Wijzigingsplan 6, Torenlaan 2 Voorhout "Buitengebied Teylingen"
Wijzigingsplan - Gemeente Teylingen
Vastgesteld op 31-08-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplan Wijzigingsplan 6, Torenlaan 2 Voorhout "Buitengebied Teylingen" als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1525.WP2021TEY01062-VA01 van de gemeente Teylingen.
1.2 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen'
het bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen' (vastgesteld op 15 december 2016), zoals herzien bij de bestemmingsplannen 'Paraplubestemmingsplan parkeren Teylingen' (vastgesteld, 28-06-2018), 'Buitengebied Teylingen, campings de Horizon, Spijkerboor en de Boekhorst '(vastgesteld, 28-06-2018) en 'Buitengebied Teylingen, 1e herziening' (vastgesteld, 12-12-2019) als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1525.BP2016TEY01038-VA01 van de gemeente Teylingen.
1.4 avondperiode
de periode tussen 19.00 en 23.00 uur.
1.5 nachtperiode
de periode tussen 23.00 en 07.00 uur.
De overige begrippen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen' blijven onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Het bepaalde in Artikel 2 Wijze van meten behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. Het bepaalde in de bestemmingsomschrijving uit Artikel 15 'Bedrijf' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
3.2 Bouwregels
- a. Het bepaalde in de bouwregels uit Artikel 15 'Bedrijf' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning is toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Het bepaalde in de specifieke gebruiksregels uit Artikel 15 'Bedrijf' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bepaalde in de afwijken van de gebruiksregels uit Artikel 15 'Bedrijf' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 4 Tuin
Het bepaalde in Artikel 51 'Tuin' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 5 Wonen
Het bepaalde in Artikel 56 'Wonen' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 5
Het bepaalde in Artikel 64 'Waarde - Archeologie 5' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Het bepaalde in Artikel 72 'Algemene bouwregels' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Het bepaalde in Artikel 73 'Algemene gebruiksregels' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Het bepaalde in Artikel 74 'Algemene aanduidingsregels' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Het bepaalde in Artikel 75 'Algemene afwijkingsregels' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Het bepaalde in Artikel 76 'Algemene wijzigingsregels' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 13 Overige Regels
Het bepaalde in Artikel 77 'Overige regels' behorende bij het plan zoals genoemd in lid 1.3, voor zover relevant, blijft onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het Wijzigingsplan 6, Torenlaan 2 Voorhout "Buitengebied Teylingen"'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De initiatiefnemer is eigenaar van het bedrijf aan de Teylingerlaan 4, inclusief de bijbehorende bedrijfswoning aan de Torenlaan 2. Nu de bewoner van de bedrijfswoning niet meer actief is in het bedrijf, bestaat de wens om de bedrijfswoning af te splitsen van het bedrijf en deze een woonbestemming te geven. Het bedrijf en de bijbehorende bedrijfswoning zijn samen bestemd als 'Bedrijf' in het vigerende bestemmingsplan.
Voor het omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Om het initiatief mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. Daarmee kan ter plaatste van de bedrijfswoning de bestemming 'Bedrijf' worden omgezet naar de bestemming 'Wonen'.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Torenlaan 2 te Voorhout. In figuur 1.1 betreft de locatie van de bedrijfswoning kadastraal perceel 5331 en een gedeelte van perceel 6060. Het bedrijf ligt in de kadastrale percelen 5753 en deels in perceel 6061. Ten zuiden van het plangebied ligt de N443. Tussen de N443 en de bedrijfswoning in ligt een bedrijfspand waar agrarische en aanverwante machines verkocht mogen worden. De bedrijfswoning en dit bedrijf zijn voor uitvoering van dit plan nog verbonden met elkaar.
Figuur 1.1 - ligging plangebied (rood omlijnd) (bron: ruimtelijke plannen)
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen, 1e herziening'. Dit bestemmingsplan is op 19 december 2019 vastgesteld door de gemeente Teylingen. Op locatie geldt de bestemming 'Bedrijf'. Binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan. In de regels voor de bestemming 'Bedrijf' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het gaat om artikel 15.5.1 - "Ten behoeve van afgesplitste woningen". Hier geldt dat het college van B&W de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de bedrijfswoning kunnen wijzigen naar de bestemming 'Wonen/Tuin', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de bestemming 'Wonen' is uitsluitend toegestaan ter plaatse van bestaande bedrijfswoning woningen;
- het bedrijf waartoe de woning behoort behoud de bestemming 'Bedrijf' en de bedrijfsvoering dient conform deze bestemming uitgeoefend te worden;
- het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- ten hoogste 1.000 m² van het te wijzigen bouwvlak wordt gewijzigd in de 'Wonen' en/of 'Tuin' en afgestemd op de bestaande inrichting;
- de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
- het aantal toegestane bedrijfswoningen bij het bedrijf waarvan de woning wordt afgesplitst, wordt verminderd met het aantal afgesplitste bedrijfswoningen;
- de af te splitsen woning dient milieuplanologisch inpasbaar te zijn.
Na deze wijziging is niet langer een bedrijfswoning toegestaan aan het bedrijf op de Teylingerlaan 4.
Figuur 1.2 - uitsnede uit moederplan 'Buitengebied Teylingen' met in het rood het plangebied. Ten aanzien van de ligging van de enkelbestemmingen is niets gewijzigd in de 1e herziening. (bron: Ruimtelijke plannen)
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de huidige en toekomstige planologische situatie weergegeven. Waarna in hoofdstuk 3 het vigerende beleid wordt beschreven. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de relevante omgevingsaspecten toegelicht. Hoofdstuk 5 komt de juridische planbeschrijving aan de orde. Hierin staat welke keuzes zijn gemaakt bij het opstellen van de regels. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planomschrijving
2.1 Huidige Situatie
Aan de Torenlaan 2 staat een bedrijfswoning, behorende bij het bedrijf aan de Teylingerlaan 4, dat agrarische machines en aanverwante machines verkoopt. De initiatiefnemer wil de bedrijfswoning afsplitsen van het bedrijf, zodat het bedrijf op termijn verkocht kan worden en de initiatiefnemer legaal kan blijven wonen in de woning. De om te zetten bestemming betreft het kadastraal perceel 5331 en een deel van perceel 6060.
