KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen - S1
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlage
Bijlage 1 Bedrijf Aan Huis
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Stedelijk
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Geldende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Huidige Situatie
2.2 Projectbeschrijving
2.3 Ruimtelijke Gevolgen
Hoofdstuk 3 Algemeen Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Specifieke Regelgeving En Beleid
4.1 Beeldkwaliteit
4.2 Wonen
4.3 Verkeer En Parkeren
4.4 Milieu
4.5 Kabels En Leidingen
4.6 Water
4.7 Groen, Natuur En Landschap
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Archeologie
Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Algemeen
5.2 Methodiek
5.3 Bestemmingen
5.4 Dubbelbestemmingen
5.5 Algemene Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Naar Geluidsbelasting Op De Gevel
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek (Milieuzonering)
Bijlage 4 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 5 Nader Ecologisch Onderzoek
Bijlage 6 Stikstofdepositieberekening, Begeleidende Rapportage
Bijlage 7 Stikstofdepositieberekening, Bijlage 1, Uitvoer Aerius Nieuwe Gebruiksfase
Bijlage 8 Stikstofdepositieberekening, Bijlage 2, Inzet Mobiele Werktuigen
Bijlage 9 Stikstofdepositieberekening, Bijlage 3, Uitvoer Aerius Realisatiefase
Bijlage 10 Bomen Effect Rapportage
Bijlage 11 Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek, Verkennend Booronderzoek
Bijlage 12 Samenvatting Omgevingsdialoog
Bijlage 13 Nota Zienswijzen En (Ambtelijke) Wijzigingen Bestemmingsplan ‘Velperengh In Doorn’

Doorn - Velperengh

Bestemmingsplan - Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Vastgesteld op 01-06-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Doorn, Velperengh met identificatienummer NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van sporen van menselijk handelen in het verleden die in de grond zijn achtergebleven, bijvoorbeeld potscherven, resten van voedselbereiding, graven, maar ook verkleuringen in de grond die duiden op bewoning of infrastructuur.

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.8 bed & breakfastvoorziening

een (deel van een) gebouw, bedoeld voor veelal kortdurend recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.9 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van producten en goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.10 bedrijf aan huis

een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend en gericht is op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, mede door de bewoner van de woning, met dien verstande dat de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.11 bestaand(e)

  1. a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  3. c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  4. d. het bepaalde onder b is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd. De eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.20 daknok

hoogtste punt van een schuin dak.

1.21 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.24 erker

een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de gevel van een woning en ondergeschikt is aan de massa van het hoofdgebouw.

1.25 escortbedrijf

het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.26 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

1.27 functiegebied

gebruiksgebied of een gedeelte daarvan, waar de voor die gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten, niet zijnde het verblijven van personen, plaatsvinden.

1.28 functieruimte

in een functiegebied gelegen ruimte.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gebruiksfunctie

gedeelten van een of meer bouwwerken die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen.

1.31 gebruiksgebied

vrij indeelbaar gedeelte van een gebruiksfunctie waar voor de gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden, dat bestaat uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen ruimten gelegen in een brandcompartiment die niet door een dragende scheidingsconstructie van elkaar zijn gescheiden en die geen toiletruimte, badruimte, technische ruimte of verkeersruimte zijn, tenzij die ruimte zelf een functieruimte is.

1.32 groepsaccommodatie

een (deel van een) gebouw blijvend bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen met overnachting in slaapzalen en/of -kamers en dagverblijf voor huishoudelijke werkzaamheden.

1.33 hoofdgebouw

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.34 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.35 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.36 internetwinkel

winkel waarbij de verkoop plaatsvindt op internet en de klantencontacten grotendeels of geheel digitaal verlopen.

1.37 kamerbewoning

het bewonen van eenzelfde woning door meerdere personen die ieder in een eigen ruimte een eigen huishouden voeren waarbij deze bewoners wezenlijke voorzieningen, zoals een entree, keuken en/of sanitaire ruimte, gemeenschappelijk gebruiken.

1.38 kampeerboerderij

voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.39 kunstwerken

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.40 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde eenzelfde maatvoering geldt.

1.41 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.42 overkapping

een bouwwerk, omsloten door maximaal één, tot de constructie behorende wand en voorzien van een gesloten dak.

1.43 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

1.44 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.45 recreatiewoning

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.46 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 vakantie-appartement

een deel van een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin, of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.48 verblijfsgebied

gebruiksgebied of een gedeelte daarvan voor het verblijven van personen.

1.49 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt, danwel de gevel ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen 'gevellijn'.

1.50 woning

een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 bruto vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. Ter aanvulling op bovenstaande geldt het volgende:

  1. a. Indien een binnenruimte aan een andere binnenruimte grenst, moet worden gemeten tot het hart van de betreffende scheidingsconstructie;
  2. b. Indien een gebouwgebonden buitenruimte aan een binnenruimte grenst, moet het grondvlak van de scheidingsconstructie volledig worden toegerekend aan de bruto-vloeroppervlakte van de binnenruimte.

2.8 het peil

  1. a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

2.9 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

de kleinste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrens en het bouwwerk.

2.10 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen met daarbij behorend paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeren op eigen terrein;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - geluidwerende voorziening' mede een geluidwerende voorziening met een maximale hoogte van 4 meter.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden en pleinen met een verkeers- en verblijfsfunctie;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. verkeersbegeleiders

met daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van flora en fauna, zoals faunapassages, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor verblijf, kunstobjecten en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Wonen - S1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - S1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis;

met daarbij behorend:

  1. b. tuinen en erven, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeren op eigen terrein.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Voorwaardelijke verplichting - geluidwerende voorziening

Het gebruik van de als Wonen - S1 aangewezen gronden als bedoeld in artikel 5.1 is uitsluitend toegestaan indien de bestaande groene aarden wal ter plaatse van de aanduiding 'geluidwerende voorziening tuin' met een hoogte van 3,75 meter gemeten vanaf peil in stand wordt gehouden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Bestaande situatie

Daar waar een hoofdgebouw, of bijbehorend bouwwerk niet voldoet aan de gestelde regels in hoofdstuk 2 gelden de bestaande afmetingen, afstanden en/of aantallen wooneenheden zoals deze zijn gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning is verleend ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan als maximaal toegestane afmetingen en/of afstanden.

8.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of aanduidingsgrenzen en van maatvoeringsregels niet meer dan 1 m bedraagt.

8.3 Kleinschalige grondgebonden zonnepaneelinstallaties

Het bouwen van grondgebonden zonnepanelen voor eigen gebruik bij een (bedrijfs)woning is toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. de grondgebonden zonnepanelen binnen hetzelfde bouwperceel worden gerealiseerd als de (bedrijfs)woning;
  2. b. de oppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt;
  3. c. in afwijking van lid a zijn grondgebonden zonnepanelen niet toegestaan indien het perceel is gelegen op:
    1. 1. een grafheuvel;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'beschermde stads- en dorpsgezicht';
    3. 3. beschermde historische park- en tuinaanleggen, zoals een landschapspark met solitairen, boomgroepen en open weiden zoals een arboretum of een heidetuin;
    4. 4. in een Natura 2000-gebied;
    5. 5. in het 'oude engen' gebied zoals opgenomen in de Welstandsnota 2008
    6. 6. op de Grebbelinie.
  4. d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
Grondgebonden zonnepaneelinstallaties Maximum bouwhoogte
Binnen het bebouwingsgebied 2 m
Buiten het bebouwingsgebied (het voorerf) 1 m

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Verboden gebruik

  1. a. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en);
  2. b. Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
    1. 1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    2. 2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    3. 3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie, een escortbedrijf of een erotisch getinte vermaaksfunctie behoudens in het geval dat dit gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
    4. 4. een gebruik van bijbehorende bouwwerken die zijn gelegen buiten het bouwvlak en op meer dan 4 m afstand van het oorspronkelijk hoofdgebouw voor bewoning, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg;
    5. 5. een gebruik van woningen voor kamerbewoning;
    6. 6. een gebruik van woningen voor bijzondere woonvormen;
    7. 7. een gebruik van 'bed & breakfast'-voorzieningen, recreatiewoningen, vakantie-appartementen, groepsaccommodatie, pensions en kampeerboerderijen voor permanente bewoning;

9.2 Parkeren

Er dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien overeenkomstig het bepaalde in het "Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan". Indien het "Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan" gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijzigingen.

9.3 Uitoefenen van een bed & breakfast

Het uitoefenen van een bed & breakfast in een (bedrijfs)woning is toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. niet meer dan 40 % van de totale bruto vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van bed & breakfastvoorzieningen wordt gebruikt, met een maximum van 75 m2;
  2. b. de oppervlakte per bed & breakfastvoorziening dient minimaal 20 m2 te bedragen;
  3. c. het aantal bed & breakfastvoorzieningen mag maximaal 3 bedragen;
  4. d. de activiteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  5. e. per bed & breakfastvoorziening een zelfstandige sanitaire ruimte aanwezig is;
  6. f. per bed & breakfastvoorziening geen zelfstandige keuken aanwezig is;
  7. g. per bed & breakfastvoorziening een extra parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  2. b. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  3. c. de regels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte voor overige bouwwerken, wordt vergroot tot maximaal 4,5 m;

mits:

  1. 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  3. 3. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.

10.2 Afwijking 10 % overschrijding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, mits:

  1. a. medische-, sociale- of welstandtechnische noodzaak aanwezig is;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  4. d. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.

10.3 Afwijking bijzondere woonvormen en kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.1 oor het toestaan van bijzondere woonvormen en kamerbewoning, in een woning niet zijnde een bedrijfswoning, mits:

  1. a. de functie een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien of, ingeval dit niet mogelijk is, voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid aanwezig is;
  4. d. het gebruik binnen het bouwvlak plaatsvindt;

10.4 Afwijking isoleren van een gebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten en bouwgrenzen ten behoeve van voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw, mits:

  1. a. bouwgrenzen niet meer dan 0,3 m worden overschreden;
  2. b. maximale goot- en bouwhoogten niet meer dan 0,5 m worden overschreden;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.


Artikel 11 Overige Regels

11.1 Parkeergelegenheid

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwen

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Gebruik

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Doorn, Velperengh

Bijlage

Bijlage 1 Bedrijf Aan Huis

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Stedelijk

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Tussen de dorpen Doorn en Driebergen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug ligt bedrijventerrein Vossenstein. Dit bedrijventerrein ligt aan de doorgaande Driebergsestraatweg (N225). De Velperengh is een van de toegangswegen tot dit bedrijventerrein. Aan de Velperengh, nabij de milieustraat van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, bevindt zich momenteel een perceel dat gebruikt wordt als opslagterrein voor bedrijven.

Initiatiefnemer is voornemens dit perceel te herontwikkelen. In het kader van deze herontwikkeling worden drie grondgebonden woningen met een duurzaam karakter gerealiseerd. Deze drie woningen krijgen alle een oppervlakte van 9 bij 13 meter, dus een oppervlakte van 117 m2. Met het realiseren van het voorgenomen plan kan de ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein verbeterd worden. Tevens heeft het plan een positieve invloed op de achtergelegen woningen aan de Vossensteinsesteeg.

Ten behoeve van deze ontwikkeling is reeds een principeverzoek ingediend bij de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De gemeente heeft besloten een positieve grondhouding in te nemen ten aanzien van een eerder plan van vier woningen. Dit aantal is na overleg met omwonenden bijgesteld naar drie woningen. Daarnaast is in overleg met omwonenden besloten de geluidswal, welke grenst aan de Velperengh, te behouden en deze niet te verwijderen. Doordat de geluidswal behouden blijft, zijn de woningen niet toegankelijk vanaf de Velperengh. De nieuwe woningen worden ontsloten vanaf een mandelige weg welke zal aansluiten op de Velperengh. Tevens is voldoende ruimte beschikbaar om parkeren op eigen terrein op te lossen.

Om de gewenste herontwikkeling mogelijk te maken, is een procedure tot vaststelling van een nieuw bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) noodzakelijk. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het plan voorzien van een ruimtelijk juridisch kader. In deze toelichting wordt de beoogde ontwikkeling beschreven en wordt aangetoond dat voldaan kan worden aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied

Bedrijventerrein Vossenstein ligt tussen Doorn en Driebergen in, ten westen van het centrum van Doorn. Het plangebied ligt aan de oostzijde van het bedrijventerrein Vossenstein. Het bedrijventerrein is vanaf de Driebergsestraatweg via de Velperengh te bereiken. Het centrum van Doorn ligt op een afstand van bijna 2 kilometer. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Doorn, sectie A, perceel 7712 (gedeeltelijk), 7717, 7633 en 7634. De oppervlakte van het totale plangebied is circa 3.340 m2.

Het plangebied is te bereiken via de Velperengh welke dwars door het bedrijventerrein loopt. De planlocatie wordt omsloten door bedrijvigheid aan de noordzijde en door woningen aan de Vossensteinsesteeg ten zuiden van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0001.png"

Figuur: Ligging planlocatie met kadastrale aanduiding (bron: Perceelloep)

1.3 Geldende Plannen

1.3.1 Beheersverordening 'Woongebieden Doorn West 2e herziening'

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de beheersverordening 'Woongebied Doorn West 2e herziening'. Deze beheersverordening is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug op 8 oktober 2020.

Binnen deze beheersverordening kennen de gronden op de planlocatie de bestemming 'Bedrijf'. Deze gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor bedrijven tot en met categorie 2 uit de bij de regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten Stedelijk', kantoren en daarbij behorende tuinen, erven, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en ondergeschikte detailhandel.

Daarnaast kennen de gronden behorend bij de planlocatie de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

Het voorgenomen initiatief kan niet gerealiseerd worden binnen de regels van de geldende beheersverordening. Er kunnen geen woningen gerealiseerd worden op gronden die bestemd zijn als 'Bedrijf'. Tevens is geen bouwvlak aanwezig op de planlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0002.png"

Figuur: Uitsnede beheersverordening met aanduiding plangebied (bron: RoPubliceer 1581)

1.3.2 Paraplubestemmingsplan Stedenbouwkundige bepalingen bouwverordening

Het paraplubestemmingsplan Stedenbouwkundige bepalingen bouwverordening is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug op 7 juni 2018. Dit paraplubestemmingsplan regelt dat een tweetal stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening naar de vigerende ruimtelijke plannen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug worden overgeheveld. Het betreft de regels ten aanzien van voldoende parkeergelegenheid en de maximaal toegestane bouwhoogte. De betreffende regels worden verwerkt in de regels bijbehorend aan het voorliggende bestemmingsplan 'Doorn, Velperengh'.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een algemene beschrijving van het plan weergegeven. De huidige ruimtelijke en functionele structuur van het gebied en de eventuele verschillen tussen het geldende planologische regime en de toekomstige manier van bestemmen wordt beschreven.

Hoofdstuk 3 geeft vervolgens het algemene ruimtelijke beleidskader weer. Het overkoepelende beleid op alle bestuursniveaus en welke invloed dit beleid heeft op het plangebied wordt hier beschreven.

Het volgende hoofdstuk (4) geeft de specifieke wet- en regelgeving weer op de verschillende onderdelen. Te denken valt aan beeldkwaliteit, wonen, bedrijven, verkeer, water, etc. Hierin is alleen het voor het plan relevante beleid opgenomen. Het overige beleid wordt niet benoemd.

In hoofdstuk 5 is de juridische uitleg opgenomen van de bestemmingen die in de regels zijn verwoord.

