KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Wonen - B 1
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
Artikel 7 Waarde - Landgoed En Buitenplaats
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Buitengebied
Bijlage 2 Bedrijf Aan Huis
Bijlage 3 Te Herstellen Historische Laan
Bijlage 4 Te Slopen Bebouwing
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Geldende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Huidige Situatie
2.2 Projectbeschrijving
2.3 Ruimtelijke Gevolgen
Hoofdstuk 3 Algemeen Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Specifieke Regelgeving En Beleid
4.1 Beeldkwaliteit
4.2 Wonen
4.3 Verkeer En Parkeren
4.4 Milieu
4.5 Water
4.6 Groen, Natuur En Landschap
4.7 Cultuurhistorie
4.8 Archeologie
Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Algemeen
5.2 Methodiek
5.3 Bestemmingen
5.4 Dubbelbestemmingen
5.5 Algemene Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Handhaving
Bijlagen
Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 2 Quickscan Ecologie
Bijlage 3 Geuronderzoek Veehouderijen
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Masterplan

Bestemmingsplan Middelweg 85 Leersum

Bestemmingsplan - Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Vastgesteld op 07-03-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Middelweg 85 Leersum met identificatienummer NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.6 agrarische bedrijvigheid

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met inbegrip van een paardenfokkerij en met uitzondering van een paardenhouderij en manege.

1.7 archeologisch deskundige

professioneel archeoloog die volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.8 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen.

1.9 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de archeologische waarde van een terrein.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van sporen van menselijk handelen in het verleden die in de grond zijn achtergebleven, bijvoorbeeld potscherven, resten van voedselbereiding, graven, maar ook verkleuringen in de grond die duiden op bewoning of infrastructuur.

1.11 archeologisch waardevol gebied

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.14 bed & breakfastvoorziening

een (deel van een) gebouw, bedoeld voor veelal kortdurend recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.15 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van producten en goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.16 bedrijf aan huis

een bedrijf dat in een (gedeelte van) een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend en gericht is op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, mede door de bewoner van de woning, met dien verstande dat de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening.

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij het terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.

1.19 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in een woning en/of de bijbehorende bouwwerken mede wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.20 bestaand(e)

  1. a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  3. c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  4. d. het bepaalde onder b is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.24 bijzondere woonvorm

een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens door hulpbehoevenden op het fysieke, psychische en/of sociale vlak eventueel met extra zorg en/of begeleiding, met bijbehorende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke ruimte en kantoor.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd. De eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond.

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.32 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.33 daknok

hoogtste punt van een schuin dak.

1.34 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.

1.37 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.38 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.39 erker

een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de gevel van een woning en ondergeschikt is aan de massa van het hoofdgebouw.

1.40 escortbedrijf

het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.41 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

1.42 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 grondwaterpeil

bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt.

1.44 historische buitenplaats

een eenheid van een landhuis, soms een kasteel (met zijn grachtenstelsel), zijn tuin of park en overige bouwwerken en/of gebouwen, zoals een koetshuis.

1.45 hoofdgebouw

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.46 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.47 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.48 internetwinkel

winkel waarbij de verkoop plaatsvindt op internet en de klantencontacten grotendeels of geheel digitaal verlopen.

1.49 kas

een gebouw met overwegend transparante, lichtdoorlatende afdekking en wanden van een bouwhoogte van meer dan 1 meter, bedoeld voor het kweken en telen van gewassen.

1.50 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.51 kunstwerken

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.52 landgoed

de historische buitenplaats èn de daarbij behorende natuur- en of landbouwgronden met de daarbij behorende bouwwerken en/of gebouwen.

1.53 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van natuurlijke en menselijke factoren.

1.54 maaiveld

de hoogte van het afgewerkte bouwterrein.

1.55 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde eenzelfde maatvoering geldt.

1.56 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.57 manege

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen.

1.58 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.

1.59 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.60 ondergeschikte detailhandel

een niet zelfstandig uitgevoerde detailhandelsfunctie die duidelijk waarneembaar ondergeschikt is aan en afhankelijk is van de hoofdfunctie en deze ondersteunt zodat de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of gecompleteerd wordt, hieronder mede begrepen een afhaalbalie voor een internetwinkel eventueel in combinatie met een beperkte showroom.

1.61 ondergeschikte horeca

een niet zelfstandig uitgevoerde horecafunctie die duidelijk waarneembaar ondergeschikt is aan en afhankelijk is van de hoofdfunctie en deze ondersteunt zodat de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of gecompleteerd wordt en waarbij geen sprake is van verhuur van ruimte of anderszins in gebruik geven aan derden ten behoeve van feesten en partijen.

1.62 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.63 overkapping

een bouwwerk, omsloten door maximaal één, tot de constructie behorende wand en voorzien van een gesloten dak.

1.64 paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

1.65 parkeervoorzieningen

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.66 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.

1.67 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.68 recreatiewoning

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.69 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.70 staat van bedrijfsactiviteiten

bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.71 stacaravan

een als een gebouw aan te merken caravan, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin, of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders heeft/hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.72 stiltegebied

aangewezen gebied waar voorkomen moet worden dat een toename plaatsvindt van de geluidsbelasting, anders dan ten gevolge van de gebiedseigen geluiden.

1.73 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende overige bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakening, bewegwijzering, verlichting, halteaanduiding, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, afvalcontainers, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, telefooncellen en abri's.

1.74 vakantie-appartement

een deel van een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin, of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.75 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.76 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.77 woning

een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 bruto vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. Ter aanvulling op bovenstaande geldt het volgende:

  1. a. Indien een binnenruimte aan een andere binnenruimte grenst, moet worden gemeten tot het hart van de betreffende scheidingsconstructie;
  2. b. Indien een gebouwgebonden buitenruimte aan een binnenruimte grenst, moet het grondvlak van de scheidingsconstructie volledig worden toegerekend aan de bruto-vloeroppervlakte van de binnenruimte.

2.8 het peil

  1. a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

2.9 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

de kleinste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrens en het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een houtbewerkingsbedrijf in milieucategorie 3.1 (SBI: 2010.2, 203, 204 en/of 205);
  2. b. kantoren als onderdeel van de bedrijfsfunctie, met dien verstande dat per bedrijf het oppervlak niet meer dan 50% van de totale bruto vloeroppervlakte mag bedragen;

met daarbij behorend:

  1. c. tuinen en erven, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

en met dien verstande dat:

  1. d. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
  2. e. bedrijven waarvoor het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is niet zijn toegestaan.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden;
  2. b. bos en bosbouw
  3. c. agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding;
  4. d. erftoegangswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  5. e. een folly, duiventoren en/of opslag, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

met daarbij behorend:

  1. f. onverharde en halfverharde wegen en paden, mede ten behoeve van aangrenzende bestemmingen, voorzieningen ten behoeve van flora en fauna zoals faunapassages, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Wonen - B 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - B 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis;

met daarbij behorend:

  1. b. tuinen en erven, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeren op eigen terrein.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de -mede aan de hand van de gemeentelijke archeologische beleidskaart- geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 7 Waarde - Landgoed En Buitenplaats

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed en buitenplaats' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden en hun samenhang, welke met name bestaan uit:
    1. 1. paden-, lanen- en groenstructuur;
    2. 2. bijzondere landschappelijke elementen.
  2. b. de instandhouding van de historische buitenplaats met de daarbij behorende voorzieningen welke met name bestaan uit:
    1. 1. cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, zoals landhuizen en koetshuizen;
    2. 2. cultuurhistorisch waardevolle overige bouwwerken, zoals entreehekken en bruggen;
    3. 3. waterpartijen.

7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Bestaande situatie

Daar waar een hoofdgebouw, of bijbehorend bouwwerk niet voldoet aan de gestelde regels in hoofdstuk 2 gelden de bestaande afmetingen, afstanden en/of aantallen wooneenheden zoals deze zijn gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning is verleend ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan als maximaal toegestane afmetingen en/of afstanden.

9.2 Bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of aanduidingsgrenzen en van maatvoeringsregels niet meer dan 1 m bedraagt.

9.3 Kleinschalige grondgebonden zonnepaneelinstallaties

Het bouwen van grondgebonden zonnepanelen voor eigen gebruik bij een woning is toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. de grondgebonden zonnepanelen binnen hetzelfde bestemmingsvlak worden gerealiseerd als de woning;
  2. b. de oppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt;
  3. c. in afwijking van lid a zijn grondgebonden zonnepanelen niet toegestaan indien het perceel is gelegen op:
    1. 1. een grafheuvel;
    2. 2. in een Natura 2000-gebied;
  4. d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
Grondgebonden zonnepaneelinstallaties Maximum bouwhoogte
Binnen het bebouwingsgebied 2 m
Buiten het bebouwingsgebied (het voorerf) 1 m

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Verboden gebruik

  1. a. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en);
  2. b. Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
    1. 1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    2. 2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    3. 3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie, een escortbedrijf of een erotisch getinte vermaaksfunctie behoudens in het geval dat dit gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
    4. 4. een gebruik van bijbehorende bouwwerken die zijn gelegen buiten het bouwvlak en op meer dan 4 m afstand van het oorspronkelijk hoofdgebouw voor bewoning, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg;
    5. 5. een gebruik van woningen voor kamerbewoning;
    6. 6. een gebruik van woningen voor bijzondere woonvormen;
    7. 7. een gebruik van 'bed & breakfast'-voorzieningen, recreatiewoningen, vakantie-appartementen, groepsaccommodatie, pensions en kampeerboerderijen voor permanente bewoning.

10.2 Gebruik als paardenbak

Het gebruik als paardenbak is uitsluitend toegestaan binnen bestemmingsvlakken van de bestemming Wonen - B 1.

10.3 Parkeren

  1. a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid.
  2. b. Burgemeester en wethouders passen sub a. toe overeenkomstig het bepaalde in het "Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan". Indien het "Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan" gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijzigingen.

10.4 Uitoefenen van een bed & breakfast

Het uitoefenen van een bed & breakfast in een woning is toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  1. a. niet meer dan 40 % van de totale bruto vloeroppervlakte van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van bed & breakfastvoorzieningen wordt gebruikt, met een maximum van 75 m2;
  2. b. de oppervlakte per bed & breakfastvoorziening dient minimaal 20 m2 te bedragen;
  3. c. het aantal bed & breakfastvoorzieningen mag maximaal 3 bedragen;
  4. d. de activiteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  5. e. per bed & breakfastvoorziening een zelfstandige sanitaire ruimte aanwezig is;
  6. f. per bed & breakfastvoorziening geen zelfstandige keuken aanwezig is;
  7. g. per bed & breakfastvoorziening een extra parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 milieuzone - stiltegebied

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. a. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  2. b. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  3. c. de regels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte voor overige bouwwerken, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

mits:

  1. 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  3. 3. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.

12.2 Afwijking 10 % overschrijding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, mits:

  1. a. medische-, sociale- of welstandtechnische noodzaak aanwezig is;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  4. d. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwen

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Gebruik

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Middelweg 85 Leersum'.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Buitengebied

Bijlage 2 Bedrijf Aan Huis

Bijlage 3 Te Herstellen Historische Laan

Bijlage 4 Te Slopen Bebouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Aan de Middelweg 85 in Leersum is Hofstede Schevichoven gelegen. Deze hofstede is van rijkswege beschermd als onderdeel van de historische buitenplaats Broekhuizen. Op het perceel staan verschillende gebouwen: een boerderij met jachthuis, duiventoren, hooiberg, schaapskooi, bakhuis en een vijftal schuren. De gebouwen hebben hun agrarische functie verloren. Om het historische complex te behouden voor de toekomst is functieverandering wenselijk.

Sinds november 2015 is er een nieuwe eigenaar op Schevichoven. De nieuwe eigenaar heeft bij de gemeente een verzoek ingediend voor functiewijziging van het complex. Het voornemen is om nieuwe economische dragers te realiseren middels de pijlers werken, (generatie)wonen en natuur, om instandhouding van het historische Hofstede Schevichoven voor de toekomst te waarborgen. Het gaat dan om het mogelijk maken van (reguliere) bewoning in de boerderij, het bakhuis en in een monumentale en voormalige kippenschuur. Daarnaast worden twee monumentale gebouwen in gebruik genomen voor een kleinschalig houtbewerkingsbedrijf en wordt voor dat bedrijf in een nieuwe kapschuur voorzien.

De voorgenomen activiteiten passen niet binnen het geldende bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan bevat de juridisch-planologische regeling die de hiervoor genoemde activiteiten mogelijk maakt.

1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied meet circa 2,6 hectare en ligt in het buitengebied van Leersum op circa 1600 meter van de dorpskern. Het plangebied bestaat uit één kadastraal perceel. Dat perceel is bekend als gemeente Leersum, sectie E, nummer 1194.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0001.png"

Figuur: Plangebied en omgeving

1.3 Geldende Plannen

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Leersum 2005. Dat plan is op onderdelen aangepast en aangevuld met het bestemmingsplan Buitengebied Leersum 2005, herziening 2009.

Het plangebied heeft de enkelbestemming 'Agrarische gebied met landschapswaarden'. Daarbinnen gelden de functieaanduidingen: 'intensieve veehouderij', 'rijksmonument', 'open landschap' en 'karakteristiek verkavelingspatroon'. Daarnaast kent het plangebied de gebiedsaanduiding 'historische buitenplaats' en de dubbelbestemming 'gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde'.

Op grond van het bestemmingsplan is binnen het aangegeven bouwvlak een agrarische bedrijfslocatie toegestaan. Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan met een inhoud van niet meer dan 600 m³, of niet meer dan de bestaande inhoud ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

De aanmerking van het plangebied als 'gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde' betekent dat zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning geen graafwerkzaamheden uitgevoerd mogen worden over een oppervlakte van 100 m2 of meer, dieper dan 0,3 meter onder peil. Tevens is het aanbrengen van diep wortelende beplanting en het ophogen/egaliseren van gronden niet toegestaan.

De dubbelstemming 'historische buitenplaats' op het plangebied schrijft instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden voor, welke met betrekking tot Hofstede Schevichoven met name bestaan uit cultuurhistorisch waardevolle gebouwen.

De instandhouding van de cultuurhistorische waarden van historische landgoederen en buitenplaatsen die in het plan onvoldoende door de onderliggende bestemming wordt beschermd of geregeld, is aanleiding geweest voor een aanvullende regeling. Daarbij gaat het met name om de volgende bijzondere waarden:

  • Kenmerkende paden- en lanenstructuur of karakteristieke zichtassen.
  • Bijzondere landschappelijke elementen, zoals theekoepels, hekwerken en dergelijke.
  • Karakteristieke bebouwing, veelal in vorm van een kasteel, landhuis of versterkt huis, veelal met bijbehorende bouwwerken, een tuin en park.

Binnen de gegeven agrarische bestemming is het niet toegestaan de aanwezige gebouwen in gebruik te nemen voor wonen. Ook is het niet toegestaan gebouwen in gebruik te nemen voor niet-agrarische bedrijvigheid en daarvoor nieuwe gebouwen op te richten. Derhalve is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0002.png"Figuur: uitsnede geldende (gedigitaliseerde) plankaart

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een algemene beschrijving van het plan weergegeven. De huidige ruimtelijke en functionele structuur van het gebied wordt hier beschreven. Vervolgens wordt de beoogde invulling van het plangebied toegelicht.

Hoofdstuk 3 geeft vervolgens het algemene ruimtelijke beleidskader weer. Het overkoepelende beleid op alle bestuursniveaus en welke invloed dit beleid heeft op het plangebied wordt hier beschreven.

Het volgende hoofdstuk geeft de specifieke wet- en regelgeving weer op de verschillende onderdelen. Te denken valt aan beeldkwaliteit, wonen, bedrijven, verkeer, water, etc. Hierin is alleen het voor het plan relevante beleid opgenomen. Het overige beleid wordt niet benoemd.

In hoofdstuk 5 is de juridische uitleg opgenomen van de bestemmingen die in de regels zijn verwoord.