Figuur 2.1 - het bouwvlak van het bedrijf inclusief in geel omcirkelt de bedrijfswoning (bron: ruimtelijke plannen)
2.2 Toekomstige Situatie
In de voorgenomen ontwikkeling is de wens om de bedrijfswoning af te splitsen van het bedrijf, zodat er ook personen in de woning kunnen gaan wonen die geen banden hebben met het bedrijf. De bedrijfswoning wordt nu immers niet meer als zodanig gebruikt. Om de woning af te kunnen splitsen van het bedrijf dient aangetoond te worden dat het bedrijf niet belemmerd wordt in zijn bedrijfsvoering door het ontstaan van de burgerwoning.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de bedrijfsbestemming van het kadastrale perceel 5331 en een gedeelte van het kadastraal perceel 6060 omgezet in een tuin- en/of woonbestemming. Het bedrijf ligt deels in de kadastrale percelen 6061 en geheel in perceel 5753. Dit is in lijn met het huidig gebruik van de gronden. Er worden geen werkzaamheden verzet om de ontwikkeling te realiseren. Doordat de wijziging van het bouwvlak minder bedraagt dan 1.000 m² en voldaan wordt aan de andere voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in het huidige bestemmingsplan. Na gebruikmaking van de wijzigingsbevoegheid is het niet langer toegestaan een bedrijfswoning te hebben voor deze bestemming.
Voor deze ontwikkeling wordt een wijzigingsplan opgesteld.
Toetsing aan de voorwaarden van de wijzigingsregels
Hieronder worden de randvoorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid een voor een langsgelopen en getoetst.
15.5.1 - Ten behoeve van afgesplitste woningen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de bedrijfswoning wijzigen in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de bestemming 'Wonen' is uitsluitend toegestaan ter plaatse van bestaande bedrijfswoning/ -woningen;
Voldoet.
- b. het bedrijf waartoe de woning behoort behoud de bestemming 'Bedrijf' en de bedrijfsvoering dient conform deze bestemming uitgeoefend te worden;
De bestemming bedrijf blijft behouden. De bedrijfsactiviteiten worden conform het vigerend bestemmingsplan uitgevoerd. Op het bedrijf wordt een bedrijf uitgevoerd, zoals omschreven in het bestemmingsplan: een groothandel in agrarische machines en aanverwante producten van ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is planologisch gezien de maximale invulling binnen de geldende bestemmingslegging. Op grond van deze bestemming zijn ook bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Het is nog niet bekend welk bedrijf zich in de toekomst zal vestigen op dit perceel.
- c. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;
Voldoet. Voor één bedrijfswoning komt één burgerwoning.
- d. ten hoogste 1.000 m² van het te wijzigen bouwvlak wordt gewijzigd in de 'Wonen' en/of 'Tuin' en afgestemd op de bestaande inrichting;
Ten hoogste 1.000 m² van het te wijzigen bouwvlak wordt omgezet in Wonen en/of Tuin. De nieuwe Woon en Tuin bestemming bedragen gezamenlijk 900 m².
- e. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
Voldoet, zie paragraaf 4.8.
- f. het aantal toegestane bedrijfswoningen bij het bedrijf waarvan de woning wordt afgesplitst, wordt verminderd met het aantal afgesplitste bedrijfswoningen;
In de regels en op de verbeelding is opgenomen dat de bedrijfswoning is uitgesloten. Er is geen bedrijfswoning meer toegestaan aan de Teylingerlaan 4.
- g. de af te splitsen woning dient milieuplanologisch inpasbaar te zijn.
Voldoet. Zie Hoofdstuk 4.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden die gekoppeld zijn aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 15.5.1.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van de ruimtelijk relevante beleidskaders voor het plangebied. Achtereenvolgens wordt ingezoomd op het geldende rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Samen vormen deze de beleidskaders waar binnen de beoogde ontwikkeling plaats dient te vinden.
3.2 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (2020) en Barro (2020)
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) formuleert het Rijk een nieuwe integrale aanpak waarin samen met andere overheden en organisaties optimaal kan worden gewerkt aan behoud van een gezond, leefbaar en economische sterk Nederland. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen spelen de volgende vier prioriteiten de komende jaren een grote rol in de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving van Nederland:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel;
- sterke en gezonde steden en regio’s;
- en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Nationale belangen
De NOVI is vertaald in het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Deze gaat echter pas in zodra de omgevingswet in werking treedt. De voorloper van het BKL is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, het Natuurnetwerk Nederland, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Toetsing en conclusie
Het NOVI en het Barro kenmerken zich door een hoog abstractieniveau en bevatten geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.
Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling (art. 3.6.1 Bro, juli 2017)
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Toetsing en conclusie
Gezien de geringe aard van de ontwikkelingen (omzetten bedrijfswoning) is er geen ladderplichtige onderbouwing noodzakelijk.
3.3 Provinciaal Beleid
Het vigerende provinciaal beleid voor het plangebied zijn de Omgevingsvisie Zuid-Holland (7 augustus 2021) en de Omgevingsverordening Zuid-Holland (7 augustus 2021). Relevante zaken uit dit beleid worden getoetst aan de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.
Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerd, 2021)
Verstedelijking
De provincie zet in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). In de visie wordt hiervoor verwezen naar de kwaliteitskaart.
