Buitengebied herziening Residence Lichtenvoorde
Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre
Vastgesteld op 11-02-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied herziening Résidence Lichtenvoorde met identificatienummer NL.IMRO.1586.BPBUI2007-VG01 van de gemeente Oost Gelre;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) van een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet en voor zover toegestaan, die in een woning en/of bijbehorende bouwwerken worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 afhankelijke woonruimte:
een deel van een woning, of een woonunit die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.8 archeologisch deskundige:
de (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.9 archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.10 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling welke daartoe een certificaat heeft zoals bepaald in artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
1.11 archeologische verwachting:
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.12 archeologische waarde:
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.13 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bebouwingspercentage:
een percentage van een deel van een terrein dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.16 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.17 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;
1.18 bedrijfswoning:
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (een huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;
1.19 bestaand:
onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ welke op een legale wijze tot stand is gekomen en is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals de gemeente deze bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Buitengebied, Reparatieplan 2016;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag:
een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.30 chalet:
een gebouw, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of stacaravan, dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.33 extensieve dagrecreatie:
extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.36 horeca:
een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:
- het verstrekken van voedsel en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse te nuttigen;
- het verstrekken van nachtverblijf;
- het exploiteren van zaalaccommodatie;
- het bieden van gelegenheid tot dansen;.
- het uitoefenen van een kans- en/of behendigheidsspel,
- een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie (uitgezonderd een erotisch getinte vermaaksfunctie);
niet zijnde discotheken, casino's en coffeeshops.
horeca 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met het exploiteren van zaalaccommodaties, en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken daaraan ondergeschikt is, zoals een hotel of pension;
horeca 2:
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of zaalverhuur, zoals een (hotel)restaurant, pannenkoekenhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum;
horeca 3:
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie, zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, maaltijdafhaalcentrum, lunchroom en ijssalon;
horeca 4:
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren en het exploiteren van zaalaccomodaties, zoals een café;
1.37 kampeermiddelen:
tenten, tentwagens, toercaravans en kampeerauto's of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.38 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
1.39 landschappelijk inpassingsplan:
een plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap; het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap;
1.40 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, meer dan 8 uur per week en langer dan 6 maanden;
1.41 nettovloeroppervlakte (nvo):
de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007 (zie bijlage 1 );
1.42 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d;
1.43 ondergeschikte detailhandel:
niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
1.44 ondergeschikte horeca:
horeca die onlosmakelijk is verbonden met de bestemming van een perceel en daaraan ondersteunend is, en dus niet geldt voor zelfstandige feesten, partijen en soortgelijke activiteiten;
1.45 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;
1.46 peil:
gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.47 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.48 recreatiewoning:
elk recreatief verblijf, zijnde een gebouw, geen chalet of kampeermiddel zijnde, inclusief bijbehorende bouwwerken;
1.49 relatie:
ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;
1.50 rijbaan:
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden;
1.51 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.52 straatmeubilair:
bij de openbare weg behorende bouwwerken;
1.53 vloeroppervlakte van een woning:
de som van de oppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten en vlieringen welke gebruikt worden als berging, alsmede inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
1.54 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.55 vrijstaand(e) bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de bouwperceelsgrens, alsmede hoofdgebouwen die aan één zijde zijn gebouwd in de bouwperceelgrens en die door middel van een bijgebouw zijn geschakeld aan een ander hoofdgebouw;
1.56 watergang:
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.57 wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.58 wet/wettelijke regeling:
waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.59 wisselend gebruik:
het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij geldt dat daar permanent recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden, uitsluitend voor wisselend gebruik en bedoeld voor de verhuurmarkt;
1.60 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel inwoning.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingslijn, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. behoud van landschappelijke waarden;
- c. openbare nutsvoorzieningen, bruggen en straatmeubilair;
- d. toegangswegen, voet- en fietspaden;
- e. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- f. geluidswal en geluidscherm;
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen en chalets;
- b. bedrijfsmatige exploitatie van standplaatsen voor kampeermiddelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
- c. gemeenschappelijke voorzieningen zoals winkelvoorzieningen, horecavoorzieningen, sanitaire voorzieningen, slechtweervoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrumvoorziening';
- d. zelfstandige horecavoorzieningen conform de definitie van 'horeca 2' zoals opgenomen in 1.36 Horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrumvoorziening';
- e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- f. voorzieningen ten behoeve van beheer;
met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:
- g. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
- h. zwembaden en speelvoorzieningen;
- i. ontsluitingen/inritten;
- j. verhardingen, waaronder parkeervoorzieningen;
- k. openbare nutsvoorzieningen;
- l. water.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 sub q ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning tot 200 m2, met dien verstande dat uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijking van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van mantelzorg in de bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken dan wel voor het bouwen van een mantelzorgunit, onder de voorwaarden dat:
1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
2. de totale oppervlakte ten behoeve van mantelzorg per bouwperceel niet meer dan 55 m² mag bedragen;
3. er maximaal sprake mag zijn van 1 bouwlaag;
4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
5. een vrijstaande mantelzorgunit binnen een afstand van 10 m gerekend van de bedrijfswoning wordt gebouwd;
6. in alle gevallen sprake is en blijft van afhankelijke woonruimte;
7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken en de situatie in en om de bedrijfswoning wordt teruggebracht in de oude staat (voor units), dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan; - b. lid 13.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de bedrijfswoning, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 30% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijk maximum van 50 m²;
2. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 van de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven;
3. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis verbonden bedrijf;
4. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
5. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
6. op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers; - c. in lid 4.1 jo 4.5 sub b ten behoeve van het toestaan van:
1. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de in Bijlage 1 Lijst aanhuis verbonden bedrijven of,
2. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2 van de in Bijlage 1Lijst aan huis verbonden bedrijven, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1,
mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, watergangen en waterlopen;
- b. extensieve dagrecreatie;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, met inachtneming van de keur van het waterschap.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti - Dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:
- a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, entreepartijen, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
- d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.
9.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het overschrijden van bouwgrenzen met, voor zover niet nader aangegeven, ten hoogste 2,00 m, indien het betreft:
- a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 9.1 sub c;
- b. toegangsbruggen en funderingen, die de grens van de weg overschrijden;
- c. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- d. gevels en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in het bepaalde in lid 9.1 sub c;
- e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 9.1 sub c;
- f. luifels, reclamezuilen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 9.1 sub c;
- g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan;
- h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- i. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- 1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken niet in de weg gelegen zijn.
9.3 Bestaande maten
- a. In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud, van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.
- b. In die gevallen dat bestaande afstanden van legale bouwwerken minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven als minimum maatvoering, gelden deze bestaande afstanden als minimum.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
- a. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- b. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is aan de openbare weg;
- c. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
- d. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
- e. bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning, met uitzondering van de bedrijfswoning.
10.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in lid 10.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van het plan voor:
- a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
- b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte, (verkoop- of bedrijfs) nettovloeroppervlakte, oppervlakte en inhoud van gebouwen, met niet meer dan 10%. Deze afwijking geldt niet voor maten met betrekking tot de inhoud van bedrijfswoningen en de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken;
- c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
- d. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de bouwgrenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- e. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.
11.2 Criteria
Omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 11.1 kunnen slechts verleend worden indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder lid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied herziening Résidence Lichtenvoorde.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Résidence Lichtenvoorde heeft een principeverzoek ingediend voor het kunnen plaatsen van andere typen en grotere recreatieverblijven. Aanleiding hiervoor is de veranderde marktvraag en gewijzigde exploitatieopzet van het park. Bij het principe verzoek dat zij heeft ingediend heeft zij tevens verzocht om te komen tot een structurele oplossing voor 12 chalets waarvoor eerder een tijdelijke omgevingsvergunning verleend is tot 31-12-2028, omdat deze groter zijn dan het bestemmingsplan toestaat.
In het principeverzoek dat door BOOT is uitgewerkt, zijn de actualisaties en aanpassingen die gewenst zijn, beschreven. In het principebesluit van de gemeente is aangegeven hoe de gemeente daar in beginsel mee om wenst te gaan. De belangrijkste aanpassingen zijn:
- 1. Het aantal recreatieverblijven wordt verhoogd tot 161 (is nu 141), waarvan maximaal 20 recreatiewoningen;
- 2. De afmetingen daarvan zijn max:
- a. 5 recreatiewoningen, 100 m², 2 bouwlagen;
- b. 5 recreatiewoningen, 80 m², 2 bouwlagen;
- c. 10 recreatiewoningen, 70 m², 2 bouwlagen;
- d. 10 chalets, 70 m², 1 bouwlagen;
- e. Omzetten van tijdelijke vergunning naar permanente regeling voor 12 chalets (vergunning t/m 2028 i.v.m. afwijkende bouwmaat van 71 m2);
- f. Overig max. 63.25 m² per chalet (1 bouwlaag, inclusief berging);
- 3. In het huidige bestemmingsplan is parkeren deels aangeduid. Dit wordt losgelaten, omdat parkeren ook binnen de algemene bestemming kan.