Tenslotte geeft hoofdstuk 6 inzicht in de haalbaarheid van het plan. Hier wordt gekeken naar de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Het Plan

In dit hoofdstuk volgt een algemene beschrijving van het plan. Het beschrijft de volgende zaken:

  • de huidige situatie;
  • de toekomstige invulling van het plangebied;
  • de ruimtelijke gevolgen van de nieuwe invulling.

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied, ook bekend als 'Hofstede Schevichoven', is 2,6 hectare groot en ligt in het buitengebied van Leersum. Binnen het complex bevinden zich diverse karakteristieke en historische gebouwen. Vier gebouwen zijn aangemerkt als rijksmonument en één gebouw is aangewezen als gemeentelijk monument. Daarnaast staan er binnen het plangebied een aantal niet karakteristieke en/of historische gebouwen, welke in dienst hebben gestaan van de voormalige veehouderij ter plekke.

Als onderdeel van de historische buitenplaats Broekhuizen valt 'Hofstede Schevichoven' binnen het complexnummer 522862, zoals ingeschreven bij de Rijksmonumentendienst. De Rijksdienst omschrijft boerderij Schevichoven met schaapskooi, hooiberg en duiventoren, welke van belang zijn vanwege de ouderdom, architectonische vormgeving en typologische waarde als onderdeel van de buitenplaats Broekhuizen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0003.png"

Figuur: foto's van de huidige situatie in het plangebied

Ruimtelijke structuur

Het plangebied ligt op de zuidflank van de Utrechtse Heuvelrug op de overgang van Heuvelrug naar het rivierengebied de Kromme Rijn. Op de overgang van hoog naar laag en van zand naar klei.

Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door bos, toebehorend aan Staatsbosbeheer. Aan de noordoostzijde loopt de Middelweg, die de Broekhuizerlaan verbindt met het dorp Leersum. De overige zijden van het plangebied grenzen aan landbouwgebieden.

Door deze landbouwgronden liep tot het midden van de 18de eeuw een oude toegangsweg onder de naam 'Steegh van Schevichoven'. Deze liep van de Middelweg, langs de boerderij naar de Gooyerdijk. Deze oude toegangsweg is van de Gooyerdijk tot de boerderij nog ruimtelijk aanwezig in de vorm van een groenstructuur.

Functionele structuur

Het plangebied kent van oudsher een agrarische functie. Alle bebouwing op het complex heeft ten dienst gestaan van de agrarische functie. Binnen het plangebied is de aanwezigheid van één bedrijfswoning toegestaan. Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Middelweg. Een inrit van circa 100 meter lang komt uit in de 'kern' van het complex van waaruit de bestaande bebouwing wordt ontsloten.

2.2 Projectbeschrijving

In november 2015 is Hofstede Schevichoven van eigenaar veranderd. De nieuwe eigenaar wil het complex een nieuw duurzaam leven in blazen. Door verwijdering en functieverandering van gebouwen wordt beoogd om het toekomstig behoud van Schevichoven veilig te stellen. Hiervoor is een masterplan (bijlage 6) opgesteld.

Bij het opstellen van dit plan is rekening gehouden met de volgende uitgangspunten:

  • De natuur- en cultuurhistorische waarden van het complex dienen zo min mogelijk te worden aangetast, maar worden versterkt.
  • Alle niet-historische en niet-karakteristieke bebouwing in het plangebied, 1310 m² aan gebouwen, wordt gesloopt.
  • Bescherming historische en karakteristieke bebouwing; vier Rijksmonumenten en twee gemeentelijke monumenten.
  • Nieuwe functies (wonen, bedrijf) voor historische en karakteristieke bebouwing ten behoeve van de instandhouding.
  • Bedrijfsactiviteiten inpakken c.q. onttrekken aan zicht door in te pakken in groen.
  • Voor de toekomstbestendigheid van de bedrijfsbestemming wordt een kapschuur gerealiseerd.
  • Herstelstructuur van de historische Steegh van Schevichoven .
  • Verduurzaming van gebouwen die een nieuwe functie krijgen.
  • Verhogen natuurwaarden door realisatie van 0,6 hectare natuur.
  • Terugbrengen hoogstamboomgaard op Hofstede Schevichoven.
  • De functionele en visuele relatie met landgoed Broekhuizen moet worden behouden en waar mogelijk worden verbeterd.

Op onderstaande afbeelding is de uitwerking van deze uitgangspunten gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0004.png"

Afbeelding: Schets van toekomstige indeling plangebied

2.2.1 Woningen

Boederij met jachthuis

De boerderij met jachthuis is het hoofdgebouw van het complex en beschermd als rijksmonument. De stenen jachtkamer dateert in de kern uit de late middeleeuwen. De boerderij (voorhuis en achterhuis) dateert uit 1910. Het voorhuis bestaat uit twee bouwlagen met woonkamer, keuken, badkamers en slaapkamers. Het achterhuis zal vrij gemaakt worden van stalinrichting en mogelijk (deels) bij de woning worden betrokken, dan wel als berging. De woonfunctie voor de boerderij blijft gehandhaafd in het plan en wijzigt van agrarische bedrijfswoning naar woning. De bestaande oppervlakte en inhoud wordt hierin niet vergroot. De boerderij met jachthuis is in goede staat.

Inhoud boerderij
Oorspronkelijke woning 924 m³
Jachthuis 272 m³
Achterdeel 1.618 m³
Totaal 2.814 m³

Bakhuis

Het bakhuis dateert uit 1910-1930 en heeft een rechthoekig grondvlak van 180 m2. Ten tijde van het agrarisch bedrijf werd het bakhuis gebruikt als stal, werk- en wasruimte. Daarnaast had een gedeelte de functie van dienstwoning.

Wegens groot achterstallig onderhoud zal het bakhuis grondig gerenoveerd moeten worden om als woning in gebruik te worden genomen. De hoofdstructuur zal worden behouden. De oppervlakte en inhoud wordt hierin niet vergroot.

Het totale gebouw heeft een inhoud van 630 m³. Het woongedeelte beslaat daarvan 200 m³, de voormalige stal 430 m³.

Witte kippenschuur

De witte kippenschuur uit 1955 is aangewezen als gemeentelijk monument. Net als de witte varkensstal is deze schuur naar een ontwerp van architect H.E. Schulte. De witte kippenschuur is echter een aantal malen verbouwd en hierdoor alleen gedeeltelijk, in geveluitstraling, nog origineel.

De stal wordt getransformeerd tot woonruimte. De bestaande stalinrichting zal daarvoor worden verwijderd. De structuur van de langsgevel aan de noordoostzijde is meest oorspronkelijk en zal zoveel mogelijk behouden blijven. Toevoegingen en aanbouwen dienen bij voorkeur aan de zuidwestzijde gerealiseerd te worden, in een ondergeschikte en ingetogen vorm.

De oppervlakte en inhoud worden hersteld naar oorspronkelijke maatvoering uit 1955. Het gebouw meet 1.665 m³. Dat zal geheel worden omgevormd tot woning.

2.2.2 Bijgebouwen boerderij met jachthuis

Duiventoren

De duiventoren ligt op de zuidwesthoek van het complex en is een Rijksmonument. De duiventoren dateert uit de 17de eeuw en heeft een rechthoekig grondvlak van 16 m². De duiventoren is in goede staat en eventueel herstel en onderhoud zal vooral conserverend van aard zijn.

De duiventoren verandert niet in haar functie. De begane grond wordt gebruikt voor opslag. De bovenverdiepingen hebben een ecologische functie, die doen dienst als broed- en nestplaats van vogels.

Hooiberg

De hooiberg is een vijf-roedige (eiken) hooiberg van 60 m². Op de lanen rust een rietgedekte kap.

Het toekomstig gebruik zal dat van carport/stalling zijn, waarvoor geen wijzigen aan dit Rijksmonument nodig zijn. De rieten kap is toe aan onderhoud.

2.2.3 Bedrijfsbebouwing

Schaapskooi

De schaapskooi is in 1983 herbouwd en is tevens een Rijksmonument. De schaapskooi is in goede staat en wordt als opslag en werkruimte gebruikt. Deze functie zal het ook behouden binnen de bedrijfsvoering van het houtbewerkingsbedrijf. Er zullen geen aanpassingen op en aan het monument worden gedaan. De schaapskooi is 149 m² groot.

Witte varkensstal

De witte varkensstal is een gemeentelijk monument en is gebouwd in 1954. Het betreft een rechthoekige stal van circa 7,25 bij 43 meter; 312 m².

De stal wordt getransformeerd tot werkruimte, met bijbehorende bedrijfsbestemming (voor het houtbewerkingsbedrijf). De bestaande stalinrichting zal daarvoor worden verwijderd. De structuur van de stal blijft behouden en waar mogelijk wordt de stal in uitstraling hersteld naar het originele ontwerp van architect H.E. Schulte.

Kapschuur (nieuw)

Binnen het plangebied komt, ter vervanging van de te slopen gebouwen, een nieuwe kapschuur ten behoeve van de nieuwe bedrijfsbestemming: duurzame houtbewerking. De kapschuur wordt ingebed met een groen kader. De nokrichting komt parallel aan die van de varkensschuur te staan, waardoor tussen de varkensschuur en de loods een sub-bedrijfserf ontstaat. De uitwerking van de kapschuur zal sober en ingetogen zijn. De vorm van de kapschuur betekent een lagere goot aan de erfgrens-zijde en een hogere aan erfzijde (max. 4 meter hoog). De nokhoogte bedraagt maximaal 8 meter. De oppervlakte van de kapschuur zal maximaal 600 m² zijn. afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0005.png"

Figuur: technische tekening van toekomstige indeling plangebied

2.3 Ruimtelijke Gevolgen

Realisatie van dit plan heeft tot gevolg dat binnen het plangebied zo'n 1.495 m² agrarische bebouwing en (sleuf)silo's wordt gesaneerd. De aanwezige historische en karakteristieke bebouwing krijgt een nieuwe functie. Daarmee wordt voorkomen dat de veelal in slechte staat verkerende voormalige (historische) agrarische bebouwing verder bouwvallig wordt.

Het feitelijk aantal woningen op het perceel was twee: de boerderij en de dienstwoning in het bakhuis. In de nieuwe situatie zullen er drie woningen zijn, door het herbestemmen van een gemeentelijk monument naar wonen. Hierdoor wordt generatie-wonen mogelijk gemaakt binnen het plangebied.

De overige historische en karakteristieke bebouwing krijgt een bedrijfsfunctie, in de vorm van kleinschalige houtbewerking en -verduurzaming. Voor deze nieuwe functie wordt tevens een nieuwe kapschuur gerealiseerd om een toekomstbestendige bedrijfsvoering te garanderen.

De historische en karakteristieke bebouwing krijgt door de uitvoering van dit plan een meer prominente plek in het landschap, met de aandacht die het bijzondere ensemble verdient. In dit kader wordt ook de historische Steegh van Schevichoven in structuur hersteld.

De bestaande beplanting (bomen) blijft gehandhaafd. Er worden enkele nieuwe bomen geplant om de historische laan te versterken. Middels een struweel zullen de bedrijfsactiviteiten in het groen worden ingepakt. Tot slot wordt een hoogstamboomgaard aangelegd.

Hoofdstuk 3 Algemeen Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht gegaan. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland door een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit te bereiken, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ("decentraal, tenzij?") en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnet-werken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).

Buiten de nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en laat verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan de provincies en gemeenten. De gemeente is in dat opzicht de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Conclusie

De structuurvisie doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor dit bestemmingsplan.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-)AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden en nadien gedeeltelijk aangepast en op 1 oktober 2012 in werking getreden.

Conclusie

De ontwikkeling speelt zich af op lokaal niveau en heeft geen duidelijk herkenbare relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau.

Besluit ruimtelijke ordening

Ook is bij besluit van 28 augustus 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Uitgangspunt van de SVIR is immers dat de ruimte zorgvuldig wordt benut en overprogrammering wordt voorkomen. Om beide te bereiken, is de "Ladder voor duurzame verstedelijking" opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk besluit dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Conclusie

Bij de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied gaat het om kleinschalige functiewijzigingen binnen bestaande bebouwing, alsmede om het verwijderen van bestaande bebouwing. 1 bedrijfswoning is reeds toegestaan in het plangebied. In de nieuwe situatie zal sprake zijn van 3 burgerwoningen. Met een dergelijk aantal woningen is, mede gelet op de jurisprudentie op dit punt, geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

De voorgenomen ontwikkelingen passen goed in de doelstellingen achter de Ladder voor duurzame verstedelijking, namelijk zoveel mogelijk hergebruik en herontwikkeling van bestaande voorzieningen als de duurzaamste manier van ruimtelijke ontwikkeling.

Monumentenwet 1988

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan objecten aanwijzen als beschermd monument op basis van artikel 3 van de Monumentenwet 1988. De bescherming betreft het gehele object, tenzij uitdrukkelijk bij de aanwijzing is bepaald dat het enkel om een onderdeel of meerdere onderdelen gaat.

Bescherming op grond van de Monumentenwet 1988 betekent dat het verboden is het object te beschadigen of te vernielen. Voor wijzigingen aan het rijksmonument dient de eigenaar over een omgevingsvergunning te beschikken. Een dergelijke vergunning is eveneens vereist indien een eigenaar een rijksmonument wil herstellen, gebruiken of laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.

Indien de aanvraag een plan betreft tot (gedeeltelijke) afbraak, ingrijpende wijzigingen vergelijkbaar met gedeeltelijke afbraak, reconstructie of herbestemming (het wijzigen van de functie), dan is het college verplicht om tevens advies over de aanvraag te vragen aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de toekomstige Omgevingswet. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Conclusie

Het voorliggende plan past binnen de uitgangspunten van de (Overgangsrecht naar de) Erfgoedwet, waarbij opgemerkt wordt dat de monumentencommissie en de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in principe akkoord gaan met voorgenomen ontwikkelingen.

Beschermde historische buitenplaats

In de jaren zeventig van de twintigste eeuw nam de belangstelling voor de historische tuinen, parken en buitenplaatsen en de historische tuinarchitectuur sterk toe. Om verlies aan waarden op de buitenplaatsen te voorkomen heeft de toenmalige Minister van CRM op aandringen van het Parlement toegezegd dat de bescherming van historische buitenplaatsen van rijkswege ter hand zou worden genomen. Vervolgens zijn in de loop der tijd rond de 500 buitenplaatsen onder de bescherming van de Monumentenwet 1988 gebracht en aangewezen als rijksmonument (officiële aanduiding: 'complex historische buitenplaats')

Binnen een beschermde historische buitenplaats valt niet alleen de daar voorkomende bebouwing onder de bescherming, maar is het gehele aangewezen gebied (waaronder de historische tuin- en parkaanleg) als zodanig beschermd. De aangewezen buitenplaatsen zijn ingeschreven in het register van rijksmonumenten. Hofstede Schevichoven is onderdeel van de historische buitenplaats Broekhuizen.

Conclusie

Bij de planvorming is/wordt rekening gehouden met de historische waarden, waarmee recht wordt gedaan aan de historische context.

Natuurschoonwet 1928

De Natuurschoonwet (NSW) is in 1928 tot stand gekomen. Het betreft een instrumentarium dat gecreëerd is ter bevordering en instandhouding van natuurschoon. Zowel de particuliere eigenaar, als de overheid ondervinden belangrijke voordelen van deze wet. Het belangrijkste daarvan voor de landgoedeigenaar is de instandhouding van het landgoed als eenheid, waarbij de fiscale faciliteiten ofwel tegemoetkomingen wettelijk zijn geregeld. Vanuit de overheid bestaat de zekerheid dat er een wettelijke bescherming is voor het natuurschoon en dat deze tevens opengesteld is voor het publiek.

Conclusie

Hofstede Schevichoven is gerangschikt onder de Natuurschoonwet 1928 sinds 2 november 2015. Bij de planvorming is en wordt rekening gehouden met de bepalingen uit de Natuurschoonwet 1928, waarmee recht wordt gedaan aan de historische context.

3.2 Provinciaal Beleid

Provinciale Staten hebben in 2013 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. De PRS en de PRV worden elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast c.q. herijkt. Provinciale Staten hebben de herijking van de PRS en de PRV op 12 december 2016 vastgesteld.

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 Provincie Utrecht (herijking 2016)

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is.

