met behoud en waar mogelijk verbetering van de kenmerkende openheid, zichtlijnen, slotenpatroon en stroken- c.q. blokverkaveling.

Conclusie

Het beleid van de gemeente is gericht op handhaving van het bollenteeltgebied, met behoud en waar mogelijk verbetering van de kenmerkende openheid, zichtlijnen, slotenpatroon en stroken- c.q. blokverkaveling. Het bedrijf van de initiatiefnemers is gericht op de teelt van bollen en draagt daarmee bij aan het behoud en versterking van het bollencomplex. De omvang van de uitbreiding voldoet aan de regels voor agrarische bedrijven in het algemeen en aan de regels voor kassen bij volwaardige bollenteeltbedrijven. De uitbreiding is landschappelijk aanvaardbaar.

4.3.2 Intergemeentelijke structuurvisie Greenport (ISG)

Op 30 juni 2016 is de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport 2016 door de gemeenteraden van de zes greenportgemeenten vastgesteld.

De ISG 2016 heeft een zelfbindend karakter. Het doel van de ISG Duin- en Bollenstreek is daarmee drieledig:

  • Het gedetailleerder dan in de RSV vastleggen van het ruimtelijke
    ontwikkelingskader voor de vitalisering van de Duin- en Bollenstreek tot en met 2030;
  • Het, in tegenstelling tot de RSV, wettelijk verankeren van het ontwikkelingskader als zelfbindend ontwikkelingskader voor de Greenportgemeenten;
  • Het verschaffen van een planologisch juridische basis voor het verevenen van plankosten op basis van de Wro2008.

De Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport heeft een integraal karakter, geldt voor het hele buitengebied van de zes Greenportgemeenten en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied.

Het plangebied maakt deel uit van een gebied dat in de ISG is aangewezen voor herstructurering naar een vitale Greenport met daarbij landschapsverbetering en integratie van wateropgaven, sanering, schaalvergroting en intensivering van het bollencomplex.

Voor dit gebied is het volgende opgenomen in de ISG. Schaalvergroting is noodzakelijk om meer ruimte te kunnen bieden aan groei van het bollencomplex met behoud van de landschappelijke kwaliteit. Ontwikkeling van nieuwe vormen van ondernemerschap, financiering en ruimtegebruik zijn voorwaarden bij schaalvergroting en professionalisering van het bollencluster.

Naast de economische ontwikkelingen in het bollencluster staan de noodzakelijke verbetering van de waterkwaliteit, het behoud van de natuur en de kwaliteit van de bodem centraal. Een vitaal en duurzaam landschap heeft prioriteit in de ontwikkelingen van het bollencluster.

Conclusie

Middels het voorliggende wijzigingsplan wordt de uitbreiding van bedrijfsbebouwing mogelijk gemaakt waardoor ruimte wordt gecreëerd voor de groei van het bedrijf en waardoor de toekomstbestendigheid van de bedrijfsvoering toeneemt. Dit sluit aan bij de gedachte ten aanzien van schaalvergroting uit de ISG.

Voor het planvoornemen wordt de landschappelijke inpassing van de uitbreiding getoetst. Dit past binnen het uitgangspunt van de ISG dat naast economische ontwikkelingen ook een vitaal en duurzaam landschap de prioriteit heeft.

Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek

5.1 Besluit M.e.r.

De gemeente is gehouden om bij een voorgenomen plan of project te onderzoeken of de activiteit(en) die het plan mogelijk maakt, merplichtig zijn. Een eerste indicatie hiervoor zijn de drempelwaarden in lijst C (merplicht) en D (merbeoordelingsplicht) van het Besluit m.e.r. In gevolge artikel 3 en 4 van de planregels zijn inrichtingen en/of installaties die zijn genoemd in bijlage C of D van het Besluit milieueffectrapportage 1994, waarbij de betreffende drempelwaarde genoemd in kolom 2 van de betreffende onderdelen worden overschreden, evenwel niet toegestaan.

Een bedrijfsruimte bij een bollenbedrijf wordt niet genoemd in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r.. Vanwege de wijziging in het Besluit m.e.r. van 1 april 2011 kan ook onder de drempelwaarden van het Besluit m.e.r. sprake zijn van een mer(beoordelings)plicht.

Naast de omvang van de activiteit, waarvoor de drempelwaarde een indicatie geeft, moet ook naar de andere criteria worden gekeken, die staan vermeld in bijlage III van richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling (85/337/EEG, 1985, gewijzigd 97/11/EG en 2003/35/EG).

De bepaling of een plan of project een aanzienlijk milieueffect kan hebben, op grond waarvan een mer(beoordeling) nodig is, geschiedt aan de hand van de volgende criteria:

  1. 1. Kenmerken project / activiteit
    1. a. Omvang, te bepalen aan de hand van de drempelwaarden (C-/D-lijst)
    2. b. Aard: gebruik natuurlijke hulpbronnen, productie afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico van ongevallen
  2. 2. Plaats van het project / activiteit
    1. a. Bijzondere gevoeligheden in en om het gebied, bestaande grondgebruik, rijkdom / kwaliteit/ regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen van het gebied / hoge bevolkingsdichtheid
  3. 3. Samenhang met andere activiteiten
    1. a. Cumulatie met andere projecten
  4. 4. Kenmerken van de (mogelijk belangrijke) nadelige milieugevolgen
    1. a. Bereik, grensoverschrijdend karakter effect, orde / grootte / complexiteit effect, waarschijnlijkheid, duur, frequentie, onomkeerbaarheid effect.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is te beschouwen als een eenvoudige, compacte versie van de merbeoordeling. De vraag die beantwoordt moet worden is of, gelet op de omvang (waarvoor de drempelwaarde een indicatie geeft), én de aard en de ligging van het project, sprake kan zijn van aanzienlijke milieueffecten, waardoor het opstellen van een mer(beoordeling) noodzakelijk is.