- 4. Verbetering en concentratie van centrumvoorzieningen.
- 5. Rond het terrein zal een groenstrook voor landschappelijke inpassing aanwezig blijven, die iets wordt aangepast en vereenvoudigd.
- 6. Gewenst is om het toeristisch veld ook te kunnen herinrichten.
- 7. Er is een klein stukje aan de voorzijde (bij het voormalig toeristisch veld) onderdeel geworden van het recreatieterrein, daar waar eerder andere plannen voor bestonden. Hieraan dient de recreatiebestemming te worden toegekend.
Het College van Oost Gelre staat positief ten aanzien van de huidige exploitatieopzet van het park en haar wens om meer kwaliteit en diversiteit te kunnen bieden. Met name het nieuwe centrumgebouw heeft een impuls gegeven aan de recreatieve exploitatie. Ten aanzien van de 12 chalets welke vergund zijn tot 31-12-2028 begrijpt zij dat het park daar een structurele oplossing voor zoekt, waarbij aandacht wordt besteed aan de onderwerpen permanente bewoning en bedrijfsmatige exploitatie.
De vorige eigenaar van het park hanteerde een andere exploitatieopzet. Zij richtte zich op de markt voor 2e woning (vakantiehuis), zonder veel voorzieningen. De huidige eigenaar heeft gekozen voor een meer levendige recreatieve opzet. Dit door te investeren in hoogwaardige voorzieningen en veel meer recreanten te trekken voor kortdurende vakanties. Gezien de wettelijke eisen en de huidige stand van zaken in de gemeente Oost Gelre is het noodzakelijk om het bestemmingsplan voor Résidence Lichtenvoorde te actualiseren. Daarin worden de reeds opgelegde recreatieve bestemmingen aangepast aan het huidige bedrijfsplan en worden regelingen zoals voor een goede landschappelijke inpassing, bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden etc. overgenomen uit de vigerende regeling.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het bestemmingsplan Buitengebied herziening Résidence Lichtenvoorde omvat de in onderstaand beeld weergegeven gronden die tot het verblijfsrecreatieve park behoren.
Plangebied (bron: Gemeente Oost Gelre)
Résidence Lichtenvoorde is gelegen ten noorden van de kern Lichtenvoorde, in het buitengebied aan de Koemaatsdijk 1 (en aan de westzijde grenzend aan de Boschlaan). Het park bestaat uit een langwerpig perceel en strekt zich uit in oostelijke richting. Aan de zuidzijde wordt het park begrenst door de Koemaatsdijk. Aangrenzend aan de noord- en oostzijde bevinden zich agrarische percelen. Aan de westzijde bevindt zich de hoofdentree en is het park bereikbaar via de Boschlaan.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied Buitengebied herziening Résidence Lichtenvoorde gelden meerdere bestemmingsplannen. Op 18 december 2012 is het bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011 van de gemeente Oost Gelre vastgesteld. Tegen dit vastgestelde plan is beroep aangetekend. Op 30 oktober 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna Raad van State) uitspraak gedaan over de ingestelde beroepen en is het bestemmingsplan deels vernietigd. Naar aanleiding van de uitspraak is op 19 september 2014 het bestemmingsplan Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre vastgesteld. Hierin zijn de wijzigingen van het bestemmingsplan Buitengebied opgenomen die naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State noodzakelijk waren. Ook zijn enkele omissies meegenomen in die herziening.
Vervolgens is op basis van de dagelijkse praktijk geconstateerd dat nog enkele omissies in het vastgestelde bestemmingsplan voorkomen. Op 4 april 2017 is het bestemmingsplan Buitengebied Reparatieplan 2016 vastgesteld. De aanpassingen die in deze herziening zijn gedaan, zijn van geringe omvang en sorteren geen (significant) effecten ten opzichte van het op 18 december 2012 vastgestelde bestemmingsplan en het bijbehorende Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre. Voor meer informatie over de herzieningen wordt verwezen naar de toelichtingen van de partiële herzieningen.
Omdat de genoemde partiële herzieningen slechts op onderdelen het bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011 herzien, zijn deze moeilijk leesbaar. De onderlinge samenhang van de plannen ontbreekt, omdat vanwege de digitale verplichting de plannen uitsluitend afzonderlijk kunnen worden geraadpleegd. Om toch een goed raadpleegbaar bestemmingsplan te kunnen publiceren op www.ruimtelijkeplannen.nl, is een geconsolideerde versie gemaakt. Deze geconsolideerde versie is een samenvoeging van de hiervoor genoemde plannen.
In deze versie zijn de regels en de verbeelding van de bestemmingsplannen Buitengebied Oost Gelre 2011 en de herzieningen van dit bestemmingsplan opgenomen als ware het één bestemmingsplan. De volgende regelingen zijn voor de planlocatie relevant:
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatieve voorzieningen, met de nadere bestemming welke voor onderhavige locatie als volgt is weergegeven:
Boschlaan 26 Lichtenvoorde: Voorzieningen ten behoeve van het recreatief verblijf en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, met dien verstande dat:
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' (respectievelijk op 3 deellocaties binnen de bestemming) voorzieningen ten behoeve van het beheer, maximaal één bedrijfswoning en gemeenschappelijke voorzieningen zoals winkelvoorzieningen, horecavoorzieningen, sanitaire voorzieningen, slechtweervoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' (aan de zuidzijde bij de entree) een parkeerterrein is toegestaan;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' (aan de westzijde bij de Boschlaan) standplaatsen voor kampeermiddelen zijn toegestaan;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - chaletterrein' (het gehele terrein behoudens daar waar de aanduiding 'kampeerterrein' geldt) bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatieterrein door middel van chalets is toegestaan.
Tevens is het bestaande waterelement op het terrein voorzien van de bestemming Water en geldt voor de groene randen rond het terrein de bestemming Groen.
Er is ook een tweetal omgevingsvergunningen Wabo verleend: op 18 okt. 2013 met nummer NL.IMRO.1586.PBBUI101-VG01 en 16 aug. 2016 met nummer NL.IMRO.1586.PBBUI1508-VG01.
1.4 Leeswijzer
Dit rapport bestaat uit de volgende hoofdstukken:
- In hoofdstuk 1 worden aanleiding en doel uiteengezet voor het opstellen van deze toelichting.
- In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. Inzicht wordt gegeven in de opbouw van het plangebied met de daarbij behorende functies.
- Het relevante beleidskader is weergegeven in hoofdstuk 3.
- De uitvoerbaarheidsaspecten zoals archeologie, bodem en externe veiligheid komen aan bod in hoofdstuk 4.
- In hoofdstuk 5 volgt de juridische planplanopzet.
- Vervolgens komt in hoofdstuk 6 kort de economische uitvoerbaarheid van het plan aan bod.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.1.1 Omgeving plangebied
Het buitengebied van Oost Gelre is in 3 zones te kenmerken. Het plangebied maakt deel uit van een 'overgangszone met 3 dorpen en een stad'. In deze overgangszone tussen het plateau en het nat, zijn de dorpen Harreveld, Lichtenvoorde, Lievelde en de stad Groenlo gelegen. In deze zone liggen een reeks grote dekzandruggen, waarop de kernen zich ontwikkeld hebben.
Tussen deze dekzandruggen is een laagte gelegen: het Aaltense Goor. Er vinden veel ontwikkelingen plaats door een hoge dynamiek van wonen en bedrijvigheid. Tevens is de belangrijkste infrastructuur gelegen in deze zone (N18, N313 en N319). De grote diversiteit aan landschappelijke kwaliteiten leidt tot een indeling van de overgangszone in vier landschapsensembles: de stad Groenlo, rond de Lievelder Es, het kerk- en esdorp Harreveld en als laatste het dorp Lichtenvoorde, waarbij onderhavige locatie is gelegen in de recreatief aantrekkelijke landschappelijke schil rond het dorp.
Dit deelgebied valt onder het cultuurhistorische landschapstype ‘het kampenlandschap’ en ‘het ontginningenlandschap’, met kleinschalig landschap met bomenlanen en elzensingels ten noordwesten en noordoosten van het dorp. Résidence Lichtenvoorde is in schaal prima ingepast in dit landschap. De inpassing met groene terreinranden sluit aan bij de kleinschaligheid en verdichting in het landschap. De locatie is vanuit de omgeving prima bereikbaar.
2.1.2 Plangebied
Het park bestaat uit een langwerpig perceel en strekt zich vanuit de Boschlaan uit in oostelijke richting. Aan de zuidzijde grenst het park aan de Koemaatsdijk. Aangrenzend aan de noord- en oostzijde bevinden zich agrarische percelen. Aan de west- en zuidzijde bevinden zich de entrees en is het park bereikbaar via de Boschlaan en Koemaatsdijk.