De PRS geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die tegelijk met de PRS is vastgesteld. De PRS is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De PRV zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.

Landgoederen

De provincie geeft aan dat aandacht nodig is voor bestaande landgoederen die een belangrijke particuliere beheerder zijn van de groene ruimte. Op bestaande landgoederen is uit exploitatieoverwegingen soms behoefte aan nieuwe economische functies in bestaande gebouwen. De provincie staat hier in beginsel positief tegenover, maar zal van geval tot geval een afweging maken.

Cultuurhistorische hoofdstructuur

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) vormt de onderlegger van het cultuurhistorische beleid van de provincie Utrecht. Monumenten, archeologie en cultuurlandschap zijn in hun onderlinge samenhang per (deel)gebied beschreven en op de kaart gezet. De Buitenplaats Broekhuizen, waar Hofstede Schevichoven onderdeel van is, valt binnen de begrenzing van de Cultuurhistorische hoofdstructuur 'CHS- Historische buitenplaatszone'.

Voor de historische buitenplaatszones is het beleid enerzijds veiligstellen en anderzijds ruimte bieden voor ontwikkeling. De historische buitenplaatszones staan onder hoge druk, zowel door ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving, als door ontwikkelingen op de buitenplaatsen zelf. De provincie wil, voor zover dit past binnen het overige ruimtelijk beleid, ruimte bieden voor ontwikkeling, gericht op het creëren van economische dragers voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van buitenplaatsen. Daarbij is behoud van de specifieke kenmerken van de zone waarin de buitenplaats ligt, het uitgangspunt.

Conclusie

Dit plan draagt bij aan de versterking van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en de historische buitenplaatsen.

Tevens ligt een deel van het plangebied binnen een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Ten behoeve daarvan is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen. Het aspect archeologie en cultuurhistorie komt verder terug in hoofdstuk 4.

Stiltegebied

Het plangebied valt deels binnen de stiltegebieden. Het beleid is erop gericht dat in deze gebieden mensen stilte kunnen ervaren. De stiltegebieden zijn van belang voor de rustzoekende recreant en de natuur. Activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden, zijn niet meer mogelijk in een gebied dat als stiltegebied is aangewezen. Gebiedseigen geluiden, zoals die van de bos- en landbouw, zijn hiervan uitgesloten. Er zijn beperkingen voor het gebruik van bijvoorbeeld geluidsinstallaties.

Ten behoeve van het stiltegebied is in dit bestemmingsplan een aanduiding opgenomen. Verder komt dit aspect aan de orde in hoofdstuk 4.

Conclusie

Het plan draagt bij aan de versterking van Hofstede Schevichoven als onderdeel van Landgoed Broekhuizen en past daarmee goed binnen het provinciale beleid. De provincie Utrecht heeft aangegeven in beginsel akkoord te zijn met de voorgenomen ontwikkeling. Echter, door de ligging binnen het stiltegebied en de aanwezige hoge cultuurhistorische waarden, dient een zorgvuldige afweging plaats te vinden. In hoofdstuk 4 wordt nader op deze aspecten ingegaan.

Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 Provincie Utrecht (herijking 2016)

De Provinciale Ruimtelijke Verordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.

De PRV geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de PRV ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.

Verstedelijking en ruimte voor ruimte

Volgens de PRV is het plangebied gelegen in landelijk gebied. De PRV bevat een verbod op verstedelijking (artikel 3.2) voor het landelijk gebied. Hierop gelden enkele uitzonderingen. Een van de uitzonderingen is de ruimte voor ruimteregeling. Hiermee kan aan een agrarische bedrijfslocatie een nieuwe functie of nieuwe functies worden toegekend. De bijbehorende voorwaarden zijn hieronder schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0006.png"

Toetsing

Het agrarisch bedrijf in het plangebied is al geruime tijd gestopt. Voor grondgebonden landbouw is het perceel niet optimaal gesitueerd en uitgerust, vooral vanwege de beperkingen die de cultuurhistorisch waardevolle setting aan deze bedrijfslocatie stelt. In de beoogde situatie blijven de monumentale gebouwen behouden. Overige, ontsierende bebouwing wordt verwijderd. In totaal gaat het dan om 1310 m² aan gebouwen. Daarvan komt niet meer dan 50%, 600 m², terug in de vorm van het nieuwe bedrijfsgebouw voor het houtbewerkingsbedrijf. Voor de twee nieuwe woningen worden geen gebouwen gesloopt. Daarvan wordt afgeweken van de sloopeis die zegt dat 2500 m² tot 4000 m² aan gebouwen moet worden gesloopt voor twee woningen. Deze afwijking is hier gerechtvaardigt omdat dit leidt tot meer ruimtelijke kwaliteit. De twee woningen worden gerealiseerd in monumentale gebouwen, die daarmee een nieuwe functie krijgen. Een monument een functie geven, is over het algemeen de beste garantie voor de instandhouding van een monument. Daarnaast wordt een historische laan in het plangebied in oude glorie hersteld. Concluderend is onderhavig bestemmingsplan in overeenstemming met de ruimte voor ruimteregeling.

Bodem en water

Op de kaart met de naam 'bodem en water' ligt een deel van het zuidelijke gedeelte van plangebied in een gebied dat is gezoneerd als 'Beschermingszone drinkwaterwinning'. In artikel 1.11, tweede lid bepaalt de PRV hiervoor het volgende:

Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘beschermingszone drinkwaterwinning’ bevat bestemmingen en regels die het waterwinbelang beschermen indien nieuwe functies een verontreinigingsrisico vormen voor het grond- en oppervlaktewater.

Toetsing

Het gedeelte van het plangebied dat als beschermingszone voor drinkwaterwinning is aangewezen krijgt in dit bestemmingsplan een natuurbestemming. Binnen die bestemming zijn geen activiteiten mogelijk die een verontreinigingsrisico vormen voor het grond- en oppervlaktewater

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0007.png"

Beschermingszone voor drinkwaterwinning (blauwe arcering)

Cultuurhistorie

Op de kaart met de naam 'cultuurhistorie' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) en daarbij nader aangeduid als 'Historische buitenplaatszone' en 'Archeologie'. Van artikel 1.7 zijn daarom de volgende bepalingen relevant:

  • Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Cultuurhistorische hoofdstructuur’ bevat bestemmingen en regels ter bescherming van de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur, zoals genoemd in de Bijlage Cultuurhistorie.
  • Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Cultuurhistorische hoofdstructuur’ bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die leiden tot een onevenredige aantasting van in het plangebied voorkomende waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur, zoals genoemd in de Bijlage Cultuurhistorie.
  • In afwijking van artikel 3.1 kan een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Cultuurhistorische hoofdstructuur’ bestemmingen en regels bevatten die binnen de historische buitenplaatszones verstedelijking toestaan, mits dit bijdraagt aan het behoud van de cultuurhistorische waarde van de buitenplaatszone en de individuele buitenplaats. De verstedelijking is kleinschalig en wordt zorgvuldig ingepast in de omgeving.

De waarden van de historische buitenplaatszone worden in de genoemde bijlage als volgt beschreven:

De Stichtse Lustwarande kent een afwisseling van open (weiden, overplaatsen) en gesloten (parken, bossen) delen. Kenmerkend zijn de ontworpen zichtrelaties (zichtlijnen of panorama’s) vanaf de weg op de hoofdhuizen en vanuit de hoofdhuizen op het omliggende park, de overplaats en het landschap. Structurerende onderdelen van deze zichtrelaties zijn bosschages, uitzichtpunten en gewelfde gazons, evenals voor de landschapsparken kenmerkende slingerende lanen, waterpartijen en tuinelementen (bruggen, theekoepels, follies). Formele buitenplaatsen hebben hun toegang als centrale zichtlaan haaks op het huis. De buitenplaatsen zelf zijn meestal enigszins verhoogd gelegen, symmetrisch opgezette, blokvormige gebouwen, georiënteerd op de weg maar op enige afstand daarvan. De bijgebouwen zijn daaraan ondergeschikt, zowel qua maatvoering als qua ligging. De parkaanleg is meestal dwars op de zuidflank van de Heuvelrug georiënteerd, met een kenmerkende opeenvolging van park, parkbos en productiebos.

Toetsing

Het plangebied is onderdeel van de historische buitenplaats Broekhuizen. Bij de uitwerking van het planinitiatief is zo optimaal als mogelijk rekening gehouden met de waarden en kwaliteiten van deze buitenplaats. Waar mogelijk worden deze waarden en kwaliteiten versterkt. In dat kader wordt ook beperkte verstedelijking toegestaan. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de versterking van de waarden en kwaliteiten van de buitenplaats.

Landschap

Op de kaart met de naam 'landschap' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als 'Landschap' en daarbij nader aangeduid als 'Rivierengebied'. Artikel 1.8 bepaalt daarvoor het volgende:

Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘landschap’ bevat bestemmingen en regels ter bescherming van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, zoals genoemd in de Bijlage Kernkwaliteiten landschap.

Voor het Rivierengebied zijn de volgende kernkwaliteiten benoemd:

  • schaalcontrast van zeer open naar besloten;
  • samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom;
  • samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal – rivier;
  • de Kromme Rijn als vesting en vestiging.

Toetsing

Voorliggend plan voorziet in de herinvulling van een bestaand erf, op de overgang van de stuwwal naar de flank. Bij deze herinvulling krijgen monumentale gebouwen een nieuwe invulling en per saldo neemt de hoeveelheid bebouwing af. Geen van de genoemde kernkwaliteiten is dan ook in het geding met dit bestemmingsplan.

Landelijk gebied - kernrandzone

Op de kaart met de naam 'Landelijk gebied' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als 'Landelijk gebied' en daarbij nader aangeduid als 'Kernrandzone'.

Voor kernrandzones bepaalt artikel 3.7 in het tweede lid het volgende:

Een ruimtelijk besluit voor gronden die indicatief zijn aangewezen als ‘Kernrandzone’ kan ten behoeve van het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de kernrandzone bestemmingen en regels bevatten die verstedelijking toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. 1. de verstedelijking gaat gepaard met versterking van de ruimtelijke kwaliteit die in een redelijke verhouding staat tot de aard en de omvang van de verstedelijking, tenzij de verstedelijking betrekking heeft op kernrandactiviteiten, en
  2. 2. de verstedelijking is ruimtelijk en landschappelijk goed inpasbaar en wordt in aansluiting op stedelijk gebied gerealiseerd, of in samenhang met overige verstedelijkte structuur, en
  3. 3. tijdige en duurzame realisatie van de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit is geborgd, en
  4. 4. omliggende functies worden niet onevenredig geschaad.

Toetsing

Dit plan voorziet in een verstedelijking conform de definitie van de Provinciale Ruimtelijke Verordening, maar gaat daarnaast gepaard met versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Circa 1300 m² aan ontsierende agrarische bebouwing wordt gesloopt, een historische laan door het plangebied wordt hersteld en de aanwezige monumenten krijgen een nieuwe functie. Het herstel van de historische laan is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan. Van een aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijken van omliggende functies is geen sprake. Het initiatief voldoet aan de bepalingen voor de kernrandzone.

Landelijk gebied - stiltegebied

Op de kaart met de naam 'Landelijk gebied' ligt het plangebied in een gebied dat is gezoneerd als 'Landelijk gebied' en daarbij nader aangeduid als stiltegebied.

Voor stiltegebieden bepaalt artikel 2.5, tweede lid het volgende:

Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Stiltegebied’ bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die de geluidsbelasting vanwege niet-gebiedseigen geluid significant negatief beïnvloeden.

Toetsing

Dit plan voorziet niet in bestemmingen die leiden tot een significantie beïnvloeding van de geluidsbelasting in het stiltegebied. Dat zou eventueel aan de orde kunnen komen als gevolg van de nieuwe bedrijfsbestemming in het plangebied. Uit onderzoek, zie subparagraaf 4.4.4, blijkt echter dat dit niet het geval is. De maximale geluidswaarden in het stiltegebied worden niet overschreden.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de PRV.

Kwaliteitsgids Utrechtse landschappen

De provincie Utrecht heeft in 2011 een kwaliteitsgids opgesteld voor de Utrechtse landschappen. De gids beschrijft de ruimtelijke kwaliteit van de landschappen aan de hand van kernkwaliteiten. Op basis hiervan geeft de provincie de ambities voor de verschillende landschappen aan.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de landschapseenheid 'Rivierengebied'. De kernkwaliteiten van het rivierenlandschap zijn:

  • Schraalcontrast van zeer open naar besloten.
  • Samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom.
  • Samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal - rivier.
  • De Kromme Rijn als vesting en vestiging.

Het gebied wordt gekenmerkt door een slagenverkaveling met een afwisseling van open weidegronden en besloten percelen. Bebouwing in dit gebied is gesitueerd langs het lint van de Middelweg of ligt op afstand daarvan in een cluster van een boerenerf

3.3 Regionaal Beleid

Stichtse Lustwarande

Binnen de Utrechtse Heuvelrug neemt de Stichtse Lustwarande een bijzondere plaats in. De Stichtse Lustwarande bestaat uit een reeks van buitenplaatsen en landgoederen, met de daarbij horende karakteristieke parkbossen, lanen en zichtlijnen. Buitenplaats Broekhuizen is ook onderdeel van de Stichtse Lustwarande. Het is gewenst dat de karakteristieke samenhang binnen deze aaneenrijging van buitenplaatsen en landgoederen wordt versterkt en beschermd. Gemeenten worden verzocht de ruimtelijke identiteit van de Lustwarande vast te leggen in bestemmingsplannen. Ruimte voor ontwikkeling wordt geboden om de waarden van de landgoederen binnen de Stichtse Lustwarande in stand te houden.

Toetsing

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een passende herinvulling van een onderdeel van een historische buitenplaats binnen de Stichtse Lustwarande, met als doel de waarden van de buitenplaats te behouden en te versterken. De te behouden waarden krijgen bescherming in dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is dan ook goed inpasbaar in de Stichtse Lustwarande.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie 2030 'Groen dus vitaal'

Op 28 januari 2010 is door de gemeente Utrechtse Heuvelrug de Structuurvisie 2030 'Groen dus Vitaal' vastgesteld. De structuurvisie geeft conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de hoofdlijnen van het (ruimtelijk) beleid voor het hele grondgebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug in de periode tot 2030. De ambitie van de gemeente komt tot uiting in het gekozen motto: 'Groen dus vitaal'. Natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie zijn, samen met de sociale kwaliteit van de dorpen, het uitgangspunt.

In het overleg met het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug wil de gemeente voor de historisch waardevolle landgoederen aansturen op een duidelijke keuze voor cultuurhistorie bij de beheerplannen (bij beschermde historische buitenplaatsen is dit zelfs verplicht).

Met betrekking tot het gebruik van de landgoederen en buitenplaatsen geniet particuliere bewoning de voorkeur.

Conclusie

Het initiatief draagt bij tot het versterken van landgoed Broekhuizen en past daarmee goed binnen de visie. Met deze ontwikkeling voert particuliere bewoning op de Hofstede de boventoon, ondersteund door een bedrijfsfunctie in de vorm van kleinschalige houtbewerking - en verduurzaming. Deze functie dragen bij aan een duurzame instandhouding van het complex. Tegelijkertijd worden overtollige gebouwen verwijderd, krijgen monumentale gebouwen een nieuwe functie en wordt een historische laan hersteld.

Buitens op de Heuvelrug
De beleidsnota 'Buitens op de Heuvelrug' is op 1 maart 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In deze nota zijn enkele beleidskeuzes geformuleerd waarvan de beleidskeuze '(Nieuwe economische drager in) bestemmingsplannen' met name voor voorliggende ontwikkeling van belang is.