Tenslotte geeft hoofdstuk 6 inzicht in de haalbaarheid van het plan. Hier wordt gekeken naar de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid en ook wordt het aspect handhaving besproken.

Hoofdstuk 2 Het Plan

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied ligt op het bedrijventerrein Vossenstein, tussen de dorpen Driebergen en Doorn. Deze dorpen zijn onderdeel van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Het bedrijventerrein ligt tevens tussen de buurtschappen Boswijk en Palmstad welke respectievelijk ten noordwesten en zuidoosten van de planlocatie zijn gevestigd. Ten zuidwesten van dit bedrijventerrein bevindt zich het Nationaal Bomenmuseum Gimborn.

De planlocatie is gelegen aan de toegangsweg van het bedrijventerrein, de Velperengh. Aan deze weg bevinden zich aan weerszijden diverse bedrijven. Het plangebied functioneert hoofdzakelijk als een opslagterrein voor een van deze bedrijven.

In het noordelijke deel van de planlocatie zijn enkele zeecontainers geplaatst ten behoeve van de opslag. Daarnaast is er een paardenbak en een gedeelte van de tuin van het perceel aan de Vossensteinsesteeg 4A. Het zuidwestelijke deel van het plangebied bestaat voornamelijk uit een gazon met een pad van grind. Daarnaast is er verharding aanwezig. Aan de noordzijde van één van westelijke percelen van de planlocatie, ter hoogte van perceel 7634, bevindt zich een vijver met daarin een helofytenveld. De vijver heeft een oppervlakte van circa 10 meter bij 2,5 meter, dus een oppervlakte van 25 m2. Tenslotte is op dit perceel een zwembad aanwezig.

Naast de planlocatie, in het zuidwesten, is de milieustraat van de gemeente Utrechtse Heuvelrug gevestigd. Daarnaast zijn tegenover de planlocatie een autodealer, een kantoor van een bedrijf dat zich specialiseert in openbare verlichting en een opslagruimte van een speelgoedwinkel gevestigd. Tevens ligt er een groene geluidswal langs de planlocatie. Deze geluidswal scheidt de planlocatie van de Velperengh en de aangelegen bedrijven.

Aan de achterzijde van de planlocatie, aan de Vossensteinsesteeg, zijn meerdere woningen gevestigd. Hier bevinden zich uitsluitend vrijstaande woningen welke uitkijken op agrarische gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0003.png"Figuur: huidige situatie plangebied (bron: Ter Braak Architecten BV)

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0004.png"Figuur: planlocatie aan de Velperengh (bron: Google Earth)

2.2 Projectbeschrijving

De initiatiefnemer is voornemens de locatie aan de Velperengh te herontwikkelen. De zeecontainers, welke fungeren als opslagruimten, worden verwijderd evenals de paardenbak.

Het perceel wordt opgedeeld in 3 kavels. Kavel 1 en 2 krijgen een oppervlakte van ongeveer 400 m2 en kavel 3 krijgt een oppervlakte van ongeveer 500 m2. Op elk perceel wordt een vrijstaande, grondgebonden woning met een duurzaam karakter gerealiseerd. Deze woningen krijgen allemaal een oppervlakte van 13 meter bij 9 meter. In totaal worden er drie woningen gerealiseerd met elk een oppervlakte van 117 m2. De achterzijde van de woningen ligt tegen de geluidswal aan. Elke woning krijgt aan de achterzijde een berging met een oppervlakte van ongeveer 10 m2. De woningen krijgen één bouwlaag. De woningen krijgen alle een lessenaarsdak. Dit lessenaarsdak wordt voorzien van een sedumbeplanting. Tevens wordt gekeken naar mogelijkheden voor het plaatsen van zonnepanelen binnen het plangebied. De te realiseren woningen krijgen een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 4,5 meter. De woningen worden voorzien van een tuin aan de zuidoostzijde. Alle woningen worden in de koopsector gerealiseerd.

De geluidswal welke momenteel de planlocatie van de Velperengh scheidt, blijft behouden. Dit heeft als gevolg dat de woningen niet vanaf de Velperengh toegankelijk zijn. Daarom wordt vanaf de Velperengh een mandelige weg gerealiseerd. Via deze weg zijn alle drie de woningen aan de voorzijde te bereiken zijn. Tevens wordt langs deze ontsluitingsweg een strook gereserveerd waar parkeerplaatsen gerealiseerd worden. De twee westelijke percelen van de planlocatie blijven onveranderd.

Zo zal de reeds bestaande vijver behouden blijven en niet worden gedempt. Deze vijver past bij het natuurlijke karakter dat de woningen en de omgeving uitstralen. Het helofytenveld welke in de vijver gevormd is, blijft eveneens bewaard. De vijver wordt wel iets aangepast en wordt circa 3 meter ingekort. Daarnaast blijft ook het zwembad behouden. Deze percelen 7712 (gedeeltelijk), 7633 en 7634 behoren bij de woning aan de Vossensteinsesteeg 4a en maken daarmee onderdeel uit van het achtererfgebied van deze woning. De bebouwing kan blijven staan op grond van overgangsrecht.

De nieuwe woningen krijgen alle een zeer duurzaam karakter. Dit houdt in dat de woningen het milieu zo min mogelijk belasten. Zo is het streven de woningen zoveel mogelijk energieneutraal te realiseren. Daarnaast zullen alle drie de woningen voldoen aan de eisen die gesteld worden aan Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Om dit te bereiken wordt de energiebehoefte van de woningen teruggebracht. Daarnaast wordt het energiegebruik van fossiele brandstoffen tot een minimum teruggebracht door deze woningen goed te isoleren. De woningen worden gasloos en zullen een groot deel van hun energiebehoefte zelf opwekken door het gebruik van zonnepanelen. Het sedumdak zorgt voor een extra groene uitstraling, waardoor het geheel natuurvriendelijk oogt.

Op die manier maakt het opslagterrein plaats voor drie duurzame woningen welke een positieve bijdrage hebben op het woonplezier van de bewoners en omwonenden. Daarnaast wordt het milieu met het realiseren van deze woningen met een duurzaam karakter zo min mogelijk belast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0005.png"

Figuur: gewenste situatie Velperengh met 3 woningen (bron: Ter Braak Architecten BV)

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0006.png"

Figuur: impressie perceel woning (bron: Ter Braak Architecten BV)

2.3 Ruimtelijke Gevolgen

De voorgenomen ontwikkelingen hebben een positieve invloed op de woonbeleving van de naastgelegen huizen aan de Vossensteinsesteeg. In de huidige situatie worden deze gronden gebruikt als opslagruimte voor bedrijven. Hiervoor in de plaats worden drie woningen met een duurzaam karakter gerealiseerd.

Momenteel bestaat de omgeving van de planomgeving enerzijds overwegend uit bedrijven en anderzijds uit woningen. De huidige scheidslijn tussen deze twee bestemming schuift als gevolg van het voorgenomen plan iets op. Hierdoor wordt het gebied waar zich woningen bevinden iets groter ten opzichte van de bedrijfsbestemming.

Hoofdstuk 3 Algemeen Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als rijksstructuurvisie. De NOVI vervangt onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving in Nederland.

Nederland staat voor een aantal urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. Nederland heeft een lange traditie van zich aanpassen. Deze opgaven worden benut om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden voor de generaties na ons. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken, om samen Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen.

De NOVI heeft de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Onder deze prioriteiten hangen 21 nationale belangen die het lokale, regionale en provinciale niveau overstijgen. Deze belangen hebben onder andere betrekking op het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorgt dragen voor een woningvoorraad die aansluit op woonbehoeften, het beperken van klimaatverandering, et cetera. De verantwoordelijkheid van het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, waardoor inhoudelijke keuzes in veel gevallen ook het beste regionaal kunnen worden gemaakt. Met de NOVI wordt het proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Conclusie

Onderhavig initiatief betreft een ontwikkeling van beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. De ontwikkeling is passend binnen de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit het nationale beleid te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit het nationale beleid.

In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdvaarwegen en landelijke spoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Natuurnetwerk Nederland;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden;
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Conclusie

Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstelijking

Het nationale beleid vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:

'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'

Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:

  1. 1. er dient een beoordeling plaats te vinden door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  2. 2. indien er een vraag is aangetoond, dient een beoordeling plaats te vinden door betrokken overheden of de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten. Indien het bestemmingsplan de ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, is een motivering benodigd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Stedelijke ontwikkeling

Om aan deze verplichting uit het Bro te kunnen voldoen dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In het Bro is het begrip stedelijke ontwikkeling als volgt vastgelegd:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Aangezien bij dit plan slechts drie woningen worden gerealiseerd, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en is er geen verantwoording noodzakelijk in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie

Op basis van jurisprudentie blijkt dat het doorlopen van de laddertoets voor voorliggend initiatief niet noodzakelijk is.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De provincie Utrecht is, vooruitlopend op de Omgevingswet, aan de slag gegaan met de uitvoering van het omgevingsbeleid, zoals beschreven is in de Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie heeft aan hoe de provincie Utrecht wenst dat de provincie er in 2050 uitziet.

De Omgevingsvisie gaat over de fysieke leefomgeving. Dit omvat alle aspecten van de fysieke leefomgeving op, onder en boven de grond. De Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is uitgewerkt in thema's en gebieden. Het betreft de volgende beleidsthema's:

  1. 1. Stad en land gezond;
  2. 2. Klimaatbestendig en waterrobuust;
  3. 3. Duurzame energie;
  4. 4. Vitale steden en dorpen;
  5. 5. Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar;
  6. 6. Levend landschap, erfgoed en cultuur;
  7. 7. Toekomstbestendige natuur en landbouw.

Voor het voorgenomen plan zijn de volgende thema's uit de Omgevingsvisie direct relevant.

Plan specifiek

Stad en land gezond - Stedelijk gebied

De provincie Utrecht kent een grote diversiteit aan steden, dorpen en kernen en een grote diversiteit aan woon- en vestigingsmilieus. De grote steden Utrecht en Amersfoort zijn een populaire vestigingsplaats voor zowel inwoners als bedrijven en groeien snel. Naar verwachting verwelkomt de stad Utrecht in 2024 de 400.000e inwoner. Samen met omliggende kernen maken deze Utrechtse steden deel uit van het stedelijk netwerk van de noordelijke Randstad. Naast deze agglomeraties ligt de charme van de provincie voor een belangrijk deel juist in kleinschaligheid en een aantrekkelijke, vriendelijke leefomgeving in de kleinere, landelijk gelegen kernen.

Prognoses wijzen uit dat de provincie de komende decennia nog fors gaat groeien, en dat er extra ruimte nodig is om deze groei op te vangen. De toekomstige ontwikkeling van woon- en werklocaties hangt samen met bereikbaarheid, en in samenhang met de overige opgaven en kwaliteiten zoals in de visie wordt verwoord. Bij de locatiekeuze voor nieuwe verstedelijking de volgende basisprincipes gehanteerd:

  • zo veel mogelijk binnenstedelijk/binnendorps (binnen het stedelijk gebied) nabij knooppunten;
  • daarnaast in overig stedelijk gebied;
  • eventuele nieuwe (grootschalige) uitleg koppelen aan hoogwaardig openbaar vervoer en aan (bestaande of nieuwe) knooppunten van de belangrijkste infrastructurele corridors.

De planlocatie wordt in de Omgevingsvisie bestempeld als stedelijk gebied. Daarmee wordt nieuwe verstedelijking als volg van het voorgenomen plan binnenstedelijk gerealiseerd.

Duurzame energie - Ruimte voor windenergie en zonnevelden onder voorwaarden

De energietransitie draagt door energiebesparing en duurzame energieopwekking bij aan het tegengaan van klimaatverandering en aan een duurzaam betaalbaar energiesysteem voor alle inwoners. In de provincie zijn er veel mogelijkheden voor energiebesparing en is er ruimte voor de realisatie van duurzame energiebronnen.

De planlocatie wordt aangeduid als gebied waar onder voorwaarden ruimte is voor wind en zonne-energie. Binnen dit gebied zijn er kansen voor duurzame energiebronnen. Via maatwerk zal per gebied en per locatie in beeld moeten worden gebracht of duurzame energieprojecten mogelijk zijn met behoud van de kwaliteiten.

Landschap Rivierengebied

Een aantrekkelijke leefomgeving draagt bij aan het welzijn van mensen. Daarom zet de provincie Utrecht in op het doorontwikkelen van de aantrekkelijke landschappen, het beschermen en benutten van historisch erfgoed en het ondersteunen van een goed cultureel aanbod. In de provincie zijn vijf karakteristieke landschappen met aangewezen, allen met verschillende accenten. De planlocatie bevindt zich in landschap Rivierengebied. Hierbij horen de kernkwaliteiten 'schaalcontrast van zeer open en besloten, samenhangeng stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom, samenhangend van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal - rivier en de Langbroekerwetering en de Kromme Rijn als vesting en vestiging'.

De voorgenomen plannen hebben ter plaatse van het plangebied geen gevolgen voor de kernkwaliteiten van het landschap Rivierenland. De geplande woningbouw wordt gerealiseerd op een bedrijventerrein. De planlocatie ligt tussen een geluidswal, woningen en bedrijven in en doet daarmee niets af aan het omliggende landschap.

CHS-Archeologisch waardevolle zone

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de CHS-Archeologisch waardevolle zone. De provincie Utrecht streeft ernaar de cultuurhistorische waarden van de leefomgeving te beschermen en te benutten, door deze waarden beter zichtbaar en beleefbaar te maken. Het beleid van de provincie richt zich op het bevorderen van duurzaam behoud en beheer van de archeologische resten ('in situ'). Wanneer ruimtelijke ingrepen onvermijdelijk zijn, vraagt de provincie Utrecht aandacht voor het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek. Daarnaast richt de provincie zich op het versterken van de zichtbaarheid en beleefbaarheid van archeologisch erfgoed, ook als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkeling.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening

De Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De interim omgevingsverordening bevat instructieregels over taken en bevoegdheden van gemeenten en waterschappen.Daarnaast bevat de interim omgevingsverordening direct werkende regels. Dit zijn regels die rechtstreeks gelden voor bedrijven, burgers en andere initiatiefnemers bij het uitvoeren van een activiteit. Andere voorbeelden van direct werkende regels zijn de meld- en informatieplichten en de specifieke zorgplichten. Regels over bijvoorbeeld een vergunningplicht gelden ook voor bedrijven, burgers en andere initiatiefnemers.

Plan specifiek

Voor het voorgenomen plan zijn de regels in de interim omgevingsverordening relevant die betrekking hebben tot de archeologisch waardevolle zone en het landschap Rivierenland.

Archeologisch waardevolle zone

In de onderstaande afbeelding valt af te lezen dat het plangebied is gelegen in een archeologisch waardevolle zone. Artikel 7.7 van de Interim Omgevingsverordening schrijft voor dat een bestemmingsplan rekening dient te houden met de waarde van de Cultuurhistorische hoofdstructuur en regels dient te stellen ter bescherming en benutting van deze waarden.

In de toelichting op artikel 7.7 is opgenomen dat bij het behouden van archeologische waarden behoud in situ (in de bodem) het uitgangspunt, conform het Verdrag van Valletta en de Erfgoedwet. Wanneer behoud in situ niet mogelijk is, kan behoud ex situ (opgraving) uitkomst bieden. Om de archeologische waarden die in de bodem liggen te behouden is het belangrijk om zowel bekende als aantoonbaar te verwachten waarden te beschermen. Het regelen van een onderzoeksplicht bij ingrepen vanaf een bepaalde omvang en verstoringsdiepte zijn hier een geschikt middel voor. In artikel 9.1 lid 1 sub a Erfgoedwet (overgangsrecht tot inwerkingtreding Omgevingswet) is de standaardoppervlaktemaat 100 vierkante meter, maar hier mag gemotiveerd van worden afgeweken. Voor de dieptegrens is geen wettelijke standaard ingesteld. Uit wordt gegaan van de gemiddelde bouwvoordiepte van 30 centimeter (de bouwvoor is de bewerkte bovenlaag van de bodem). Ook hier kan gemotiveerd een andere norm worden gehanteerd.