Plangebied

Het bovenstaande betekent, dat voor het wijzigingsplan een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Hieronder staan de onderdelen ingevuld. Van de D lijst is relevant:

D9: Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op het oppervlak glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied. Ter indicatie dient het te gaan om 50 hectare of meer vestigingsbied.

Punt 1a. Kenmerken project, omvang

De regels in het vigerende bestemmingsplan maken een uitbreiding van de bestaande agrarische bebouwing mogelijk. Binnen de regels is het mogelijk om de oppervlakte van de kassen tot maximaal 3.000m2 uit te breiden, dit geldt ook voor bedrijfsgebouwen. Voor wat betreft eventuele effecten gaat het bij de informele merbeoordeling om een beoordeling van de omvang van de individuele bedrijfsoppervlakte.

In de omgeving van het plangebied is sprake van de aanwezigheid van (bollen)teeltbedrijven. Deze bedrijven wordt uitbreidingsruimte geboden na een te maken afweging die in zijn algemeenheid aansluit bij het geldende planologisch regime.

Punt 1b. Kenmerken project, aard

De regeling in het wijzigingsplan heeft tot doel het behouden en versterken van de aanwezige landschappelijke waarden en daarnaast het economisch functioneren van het bollenteeltgebied. Het vergroten van de bedrijfsbebouwing is noodzakelijk om de bedrijfsvoering efficiënter te laten verlopen en de productie op te schalen waardoor de toekomstbestendigheid van het bedrijf wordt gewaarborgd.

Punt 3. Samenhang met andere ontwikkelingen

Er is geen samenhang met plannen/ontwikkelingen buiten het plangebied. Binnen het plangebied wordt de uitbreiding mogelijk gemaakt. De milieueffecten van deze uitbreiding zijn verwaarloosbaar. Dit wordt nader toegelicht in dit hoofdstuk.

Punt 4. Kenmerken van de (mogelijk belangrijke) milieueffecten en overige ontwikkelingen

De uitbreiding van de bedrijfsbebouwing kan hooguit een plaatselijk effect hebben, zoals een kleine toename van het verkeer op omliggende wegen, impact op het landschap, (wegverkeers-) lawaai en luchtkwaliteit. In dit hoofdstuk worden die effecten benoemd die een aandachtspunt vormen gelet op de omgeving.

Conclusie

Over de mer(beoordelings)plicht kan worden geconcludeerd:

  • Op grond van de activiteiten die mogelijk worden gemaakt in dit wijzigingsplan is geen m.e.r.- beoordeling op grond van het huidige Besluit m.e.r. nodig.

Gelet op de omvang, de aard en de ligging van het project is geen sprake is van nadelige milieueffecten, hierdoor is geen mer(beoordeling) nodig.

5.2 Verkeer

Bereikbaarheid

Bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Loosterweg. In zuidelijke richting sluit deze weg aan op de N443 en via de rotonde ook op de N450. De N443 vormt de verbinding tussen Noordwijkerhout en de N208 ten noorden van Sassenheim. Via de N208 wordt aangesloten op de A44 (Den Haag – Haarlem/Amsterdam). In zuidelijke richting kan via de Loosterweg - N443 - N450 naar Voorhout worden gereden. De Loosterweg is gecategoriseerd als tweebaans weg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h.

Bereikbaarheid voor langzaam verkeer en verkeersveiligheid

De Loosterweg bestaat, ter hoogte van het plangebied, uit twee rijbanen. In noordoostelijke richting is de rijbaan versmald. Fietsers moeten gebruik maken van dezelfde rijbaan, er zijn geen suggestiestroken op de weg aangebracht. Alleen langs de versmalde rijbaan van de Loosterweg liggen fietspaden.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Het wijzigingsplan voorziet in een vergroting van het bouwvlak. De ontsluiting van het bedrijfsperceel vindt plaats via het aangrenzende perceel van het bedrijf gelegen aan de Loosterweg 3. Dit veranderd niet in de toekomstige situatie.

Alleen in de toekomstige situatie kan er verder naar achteren op het perceel worden gereden. Het laden en lossen en het parkeren vindt plaats op het bestaande erf van het bedrijf. In de toekomstige situatie kan dit ook plaats vinden op het plein tussen de nieuwe bebouwing en de bestaande woning. Het maximaal aantal vrachtwagens dat in de bestaande situatie af- en aan het bedrijf is 3 vrachtwagens per dag, dit afhankelijk van het seizoen.

Het aantal verkeersbewegingen van- en naar het bedrijf zal in de toekomst afnemen omdat er meer ruimte beschikbaar komt om op het eigen terrein producten op te slaan.

Parkeren

Op het eigen terrein is in de bestaande en toekomstige situatie voldoende ruimte beschikbaar om te parkeren. Er zijn geen vast aantal parkeerplekken benodigd omdat er geen mensen vast in dienst zijn van het bedrijf.

Conclusie

Het plangebied is voor het gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer alleen bereikbaar via de Loosterweg. Door de maximumsnelheid van 30 km/uur wordt de verkeersveiligheid voldoende gewaarborgd.

De nieuwe ontwikkelingen zullen beperkt leiden tot meer verkeer van en naar het bedrijf. De verwachte geringe veranderingen in de intensiteit hebben geen invloed op de afwikkeling van het verkeer en de verkeersveiligheid op de Loosterweg. Op eigen terrein is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.