Nieuwe economische dragers

Omdat de instandhouding van veel buitenplaatsen onder druk staat, is er vanuit de eigenaren een duidelijke wens om nieuwe functies op buitenplaatsen te creëren. Dit kan door het gebruik van bestaande gebouwen, maar ook is er vraag naar nieuwbouw. De mogelijkheid om dit soort plannen te realiseren is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de specifieke opbouw van de buitenplaats of het landgoed, de situering daarvan het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

Gebleken is dat bestemmingsplannen deels gedateerd zijn en dat er binnen de diverse bestemmingsplannen verschillende regels worden gehanteerd voor deze complexen. Ook is geconstateerd dat diverse bestemmingsplannen beperkend zijn. Vaak blijkt dat de beperking in een bestemmingsplan dusdanig is, dat deze nieuwe initiatieven, die juist bijdragen aan de instandhouding van historische buitenplaatsen en landgoederen, in de weg staat. Om deze reden wordt door eigenaren gepleit voor meer flexibiliteit in bestemmingsplannen en gezien deze gesignaleerde behoefte, heeft de gemeente flexibiliteit in bestemmingsplannen als beleidskeuze geformuleerd.

In het geval van een landgoed of een buitenplaats is veeleer sprake van een samenspel van verschillende functies, die als geheel worden beheerd. In het algemeen zijn de op de bestaande landgoederen en buitenplaatsen aanwezige functies daarom afzonderlijk bestemd, tot bijvoorbeeld 'Wonen', 'Maatschappelijk' of 'Kantoor'.

In algemene zin kan worden gesteld dat de dichtst bij het oorspronkelijke gebruik liggende functie (wonen) de voorkeur geniet als gebruiksvorm, omdat dit gebruik het minst ingrijpend is en het beste aansluit bij het doel van instandhouding van de cultuurhistorische waarden. Dit is in lijn met de uitspraken die hierover in het kader van de gemeentelijke structuurvisie zijn gedaan.

Flexibiliteit in bestemmingsplannen

Besloten is dat in nieuwe bestemmingsplannen voor het buitengebied historische buitenplaatsen en landgoederen een dubbelbestemming krijgen, op grond waarvan het bestemmingsplan onder voorwaarden gewijzigd kan worden ten behoeve van het:

  • wijzigen en/of vergroten van bouwvlakken en/of het toekennen van nieuwe bouwvlakken (van deze wijzigingsbevoegdheid zal in voorkomend geval pas gebruik worden gemaakt nadat de Raad in de gelegenheid is gesteld om wensen en bedenkingen kenbaar te maken bij het voornemen tot het uitoefenen van die bevoegdheid);
  • het wijzigen van bestemmingen, met nadere aanduiding functies en gebruiksdoelen. Een van de genoemde hoofdbestemmingen is 'Wonen', dat zowel in het hoofdgebouw als in de bijbehorende bouwwerken aanvaardbaar is. Een andere mogelijke hoofdbestemming is 'Maatschappelijk' met aanvaardbare functies als gezondheidszorg, kinderopvang, openbare dienstverlening, zorginstelling, zorgboerderij en onderwijs. Voor het mogelijk wijzigen van functies, zal altijd een afweging per afzonderlijk initiatief plaatsvinden.

Conclusie

Het plan voorziet in het creëren van nieuwe economische dragers. Het past daarmee binnen de doelstellingen van de beleidsnota 'Buitens op de Heuvelrug'. Hiermee wordt bereikt dat Hofstede Schevichoven in standgehouden worden voor toekomstige generaties.

Ten behoeve van het behoud van de kwaliteiten van Hofstede Schevichoven is een dubbelbestemming 'Waarde - Landgoed en buitenplaatsen' opgenomen. Verbodsbepalingen, zoals een verbod op het verwijderen van natuur- en landschapselementen, voorkomen aantasting van aanwezige landschappelijk en cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 4 Specifieke Regelgeving En Beleid

4.1 Beeldkwaliteit

Beeldkwaliteitsplan

In de planvorming heeft de initiatiefnemer een masterplan (bijlage 6) op laten stellen, waarin, in hoofdstuk 3 'Stedenbouwkundig kader', richtlijnen worden gegeven voor de beeldkwaliteit. Hierin is ingegaan op de volgende aspecten:

  • omschrijving kernkwaliteiten en visie per gebouw;
  • stedenbouwkundig plan;
  • beeldkwaliteit.

De gemeenteraad heeft kennis genomen van het Masterplan met bijgesloten stedenbouwkundig kader en op d.d. 12 oktober 2017 positief besloten heeft op de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

De voorgestelde ontwikkeling is met zorg uitgewerkt met aandacht voor de beeldkwaliteit.

Nota ruimtelijke kwaliteit

Het welstandsbeleid van de gemeente Utrechtse Heuvelrug is gericht op het in stand houden van de bestaande cultuurhistorische waarden. Welstand is onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Voldoen aan redelijke eisen van welstand wil zeggen dat een zeker minimum aan zorg en zorgvuldigheid bij de totstandkoming van een bouwwerk is besteed aan de visuele kwaliteit.

In de nota hoort het plangebied bij het deelgebied 'Overgangsgebied Langbroekerwetering en Nederrijn. Voor het welstandsbeleid is in dit deelgebied de versterking van de natuurwaarden en de landschappelijke kwaliteiten richtinggevend. Naast de beschermende en conserverende bepalingen van de Monumentenwet kan welstandsbeleid worden ingezet om de sfeer van het zeer afwisselend kleinschalig open landschap te behouden. De welstandstoets zal extra aandacht besteden aan speciale bebouwingskenmerken

Conclusie

Het initiatief kan en zal worden uitgewerkt binnen de geldende welstandscriteria. Zowel de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) als de monumentencommissie heeft een positief principeadvies gegeven over de voorgenomen ontwikkelingsrichting van Hofstede Schevichoven. Daarmee voldoet het plan ook aan hetgeen met de welstandsnota wordt voorgestaan.

4.2 Wonen

Woonvisie gemeente Utrechtse Heuvelrug

De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft in de woonvisie 'Woonbeleid in een nieuwe realiteit, actualisatie Woonvisie Utrechtse Heuvelrug 2013-2020' (vastgesteld 19 februari 2014) is een actualisatie van het woonbeleid van de gemeente opgenomen. In de visie zijn vier speerpunten van beleid aangewezen:

  • Het inzetten op doorstroming in de voorraad sociale woningen (huur en koop).
  • Meer betaalbare huur- en koopwoningen (ver)bouwen of beschikbaar stellen voor de inkomensgroepen € 34.085,- tot € 50.000,- (de scheefwoners).
  • Levensloopbestendig wonen en wonen in combinatie met welzijn en/of zorg, bevorderen en realiseren in alle dorpen.
  • Klimaatbewust en duurzaam (ver)bouwen stimuleren.

Voor nieuwbouw wordt ingezet op bovenwettelijke ambities voor energie en duurzaam bouwen. In 2023 wonen de inwoners van de gemeente klimaatneutraal.

Conclusie

De voorgestelde ontwikkeling van het plangebied voorziet in het behoud van de hoofdwoning en de toevoeging van twee woningen binnen bestaande monumentale bebouwing. Deze twee woningen zijn bedoeld voor ouders van de eigenaren, die hiermee levensloopbestendig wonen willen realiseren voor diverse generaties. Er worden geen huur- en koopwoningen gerealiseerd voor de vrije markt.

De voorgestelde ontwikkeling van het plangebied past in het woonbeleid van de gemeente, zoals dat in de Woonvisie Utrechtse Heuvelrug is geformuleerd.

4.3 Verkeer En Parkeren

In deze paragraaf wordt ingegaan op de verkeerskundige consequenties van de ontwikkeling op Hofstede Schevichoven van veehouderij (agrarisch) naar de functies wonen/bedrijf. Door deze functiewijziging ontstaat een behoefte aan parkeren en een wijziging in de ontsluiting.

Mobiliteitstoets

De provincie Utrecht vindt het van belang dat bij alle ruimtelijke ontwikkelingen voor alle verkeersvormen sprake is van een goede en tijdige ontsluiting. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen een verstorend effect hebben op het functioneren van het verkeersnetwerk in de directe nabijheid. In dat geval zullen er extra maatregelen nodig zijn om deze verstoring niet op te laten treden. Om het bovenstaande te bewerkstelligen stelt de provincie bij elke ruimtelijke ontwikkeling een mobiliteitsscan verplicht. Dit betekent dat in een vroegtijdig stadium (bij voorkeur in de planvormingsfase) wordt nagegaan of de ontwikkeling leidt tot een verstoring van het functioneren van het verkeersnetwerk. Indien dit het geval is, is op grond van art. 3.7 PRV het verplicht een zogenoemde mobiliteitstoets te doen.

Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP)

De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft op 28 januari 2010 het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan vastgesteld (GVVP). Hierin zijn het gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid opgenomen. Doelstelling van het GVVP is te zorgen voor een duurzaam verkeers- en vervoerssysteem met een gezonde en verkeersveilige leefomgeving in een groene bereikbare, economisch gezonde gemeente.

De GVVP laat ruimte voor ruimtelijke ontwikkelingen van enige omvang op goed bereikbare locaties. Iedere ruimtelijke ontwikkeling dient te worden getoetst aan het GVVP. De gemeente gebruikt het GVVP bij het bepalen van de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte van de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het GVVP zijn de parkeernormen opgenomen (pagina 59) die gehanteerd worden in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Dit zijn CROW-normen. De nieuwe woonfuncties op Hofstede Schevichoven vallen binnen de categorie 'koop, vrijstaand' en binnen 'buitengebied'. Voor deze categorie worden parkeernormen gehanteerd van 2 parkeerplaatsen per woning. Voor bezoekers geldt een norm van 0,3 parkeerplaats per woning.

Conclusie

Op de planlocatie is voldoende ruimte aanwezig voor parkeren op eigen terrein m.b.t. het bedrijf en de woonfuncties. In het plan wordt geen gebruik gemaakt van openbaar parkeren. De planlocatie is goed bereikbaar per fiets en per auto.

Ten aanzien van de verkeersgeneratie wordt de bestaande situatie gevormd door een agrarisch bedrijf en de bedrijfswoning daarbij. Het agrarisch bedrijf zorgde voor 10 verkeersbewegingen per etmaal, de bedrijfswoning voor circa 8 verkeersbewegingen. In de bestaande situatie is dus sprake van in totaal 18 verkeersbewegingen per etmaal.

In de nieuwe situatie zal sprake zijn van drie woningen en een houtbewerkingsbedrijf. Voor de woningen geldt dat deze, op basis van CROW-normen, per woning tot een verkeersgeneratie leiden van 7,8 tot 8,6 verkeersbewegingen van etmaal. De verkeersgeneratie van de drie woningen zal daarmee maximaal 26 verkeersbewegingen zijn.

Voor het houtbewerkingsbedrijf kan, op basis van CROW-normen, een verkeersgeneratie worden verwacht van minimaal 3,9 en maximaal 5,7 verkeersbewegingen per 100 m² bruto vloeroppervlak per etmaal (arbeidsextensief en bezoekerextensief bedrijf gelegen in het buitengebied). Met een bvo van 1.061 m² bvo zorgt het houtbewerkingsbedrijf daarmee theoretisch voor een verkeersgeneratie van 42 tot 61 verkeersbewegingen. In feite zal de verkeersgeneratie van het bedrijf lager zijn. De verkeersgeneratie van het bedrijf zal niet meer dan 33 verkeersbewegingen per etmaal zijn.

In totaal en netto leidt dit bestemmingsplan daarmee maximaal (worst case) tot 69 extra verkeersbewegingen per etmaal (26 + 61 - 18). In relatieve zin is dit een beperkte toename. De Middelweg heeft voldoende capaciteit voor deze extra verkeersbewegingen.

Het plan voldoet aan de PRV (mobiliteitstoets) en het GVVP.

4.4 Milieu

4.4.1 Milieu algemeen

Programma Utrechtse Heuvelrug Duurzaam en Klimaatneutraal

Het programma 'Utrechtse Heuvelrug Duurzaam en Klimaatneutraal' bevat de strategische milieubeleidsdoelen van de gemeente en de bijbehorende aanpak. De e Utrechtse Heuvelrug wil een gemeente zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Niet alleen nu, maar ook over 50 of 100 jaar. De gemeente wil een leidende positie innemen in duurzame ontwikkelingen en steeds op zoek gaan naar de meest waardevolle duurzaamheidsambitie. Om dit te bereiken zet de gemeente in op de volgende vijf doelen:

  1. 1. Klimaatneutrale gemeente in 2035: binnen de gemeentegrenzen wekken we evenveel duurzame energie op als we gebruiken.
  2. 2. Kwaliteit leefomgeving (water, geluid, lucht, licht, geur, trilling, straling, bodem en externe veiligheid): een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving voor de huidige en toekomstige inwoners.
  3. 3. Duurzame mobiliteit: de negatieve impact van mobiliteit op de leefomgevingskwaliteit (met name op lucht, geluid) van onze gemeente vermindert, in 2035 is alle mobiliteit in de gemeente klimaatneutraal, en in de mobiliteit wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van hernieuwbare duurzame grondstoffen (groene stroom, groen gas, waterstof, etc.).
  4. 4. Duurzame economie: een gezonde, duurzame en klimaatvriendelijke lokale economie, waarin het ontwikkelen en aanbieden van duurzame producten rendabel is en waarbij inwoners en gasten kunnen kiezen voor duurzame consumptie.
  5. 5. Duurzame en klimaatneutrale organisatie: het realiseren van een duurzame organisatie en van een klimaatneutrale organisatie. Een klimaatneutrale organisatie betekent voor ons een CO2-neutrale organisatie

Het programma bevat een uitvoeringsprogramma dat jaarlijks wordt geactualiseerd. Het algemene deel is geldend van 2017 t/m 2022 .

4.4.2 Milieueffectenrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieu belangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. De m.e.r. is wettelijk neergelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm). Om na te gaan voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden, dient men het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) te raadplegen. In het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten als volgt onderverdeeld:

  • Activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Deze activiteiten zijn opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r;
  • Activiteiten waarvoor het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze activiteiten zijn opgenomen in onder deel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r..

Indien een activiteit wel genoemd wordt in de lijsten, maar niet de drempelwaarden overschrijdt, geldt sinds 2010 de vormvrij m.e.r.-procedure. Hierbij moet het bevoegd gezag afwegen of een m.e.r.-procedure in de specifieke situatie aan de orde is om milieubelangen goed te beschermen. Naast de omvang van de activiteit spelen hierbij ook cumulatie en locatie een belangrijke rol.

Conclusie

De activiteiten die zich op Hofstede Schevichoven zullen ontplooien, vallen niet onder de activiteiten genoemd in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Hofstede Schevichoven is niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.

Omdat Hofstede Schevichoven zich (deels) in een stiltegebied bevindt, is de geluidsbelasting door de nieuwe bedrijfsactiviteiten de voornaamste milieuoverweging. Hiertoe zij uitvoerige akoestische onderzoeken uitgevoerd. Dit aspect wordt nader toegelicht in hoofdstuk 4.4.4. Daarop gelet en gelet op de uitkomsten ten aanzien van de andere milieu-aspecten, geeft dit plan ook geen aanleiding tot het opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

4.4.3 Bodem

Als gevolg van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Bouwbesluit, dient in verband met de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling, onderzoek te worden verricht naar eventuele verontreinigingen van gronden waaraan een nieuwe bestemming wordt gegeven. Het doel van een dergelijk onderzoek is het beoordelen van de mate waarin verontreiniging aanwezig is, zodat kan worden beoordeeld of en zo ja welke kosten zijn gemoeid met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat wordt voldaan aan de eisen van de milieuwetgeving.

Binnen het plangebied wordt een kapschuur gebouwd en worden woningen gerealiseerd binnen bestaande gebouwen.

Binnen het plangebied is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN5725 (Historisch bodemonderzoek, uitgevoerd door SGS Search, kenmerk 25.17.00134.1, d.d. 21 juni 2017, bijlage 1). Met het uitgevoerde onderzoek is inzicht verkregen in de vraag of het plangebied verdacht is op de aanwezigheid van bodemverontreinigingen.

Uit de resultaten van het historisch onderzoek blijkt dat de locatie niet verdacht is op het voorkomen van een eventuele bodemverontreiniging. Vanuit een milieuhygiënisch oogpunt wordt de bodem geschikt geacht voor het toekomstig gebruik van de locatie als kleinschalig houtverduurzamingsbedrijf.