De centrumvoorzieningen bevinden zich in het hart van het park, bereikbaar vanaf de entree aan de Boschlaan. Direct ten noorden van de entree ligt een veld voor toeristisch kamperen. Het terrein wordt geleidelijk verder ingericht (van westelijk bestaand naar oostelijk in ontwikkeling). Hiermee is het park in te delen in verschillende deelgebieden, die hieronder zijn benoemd en in de plattegrond zichtbaar gemaakt zijn:
1. Centrumvoorzieningen (en omliggend gebied)
2. Toeristisch kampeerveld
3. Bestaande parkdeel
4. Parkdeel in ontwikkeling
Rond het park is een groenstrook aangelegd waarmee een goede landschappelijke inpassing is geborgd en tevens voldoende afscherming van de individuele verblijfsplaatsen. Op het terrein is tevens open water aanwezig, ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit op het terrein. De landschappelijke inpassing is verder gedetailleerd in een notitie welke opgenomen is als bijlage bij de toelichting.
2.2 Functionele Structuur
De afgelopen jaren is door de huidige eigenaar veel geïnvesteerd in het park. De belangrijkste daarvan is het nieuwe centrumgebouw, met veel faciliteiten. Met deze voorzieningen is een basis gelegd voor een goede exploitatie van het park, waarbij het park geschikt is voor jaarrond gebruik. De eigenaar heeft hiermee een duidelijke beleidswijziging ingezet, waarbij de vorige eigenaar haar product meer ingericht had voor vaste recreanten. Met deze verschuiving naar een recreatieproduct dat meer gericht is op wisselende verhuur, is ook het voorzieningsgehalte hierop aangepast, zoals eerder toegelicht en wordt de kwaliteit van de verkeersruimte op het park, de groenvoorziening, waterelementen, parkeervoorzieningen etc versterkt.
De investeringen en nieuwe focus van het bedrijf hebben ertoe geleid dat het park erkenning verkrijgt vanuit de markt in de vorm van diverse kwalificaties. Het park is recentelijk uitgeroepen tot ‘Beste vakantiepark voor vijftigplussers’ door BungalowSpecials. Op de boekingssite Booking.com wordt door klanten het park als ‘Erg goed’ beoordeeld.
Hoofdstuk 3 Beleid
Omdat Résidence Lichtenvoorde reeds een recreatieve bestemming heeft, die voor een groot deel voorziet in de bestendiging van het bestaande gebruik, maar ook deels nieuwe ontwikkelingen zal moeten doormaken, heeft dit bestemmingsplan een gemengd karakter; deels conserverend en deels ontwikkelingsgericht.
Er wordt enige flexibiliteit geboden binnen een in hoofdzaak conserverend plan. Het betreft met name de uitbreidingsmogelijkheid van bebouwing (situering daarvan), de herschikking van centrumvoorzieningen en een zeer geringe uitbreiding van de bestemming. In dit licht is in onderstaand beleidskader het relevante beleid uitgewerkt.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is als Nationaal belang 1 opgenomen: een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. Onderdeel van een goed vestigingsklimaat zijn ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen.
De nationale belangen die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in de AMvB Ruimte. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren en verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur, krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
De algemene hoofddoelen zijn regionaal uitgewerkt: Oost Nederland omvat veel natuurgebieden en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het (inter) nationale natuurnetwerk. Daarnaast kent de regio belangrijke cultuurhistorische waarden.
De SVIR stelt vanuit het rijksbelang geen nadere voorwaarden aan onderhavig plan.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012, laatstelijk aangevuld tot de geconsolideerde versie januari 2017. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Van belang voor onderhavig plan is, dat in het Barro is opgenomen dat bij provinciale verordening de gebieden aangewezen worden die het natuurnetwerk Nederland vormen. Daarbij worden tevens de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden, bedoeld in artikel 2.10.2, eerste lid, aangewezen.
Bij provinciale verordening worden in het belang van de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden regels gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken.
Onderhavig plan is net buiten een gebied gelegen waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen, namelijk het Nationaal Landschap Winterswijk. Met het plan vindt geen aantasting van nationale belangen plaats. Dit is nader onderbouwd in de paragrafen over het provinciale beleid en de provinciale verordening.
3.1.3 Bro; Ladder Duurzame Verstedelijking
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'ladder duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De ladder voor duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.
Per 1 juli 2017 zijn een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.
De eerste vraag is echter: is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling? Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".
Gezien de kleinschalige aard van de ontwikkeling is er in onderhavig geval geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Het bestemmingsplan richt zich op behoud en beheer van een bestaand recreatiecomplex, met name door een herschikking van verblijfsobjecten mogelijk te maken, waarbij een voormalige situatie met tweede woningen wordt omgezet naar een parkbeheer en meer exploitatie voor wisselend gebruik. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook, gezien de aard en omvang van de planologische wijziging niet aan de orde.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Op 19 december 2018 hebben de Provinciale Staten de nieuwe omgevingsvisie van de provincie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie is op 1 maart 2019 in werking getreden. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is een structuurplan van de provincie Gelderland, met als doel een gaaf Gelderland te behouden en te ontwikkelen voor de toekomst. Daarbij staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
In de omgevingsvisie is een zevental ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:
- Energietransitie: van fossiel naar duurzaam;
- Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer;
- Circulaire economie: sluiten van kringlopen;
- Biodiversiteit: werken met de natuur;
- Bereikbaarheid: duurzaam verbonden;
- Vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio;
- Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam
De provincie Gelderland geeft invulling aan voorgenoemde ambities door de zogenoemde 'DOE-principes':
- Doen: Er wordt breed gekeken en consequent gewerkt vanuit het perspectief van duurzaam én verbonden én economisch krachtig. Waar nodig worden regels en kaders gesteld;
- Laten: zaken die niet aansluiten op de omgevingsvisie worden niet gestimuleerd;
- Zelf: het goede voorbeeld wordt zelf gegeven, de nodige verantwoordelijkheid wordt genomen, en er is voldoende doorzettingsvermogen;
- Samen: er wordt met open vizier gewerkt en gebouwd aan gezamenlijke agenda's met partners, en er worden kansen voor innovatie en kennisdeling gestimuleerd.
De provincie wil in de Achterhoek gezamenlijk werken aan een economisch en sociaal vitaal buitengebied en zorgen voor leefbaarheid in de kernen. Er is aandacht nodig voor ruimtelijke kwaliteit door verbetering van de landschappelijke kwaliteit én door verbetering van de leefbaarheid, de sociale cohesie op het platteland, de werkgelegenheid en het economisch bruto product van het platteland.
De provincie wil samen met haar partners ook door ruimtelijke ontwikkelingen de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten.
De provincie biedt in de omgevingsvisie ruimte voor kwaliteitsverbeteringen en innovatie van de recreatiebedrijven. Verder wordt bedrijfsmatige exploitatie verplicht gesteld. Permanente bewoning van recreatieverblijven dient te worden verboden.
In de 'Verdieping' van de omgevingsvisie is aangegeven dat in de recreatiesector aan de ene kant grote behoefte is aan kwaliteitsverbeteringen en innovatie en de daaruit vaak voortvloeiende behoefte aan meer fysieke ruimte. Aan de andere kant is er sprake van overaanbod. Daaruit vloeit de opgave voor om aan de ene kant ruimte te bieden voor de noodzakelijke kwaliteitsverbetering van de sector, maar aan de andere kant het probleem van de overcapaciteit aan te pakken. De provincie wil dat bedrijven invulling kunnen geven aan de kwaliteitsverbetering en innovatie van de recreatiebedrijven. De transitie die Résidence Lichtenvoorde doormaakt, past geheel binnen deze doelstellingen.
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld, die op 18 oktober 2014 in werking is getreden. De omgevingsvisie is voor het laatst geactualiseerd in december 2018. Gemeenten moeten hun bestemmingsplan afstemmen op de regels in de verordening.
Bijzonderheden hierbij voor het bestemmingsplan en omgeving zijn:
- permanente bewoning van recreatiewoningen is uitgesloten. In het plangebied vindt ook geen permanente bewoning plaats;
- bedrijfsmatige exploitatie is een voorwaarde.
Volledigheidshalve zij vermeld dat de verordening geen specifieke regels meer bevat ten aanzien van uitbreiding en nieuwvestiging van recreatieparken. De activiteit dient net als elke andere ontwikkeling te passen binnen het beleid dat voor het specifieke gebied geldt. Zo dient uitbreiding van recreatieparken in het Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone te voldoen aan het beschermingsregime voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). De planlocatie ligt buiten deze zones. Zuidoostelijk ligt het gebied Voshutten, waaronder een NSW-landgoed, waarvan de natuurwaarden niet significant zullen wijzigen als gevolg van de ondergeschikte planaanpassingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Omgevingsverordening Gelderland t.a.v. natuur en landschap Winterswijk (arcering)
Permanente bewoning van recreatieverblijven
In een bestemmingsplan wordt permanente bewoning van recreatiewoningen uitgesloten. In bestemmingsplannen wordt nieuwvestiging en uitbreiding van recreatiewoningen alleen toegestaan indien daaraan de eis van bedrijfsmatige exploitatie wordt verbonden. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt onderbouwd op welke wijze de bedrijfsmatige exploitatie duurzaam is verzekerd.