Onderhavig plangebied ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachting. In paragraaf 4.9 wordt nader op het aspect 'archeologie' ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0007.png"

Figuur: Uitsnede kaart 'Cultuurhistorie en landschap kaart 1' (Bron: Interim Omgevingsverordening)

Landschap Rivierenland

De planlocatie is gelegen in het Landschap Rivierengebied, zo blijkt uit onderstaande afbeelding. Met betrekking tot deze gronden stelt artikel 7.9 van de Interim omgevingsverordening dat een bestemmingsplan bestemmingen en regels bevat ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten en geen bestemmingen of regels die nieuwe activiteiten toestaan die de kernkwaliteiten onevenredig aantasten.

Het voorgenomen plan betreft de ontwikkeling van drie woningen met een duurzaam karakter ter vervanging van de huidige bedrijfsbestemming. Deze nieuwe woningen worden gebouwd achter een bestaande geluidswal. Geconcludeerd wordt dat er geen kernkwaliteiten worden aangetast. De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het gestelde in de Interim omgevingsverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0008.png"Figuur: Uitsnede kaart 'Cultuurhistorie en landschap kaart 2' (Bron: Interim Omgevingsverordening)

Conclusie

Het voorgenomen plan is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie 2030 'Groen dus vitaal'

De Structuurvisie 2030 'Groen dus vitaal' is vastgesteld op 28 januari 2010 door de gemeenteraad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De structuurvisie is een integrale visie op de gemeente en omvat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid dat de gemeente zal voeren. Het doel van de visie is om de kwaliteit van de leefomgeving en de groene positie van de regio van de gemeente in de regio te behouden en te versterken. Ten behoeve van dit doel heeft de gemeente zes thema's opgesteld:

  1. 1. Natuur over de heuvels: het ontwikkelen van een zo robuust mogelijke groene structuur voor natuur, cultuurhistorie en landschap die de hele gemeente omvat en doordringt.
  2. 2. Op de schouders van ons erfgoed: het behouden en geven van betekenis aan de grote rijkdom aan cultuurhistorisch erfgoed die de gemeente kent, alsmede De Stichtse Lustwarande versterken en toeristisch aantrekkelijk maken.
  3. 3. Duurzaam bereikbaar: bereikbaarheid en verkeersdoorstroming verbeteren en tegelijkertijd verkeer en vervoer duurzamer maken zodat het leefklimaat erop vooruitgaat en daarmee de aantrekkelijkheid voor inwoners, recreanten en ondernemingen.
  4. 4. Leefbare dorpen: versterken van de eigen identiteit per dorp, alsmede het behouden en versterken van de levendige dorpsharten met samenhang in wonen en voorzieningen voor jong en oud.
  5. 5. Vrije tijd op de Utrechtse Heuvelrug: het duurzaam versterken van natuurgerichte vormen van dagrecreatie en verblijfsrecreatie, het ontwikkelen van cultuurhistorisch gerichte vormen van recreatief medegebruik en ruimte vinden voor sport.
  6. 6. Maatwerk voor wonen en werken: het sociaal en functioneel duurzaam in standhouden van de samenleving middels het streven naar een stabiel bevolkingsaantal met een redelijk evenwichtige verdeling van bevolkingsgroepen in leeftijd, inkomen en opleiding. Een opgave ligt onder andere bij woningbouwprogramma inbreidingslocaties.

In bovenstaande thema's is geen beleid specifiek voor het plangebied opgenomen. Uit de structuurvisiekaart blijkt dat het plangebied onderdeel is van een gebied dat is aangeduid als 'Bebouwing binnen rode contouren'. De gemeente streeft ernaar om binnen deze rode contouren wonen en werken mogelijk te maken. Gebieden binnen deze rode contour komen in aanmerking voor verstedelijking.

Met maatwerk voor wonen en werken streeft de gemeente Utrechtse Heuvelrug naar een stabiel bevolkingsaantal met een redelijk evenwichtige verdeling van bevolkingsgroepen in leeftijd, inkomen en opleiding. Op die manier kan de samenleving sociaal en functioneel duurzaam in stand worden gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0009.png"

Figuur: uitsnede structuurvisiekaart gemeente Utrechtse Heuvelrug met aanduiding plangebied (bron: gemeente Utrechtse Heuvelrug)

3.3.2 Woonvisie 2018-2022

De Woonvisie 2018 - 2022 is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug in augustus 2018. Met de Woonvisie 2018-2022 wordt richting gegeven aan het woonbeleid van de gemeente voor de periode tot en met 2022. Doel is dat de inwoners van de gemeente kunnen wonen in een veilige en prettige omgeving, in een duurzame woning, die past bij hun huishouden, inkomen en zorgvraag. Om dit te bereiken richt de gemeente zich op de drie thema's.

  1. 1. Woningmarkt in beweging;
  2. 2. Thuis in de wijk;
  3. 3. Duurzaam wonen.

Woningmarkt in beweging

De gemeente Utrechtse Heuvelrug streeft ernaar om de inwoners van de gemeente te laten wonnen in een veilige en prettig omgeving. Tevens dienen er genoeg woningen beschikbaar te zijn. Dit is momenteel niet het geval. De vraag naar woningen is in de gemeente Utrechtse Heuvelrug groter dan het huidige aanbod. Dit betreft zowel de huur- als koopwoningen. Dit heeft als gevolg dat mensen geen wooncarrière maken en blijven wonen in woningen die niet langer passend zijn bij hun huishouden of wensen. Door nieuwbouwprojecten te stimuleren en faciliteren probeert de gemeente de woningmarkt in beweging te krijgen. Hierbij wordt voorgebouwd op de afspraken uit het raadsprogramma, zijnde:

  • Creatieve en slimme oplossingen om ruimte en mogelijkheden te creëren voor verschillende doelgroepen op de woningmarkt;
  • Niet alleen kijken naar segmenten, maar ook naar verschillende typen woningen, vernieuwende woonvormen en verduurzaming;
  • Meer verdichten, bijvoorbeeld het mogelijk maken en/of faciliteren door transitie van kantoorgebouwen, verplaatsen van bedrijven uit wijken, opdelen van kavels, woningsplitsing en meer de hoogte in bouwen, zoals nader uitgewerkt zal worden in de Nota inbreidingslocaties;
  • Versnelde uitgifte van bouwenveloppen op gemeentelijk vastgoed;
  • Inzetten op het bevorderen van doorstroming;
  • Inzetten op maximale benutting van de plancapaciteit binnen de rode contour, en daarnaast de ster van Overberg.

Thuis in de wijk

Kwetsbare inwoners dienen zoveel mogelijk in staat zijn regie over hun eigen leven te voeren. Deze kwetsbare inwoners moeten in een geschikte woningen kunnen wonen waar ondersteuning dicht bij huis te krijgen is. Zo zullen zij volwaardig deel kunnen nemen aan de lokale samenleving. Om dit te bereiken start de gemeente het programma 'Thuis in de wijk'.

Duurzaam wonen

De gemeente Utrechtse Heuvelrug wil dat inwoners kunnen wonen in een duurzame en aardgasvrije woning in een klimaatneutrale gemeente. Daarom moet de uitstoot binnen de gemeentegrenzen in de toekomst terug naar nul. De gemeente wil dit bereiken door initiatieven uit de samenleving te stimuleren en mogelijk te maken. Om die reden faciliteert de gemeente haar inwoners om stap voor stap over te schakelen naar energieneutrale en aardgasvrije woningen. Ook het verduurzamen van de sociale woningvoorraad is voor dit thema van belang.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is passend binnen de Woonvisie 2018 - 2022 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Met het initiatief worden drie woningen met een duurzaam karakter gerealiseerd. Het aanbod woningen wordt daarmee groter wat kan leiden tot meer doorstroming van de woningmarkt. Het plan draagt niet enkel bij aan de doorstroming op de woningmarkt, maar ook een verduurzaming van het woningaanbod. De woningen voldoen aan de BENG-eisen. Naast dat de woningen geen gasaansluiting krijgen, wordt het dak voorzien van sedumbeplanting. Tenslotte wordt gekeken naar de mogelijkheid voor het plaatsen van zonnepanelen binnen het plangebied.

Hoofdstuk 4 Specifieke Regelgeving En Beleid

4.1 Beeldkwaliteit

Nota Ruimtelijke Kwaliteit

In 2017 heeft de gemeente de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. Deze nota bevat het welstandsbeleid van de gemeente opgesteld in 2008. De nota beschrijft het welstandsbeleid en fungeert als toetsingskader voor het welstandsadvies dat noodzakelijk is bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen (voorheen bouwvergunning). Welstandstoezicht wordt vooral gelegitimeerd vanuit het belang dat door de gemeente wordt gehecht aan de kwaliteit van de openbare ruimte en de bijdrage die gebouwen en bouwwerken geacht worden daaraan te leveren. Om dat belang op de juiste wijze te kunnen doorvertalen naar welstandscriteria, is de gemeente onderverdeeld in deelgebieden.

Bedrijventerrein Vossenstein, waar het plangebied onderdeel van is, ligt in deelgebied 'Doorn - Bedrijventerrein (18)'. Het bedrijventerrein wordt omschreven als een ecologisch bedrijventerrein. Daarnaast heeft het bedrijventerrein één toegang vanaf de Driebergsestraatweg. Dit is de Velperengh. De Velperengh is een laan die aan weerzijde van de weg begeleid wordt door bomen. Het bedrijventerrein ligt binnen een landschappelijk en ecologisch waardevol gebied. Om die reden dient het bedrijventerrein zo te worden ingericht, dat de omgeving in economisch, ecologisch, landschappelijk en visueel-ruimtelijk opzicht van meerwaarde is voor de omgeving. Het doel is dat door de inrichting en het beheer de ecologische waarden worden versterkt.

Algemeen

  • De bouwwerken passen bij de hierboven beschreven karakteristiek, wat betreft situering op de kavel, schaal en vormgeving van de bouwmassa, indeling van de gevels en detaillering, kleur- en materiaalgebruik.
  • Bij verbouw dienen de oorspronkelijke kenmerken als uitgangspunt.

Situering

  • De bebouwing staat los op de kavels.
  • De bedrijfsbebouwing wordt ontsloten via kleine insteken vanaf de straat.
  • Representatieve zijden zijn gericht naar de hoofdontsluitingswegen.

Massa en vorm

  • Op de zichtlocaties is sprake van representatieve kantoorgedeelten/publieksgerichte ruimten aan de voorkant van gebouwen.
  • De indeling van de gevels is gestileerd en gevarieerd.
  • De gevelopbouw is samenhangend en evenwichtig.
  • Op de begane grond is sprake van een transparante open gevel.
  • Blinde straatwanden en grote transportingangen naar de doorgaande wegen worden vermeden.
  • Aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Detaillering, kleur- en materiaalgebruik

  • Nieuwbouw op zichtlocaties kent een moderne en hoogwaardige architectuur.
  • Baksteen architectuur in rode, bruine of donkere kleurstelling is hierbij leidend.
  • Entreepanden hebben een hoogwaardige architectonische uitstraling.
  • Bij nieuwbouw wordt gebruik gemaakt van natuurlijke kleuren en materialen.
  • Reclame-uitingen passen binnen de vormgeving van het gebouw.

Conclusie

Bovenstaande welstandscriteria zullen als uitgangspunt gelden bij het ontwerp van de woningen. Daar er in dit plan drie vrijstaande woningen gerealiseerd worden, zijn met name de criteria die gelden voor nieuwbouw van toepassing. Met het realiseren van vrijstaande woningen, staat de bebouwing daarmee los op de kavels.

Bij het ontwerp van de woningen dient rekening gehouden te worden met de van toepassing zijnde welstandscriteria. De aspecten uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit spelen een rol bij de beoordeling van de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwplan door de welstandscommissie. Momenteel is initiatiefnemer in overleg met de welstandscommissie over de invulling het bouwplan. Bij verdere uitwerking van de plannen zal aangesloten worden op de genoemde welstandscriteria.

4.2 Wonen

Woonvisie 2018-2022

In paragraaf 3.3.2 is de Woonvisie 2018-2022 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug al behandeld. Daarom wordt in deze paragraaf de Woonvisie kort uiteengezet. De gemeente heeft de woonvisie opgesteld met als doel dat de inwoners van de gemeente kunnen woningen in een veilige en prettige omgeving in een passende en duurzame woning die past bij hun inkomen en behoeften. Hierbij zet de gemeente in op de volgende drie thema's:

  1. 1. Woningmarkt in beweging;
  2. 2. Levensloopbestendig wonen;
  3. 3. Duurzaam wonen;

Conclusie

Het voorgenomen plan is in lijn met de Woonvisie 2018-2022. De beoogde ontwikkeling is passend binnen de Woonvisie 2018 - 2022 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Met het initiatief worden drie woningen met een duurzaam karakter gerealiseerd. Het aanbod woningen wordt daarmee groter wat kan leiden tot meer doorstroming van de woningmarkt. Het plan draagt niet enkel bij aan doorstroming op de woningmarkt, maar is ook een verduurzaming van het woningaanbod. De woningen worden voorzien van sedumbeplanting en krijgen geen gasaansluiting. Ook wordt gekeken naar mogelijkheden voor het plaatsen van zonnepanelen.

4.3 Verkeer En Parkeren

Provincie

Interim omgevingsverordening (Mobiliteitstoets)

De provincie vindt het belangrijk dat bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake is van een goede en tijdige ontsluiting. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen een verstorend effect hebben op het verkeersnetwerk in de directe nabijheid. De interim omgevingsverordening schrijft voor dat een bestemmingsplan waarin nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien waarborgt dat knelpunten in de bereikbaarheid niet toenemen en bij voorkeur afnemen.

Daarom dient al in een vroeg stadium (bij voorkeur al in de planvormingsfase) te worden nagegaan of de ontwikkeling leidt tot een verstoring van het functioneren van het verkeersnetwerk. Indien dit het geval is, is op grond van artikel 4.1 Interim omgevingsverordening het verplicht de zogenaamde mobiliteitstoets te doen. De reikwijdte van de mobiliteitstoets is in verhouding met de ontwikkelingsschaal in de leefomgeving en de te verwachten effecten op het verkeers- en vervoernetwerk.

Gemeente

Gemeentelijk Verkeers- en vervoerplan (GVVP)

Het gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug op 28 januari 2010. Het GVVP biedt een realistisch en concreet beleidskader voor het optreden van de gemeente op het gebied van verkeer en vervoer. Het doel van het GVVP is een duurzaam verkeers- en vervoersysteem met een gezonde en veilige leefomgeving in een groene, bereikbare, economisch gezonde gemeente. Ruimtelijke ontwikkelingen van enige omvang kunnen in principe nog maar plaats vinden op goed bereikbare plaatsen. Ieder bouwplan dat vraagt om een bestemmingsplan-wijziging moet beschikken over een mobiliteitstoets. Met het GVVP kan de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte van voorgenomen plannen bepaald worden.