Het aspect verkeer staat de nieuwe ontwikkelingen niet in de weg.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor de beoordeling hebben wij gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.

Beoordeling

Het plangebied kan worden getypeerd als gemengd gebied. In de omgeving van het plangebied bevinden zich diverse bedrijven en woningen.

Het betreft een bollenbedrijf dat wil uitbreiden. Voor dit bedrijf geldt SBI-2008 code 163 “bloembollendroog- en prepareerbedrijven”. In een gemengd gebied geldt hiervoor een richtafstand van 10 meter voor de aspecten geur en geluid. De afstand tot omliggende woningen is veel meer dan 10 meter, hiermee wordt voldaan aan eerdergenoemde richtafstand van 10 meter. Ook de omliggende bedrijven worden niet belemmerd door deze ontwikkeling.

Voor deze wijziging dient een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer te worden ingediend. De melding moet elektronisch worden gedaan via http://aimonline.nl. De melding is een indieningsvereiste voor de aanvraag om omgevingsvergunning (onderdeel bouwen).

Conclusie

Het milieuaspect bedrijven & milieuzonering vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling. Wel moet een melding Activiteiten milieubeheer worden ingediend.

5.4 Bodem

Bij de Omgevingsdienst West-Holland zijn er geen bodemonderzoekgegevens bekend om een uitspraak te kunnen doen over de kwaliteit van de bodem. Om te kunnen beoordelen of de locatie geschikt is voor de beoogde bestemming dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

IDDS heeft in maart 2018 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Het onderzoek is als Bijlage 5 bijgevoegd. Doel van het onderzoek is het vaststellen van de algemene milieuhygiënische bodemkwaliteit. Het verkennend bodemonderzoek beoogt het verkrijgen van inzicht in aard, plaats van voorkomen en concentraties van eventueel aanwezige verontreinigende stoffen in de bodem.

Op basis van het vooronderzoek kan worden afgeleid dat, op en in de nabijheid van het onderzoeksterrein, het mogelijke gebruik van bestrijdingsmiddelen (OCB´s) als aandachtspunt aanwezig is met betrekking tot het veroorzaken van een mogelijke bodemverontreiniging. Daarnaast zijn er geen aandachtspunten waargenomen.

Op basis van het mogelijke gebruik van bestrijdingsmiddelen is de locatie als zijnde verdacht aangemerkt. De bovengrond van de locatie is aanvullend geanalyseerd op bestrijdingsmiddelen (OCB’s). Daarnaast zijn er geen specifieke aandachtspunten aanwezig op de locatie. Derhalve wordt de strategie NEN 57040 ONV als voldoende geacht om een voldoende beeld te verkrijgen van de algemene milieuhygiënische bodemkwaliteit.

Conclusie

Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • In de bovengrond zijn geen bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen.
  • Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
  • De bovengrond is licht verontreinigd met kwik, zink en drins.
  • De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte parameters.
  • Het grondwater is niet verontreinigd met de onderzochte parameters.

Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) dient de hypothese verdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden gehandhaafd. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.

Beperkingen inzake het verlenen van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen), alsmede de voortzetting van het huidige bodemgebruik, worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.

5.5 Geluid

Geluidsoverlast kan worden veroorzaakt door industrielawaai, railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai en luchtverkeerslawaai van Schiphol. De Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet kent grenswaarden voor geluid. Bepaalde geluidgevoelige objecten mogen alleen worden toegelaten als zij geen ontoelaatbare geluidsbelasting ondervinden. Daartoe moet op grond van artikel 3.3.1 Besluit ruimtelijke ordening zones in het bestemmingsplan / wijzigingsplan worden opgenomen rond geluidbronnen. Het bestemmingsplan moet de ligging en de afmetingen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen gelegen binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder aangeven.

Onderzoek

Een kas en een bedrijfsgebouw zijn in de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidsgevoelig objecten, daarom blijft deze Wet buiten beschouwing. Een nadere beschouwing van dit aspect is daarom niet nodig.

De dichtstbijzijnde woningen zijn op voldoende afstand van het bedrijf gelegen (circa 75 meter) om een goed woon- en leefklimaat te garanderen.

Het laden en lossen zal evenals in de huidige situatie plaats vinden achterop het centrale plein. Dus niet in de directe nabijheid van de woningen. In paragraaf 5.2 is toegelicht dat het aantal transportbewegingen zal afnemen omdat er meer opgeslagen kan worden op het eigen terrein. Dit zorgt ook voor een afname van het geluidsniveau ten gevolge van wegverkeerslawaai.

De drooginstallaties staan in de kas en de condensor van de koeling staat op de schuur aan de oostzijde van het perceel, op een hoogte van 10 meter. De dichtstbijzijnde woningen zijn op meer dan 50 meter van de installatie gelegen. Gezien de ruime afstand wordt geen invloed op een goed woon- en leefklimaat verwacht. De nieuwe installaties voor koelen en drogen, die geplaatst worden bij de nieuwe bebouwing, betreffen stille en duurzame ventilatoren die terug getoerd kunnen worden volgens de nieuwe normen (geluidsreducerend).

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen aanwezig voor de realisatie van de kassen en het bedrijfsgebouw. De uitbreiding van het bedrijf levert voor het aspect geluid geen strijdigheid op met een goede ruimtelijke ordening.

5.6 Luchtkwaliteit

Kader

In de Wet milieubeheer zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Titel 5.2 Wm ‘Luchtkwaliteitseisen’ wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. In de wet is, door middel van criteria, een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij 3 % van de grenswaarde ( = 1,2 ì g/m3) voor stikstofdioxide en fijn stof. Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof nl. PM2.5. Als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, dan zal er ook geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 optreden.