De volgende definitie van bedrijfsmatige exploitatie wordt gehanteerd:
Bedrijfsmatige exploitatie | het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden. |
In de regels is bij de gebruiksregels daaraan toegevoegd dat recreatiewoningen enkel gebruikt mogen worden voor wisselend gebruik. Voor chalets geldt deze gebruiksregel niet.
3.2.3 Regionaal beleid
Regionale structuurvisie Achterhoek
De visie 'Speerpunten Regionaal Ruimtelijk beleid Achterhoek 2011-2020' geeft de beleidsambities van acht Achterhoekse gemeenten voor de regionale economie, volkshuisvesting, landschappelijke kwaliteit, leefbaarheid en mobiliteit. De visie is een aanvulling en actualisatie op de Regionale Structuurvisie Achterhoek uit 2004 en legt de nadruk op andere speerpunten ten gevolge van de demografische ontwikkelingen. In de visie uit 2004 was uitgangspunt voor de positionering van de Achterhoek ten opzichte van de andere regio's: de doorontwikkeling als een economisch en sociaal-cultureel zelfstandige regio die zich naar buiten toe met name profileert met haar kleinschaligheid en gebiedskwaliteiten. Een grotere dynamiek in de regio wordt nagestreefd met behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteit.
Naast landbouw is recreatie en toerisme een functie die in de Achterhoek steeds meer een stempel drukt op het buitengebied. Het draagt in steeds grotere mate bij aan een economisch vitaal platteland. Op het gebied van recreatie en toerisme biedt de nabijheid van de Achterhoek met haar 'rust en ruimte' voor inwoners van meer stedelijke gebieden uitgelezen recreatiemogelijkheden. De mogelijkheden voor bedrijvigheid in de recreatieve sector zijn binnen de Achterhoek nog niet uitgeput. De bestaande vaak kleinschalige voorzieningen kunnen door samenwerking uitgroeien tot een robuust netwerk waarin men elkaar aanvult, bijvoorbeeld door het aanbieden van arrangementen. Het streven is om een multifunctioneel gebied te creëren waar ruimte is voor (agrarische) bedrijvigheid, recreatie en toerisme en natuur.
Toerisme en recreatie Achterhoek Liemers
Het doel van de visie is de toeristische ontwikkelingen in de Achterhoek en Liemers een impuls te geven en op deze manier een bijdrage te leveren aan de stimulering van de regionale economie. De landschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten van de Achterhoek en Liemers staan hoog in het vaandel. Binnen de kaders moet echter voldoende ruimte worden geboden voor toerisme en recreatie. In het kader van de ontwikkeling van economische dragers voor het platteland is plattelandstoerisme als speerpunt benoemd.
3.3 Gemeentelijk Beleid
De gemeente Oost-Gelre heeft divers gemeentelijk beleid. Het voor Résidence Lichtenvoorde relevante beleid wordt in deze paragraaf beschreven. Sectoraal milieu- en omgevingsbeleid (veiligheid, bodem, geluid etc.) komt aan de orde in de thematische onderzoeksparagraven in hoofdstuk 4.
3.3.1 Beleidsnotitie permanente bewoning recreatieverblijven
De doelstelling die centraal staat in de gemeentelijke Beleidsnotitie permanente bewoning recreatieverblijven is om bestaande en nieuwe gevallen van permanente bewoning van recreatieverblijven welke uit het oogpunt van ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en/of bouwtechnische voorschriften ongewenst zijn, te bestrijden.
Résidence Lichtenvoorde is een omschakeling aan het maken waarbij het park zich voorheen primair richtte op de markt van 2e woning (vakantiewoning), nu meer ingezet wordt op de verhuurmarkt. Hiervoor zijn moderne voorzieningen gebouwd. Voor de 12 chalets waar eerder een tijdelijke omgevingsvergunning verleend is, worden aanvullende afspraken gemaakt, om de bedrijfsmatige exploitatie van het terrein te borgen. Dit past binnen het beleidskader. Het bestemmingsplan bevat daartoe, zoals eerder aangegeven, specifieke gebruiksregels.
Résidence Lichtenvoorde zit in een transformatie waarbij oorspronkelijk veel chalets in gebruik waren als 2e woning, zijnde vakantiewoning. Door wijziging van de focus en de bouw van hoogwaardige centrale voorzieningen is een omslag gemaakt naar een combinatie van eigen vakantieverblijf en vakantieverblijven welke gedeeltelijk of geheel wisselend worden verhuurd. Permanente bewoning is voor de exploitatie binnen dit concept ongewenst en is strijdig met het gemeentelijk beleid. Het park handelt hierin actief door te recreanten te informeren, verbod op te nemen in het parkreglement en bij vermoedens vroegtijdig recreanten hierop aan te spreken.
Om bedrijfsmatige exploitatie te kunnen borgen zijn in de overeenkomsten tussen het park en recreanten welke een eigen recreatieverblijf hebben de volgende bepalingen opgenomen:
- Eigenaren hebben de mogelijkheid een recreatieverblijf te hebben voor eigen recreatief gebruik. Daarnaast wordt actief de mogelijkheid geboden om het verblijf via het park (deels) aan te bieden voor de wisselende verhuur.
- Verhuur is enkel toegestaan via de verhuurorganisatie van het park.
- Het parkreglement maakt onderdeel uit van alle overeenkomsten. In het parkreglement staan regels voor gebruik opgenomen. Hiermee is kwaliteit en uniforme uitstraling op lange termijn geborgd.
- Daarnaast is sprake van verplichte parkbijdrage voor onderhoud en afschrijving voorzieningen, infrastructuur e.d.
Voor de 12 chalets waarvoor eerder een tijdelijke omgevingsvergunning verleend is, worden aanvullende afspraken gemaakt, om de bedrijfsmatige exploitatie te borgen. Hiertoe wordt een aanvullend overeenkomst tussen park en eigenaren overeengekomen met de volgende bepalingen:
- Verbod permanente bewoning
- 1. Permanente bewoning van een Recreatieverblijf is niet toegestaan.
- 2. De Kaveleigenaar en/of Gebruiker mag niet zodanig handelen dat zijn handelen ingevolge het bepaalde in de wet (Gemeentelijke Basisadministratie) noopt tot inschrijving op een van de adressen van het Park in het persoonsregister van de gemeente Oost Gelre.
- 3. Hiervoor wordt een boete clausule opgenomen
- Bedrijfsmatige exploitatie
- 1. Belangrijke elementen voor de bedrijfsmatige exploitatie is dat het park zicht heeft op de recreanten welke op het park verblijven en de lange termijnonderhoud. Hiervoor worden de volgende bepalingen opgenomen:
- 2. Het is de eigenaar van een kavel/recreatieverblijf niet toegestaan, indien hij zijn recreatieverblijf wenst te verhuren (onder verhuren tevens te verstaan het zonder vergoeding ter beschikking stellen aan familieleden en overige derden), de verhuur anders te laten plaatsvinden dan door bemiddeling van de door het Park daartoe aangewezen verhuurbemiddelingsorganisatie. Verhuur tot maximaal vier weken per jaar aan familieleden is hiervan uitgezonderd.
- 3. Om het bedrijf als totaal bedrijfsmatig te kunnen exploiteren is het van belang dat voor alle recreatieverblijven dezelfde parkregels van toepassing zijn. Hierin zijn regels opgenomen voor gebruik, waarmee beoogd wordt de kwaliteit op lange termijn te borgen en een gelijke uitstraling te hebben.
- Parkbijdrage: de voorzieningen maken onderdeel uit van de bedrijfsmatige exploitatie. De eigenaren van de 12 chalets betalen op dit moment een lagere parkservicebijdrage. Deze is gebaseerd op het beperkte voorzieningenniveau zoals deze in de oude situatie was. Ze kunnen daarom op dit moment ook geen gebruik maken van de nieuwe voorzieningen. Vanuit de bedrijfsmatige exploitatie van het park is dit een ongewenste situatie. Stapsgewijs wordt de parkbijdrage in 2021 in lijn gebracht met andere recreanten.
3.3.2 Welstandsbeleid
De Ruimtelijke Atlas is op dit moment nog in voorbereiding (ontwerp 2016). Deel 1 bevat de ruimtelijke visie en strategie voor de gemeente Oost Gelre. Dit mondt uit in de strategische ambities van de gemeente. In deel 2 wordt er specifieker ingegaan op de kernkwaliteiten, kansen en het onderscheidende vermogen van de kernen in Oost Gelre. Het omliggende buitengebied is per kern meegenomen. De kernkwaliteiten en kansen voor de kernen bieden aanknopingspunten ter inspiratie voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In deel 3 worden de "gereedschappen" per deelgebied toegelicht. De gereedschappen bieden handvatten om te komen tot een ruimtelijke ontwikkeling. De "gereedschappen" vervangen de oude welstandscriteria. Afhankelijk van het gebied en de locatie krijgt een burger weinig of veel gereedschappen van de gemeente mee. Alleen deel 3 is door de gemeenteraad vastgesteld (welstandsbeleid). Overige delen niet.