Om de parkeerbehoefte voor een nieuwbouw ontwikkeling te kunnen bepalen, worden de CROW-normen gehanteerd. Hierbij wordt de minimale parkeernorm voor weinig stedelijk gebied gehanteerd. Aan de hand van CROW-publicatie '381 toekomstbestendig parkeren', afkomstig uit 2018, kan de parkeerbehoefte voor een voorgenomen plan bepaald worden. Ook de verkeersgeneratie voor nieuwbouwwoningen is te bepalen met behulp van de CROW-publicatie '381 toekomstbestendig parkeren'.

Plan specifiek

Parkeren

Conform de CROW-normen geldt voor een vrijstaande koopwoning in 'buitengebied' in weinig stedelijk gebied een minimale parkeernorm van 2,0 parkeerplaatsen per woning. Dit cijfer is inclusief het aandeel van bezoekers. In totaal zijn voor de drie vrijstaande woningen 6,0 parkeerplaatsen benodigd. Voor elke woning wordt ruimte gecreëerd om 2 parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Dit is weergegeven in onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0010.png"Figuur: Parkeerplaatsen bij voorgenomen plan (bron: Ter Braak Architecten)

Verkeer

De drie te realiseren woningen zijn te bereiken via een mandelige weg welke aangelegd wordt vanaf de Velperengh. Deze weg loopt vanaf de Velperengh voor de woningen langs. Deze weg wordt alleen gebruikt door de bewoners en de bezoekers van de woningen. Als gevolg van het realiseren van de woningen wordt er verkeer gegenereerd.

De verkeersgeneratie voor de gewenste situatie is eveneens te bepalen aan de hand van de CROW-publicatie '381 toekomstbestendig parkeren'. Een vrijstaande woning in buitengebied in weinig stedelijk gebied leidt tot een verkeersgeneratie van 8,2 mvt per woning. Op basis van dit kencijfer neemt het aantal verkeersbewegingen per dag met minimaal 24,6 verkeersbewegingen toe als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen. Deze beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen kan op eenvoudige wijze worden opgenomen in het verkeersbeeld van de Velperengh en de Driebergsestraatweg (N225).

Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Milieu

4.4.1 Milieu algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

Rijk

Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4)

Op 13 juni 2001 is de kabinetsnota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid' verschenen. In dit NMP4 wordt de wil uitgesproken om een eind te maken aan het afwentelen van milieulasten op de generaties na ons en op mensen in minder bedeelde landen.

De hoofdlijnen van het NMP4 zijn als volgt samen te vatten:

  • Er is in de afgelopen dertig jaar veel bereikt; veel milieuproblemen zijn opgelost of beheersbaar geworden. Toch is er, vooral op mondiaal niveau, nog steeds te weinig controle op een paar grote milieuproblemen.
  • Het gaat om zeven grote milieuproblemen. Klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit en de aantasting van de natuurlijke hulpbronnen zijn daar onderdelen van.
  • Het NMP4 laat zien wat Nederland kan en moet doen om binnen dertig jaar deze problemen op te lossen en daarmee een duurzame samenleving te bereiken. De doelstellingen van NMP4 zijn geformuleerd in termen van de kwaliteit van leven. Het NMP4 wil veranderingen actief organiseren via systeeminnovatie. Dit zijn ingrijpende activiteiten die de huidige barrières om te komen tot een duurzame samenleving wegnemen.

Het kabinet heeft hiervoor drie ambities uitgesproken die betrekking hebben op nationaal niveau. De ambities hebben betrekking op 'Natuur en biodiversiteit', 'Gezond en veilig' en 'Hoogwaardige leefomgeving'.

Conclusie

Het NMP4 heeft geen invloed op voorliggend plan.

Milieu Effect Rapportage (M.E.R.)

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure doorlopen moet worden

De bouw van woningen is een activiteit die voorkomt op de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994. Categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage noemt de activiteit 'aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject', waaronder ook de bouw van woningen wordt verstaan. Het beoogde plan gaat uit van twee nieuwe woningen, waardoor de zogenaamde drempelwaarde van 2000 woningen niet wordt overschreden. Het Besluit m.e.r. (artikel 2, vijfde lid onder b.) schrijft echter ook bij activiteiten onder de drempelwaarde voor dat een milieu-effectbeoordeling nodig is, waarbij wordt verwezen naar de Europese richtlijn milieueffectrapportage. Dit is de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De vraag of een ontwikkeling een stedelijk ontwikkelingsproject is in de zin van het Besluit m.e.r. hangt volgens de jurisprudentie af van de omstandigheden van het geval, waarbij onder andere de aard en omvang van de ontwikkeling een rol spelen.

Conclusie

De genoemde drempelwaarde bij deze activiteit bedraagt 2.000 of meer. De toename in woningen van de voorgenomen activiteit blijft met een aantal van drie ruim onder de drempelwaarde zoals genoemd in kolom 2 van onderdeel D.

Het voorgenomen plan voorziet in de bouw van drie vrijstaande woningen. Een ontwikkeling van deze aard en omvang hoeft in de zin van het Besluit m.e.r. niet te worden beschouwd als een stedelijke ontwikkeling. Een vormvrije m.e.r. beoordeling is hierbij van toepassing en voorliggend hoofdstuk voorziet in deze beoordeling.

Provincie

Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021

Op 7 december 2015 is het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021 vastgesteld. In dit beleidsplan is vastgesteld wat de wettelijke provinciale taken zijn omtrent bodem, water en milieu voor de periode 2016-2021. Hierin richt de provincie zich op het behoud en verder verbeteren van het aantrekkelijke woon-, werk- en leefklimaat in de provincie.

Het plan heeft de volgende vier prioriteiten:

  • Waterveiligheid en wateroverlast
  • Schoon en voldoende oppervlaktewater
  • Ondergrond
  • Leefkwaliteit stedelijke gebied

In tegenstelling tot eerder provinciaal beleid is dit beleidsplan meer gericht op het voorkomen van problemen en het verbeteren van de Utrechtse leefkwaliteit. De provincie Utrecht speelt in op maatschappelijke ontwikkelingen is een passende rol door verbindend, stimulerend of regisserend op te treden. De gebiedsgerichte aanpak staat hierbij centraal.

In het plan wordt gestreefd naar:

  • een robuust bodem- en watersysteem. Dit houdt in dat onder normale omstandigheden alle functies goed uitgevoerd kunnen worden en dat extreme situaties goed opgevangen kunnen worden;
  • bodem-, water- en milieukwaliteiten die passend zijn voor de functie van een gebied;
  • een duurzaam gebruik van de fysieke leefomgeving, zodat de mogelijkheden die het natuurlijk systeem ons biedt ook in de toekomst gebruikt kunnen worden;
  • een gezonde leefomgeving, die een positieve bijdrage levert aan de economische en maatschappelijke ontwikkelingen in de regio.

Conclusie

Het voorgenomen plan heeft een positief effect op de kwaliteit van leefomgeving van omwonenden. Een opslagruimte van een bedrijf wordt verwijderd en hiervoor in de plaats komen drie vrijstaande woningen met een duurzaam karakter. Daarmee wordt de kavel op een zorgvuldige manier heringericht.

Gemeente

Programma 'Utrechtse Heuvelrug Duurzaam en klimaatneutraal' (2017)

De gemeente heeft het programma 'Utrechtse Heuvelrug Duurzaam en Klimaatneutraal' opgesteld. De gemeente Utrechtse Heuvelrug wil namelijk een leidende positie innemen in duurzame ontwikkelingen en is steeds op zoek gaan naar de meest waardevolle duurzaamheidsambitie. Om dit te bereiken zijn de volgende vijf doelen opgesteld:

  1. 1. Klimaatneutrale gemeente in 2035.
  2. 2. Kwaliteit leefomgeving (water, geluid, lucht, licht, geur, trilling, straling, bodem en externe veiligheid).
  3. 3. Duurzame mobiliteit.
  4. 4. Duurzame economie.
  5. 5. Duurzame en klimaatneutrale organisatie.

Ruimtelijke ontwikkelingen worden tevens gerelateerd aan milieukwaliteitsprofielen die voor verschillende typen omgevingen zijn geformuleerd.

Gebiedsgericht milieubeleid

De gemeente Utrechtse Heuvelrug werkt met gebiedsgericht milieubeleid. De gemeente is daarvoor opgedeeld in gebiedstypen. Bij elk gebiedstype hoort een milieukwaliteitsprofiel met bijbehorende kenmerkende kwaliteiten die bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst. Gezien de ligging van de planlocatie op bedrijventerrein Vossenstein, is voor dit bestemmingsplan het profiel 'Bedrijventerrein' van toepassing:

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0011.png"

4.4.2 Bodem

Rijk en provincie

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent voor de bodem (grond en grondwater) dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.

Bodemkwaliteit plangebied

In de huidige situatie heeft het perceel waar de drie woningen gerealiseerd worden een bedrijfsbestemming. Er kunnen mogelijk bodemverontreinigde activiteiten hebben plaatsgevonden. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is door Van Dijk geo- en milieutechniek b.v. in april 2021 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 1.

Resultaten verkennend bodemonderzoek

Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de onderlaag van de bodem ter plaatse van het perceel enkel als gevolg van de AS3000-correctie licht verontreinigd is met PCB. Voorts zijn in de grond (top- en onderlaag) geen verhoogde gehaltes getoond.

Het grondwater ter plaatse is licht verontreinigd met barium, cadmium, koper en nikkel. Dergelijke licht verhoogde gehalten worden vaker in het grondwater vastgesteld en worden doorgaans veroorzaakt door natuurlijke ophoping. Daarnaast is het grondwater als gevolg van de AS3000-correctie licht verontreinigd met som dichlooretheen.

Conclusie

Met betrekking tot de vastgestelde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse kan worden geconcludeerd dat er gezien de geringe mate aan verontreiniging milieuhygiënisch gezien geen bezwaar is tegen de toekomstige herontwikkeling naar woningbouw.

4.4.3 Geluid

Rijk en provincie

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Als een plangebied geheel of gedeeltelijk binnen de onderzoekszone van een verkeersweg, een spoorweg, of een gezoneerd industrieterrein valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen) binnen die geluidszone.

Een bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld indien de geluidbelasting op nieuwe geluidsgevoelige functies voldoet aan de voorkeursgrenswaarden genoemd in de Wgh, of indien een besluit is genomen om hogere waarden vast te stellen. Voor dit laatste geeft de Wgh een maximale ontheffingswaarde. Voordat een hogere waarde kan worden vastgesteld, dienen eerst maatregelen onderzocht te worden om de geluidbelasting terug te dringen.

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde).

Plangebied

Woningen zijn geluidsgevoelige gebouwen. Met het voorgenomen plan wordt nieuwe geluidsgevoelige bebouwing mogelijk gemaakt in de vorm van drie woningen. In de directe omgeving is geen sprake van railverkeer. Wel ligt het plangebied op bedrijventerrein Vossenstein. De gevolgen van de aanwezigheid van deze bedrijven zal worden toegelicht in paragraaf 4.4.5 Bedrijven en milieuzonering.

Het plangebied ligt tevens binnen de zone van de Velperengh (50 km/u) en de Driebergsestraatweg (N225). Daarom is door het geluidBuro een akoestisch onderzoek naar Wegverkeerlawaai verricht. De rapportage van het onderzoek is opgenomen in bijlage 2.

Uit dit onderzoek blijkt dat dat de geluidbelastingen ten gevolge van het wegverkeer op de gezoneerde bovengenoemde wegen in de huidige situatie met geluidwal gelijk of lager zijn de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In de zin van de Wet geluidhinder is er akoestisch gezien geen bezwaar tegen het oprichten van de drie nieuwe woningen aan de Velperengh te Doorn.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het aspect geluid geen belemmering is voor het voorgenomen initiatief.

4.4.4 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Titel 5.2 Wm 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide en fijnstof. Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. Voor de overige stoffen genoemd in de Wet milieubeheer komen de concentraties niet in de buurt van de grenswaarde.

De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekenende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.

Daarnaast worden er bestemmingen benoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling, de zogenaamde gevoelige bestemmingen. Uiteraard moet niet alleen bij gevoelige bestemmingen, maar bij alle projecten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Vanuit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf niet of nauwelijks bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM), d.w.z. hoogstens 3%, bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Deze grens wordt concreet gelijkgesteld aan een woonwijk van 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg. Dit plan voorziet in de bouw van drie woningen en valt daarmee onder deze grens van 1.500 woningen.

Luchtkwaliteit plangebied

Gezien de omvang van het voorgenomen plan kan de ontwikkeling aangemerkt worden als een project dat niet in betekende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling NIBM is toetsing van het aspect luchtkwaliteit daarmee niet noodzakelijk. Het plan hoeft niet getoetst te worden aan de grenswaarden.

Daar er met het plan sprake is van de ontwikkeling van nieuwe gevoelige functies, is voor de volledigheid met behulp van het Geoloket van de Omgevingsdienst regio Utrecht gekeken of de kwaliteit van de lucht voldoende is om woningen toe te staan. Daarom wordt gekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse onder de grenswaarden ligt voor de componenten stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en fijne fractie fijn stof (PM2,5). De grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 bedragen 40 µg/m³, 31,3 µg /m³ respectievelijk 25 µg /m³.

Op basis van de gegevens die bekend zijn bij het Geoloket blijkt dat de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in 2018 ter plaatse van het plangebied 14-16 µg/m³, 18-19 µg /m³ respectievelijk 10,5-11,0 µg /m³ bedragen.

Ook is gekeken of de luchtkwaliteit in 2030 volstaat. De concentraties NO2, PM10 en PM2,5 ter plaatse van het plangebied bedragen dan 8-10 µg/m³, 16-17 µg /m³ respectievelijk 9,5-10 µg /m³.

Conclusie

Door de omvang van het plan kan het plan beschouwd worden als een NIMB-project. Voor de volledigheid is de kwaliteit van de lucht ter plaatse van het plangebied onderzocht met behulp van het Geoloket. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van de lucht voldoende is om woningen toe te staan. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven.

4.4.5 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/bestemmingsplan mogelijk is.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen. De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een woning. De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies in een rustige woonwijk /buitengebied zijn weergegeven in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0012.png"Tabel: minimale afstand per categorie (bron: VNG, 2009)

Om te voorkomen dat hinder ontstaat moet tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige bestemmingen (zoals woningen) voldoende afstand in acht genomen worden. Voor het bepalen van deze afstanden wordt getoetst conform de VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) en de Wet milieubeheer. De richtafstanden gelden in beginsel tussen de perceelsgrens van een bedrijf enerzijds en de gevel van een - in een rustige woonwijk gelegen - woning anderzijds. Bij functiemenging kan worden afgeweken van deze afstanden.

Plangebied

Vanwege de combinatie van bedrijven en woningen rondom de planlocatie, wordt het gebied aangemerkt als 'gemengd gebied'. Gezien de ligging op bedrijventerrein Vossenstein bevinden zich meerdere relevante bedrijven nabij de planlocatie. Aan de overzijde van de Velperengh mogen bedrijven tot milieucategorie 3.2 en 3.1 zich vestigen. Daarom is in het kader van de Milieuzonering door het Geluidburo op 18 mei 2021 een onderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 3.