In de kwaliteitskaart ligt het plangebied in de 'Duin- en Bollenstreek'. De Duin- en Bollenstreek is onderdeel van het binnenduinlandschap. De bodemkundige ondergrond van de binnenduinrand bestaat uit een patroon van strandwallen en strandvlakten parallel aan de jonge duinen. Door de egalisering van het landschap in de 18e eeuw ten behoeve van wegenaanleg en stadsuitbreidingen is het verschil tussen strandwallen en -vlakten verdwenen en kwam de zandige bodem dichter boven het grondwater te liggen. Zo ontstonden er uitstekende condities voor de bollenteelt. Hierdoor ontstond één dominant grondgebruik: de bollenteelt, met als specialisatie de hyacintenteelt. De bollengrond strekt zich uit van de rand van de jonge duinen tot aan de bebouwingskernen Hillegom, Lisse en Sassenheim op de strandwal. In de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG)is vastgelegd dat er altijd 2625 ha eerste klas bollengrond (grond geschikt voor hyacintenteelt) gehandhaafd moet blijven. Het verlies van oppervlakte van deze bollengrond moet gecompenseerd worden: door het slopen van bebouwing, het verbeteren van de kwaliteit van tweede klas bollengrond of door het omzetten van daarvoor aangewezen graslanden. Deze regel is een harde garantie voor het behoud van productiegrond en voor het behoud van open ruimte.
De bollenteelt brengt specifieke bebouwing met zich mee: bollenschuren, ondersteunend glas en aan de bollenteelt gelieerde bedrijvigheid en transport. Juist die menging en variatie is een karakteristiek van het gebied. In de loop van de tijd hebben zich niet alleen langs de noord-zuid verlopende wegen maar ook langs de oost-west wegen bebouwingslinten ontwikkeld. Het is kenmerkend voor de bebouwingslinten dat ze bijna altijd uit een mix aan woningen bestaan, die een verschillende omvang en ouderdom hebben. Bijna alle lintbebouwing is aan twee zijden van de weg gesitueerd.
Toetsing en conclusie
Het plangebied ligt aan een zogenaamd 'Tuinderslint' tussen de bollengronden. Langs deze linten liggen tuinderswoningen met bedrijfsgebouwen op grotere afstand van elkaar. De ruimtelijke structuur wordt bepaald door een afwisseling van parallel aan de kustlijn gelegen open en verdichte zones.
Met de voorgenomen ontwikkeling van het splitsen van de bedrijfswoning van het bedrijf wordt geen afbreuk gedaan noch een verbetering gedaan van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Ook is er geen sprake van verstedelijking met deze ontwikkeling. De ontwikkeling is daarmee niet strijdig ten aanzien van de provinciale omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerd, 2021)
In de Omgevingsverordening heeft de provincie regels gesteld om de provinciale hoofdbelangen uit de Omgevingsvisie Zuid-Holland juridisch te borgen. Gemeenten moeten bij het maken van ruimtelijke plannen deze regels in acht nemen. De Omgevingsverordening is daarmee een kaderstellend instrument van de provincie voor gemeenten. Uit de Omgevingsverordening zijn voor het voorliggende bestemmingsplan alleen artikel 6.9 en 6.17 relevant. De voorgenomen ontwikkeling wordt hierna aan beide artikelen getoetst.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
- a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
- b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
- 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
- 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
- c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
- 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
- 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart. Daarmee valt de ontwikkeling onder sub a uit artikel 6.9 van het artikel over ruimtelijke kwaliteit. Met de omzetting van bedrijfswoning naar burgerwoning wordt geen afbreuk gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee wordt voldaan aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart.
Artikel 6.17 Bollenteeltgebied
1. Een bestemmingsplan voor gronden binnen het bollenteeltgebied, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 in bijlage II, laat primair bollenteeltbedrijven, bestaande gemengde bollenteelt- en glastuinbouwbedrijven en bestaande stekbedrijven toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen.
7. In afwijking van het eerste lid, kan het bestemmingsplan bestaande bebouwing of functies toelaten, anders dan bedrijven als bedoeld in het eerste lid, alsmede beperkte uitbreiding daarvan of wijziging naar een andere functie, mits aangetoond is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het bollenteeltgebied.
8. Een bestemmingsplan voor het bollenteeltgebied als bedoeld in het eerste lid, dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling anders dan bollenteelt toestaat op gronden die in het voorgaande bestemmingsplan zijn bestemd voor bollenteelt, voorziet in compensatie van bollenteeltgebied door middel van een overeenkomst hierover met de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij Duin- en Bollenstreek.
Toetsing en conclusie
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats in Bollenteeltgebied. Om de ontwikkeling mogelijk te maken dient te worden aangetoond dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omvang en de bruikbaarheid van het bollenteeltgebied. In de voorgenomen ontwikkeling wordt een bestaande bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning. Hierbij worden geen verdere ruimtelijke ingrepen uitgevoerd. Er is geen sprake van verlies aan omvang of bruikbaarheid van het bollenteeltgebied door de voorgenomen ontwikkeling.
3.4 Regionaal Beleid
Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland
In de regionale structuurvisie Holland Rijnland werken 15 gemeenten, waaronder Teylingen, samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven. Op 24 juni 2009 heeft het Algemeen Bestuur de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland vastgesteld. Op 28 maart 2012 is door het Algemeen Bestuur ingestemd met de eerste partiële herziening.
De gemeenten hebben deze visie samen ontwikkeld om gezamenlijk te werken aan de toekomst van deze regio. De regio wil op de scharnierplek tussen de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad een gebied zijn waar we werken aan kwaliteit en waar het goed wonen, werken en recreëren is, met een uitstraling die verder gaat dan de regio- of landsgrenzen.
Toetsing en conclusie
Het omzetten van een (niet agrarische) bedrijfswoning naar burgerwoning valt buiten de reikwijdte van deze structuurvisie.
Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (2016) - Greenport Duin- en Bollenstreek
De intergemeentelijke structuurvisie Greenport (ISG) is in december 2009 vastgesteld door de zes greenportgemeenten die samen de Greenport Duin- en Bollenstreek vormen. De ISG is onderdeel van de regionale structuurvisie. Het biedt een kader waar binnen de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) kan opereren en heeft een zelfbindend karakter.
Het doel van de ISG van de Duin- en Bollenstreek is daarmee drieledig:
- Het gedetailleerder dan in de RSV vastleggen van het ruimtelijke ontwikkelingskader voor de vitalisering van de Duin- en Bollenstreek tot en met 2030;
- Het, in tegenstelling tot de RSV, wettelijk verankeren van het ontwikkelingskader als zelfbindend ontwikkelingskader voor de Greenportgemeenten;
- Het verschaffen van een planologisch juridische basis voor het verevenen van plankosten op basis van de Wro2008.
De ISG kent een integraal karakter en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied. Het plangebied is binnen de ISG onderdeel van het gebied dat is aangeduid als 'herstructurering naar vitale Greenport met landschapsverbetering en integratie wateropgaven, sanering, schaalvergroting en intensivering van het bollencomplex'. Naast de economische ontwikkelingen in het bollencluster staan de noodzakelijke verbetering van de waterkwaliteit, het behoud van de natuur en de kwaliteit van de bodem centraal. Een vitaal en duurzaam landschap heeft prioriteit in de ontwikkelingen van het bollencluster.
Centraal beleidsuitgangspunt met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling van het ISG-gebied is kwaliteitsverbetering. De voorliggende Intergemeentelijke Structuurvisie richt zich op het herstructureren van het buitengebied en het tot stand brengen van een “vitaal landschap”. Enerzijds wordt in dit verband gestreefd naar het behouden van het bollenteeltcomplex, meer in het bijzonder het handhaven van ten minste 2.625 ha 1e klas bollengrond. Anderzijds wordt met deze structuurvisie nagestreefd: (i) het herstel van een open landschapsbeeld, onder meer en met name door het “opruimen van incourante en ongewenste bebouwing en onderliggende bestemmingen” en (ii) de herinrichting van het buitengebied tot een landschappelijk en recreatief aantrekkelijk geheel en een toekomstbestendig bollenteeltgebied.
Belangrijk voor de Duin- en Bollenstreek is handhaving van het huidige areaal 1e klas bollengrond, groot 2.625 ha. In de praktijk blijkt dat niet alle voor bollengrond bestemde gronden ook daadwerkelijk voor open grondteelt (hieronder ook begrepen periodieke bollenteelt) worden benut.
Toetsing en conclusie
Door de functiewijziging van bedrijfs- naar burgerwoning wordt er geen wijziging aan het landschapsbeeld gedaan. De wijziging is niet van invloed op de omvang of bruikbaarheid van het huidige areaal aan 1e klas bollengrond.
3.5 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie 2030 gemeente Teylingen, Duurzaam Bloeiend (2015)
De structuurvisie biedt een integraal ontwikkelingskader voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Teylingen tot en met 2030. In de structuurvisie staan vijf leidende principes centraal:
- duurzame ontwikkeling;
- versterking buitengebied en kernen;
- verbeteren economische vitaliteit in buitengebied en kernen;
- inzetten voor een vitale greenport Bollen- en Duinstreek;
- ambities en keuzes worden regionaal afgestemd.
In de structuurvisie worden alleen op hoofdlijnen de belangrijkste ruimtelijke opgaven besproken.
Figuur 3.1 - beleidskaart structuurvisie Teylingen met in rood omcirkelt het plangebied (bron: structuurvisie 2030 gemeente Teylingen)
Het plangebied is in de structuurvisie aangewezen als 'bollenteeltgebied, herstructurering, innovatie, landschapsverbetering'. Ingezet wordt op herstructurering, intensivering en transformatie van bestaande bedrijfslocaties.
Toetsing en conclusie
Met de omzetting van de bedrijfswoning naar een burgerwoning wordt niet of nauwelijks bijgedragen aan de herstructurering, intensivering of transformatie van bestaande bedrijfslocaties. Aan de andere kant vormt de omzetting ook zeker geen belemmering voor dit proces.
3.6 Conclusie
De uitgangspunten vastgelegd in de diverse beleidslijnen op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau staan de uitvoering van dit wijzigingsplan niet in de weg.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de omgevingsaspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
4.2 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Onderzoek en conclusie
Het perceel van de bedrijfswoning wordt ontsloten via de Torenlaan. Voor vrijstaande woningen geldt volgens de Parkeernota Teylingen uit 2014 een norm van 1,8 parkeerplaatsen per woning. De bedrijfswoning beschikt over een oprit met voldoende ruimte om op eigen terrein te parkeren. Er zijn minimaal twee parkeerplaatsen aanwezig. Deze parkeerplaatsen worden in onderhavige ontwikkeling gehandhaafd. Daarmee wordt voldaan aan de norm uit de Parkeernota. Er is geen extra parkeergelegenheid nodig.
De situatie voor het bedrijf blijft voor het aspect verkeer en parkeren ongewijzigd.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect verkeer en parkeren de ontwikkeling niet in de weg staat.
4.3 Bodem
Beleid en Normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.