Conclusie

Het plangebied is niet verdacht op het voorkomen van eventuele bodemverontreiniging.

In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de kapschuur en/of de nieuwe woningen zal zo nodig bodemonderzoek uitgevoerd worden.

4.4.4 Geluid

Wegverkeerslawaai

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Als een plangebied geheel of gedeeltelijk binnen de onderzoekszone van een verkeersweg, een spoorweg, of een gezoneerd industrieterrein valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen) binnen die geluidszone.

Een bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld indien de geluidbelasting op nieuwe geluidsgevoelige functies voldoet aan de voorkeursgrenswaarden genoemd in de Wgh, of indien een besluit is genomen om hogere waarden vast te stellen. Voor dit laatste geeft de Wgh een maximale ontheffingswaarde. Voordat een hogere waarde kan worden vastgesteld, dienen eerst maatregelen onderzocht te worden om de geluidbelasting terug te dringen.

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde).

Conclusie

Voor dit plan is geluid vanwege wegverkeer relevant. Het plangebied wordt ontsloten via de Middelweg; een ontsluitingsweg voor aanliggende woningen en kent een lage verkeersintensiteit. Voor wegverkeer geldt voor de geluidsbelasting een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0008.png"

Bron: De Roever Omgevingsadvies, projectnummer 20171017/C02/TO, januari 2018

Volgens akoestisch onderzoek uitgevoerd door de Roever Omgevingsadvies wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Op de gevels van de woningen wordt de voorkeurswaarde van 48 dB niet overschreden. In deze berekening zijn ook de geluiden vanuit de nieuwe bedrijfsbestemming opgenomen, met bijbehorende verkeersbewegingen. Bij dit onderzoek wordt wel opgemerkt dat, zoals ook op bovenstaande afbeelding te zien, de woning in het bakhuis niet beschouwd is. Toch zal ook in die woning sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat en zal ook daar de voorkeursgrenswaarde niet worden overschreden. De afstanden tussen het bakhuis en de verschillende geluidsbronnen in de omgeving zijn namelijk groter dan bij de naastgelegen boerderij. Bij de boerderij worden de grenswaarden voor geluid ruimschoots niet overschreden. Ten aanzien van wegverkeerslawaai wordt deze conclusie bevestigd door de geluidskaart van de omgevingsdienst Regio Utrecht. Zoals op onderstaande afbeelding te zien is, zal de geluidsbelasting op de nieuwe woningen vanwege wegverkeerslawaai niet hoger zijn dan 38 dB. Daarmee wordt ruimschoots aan de voorkeursgrenswaarde voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0009.png"

Fragment geluidskaart Omgevingsdienst Regio Utrecht

In het genoemde onderzoek van Roever Omgevingsadvies (bijlage 4) zijn ook de effecten van de nieuwe bedrijfsbestemming op het stiltegebied in beeld gebracht. Daarbij is uitgegaan van een representatieve bedrijfsvoering van de 'zwaarst' mogelijk bedrijfsfunctie: het gewenste houtbewerkingsbedrijf. Uit het onderzoek blijkt dat ruimschoots voldaan wordt aan de richtwaarde uit de Provinciale Milieuverordening Utrecht 2013 voor stiltegebieden wordt voldaan. De hoogst berekende geluidswaarde is 30,6 dB(A) (LAeq, 24h), terwijl de richtwaarde 35 dB(A) (LAeq, 24h) is.

4.4.5 Luchtkwaliteit

Wet Milieubeheer

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Besluit NIBM

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. Een project is klein als het slechts een geringe mate, oftwel niet in betekenende mate(nibm), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Besluit gevoelige bestemmingen

Daarnaast worden er bestemmingen benoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling, de zogenaamde gevoelige bestemmingen. Uiteraard moet niet alleen bij gevoelige bestemmingen, maar bij alle projecten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Vanuit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf niet of nauwelijks bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Conclusie

Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM), dwz hoogstens 3%, bijdraagt aan de lucht- verontreiniging. Deze grens wordt concreet gelijk gesteld aan een woonwijk van 1500 woningen bij één ontsluitingsweg. Dit plan valt duidelijk onder deze grens.

De voorgestelde planontwikkeling, het saneren van voormalige agrarische bebouwing, de functiewijzing van twee monumentale gebouwen tot woning en de realisatie van een nieuwe kapschuur, leidt niet in betekenende mate tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het betreft geen 'gevoelige bestemming' binnen 300 meter van een rijksweg of 50 meter van een provinciale weg.

Gemeentelijk Milieu beleid

In het Milieubeleidsplan zijn kwaliteitsklassen toegekend die afhankelijk zijn van het soort gebied, de milieukwaliteitsprofielen. Het maatgevende milieukwaliteitsprofiel voor dit plangebied is het milieukwaliteitsprofiel 'Landelijk gebied, verweving van functies'. Hierbij is uitgegaan van de concentraties zoals genoemd in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0010.png"

Stikstofdioxide

De concentratie stikstofdioxide in het plangebied is volgens de luchtkwaliteitskaarten van de omgevingsdienst regio Utrecht (OdrU) 16-18 µg/m3 (2015). Dit betekent dat de concentratie voldoet aan de ambitiekaart uit het milieukwaliteitsprofiel 'Landelijk gebied, verweving van functies'. Ook volgens de richtlijnen van de GGD is sprake van een goed leefklimaat. Volgens de landelijke GGD (Handboek voor een gezonde inrichting van de leefomgeving, 2018) is bij een concentratie van minder dan 20 µg/m3 sprake van een goed leefklimaat.

Fijn stof, PM10

De concentratie fijn stof in het plangebied volgens de luchtkwaliteitskaarten van de omgevingsdienst (OdrU) 22-24 µg/m3 voor PM10 (2015). De concentratie van PM10 voldoet daarmee ook aan de ambitiewaarde uit het milieukwaliteitsprofiel 'Landelijk gebied, verweving van functies'. Voor PM10 adviseert de Wereld Gezondheid Organisatie te streven naar een waarde van minder dan 20 µg/m3. De landelijke GGD bestempelt een waarde boven de 20 µg/m3 als onvoldoende. De aanwezige concentratie overschrijdt de advieswaarde van 20 µg/m3 echter gering en de kaarten voor komende jaren (2020 en 2025) laten zien dat de concentratie gaat afnemen. Bovendien wordt voldaan aan de ambitiewaarde uit het gemeentelijk milieubeleid. Er is dan ook sprake van een goed tot aanvaardbaar leefklimaat gelet op de concentratie van PM10.

Fijn stof, PM2,5

De concentratie fijn stof in het plangebied bedraagt volgens de luchtkwaliteitskaarten van de omgevingsdienst (OdrU) 14-15 µg/m3 voor PM2,5 (2015). PM2,5 voldoet aan de wettelijke streefwaarde.

Voor PM2,5 adviseert de Wereld Gezondheid Organisatie te streven naar een waarde van minder dan 10 µg/m3. De landelijke GGD bestempelt een waarde boven de 10 µg/m3 als onvoldoende. De aanwezige concentratie overschrijdt de advieswaarde van 10 µg/m3 echter beperkt in verhouding tot de wettelijke streefwaarde en de kaarten voor komende jaren (2020 en 2025) laten zien dat de concentratie gaat afnemen. Er is dan ook sprake van een goed tot aanvaardbaar leefklimaat gelet op de concentratie van PM2,5.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekende mate bij aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. Dit betekent dat de ontwikkeling voldoet aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 5 van Wet milieubeheer.

Aan de ambitiewaarden wordt voldaan in het gebied. De grenswaarden worden niet overschreden in en nabij het plangebied. Hiermee wordt ook voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Voor luchtkwaliteit zijn geen nadere acties vereist.

4.4.6 Bedrijven en milieuzonering

Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving. Instrumenten van ruimtelijke ordening en milieu kunnen elkaar daarbij ondersteunen. Om tot een optimale invulling van de ruimte te komen, onderscheidt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in haar brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009) diverse omgevingstypen. In de brochure zijn de in acht te nemen afstanden gekoppeld aan de hinder (stank, stof, geluid en gevaar) die een bepaalde activiteit met zich meebrengt.

Milieugevoelige functies

Dit bestemmingsplan voorziet in milieugevoelige functies. De enige milieubelastende functies in de omgeving zijn agarische bedrijven. In een straal van 1 kilometer liggen een vijftal agrarische bedrijven. Opgemerkt wordt daarbij dat voor de dichtstbij gelegen locatie Middelweg 83b een bestemmingsplanherziening in voorbereiding is. Deze herziening heeft betrekking op het weg bestemmen van het ter plaatste geldende agrarisch bouwperceel, waardoor daar geen veehouderij meer mogelijk zal zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0011.png"

Figuur: uitsnede uit bijlage geur onderzoek 'veehouderijen in de omgeving'

Voor het plangebied is geur het maatgevende hinderaspect van de agrarische bedrijven. In opdracht van de initiatiefnemer is door adviesbureau De Roever Omgevingsadvies een geuronderzoek (bijlage 3) uitgevoerd (voor- en achtergrondbelasting).

Het plangebied ligt buiten de vaste afstandscontouren van stallen waarin dieren zonder geuremissiefactor gehouden worden. Ook wordt voldaan aan de aan te houden gevel-gevel afstand. Ten aanzien van de vaste afstanden worden de omliggende veehouderijen niet geschaad in hun belangen.

Ook voor wat betreft de individuele geurbelasting worden de belangen van de omliggende veehouderijbedrijven niet geschaad door de voorgenomen ontwikkeling. In de beoogde situatie liggen de geurgevoelige objecten buiten de geurcontour van 14,0 ouE/m3 (norm) voor de naastgelegen veehouderijen.

Er is voor zowel de voor- als achtergrondbelasting sprake van een acceptabel woon- en verblijfsklimaat. Dit geldt voor alle geurgevoelige objecten. Door voorgenomen ontwikkeling worden de veehouderijen niet in hun belangen geschaad. Voor het plangebied kan een acceptabel leefklimaat gegarandeerd worden ten aanzien van vaste afstanden en de geurbelasting.

Milieubelastende functies

Dit bestemmingsplan voorziet in een milieubelastende functie: een houtbewerkingsbedrijf. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. Geluid is daarbij het maatgevende aspect. Binnen 50 meter van de nieuwe bedrijfsbestemming bevinden zich woningen, waaronder de nieuwe woningen in het plangebied. Omdat niet aan de richtafstand is door adviesbureau De Roever onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting. Uit dit onderzoek (bijlage 4) blijkt dat met een kortere afstand kan worden volstaan. Een goed woon- en leefklimaat in de omliggende woningen kan worden gegarandeerd en het bedrijf kan aan de normen uit het Activiteitenbesluit voldoen. Uit dit onderzoek blijkt ook dat het bedrijf kan voldoen aan de richtwaarde uit de Provinciale Milieuverordening Utrecht 2013 voor stiltegebieden.

Conclusie akoestisch onderzoek

Er is sprake van een acceptabel woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van woningen in de omgeving en het gewenste bedrijf is inpasbaar. Tevens wordt aan de richtwaarde voor stiltegebieden voldaan.

4.4.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder meer gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen.

Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-stations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft in haar Milieubeleidsplan voor verschillende gebiedstypen milieukwaliteitsprofielen opgesteld. Per milieuthema zijn indicatoren gedefinieerd waaraan gewenste kwaliteitsniveaus en ambitiewaarden zijn verbonden. Voor externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico als indicatoren gekozen.

Op het plangebied is het gebiedstype 'Landelijk gebied - verweving van functies' van toepassing. Voor de indicator externe veiligheid gelden daarbij de volgende kwaliteitsdoelstellingen:

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0012.png"

Beschrijving huidige risicosituatie

Onderstaande uitsnede van de Risicokaart toont de omgeving van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0013.png"

Figuur: Uitsnede Risicokaart provincie Utrecht

Risicobronnen

Er zijn in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen aanwezig, waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden.

Elektromagnetische straling

Het plangebied ligt niet binnen een indicatieve veiligheidszone van een hoogspanningslijn, waarbinnen beperkingen gelden voor het oprichten van stralingsgevoelige objecten.

Volgens de gegevens op de website antenneregister.nl zijn er in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig die overschrijdingen kunnen veroorzaken van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische velsterkten.

Toetsing milieukwaliteitsprofiel

In het plangebied wordt in zowel de bestaande als de toekomstige situatie voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voldaan aan de ambitiekwaliteit.

Conclusie

De aspecten externe veiligheid en elektromagnetische straling vormen geen belemmering voor het plan. Het milieukwaliteitsprofiel voor externe veiligheid voldoet aan de ambitiekwaliteit.

Blijkens de provinciale risicokaart komen in de directe omgeving van het plangebied geen bedrijven voor die met gevaarlijke stoffen werken en daardoor een calamiteitsrisico vormen voor hun omgeving (op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

4.4.8 Duurzaamheid

Bouwbesluit

De wettelijke eisen zijn vastgesteld in het Bouwbesluit. Per 1 januari 2015 is het Bouwbesluit gewijzigd en zijn de eisen ten aanzien van duurzaamheid aangescherpt. Deze zijn als volgt:

  • Minimale isolatiewaarde (Rc) voor dichte uitwendige scheidingsconstructies, per onderdeel van de schil -4,5 voor gevel, 6 voor het dak en 3,5 voor de vloer.
  • Een gemiddelde U-waarde van 1,65 voor ramen (glas en kozijn) en deuren, maximaal 2,2.
  • Een maximale EPC waarde afhankelijk van het type gebouw. De EPC dient berekent te worden middels de EPG methodiek. Voor woningen is dit 0,4.
  • Een milieuprestatie Gebouw (MPG). Deze verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen met nevenfuncties groter dan 100 m2.

Milieuprestatie Gebouw (MPG)

Vanaf 2015 geldt vanuit het Bouwbesluit de verplichting om bij de aanvraag omgevingsvergunning Bouwen een berekening aan te leveren van de Milieuprestatie van een gebouw. De verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen met nevenfuncties groter dan 100 m2. De initiatiefnemer kan op twee manieren aantonen te voldoen aan het Bouwbesluit:

  • Zelf documenten aanleveren waarmee aangetoond wordt dat voldaan is aan het Bouwbesluit.
  • Het aanleveren van een SBK-bewijs MPG, hetgeen voldoende bewijs is dat voldaan is aan het Bouwbesluit.

De Stichting Bouwbesluit (SBK) geeft op de website www.milieuprestatiebewijs.nl informatie over het aanvragen van een SBK-bewijs. Voor het aanvragen moet een berekening worden aangeleverd, voor maken va een berekening is een gratis licentie beschikbaar bij de Omgevingsdienst voor de software GPR Gebouw.

De wettelijke eisen aan nieuwbouw woningen staan in het bouwbesluit van 2012. Aanvullend op deze eisen heeft de gemeente Utrechtse Heuvelrug haar duurzaam bouwen beleid verwoord in het programma 'Utrechtse Heuvelrug Duurzaam en Klimaatneutraal'.

Woonvisie 2013-2020

In de Woonvisie 2013-2020 wordt ingezet op bovenwettelijke ambities voor energieverbruik en duurzaamheid. Uitgegaan wordt van een 25 tot 50 % verscherpte energiepresatienorm (EPC) ten opzichte van de wettelijke norm. Voor duurzaamheid wordt uitgegaan van een duurzaamheidcijfer GPR7 of GPR 8. Het streven is om te komen tot energieneutrale woningen.

Conclusie

De plannen betreffen het restaureren en verbouwen bestaande monumentale gebouwen binnen Hofstede Schevichoven. Het is wenselijk deze activiteiten duurzaam en volgens bovenstaande regelgeving uit te voeren. In de definitieve ontwerpen wordt gestreefd naar een duurzame toepassing van bouwfysische voorzieningen en installaties.

Kansen die de opdrachtgever ziet voor duurzaamheid m.b.t. (restauratie, verbouw en herstel) woningen zijn:

  • Verbeteren van de kierdichting
  • Oplossen van koudebruggen
  • Gebruik van zonnepanelen
  • Gebruik moderne isolatietechnieken
  • Toepassen van hout- en/of pellet kachel
  • Gebruik van duurzaam FSC hout
  • Waterbesparende voorzieningen

4.5 Water

Nationale Waterbeleid

Het Rijk heeft met het waterbeleid van de 21e eeuw twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Het eerste principe 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.