In het onderzoek is gekeken naar de volgende bedrijven:

  • Ten noorden: Het garagebedrijf James Autoservice in combinatie met het tankstation Shell Express Doorn. Dit bedrijf heeft een geluidcirkel van 10 meter in gemengd gebied, omdat er geen LPG kan worden getankt. Het tankstation is 24 uur per dag open;
  • Ten noordwesten: Het pand aan de Velperengh 2a en 2b: een bedrijfsverzamelgebouw waarin verschillende kantoren van bedrijven zijn gehuisvest: Dutch Lease B.V., Laundry Room, Luminext en Muit Advies. Dutch Lease B.V. is een leasebedrijf dat auto’s least. Het bedrijf Luminext is een adviesbureau en houdt zich bezig met zuinige verlichting voor steden. Muit Advies is een belastingadvies- en administratiekantoor voor het MKB. Laundry Room heeft op de Velperengh 2 een showroom voor kleding. Deze bedrijven hebben een geluidcirkel van 0 meter in gemengd gebied;
  • Ten noordwesten: Velperengh 4: hier zijn 2 bedrijven gehuisvest Verandi BV en Planet Happy BV. Het bedrijf Verandi BV levert softtubs (een soort klein buitenzwembad) en bouwt overkappingen die bij de klanten worden aangeleverd. Dit bedrijf is een combinatie van detailhandel en een klein timmerbedrijf. Naast dit bedrijf zit het magazijn van de speelgoedwinkel Planet Happy. Hier worden internetbestellingen ingepakt en via PostNL bij de klanten bezorgd. Deze bedrijven hebben eveneens een geluidcirkel van 0 meter in gemengd gebied.
  • Ten zuidwesten: Velperengh 9: gemeentelijke milieustraat. In de huidige situatie is op de uitstulping boven categorie 2 parkeerterrein gelegen. Wel wordt voldaan aan de richtafstand.

In de huidige situatie, bij de nu aanwezige bedrijven, is de afstand tussen de ecowoningen en de bedrijven groter dan de richtafstand. Indien wordt uitgegaan van wat mogelijk is bij de aangegeven milieucategorieën, liggen de ecowoningen binnen de richtafstand.

Maximaal geluidniveau

Omdat er bij de omliggende bedrijven ook buiten de dagperiode wordt geladen en gelost, is de kans op overlast door piekgeluiden zeer reëel. Door het handhaven van de geluidwal, waarachter de eenlaagse ecowoningen liggen, zullen de piekniveaus binnen de norm vallen van 60 dB(A) in de nachtperiode.

De kortste afstand van een ecowoningen tot de perceelgrens van een bedrijf aan de overzijde van de weg bedraagt circa 17 meter. De afstandsdemping bij deze afstand is circa 35 dB. Bij een piekniveau van een dichtslaand autoportier of laden ene lossen (105 dB(A)) en een minimale demping van de geluidwal van 10 dB zal het piekniveau op de woningen 60 dB(A) of lager zijn. Dat is gelijk of lager dan de norm die geldt in de nachtperiode voor piekgeluiden in gemengd gebied. Hierbij is het wel noodzakelijk, dat de bestaande geluidwal wordt gehandhaafd.

Conclusie

In de huidige situatie, waarbij de geluidwal blijft gehandhaafd, zullen de nu aanwezige bedrijven geen geluidsoverlast veroorzaken bij de nieuw te bouwen drie ecowoningen. Ook zullen de huidige bedrijven niet gehinderd worden in hun bedrijfsvoering door de bouw van de drie nieuwe ecowoningen.

Dat zou wel het geval kunnen zijn, wanneer er zich op het bedrijventerrein aan de overzijde van het bouwplan wel categorie 3.2 bedrijven zouden vestigen tegen de perceelgrens aan. Het bevoegd gezag heeft dan de mogelijkheid om de toegestane bedrijfscategorie te verlagen naar 3.1 of het nieuwe bedrijf of de nieuwe bedrijven specifieke voorwaarden op te leggen. Een positief aspect hierbij is de aanwezigheid van de 4 meter hoge geluidswal, die het geluid grotendeels zal tegenhouden en die de woningen ook visueel afschermt van de bedrijven.

4.4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het wettelijke kader tot op heden nog de circulaire risiconormering transport gevaarlijke stoffen. Voor ondergrondse buisleidingen is het wettelijk kader vastgelegd in het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is het risico uitgedrukt als de kans per jaar, dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats zou verblijven, verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico zijn de cumulatieve kansen dat per jaar dat een groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of een transport-as en een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij een transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Plaatsgebonden risico

Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar. De kans per jaar, dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is, mag dus niet groter zijn dan 1 op een miljoen. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarinzich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden. In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding.

Plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen en risico's weergegeven. In onderstaand figuur is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied (rode pion) en de directe omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0013.png"

Figuur risicokaart met aanduiding plangebied (bron: Risicokaart.nl)

Bedrijven - Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Er zijn de direct omgeving van het plangebied geen bedrijven gevestigd die vallen on het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Bedrijven - Overige veiligheidswetgeving

Er zijn in de directe omgeving geen bedrijven gevestigd met een overig veiligheidsrisico.

Transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water

Er moet rekening gehouden worden met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en water. Wegen, spoorwegen en vaarwegen met structureel en grootschalig vervoer van gevaarlijke stoffen liggen niet in de buurt van het plan.

Gemeentelijke routering

Voor de gemeentelijke en provinciale wegen is in de gemeente Utrechtse Heuvelrug een routering voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Onderstaand figuur toont hiervan een uitsnede met aanduiding van de planlocatie (blauwe ster). Deze route loopt niet langs of door het plangebied.

Voor noodzakelijk transport ten behoeve van laden en/of lossen van gevaarlijke stoffen buiten de vastgestelde routes is een ontheffing nodig. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden om een veiligere leefomgeving te realiseren.

Er kan langs het plangebied dus wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden van de niet-route plichtige stoffen (zoals benzine) en route plichtige stoffen (zoals propaan), maar de frequentie daarvan is (door het lokale karakter van het transport) dermate laag dat daardoor geen risico's ontstaan die ruimtelijk relevant zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0014.png"

Figuur: Uitsnede gemeentelijke routering met aanduiding plangebied (Gemeente Utrechtse Heuvelrug)

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Er moet rekening worden gehouden met transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Volgens de "provinciale risicokaart" liggen erin of nabij het plangebied geen buisleidingen voor transport van gevaarlijke stoffen. Het gasnet voor huishoudens en bedrijven valt niet binnen het kader van externe veiligheid.

Elektromagnetische straling

Er zijn in de omgeving geen hoogspanningslijnen aanwezig waarvan de indicatieve magneetveldzones tot het plangebied reiken. Uit de gegevens op de website www.antenneregister.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig zijn die overschrijdingen van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten veroorzaken.

Risicotoetsing

Voor zowel plaatsgebonden risico als groepsrisico wordt voldaan aan de ambitiekwaliteit van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Er is geen sprake van aangrenzende wegen die bestemd zijn als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Er is geen risicorelevante bedrijvigheid in de nabijheid van het plangebied aanwezig.

De woningen liggen op een te grote afstand van bluswatervoorzieningen. Daarom wordt in het plangebied een bluswatervoorziening aangebracht van minimaal 30 m3/h. Een nadere uitwerking hiervan vindt plaats wanneer de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen wordt aangevraagd. Daarmee wordt het plan voor nu uitvoerbaar geacht.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor de verdere planontwikkeling.

4.4.7 Duurzaamheid

De Gemeente Utrechtse Heuvelrug is een groot voorstander van duurzame ontwikkeling / bouwen en wil dit graag actief ondersteunen in haar ruimtelijke beleid. Duurzaam bouwen is een manier van bouwen waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast, een optimale woonkwaliteit wordt gerealiseerd en het gebouw een lange levensduur heeft. Dit kan door bijvoorbeeld meer flexibiliteit in gebruik in te bouwen of door een beter op het gebruik afgestemde materiaalkeuze.

Daarnaast streeft de gemeente naar een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving. Hiertoe wil de gemeente de bestaande milieukwaliteit behouden en waar mogelijk verbeteren. Dit betekent dat er ook eisen worden gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingen, enerzijds op gebouwniveau en anderzijds op omgevingsniveau.

Wetgevend kader

De wettelijke eisen zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. Per 10 maart 2020 is het bouwbesluit gewijzigd en zijn de eisen ten aanzien van duurzaamheid aangescherpt. Deze maatregelen zijn als volgt:

  • Minimale isolatiewaarden (Rc) voor dichte uitwendige scheidingsconstructies, per onderdeel van de schil - 4,5 voor gevel, 6 voor het dak en 3,5 voor de vloer;
  • Een gemiddelde U-waarde van 1,65 voor ramen (glas en kozijn) en deuren, maximaal 2,2;
  • Een maximale EPC-waarde afhankelijk van het type gebouw. De EPC dient berekent te worden middels de EPG-methodiek. Voor woningen is dit 0,4;
  • Een Milieuprestatie Gebouw (MPG). Deze verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen met nevenfuncties groter dan 100 m².

Conclusie

De initiatiefnemer is zich bewust van de visie van zowel de gemeente Utrechtse Heuvelrug alsmede de provincie Utrecht. Momenteel is bekend dat de woningen een duurzaam karakter zullen krijgen. Er is echter nog geen gedetailleerd ontwerp gemaakt van de toekomstige bebouwing. De initiatiefnemer zal bij het ontwerpproces rekening houden met de bovenstaande regelgeving en ambities.

Milieuprestatie Gebouw (MPG)

Vanaf 2015 geldt vanuit het Bouwbesluit de verplichting om bij de aanvraag omgevingsvergunning Bouwen een berekening aan te leveren van de Milieuprestatie van een gebouw. De verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen met nevenfuncties groter dan 100 m². De initiatiefnemer kan op twee manieren aantonen te voldoen aan het Bouwbesluit:

  • Zelf documenten aanleveren waarmee aangetoond wordt dat voldaan is aan het Bouwbesluit.
  • Het aanleveren van een SBK-bewijs MPG, hetgeen voldoende bewijs is dat voldaan is aan het Bouwbesluit.

De Stichting Bouwkwaliteit (SBK) geeft op de website www.milieuprestatiebewijs.nl informatie over het aanvragen van een SBK-bewijs. Voor het aanvragen moet een berekening worden aangeleverd, voor maken van een berekening is een gratis licentie beschikbaar bij de Omgevingsdienst voor de software van GPR Gebouw.

De wettelijke eisen aan nieuwbouw van woningen staan in het bouwbesluit van 2012. Aanvullend op deze eisen heeft de Gemeente Utrechtse Heuvelrug haar duurzaam bouwen beleid verwoord in het milieubeleidsplan "Natuurlijk Duurzaam" (2009).

Het plan

De planontwikkeling levert een bijdrage aan het streven naar efficiënt ruimtegebruik en is gericht op een duurzame versterking. Tevens zullen de woningen een duurzaam karakter krijgen. Zo zullen de nieuwe woningen voldoen aan de eisen voor energieprestatie van nieuwe gebouwen. De woningen zullen daarom voldoen aan de BENG-normen. De woningen worden energiezuinig gemaakt. De energiebehoefte van de woningen wordt teruggebracht en het gebruik van fossiele brandstoffen wordt beperkt. De kansen voor hernieuwbare energie te gebruiken voor de woningen worden benut. De woningen maken geen gebruik meer van gas. Het dak van de woningen wordt voorzien van sedum. Er wordt gekeken naar de mogelijkheden voor het plaatsen van zonnepanelen binnen het plangebied.

4.5 Kabels En Leidingen

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgasleidingen afhankelijk van druk;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

De toelichting en verbeelding van het geldende bestemmingsplan lijkt erop te duiden dat er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.

Voor de verdere realisatie van het plan zal een KLIC-melding gedaan worden om te achterhalen of er relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.

4.6 Water

Rijk

Het Nationaal Waterbeleid is gericht op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Het nationale beleid heeft geen directe implicaties voor dit bestemmingsplan.

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Het waterbeleid van de provincie Utrecht omvat het beleid voor waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water in de provincie.

Waterbeheerprogramma 2022-2027: Stroomopwaarts, klimaatbestendig en duurzaam

Op 22 december 2021 is het Waterbeheerprogramma 2022-2027 'Stroomopwaarts, klimaatbestendig en duurzaam' van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft de ambities en inzet om de waterdoelen voor de komende zes jaar. Het waterschap wil transparant, doelmatig en effectief bijdragen aan gezond leven in een toekomstbestendig gebied. Klimaatadaptatie, de energietransitie, circulariteit, bodemdaling, droogte en biodiversiteit hebben allemaal een watercomponent en vraagt om betrokkenheid van het waterschap.

Het waterschap gaat zich extra inspannen om water een meer sturende rol in de ruimtelijke inrichting te geven, zodat het gebied meer voorbereid kan worden op de toekomst. Hierbij wordt samen gekeken met de partners van het waterschap. Daarnaast wil het waterschap extra inspanning leveren op de zuiveringen voor een gezond oppervlaktewater en op het termijn sluiten van regionale water- en grondstofkringlopen.

Regionaal

Convenant afkoppelen

In november 2015 is de jongste versie van het convenant "Afkoppelbeleid Utrechtse Heuvelrug" getekend tussen de provincie Utrecht, 10 gemeenten met grondgebied op de Utrechtse Heuvelrug en de waterschappen Vallei & Eem en HDSR. In dit convenant zijn afspraken gemaakt over welke verharde oppervlakken wel en niet kunnen worden afgekoppeld, afhankelijk van het risico van vervuiling van het grondwater. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen afkoppelen binnen en buiten het grondwaterbeschermings-gebied van de drinkwaterwinningen op de Utrechtse Heuvelrug. Voor dakoppervlakken geldt in dit convenant, dat zowel binnen als buiten het grondwaterbeschermingsgebied deze zonder aanvullende voorzieningen kunnen worden afgekoppeld. Voor andere oppervlakken kunnen aanvullende eisen worden gesteld waarvoor het convenant als richtlijn geldt.

Gemeente

Waterbeleid Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Het waterbeleid van de gemeente Utrechtse Heuvelrug is gericht op het voorkomen en terugdringen van verontreiniging van oppervlaktewater door inzameling afvoer en zuivering van afvalwater, het terugdringen van ongewenste lozingen en het voorkomen van verontreiniging van regenwater via afkoppeling en het gebruik van niet uitlogende (bouw)materialen.

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan

Het gemeentelijke rioleringsplan bevat de integrale visie van de gemeente op grondwater, regenwater en stedelijk afvalwater. Het beleid is gericht op het versterken en /of intensiveren van het voorgaande beleid. Hierin staan de volgende basisprincipes centraal:

  • Vasthouden - bergen - afvoeren (waterkwantiteit)
  • Schoon houden - scheiden - zuiveren (waterkwaliteit)
  • Waarborg tegen overstroming - overstromingsrobuust bouwen (veiligheid)

Beleid hemel- en afvalwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie van water in de bodem het uitgangspunt, omdat dit het meest duurzaam is. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. Bij het infiltreren van schoon hemelwater in de bodem (afkoppelen) kan het afvalwater worden afgevoerd naar het vuilwaterriool/DWA.

Beoordeling

Een deel van de planlocatie is in de huidige situatie al deels verhard daar de locatie gebruikt wordt als opslaglocatie voor een bedrijf. Een toename van verharding (gebouwen en erfverharding) heeft gevolgen voor de snelheid waarmee het water afstroomt. Hierdoor kunnen de omliggende sloten te vol raken en kan er wateroverlast ontstaan. Gezien de ligging van het plangebied op de Utrechtse Heuvelrug zijn er op dit moment naar verwachting geen problemen in de waterhuishouding.