3.3.3 APV
Op basis van de APV, artikel 4.18 geldt een algemeen kampeerverbod. Kamperen is alleen toegestaan op de daarvoor aangewezen terreinen, waaronder Résidence Lichtenvoorde.
3.3.4 Kampeerbeleid
De gemeente heeft op 29 januar 2008 haar Kampeerbeleid vastgesteld, omdat de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) per 1 januari 2008 is komen te vervallen. Het kampeerbeleid gaat onder meer in op kleinschalig kamperen en kamperen op reguliere kampeerterreinen. Résidence Lichtenvoorde valt onder de reguliere kampeerterreinen. In het kampeerbeleid wordt onderscheid gemaakt in reguliere kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten, chalets en recreatiewoningen. Het kampeerbeleid is basis geweest voor de bestemmingswijze in het bestemmingsplan voor het buitengebied, zoals dat geldt voor Résidence Lichtenvoorde.
In dit bestemmingsplan wordt in hoofdlijnen aangesloten bij de definities uit het bestemmingsplan buitengebied. Daar waar chalets zijn toegestaan, zijn in dit bestemmingsplan ook recreatiewoningen toegelaten. In aansluiting op het bestemmingsplan buitengebied zijn ook vrijstaande bijbehorende bouwwerken binnen het maximale oppervlak van de chalets en recreatiewoningen mogelijk.
In het bestemmingsplan dient op basis van het kampeerbeleid een maximaal percentage van het terrein te worden vastgelegd waarbinnen kamperen mogelijk wordt gemaakt. Bij uitbreiding van het recreatieterrein dient landschappelijke inpassing te worden geborgd.
Voor Résidence Lichtenvoorde betekent dit dat de volgende indeling wordt gemaakt:
- Chalets en recreatiewoningen zijn over het gehele terrein mogelijk.
- Een afgebakende zone waar naast chalets en recreatiewoningen ook reguliere kampeermiddelen mogelijk zijn.
- Een afgebakende zone voor centrumvoorzieningen.
Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.1.1 Archeologie
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking . Deze wet is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta uit 1992. De Wamz is in zijn geheel opgenomen in de Erfgoedwet. In de Wamz is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.
Gemeenten zijn met de inwerkingtreding van de Wamz in grote mate verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief. De gemeente Oost Gelre heeft voor haar Archeologische Monumentenzorg een Archeologische beleidskaart opgesteld. Hieronder is een uitsnede opgenomen.
Bron: Archeologische beleidskaart Gemeente oost Gelre (RAAP-rapport 1757, kaartbijlage 2, blad 1).
Op de beleidskaart wordt gemeld dat in het plangebied een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Dit betreft een bureau en inventariserend veldonderzoek (karterend), welke in maart 2008 is uitgevoerd door BAAC (rapport V-08.0046). Uit het onderzoek volgt dat in het grootste deel van het plangebied geen archeologische waarden worden verwacht. Uitzondering hierop vormen 2 deelgebieden waarvoor een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Dit is weergegeven op de volgende kaart.
(Bron: BAAC-rapport V08.0046, bijlage 2).
De gebieden met verwachtingswaarden en de archeologische monumenten zijn in het bestemmingsplan voor het buitengebied middels dubbelbestemmingen doorvertaald en van een passende regeling voorzien. In het vigerend bestemmingsplan is voor beide deelgebieden een dubbelbestemming archeologie opgenomen (Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1). Ter bescherming van mogelijke waarden dient voor bodemingrepen dieper dan 30 cm en een oppervlakte groter dan 100 m² een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Daarbij dient de aanvrager een rapport te overleggen op basis van nader onderzoek, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld. Deze dubbelbestemming is overgenomen in voorliggend plan.
De kleine toevoeging ter plaatse van het kampeerterrein (ten noorden van de entree) is niet opgenomen in het onderzoek van BAAC. Op de locatie geldt op basis van de Archeologische beleidskaart een lage Archeologische verwachting (AWV9). Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 0.30 m over een oppervlakte groter dan 2.500 m² archeologisch bodemonderzoek nodig is. Hiervoor is in het vigerend bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen. Ook deze dubbelbestemming is overgenomen.
Er komen in het bestemmingsplan geen archeologische monumenten voor.
4.1.2 Cultuurhistorie
Sinds 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg hiervan is het Bro (artikel 3.6.1. lid 2) gewijzigd. Kort gezegd geldt nu voor cultuurhistorie, wat als sinds 2007 voor archeologie geldt. Ook voor cultuurhistorie moet in elk bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het gaat daarbij niet alleen om cultuurhistorische objecten, ook historische geografie hoort hierbij.
Résidence Lichtenvoorde ligt even ten noorden van Lichtenvoorde en maakt deel uit van het cultuurhistorische landschapstype ‘het kampenlandschap’ en ‘het ontginningenlandschap’, met kleinschalig landschap met bomenlanen en elzensingels ten noordwesten en noordoosten van het dorp. Résidence Lichtenvoorde is in schaal prima ingepast in dit landschap. De geringe uitbreiding aan de Boschlaan zal ruimtelijk onderdeel worden van het park en ingepast worden middels de groene haag die alzijdig rond het terrein de landschappelijke inpassing borgt. De inpassing met groene terreinranden sluit aan bij de kleinschaligheid en verdichting in het landschap. Op structuurniveau voegt Résidence Lichtenvoorde zich naar de cultuurhistorisch van betekenis zijnde landschapspatronen. Binnen het plangebied komen geen specifieke, te beschermen cultuurhistorische waarden voor.
4.2 Bodem
4.2.1 Bodemkwaliteitskaart
Op 1 juli 2012 zijn in Oost Gelre de Nota Bodembeheer en Bodemkwaliteitskaart in werking getreden. De Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart zijn bedoeld om de omgang met grond goed te regelen. Op basis van de Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is het in veel gevallen mogelijk om het hergebruik van grond als bodem zonder extra keuringen toe te staan. Grondverzet op basis van Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is mogelijk binnen de gehele gemeente en een aantal buurgemeente binnen de regio Achterhoek.
4.2.2 Bodemkwaliteit binnen het plangebied
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Door BOOT is de Notitie Vooronderzoek Conform NEN 5725 Lichtenvoorde - Koemaatsdijk uitgewerkt (tevens bijlage bij de toelichting). Uit het vooronderzoek blijkt dat de onderzoekslocatie tot 2004 in agrarische gebruik is geweest. De locatie was ingericht als agrarisch bedrijf met omliggende weilanden en akkerland. Het deel wat aan de bestemming wordt toegevoegd had recent nog een agrarische bestemming en inmiddels in gebruik voor kamperen. Nadien is het recreatiepark op de locatie ontwikkeld. In 2008 heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden op het gehele terrein van het recreatiepark (exclusief het deel wat nu aan de bestemming wordt toegevoegd). De onderzoekslocatie is opgedeeld in deellocatie A (rondom bebouwing/ingericht terreindeel) en deellocatie B (weiland). Hierbij is specifiek aandacht besteed aan de voormalige aanwezigheid van 2 bovengrondse dieseltanks en een brandplaats.
Tijdens het verkennend bodemonderzoek zijn geen tot licht verhoogde gehalten in grond en/of grondwater aangetoond. Milieuhygiënisch gezien bestaat geen bezwaar tegen de voorgenomen uitbreiding van het recreatiepark.
In aanvulling op het bodemonderzoek uit 2008 wordt opgemerkt dat het erf van het voormalig agrarisch bedrijf door Provincie Gelderland is ingedeeld in deelgebied “hoge trefkans asbest in bodem”. Tijdens het verkennend bodemonderzoek in 2008 is slechts marginaal aandacht besteed aan de mogelijke aanwezigheid van asbest in de bodem. In 2014 (recreatiegebouw) en in 2017 (beheerderswoning) heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden in verband met nieuwbouwwerkzaamheden op het recreatiepark. Daarbij zijn licht verhoogde gehalten aangetoond in de grond en licht tot matig verhoogde gehalten in het grondwater. De matig verhoogde gehalten worden toegewezen aan natuurlijke achtergrondwaarden. Op basis van het vooronderzoek zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van asbest in de bodem.
Ter plaatse van kadastraal perceel N1550 (ingang Résidence Lichtenvoorde) hebben geen potentieel bodembedreigende activiteiten en/of calamiteiten plaatsgevonden. Dit terreindeel maakte geen deel uit van het erf en is door Provincie Gelderland niet aangeduid als verdachte locatie ten aanzien van asbest in de bodem.