Onderzoek en conclusie
Ondanks de functiewijziging van Bedrijf naar Wonen blijft het gebruik van de grond ongewijzigd, namelijk wonen. Op de grond hebben naast de bedrijfswoning verder geen bedrijfsmatige of verontreinigende activiteiten plaatsgevonden in het kader van de bedrijfsvoering. Er is dan ook geen aanleiding om bodemonderzoek uit te voeren. Op de grond van het af te splitsen bedrijf wijzigt niets. Ook hier is bodemonderzoek niet noodzakelijk. Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.4 Geluid
Toetsingskader wegverkeerslawaai
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging, zie hiervoor tabel 4.1. De breedte van de geluidzone wordt gemeten vanaf de as van de weg.
aantal rijstroken | breedte van de geluidzone (in meters) | |
buitenstedelijk gebied | stedelijk gebied | |
5 of meer | 600 | 350 |
3 of 4 | 400 | 350 |
1 of 2 | 250 | 200 |
Tabel 4.1 Schemazone aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 van de Wgh
De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een snelheid van 70km/u of hoger geldt de volgende aftrek:
- 4 dB voor situaties dat de geluidbelasting zonder aftrek artikel 3.4 Rmg 57 dB bedraagt;
- 3 dB voor situaties dat de geluidbelasting zonder aftrek artikel 3.4 Rmg 56 dB bedraagt;
- 2 dB voor andere waarden van de geluidbelasting.
Railverkeerslawaai
Het plangebied ligt niet naast of in de nabijheid van een spoorlijn. Het dichtstbijgelegen spoor tussen Leiden en Haarlem ligt op bijna 1,4 km.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen de geluidszone van een industrieterrein.
Onderzoek en conclusie
De bestaande woning ligt in de geluidszone van de Torenlaan en de N443. Doordat er geen nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegevoegd is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk. Ook ligt het plangebied niet op relevante afstand van railverkeerslawaaibronnen of industrielawaaibronnen. Voor het bedrijf wijzigt er niets met betrekking tot dit aspect. Het bedrijf is ook geen geluidsgevoelige functie. Het aspect geluid staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
4.5 Ecologie
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Zuid-Holland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Uitwerking Omgevingsverordening Zuid-Holland
In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de Omgevingsverordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied is geen onderdeel van een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000 of NNN. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied (Natuurnetwerk Nederland) grenst op 1,76 km aan de noordoostzijde van het plangebied. Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied is Kennemerland-Zuid op zo'n 4,5 km. Dit gebied is stikstofgevoelig. Het wijzigen van bedrijf naar woonbestemming heeft geen significant negatieve effecten op de stikstofdepositie doordat de woning gehandhaafd blijft. Er worden verder ook geen andere (bouw-)activiteiten uitgevoerd. Er hoeft daarom geen stikstofonderzoek uitgevoerd te worden.
Soortenbescherming
Er vindt geen sloop of nieuwbouw plaats. Ook worden er geen bomen gekapt of struiken verwijderd. De effecten op beschermde soorten hoeven daarom niet te worden onderzocht aan de hand van een QuickScan flora en fauna.
Te allen tijde moet rekening worden gehouden met de zorgplichtmaatregelen voor soorten uit de Wet Natuurbescherming.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.6 Archeologie
Beleid en normstelling
De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen met als uitgangspunt: 'de verstoorder betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Onderzoek en conclusie
In het plangebied ligt volgens het vigerend bestemmingsplan grotendeels geen archeologische dubbelbestemming. Alleen vooraan de weg ligt een smalle strook van ongeveer 2 meter met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Op de archeologische waardenkaart van de gemeente Teylingen is het gebied waar de woning staat aangegeven als vrijgesteld gebied, zoals te zien is in figuur 4.1. Voor de strook langs de weg geldt de archeologische categorie 5. Dit is een zone met een hoge verwachtingswaarde. Hier geldt dat er geen grondwerk mag worden verricht dieper dan 30 cm onder het maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden mogen worden verricht óf het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 250 m². In de voorgenomen ontwikkeling wordt geen van deze activiteiten verricht.
Met puur en alleen de planologische wijziging van bedrijfswoning naar burgerwoning als ontwikkeling is er verder ook geen reden om archeologisch onderzoek uit te voeren. De dubbelbestemming langs de weg wordt overgenomen in de regels en verbeelding.
Figuur 4.1 - archeologische verwachtingswaardenkaart van o.a. de gemeente Teylingen met in rood omcirkelt het plangebied (bron: Archeologische verwachtingswaardenkaarten van o.a. de gemeente Teylingen uit 2015)
4.7 Cultuurhistorie
Toetsingskader
De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten.
Onderzoek en conclusie
Het strandwallen- en strandvlaktenlandschap (verder als 'strandwallen-landschap' aangeduid) representeert de oudste tijdlaag van het landschap van de regio Duin- en Bollenstreek. De ongeveer noord-zuid lopende strandwallen werden van zo'n 5000 jaar geleden tot ongeveer 1000 voor onze jaartelling gevormd. Op de strandwallen ontstonden de 'oude' duinen en tussen de strandwallen werden vlakkere gebieden, strandvlakten, opgevuld met veen en klei.
Het zanderijlandschap is als subtype van het strandwallenlandschap ontstaan door ontzanding vanaf de 18de eeuw. Het zand van de 'oude' duinen werd bijvoorbeeld gebruikt voor stadsuitbreiding en wegaanleg. In de 19de eeuw werd grootschalig ontzand, nu ook voor kalkzandsteenfabricage.
Tegelijkertijd werd het ontzande gebied in cultuur gebracht voor de bloembollenteelt en daartoe verregaand geëgaliseerd en fijnmazig ontwaterd. Het tracé van veel historische doorgaande wegen wordt bepaald door de ongeveer noord-zuid lopende strandwallen.
Met de planologische omzetting van bedrijfswoning naar reguliere burgerwoning blijven de cultuurhistorische waarden onaangeroerd. Het aspect cultuurhistorie staat de voorgenomen ontwikkeling dan ook niet in de weg. De situatie voor het bedrijf blijft voor het aspect cultuurhistorie ongewijzigd.
4.8 Bedrijven En Milieuhinder
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van aanwezige bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft het toevoegen van een milieugevoelige functie. Gezien de ligging aan een doorgaande weg en de aanwezigheid van bedrijvigheid in de directe omgeving kan het gebied getypeerd worden als gemengd buitengebied. Er is namelijk sprake van functiemenging. Belangrijk bij de voorgenomen ontwikkeling is dat ook het bedrijf dat afsplitst van de woning hierdoor niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.
