KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Parkeerregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten
4.1 Watertoets
4.2 Bodem
4.3 Flora En Fauna
4.4 Duurzaamheid
4.5 Archeologie
4.6 Geluidhinder
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
4.8 Geur
4.9 Verkeer En Parkeren
4.10 Luchtkwaliteit
4.11 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Toetsing Plan Aan Voorwaarden
Hoofdstuk 6 Wijze Van Bestemmen
6.1 Inleiding
6.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Algemeen
8.2 Inspraak
8.3 Overleg
Bijlage 1 Tekening Voorwaardelijke Sloopverplichting
Bijlage 2 Lijst Aan Huis Verbonden Bedrijven
Bijlage 3 Inpassingsplan Wilgendijk
Bijlage 4 Inpassingsplan Scheidingsweg
Bijlage 1 Quickscan Natuurwaarden
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Buitengebied, herziening Scheidingsweg 1, Wilgendijk 4 en 4a en Oude Papendijk ongenummerd

Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre

Vastgesteld op 09-02-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Scheidingsweg 1, Wilgendijk 4 en 4a en Oude Papendijk ongenummerd met identificatienummerNL.IMRO.1586.BPBUI2021-OW01 van de gemeente Oost Gelre;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het uitsluitend door de bewoner(s) van een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet en voor zover toegestaan, die in een woning en/of bijbehorende bouwwerken worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een deel van een woning, of een woonunit die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een percentage van een deel van een terrein dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bedrijfsgebouwen

Gebouwen die dienen voor de uitoefening van een bedrijf of bedrijfsactiviteit, inclusief bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij de woning.

1.13 bedrijfsmatige exploitatie verblijfsrecreatieterrein:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.14 bedrijfswoning:

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (een huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.15 bestaand:

onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ welke op een legale wijze tot stand is gekomen en is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals de gemeente deze bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Scheidingsweg 1, Wilgendijk 4 en 4a en Oude Papendijk ongenummerd;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 chalet:

een gebouw, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of stacaravan, dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben en geen grotere oppervlakte heeft dan 55 m²;

1.27 daghoreca:

horeca dat is gericht op het overdag tot 23:00 uur verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers;

1.28 deel:

de aan een bestaande of voormalige agrarische bedrijfswoning gekoppelde rechtstreeks (of via een tussenlid) vanuit de woning toegankelijke stalruimte (als onderdeel van het hoofdgebouw), die beeldbepalend, visueel, en van oorsprong functioneel verbonden is met de betreffende woning en daarmee een onlosmakelijke eenheid vormt, één en ander exclusief eventuele aan de deel grenzende ondergeschikte en niet meer met de woning in verbinding staande bebouwing;

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 erfinpassing

erfinpassing vindt plaats op het erf en omliggende gronden. Hiertoe behoort in ieder geval de situering van opstallen, de inrichting van het perceel en de aansluiting van het erf op de omgeving. Het gaat hierbij onder andere om aanleg van opgaande beplanting op of direct aangrenzend aan het erf.

1.31 extensieve dagrecreatie:

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.32 functieverandering naar wonen

het toevoegen van een woning op een locatie van een voormalig agrarisch bedrijf.

1.33 gebiedsgebonden bedrijven:

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven, niet gebiedsgebonden bedrijven of particulieren door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige werkzaamheden, waaronder in ieder geval worden verstaan: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, agrarische loonbedrijven, (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), drainagebedrijven, veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven, zaaizaad en pootgoedbedrijven, opslag agrarische producten, hoefsmederijen, dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, boomverzorgingsbedrijven, bosbouwbedrijven, bedrijven voor natuur- en landschapsbeheer en proefbedrijven of bedrijven die naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen zijn met de gebiedsgebonden bedrijven, met uitzondering van mestbewerking;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 groepskampeerterrein:

een terrein bestemd voor het tijdelijk plaatsen van mobiele kampeermiddelen op een perceel, zijnde geen regulier of kleinschalig kampeerterrein, gedurende maximaal 10 dagen per jaar, verdeeld over maximaal 10 perioden, gekoppeld aan een meerdaags evenement waarvoor de burgemeester een ontheffing of vrijstelling heeft verleend, met dien verstande dat voor het adres Oude Lievelderweg 2 maximaal 60 gasten zijn toegestaan;