Het Hoogheemraadschap hanteert het beleid dat bij het aanbrengen van meer dan 500 m² verharding in stedelijk gebied of meer dan 5.000 m² in landelijk gebied gecompenseerd moet worden in de vorm van oppervlaktewater voor waterberging. Door compensatie wordt voorkomen dat ernstige peilstijging optreedt door afstromend regenwater met wateroverlast tot gevolg. Voor infiltratie van hemelwater vanaf verharde oppervlakken hanteert het hoogheemraadschap een ja, mits-principe. Door het aanleggen van bovengrondse voorzieningen, zoals wadi's en greppels, wordt een versnelde afvoer naar oppervlaktewater voorkomen.

De planlocatie is gelegen in stedelijk gebied. In de huidige situatie is de grond grotendeels onverhard, her en der zijn kleine delen beton- of klinkerverharding aanwezig en worden de gronden gebruikt voor opslag. Voor deze berekening is er echter vanuit gegaan dat de gronden niet verhard zijn. In de gewenste situatie worden drie woningen met een duurzaam karakter gerealiseerd. Deze woningen krijgen ieder een oppervlakte van 117 m2 (in totaal 350 m2). Daarnaast krijgen de woningen een berging van ieder 10 m2. Tevens wordt er een toegangsweg naar deze woningen aangelegd. De weg heeft een oppervlakte van 419 m2.

Conform het Handboek Watertoetsproces van de HDSR kan deze weg gezien worden als een extensief gebruikte verharding. De weg is bedoeld als toegangsweg voor de woningen en krijgt geen openbaar karakter. Indien voor extensief gebruikte verhardingen waterdoorlatende verharding wordt toegepast, dan kan dit als 100% onverhard oppervlak worden gerekend. De waterdoorlatende verharding kan enkel als onverhard oppervlak worden gezien wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • De toplaag is voldoende waterdoorlatende en bestaat uit waterpasserende verharding (klinkers met gaten of extra brede voegen, grind, graskeien of kastegels) of waterdoorlatende verharding (poreuze klinkers).
  • De waterpassende of waterdoorlatende verharding moet 45 mm kunnen vasthouden, zonder directe overstort naar het oppervlaktewater.
  • De onderkant van de funderingslaag wordt aangelegd boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG).
  • De infiltratiecapaciteit (k-waarde) van de bodem is één meter per dag of groter.
  • Er is geen directe afstroming naar de riolering (via kolken).

De toegangsweg in voorliggend plan wordt aangelegd met waterdoorlatende verharding. De weg wordt aangelegd met grasbetontegels welke voldoen aan de eis dat deze 45 mm kunnen vasthouden. Daarmee voorziet het plan in een toename in verharding van 380 m2. De berekening is weergegeven in onderstaande tabel:

Onderdeel Verharding
Woningen 350 m2
Bijgebouwen 30 m2
Toegangsweg 0 m2
Totaal 380 m2

Tabel: verhardingen in plangebied

Gebaseerd op deze tabel is de toename van de verharding lager dan 500 m2. Daarmee hoeft er geen water gecompenseerd te worden. Desondanks worden bij de realisatie van de bebouwing wel gekeken naar manieren waarop wateroverlast voorkomen kan worden. Onder de parkeerplaatsen worden mogelijk infiltratiekratten aangelegd.

Voor de verwerking van water zijn ook de onderdelen bodemopbouw, grondwater, oppervlaktewater en afvalwater relevant. Deze aspecten worden hieronder puntsgewijs toegelicht.

Bodemopbouw

Zoals beschreven in paragraaf 4.4.2 is door van Van Dijk geo- en milieutechniek b.v. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 1). Hierin worden ook de bodemkenmerken binnen de planlocatie beschreven.

Uit het onderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse tot de geboorde diepte van 3,3 m-mv voornamelijk uit zand bestaat. Globaal gezien blijkt dat er zich vanaf maaiveld tot circa 5,0 m-mv een middel tot uiterst fijn zandpakket bevindt. Dit zandpakket ligt op een matig grof tot grof zandpakket dat zich tot meer dan 10,0 m-mv uitstrekt.

De bodemopbouw bestaat daarmee hoofdzakelijk uit zand. Dit komt de doorlatendheid van de bodem ten goede. Dit maakt de grond tevens geschikt voor halfverharding en infiltratie.

Grondwater

Uit het onderzoek blijkt tevens dat de freactische grondwaterstand zich rond 2,0 à 2,5 m-mv bevindt. Dit betekent dat er op basis van de grondwaterstand, ruimte is om water te infiltreren in de bodem. Dat is belangrijk om grondwateroverlast te voorkomen. De grondwaterstromingsrichting is zuidwestelijk.

Oppervlaktewater

De leggerkaarten van de HDSR zijn geraadpleegd om inzicht te krijgen in de primaire en regionale waterkeringen en oppervlaktewateren in de omgeving van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0015.png"Figuur: Uitsnede leggerkaart primaire waterkeringen met aanduiding plangebied (bron: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden)

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0016.png"Figuur: Uitsnede leggerkaart regionale waterkeringen met aanduiding plangebied (bron: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden)

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0017.png"Figuur: Uitsnede leggerkaart oppervlaktenwateren (bron: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden)

Uit de leggerkaarten blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen primaire of regionale waterkeringen zijn gelegen. Wel wordt duidelijk dat er in de directe omgeving van het plangebied zowel primair als tertiair oppervlaktewater aanwezig is. De nieuwe woningen en de bijgebouwen worden op ruime afstand van de primaire watergangen gerealiseerd. Ook worden er geen werkzaamheden uitgevoerd nabij de tertiaire watergangen. Er is geen sprake van negatieve gevolgen voor de aanwezige watergangen.

Afvalwater

In de huidige situatie is er nog geen sprake van afvalwater. In de toekomstige situatie wordt het plangebied aangesloten op het riool dat zich reeds in de omgeving bevindt. De woningen worden aangesloten op het riool om het afvalwater te verwerken. Iedere woning krijgt een eigen aansluiting. Uitgangspunt is een gescheiden stelsel waarbij vuil water en (schoon) hemelwater gescheiden worden.

Conclusie

Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief. Uit de digitale analyse blijkt dat er geen grote waterbelangen zijn. De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de belangrijkste minimale voorwaarde: 'het standstill beginsel'. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. Er vindt geen afvoer plaats naar oppervlaktewater. Water wordt in de bodem geïnfiltreerd. Overeenkomstig aan de eis van het waterschap worden bij de bouw vande woningen geen uitlogende materialen toegepast.

4.7 Groen, Natuur En Landschap

Rijk

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Samen met andere wetgeving vormt deze wet het beschermingsrecht voor zowel soorten als gebieden. De wet richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, ook wel Natura 2000-gebieden genoemd. Daarmee wordt op nationaal niveau invulling gegeven aan de Europese richtlijnen. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, waarin belangrijke flora en fauna voorkomen. De wet bepaalt dat projecten en plannen, die de kwaliteit van Natura 2000-gebieden kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning. Als er geen schade optreedt, kan vergunning worden verleend. Is dit wel het geval, kan vergunning alleen worden verleend als aan verschillende eisen wordt voldaan. Bij ruimtelijke ingrepen dient altijd te worden nagegaan of een vergunning nodig is op grond van de Natuurbeschermingswet.

Voorts regelt de wet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren.

De natuurbeschermingswet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.

Nationaal netwerk

Het nationale netwerk van natuur (NNN) is een robuust, samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingen daartussen op nationaal niveau. Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, maakt onderdeel uit van deze structuur. Zowel het Rijk als de Provincie wensen het NNN-netwerk te behouden en verder te ontwikkelen. In de Provinciaal Ruimtelijke Verordening (PRV) is dan ook een beschermingsregime opgenomen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen geen significant nadeel opleveren voor de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN-netwerk.

Plantoetsing

Voor het bepalen van eventuele effecten op de natuurlijke waarden is op 19 april 2021 een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd door Van Dijk geo- en milieutechniek b.v. De conclusies van dit onderzoek worden hieronder samengevat. De quickscan is als bijlage 6 toegevoegd bij deze toelichting.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt op een afstand van circa 100 meter van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde deel van het NNN betreft een weilandrijk gebied in het verlengde van het Nationaal Bomenmuseum Grimborn ten westen van het plangebied. Gezien de aard van de werkzaamheden en de afstand tussen het plangebied en het NNN wordt toetsing van de herinrichting aan de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN niet noodzakelijk geacht.

Wet natuurbescherming - onderdeel gebiedsbescherming

Het plangebied ligt binnen 10 km afstand van Natura 2000-gebieden Kolland & Overlangbroek (6 km) en Rijntakken (7 km). Gezien de afstand wordt een toetsing van de voorgenomen herontwikkeling aan de instandhoudingsdoelstellingen van deze Natura 2000-gebieden noodzakelijk geacht.

Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 mag het PAS niet meer gebruikt worden als toestemmingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden. De drempel- en grenswaarden uit het PAS zijn daarmee ook niet meer van toepassing. Hierdoor kan een project met een geringe depositietoename van 0,01 mol/ha/jaar al vergunning plichtig zijn (artikel 2.7 en 2.8 Wnb). Dit betekent dat ook relatief kleinschalige projecten zorgvuldig dienen te worden getoetst op hun stikstofdepositie, om zo aan Europese regelgeving te kunnen voldoen (en stand te houden bij de Raad van State in geval van een beroep).

Sinds de vernieuwing van de AERIUS Calculator op 16 september 2019, en na de laatste update van 26 januari 2023, kan correct berekend worden of er überhaupt sprake is van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. Daarbij dient zowel de gebruikersfase als de realisatiefase doorgerekend te worden. Zodra er geen rekenresultaten boven de 0,00 mol/ha/jaar zijn, is er geen belemmering voor een plan op het gebied van stikstofdepositie.

Om inzicht te krijgen in de mogelijke stikstofdepositie is op 27 februari 2023 een stikstofdepositieberekening uitgevoerd door Kubiek Ruimtelijke Plannen. Dit is gedaan met behulp van de AERIUS Calculator. Hieruit blijkt dat de gewenste ontwikkeling zowel in de gebruiks- als realisatiefase niet leidt tot een stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden die hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar. Uit de berekening blijkt dat er door de gewenste ontwikkeling geen strijdigheden ontstaan met de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied. Er vindt geen stikstofdepositie plaats op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. De rapportage van de stikstofdepositieberekening is bijgevoegd als bijlage 6. De bijlagen bij de berekening zijn opgenomen als bijlagen 7, 8 en 9.

Wet natuurbescherming - onderdeel houtopstanden

Ter plaatse van de planlocatie is geen sprake van een houtopstand, derhalve wordt toetsing van de voorgenomen herontwikkeling aan bescherming van houtopstanden niet noodzakelijk geacht.

Wet natuurbescherming - onderdeel soortenbescherming

Op basis van verspreidingsgegevens komen de streng beschermde waterspitsmuis, bever, das, boommarter en rode eekhoorn voor in de omgeving van het plangebied. Tijdens het veldbezoek zijn geen individuen en holen en/of sporen van streng beschermde grondgebonden zoogdieren waargenomen.

Op de planlocatie zijn geen opstallen, behoudens een tweetal zeecontainers, aanwezig. In deze containers zijn geen geschikte ruimtes voor vleermuizen aanwezig. Derhalve kan het voorkomen van vaste winter-, kraam-, zomer-, en/of paarverblijfplaatsen in de opstallen worden uitgesloten. In de bomen op en direct nabij onderhavig plangebied zijn geen holten en is geen loszittende schors waargenomen. Op basis van voorgaande kunnen winter-, kraam-, zomer-, en/of paarverblijfplaatsen in de aanwezige bomen worden uitgesloten.

Conclusie quickscan Wet natuurbescherming

Onderhavig plangebied maakt mogelijk onderdeel uit van essentieel leefgebied van de poelkikker en de alpenwatersalamander. De vijvers binnen het plangebied zijn mogelijk essentieel leefgebied (voortplantingshabitat) van de poelkikker, alpenwatersalamander en kamsalamander. Tijdens de quickscan is er vastgesteld dat de aanwezige bosschage en laurierkersstruiken mogelijk gebruikt worden als rust- en schuilplaats voor de huismus. Bij de geplande ingrepen blijven de bosschage en de laurierkersen (grotendeels) ongemoeid. Derhalve wordt nader onderzoek naar het gebruik van deze vegetatie door huismus niet noodzakelijk geacht. Indien de struiken wel gerooid worden, dient er wel nader onderzoek verricht te worden.

Nader onderzoek

Gelet op voorgaande dient er aanvullend onderzoek plaats te vinden wat betreft ringslang, kamsalamander, alpenwatersalamander en poelkikker. Hoewel de struiken niet gerooid worden, is voor de volledigheid ook nader onderzoek gedaan naar huismus. Dit onderzoek is uitgevoerd door Van Dijk geo- en milieutechniek b.v. De rapportage van het onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 5. De belangrijkste resultaten van het nader onderzoek zijn als volgt:

  • Huismus: Binnen en in de directe nabijheid van onderhavig plangebied zijn géén jaarrond beschermde nesten van huismus vastgesteld. Binnen onderhavig plangebied zijn wel enkele kwetterplekken aanwezig. Deze kwetterplekken blijven tijdens de werkzaamheden echter ongemoeid/onverstoord, waardoor géén sprake is van een overtreding van de verbodsbepalingen zoals die zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming.
  • Ringslang: Er is een dode ringslang aangetroffen in de paardenbak. Er zijn echter geen levende ringslangen waargenomen binnen de onderzoekslocatie. Gezien het geringe gebruik van de locatie wordt niet aannemelijk geacht dat de locatie in huidige staat een essentieel onderdeel uitmaakt van leefgebied van de ringslang. Wel zal er tijdens de werkzaamheden rekening met ringslang moeten worden gehouden om overtreding van verbodsbepalingen zoals opgenomen in de Wet natuurbescherming (zoals het doden of verwonden) te voorkomen. Toegang voor ringslang tot het plangebied dient te worden voorkomen door het terrein voortijdig af te schermen (bijv. door plaatsen van schermen van stevig plastic of worteldoek van 50 cm hoog en minimaal 10 cm ingegraven in de grond). Eventueel aanwezige ringslangen kunnen via verhoogde delen dan het terrein verlaten. Op deze manier wordt ook de toegang van algemene amfibieën tot het terrein voorkomen.
  • Kamsalamander, alpenwatersalamander en poelkikker: In de vijvers zijn geen kamsalamanders, alpenwatersalamanders of poelkikkers aanwezig. Er zijn wel verschillende meerkikkers gevonden in de grote vijver. Tevens zijn er nabij de Vossesteinsesteeg bastaardkikkers en meerkikkers gehoord. Deze bevonden zich in Moersbergen en in de sloot gelegen naast de Vossesteinsesteeg.

Conclusie nader onderzoek

Negatieve effecten op huismus, ringslang, kamsalamander, alpenwatersalamander en poelkikker zijn uitgesloten. Een ontheffing op de Wet natuurbescherming of het treffen van aanvullende maatregelen is niet nodig.