Bij het tweede principe 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Schoon en vuil water worden zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Het nationale beleid heeft geen directe implicaties voor dit bestemmingsplan.

Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021 Provincie Utrecht

Het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021 (BWM-plan) legt het beleid op basis van de provinciale wettelijke taken voor bodem, water en milieu vast voor de periode 2016-2021. Het BWM-plan richt zich op vier belangrijke maatschappelijke opgaven: waterveiligheid en wateroverlast, schoon en voldoende oppervlaktewater, ondergrond en leef kwaliteit stedelijk gebied. Vanaf 2016 is al het bodem-, water en milieubeleid in één integraal plan opgenomen. De opgaven vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) maken onderdeel uit van dit plan.

Waterbeheerplan 'Water Voorop' 2010-2015

Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft in het waterbeheerplan in grote lijnen het waterbeheer voor de komende zes beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe het waterschap deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in beheergebied van het waterschap kan uitvoeren, samen met diverse andere organisaties. Het waterbeheerplan is uitwerkt in watergebiedsplannen.

Het plangebied ligt binnen het Watergebiedsplan Langbroekerwetering. Binnen dit gebied is beleid is gericht op het herstellen van de infiltratie op en het benutten van kwel van de Utrechtse Heuvelrug. De Utrechtse Heuvelrug, het Langbroekerwetering gebied en Groenraven-Oost vormen een hydrologisch samenhangend gebied van de hoger gelegen infiltratie- en laaggelegen kwelgebieden. Het watersysteem sluit aan bij de natuur en landschapswaarden van het gebied.

Waterplan Heuvelrug

In februari 2007 heeft de gemeente het Waterplan Heuvelrug vastgesteld. Dit plan richt zich op het voorkomen en terugdringen van verontreiniging van oppervlaktewater door inzameling afvoer en zuivering van afvalwater, het terugdringen van ongewenste lozingen en het voorkomen van verontreiniging van regenwater via afkoppeling en het gebruik van niet uitlogende (bouw)materialen.

Geactualiseerde Leidraad Afkoppelen Utrechtse Heuvelrug (Wareco)

In januari 2010 is het convenant 'Afkoppelbeleid Utrechtse Heuvelrug' getekend tussen de provincie Utrecht, 10 gemeenten met grondgebied op de Utrechtse Heuvelrug en de waterschappen Vallei & Eem en HDSR. Dit convenant is recentelijk geactualiseerd en in 2016 opnieuw vastgesteld. het bevat afspraken over en onder welke voorwaarden dakoppervlakken en andere verharde oppervlakken wel en niet kunnen worden afgekoppeld. Het bevat een beslisschema voor verontreinigde oppervlakken. Voor uitloogbare daken en gevels geldt daarbij; ja ,mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in het Bodem-Water- en milieuplan 2016-2021 van de Provincie.

Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2012-2015

Dit plan bevat de integrale visie van de gemeente op grondwater, regenwater en stedelijk afvalwater. De gemeente kiest hierin voor een integraal en duurzaam watersysteem. De doelen hierbij zijn:

  • Inzameling van stedelijk afvalwater, dat binnen het gebied is geproduceerd.
  • Transport van ingezameld stedelijk afvalwater naar de zuiveringsinstallatie.
  • Voorkomen van ongewenste vuilemissie naar oppervlaktewater, grondwater en bodem.

Voor het hemelwater streeft de gemeente naar het zoveel mogelijk ter plaatse vast houden van water. Dit betekent dan dat het hemelwater niet langer het riool ingaat maar lokaal wordt geborgen in de bodem en/of oppervlaktewater. Dit levert zowel voordelen op voor met milieu als de economie. Het helpt om verdroging van gebied te bestrijden en voorkomt dat schoon oppervlaktewater vies wordt. Verder verbetert de werking van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Deze werkt beter als rioolwater minder vermengd is met regenwater.

Watertoets

De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen die vallen onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In het Nationaal Bestuursakkoord Wateractueel (NBW-actueel, juni 2008) hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen onder meer afgesproken dat de watertoets ook wordt toegepast bij waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten die niet vallen onder de Wro. Dit houdt in dat in een vroegtijdig stadium overleg gepleegd wordt met de waterbeheerders.

Voor dit bestemmingsplan is het watertoetsproces digitaal doorlopen via www.dewatertoets.nl. Uit de digitale analyse blijkt dat er geen grote waterbelangen zijn. De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de belangrijkste minimale voorwaarde: "het stand-still beginsel". Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden adviseerde positief over het ruimtelijk plan.

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is oppervlaktewater in de vorm van (kavel)sloten aanwezig. De situatie ten aanzien van oppervlaktewater zal niet veranderen.

Verhard oppervlak

De voorgenomen ontwikkeling betreft een afname van verhard oppervlak.

Hemelwater

Het hemelwater wordt in de huidige als de toekomstige situatie afgevoerd naar oppervlakte- en grondwater.

Afvalwater

De bestaande vuilwaterafvoeren zijn via terreinleidingen aangesloten op het gemeente riool. De bestaande vuilwaterleidingen zijn toereikend voor de capaciteit van de nieuwe functies.

Waterkwaliteit

Het beschermen van de waterkwaliteit is een groot aandachtspunt voor dit ruimtelijk plan. Met name omdat de eigenaar niet is aangesloten op het drinkwaternetwerk, maar via een eigen bron (grond)water verbruikt. Waarborging van de waterkwaliteit is van groot belang.

Conclusie

Met de voorgenomen ontwikkeling vind een afname plaats van het verhard oppervlak. Het aspect water levert geen beperkingen op voor de voorziene planontwikkeling. Volgens de digitale watertoets zijn er geen waterbelangen in het geding.

4.6 Groen, Natuur En Landschap

Hofstede Schevichoven ligt in een overgangsgebied van de Utrechtse Heuvelrug naar het gebied van de Kromme Rijn. Als onderdeel van Landgoed Broekhuizen maakt het deel uit van de zogenoemde Stichtse Lustwarande.

Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt sindsdien de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet, en de Boswet. De wet bevat regels voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten en de belangrijkste natuurgebieden in Nederland.

Natuurnetwerk Nederland

Sinds enkele jaren gebruiken het Rijk en de provincie Utrecht de naam Natuurnetwerk Nederland (NNN), voor wat tot dusverre de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) heette. Het NNN is een robuust, samenhangend netwerk van natuurgebieden en verbindingen daartussen op nationaal niveau. Natura 2000, een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, maakt onderdeel uit van de NNN. Zowel het Rijk als de Provincie wensen de NNN te behouden en verder te ontwikkelen. In de Provinciaal Ruimtelijke Verordening (PRV) is dan ook een beschermingsregime (het zogenaamde nee, tenzij regime) voor het NNN opgenomen. Op grond van de PRV mogen binnen het NNN geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN. Op deze hoofdregel zijn uitzonderingen mogelijk.

LOP Kromme Rijngebied+ (2009)

Voor het gebied is een landschapsontwikkelingsplan Kromme Rijngebied+ (LOP) opgesteld. In samenhang met dit LOP is een beeldkwaliteitsplan (BKP Kromme Rijngebied +) en een Uitvoeringsprogramma (UP Kromme Rijngebied+) opgesteld.

De drie documenten vormen gezamenlijk de beleidskaders voor het behoud, de versterking en de ontwikkeling van het gebied voor de komende tien jaar. De drie documenten zijn opgesteld door de betrokken gemeenten Zeist, Wijk bij Duurstede, Bunnik, De Bilt, Houten en Utrechtse Heuvelrug, in samenspraak met de gebieds- en belangenorganisaties van de streek. De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft op 28 januari 2010 met het Landschaps- ontwikkelingsplan Kromme Rijngebied+ ingestemd.

Voorop in het LOP staan de streekeigen identiteit, de verscheidenheid en de beleving van het landschap. Het buitengebied dient vitaal, aantrekkelijk en economisch gezond te zijn.

Specifieke doelstellingen van het LOP zijn:

  • waarborgen van het cultureel erfgoed en een goede leefomgeving voor de toekomstige generaties door functies op een adequate wijze te situeren en vorm te geven;
  • versterken van de identiteit en leefbaarheid van het landschap;
  • stimuleren van de betrokkenheid (inhoudelijk en/of financieel) van de burger bij de kwaliteit van het landschap en de leefomgeving en stimuleren van lokale en regionale initiatieven voor verbetering van het landschap;
  • vormen van een helder referentiekader vanuit landschapskwaliteit voor beoordeling van en advisering bij nieuwe ontwikkelingen.

Het LOP bestaat uit een landschaps- en een natuurvisie. De landschapsvisie beschrijft de gewenste ontwikkeling van de identiteit van de verschillende landschapstypen, de historische patronen, de groenstructuren en de ruimtelijke kwaliteiten die karakteristiek zijn. De landschapsvisie is gebaseerd op en vormt een uitwerking van vastgesteld beleid op diverse niveaus. De natuurvisie beschrijft de gewenste ecologische ontwikkeling van het gebied.

Hofstede Schevichoven is onderdeel van de historische buitenplaats Broekhuizen en maakt in het LOP deel uit van de Stichtse Lustwarande, een reeks van kastelen, buitens en landgoederen welke zich tussen het eind van de 18e eeuw en het begin van de 20e eeuw ontwikkeld heeft langs de eeuwenoude weg Utrecht-Arnhem. Vanuit deze kastelen en buitens zijn vele kenmerkende structuren in het landschap ontstaan, zoals zichtlijnen, lanen en ook grote ontginningen. De landschapsvisie zet in dit deelgebied in op het behouden en versterken van de waardevolle landgoederenzone en de waardevolle abiotische gradiënt en de recreatieve verbindingen. Nieuwe ontwikkelingen moeten aan deze kernkwaliteiten getoetst worden.

In het deelgebied is tevens versterking van de beeldkwaliteit van bestaande onderdelen van het buitengebied en landschappelijke inpassing van nieuwe ontwikkelingen gewenst. Denk hierbij aan de beeldkwaliteit van bebouwingslinten, bebouwing en erven, schuren, bedrijven, parkeerplaatsen, kassen, paardenbakken of verlichting.

Er is om deze reden naast het LOP ook een beeldkwaliteitsplan voor hetzelfde plangebied opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan (BKP) is een vervolgstap op het LOP Kromme Rijngebied+ en geeft daarvan een nadere uitwerking. Het BKP gaat in op de ruimtelijke samenhang van de bebouwing met de omgeving, de erfinrichting en de beeldkenmerken van het landschap.

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor wijziging van functies en geeft randvoorwaarden voor de maatvoering van bebouwing en andere objecten. Het landschapsontwikkelingsplan geeft de gewenste ontwikkeling in het landschap aan. Het BKP geeft nadere informatie en inspiratie hoe nieuwe ontwikkelingen er uit kunnen zien en hoe onder andere beplantingen daarin een rol spelen.

Het plan

De planlocatie ligt buiten de bebouwde kom in het buitengebied. Het ligt buiten de NNN structuur en in de nabijheid van het plangebied ligt geen Natura-2000 gebied dat beschermd is op grond van de Wet natuurbescherming. Nadere toetsing aan voornoemde wet is dan ook niet noodzakelijk.

Wel is getoetst of de bedrijfsactiviteiten, renovaties en de realisatie van de nieuwbouw kapschuur nadelige gevolgen heeft of kan veroorzaken voor de aanwezige natuur. De kans op enige inbreuk op de Wet natuurbescherming lijkt niet zo groot. Het is immers al bebouwd gebied. De bestaande groenstructuur blijft intact en wordt versterkt.

Voor het bepalen van eventuele effecten is een QuickScan flora en fauna uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek (bijlage 4) wijzen uit dat er geen bijzondere flora/fauna waarden voorkomen en dat gebiedsbescherming van andere natuurgebieden niet aan de orde is.

Voorliggend plan leidt tot een versterking van landschappelijke kwaliteiten door het verdwijnen van overtollige gebouwen en een degelijke landschappelijke inpassing van de nieuwe situatie. Het plan is daarmee in lijn met het LOP.

Conclusie

Vanuit het flora/fauna perspectief en vanuit het LOP zijn er geen beletselen voor de realisatie van dit bestemmingsplan.

4.7 Cultuurhistorie

Besluit ruimtelijke ordening

Cultuurhistorische elementen en structuren zijn belangrijke aspecten van stad en landschap. Ze dragen bij aan de herkenbaarheid, ze vormen oriëntatiepunten en ze zorgen ervoor dat bewoners en bezoekers zich met een stad, dorp of streek kunnen identificeren. In de laatste twee decennia is de maatschappelijke belangstelling voor cultuurhistorie en landschap sterk gegroeid. In het verlengde hiervan zijn de identiteit en het eigen karakter van de dagelijkse leefomgeving belangrijke items geworden. Deze belangstelling heeft onder meer geleid tot de rijksnota Belvedere (1999) en tot diverse beleidsnota’s van provincies en gemeenten. In deze nota’s wordt de nadruk gelegd op het tweesporenbeleid: enerzijds behoud van waardevolle cultuurhistorische aspecten, anderzijds ontwikkelingsgericht omgaan met het erfgoed. Sinds het verschijnen van de nota Belvedere is het besef gegroeid dat het erfgoed boeiende mogelijkheden biedt voor het landschap van de toekomst. Het kan een bron van inspiratie vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen.

De relatie tussen cultuurhistorische waarden – ook wel aangeduid als cultureel erfgoed – en de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals die per 1 januari 2012 is gewijzigd. De Wro spreekt van een samenhangende afweging van alle belangen – inclusief cultuurhistorie. In het Bro is de opdracht aan overheden verwoord om “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”.

Cultuur- en erfgoednota 2016-2019 'Alles is nu'

De provincie Utrecht zet zich samen met partners in voor het behouden en beleven van cultuur en erfgoed. We bouwen mee aan het verbinden van de culturele sector met andere maatschappelijke velden. En spelen waar mogelijk een verrijkende en versterkende rol. De Cultuur- en erfgoednota 2016 - 2019 'Alles is NU' is tot stand gekomen in samenwerking met 150 vertegenwoordigers van culturele instellingen en gemeenten.

De nota gaat uit van de volgende drie inhoudelijke opgaven:

  • Hebben en houden: samen zorgen voor erfgoed
  • Promoten en profileren: beleefbaar maken van erfgoed en cultuur
  • Kennen en kunnen: leren van culturele basisvaardigheden

Als rode draad door bovenstaande opgaven loopt een vierde opgave:

  • Onderzoeken en ontwikkeling: bewegen om vooruit te komen.

Nota: Niet van gisteren

De Nota Belvedère is op provinciaal niveau uitgewerkt met de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) en bijbehorende sturingsmechanismen ('veiligstellen' en 'eisen stellen'). De provinciale nota 'Niet van Gisteren, cultuurhistorische hoofdstructuur in de provincie Utrecht 2003 heeft de CHS vastgelegd. De nota heeft tot doel het bieden van een inspirerend instrumentarium ter behoud en versterking van cultuurhistorische waarden in de provincie. De cultuurhistorische samenhang in en tussen gebieden dient te worden versterkt, op basis van het gewaardeerde verleden. De ruimtelijke kwaliteit kan daarmee worden verbeterd.

Het toekomstperspectief voor de cultuurhistorische waarden wordt bepaald door de mate van bescherming die aan deze waarden worden geboden. Het bestemmingsplan zal voldoende aandacht moeten besteden aan het 'veiligstellen' van de cultuurhistorische waarden.

Rijksmonumenten

Hofstede Schevichoven is onderdeel van de historische buitenplaats Broekhuizen. Hofstede Schevichoven heeft de dubbelbestemming 'landgoed' en is van Rijkswege beschermd binnen het complex en kent daarbij enkele eigen Rijksmonumenten zijnde: de boerderij met jachthuis, de duiventoren, de hooiberg en de schaapskooi.