Beoordeling

Het plan betreft de uitbreiding van het bedrijf met 1.000 m2 schuurruimte nodig en 600 m2 kassen. Gezien de grootte van de ontwikkeling is deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM). Dit betekent dat de uitbreiding niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er hoeft niet te worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden.

Daarnaast zijn de heersende concentraties ter plekke langs Loosterweg en ’s Gravendamseweg ver beneden de wettelijke grenswaarden.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.

5.7 Externe Veiligheid

Het plan ligt niet in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd. Ook ligt het niet in een invloedsgebied van een spoorlijn, waterweg of buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen.

De locatie ligt in het effectgebied van de N443, op een afstand ongeveer 150 meter. Vanwege het transport van brandbare gassen (bv LPG) heeft de N443 een effectgebied (1% letaliteitsafstand) van 355 meter.

Het groepsrisico langs de N443 is zeer laag, namelijk 0,002 maal de oriëntatiewaarde1.

Het vergroten van het bouwvlak voor een schuur en een kas met 1600 m2 heeft een verwaarloosbaar of geen effect op de hoogte van het groepsrisico.

Conclusie

Het milieuaspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging, het vergroten van het agrarisch bouwvlak.

5.8 Ecologie

Toetsing Wet natuurbescherming

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de natuurbeschermingswetgeving en -beleid. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. In de wet wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Met deze wet zijn de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn verankerd in de nationale wetgeving. Naast de wetgeving bestaat er ook provinciaal ecologisch beleid waarmee bepaalde gebieden en landschapselementen worden beschermd, zoals het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur), gebieden uit de strategische reservering natuur en het weidevogelgebied. Dit is vastgelegd in de Verordening Ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland.

De beschermde dier- en plantensoorten zijn te vinden in drie lijsten, die deel uitmaken van de Wnb. Daarnaast zijn alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode en is van een aantal soorten de vaste rust- en verblijfplaatsen en functionele omgeving jaarrond beschermd. Voor álle activiteiten met een mogelijk schadelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten is toetsing aan de Wnb noodzakelijk. Activiteiten waarbij de verbodsbepalingen overtreden worden, dienen voorkomen te worden, bijvoorbeeld door het treffen van mitigerende maatregelen. Indien dit niet mogelijk is, dan is het uitvoeren van een dergelijke activiteit alléén toegestaan met een natuurtoestemming van Omgevingsdienst Haaglanden. Naast de verbodsbepalingen staat in de Wnb dat voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht geldt. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. De zorgplicht geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op ongeveer 4 km afstand van het stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid (zie onderstaand figuur). Op grond van deze afstand zijn, ook indien de kassen worden verwarmd, significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied uit te sluiten.

De afstand van het plangebied tot het Natuurnetwerk Nederland bedraagt 0,9 km. De afstand tot het weidevogelgebied bedraagt 575 meter. Het plangebied is niet gelegen in de strategische reservering natuur. Ook liggen geen karakteristieke landschapselementen in het plangebied. De genoemde beschermde gebieden veroorzaken geen planologische belemmeringen voor het initiatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0007.jpg"

Figuur ligging plangebied (rood) ten opzichte van Natura 2000-gebied (donkergroen gearceerd), NNN (donkergroen en roze) en weidevogelgebied (lichtgroen)

Soortenbescherming

Om te beoordelen of er beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn, is een beperkt bureauonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied en de directe omgeving daarvan op basis van verspreidingsgegevens uit databanken op internet.

Uit dit bureauonderzoek blijkt dat de afgelopen vijf jaar diverse soorten vleermuizen zijn waargenomen op een afstand van ongeveer 1 km van het plangebied. Het gaat om de rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en gewone dwergvleermuis. Door het ontbreken van bebouwing, bomen en lijnvormige elementen in het plangebied, heeft het plangebied geen waarde als verblijfplaats, foerageergebied of vliegroute voor vleermuizen.

Met betrekking tot grondgebonden zoogdieren zijn alleen algemene beschermde soorten waargenomen. Voor deze soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling.

In het plangebied zijn alleen algemene vogels waargenomen. In het broedseizoen bestaat de mogelijkheid dat vogels op de locatie broeden. De Wet natuurbescherming verplicht rekening te houden met de aanwezigheid van broedende vogels. Deze mogen niet worden verstoord.

De rugstreeppad is in 2017 meerdere malen waargenomen op ongeveer twee kilometer van het plangebied. De rugstreeppad leeft in zandige terreinen met hoge dynamiek en ondiep water. Aangezien dit leefgebied niet in het plangebied aanwezig is, is het niet aannemelijk dat de rugstreeppad wordt aangetroffen. Tijdens de werkzaamheden kan geschikt habitat ontstaan voor de rugstreeppad (vergraafbare grond en ondiepe plassen) en moeten wel maatregelen genomen worden om te voorkomen dat de rugstreeppad zich in het gebied gaat vestigen.

De ontwikkeling heeft geen effecten op eventueel aanwezige beschermde soorten.

Activiteiten welke verstorend zijn voor broedende vogels, zoals rooi- en sloopwerkzaamheden, dienen bij voorkeur buiten de broedperiode gestart te worden. Indien binnen de broedperiode gestart wordt met verstorende activiteiten, moet aantoonbaar worden vastgesteld dat er geen broedende vogels in en direct rond het plangebied aanwezig zijn.