Algemeen

Op basis van de reeds eerder uitgevoerde quickscan en onderhavig nader ecologisch onderzoek geldt derhalve enkel dat voorafgaand en tijdens de werkzaamheden rekening moet worden gehouden me :

  • vleermuizen: werkzaamheden in de actieve periode van vleermuizen (van april/mei tot oktober/november) dienen, i.v.m. verstoring van kunstlicht, bij daglicht uitgevoerd te worden. Eventueel kunnen werkzaamheden ook bij schemer en in het donker worden uitgevoerd mits de bouwlampen goed worden gericht zodat geen verlichting van de omliggende structuren optreedt.
  • algemene amfibieën: het dempen van de vijver dient in de winterperiode te geschieden.
  • broedvogels in het algemeen: met de start van de werkzaamheden dient buiten het reguliere broedseizoen (van circa 15 maart tot 15 juli) met voorkeur in de winter te worden aangevangen. Indien de start van de geplande werkzaamheden toch gepland staat tijdens het broedseizoen, dient de planlocatie voorafgaand aan de werkzaamheden door een ecoloog gecontroleerd te worden op broedgevallen.

Benadrukt wordt dat te allen tijde rekening gehouden dient te worden met de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving.

Bomen Effect Rapportage

Binnen de invloedssfeer van de voorgenomen ontwikkeling bevinden zich drie (particuliere) bomen. Duifhuizen Boomadviesbureau heeft in 2022 een Bomen Effect Rapportage opgesteld om de gevolgen van de voorgenomen werkzaamheden voor de kwaliteit en functie van de bomen in kaart te brengen. Hieronder worden de conclusies uit het onderzoek opgenomen. Voor het volledige rapport wordt verwezen naar Bijlage 10.

Door de ontgraving t.b.v. de tuinmuur en de weg zal wortelschade veroorzaakt worden die de conditie en de stabiliteit (ontoelaatbaar) verminderen. De bomen komen niet in aanmerking voor verplanting vanwege:

  • Onvoldoende kwaliteit (bomen 1 en 2).
  • Gebrek aan voorbereidingstijd en omvang verplantkluit (gedeeltelijk onder bestaande berging) (boom 3).

Conclusie

Geadviseerd wordt de drie kwalitatief mindere bomen te vervangen door de vier nieuwe bomen (eiken). Deze aanbeveling uit de Bomen Effect Rapportage wordt opgevolgd door de initiatiefnemer bij de realisatie van voorliggend plan.

Provincie

Centraal staat het beschermen en ontwikkelen van beleefbare natuur en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit. Het begrip biodiversiteit heeft een brede betekenis; het omvat alle van nature voorkomende dier- en plantsoorten. Veel mensen hechten aan het behoud van deze biodiversiteit en maken zich zorgen om de achteruitgang ervan. De Wet natuurbescherming benadrukt het belang van het behoud en herstel van de biologische diversiteit en het doelmatig beheer, gebruik en ontwikkeling van natuur ten behoeve van maatschappelijke functies. De provincies dragen hier zorg voor; doel van het provinciale beleid is het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van alle van nature voorkomende beschermde en bedreigde flora en fauna. Het streven van de provincie Utrecht is minder soorten op de Rode Lijst en minder soorten in de meest bedreigde categorieën. Enerzijds richten de maatregelen zich op de bescherming van individuele planten en dieren. Hiertoe hanteert de Wet natuurbescherming een set van gebods- en verbodsbepalingen die de provincie Utrecht dient te handhaven; anderzijds gaat het om maatregelen die de omstandigheden van de soorten verbeteren door de leefgebieden waar die soorten voorkomen te behouden, herstellen of uit te breiden.

Om dit te bereiken is er een robuust netwerk met aaneengesloten gebieden die van hoge kwaliteit zijn. Het robuuste netwerk vormt de basis van het behoud en herstel van de biodiversiteit in de fysieke leefomgeving van alle van nature in Nederland voorkomende soorten. Onderdeel van dit netwerk is het Europese natuurnetwerk Natura 2000. Ook het herstel, beheer en bescherming van houtopstanden is onderdeel van het natuurbeleid. De provincie Utrecht vindt het belangrijk dat de Utrechtse natuur beleefbaar is. Het streven van de provincie is dat nieuwe ontwikkelingen natuurinclusief zijn. In deze Omgevingsvisie staat de kern van het provinciale natuurbeleid. In de Natuurvisie, en diverse nadere uitwerkingen ervan, is het beleid verder uitgewerkt.

Conclusie

Het huidige plangebied bevindt zich op een bedrijventerrein. Bij de realisatie van het plan zal de ruimtelijke kwaliteit sterk toenemen door de aanleg van de woningen in plaats van een bedrijvenopslag terrein. Tevens krijgen de woningen een duurzaam karakter. Het realiseren van deze drie woningen vormt daarmee een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit voor zowel omwonenden als de omgeving.

Gemeente

Groenstructuurplan

In het groenstructuurplan staat omschreven hoe men het belangrijkste groen in de dorpen duurzaam in stand wil houden en zo de hoogwaardige kwaliteit van de leefomgeving te behouden en te versterken. Daarbij is het behoud van de eigen identiteit van de kernen een belangrijk uitgangspunt. Bij nieuwe ontwikkelingen in de dorpen is met dit Groenstructuurplan het belangrijkste openbare groen binnen de dorpen in beeld en kan daar dus rekening mee worden gehouden. Daarnaast geeft het Groenstructuurplan belangrijke richtlijnen voor specifieke beleidsvraagstukken. Het Groenstructuurplan beschrijft het groenbeleid in hoofdlijnen.

De gemeente Utrechtse Heuvelrug onderscheidt drie verschillende waardes binnen de groenstructuur. Dit zijn 'Stedenbouwkundige waarde', 'Cultuurhistorische waarde' en 'Ecologische waarde'. Als een groene structuur bijdraagt aan de stedenbouwkundige structuur van een dorp, wijk of buurt, heeft het stedenbouwkundige waarde. Denk bijvoorbeeld aan laanbomen langs een belangrijke uitvalsweg. De cultuurhistorische waarde wordt bepaald door de relatie die het element heeft met de ontstaans- of ontwikkelingsgeschiedenis van de omgeving. Een groenelement heeft ecologische waarde als het een bijdrage levert aan de natuurwaarden in de omgeving.

Het groenstructuurplan maakt onderscheid tussen verschillende plangebieden. De planlocatie is gelegen in het gebied 'Doorn: Omgeving Oude Rijksstraatweg'. De Oude Rijksstraatweg kent een profiel met aan beide zijden grasbermen met op onregelmatige afstanden bomen. Langs de Velperengh, waar het bedrijventerrein gelegen is, bevindt zich laanbeplanting van zomereiken.

4.8 Cultuurhistorie

Rijk

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Deze wet vervangt zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed:

  1. 1. Monumentenwet 1988
  2. 2. Wetverzelfstandiging rijksmuseale diensten
  3. 3. Wet tot behoud van cultuurbezit
  4. 4. Wet tot teruggave cultuurgoederen uit bezet gebied
  5. 5. Uitvoeringswet UNESCO -verdrag 1970
  6. 6. Regeling materieel beheer museale voorwerpen

De Erfgoedwet hanteert de beschermingsniveaus zoals die in de huidige regelingen gelden. Voor de vergunningverlening van een beschermd archeologisch monument, het verbod tot beschadigen of vernielen van een rijksmonument en de bescherming van stads- en dorpsgezichten geldt dat de huidige situatie in de Monumentenwet 1988 van kracht blijft tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze regels blijven dus gelden en zijn ongewijzigd overgenomen in de Erfgoedwet.

Doelstelling van de wetten is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De gehanteerde uitgangspunten zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);
  • in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;
  • de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. De projectlocatie heeft de dubbelbestemming 'Archeologie - Waarde 3'. De archeologische waarden zullen behandeld worden in paragraaf 4.9.

Voorts zijn op basis van deze wet mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.

Conclusie

Op basis van de Erfgoedwet zijn er geen belemmeringen voor het voorgenomen plan.

Provincie

Cultuur- en erfgoednota 2016-2019

In de cultuur- en erfgoednota van de provincie Utrecht is onderscheid gemaakt in een aantal trends. Deze trends zijn in hoge mate bepalend voor het beleid van de provincie. Het beleid is erop gericht om erfgoed en cultuur beleefbaar te maken, zorg te dragen voor cultuur en erfgoed en bewoners te onderwijzen aan de hand van erfgoed en cultuur. Dit wordt gedaan om onder meer cultuurhistorische waardevolle landschappen en archeologische zones te verankeren in het ruimtelijk beleid en monumenten in stand te houden en te beheren.

Conclusie

Het voorgenomen plan zal niet leiden tot schade aan cultuurhistorisch waardevolle landschappen en archeologische zones daar de planlocatie niet gelegen is in een cultuurhistorisch waardevol landschap of archeologische zone.

Gemeente

Nota Erfgoed in het Groen

Deze beleidsnota heeft als doelstelling het behoud, de versterking en de ontwikkeling van het cultuurhistorische erfgoed. Het cultuurhistorisch erfgoed wordt onderverdeeld in 'monumenten', 'archeologie' en cultuurlandschap. Deze beleidsnota is voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug extra belangrijk door de aanwezigheid van de vele historische buitenplaatsen met monumentaal groen en sporen, het groot aantal grafheuvels en de zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. De gemeente heeft een aantal beleidsinstrumenten om zo het cultuurhistorisch erfgoed te behouden en te beschermen. Aan de hand van deze beleidsinstrumenten zal bij elke ruimtelijke ontwikkeling worden getoetst of er sprake is van een rijks- of gemeentelijk monument, of het plangebied in de directe nabijheid van een rijks- of gemeentelijk monument gelegen is en of het plangebied in de omgeving van een cultuurhistorisch waardevolle molen ligt. Daarnaast kijkt de gemeente of er sprake is van een cultuurhistorisch waardevol object, een beschermd dorpsgezicht en/of een cultuurhistorisch waardevolle buitenplaats.

Conclusie

In of nabij het plangebied zijn geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig. Het voorgenomen plan betreft ook geen rijksmonument of gemeentelijke monument. Het plangebied is niet gelegen binnen de begrenzing van een Beschermd Dorpsgezicht. Ook zijn er geen waardevolle buitenplaatsen of cultuurhistorisch waardevolle molens in de directe nabijheid aanwezig. Het beoogde plan is niet in strijd de Nota Erfgoed in het Groen.

4.9 Archeologie

Wettelijk kader

Rijk

Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Deze wet vervangt zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed:

  1. 1. Monumentenwet 1988
  2. 2. Wetverzelfstandiging rijksmuseale diensten
  3. 3. Wet tot behoud van cultuurbezit
  4. 4. Wet tot teruggave cultuurgoederen uit bezet gebied
  5. 5. Uitvoeringswet UNESCO -verdrag 1970
  6. 6. Regeling materieel beheer museale voorwerpen

De Erfgoedwet hanteert de beschermingsniveaus zoals die in de huidige regelingen gelden. Voor de vergunningverlening van een beschermd archeologisch monument, het verbod tot beschadigen of vernielen van een rijksmonument en de bescherming van stads- en dorpsgezichten geldt dat de huidige situatie in de Monumentenwet 1988 van kracht blijft tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze regels blijven dus gelden en zijn ongewijzigd overgenomen in de Erfgoedwet.

Doelstelling van de wetten is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De gehanteerde uitgangspunten zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);
  • in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;
  • de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

Gemeente

Met behulp van de Gemeentelijke Verwachtingskaart welke is opgesteld door de gemeente Utrechtse Heuvelrug kan bepaald worden wat de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied is. Op basis van deze kaart blijkt dat de planlocatie een archeologische verwachting van 'hoog' heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0018.png"

Figuur: Uitsnede Gemeentelijk Verwachtingskaart (bron: gemeente Utrechtse Heuvelrug)

Op basis van deze archeologische verwachtingswaarde zou gesteld kunnen worden dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is ten behoeve van het voorgenomen plan. Daarom heeft Synthegra B.V. in 2021 een archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 11. De resultaten van het onderzoek zijn onderstaand samengevat weergegeven.

Resultaten

Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. Voor het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum en nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen. Voor de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd gold een lage verwachting. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van deze verwachting.

In het noordelijke deel van het plangebied bestaat het bodemprofiel uit een zandpakket dat is geïnterpreteerd als dekzand behorende tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. Tot gemiddeld ca. 130 cm beneden maaiveld is hierop een verstoord pakket aangetroffen. Op een diepte van ca. 50 cm beneden maaiveld is de bouwvoor aangetroffen. Het zuidelijke deel van het plangebied bestaat uit een zandpakket dat is geïnterpreteerd als dekzand behorende tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. Tot gemiddeld 1,0 m beneden maaiveld is hierop een esdek aangetroffen. Op een diepte van ca. 50 cm beneden maaiveld is hierop de bouwvoor aangetroffen. Het bodemprofiel is in het noordelijke deel van het plangebied verstoord tot op een diepte van circa 130 centimeter beneden maaiveld en tot in het dekzand.

De middelhoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum als voor nederzettingssporen uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd, kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek naar laag worden bijgesteld. De verwachting voor archeologische resten uit de periode Neolithicum tot en met de Vroege Middeleeuwen blijft middelhoog tot hoog.

Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied zoals omschreven in de vergunningsaanvraag nader archeologisch onderzoek geadviseerd voor een deel van het plangebied (zie onderstaand figuur) indien planaanpassing het intacte dekzandprofiel niet kan ontzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-VA01_0019.png"Figuur: Zone geselecteerd voor vervolgonderzoek

Conclusie

De verwachting is dat binnen het zuidelijke deel van het plangebied nog archeologische resten in situ aanwezig kunnen zijn. Voor dit deel van het plangebied wordt nader archeologisch onderzoek geadviseerd indien planaanpassing het intacte dekzandprofiel niet kan ontzien. Geadviseerd wordt een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische begeleiding conform het protocol proefsleuvenonderzoek om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanewzig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden. Voor dit zuidelijke deel van het plangebied blijft de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' dan ook gelden. Initiatiefnemer is voornemens om het terrein ter plaatse van deze dubbelbestemming op te hogen, zodat het archeologisch niveau niet geraakt wordt bij de bouwwerkzaamheden. De archeologische dubbelbestemming blijft daarom behouden om de archeologische waarden te beschermen.

De verwachting is dat voor het noordelijke deel het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied. Dit deel van het plangebied kan daarom worden vrijgegeven. De archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' vervalt voor het plangebied.

Gelet op het voorgaande vormt het aspect archeologie geen belemmering voor de onderhavige planontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1581.DOOVelperengh-ON01 met de bijbehorende regels (en bijlagen) en een toelichting hierop. Het GML-bestand (simpel gezegd; de kaart) en de bijbehorende regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. In het GML-bestand zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels over het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

5.2 Methodiek

5.2.1 Verbeelding

In het GML-bestand hebben alle gronden met hun bebouwing binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere soorten aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels in combinatie met het GML-bestand aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding. In de legenda zijn deze als "verklaringen" aangegeven (bijvoorbeeld kadastrale gegevens).

5.2.2 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk I (artikelen 1 en 2) bevatten de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
  • Hoofdstuk II (artikelen 3 tot en met 4) bevat de bestemmingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk regels die specifiek voor die bestemming gelden. Ook zijn dit hoofdstuk de dubbelbestemmingen opgenomen.
  • Hoofdstuk III (artikelen 5 tot en met 9) bevat de algemene regels, waaronder een anti-dubbeltelregel en de algemene gebruiksregels.
  • Hoofdstuk IV (artikelen 10 en 11) bevat de overgangs- en slotregel.

Regels in verband met de bestemmingen

De bestemmingsregels kennen allemaal dezelfde opbouw:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen (indien aanwezig);
  • afwijken van de bouwregels (indien aanwezig);
  • specifieke gebruiksregels (indien aanwezig);
  • afwijken van de gebruiksregels (indien aanwezig);
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien aanwezig);
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (indien aanwezig);
  • wijzigingsbevoegdheid (indien aanwezig).

Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In de bestemmingsomschrijving worden de binnen een bestemming toegestane functies genoemd. Het gebruik wordt hier geregeld.

Bouwregels

De bouwregels zijn gerelateerd aan deze bestemmingsomschrijving. In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Zoals bijvoorbeeld de bouw- en de goothoogtes.

Nadere eisen

Het is mogelijk om in bepaalde gevallen (wanneer dit nodig is in het kader van een goede ruimtelijke ordening) aan de mogelijkheden die in de bouwregels zijn beschreven nadere eisen te stellen. De omstandigheden waaronder deze eisen worden gesteld moeten dan wel duidelijk zijn geformuleerd. Een voorbeeld van een nadere eis is het moeten overleggen van een beplantingsplan.

Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid om middels een omgevingsvergunning af te wijken van de algemeen toegestane bouwregels. In een afwijkingsregeling wordt opgenomen waarvan afwijking wordt verleend, de maximale omvang van de afwijking die kan worden toegestaan en eventuele voorwaarden waaronder de omgevingsvergunning tot afwijken wordt verleend. Een voorbeeld is een afwijkende goot- en/of bouwhoogte in een bepaalde situatie.

Overigens biedt bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit bestemmingsplan om, onder meer door middel van 'vergunningsvrij bouwen'.

Specifieke gebruiksregels

Deze regels zijn in feite een aanvulling op de bestemmingsomschrijving. Hier worden vormen van gebruik beschreven die men in strijd acht met de bestemming, maar waarvan niet direct uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit zo is.

Afwijken van de gebruiksregels

Onder afwijken van de gebruiksregels wordt het mogelijk gemaakt een bepaalde vorm van gebruik toch onder de bestemming te laten vallen. Een afwijking van een gebruiksregel mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Het betreft dus altijd gebruik dat inherent is aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies.

Overigens biedt bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit bestemmingsplan om.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen (dat is immers al onder de bouwregels beschreven), dienen soms aan een omgevingsvergunning te worden gebonden. Hiervan zal sprake zijn als bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van invloed kunnen zijn op in de specifieke bestemming voorkomende bijzondere omstandigheden. Voorbeelden van deze omstandigheden zijn cultuurhistorische- of landschappelijke waarden. Deze waarden kunnen met een omgevingsvergunningstelsel worden beschermd. De regeling is nadrukkelijk niet bedoeld om alle werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten.

Wijzigingsbevoegdheid

Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). Het kan dan gaan om het wijzigen van een op een perceel gelegde bestemming, maar ook bijvoorbeeld het wijzigen of vergroten van een bouwvlak (met bijbehorende bouwmogelijkheden).

De inleidende regels (hoofdstuk I)) en de overgangs- en slotregel (hoofdstuk IV) worden hier verder niet toegelicht. Voor de overige bestemmingen volgt in de volgende paragraaf een inhoudelijke beschrijving.

5.3 Bestemmingen

In het plangebied zijn drie bestemmingen weergegeven. Het plangebied kent geen dubbelbestemmingen. Hieronder volgt een beschouwing van deze bestemmingen.

5.3.1 Tuin

De bestemming Tuin is bedoeld voor de gronden die een groene tuinuitstraling hebben. Deze bestemming is gerelateerd aan de bestemming Wonen - S1. Binnen deze bestemming mogen tuinen en daarbij behorende paden, waterhuishoudingsvoorzieningen en parkeren op eigen terrein worden gerealiseerd. Daarnaast mag op plekken waar de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - geluidswerende voorziening' is opgenomen, een geluidswerende voorziening gerealiseerd worden met een maximale hoogte van 4 meter.

Gebouwen en overkappingen mogen enkel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd worden binnen deze bestemming. Daarnaast mogen erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vòòr de voorgevel van het aangrenzend hoofdgebouw en op zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de in het artikel genoemde vereisten. Deze vereisten zijn bedoeld om de privacy van omwonenden zoveel mogelijk te waarborgen.

5.3.2 Verkeer

De bestemming Verkeer is bedoeld voor gebieden waar wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden, pleinen, verkeersbegeleiders en dergelijke gesitueerd zijn. Dit zijn dus gebieden met een brede verkeers- en verblijfsfunctie. Bijzondere verkeerskundige objecten als garageboxen en dergelijke worden specifiek aangeduid binnen deze bestemming. Deze objecten zijn niet overal binnen de bestemming toegestaan. De bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen zijn toegestaan. De bestemming heeft dus niet enkel het karakter van verharding, ook groen en water zijn hier toegestaan.

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van garageboxen ter plaatse van de hiervoor bedoelde aanduiding. Overkappingen zijn mogelijk met een oppervlakte van maximaal 10 m². Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de bouwhoogten zoals in de tabel in de regels is weergegeven.

5.3.3 Wonen

Wonen S1

In het plangebied komen uitsluitend vrijstaande woningen voor. Daarom is hieraan de bestemming 'Wonen - S1' toegekend. Deze bestemming is specifiek bestemd voor vrijstaande woningen.

Functies

Binnen de bestemming Wonen - S1 is wonen toegestaan. Tevens mag een beroep of bedrijf aan huis worden uitgeoefend. Het is daarnaast toegestaan om op de gronden met deze bestemming tuinen, erven en paden aan te leggen. Ook zijn waterhuishoudingsvoorzieningen toegestaan en mag er geparkeerd worden op eigen terrein.

Algemeen

In algemene zin wordt bepaald dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd.

Hoofdgebouwen

Binnen de bestemming Wonen - S1 mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd. De woningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Omdat hier woningen worden gebouwd met een specifieke goot- en bouwhoogte, kan hier niet volstaan worden met de 'standaard' goot- en bouwhoogte van 6 en 10 meter. In plaats daarvan is in de regels aangegeven dat de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk 4 en 4,5 meter mag bedragen.

Bijbehorende bouwwerken

Uitbreidingen van het hoofdgebouw met aan- of uitbouwen en al dan niet aangebouwde bijgebouwen en overkappingen worden onder de noemer 'bijbehorend bouwwerk' geschaard. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken is zoveel mogelijk aangesloten op de regeling 'vergunningsvrij bouwen' uit de bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht.

De regeling die het bestemmingsplan omvat is echter op een aantal punten ruimer:

  • Bouwen voor de voorgevel.
    Er mag in sommige gevallen op minder dan 1 meter van de voorgevel of voor de voorgevel worden gebouwd:
    1. 1. indien de locatie is opgenomen in het bouwvlak;
    2. 2. indien de bestaande bebouwing op minder grote afstand dan 1 m van de voorgevel staat;
  • Bouwen tot in de grens met het openbaar gebied.
    Op de meeste hoekpercelen wordt de bestemming Tuin toegepast zodat daar geen bijbehorende bouwwerken kunnen worden gebouwd.
  • ondergronds bouwen.
    Ondergronds bouwen is toegestaan onder een bijbehorend bouwwerk

Overige bouwwerken

Met het begrip 'overige bouwwerken' wordt bedoeld: een bouwwerk dat geen gebouw is en ook geen overkapping. Concreet zijn maximale hoogtematen voorgeschreven voor erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, antennemasten en andere overige bouwwerken.

Specifieke gebruiksregels

Zoals in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, is beroep of bedrijf aan huis toegestaan binnen de woonbestemming. Wel worden er enige voorwaarden aan dit gebruik gesteld. Zo mag 40 % van de brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, worden gebruikt voor een beroep of bedrijf aan huis.

Het is alleen toegestaan om beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten te verrichten aan huis die opgenomen zijn in de staat van bedrijfsactiviteiten Bedrijf aan huis. De beroeps- of bedrijfsmatige activiteit mag geen horeca of detailhandel inhouden, behalve als het gaat om verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het beroep of bedrijf.

De beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis mag alleen worden uitgeoefend door de bewoners van de woning waar de activiteit plaatsvindt.

Door de uitoefening van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit mogen de verkeersbewegingen niet onevenredig toenemen in de directe omgeving. Daarbij moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Dit dient in de eerste plaats op eigen terrein te worden gerealiseerd. In gevallen waar dit niet mogelijk is dient voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid aanwezig te zijn. Voor de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit mag geen buitenopslag plaatsvinden.

Om te waarborgen dat de bestaande geluidswal aan de noordzijde van het plangebied in stand gehouden wordt, is in de bestemmingsregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen (artikel 5.4). Het gebruik van de woonfunctie is uitsluitend toegestaan indien de bestaande groene aarden wal in stand wordt gehouden.

5.4 Dubbelbestemmingen

De bestemmingsplanregeling bevat naast de bovengenoemde bestemmingen ook twee dubbelbestemmingen. Dubbelbestemmingen vallen als het ware over 'onderliggende' (enkel)bestemmingen heen en houden beperkingen en aanvullingen in voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Dubbelbestemmingen dienen een specifiek ruimtelijk belang dat middels de dubbelbestemming beschermd wordt.

5.4.1 Waarde - Archeologie

Volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart bestaat het gemeentelijk grondgebied uit zones met verschillende archeologische verwachting. Binnen de gemeente bestaan gebieden met een zeer hoge, hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Voor elke categorie verwachtingswaarde is bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek. Dit geldt voor bodem verstorende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van 'plannen' waarvoor het vereist is een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan te vragen. De op de aanvraag om een omgevingsvergunning aangegeven oppervlakte die de bodem (nagenoeg) raakt is het oppervlak dat gehanteerd moet worden voor de beoordeling voor de noodzaak van een archeologisch onderzoek.

Terreinen met een bepaalde archeologische verwachting zullen door middel van het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden beschermd met de volgende dubbelbestemmingen:

Dubbelbestemming Archologisch waardevol gebied Regime
Waarde - Archeologie3 Zones met een hoge archeologische verwachting. Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden vna meer dan 150 m2 en dieper dan 30 cm - onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

In het artikel zijn uitzonderingen opgenomen voor situaties waarbij geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd en archeologisch onderzoek niet nodig is. Deze uitzonderingen zijn opgesomd in het artikel en hieronder vallen onder andere 'zaken die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen'. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

  • normaal agrarische jaarlijkse werkzaamheden te weten: ploegen, woelen, zaaiklaar maken, oogsten/rooien, stoppelbewerking, graslandwoelen, planten/poten, rooien van bomen in het kader van boomkwekerijen en spitten, op percelen met een agrarische bestemming. Diepploegen en het aanleggen van drainage vallen niet onder de vrijstelling;
  • graafwerkzaamheden in het kader van onderhoud aan reeds eerder aangelegde sportvelden waarbij de bodem deels is afgegraven en nieuwe grond is opgebracht;
  • het zorgvuldig ruimen van (individuele) graven op de gemeentelijke begraafplaatsen.

5.5 Algemene Regels

5.5.1 Anti-dubbeltelregel

Om te voorkomen dat grond dubbel wordt meegeteld, is hier geregeld dat grond die eenmaal bij een bouwplan is meegenomen, bij andere aanvragen buiten beschouwing moet blijven.

5.5.2 Algemene bouwregels

5.5.3 Algemene gebruiksregels

5.5.4 Algemene afwijkingsregels

5.5.5 Overige regels

5.5.6 Overgangs- en slotregel

In Artikel 12 van de regels is het overgangsrecht opgenomen. Daarbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij overgangsrecht dat is voorgeschreven voor bestemmingsplannen in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

In Artikel 13 van de regels is de sltregel opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. De volgende zaken komen aan bod:

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De planontwikkeling komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De ontwikkeling zal geschieden conform hetgeen bepaald is in de Wet Ruimtelijke ordening. De verwezenlijking van het plan is dan ook niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen. In de gesloten anterieure overeenkomst zijn afspraken gemaakt over kostenverhaal. Voor wat betreft planschade zal de gemeente met initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst afsluiten. Het plan wordt dan ook economisch haalbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Omgevingsdialoog

Initiatiefnemer heeft in de week van 12 april 2021 contact gehad met de direct omwonenden van de planlocatie. Een samenvatting van dit contact is bijgevoegd als Bijlage 12. De bewoners hadden enkele opmerkingen over een eerdere opzet van het plan. Er is geluisterd naar deze opmerkingen en dit heeft geleid tot enkele aanpassingen van het plan. Zo is op basis van de gesprekken met de omwonenden besloten de huidige geluidswal te behouden. Eerder was namelijk sprake dat deze geluidswal mogelijk verwijderd zou worden. Daarom is besloten de te realiseren woningen binnen de wal te plaatsen.

Daarnaast is na overleg met omwonenden besloten om niet vier, maar drie woningen te realiseren. Ook deze opmerkingen van de omwonenden zijn ter harte genomen waardoor het plan voorziet in de realisatie van drie woningen met een duurzaam karakter.

6.2.2 Overleg met overheidsinstanties

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren. Tevens is de digitale watertoets uitgevoerd. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft aangegeven dat de voorgenomen ontwikkeling geen groot effect heeft op het aspect water. Het Hoogheemraadschap adviseert positief op het voorgenomen plan.

6.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Doorn, Velperengh' heeft vanaf 21 oktober 2022 tot en met 1 december 2022 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is gedurende deze termijn in de gelegenheid gesteld om een mondelinge of schriftelijke zienswijze in te dienen.

Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend. De zienswijze wordt behandeld in de Nota zienswijzen en (ambtelijke) wijzigingen bestemmingsplan die als Bijlage 13 bij deze toelichting is gevoegd. De in de zienswijze voorgestelde aanpassingen zijn beoordeeld door de gemeente. De aanpassingen conform de Nota zienswijzen en (ambtelijke) wijzigingen bestemmingsplan zijn in de regels, toelichting en verbeelding van het bestemmingsplan verwerkt.

Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Naar Geluidsbelasting Op De Gevel

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek naar geluidsbelasting op de gevel

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek (Milieuzonering)

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek (milieuzonering)

Bijlage 4 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 4 Quickscan Wet natuurbescherming

Bijlage 5 Nader Ecologisch Onderzoek

Bijlage 5 Nader ecologisch onderzoek

Bijlage 6 Stikstofdepositieberekening, Begeleidende Rapportage

Bijlage 6 Stikstofdepositieberekening, begeleidende rapportage

Bijlage 7 Stikstofdepositieberekening, Bijlage 1, Uitvoer Aerius Nieuwe Gebruiksfase

Bijlage 7 Stikstofdepositieberekening, bijlage 1, uitvoer Aerius nieuwe gebruiksfase

Bijlage 8 Stikstofdepositieberekening, Bijlage 2, Inzet Mobiele Werktuigen

Bijlage 8 Stikstofdepositieberekening, bijlage 2, inzet mobiele werktuigen

Bijlage 9 Stikstofdepositieberekening, Bijlage 3, Uitvoer Aerius Realisatiefase

Bijlage 9 Stikstofdepositieberekening, bijlage 3, uitvoer Aerius realisatiefase

Bijlage 10 Bomen Effect Rapportage

Bijlage 10 Bomen Effect Rapportage

Bijlage 11 Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek, Verkennend Booronderzoek

Bijlage 11 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

Bijlage 12 Samenvatting Omgevingsdialoog

Bijlage 12 Samenvatting omgevingsdialoog

Bijlage 13 Nota Zienswijzen En (Ambtelijke) Wijzigingen Bestemmingsplan ‘Velperengh In Doorn’

Bijlage 13 Nota zienswijzen en (ambtelijke) wijzigingen bestemmingsplan ‘Velperengh in Doorn’