Schuin tegenover de woning ligt een kantoorgebouw op de Torenlaan 1a. De richtafstand voor geluid van het kantoorgebouw is 10 meter van bestemmingsvlak tot de dichtstbijzijnde gevel van de woning. Aan deze richtafstand wordt voldaan.
De richtafstanden tot de groothandel worden hieronder behandeld.
Inrichtingslawaai
De afstand tussen het af te splitsen bedrijf en de woning bedraagt minder dan 10 meter. Hiermee wordt niet voldaan aan de richtafstand voor geluid ten aanzien van een overige groothandel. Het is gezien deze richtafstand noodzakelijk akoestisch onderzoek uit te voeren naar het aspect omgevingslawaai. Om de uitvoerbaarheid van het plan aan te tonen is ook aan het Activiteitenbesluit getoetst. Het onderzoek richt zich zowel op de woning als op het bedrijf. Het onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 1. Voor het bedrijf geldt dat de maximale planologische mogelijkheden bestaan uit het huidige gebruik. In dit plan wordt niet meer mogelijk gemaakt dan het huidige gebruik.
De richtwaarden voor een woning in gemengd gebied staan vermeld tabel 4.2. Dit zijn algemeen aanvaarde waarden.
Periode | Langetijdgemiddeld beoordelingsniveau (Lar, LT) | Maximaal geluidniveau (La,max) |
Dagperiode (07:00 - 19:00) | 50 dB(A) | 70 dB(A) |
Avondperiode (19:00 - 23:00) | 45 dB(A) | 65 dB(A) |
Nachtperiode (23:00 - 07:00) | 40 dB(A) | 60 dB(A) |
Tabel 4.2 - Richtwaarden voor gemengd gebied
Om te toetsen of het naastgelegen bedrijf niet zal worden belemmerd in zijn bedrijfsvoering door de introductie van de woning is tevens toetsing aan het Activiteitenbesluit nodig. De grenswaarden hiervoor zijn weergegeven in tabel 4.3.
Periode | Langetijdgemiddeld beoordelingsniveau (Lar, LT) | Maximaal geluidniveau (La,max) |
Dagperiode (07:00 - 19:00) | 50 dB(A) | 70 dB(A) |
Avondperiode (19:00 - 23:00) | 45 dB(A) | 65 dB(A) |
Nachtperiode (23:00 - 07:00) | 40 dB(A) | 60 dB(A) |
Tabel 4.3 - Grenswaarden Activiteitenbesluit
De verkeersbewegingen op de openbare weg, die worden veroorzaakt door de inrichting, kunnen zorgen voor geluidhinder. Deze wordt niet direct toegerekend aan de inrichting. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt deze indirecte hinder wel inzichtelijk gemaakt. Voor de beoordeling van deze indirecte hinder wordt aangesloten bij het toetsingskader voor vergunningverlening in het kader van de Wet milieubeheer/Wabo. Dit toetsingskader betreft de Circulaire Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wm (VROM, 29 februari 1996). Ook wel bekend als de Schrikkelcirculaire.
De voorkeursgrenswaarde voor indirecte hinder bedraagt volgens de circulaire 50 dB(A) en de maximale grenswaarde bedraagt 65 dB(A) etmaalwaarde.
Uit het onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau 44/25/22 dB(A) bedraagt in respectievelijk de dag-/avond-/nachtperiode. Dit wordt voornamelijk bepaald door langsrijdende voertuigen. Daarmee wordt voldaan aan de richtwaarden van 50/45/40 dB(A) voor woningen in gemengd gebied en de grenswaarden van het Activiteitenbesluit.
Toetsing VNG-brochure
Het maximaal geluidniveau bij de woning bedraagt 72 dB(A). Dit is hoger dan de richtwaarde van 70 dB(A) uit de VNG Brochure. Deze waarde is echter niet zo hoog dat, rekening gehouden met een geluidwering van de gevel van 20 dB, de maximale binnenwaarde van 55 dB(A) wordt overschreden.
Het treffen van maatregelen, zoals een geluidscherm, wordt niet als doelmatige maatregel gezien. De kosten wegen niet op tegen de geringe reductie.
Stap 3 van het stappenplan van de VNG-brochure geeft de mogelijkheid het geluid van aan- en afrijdend verkeer in de dagperiode, op basis van een nadere motivering uit te sluiten van toetsing. Wanneer van deze mogelijkheid gebruikt wordt gemaakt, dan is de bepalende piek in het geluidniveau het geluid van het dichtslaan van autoportieren. Het maximaal geluidniveau bedraagt daarbij 63 dB(A), wat ruim voldoet aan de richtwaarde.
Met slechts enkele pieken per dag wordt de maximale binnenwaarde niet overschreden. Doordat de overschrijding uitsluitend in de dagperiode plaatsvindt is van slaapverstoring geen sprake. Het maximaal geluidniveau wordt aanvaardbaar geacht.
Toetsing Activiteitenbesluit
Bij toetsing aan de grenswaarde van 70 dB(A) van het Activiteitenbesluit is het maximaal geluidniveau van het laden en lossen (in ruime zin) uitgesloten. De pieken afkomstig van de vrachtwagens maken daarom geen deel uit van de beoordeling. De bepalende piek wordt veroorzaakt door vertrekkende landbouwvoertuigen aan de straatzijde. Het maximaal geluidniveau bedraagt 70 dB(A), waarmee wordt voldaan aan de grenswaarde van 70 dB(A).
De berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en maximale geluidniveaus voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit. De introductie van de woning vormt daarom geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de groothandel. In de onderzochte huidige (maximaal planologische) situatie is het mogelijk dat er in de avond- en nachtperiode vrachtverkeer actief is. In de huidige situatie is dit niet het geval en het is ook weinig aannemelijk dat dit in de toekomst wel voor gaat komen. Desondanks zou met deze theoretische mogelijkheid het avond- en nachtelijk vrachtverkeer ter plaatse van de bedrijfswoning leiden tot een onaanvaardbaar akoestisch klimaat. Om dit uit te sluiten is binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in agrarische machines en aanverwante producten' een regeling opgenomen dat er gedurende de nachtperiode (19u - 7u) geen vrachtverkeer is toegestaan. Bestelbusjes en dergelijke kunnen eventueel nog wel het terrein op en afrijden.
Indirecte hinder
De geluidbelasting ten gevolge van het komen en gaan van verkeer op de openbare weg bedraagt 35 dB(A) etmaalwaarde. Daarmee wordt ruim voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
Conclusie
Er wordt voldaan aan de richtafstand tot het kantoorgebouw aan de overkant.
Inrichtingslawaai
De bedrijfswoning aan de Torenlaan 2 in Voorhout wordt afgesplitst van het bedrijf aan de Teylingerlaan 4. Uit het onderzoek naar inrichtingslawaai blijkt dat er bij de woning sprake zal zijn van een aanvaardbaar akoestisch klimaat, mits er in de avond- en nachtperiode geen vrachtverkeer mogelijk is. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voldoet aan de richtwaarden. Het maximaal geluidniveau is in de dagperiode hoger dan de richtwaarde, maar omdat het slechts gaat om enkele pieken per dag, er geen sprake zal zijn van slaapverstoring en het treffen van maatregelen niet financieel doelmatig is, kan dit hoger maximaal geluidniveau worden toegestaan op basis van stap 3 van de VNG-brochure. Om een aanvaardbaar akoestisch klimaat te kunnen garanderen is een regeling opgenomen dat er in de avond- en nachtperiode geen vrachtverkeer mag plaats vinden op het bedrijfsterrein binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in agrarische machines en aanverwante producten'.
Er is geen sprake van relevante indirecte hinder.
Het bedrijf zal ook na de introductie van de woning kunnen voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit.
Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijf en milieu geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
In de omgeving van het plangebied zijn verschillende risicobronnen aanwezig, zie figuur 4.2. De volgende risicobronnen zijn van belang:
- Buisleiding W-535-12 van de Gasunie;
- N443;
- Hoogspanningsleiding (parallel aan de N443).
Figuur 4.2 - uitsnede Risicokaart met in het groen het plangebied. Ten noorden bevindt zich de buisleiding (stippellijn) en ten zuiden de N443 (rode lijn) (bron: Risicokaart)
Buisleiding
Ten noordoosten van het plangebied bevindt zich een aardgasleiding op circa 180 m afstand. De buisleiding heeft een grootte van 6 inch en een werkdruk van 40 bar, dit geeft een invloedsgebied van 70 meter. Met een afstand van circa 180 m valt het plangebied niet in het invloedsgebied. Het groepsrisico hoeft niet berekend of verantwoord te worden.
N443
Uit gegevens van de risicokaart blijkt dat de stofgroepen LF1 (522 transporten), LF2 (142 transporten) en GF3 (24 transporten) over de Teylingerlaan (N443) worden vervoerd. Het invloedsgebied van de stofgroepen is 45 meter voor LF1 en LF2 en is 355 meter voor GF3. De locatie is met een afstand van circa 73 meter gelegen binnen het invloedsgebied van de stofgroep GF3. Bovendien is de woning gelegen binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter van de N443. Het gaat echter om een bestaande woning waaraan niets wijzigt, ook het aantal aanwezige personen blijft gelijk. De PR 10-6-contour is niet buiten de weg gelegen. Daarnaast blijkt uit berekeningen uit het vigerende bestemmingsplan dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Hierdoor is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk.
Beknopte verantwoording
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Torenlaan. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk (Teylingerlaan/N443), maar ook richting het noordoosten. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen
en ontvluchten. De woning is niet specifiek bedoeld voor minder zelfredzame personen, als ouderen of kinderen. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie over het algemeen op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen. Bij kinderen en ouderen wordt ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaalpakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N443 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De situatie voor het bedrijf blijft voor het aspect externe veiligheid ongewijzigd.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader kabels & leidingen
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
- defensie brandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
Onderzoek en conclusie
Buisleiding
Ten noordoosten van het plangebied bevindt zich een aardgasleiding op circa 180 m afstand. De buisleiding heeft een grootte van 6 inch en een werkdruk van 40 bar, dit geeft een invloedsgebied van 70 meter. Met een afstand van circa 180 m valt het plangebied niet in het invloedsgebied. Ook ligt het plangebied niet binnen de belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de buisleiding. De buisleiding vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Hoogspanningsleiding
Op 70 meter ten oosten van het plangebied ligt een hoogspanningsleiding. Deze loopt onder de N443 door. Omdat het om een ondergrondse hoogspanningsleiding gaat, zijn de magneetvelden anders dan bovengrondse hoogspanningsleidingen. Door de ruime afstand en de ondergrondse ligging bevindt de locatie zich niet in een gebied waar er sprake is van sterke effecten door het magneetveld. De hoogspanningsleiding vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.11 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Uurgemiddelde concentratie | Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ | |
Fijnstof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | Jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstof dioxide) en PM10 (fijn stof) in de buitenlucht;
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.
Onderzoek & conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N443 ten oosten van het plangebied, ter hoogte van Teylingerlaan 4 (bij het bedrijf), rekenpunt 16006696. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen voor deze weg bedroegen in 2020: 16,9 µg/m³voor NO2, 18,4 µg/m³voor PM10 en 10,6 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uursgemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,5 dagen. Aangezien direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg (N443) ligt.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.12 Water
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkelingen. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan
- Provinciale Structuurvisie
- Verordening Ruimte
Waterschapsbeleid
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan (WBP5) vastgesteld. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat ons gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met onze omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Keur Rijnland 2020
Op grond van de Waterwet is Rijnland, als waterschap, bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. In die regels staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. Zo wordt het watersysteem schoon en veilig gehouden. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.