Conclusie

Het deelaspect gebiedsbescherming levert geen planologische belemmering op. Ten behoeve van het aspect soortenbescherming moet gehouden worden aan de zorgplicht

5.9 Archeologie En Cultuurhistorie

In 1992 werd het Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Monumentenwet gewijzigd. De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, moet het bestemmings- c.q. wijzigingsplan uiteindelijk een bescherming bieden voor archeologisch waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een aanlegvergunningenstelsel.

Archeologie beleid gemeente Teylingen

In de nota 'Onder de grond - Beleid voor archeologie in Teylingen' (vastgesteld door de gemeenteraad op 18 november 2015) is het gemeentelijk archeologiebeleid vastgelegd. Het beleid is gebaseerd op wetgeving en de archeologische verwachtings- en beleidskaart van Teylingen en heeft tot doel om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen. Voor het nemen van beslissingen is een archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. Deze geeft inzicht in de archeologische waarden en verwachtingen in Teylingen. Op basis van deze kaart kunnen initiatiefnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over eventuele archeologische consequenties van ruimtelijke ingrepen.

Archeologische Monumentenzorgcyclus

Als voor bodemverstorende activiteiten een vergunning of ontheffing wordt aangevraagd, toetst de gemeente of er, op basis van de archeologische verwachtings- en beleidskaarten, het bestemmings- c.q. wijzigingsplan en de planregels, specifieke voorwaarden en vereisten zijn gesteld aan archeologie.

Het bevoegd gezag, dus de gemeente, doet een definitieve uitspraak over het vervolg van de procedure in het selectiebesluit. Wanneer er geen archeologische waarden zijn aangetroffen wordt het betreffende gebied vrijgegeven. Wanneer wel archeologische waarden aan de orde zijn, wordt in het selectiebesluit geformuleerd hoe hiermee om te gaan.

Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden, per gebied is een voorschrift aangegeven.

Percelen in gebruik voor bollenteelt

Grondbewerking in het kader van de bollenteelt kan tot op grote diepte verstorend zijn. Binnen het bereik van deze verstoringen bestaat niet langer een verwachting op intacte archeologie. Naar de verstoring op percelen in gebruik voor bollenteelt is onderzoek gedaan door de gemeente Katwijk en het archeologisch onderzoeksbureau RAAP uit Leiden. Dit onderzoek is gedaan in het kader van de actualisatie van het archeologiebeleid in de gehele Duin- en Bollenstreek.

Op basis van de gemiddelde waargenomen verstoringsdiepten op percelen voor de bollenteelt is het verantwoord om in nieuwe bestemmings- c.q. wijzigingsplannen voor percelen die in gebruik zijn voor bollenteelt vrijstelling van archeologisch onderzoek op te nemen tot 70 cm onder het maaiveld, met uitzondering van percelen waarvoor op basis van archeologisch onderzoek al een gespecificeerde archeologische verwachting is vastgesteld.

Onderzoek

Vigerend bestemmingsplan

Het plan zal worden gerealiseerd in een zone waarvoor op grond van het Bestemmingsplan Teylingen de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie 1' en 'Waarde Archeologie 2' gelden. De voor 'Waarde-Archeologie 1' en 'Waarde-Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

Voor het gedeelte van het plangebied met 'Waarde-Archeologie 1' gelden in dit gebied de volgende criteria wanneer archeologisch onderzoek moet plaatsvinden, te weten: indien de bodem wordt verstoord over een oppervlakte van meer dan 100 m2 en de bodemingreep dieper dan 30 cm is. Voor het gedeelte van het plangebied met 'Waarde-Archeologie 2' gelden in dit gebied de volgende criteria wanneer archeologisch onderzoek moet plaatsvinden: indien de bodem wordt verstoord over een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 100 cm. Bij doorgang van genoemde plannen worden bovenstaande criteria uit het bestemmingsplan overschreden.

Beleid archeologie gemeente Teylingen

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Teylingen zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in 7 landschappelijke zones. Per zone is het beleid (verstoringsmaat) aangegeven.

Het plangebied is gelegen binnen zone 2 (categorie 5). Hiervoor geldt dat archeologisch onderzoek alleen noodzakelijk is bij bodemverstorende activiteiten, als deze dieper reiken dan 30 centimeter beneden maaiveld en een oppervlak beslaan van meer dan 250 m2. De gele arcering betreft een zone met een middelhoge archeologische verwachting (categorie 6). Hierbij gelden de onderzoekscriteria bij bodemverstoringen groter dan 500m2 en dieper dan 100 cm. Hier is sprake van een grotere diepte-vrijstelling vanwege het afgegraven bodemprofiel dat hier verwacht wordt. Indien de percelen in gebruik zijn als bollengrond kan men een vrijstellingsdiepte van 70 cm hanteren. De grijze arcering is categorie 12 zone welke vrijgestelde gebieden betreft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0008.jpg"

Figuur Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Teylingen

De voorgenomen uitbreiding beslaat een oppervlak van meer dan 500 m2. Indien de bodemingrepen niet dieper reiken dan 70 cm is het niet nodig een vergunning aan te vragen voor het uitvoeren van een werk. Indien geen sprake is van huidig gebruik als bollenveld is er een vrijstellingsdiepte van 30 cm en zal de voorgenomen ingrepen de gestelde criteria overschrijden. In dat geval is het aanvragen van een omgevingsvergunning nodig. Indien dit plan zal worden uitgevoerd, moet voorafgaand aan de nieuwbouw een vergunning worden aangevraagd voor de activiteit het uitvoeren van een werk. Het uitvoeren van een inventariserend archeologisch onderzoek bestaande uit een bureauonderzoek en karterend booronderzoek is daarvoor nodig.