Redengevende beschrijving
Complexnummer: 522862
Complexnaam: Broekhuizen
Complex omschrijving: Historische buitenplaats Broekhuizen
In structuur en deels in detail gaaf bewaarde buitenplaats met HOOFDGEBOUW (1), HISTORISCHE TUINEN PARKAANLEG (2), TWEE TUINBEELDEN (3), ORANJERIE MET BEELDEN (4), TUINMUUR (5), KOETSHUIS (6), BRUG (7), INRIJHEK (8), BOERDERIJ MIDDELWEG (9), VOORMALIG ZWEMBAD (10), TOMBE VAN NELLESTEYN (11), HUIS DARTHEIDE (12), VOORMALIG RECHTHUIS (13), BOERDERIJ SCHEVICHOVEN met SCHAAPSKOOI, HOOIBERG en DUIVENTOREN (14), BOERDERIJ (15).
Hofstede Schevichoven is genoemd als 14de onderdeel.
Monumentnummer: 527925
Omschrijving onderdeel 14: (Middelweg 85). BOERDERIJ SCHEVICHOVEN met SCHAAPSKOOI, HOOIBERG en DUIVENTOREN behorende tot de historische buitenplaats Broekhuizen. Bij de boerderij ligt een kleine boerentuin.
De geschiedenis van Schevichoven gaat terug naar 26 mei 1394 toen het voor de eerste keer werd beleend aan Johan van Broichusen (Broeckhuysen) als 'twee hoeven lands, veens ende hoefslag, geheiten Schevinchoven'. Het was oorspronkelijk een bisschoppelijk leen. Nadat het goed in verschillende handen is geweest komt het in 1813 in bezit van Jan van Nellesteijn, waarmee het weer gaat behoren tot Broekhuizen.
De boerderij zelf bestaat uit een stenen kamer (jachtkamer) in kern daterend uit de late middeleeuwen verder 16de- en vroeg 17de-eeuws werk, waar in 1911 een herenkamer en een middenlangsdeelschuur aan vast gebouwd zijn. De vrijstaande schuur aan de zuidzijde dateert in oorsprong uit de eerste helft van de 19de eeuw. Beide gebouwen zijn in 1954-1955 gewijzigd, waarbij het voorhuis van de boerderij met een verdieping werd verhoogd en de indeling van de kleine schuur werd vernieuwd. Op het erf ligt tevens een schaapskooi (herbouwd in 1983) en een hooiberg. Schuin voor de boerderij in het weiland staat een rechthoekige duiventoren.
BOERDERIJ: Opmerkelijk is de jachtkamer in Hollandse renaissancestijl opgetrokken van handvorm baksteen en siermetselwerk (muizentandlijst). Deze staat op een rechthoekige plattegrond en is opgebouwd uit een overwelfde kelder, een vrij hooggelegen bel-etage en een zolder tussen trapgevels en onder een met gesmoorde pannen gedekt, steil zadeldak. Aan de noordwestgevel is via een dubbel trapbordes de omlijste toegangsdeur bekroond door een architraaf en zandstenen fronton met wapensteen. Daarboven een sluitsteen van een gebeeldhouwd kopje. Oorspronkelijk was de kelder ook van buiten toegankelijk via een luik in het bordes. De bel-etage is via het bordes aan de noordzijde te bereiken en van binnen uit via een trap. De gevels worden ingedeeld met bol- en kruiskozijnen met halve luiken en onder segmentbogen. Tegen de achtergevel een gemak onder een lessenaarsdak.
De kelder heeft een tongewelf met steekkapjes en bevat stenen pekelbakken. De schouw op de bel-etage die nu tegenover de toegang zit was vóór 1954 tegen de oostgevel gesitueerd. De ruimte wordt overspannen met een samengestelde balklaag met consoles. Zij hebben een 16de-eeuws peerkraalprofiel, maar lijken later te zijn toegevoegd. De zolder heeft een dubbel dekbalkjuk met makelaar en nokgording. De eikenhouten jukken zijn samengesteld uit twee gespiegelde krommers die uit ??n balk gezaagd zijn. De rondhouten spoortjes zijn bij een restauratie aangebracht.
Het voorhuis uit 1911 is wit gepleisterd en bestond oorspronkelijk uit ??n bouwlaag onder een met rode pannen gedekt zadeldak. In 1954-55 is het pand met een bouwlaag verhoogd. De gevels zijn ingedeeld met meerruits vensters; op de begane grond voorzien van luiken.
De eveneens wit gepleisterde schuur uit 1911 bestaat uit een bouwlaag onder een met riet gedekt zadeldak. In de gevels gietijzeren ronde stalvensters; in de achtergevel twee hoge, getoogde deeldeuren. De constructie is opgebouwd uit grenenhouten ankerbalkgebinten met dekbalkjuk en A-spant. De hoge zijmuren en de relatieve lage ankerbalk zorgen voor een hoge opslagruimte. De balken zijn genummerd met gehakte merken, waarbij het verschil tussen links en rechts uit lange en korte streepjes bestaat.
Op het erf tevens een SCHAAPSKOOI en een HOOIBERG van 5 roeden. De schaapskooi met afgeschuinde hoeken heeft een bakstenen plint en gepotdekselde houten wanden onder een afgewolfd rieten zadeldak. Boven de hoge vleugel deuren is de kap opgelicht en in het midden van het dakschild bevindt zich een pannenschild.
Voor de boerderij staat een uit groot formaat handvorm baksteen opgetrokken DUIVENTOREN van drie bouwlagen op vierkante grondslag en onder een met rode pannen belegd, steil zadeldak. De invlieggaten zitten in de geveltop; verder vlechtwerk. Aan één kant van de toren bevindt zich een opgeklampte toegangsdeur. De duiventoren dateert uit de 17de eeuw.
Waardering
De BOERDERIJ SCHEVICHOVEN met SCHAAPSKOOI, HOOIBERG en DUIVENTOREN is van belang:
vanwege de ouderdom;
vanwege de architectonische vormgeving;
vanwege de typologische waarde als onderdeel van de buitenplaats;
vanwege de ruimtelijke, historische en functionele samenhang met de buitenplaats Broekhuizen.

Gemeentelijk monumenten

Binnen het Hofstede Schevichoven bevinden zich een varkensmeststal en een kippenschuur die zich kenmerken door de wit geschilderde gevels met ronde ramen. Zij getuigen beiden van de architectuur uit de Wederopbouwperiode. De kopse gevels van beide schuren waren van oorsprong uitgevoerd als tuitgevels. De varkensmeststal ligt evenwijdig aan het huidige toegangspad en is beeldbepalend. De kippenschuur is hier haaks op gelegen.

De varkensmeststal is nog grotendeels gaaf aanwezig. De kippenschuur is minder in tact en diverse malen aangepast. Met name de kop- en achtergevels, welke zijn aangepast door het verbreden van de gehele achterzijde.

Beide schuren vormen een duidelijke samenhang en vertegenwoordigen de (bouw)geschiedenis van de proefboerdij welke vanaf 1953 op Schevichoven aanwezig was. De schuren zijn van architectonische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde.

De varkensmeststal is in haar geheel toegewezen als gemeentelijk monument. De kippenschuur is deels aangewezen als gemeentelijk monument. De bescherming betreft de voorgevelzijde, het voorgeveldakvlak en de oorsponkelijke kopgevels. De achtergevel en het achterdakvlak uit 2000 hebben geen monumentale waarde, evenals het verlengde en verhoogde deel van de kopgevels. De contouren van het verlengde en verhoogde deel van de kopgevels, het achterdakvlak en de achtergevel in relatie to het oorspronkelijke staldeel en vallen daarom wel onder de bescherming. Het interieur is gewijzigd door een verbouwing tot varkensschuur. Voor wat betreft het interieur beperkt de bescherming zich tot de constructie (de dragende delen).

4.8 Archeologie

Monumentenwet

Hofstede Schevichoven is onderdeel van de historische buitenplaats Broekhuizen. De cultuurhistorische waarde van Hofstede Schevichoven is duidelijk waar te nemen in met name de karakteristieke monumentale bebouwing. Maar ook onder het maaiveld, onttrokken aan het oog, zijn sporen aanwezig die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het inzicht in het leven in het verleden.

De Monumentenwet stelde dat archeologische waarden dienen te worden meegewogen bij het maken van bestemmingsplannen (art. 38a). De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de toekomstige Omgevingswet. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In dit kader is het van belang dat voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld wordt onderzocht wat de archeologische waarde van het plangebied precies is.

Gemeente Archeologische Beleidskaart

De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft een Archeologische beleidskaart vastgesteld ten behoeve van de archeologische verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01_0014.png"

Figuur: Detail Archeologische beleidskaart Utrechtse Heuvelrug 2013

Het plangebied ligt volgens de gemeentelijke archeologische beleidskaart in een gebied met: Waarde 'Zeer hoog'. Beschermde Landgoederen. Streven is behoud in situatie. Onderzoeksverplichting bij ingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld met een oppervlakte groter dan 50 m2.

Binnen het plangebied wordt voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt en bestaande bebouwing gerestaureerd/verbouwd voor herbestemming. Bij deze activiteiten vinden geen bodemingrepen plaats welke bedreigend zijn voor archeologische waarden in de bodem. Bij de nieuwbouw van de kapschuur en de aanleg van de poel vinden wel bodemingrepen plaats.

Archeologisch bureauonderzoek

Voor het plangebied is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd door Vestigia, raportnummer V1612 (bijlage 5). Conclusie uit het onderzoek is dat de archeologische verwachting binnen het plangebied hoog is voor de periode Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd.
Op basis van de uitkomsten adviseert Vestigia binnen het plangebied een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uit te voeren om de archeologische verwachting te toetsen. Gezien de omvang van het plangebied en de geringe bodemingrepen kan het vervolgonderzoek bestaan uit gericht verkennend en/of karterend onderzoek gericht op de te verstoren locaties; zijnde ter hoogte van de aan te leggen poel en de nieuw op te richten kapschuur.

Toch is in het kader van dit bestemmingsplan besloten dit vervolgonderzoek niet uit te voeren. Op basis van de huidige planvorming, zullen de beide genoemde ingrepen niet dieper dan 30 cm onder het bestaande maaiveld plaatsen vinden, mede als gevolg van het opgehogen van het maaiveld. Bodemingrepen die boven de ondergrens komen voor archeologisch onderzoek worden dan ook niet voorzien.

Wanneer in de toekomst toch bodemingrepen plaatsvinden die boven de beschreven ondergrenzen komen, zal daarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd moeten worden. In dat kader moet dan archeologisch onderzoek plaatsvinden. In dit bestemmingsplan is een archeologische dubbelbestemming opgenomen die dat borgt.

De meldingsplicht voor een archeologische toevalsvondst of waarneming blijft daarnaast onverminderd van kracht, volgens de Erfgoedwet, artikel 5.10. Aangezien het nooit volledig uit te sluiten is dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische toevalsvondst wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezet, de gemeente Utrechtse Heuvelrug en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1581.LSMmiddelweg85-VA01 met de bijbehorende regels (en bijlagen) en een toelichting hierop. Het GML-bestand (simpel gezegd; de kaart) en de bijbehorende regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. In het GML-bestand zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels over het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan

5.2 Methodiek

5.2.1 Verbeelding

In het GML-bestand hebben alle gronden met hun bebouwing binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere soorten aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels in combinatie met het GML-bestand aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding. In de legenda zijn deze als "verklaringen" aangegeven (bijvoorbeeld kadastrale gegevens).

5.2.2 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 (artikelen 1 en 2) bevatten de inleidende regels. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
  • Hoofdstuk 2 (artikelen 3 tot en met 7) bevat de bestemmingen. Per op de verbeelding aangegeven bestemming bevat dit hoofdstuk regels die specifiek voor die bestemming gelden. Ook zijn dit hoofdstuk de dubbelbestemmingen opgenomen.
  • Hoofdstuk 3 (artikelen 8 tot en met 12) bevat de algemene regels, waaronder een anti-dubbeltelregel en de algemene gebruiksregels.
  • Hoofdstuk 4 (artikelen 14 en 15) bevat de overgangs- en slotregel.

Regels in verband met de bestemmingen

De bestemmingsregels kennen allemaal dezelfde opbouw:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen (indien aanwezig);
  • afwijken van de bouwregels (indien aanwezig);
  • specifieke gebruiksregels (indien aanwezig);
  • afwijken van de gebruiksregels (indien aanwezig);
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien aanwezig);
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (indien aanwezig);
  • wijzigingsbevoegdheid (indien aanwezig).

Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In de bestemmingsomschrijving worden de binnen een bestemming toegestane functies genoemd. Het gebruik wordt hier geregeld.

Bouwregels

De bouwregels zijn gerelateerd aan deze bestemmingsomschrijving. In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Zoals bijvoorbeeld de bouw- en de goothoogtes.

Nadere eisen

Het is mogelijk om in bepaalde gevallen (wanneer dit nodig is in het kader van een goede ruimtelijke ordening) aan de mogelijkheden die in de bouwregels zijn beschreven nadere eisen te stellen. De omstandigheden waaronder deze eisen worden gesteld moeten dan wel duidelijk zijn geformuleerd. Een voorbeeld van een nadere eis is het moeten overleggen van een beplantingsplan.

Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid om middels een omgevingsvergunning af te wijken van de algemeen toegestane bouwregels. In een afwijkingsregeling wordt opgenomen waarvan afwijking wordt verleend, de maximale omvang van de afwijking die kan worden toegestaan en eventuele voorwaarden waaronder de omgevingsvergunning tot afwijken wordt verleend. Een voorbeeld is een afwijkende goot- en/of bouwhoogte in een bepaalde situatie.

Overigens biedt bijlage II van het Besluit omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit bestemmingsplan om, onder meer door middel van 'vergunningsvrij bouwen'.

Specifieke gebruiksregels

Deze regels zijn in feite een aanvulling op de bestemmingsomschrijving. Hier worden vormen van gebruik beschreven die men in strijd acht met de bestemming, maar waarvan niet direct uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit zo is.

Afwijken van de gebruiksregels

Onder afwijken van de gebruiksregels wordt het mogelijk gemaakt een bepaalde vorm van gebruik toch onder de bestemming te laten vallen. Een afwijking van een gebruiksregel mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Het betreft dus altijd gebruik dat inherent is aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het mogen uitoefenen van een ander bedrijfstype in de bestemming 'Bedrijf' indien het betreffende bedrijf qua aard en omvang vergelijkbaar is met de wel toegestande bedrijfstypen.

Overigens biedt bijlage II van het Besluit omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit bestemmingsplan om.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen (dat is immers al onder de bouwregels beschreven), dienen soms aan een omgevingsvergunning te worden gebonden. Hiervan zal sprake zijn als bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van invloed kunnen zijn op in de specifieke bestemming voorkomende bijzondere omstandigheden. Voorbeelden van deze omstandigheden zijn cultuurhistorische- of landschappelijke waarden. Deze waarden kunnen met een omgevingsvergunningstelsel worden beschermd. De regeling is nadrukkelijk niet bedoeld om alle werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten. Concreet kan je denken aan bijvoorbeeld het moeten aanvragen van een vergunning voor het afgraven of egaliseren van gronden of het vellen van bos in de bestemming 'Natuur'.

Wijzigingsbevoegdheid

Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). Het kan dan gaan om het wijzigen van een op een perceel gelegde bestemming, maar ook bijvoorbeeld het wijzigen of vergroten van een bouwvlak (met bijbehorende bouwmogelijkheden).

De inleidende regels (hoofdstuk I)) en de overgangs- en slotregel (hoofdstuk IV) worden hier verder niet toegelicht. Voor de overige bestemmingen volgt in de volgende paragraaf een inhoudelijke beschrijving.

5.3 Bestemmingen

In het plangebied zijn drie bestemmingen weergegeven, te weten 'Bedrijf', 'Natuur' en 'Wonen - B 1'. Daarnaast kent het plangebied twee dubbelbestemmingen, te weten 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Landgoed en buitenplaats'.

Hieronder volgt een beschouwing van deze bestemmingen

5.3.1 Bedrijf

Binnen de bestemming Bedrijf wordt bij recht alleen voorzien in het beoogde houtbewerkingsbedrijf. De bouwvlakken mogen volledig worden volgebouwd. Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken. Voor de bestaande gebouwen is elk een bouwvlak op maat opgenomen. Voor de nieuwe opslagloods is een bouwvlak van 600 m² opgenomen.