4.3 Water
4.3.1 Beleidskader
De EU Kaderrichtlijn Water is een Europese richtlijn uit 2000. De richtlijn heeft tot doel om op Europese schaal water en de daarvan afhankelijke ecosystemen te beschermen tegen verontreiniging, duurzaam gebruik van water te bevorderen, de toestand van het aquatisch milieu te verbeteren en de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte te verminderen. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater en grondwater. De uitvoering van de Richtlijn ligt in handen van de regionale waterbeheerders.
Met het Waterbeleid 21e eeuw spelen de waterbeheerders binnen Nederland in op de huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder meer de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:
- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.
De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:
- een goede kwaliteit van het water (grond- en oppervlaktewater);
- water meer ruimte geven;
- versterken van de ecologische waarden;
- creëren van een vitaal watersysteem.
Voor het waterbeheer hanteert het Waterschap Rijn en IJssel de uitgangspunten die zijn vastgelegd in onder meer Keur en het Waterbeheerplan 2016-2021. Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende jaren wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe zorggedragen wordt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Voor de realisatie van gewenste grondwaterstanden en oppervlaktewaterpeilen gebruikt het waterschap de GGOR-aanpak (gewenst grond- en oppervlaktewaterregime). In overeenstemming met de bestemming, de functie en het gebruik van gebieden wordt het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime vastgesteld.
4.3.2 Watertoets
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is. De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor zijn een aantal thema's minder relevant.
Tabel: Watertoetstabel met waterhuishoudkundige thema's
Thema | Toetsvraag | Relevant | Intensiteit# |
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? | Nee Nee | 2 2 |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap? | Ja Nee Nee | 2 1 1 |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Ja Ja Nee Nee | 2 1 1 1 |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Ja | 1 |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? 5. Beoogt het plan aanleg van drainage? | Nee Nee Nee Ja | 1 1 1 1 |
Grondwater- kwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee | 1 |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Ja Nee | 1 2 |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee Ja | 1 1 |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? | Nee Ja Nee Nee | 2 2 1 1 |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | 1 |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | 2 |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | 1 |
Riolering en afvalwaterketen
Het vuilwater zal worden aangesloten op het bestaande persleiding van de gemeente. Dit is gespecificeerd in de waternotitie in de bijlage.
Wateroverlast (oppervlaktewater)
Door verruiming van bebouwingsmogelijkheden zal het verhard oppervlakte toenemen. Ook wordt een extra weg aangelegd en de parkeerplaats vergroot. Binnen het park is sprake van een toename van 3.194 m2.
In de huidige situatie wordt hemelwater als volgt afgevoerd:
- Hemelwater wegen: rechtstreeks afgevoerd naar het omliggende oppervlaktewater met behulp van een HWA-riool.
- Hemelwater daken recreatieverblijven buitenzijde: afvoer op aangrenzende sloot.
- Hemelwater daken recreatieverblijven grenzend aan vijver: afvoer op vijver.
- Hemelwater daken overige recreatieverblijven: infiltratie in de bodem.
Binnen het plangebied is infiltreren van hemelwater kansrijk, waarbij wel rekening gehouden dient te worden met een relatief hoge grondwaterstand. Voor de nieuwe situatie wordt gekozen voor de volgende aanpak:
- Voortzetting huidige aanpak.
- Dakoppervlaktes van de extra recreatieverblijven en grotere recreatieverblijven worden direct ter plaatse geïnfiltreerd. Dit geldt ook voor alle terrassen bij de recreatieverblijven.
- Voor toevoeging van een weg en parkeren wordt een keuze gemaakt tussen de volgende mogelijkheden: aanleggen van wadi of een infiltratieriool. De opzet is uitgewerkt in de waternotitie in de bijlage.
Volksgezondheid
In het plangebied liggen vijvers. Dit betreft bestaande functies in het plangebied, die deel uitmaken van het recreatieconcept binnen het park. Vijvers worden minimaal twee maal per jaar geschoond.
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.4.1 Beleid
Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.
4.4.2 Situatie Résidence Lichtenvoorde
In de huidige situatie is op de locatie reeds sprake van een recreatiebestemming. In de toekomstige situatie wordt deze bestemming naar aard niet gewijzigd en blijft verblijfsrecreatie. Verblijfsrecreatie betreft geen wezenlijk milieubelastende activiteit. Wel geldt voor de functies dat deze wordt aangemerkt als een beperkt milieugevoelige activiteit. Voor de geringe uitbreiding van de functie geldt dan ook dat deze niet leidt tot extra beperkingen voor omliggende (bedrijfsmatige) functies, ervan uitgaande dat reeds sprake is van een bestaand milieugevoelige object.
Omdat sprake is van een milieugevoelig object, dienen functies in de omgeving te worden beschouwd. Ten noorden van de bestemming is aan de Boschlaan de meest nabijgelegen woning gelegen, met een woonbestemming op 35 meter afstand van de verblijfsrecreatieve bestemming. Deze woning belemmert de beperkte vergroting van de recreatiebestemming niet, mede omdat de bestaande bestemming reeds dichter bij de woning is gelegen dan de uitbreiding in westelijke richting (op 50 meter en meer vanaf de woning).
De meest nabij de uitbreiding gelegen bedrijfsbestemming betreft Boschlaan 23A; een agrarische bedrijfsbestemming, waarbij het bouwvlak waarop bijgebouwen mogen worden opgericht op 280 meter van de beoogde uit te breiden bestemming voor verblijfsrecreatie is gelegen. Hier zijn uitsluitend grondgebonden agrarische bedrijfvormen toegestaan. Omdat ook in deze situatie de afstand van het agrarisch bedrijf tot de voor recreatie bestemde gronden binnen Résidence Lichtenvoorde niet kleiner wordt, wordt de agrarische bedrijfsvoering niet belemmerd en is tevens sprake van een voldoende grote afstand (meer dan 100 meter bij een grondgebonden bedrijf) om een goed 'woon- en leefklimaat' binnen Résidence Lichtenvoorde te garanderen.
De dichtstbijzijnde niet-agrarische bedrijfsbestemming is gelegen op 750 meter afstand, waardoor ook hier geen belemmeringen van uitgaan. Op basis van de omliggende functies is ter plekke sprake van een goed woon- en leefklimaat.
4.5 Geluid
4.5.1 Beleid en regelgeving
De gemeente Oost Gelre heeft in regionaal verband geluidsbeleid ontwikkeld, om de stilte als kwaliteit van de Achterhoek te versterken en richting te geven aan het geluidsaspect in bestemmingsplannen, vergunningen en dergelijke. Bij nieuwe activiteiten dient de geluidsbelasting te voldoen aan de streefwaarden. Een goed akoestisch leefklimaat kan soms ten koste gaan van nieuwe (te luidruchtige) activiteiten.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs wegen geluidszones. Verblijfsrecreatieve objecten worden evenwel niet als geluidgevoelig aangemerkt en behoeven aldus niet getoetst te worden op de voorkeursgrenswaarden.
In de Wgh is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde, krachtens Het Besluit omgevingsrecht (BOR) aangewezen, inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidszone moet zijn vastgesteld. Dit geldt o.a. voor bedrijventerrein Brandemate (Groenlo) en bedrijventerrein De Kamp in Lichtenvoorde, die evenwel op ruim voldoende afstand zijn gelegen van onderhavig plangebied.
De spoorlijn Winterswijk-Zutphen loopt door de gemeente Oost Gelre. Deze lijn betreft reizigersvervoer en enkel spoor. De lijn heeft van rechtswege een zone van 100 m. Het plangebied wordt niet beïnvloed door de spoorlijn.
4.5.2 Situatie Résidence Lichtenvoorde
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt waarbij een geluidgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt dan wel nieuwe geluid producerende functies worden toegevoegd, vormt het aspect geluid geen belemmering voor de directe omgeving. Het geldende bouwvlak t.b.v. de centrale voorzieningen wordt gewijzigd waardoor centrale voorzieningen meer centraal op het complex worden geconcentreerd. Dit is naar de omgeving toe per saldo gunstig.
4.6 Geur
4.6.1 Wet- en regelgeving
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader bij vergunningverlening voor geur veroorzaakt door dierenverblijven van veehouderijen. Indirect heeft de Wgv consequenties voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de omgekeerde werking genoemd. Voor het beoordelen van ruimtelijke plannen moet een toets op de 'omgekeerde werking' van de Wgv worden uitgevoerd. De raad heeft bij besluit van 12 maart 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008 vastgesteld. Deze verordening is op 28 maart 2008 in werking getreden.
Daarbij zijn de bebouwde kommen van Groenlo, Lievelde en Vragender aangewezen als gedeelte van het gemeentelijk grondgebied waarvoor een andere geurnorm van toepassing is. Op grond van de verordening gelden de volgende waarden als maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij:
- bebouwde kom van Groenlo: 5 odour units per kubieke meter lucht;
- bebouwde kom van Lievelde: 7 odour units per kubieke meter lucht;
- bebouwde kom van Vragender: 7 odour units per kubieke meter lucht.