Conclusie

De oppervlaktecriterium wordt ruim overschreden. Om gebruik te kunnen maken van de vrijstellingscriteria op basis van het Archeologiebeleid “-Onder de grond-” van de gemeente Teylingen is de diepte van de ingrepen in de bodem ook van belang. Tevens moet aangetoond worden dat de gewenste planontwikkeling op bollengrond gerealiseerd gaat worden.

De ontwikkeling van de nieuwe bedrijfsbebouwing vindt plaats op bollengronden. De bodemingrepen voor het realiseren van de nieuwe bebouwing zullen niet meer dan 70 cm onder het maaiveld plaatsvinden. Een archeologisch onderzoek is niet benodigd.

5.10 Landschap

Het college van Burgemeester en Wethouders kan gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van het bouwvlak als vooraf advies is uitgebracht door een landschapsdeskundige waarbij wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder d niet onevenredig worden aangetast.

Een landschapsarchitect heeft voor het planvoornemen een landschapsadvies opgesteld welke in subparagraaf 5.10.1 beknopt wordt behandeld, het volledige advies is opgenomen in Bijlage 3.

5.10.1 Landschapsadvies

Wanneer wordt ingezoomd op de omgeving rondom de locatie, is het onderscheid zichtbaar tussen de grotere open ruimtes (blauw gearceerde gebieden figuur hieronder) en de kleine open ruimtes direct rondom de locatie (oranje gearceerde gebieden). De open ruimte die een mogelijke relevantie zou kunnen hebben m.b.t. de uitbreiding ligt aan de noordzijde van de locatie tussen Gravendam en de Loosterweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0009.jpg"

Afbeelding open ruimtes - grote en kleine ruimtes rond locatie

Vanuit de omgeving zijn er drie relevante zichtlocaties van waaruit de voorgenomen uitbreiding zijn invloed zou kunnen hebben (zie onderstaande afbeelding). Deze drie locaties worden hieronder behandeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0010.jpg"

Afbeelding relevante zichtlijnen

Landschappelijke inpassing agrarische bouwvlakken

Het voorstel is om (een deel van) de kassen (glazen bebouwing) aan de zijde van de 's-Gravendamseweg te plaatsen en de loodsen ten oosten daarvan. De kassen zijn gebiedseigen bebouwing en geven een transparant beeld waardoor de impact van de toekomstige bebouwing op de zichtlijnen 1 en 2 vanaf de 's-Gravendamseweg en rotonde minder is.

Verder is het advies ter verbetering van de zichtlijnen 1 en 2 om het bestaande bouwvlak landschappelijke in te passen. De voorgestelde inpassing bestaat uit een groene afscheiding, te realiseren langs de zuidwestzijde van het bestaande bouwvlak. De groene afscheiding zal ervoor zorgen er dat de bestaande bebouwing en objecten op het erf grotendeels uit het zicht wordt genomen waardoor er een groen en rustig beeld ontstaat. De afscheiding loopt van de zuidzijde van het bouwvlak naar het noorden tot aan de haaks daarop liggende aanvoerroute door de bollenvelden. Het groen bestaat uit een beukhaag of ligusterhaag van 1,20m hoog met in de haag een enkele bomenrij van op gelijke afstand van elkaar geplaatste bomen. Qua boomsoort wordt gedacht aan een landschappelijke boom van de 2e grootte met een brede gesloten kroon, Acer campestre 'Elsrijk' of Sorbus intermedia. De bomen dienen met een tussenafstand van 8 a 9 meter aangeplant te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0011.jpg"
Afbeelding situering groene afscheiding

Conclusie

Ten behoeve van het onderbouwing van de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid ''vergroten bouwvlak'' is een landschappelijk advies opgesteld.

Landschap

Vanuit grotere landschappelijke context gezien is het gebied ten westen van de Loosterweg al een versnipperd gebied, waardoor de kwaliteit en de openheid van het landschap beduidend minder is als aan de oostkant van de Berg en Daalpolder. Door de lagere kwaliteit van het landschap en de aanwezigheid van de gebiedsvreemde bebouwing zoals de caravanstalling is de impact van de uitbreiding minder ingrijpend.

Als wordt ingezoomd op het gebied rondom de locatie is de conclusie dat de toekomstige bebouwing de meeste impact heeft vanaf de zichtlocaties aan 's-Gravendamseweg en de rotonde Loosterweg-'s-Gravendamse weg. Ook is de conclusie dat het huidige beeld al minder waardevol is door de versnippering van de reeds bestaande bebouwing. Positief punt is dat met het verwijderen van de boogkas er langs de nieuwe bebouwing een doorzicht naar het achterliggende gebied ontstaat. Met de keus om het transparante deel van de bebouwing (kassen) aan de zijde van de 's-Gravendamse weg te plaatsen is de bebouwing minder dominant aanwezig. Daarbij komt dat de voorgestelde realisatie van een groene afscheiding langs het bestaande bouwvlak het zicht op de bestaande bebouwing grotendeels wordt weggenomen wat een positieve impuls geeft aan het beeld.

Vanuit de zichtlocatie Berg en Daal gezien heeft de nieuwe bebouwing door de grotere afstand minder impact. Doordat het nieuwe bouwvlak zich slechts beperkt wordt uitbreid in de noord richting ten opzichte van het bestaande bouwvlak is de conclusie dat het zicht op het bebouwingslint 's-Gravendamse weg wel smaller wordt maar door het verwijderen van de boogkas wel beter beleefbaar wordt.

Er kan worden gesteld dat aan de beleidsmatig beschermde waarden in het landschap door de bouw van de nieuwe kas en bedrijfsruimte geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

5.11 Water

Het plangebied is gelegen binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het beleid van het Hoogheemraadschap is uitgewerkt in subparagraaf 4.2.2.