Voor het houtbewerkingsbedrijf is een specifieke regeling opgenomen. Om een goed woon- en leefklimaat in omliggende woningen te garanderen is daarbij een interne zonering aangebracht. De gehele bestemming mag worden gebruikt voor een houtbewerkingsbedrijf. Daarbij is echter bepaald dat de houtbewerking, dat wat het meeste geluid veroorzaakt, alleen inpandig en alleen in de varkensschuur mag plaats vinden. De schaapskooi mag alleen als showroom gebruikt worden en de nieuw te bouwen loods alleen voor de opslag en stalling van materiaal en materieel.

Middels een specifieke gebruiksregeling wordt ondergeschikte detailhandel bij het bedrijf toegestaan. Het dient daarbij te gaan om een niet-zelfstandig uitgevoerde detailhandelsfunctie die duidelijk waarneembaar ondergeschikt is aan en afhankelijk is van de hoofdfunctie en deze ondersteunt zodat de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of gecompleteerd wordt. Hieronder wordt mede begrepen een afhaalbalie voor een internetwinkel eventueel in combinatie met een beperkte showroom. Voor ondergeschikte detailhandel geldt een aantal voorwaarden, zo mag onder meer de verkoop vloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 50 m² bedragen.

In sublid 3.4.1 is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee kan worden voorzien in een ander bedrijf dan het houtbewerkingsbedrijf. Het moet dan gaan om een bedrijf tot en met categorie 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of een naar aard en invloed daarmee vergelijkbaar bedrijf. Dit kan slechts worden toegestaan een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd is voor de omgeving en geen sprake is van een nadelige invloed op het stiltegebied.

5.3.2 Natuur

De bestemming Natuur wordt gebruikt voor gebieden waar landschappelijke en natuurwaarden van belang zijn. Deze bestemming is bedoeld om deze waarden in stand te houden, te herstellen of te ontwikkelen. Agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding is toegestaan. De betreffende gebieden hebben een groene uitstraling met landschaps- en/of natuurwaarden. Wandel- en fietspaden, in- en uitritten, onverharde wegen, voorzieningen van flora en fauna en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn hier mogelijk, omdat deze functies goed aansluiten bij het karakter van de bestemming.

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de strikte regels. Het oprichten van gebouwen is niet zonder meer toegestaan. Voor de duiventoren in het plangebied is een specifieke regeling opgenomen. Daarmee wordt alleen in de aanwezige gebouw voorzien en het reeds aanwezige gebruik van dat gebouw.

5.3.3 Wonen - B1

Algemeen

Voor het buitengebied worden twee woonbestemmingen gebruikt. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • Wonen - B 1 voor vrijstaande woningen, en
  • Wonen - B 2 voor aaneengebouwde woningen.

Dit onderscheid in woonbestemmingen zorgt ervoor dat woningtypen niet kunnen worden uitgewisseld en dat de gewenste stedenbouwkundige structuur wordt gehandhaafd.

Binnen het plangebied van dit bestemminsplan is enkel sprake van Wonen - B1 - vrijstaande woningen.

Omschrijving

Binnen de bestemming Wonen - B 1 is wonen toegestaan. Tevens mag een beroep of bedrijf aan huis worden uitgeoefend. Het is daarnaast toegestaan om op de gronden met deze bestemming tuinen, erven en paden aan te leggen. Ook zijn waterhuishoudings- voorzieningen toegestaan en mag er geparkeerd worden op eigen terrein.

Bouwregels

Binnen de bestemming Wonen - B 1 mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd. De woningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Er mag niet meer dan één woning binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij het hoofdgebouw in het bouwvlak moet worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

Voor de woningen is de maximale inhoud aangegeven. De maximale inhoud is gebaseerd om de omvang van de bestaande gebouwen. Ook voor de goot- en bouwhoogte is in de regels aangesloten op de bestaande hoogtes.

Bij de woningen zijn geen aan-, uit en bijgebouwen toegestaan. Hiermee wordt recht gedaaan aan de aanwezige monumentale en cultuurhistorische waarden. De aanwezige gebouwen zijn groot genoeg om, mocht de behoefte bestaan aan een berging, inpandige bergingen te realiseren. Enige uitzondering hierop is de bestaande hooiberg. In dat gebouw wordt wel voorzien met een specifieke aanduiding.

5.4 Dubbelbestemmingen

De bestemmingsplanregeling bevat naast de bovengenoemde bestemmingen ook twee dubbelbestemmingen, te weten 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Landgoed enbuitenplaats'.

Dubbelbestemmingen vallen als het ware over 'onderliggende' (enkel)bestemmingen heen en houden beperkingen en aanvullingen in voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen.

Dubbelbestemmingen dienen een specifiek ruimtelijk belang dat middels de dubbelbestemming beschermd wordt

5.4.1 Waarde - Archeologie

Volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart bestaat het gemeentelijk grondgebied uit zones met verschillende archeologische verwachting. Binnen de gemeente bestaan gebieden met een zeer hoge, hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Voor elke categorie verwachtingswaarde is bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek. Dit geldt voor bodem verstorende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van 'plannen' waarvoor het vereist is een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan te vragen. De op de aanvraag om een omgevingsvergunning aangegeven oppervlakte die de bodem (nagenoeg) raakt is het oppervlak dat gehanteerd moet worden voor de beoordeling voor de noodzaak van een archeologisch onderzoek.
Terreinen met een bepaalde archeologische verwachting zullen door middel van het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden beschermd met de volgende dubbelbestemmingen:


Dubbelbestemming
Archeologisch waardevol gebied Regime
Waarde - Archeologie 1 Zones met een zeer hoge archeologische verwachting (b.v. beschermde landgoederen, grafheuvels en oude wegen en paden) Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 50 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Waarde - Archeologie 2 Zones met een zeer hoge archeologische verwachting (Bufferzone) Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 100 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Waarde - Archeologie 3 Zones met een hoge archeologische verwachting Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 150 m2 en dieper dan 30 cm - onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Waarde - Archeologie 4 Zones met een middelhoge archeologische verwachting Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Waarde - Archeologie 5 Zones met een lage archeologische verwachting Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 10 hectare en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Binnen het plangebied is alleen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 aan de orde. In de bestemming zijn uitzonderingen opgenomen voor situaties waarbij geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd en archeologisch onderzoek niet nodig is. Deze uitzonderingen zijn opgesomd in het artikel en hieronder vallen onder andere 'zaken die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen'. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

  • normaal agrarische jaarlijkse werkzaamheden te weten: ploegen, woelen, zaaiklaar maken, oogsten/rooien, stoppelbewerking, graslandwoelen, planten/poten, rooien van bomen in het kader van boomkwekerijen en spitten, op percelen met een agrarische bestemming. Diepploegen en het aanleggen van drainage vallen niet onder de vrijstelling;
  • graafwerkzaamheden in het kader van onderhoud aan reeds eerder aangelegde sportvelden waarbij de bodem deels is afgegraven en nieuwe grond is opgebracht;

5.4.2 Waarde - Landgoed en buitenplaats

De bestemming Waarde - Landgoed en buitenplaats is naast de enkelbestemming(en) van deze gronden bedoeld voor instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden en hun samenhang. Hieronder wordt onder andere verstaan de diverse paden, lanen en groenstructuur en bijbehorende kenmerkende overige bouwwerken (zoals entreehekken en bruggen), landhuizen en koetshuizen, waterpartijen en bijzondere landschappelijke elementen.

5.5 Algemene Regels

5.5.1 Anti-dubbeltelregel

Om te voorkomen dat grond dubbel wordt meegeteld, is hier geregeld dat grond die eenmaal bij een bouwplan is meegenomen, bij andere aanvragen buiten beschouwing moet blijven.

5.5.2 Algemene bouwregels

5.5.3 Algemene gebruiksregels

5.5.4 Algemene aanduidingsregels

5.5.5 Algemene afwijkingsregels

Onder de in dit artikel genoemde voorwaarden kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de regels inzake bouwgrenzen, bouwhoogte van specifieke overige bouwwerken.

5.5.6 Overgangs- en slotregel

Hier is het wettelijk overgangsrecht geregeld.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met deze herziening en de kosten voor inrichting en beheer van Hofstede Schevichoven zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Door middel van een anterieure overeenkomst met de gemeente Utrechtse Heuvelrug is dit vastgelegd. Tevens is daarbij opgenomen dat mogelijke planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt.

Voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn aan de opstelling van het plan en de uitvoering daarvan dan ook geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Informeren omwonenden

De eigenaar van het plangebief heeft zijn buren geïnformeerd over zijn voornemens. Voorafgegaan door een kennisgeving, zal van dit bestemmingsplan gedurende zes weken een ontwerp ter inzage worden gelegd. Tijdens de terinzageligging kan een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken bij de gemeenteraad. Vervolgens betrekt de raad de ontvangen zienswijzen bij haar besluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan.

6.2.2 Vooroverleg

Artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen die in het plan in het geding zijn.

Het concept bestemmingsplan is gestuurd aan Provincie Utrecht, Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft geen reactie gestuurd.

Het Hoogheemraadschap heeft in haar reactie gevraagd te worden betrokken in de uitvoeringsfase. Dit omdat er kansen zijn in het gebied de waterhuishouding te verbeteren. Vanuit de gemeente is de vooroverlegreactie aan initiatiefnemer doorgegeven en zal door deze contact met het waterschap opgenomen om een en ander verder af te stemmen.

Provincie Utrecht heeft in haar reactie op twee punten gewezen: allereerst de keuze voor de beoordelingspunten voor de beoordeling van het effect op het stiltegebied Overlangbroek. In tegenstelling tot de keuze om de beoordelingspunten op 50 meter van de plangrens te leggen dienen deze punten op 50 meter van de inrichting, de bedrijfsbestemming, te worden gelegd.

In het nieuwe akoestische onderzoek dat als bijlage is bijgevoegd, is conform de opmerking van de Provincie met toetspunten op 50 meter vanaf de grens van de bedrijfsbestemming gerekend. Ook met deze aangepaste benadering voldoet het plan aan de eisen die voor het stiltegebied worden gesteld. In dit onderzoek is tevens gekeken naar de belasting op de gevels van de woningen binnen het plangebied. Uit het onderzoek blijkt dat er sprake zal zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat.

Het tweede punt dat de Provincie Utrecht aandraagt is het feit dat er sprake is van een bestemming Bedrijf tot maximaal milieucategorie 2 en aanvullend een houtbewerkingsbedrijf. Categorie 2 bedrijven kunnen een hogere geluidsbelasting veroorzaken dan nu als representatief voor het houtbewerkingsbedrijf uit het onderzoek naar voren komt. Hier is geen aandacht aan besteed.

We hebben in het ontwerpbestemmingsplan hierom een aanpassing gedaan met betrekking tot de bestemming Bedrijf. In de bestemmingsomschrijving is de mogelijkheid van bedrijven tot en met categorie 2 verwijderd. Resteert bij recht alleen het houtbewerkingsbedrijf waarvoor het onderzoek is uitgevoerd. Middels een afwijkingsbevoegdheid kan een categorie 2 bedrijf worden toegestaan onder de voorwaarde dat kan worden aangetoond dat er geen belemmering is voor de aangrenzende functies en dat het stiltegebied niet wezenlijk nadelig wordt beïnvloed.

De verkeersbewegingen in akoestisch onderzoek en toelichting bij de verkeersparagraaf wijken dus iets af omdat in de paragraaf over verkeer wordt gesproken over CROW normen en in de paragraaf over milieuzonering over de representatieve bedrijfssituatie. Het verschil is niet dermate groot dat er een andere uitkomst zal zijn voor wat betreft het akoestisch onderzoek waar het gaat om het bedrijfslawaai.

Het bestemmingsplan is aangepast op de volgende punten.

  1. a. Toelichting:
    1. 1. In paragraaf 4.3 is het aantal verkeersbewegingen van het bedrijf aangepast;
    2. 2. In paragraaf 4.4.4 is ter onderbouwing van de maximale geluidsbelasting in het plangebied een afbeelding uit Geoloket opgenomen;
    3. 3. In paragraaf 5.3.1. is beschreven dat het onderzochte bedrijf bij recht mogelijk is in het bestemmingsplan, maar dat een ander bedrijf (tot en met categorie 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten) slechts bij afwijking is toegestaan indien aan voorwaarden wordt voldaan die een goed woon- en leefklimaat garanderen en geen nadelige invloed hebben op het stiltegebied.
    4. 4. In paragraaf 6.2.2. is dit verslag van het vooroverleg opgenomen.
  2. b. Regels:
    1. 1. Artikel 3.1. lid a is verwijderd.
    2. 2. Artikel 3.1.b. wordt als volgt aangepast: een houtbewerkingsbedrijf in milieucategorie 3.1 (SBI: 2010.2, 203, 204 en/of 205);
    3. 3. Artikel 3.4.1 is aangepast waarbij het mogelijk wordt een ander bedrijf toe te staan dan het houtbewerkingsbedrijf mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, die dienen voor bescherming van het stiltegebied en een goed woon- en leefklimaat voor de aangrenzende functies.
  3. c. Verbeelding:
    1. 1. De aanduiding voor het houtbewerkingsbedrijf is verwijderd.

6.2.3 Ontwerpbestemmingsplan

Van de ter inzage legging is kennis gegeven op de gebruikelijke wijze middels bekendmaking in het Gemeentenieuws, de gemeentelijke internetpagina voor digitale bestemmingsplannen, in de Staatscourant en op www.ruimtelijkeplannen.nl

Overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Middelweg 85 Leersum' gedurende 6 weken ter inzage gelegen met ingang van 7 december 2018 tot en met 17 januari 2019. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen tegen het bestemmingsplan ingediend.

6.2.4 Vaststelling

Het bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld. Het vaststellingsbesluit is ook gepubliceerd.

6.3 Handhaving

Het betrekken van toezicht en handhavingsaspecten bij het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen is belangrijk, omdat het de manier is om de ruimtelijke ordening ontwikkelingsbestendiger te maken.
Daarom wordt bij de actualisering van dit bestemmingsplan voorafgaand waar mogelijk een zo goed mogelijk beeld verkregen van de huidige planologische situatie en ontwikkelings- / afwijkingsmogelijkheden, de in de afgelopen 10 jaar aangevraagde en verleende afwijkingen / omgevingsvergunningen en de in de afgelopen tien jaar verrichte handhavingsacties en verleende gedoogbeschikkingen. Dit onderzoek past volledig binnen de verplichtingen uit onder andere de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De investering betreft de invulling van de preventieve toezicht en handhavingsverplichting.
De kwaliteit van de preventieve toezicht en handhavingsverplichting beïnvloedt rechtstreeks de impact en de gevolgen van de repressieve toezicht- en handhavingsverplichting (1) en daarmee de houdbaarheid van het op te stellen en vast te stellen bestemmingsplan. Het is om die reden dat in het bestemmingsplan de nadruk op de preventieve aspecten is gelegd. Daarvoor is het bestemmingsplan het middel bij uitstek."

Ad voetnoot 1:

Repressieve toezicht en handhaving ligt wettelijk vast en leidt allereerst tot de te beantwoorden vraag of de afwijking/overtreding kan worden gelegaliseerd. Dat kan meer verruiming van het bestemmingsplan tot gevolg hebben dan dat met het bestemmingsplan oorspronkelijk is bedoeld. Dat zelfde geldt voor de discretionaire bevoegdheid om afwijkingen te gedogen. Als er niet voor legalisering dan wel gedogen wordt gekozen, kan er weliswaar met gebruikmaking van de repressieve handhavingsmiddelen (last onder dwangsom, last onder bestuursdwang, strafrechtelijke boete dan wel een bestuurlijke boete; de boetes waar van toepassing uiteraard) een aanmerkelijke kans worden gecreëerd op beëindiging van de afwijking/overtreding.

Bijlagen

Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 2 Quickscan Ecologie

Bijlage 3 Geuronderzoek Veehouderijen

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 6 Masterplan