De zorgplicht geldt voor eenvoudige werkzaamheden met weinig risico. In de Algemene regel staan voorwaarden voor activiteiten met een beperkt risico. In de Beleidsregel staan voorwaarden voor activiteiten met een groter risico. Dan verleent het Hoogheemraadschap Rijnland een watervergunning.
De keur dient tevens ter invulling van de volgende doelstellingen:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met;
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen, en;
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
Huidige situatie
Algemeen
Het gehele plangebied is gelegen aan de Torenlaan 2 te Voorhout en bestaat alleen uit een bedrijfswoning. Er zijn geen activiteiten gepland die van belang zijn in deze waterparagraaf.
Bodem en grondwater
Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in het plangebied uit zandgrond (EZ50A). Er is sprake van de grondwatertrappen llb. Dit houdt in dat de gemiddelde hoogste waterstand varieert tussen 0,25 en 0,4 m beneden maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand tussen 0,5 en 0,8 beneden maaiveld.
Waterkwantiteit
In het plangebied liggen geen watergangen, zo is te zien in figuur 4.3.
Figuur 4.3 - legger oppervlaktewateren waterschap Rijnland met in het rood omcirkelt het plangebied (bron: waterschap Rijnland)
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet binnen de kern-/beschermingszone van een waterkering.
Afwatering en riolering
De woning is reeds aangesloten op de riolering.
Toekomstige situatie
Het wijzigen van de planologische situatie van bedrijfs- naar burgerwoning heeft geen invloed op de situatie ten aanzien van water. Daarmee is de huidige situatie ook de toekomstige situatie voor deze ontwikkeling. De situatie voor het bedrijf blijft voor het aspect water ongewijzigd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.13 M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusie
In het kader van het Besluit m.e.r. wijzigt de situatie niet. Ook in de huidige situatie mag er worden gewoond in het pand. Alleen de doelgroep die hier mag wonen wijzigt. Waar eerst alleen mensen die bij het bedrijf werken hier mochten wonen, kan nu iedereen hier wonen.
Op basis van de voorgenomen ontwikkeling is verder ook geen toename in het aantal woningen en/of wijzigingen aan de woning. Daarmee is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals omschreven in de bijlage van het Besluit m.e.r. (kolom 1, activiteit D 11.2). Er is geen vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig voor de voorgenomen ontwikkeling. Het Besluit m.e.r. is voor dit plan niet van toepassing.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de ontwikkeling een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling.
De planopzet biedt enige flexibiliteit voor de beoogde herinrichting en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de gebruikers van de aangrenzende gebieden. De in het plan vastgelegde omvang van de diverse functies is vastgelegd op de verbeelding en in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.
Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit wijzigingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het wijzigingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De regeling is zo veel mogelijk afgestemd op het gemeentelijk handboek voor bestemmingsplannen en het moederplan 'Buitengebied Teylingen' en herzieningen daarvan.
5.2 Opbouw Regels
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
5.3 Bestemmingen
Het wijzigingsplan voorziet in de invulling van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen en de herzieningen 'Buitengebied Teylingen, 1e herziening', 'Buitengebied Teylingen, campings de Horizon, Spijkerboor en de Boekhorst' en het 'paraplubestemmingsplan parkeren Teylingen'. In de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat de bestemming ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' gewijzigd kan worden naar de bestemming 'Wonen'. In het wijzigingsplan zijn de geldende regels van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen en haar herzieningen van toepassing verklaard, dit in lijn met de voorwaarden die zijn opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid.
Voor het artikel 'Bedrijf' is verder toegevoegd dat een bedrijfswoning is uitgesloten. Dit is conform de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen. Verder is naar aanleiding van het akoestisch onderzoek binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in agrarische machines en aanverwante producten' het nachtelijk vrachtverkeer uitgesloten, zodat ter hoogte van de (bedrijfs-)woning een aanvaardbaar akoestisch klimaat kan worden gegarandeerd.
Voor het overige, zoals de algemene regels, gelden de regels zoals deze zijn opgenomen in het vigerend bestemmingsplan Buitengebied Teylingen en haar herzieningen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De uitvoering en kosten van het voornemen berusten volledig bij de initiatiefnemer. Er hoeft geen exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.12, lid 1 Wro te worden vastgesteld. De beoogde ontwikkeling betreft alleen een functiewijziging. Met de gemeente Teylingen is een overeenkomst gesloten waarin de gemaakte kosten voor het doorlopen van de planologische procedure zijn verhaald. Dit gebeurt op basis van de legesverordening. Ook is een planschadeovereenkomst gesloten waarin is geregeld dat de eventuele uitgekeerde (tegemoetkomingen in) planschade door de initiatiefnemer aan de gemeente worden vergoed.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het concept ontwerpwijzigingsplan voor vooroverleg toegezonden aan diverse overleginstanties. Er zijn geen voor het wijzigingsplan relevante adviezen binnengekomen.
Ontwerpfase
Het ontwerpwijzigingsplan heeft, op grond van afdeling 3.4 Awb, voor een periode van zes weken van 24 juni 2021 t/m 4 augustus 2021 ter inzage gelegen. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend.
Daarnaast is nog een ambtshalve wijziging doorgevoerd naar aanleiding van opmerkingen vanuit de Omgevingsdienst West-Holland om het akoestisch klimaat ter hoogte van de woning te garanderen. Hierdoor is er in de avond- en nachtperiode geen vrachtverkeer toegestaan op binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in agrarische machines en aanverwante producten' binnen de bestemming Bedrijf, inclusief afwijkingsbevoegdheid. Tevens zijn de definities van avond- en nachtperiode toegevoegd aan de lijst met begrippen.