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemers dienen in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat de ruimtelijke ontwikkeling in strijd is met het duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Huidige situatie waterhuishouding

Algemeen

Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern Voorhout en bestaat uit agrarische bedrijfsbebouwing, verharding en bollenveld.

Bodem en grondwater

Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit leemarm zand. Er is sprake van grondwatertrap II*. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,25 m en de 0,40 m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,50 m en de 0,80 m beneden maaiveld.

Watersysteem

Het plangebied is gelegen binnen het peilgebied van de Berg- en Daalpolder met een winterpeil van NAP-0,97 m en een zomerpeil van NAP-0,90 m.

Ten zuidwesten en zuidoosten van het plangebied ligt een primaire watergang, de Zandsloot (traject Norremeer - Haarlemmer Trekvaart). Ten noorden van het plangebied ligt een overige watergang.

Het planvoornemen voorziet niet in bouwwerkzaamheden nabij deze watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0012.jpg"

Uitsnede legger oppervlaktewater Hoogheemraadschap Rijnland

Waterkering

Plangebied

Uit de Legger van het Hoogheemraadschap is op te maken dat het bestaande bouwperceel van het bedrijf is gelegen binnen de buitenbeschermingszone van de boezemkering van de Berg- en Daalpolder. Het gehele plangebied wordt omringd door de beschermingszones van deze kering van deze polder. De waterkeringen bestaat uit zowel een kern- als een beschermingszone. Voor de kernzone dient een strook grond van 5 meter breedte, gemeten uit de boezemkade, te worden aangehouden.

De beschermingszone is respectievelijk 11 en 15 meter breed en ligt aan weerszijden van de kernzone. De buitenbeschermingszone bedraagt 50m.

De buitenbeschermingszone heeft tot doel het beschermen van de stabiliteit van de beschermingszone. Er mag gebouwd worden binnen deze zone. Daarmee levert dit geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1525.WP2018TEY01049-VA01_0013.jpg"

Uitsnede legger regionale waterkeringen Hoogheemraadschap Rijnland

Toekomstige situatie

Watercompensatie

Uit een brief van het Hoogheemraadschap van Rijnland (d.d. 2-11-2017, zie ook Bijlage4) blijkt dat de extra verharding door de realisatie van de nieuwbouw niet hoeft te worden gecompenseerd door het graven van oppervlaktewater. De reden hiervoor is dat het afvloeiende hemelwater niet versneld wordt afgevoerd.

Al het hemelwater wordt afgevoerd naar de bodem. Daarnaast bevinden de infiltratievoorzieningen zich op geruime afstand van het oppervlaktewater. Daarom is er in deze specifieke situatie geen sprake van versnelde afvoer van hemelwater en zijn de compensatieregels niet van toepassing.

Het hemelwater op de planlocatie wordt geïnfiltreerd in de grond door middel van een put waar het afvoerwater en het grondwater samen weg lopen in het grondwater. Dit water wordt opgenomen door de bloemen en planten op het bedrijfsperceel.

Als er voldoende ruimte beschikbaar is dan wordt een grindkoffer gerealiseerd aan de zuidkant van de uitbreiding. Via deze koffer kan het water in de grond worden geïnfiltreerd.

Conclusie

Het aspect water levert geen belemmeringen op. Er worden, na afstemming met het Hoogheemraadschap, geen compenserende maatregelen te worden getroffen.

5.12 Conclusie

De in hoofdstuk genoemde milieu- en omgevingsaspecten staan de uitvoering van voorliggend plan niet in de weg.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Wijzigingsbevoegdheid

Het doel van het voorliggende wijzigingsplan is het mogelijk maken van een vergroting van het bouwvlak ter plaatse van het plangebied. In artikel 5.7.1 is bepaald dat Burgemeester en Wethouders het bestemmingsplan kunnen wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming 'Agrarisch - bollenteelt - bollenzone 3' met inachtneming van de volgende voorwaarden;

  1. a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. b. uit advies van een agrarisch deskundige blijkt dat voorzien wordt in het bepaalde onder a;
  3. c. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoord;
  4. d. de vergroting van het bouwvlak dient milieuplanologisch inpasbaar te zijn;
  5. e. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  6. f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder d niet onevenredig worden aangetast;
  7. g. wijziging wordt niet toegepast alvorens mits noodzakelijk, een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  8. h. bij de uitbreiding van het verhard oppervlak en/of de bebouwing dient de hemelwaterafvoer van de toename van verharding en/of bebouwing te worden vastgehouden door deze toe te voegen aan het grondwater; indien dit niet mogelijk is, dient ter compensatie open water te worden gerealiseerd ter grootte van 15% van de toegevoegde oppervlakte aan verharding en/of bebouwing tenzij:
    1. 1. de (gezamenlijke) uitbreiding van verharding en/of bebouwing minder bedraagt dan 400 m2,

of

    1. 1. na overleg met Hoogheemraadschap Rijnland is gebleken dat er geen noodzaak tot watercompensatie aanwezig is.

In de onderstaande onderbouwing wordt verwezen naar het bedrijfsplan van Fa. Zonneveld. Dit plan is opgenomen in Bijlage 2.

Punt a & Punt b

In Bijlage 2 is het bedrijfsplan van Fa. Zonneveld beschreven. Het bedrijf wil de bloem- en bollenkwekerij en broeierij (tulpen en narcissen op pot) in de komende jaren verder uitbreiden om vorm te geven aan de toekomstvisie van het bedrijf. De uitbreiding is nodig om de bedrijfsvoering efficiënter te laten verlopen en de productie op te schalen waardoor de toekomstbestendigheid van het bedrijf wordt gewaarborgd

De huidige bedrijfsbebouwing levert beperkingen voor de bedrijfsvoering; er is te weinig ruimte, er zijn teveel interne verplaatsingen en de verwerking van de bollen en de bloemen verloopt nu niet efficiënt.