Voor het buitengebied gelden geen afwijkende geurnormen.
4.6.2 Situatie Résidence Lichtenvoorde
In de omgeving van het plangebied zijn geen dierenverblijven van veehouderijen aanwezig. Het bestemmingsplan biedt ten opzichte van de voorgaande bestemmingsplannen niet de mogelijkheid om nieuwe geurgevoelige objecten op kleinere afstand van omliggende veehouderijen te realiseren. Veehouderijen worden dus ten opzichte van voorgaande bestemmingsplannen niet verder in de ontwikkelingsmogelijkheden belemmerd. Ook voor het woon- en leefklimaat hoeft om die reden nu geen nieuwe afweging te worden gemaakt. Er is in zoverre sprake van bestaande rechten. Daarbij bestaan geen aanwijzingen voor een zodanig slecht woon- en leefklimaat dat hierop in het kader van dit bestemmingsplan moet worden ingegrepen.
In de Gebiedsvisie Oost Gelre is aangegeven dat uit de uitgevoerde berekeningen van de achtergrondwaarden blijkt dat het leefklimaat in en rondom de kernen van Oost Gelre als redelijk tot goed kan worden bestempeld. Uit de verordening blijkt dat in de directe nabijheid geen intensieve veehouderij is gelegen. Het voormalige agrarische bedrijf op de Boschlaan 8 was in het verleden de enige intensieve veehouderij in de omgeving.
4.7 Luchtkwaliteit
4.7.1 Wet- en regelgeving
De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en opgenomen in de Wet milieubeheer en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
- negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
- mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De wet voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3%) ten opzichte van de grenswaarde (een grenswaarde van 3% staat gelijk aan de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg);
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.
4.7.2 Situatie Résidence Lichtenvoorde
Onderhavig plan betreft de wijzigingen van bouw- en gebruiksmogelijkheden bij een reeds bestaand verblijfsrecreatief park. Concreet wordt het mogelijk om 20 recreatieverblijvcen extra te realiseren binnen het park. Het park wordt zeer beperkt vergroot. Uitgaande van maximaal 4 verkeersbewegingen per etmaal per verblijfseenheid, ofwel in totaal 80 bewegingen per dag, is in onderstaande tabel berekend dat het effect van het plan NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan is daarmee aanvaardbaar.
Daarnaast kan Résidence Lichtenvoorde worden aangemerkt als een voorziening die geen nadere eisen stelt aan de luchtkwaliteit, zoals bijvoorbeeld bij een medische instelling aan de orde zou kunnen zijn. Gezien de kleinschaligheid en de aard van het project is er geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Gelet op vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor onderhavige planontwikkeling.
4.8 Externe Veiligheid
4.8.1 Kaders en regelgeving
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
De gemeente Oost Gelre heeft in 2008 een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten.
4.8.2 Situatie Résidence Lichtenvoorde
4.9 Flora En Fauna
Voor de ontwikkeling in het plangebied is een Quick Scan Flora en Fauna, Vakantiepark Résidence Lichtenvoorde uitgevoerd (tevens bijlage bij de toelichting). Hierin zijn de volgende conclusies opgenomen.
Het plangebied is geen onderdeel van een Natura 2000-gebied of het GNN. De voorgenomen ontwikkelingen hebben geen gevolgen voor beschermde gebieden in de omgeving op grond van het kleinschalige karakter van de ingrepen en het vrijwel ongewijzigde gebruik van het terrein.
In het park zijn beschermde soorten van de Wet natuurbescherming te verwachten op locaties met opgaande begroeiing, ruigte en in de vijvers. In de te ontwikkelen delen van het park is het voorkomen van beschermde soorten uit te sluiten met uitzondering van het gronddepot in de noordoosthoek. In de ruige begroeiing van het depot kunnen vogels tot broeden komen. Het is verboden broedsels van vogels ter vernielen of te verstoren. Daarom dient het depot in de huidige staat niet te worden gebruikt tijdens het broedseizoen mits maatregelen zijn genomen om broedgevallen te voorkomen. Het broedseizoen loopt van 15 maart tot 15 juli maar eerdere en vooral latere broedsels komen voor. In de periode van 15 augustus tot 1 maart is de kans op broedsels gering.
4.10 Verkeer En Parkeren
Résidence Lichtenvoorde is vanuit meerdere richtingen goed bereikbaar. Via de Boschlaan is de aansluiting op de regio (N18 en Lichtenvoorde in zuidelijke richting, N319 in noordelijke richting) goed gefaciliteerd. Lokaal bieden de Poelhuttersslatdijk en Koemaatsdijk ontsluiting naar het omliggende landelijke gebied. Binnen het plangebied is voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor de te verwachten bezoekers. Geleidelijk zal naast de centrale parkeervoorziening worden voorzien in parkeergelegenheid bij de individuele recreatieeenheden.
De in de paragraaf luchtkwaliteit opgenomen toename van mogelijk 80 verkeersbewegingen per etmaal extra, als gevolg van de planontwikkeling, gaat op in het bestaande verkeerspatroon. Hierdoor zullen geen verkeersknelpunten ontstaan of capaciteitsknelpunten op de omliggende wegen.
In de Parkeernota van Gemeente Oost Gelre wordt voor parkeren verwezen naar de CROW richtlijnen. Voor verblijfsrecreatie zijn deze niet gedetailleerd uitgewerkt. De parkeerbehoefte is namelijk sterk afhankelijk van het soort en de grootte van een recreatieverblijf. Een 10 persoon accommodatie heeft meer parkeerbehoefte dan een 5 persoons. De volgende uitgangpunten zijn gehanteerd:
Tabel parkeernorm
Accommodatie | Max. oppervlakte | Bouwlagen | Aantal | Parkeer norm | Toelichting |
4-6 persoons | 63,25 m² | 1 | 131 | 1.25 | Gebruik door één gezin. Op basis van 75% 1 auto en 25% 2 auto's per kavel. De 12 chalets met afwijkende oppervlakte vallen ook binnen deze categorie |
6 persoons | 70 m² | 1 | 10 | 2 | Gemiddeld per kavel |
8 persoons | 70 m² | 2 | 10 | 3 | Gemiddeld per kavel |
10 persoons | 80 m² | 2 | 5 | 4 | Gemiddeld per kavel |
14 persoons | 100 m² | 2 | 5 | 5 | Gemiddeld per kavel |
Woning | 1 | 2.5 | Betreft beheerderwoning | ||
Restau- rant | BVO 110 m² | 16 | De Horeca trekt naast parkgasten ook andere klanten. In de kencijfers van het CROW zijn geen richtlijnen opgenomen voor het buitengebied. Voor binnen de bebouwde kom geldt als richtlijn 14-16 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. Er wordt uitgegaan van een norm van 16. | ||
Receptie, kantoor | 5 | Rekening wordt gehouden met dat maximaal 5 personen tegelijk werkzaam zijn (naast de gasten die vallen binnen de andere functies). |
Parkeren vindt plaats op een aantal centrale parkeerplaatsen en op kavels. In de volgende tabel is de parkeerbalans uitgewerkt.
Figuur: Parkeerplaatsen
Tabel: Parkeerbalans
Betreft | Aantal | Norm | behoefte | Parkeerplaats per kavel | Realisatie |
Accommodatie | |||||
4-6 persoons | 131 | 1.25 | 163,8 | 1 | 131 |
6 persoons | 10 | 2 | 20 | 1 | 10 |
8 persoons | 10 | 3 | 30 | 2 | 20 |
10 persoons | 5 | 4 | 20 | 2 | 10 |
14 persoons | 5 | 5 | 25 | 2 | 10 |
Centrum | |||||
Beheerderswoning | 1 | 2.5 | 2.5 | 1 | |
Receptie, kantoor | 1 | 5 | 5 | ||
Restaurant | 110 m² | 16/100 m² | 18 | ||
Parkeerplaatsen | |||||
Entree | 66 | ||||
Oude entree | 8 | ||||
Milieustraat | 11 | ||||
Na slagboom | 8 | ||||
RW – midden | 14 | ||||
RW-zuidoost 1 | 19 | ||||
RW-zuidoost 2 | 11 | ||||
Totaal | 285 | 319 |
Geconcludeerd wordt dat op het park voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn.
4.11 Laagvliegroute, Kabels En Leidingen
Bovenlokale, hoofdtransportleidingen zijn planologische relevant. Er zijn binnen het plangebied geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Even te noorden van de planlocatie ligt een deel van een militaire laagvliegroute. Op deze route mag door militaire vliegtuigen worden gevlogen op een hoogte van minimaal 75 m. Deze stelt geen nadere voorwaarden aan het plangebied.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
Algemeen
Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven.
Met inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010 is een aantal vergunningen, zoals de bouwvergunning, sloopvergunning en aanlegvergunning, alsmede de flexibiliteitsbepalingen uit de Wro opgegaan in de omgevingsvergunning. Het bestemmingsplan wordt opgesteld op basis van de Wabo.
Het gemeentelijk handboek wordt toegepast. Waar nodig wordt de regeling enigszins aangepast, in geval van bijzonderheden in dit plangebied. Gekozen wordt voor gedetailleerde bestemming. De bestaande situatie en de geldende bestemmingsplannen zijn daar het uitgangspunt. Rekening wordt gehouden met de dynamiek in het plangebied en ruimte voor 'reguliere' uitbreidingen en veranderingen. Hiermee wordt voorkomen dat er onnodige procedures voor verlening van omgevingsvergunning moeten worden gevoerd. Daarnaast biedt het bestemmingsplan een actueel handvat om ongewenste ontwikkelingen te weren en handhavend op te treden als dat nodig is. Anderzijds dient het bestemmingsplan voor derden zekerheid te geven over inrichting en gebruik.
5.1 Plansystematiek
Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt.
Op de verbeelding worden tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
Regels
Begripsomschrijvingen
Het opnemen van begripsbepalingen wordt beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2012 worden ook conform de SVBP2012 overgenomen. Tevens wordt een aantal begrippen op basis van de Wabo opgenomen. Voor recreatieve begrippen wordt grotendeels aangesloten bij respectievelijk het bestemmingsplan buitengebied 2011 en het kampeerbeleid.
Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de wijze van meten. Dit betreft het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met bijvoorbeeld luifels, ventilatiekanalen, schoorstenen en kroonlijsten. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing, worden deze één op één overgenomen.
Bestemmingsregeling
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijking van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijking van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden;
- wijzigingsregels.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming.
Bouwregels
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het is mogelijk dat bestaande, legale gebouwen afwijken. Onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ zoals deze is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals deze bij de gemeente bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het Bestemmingsplan Buitengebied.
Specifieke gebruiksregels
In sommige bestemmingen is het noodzakelijk om het gebruik zoals toegelaten in de bestemmingsomschrijvingen nader te specificeren. Ter nadere toelichting is in sommige bestemmingen aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval vallen onder strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 Wabo.
Afwijken van de bouw- of gebruiksregels
Afwijkingen bij een omgevingsvergunning worden gebruikt om een bestemmingsplan flexibel te maken. Er is bijvoorbeeld een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de opgenomen maatvoeringen, met een maximum van 10%.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Op grond van de Wro is het mogelijk om ter bescherming van de functies in bestemmingsplan, een omgevingsvergunningstelsel op te nemen waarmee bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden omgevingsvergunningplichtig worden. In het bestemmingsplan geldt bijvoorbeeld voor de gronden met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' een omgevingsvergunningplicht.
Bestemmingen
In het plan worden de volgende bestemmingen onderscheiden: 'Groen', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', 'Water', ''Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1', en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.
Deze bestemmingen worden gekozen op basis van de te onderscheiden hoofdfunctie die aan de betrokken gronden kan worden toegekend. Dat wil niet zeggen dat binnen deze bestemmingen geen specifieke en/of afwijkende functies voorkomen. Voor zover daarvan sprake is, zijn aparte aanduidingen opgenomen om specifiek voorkomende functies binnen de hoofdbestemming te benoemen.
De bestaande en nieuwe centrale voorzieningen en bedrijfswoning(en) worden in een bouwvlak vervat, waarbij tevens indien van toepassing, de maximaal toelaatbare goot- en/of bouwhoogten zijn weergegeven. Bij het toekennen van de bouwmogelijkheden is steeds ook naar de bestaande rechten (uit de tot op heden geldende bestemmingsplannen) gekeken.
5.2 Beschrijving Van De Bestemmingen
Bestemming 'Groen'
De randen van het plangebied kennen momenteel de bestemming 'Groen'. Deze bestemming wordt ook in onderhavig bestemmingsplan gehandhaafd en op een klein onderdeel aangepast, daar waar de terreininrichting zal wijzigen.
Bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'
De recreatiewoningen en chalets zijn bestemd als Recreatie-Verblijfsrecreatie. Het bestaande aantal recreatiewoningen en chalets wordt vergroot. Het maximum aantal is vastgelegd op 161, met een differentiatie naar soort en omvang.
Uiteraard is de permanente bewoning van bouwwerken en gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie niet toegestaan en is bedrijfsmatige exploitatie verplicht.
Met twee specifieke aanduidingen is bepaald waar in het plangebied centrumvoorzieningen gerealiseerd mogen worden (waaronder zelfstandige horecavooroorzieningen) en welk deel van het terrein als kampeerterrein geexploiteerd mag worden. Recreatiewoningen en chalets zijn binnen de volledige bestemming toegestaan.
De maatvoering voor de gebouwen en bouwwerken is gebaseerd op de geldende planologische situatie. Voor de 12 chalets met een afwijkende bouwbepaling is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten behoeve van het reguleren van het gebruik voor o.a. wisselende verhuur en toepassing parkregelement.
Bestemming 'Water'
De waterpartij die in het vigerende bestemmingsplan reeds als water bestemd was, is opnieuw voorzien van de bestemming 'Water'.
Deze bestemming laat tevens extensieve dagrecreatie en waterberging toe. Gebouwen zijn niet toegestaan. Er mogen bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, met inachtneming van de keur van het waterschap. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen en de bouwhoogte van een brug bedraagt maximaal 5 m. Daarnaast zijn in alle andere gebieds- en functiebestemmingen de voorzieningen voor water, waterberging en waterinfiltratie geregeld. Op deze wijze zijn alle kleinere watergangen geregeld en is het eenvoudig bij recht voorzieningen te treffen ten gunste van waterberging en –infiltratie.
Bestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1 en 2'
Deze bestemmingen betreffen de te beschermen archeologische waarden. De betrokken gronden zijn op de verbeelding aangegeven. Deze zijn gebaseerd op de vigerende bestemmingen welke zijn afgeleid van de gemeentelijke archeologische beleidskaart en een uitgevoerd archeologisch onderzoek door BAAC (2008).
In het bestemmingsplan komen twee categorieën voor:
Bestemming | Categorie gemeentelijke archeologische beleidskaart en bijbehorend beleid |
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1 | AWV categorie 6 en 8: Onder voorwaarden bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m² |
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 | AWV categorie 9 en 10: Onder voorwaarden bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 2500 m² |
Er zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk te laten vervallen of van categorie te veranderen.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling wordt conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overgenomen in het bestemmingsplan.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn regels opgenomen ten behoeve van overschrijdingen van de bouwgrenzen. Tevens is een vervangende bouwregel opgenomen ten behoeve van bestaande bebouwing die afwijkt van de in de regels en op de verbeelding opgenomen maatvoering.
Algemene gebruiksregels
In het artikel 'Algemene gebruiksregels' is aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval strijdig zijn met het bestemmingsplan. Het verbod om gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan te gebruiken is geregeld in de Wabo, ex art. 2.1 lid 1 sub c.
Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels is onder andere geregeld dat nutsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd. Tevens is overschrijding van de hoogten en oppervlakten tot een maximum percentage van 10% mogelijk. Verder is afwijking mogelijk voor zendmasten en onder voorwaarden verschuiving van bijvoorbeeld bouwgrenzen.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform het Bro opgenomen. De peildata voor bouwen en gebruiken zijn gelijkgetrokken en gelegd op de datum waarop het bestemmingsplan in werking treedt.
Slotregel
In de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. Het terrein is in particulier eigendom. In het grootste deel van het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd. Hierdoor is geen exploitatieplan nodig. Afdeling 6.4 van de Wro is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing.
Planschade wordt niet voorzien voor dit plan, omdat het een nagenoeg consoliderend bestemmingsplan betreft. De ruimtelijke planvorming past binnen het budget voor ruimtelijke plannen zoals dat in de gemeentelijke begroting is opgenomen. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd. Er wordt een anterieure overeenkomst aangegaan om mogelijke planschade af te wenden op verzoeker en mogelijk overige zaken te regelen.
Bedrijfsmatige exploitatie
In de regels is de eis tot bedrijfsmatige exploitatie overgenomen.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerp heeft van 14 juni 2019 t/m 25 juli 2019 ter inzage gelegen. Er zijn zienswijzen ingediend die later zijn ingetrokken.
Bijlage 1 Lijst Aan Huis Verbonden Bedrijven
Bijlage 1 Lijst aan huis verbonden bedrijven
Bijlage 2 Voorwaardelijke Verplichting Inpassing
Bijlage 2 Voorwaardelijke verplichting inpassing
Bijlage 1 Notitie Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Notitie Landschappelijke inpassing
Bijlage 2 Notitie Water
Bijlage 3 Rapport Vooronderzoek Bodemonderzoek
Bijlage 3 Rapport vooronderzoek bodemonderzoek