De bouw van nieuwe kassen en een bedrijfsgebouw is noodzakelijk om doelmatiger en efficiënter te kunnen werken. Voor het inpassen van de nieuwe bebouwing op het bedrijfsperceel is een vergroting van het bouwvlak benodigd. Dit is onderbouwd middels een advies van een agrarisch deskundige (zie Bijlage 1).

De agrarisch deskundige heeft een advies uitgebracht ten aanzien van de noodzaak van de vergroting van het bouwvlak. Het bedrijfsplan bevat de volgende uitbreiding;

  • Uitbreiding bedrijfsbebouwing fase 1, de bouw van een nieuw bedrijfsgebouw van 1000 m2 en een nieuwe kas van 600 m2, totaal 1600 m2.
  • Uitbreiding bedrijfsbebouwing fase 2, bouw van een nieuwe kas van 600 m2,

Punt c

Het huidige bouwvlak is te klein om het bedrijfsplan te kunnen realiseren. Sloop en herbouw van de bestaande bedrijfsgebouwen behoren niet tot de mogelijkheden om het bedrijfsplan te realiseren omdat de nieuwbouw aangrenzend aan de bestaande bouw ruimtelijke niet past op het erf en omdat sloop en herbouw van de bestaande bebouwing kapitaal vernietiging is.

Middels het bedrijfsplan is aangetoond dat het bouwvlak te klein is om de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Sloop en herbouw behoren niet tot de mogelijkheden.

Punt d

Uit de verscheidene onderzoeken, waaronder geluid, luchtkwaliteit en ecologie, is gebleken dat de voorgenomen uitbreiding milieuplanologisch inpasbaar is. De onderzochte omgevings- en milieuaspecten leveren geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

Punt e

De bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven worden niet onevenredig beperkt omdat de uitbreiding plaats vindt op het eigen bedrijfsperceel. De omgevingsdienst West-Holland heeft het aspect bedrijven en milieuzonering beoordeeld, zie hiervoor subparagraaf 5.3 . Hieruit is gebleken dat de omliggende bedrijven niet worden belemmerd door het voorliggende plan.

Punt f

De landschapsdeskundige heeft positief advies uitgebracht ten aanzien van de gevolgen van de vergroting van het bouwvlak op de openheid van/ het zicht op de bollenvelden. geborgd. Het landschapsadvies is opgenomen in Bijlage 3. De conclusie is dat aan de beleidsmatig beschermde waarden in het landschap door de bouw van de nieuwe kas en bedrijfsruimte geen onevenredige afbreuk wordt gedaan.

In de regels is de aanleg en instandhouding van een groene afscheiding (conform het landschapsadvies) geborgd ten behoeve van landschappelijke inpassing

Punt g

Voordat het wijzigingsplan ter inzage gaat heeft de fa. Zonnenveld een anterieure overeenkomst gesloten.

Punt h

Door de uitbreiding neemt de verharding in het plangebied toe. Na overleg met het Hoogheemraadschap is gebleken dat dit niet hoeft te worden gecompenseerd omdat het afvloeiende hemelwater niet versneld wordt afgevoerd.

Conclusie

De uitbreiding van het bouwvlak is in overeenstemming gestelde voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid die het vigerende bestemmingsplan hieraan stelt.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Overeenkomstig de uniforme voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht) heeft het ontwerpwijzigingsplan “Loosterweg 1 Voorhout “Buitengebied Teylingen”” van 24 mei 2018 tot en met 4 juli 2018 ter inzage gelegen. In deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven over de inhoud van het ontwerpwijzigingsplan. In totaal zijn er 3 zienswijzen ingediend. Van dit aantal zijn er geen zienswijzen niet ontvankelijk. Deze zijn allemaal binnen de gestelde termijn ingediend. De nota van beantwoording zienswijzen is opgenomen in Bijlage 6.

De zienswijze van het CultuurHistorisch Genootschap Duin- en Bollenstreek heeft geleid tot een aanpassing van paragraaf 2.2 waarin is opgenomen dat de boogkas van 1000 m2 wordt gesloopt alvorens er gestart wordt met de bouwwerkzaamheden.

6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het plan is een particulier initiatief dat zal worden uitgevoerd en beheerd voor rekening en risico van de initiatiefnemers. Voor de gemeente zijn aan het plan geen financiële consequenties verbonden.

Ten behoeve van het wijzigingsplan heeft initiatiefnemer, volgens afdeling 6.4 Wro grondexploitatie, met de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten. Door middel van deze overeenkomst is geregeld dat de kosten die verband houden met het wijzigingsplan voor rekening zijn van initiatiefnemer. Een exploitatieplan is daarom niet nodig.

Het plan is economisch uitvoerbaar.

Bijlage 1 Landschapsadvies

Bijlage 1 Landschapsadvies

Bijlage 1 Agrarisch Advies Clevin

Bijlage 1 Agrarisch advies Clevin

Bijlage 2 Bedrijfsplan

Bijlage 2 Bedrijfsplan

Bijlage 3 Landschapsadvies

Bijlage 3 Landschapsadvies

Bijlage 4 Advies Hoogheemraadschap

Bijlage 4 Advies Hoogheemraadschap

Bijlage 5 Onderzoek Bodem

Bijlage 5 Onderzoek bodem

Bijlage 6 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 6 Nota van beantwoording zienswijzen