1.36 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn landbouwbedrijven die niet zijn aan te merken als intensieve veehouderijbedrijven waaronder in ieder geval worden verstaan: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven zijn ook grondgebonden;

1.37 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.38 intensieve veehouderij:

agrarisch bedrijf òf deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de wet Milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen of paarden, wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.39 inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.40 jaargemiddelde magneetveld:

het jaargemiddelde magneetveld berekend op 1 meter boven het maaiveld, conform de “Handreiking voor het berekenen van de breedte van de specifieke magneetveldzone bij bovengrondse hoogspanningslijnen” van het RIVM, 25 juni 2009, versie 3.0;

1.41 kampeermiddelen:

tenten, tentwagens, toercaravans en kampeerauto's of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.42 karakteristieke gebouwen:

een traditionele boerderij, waarvan de originele kenmerken in hoofdzaak nog aanwezig zijn en welke is gebouwd volgens de principes van de hallenhuisboerderij;

1.43 landschapsversterking

Landschapsversterking vindt plaats buiten het erf, met als doel de gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap te versterken. Het betreft bijvoorbeeld de aanleg van paden, lanen, bossen en houtwallen.

1.44 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.45 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, meer dan 8 uur per week en langer dan 6 maanden;

1.46 nevenactiviteit:

een activiteit van beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.47 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d;

1.48 ondersteunende detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.49 ondersteunende horeca:

horeca die onlosmakelijk is verbonden met de bestemming van een perceel en daaraan ondersteunend is, en dus niet geldt voor zelfstandige feesten, partijen en soortgelijke activiteiten;

1.50 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.51 peil:

gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.52 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.53 relatie:

ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;

1.54 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 scouting:

sociale actieve recreatie met daaraan ondergeschikt de mogelijkheid voor verenigingskamperen, tentoonstellingen en bijeenkomsten van educatieve aard;

1.56 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen dat, mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op verkeerswegen over grotere afstanden als aanhangels van een auto te worden voortbewogen;

1.57 teeltondersteunende voorzieningen:

voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

Voorbeelden van teeltondersteunende voorzieningen zijn: aardbeiteelttafels, afdekfolies, antiworteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, ondersteunende kas, schaduwhallen en vraatnetten;

1.58 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen welke zo lang als de teelt dit vereist aanwezig zijn, met een maximum van drie maanden per jaar;

1.59 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.60 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;

1.61 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel inwoning.

1.62 woningsplitsing:

het bouwkundig en functioneel in tweeën delen van een woning (c.q. de woning met de aangrenzende deel) op zodanige wijze dat, met handhaving van de bestaande woning, een tweede zelfstandig functionerende woning ontstaat;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 bovenkant spoorstaaf:

de hoogte van de bovenkant van de laagst gesitueerde spoorstaaf;

2.3 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking niet meer dan 1 m bedraagt

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat boomkwekerijen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
  2. b. behoud van landschappelijke en natuurwaarden;
  3. c. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;
  4. d. extensieve dagrecreatie;

met de daarbij behorende:

  1. e. erfbeplanting;
  2. f. nutsvoorzieningen;
  3. g. wegen en paden;
  4. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. i. in/-en uitritten, medeten behoeve van de aangrenzende bestemming.

Onder het doel 'behoud van landschappelijke en natuurwaarden':

  • is de instandhouding begrepen van de landschappelijke - en natuurwaarden behorend tot de volgende landschapstyperingen:
    1. 1. landbouwgronden met cultuurhistorisch bepaalde kleinschalige akkercomplexen, waaronder begrepen de Vragender es en Lievelder es, het natte en oude heide- en broekontginningenlandschap rond het Vragender Veld, Lievelder Veld en het Zwolsche Veld en het kampenlandschap rond Zwolle en rond Harreveld;
    2. 2. landbouwgronden met een oorspronkelijke kavelstructuur (strokenverkaveling), ontsloten via kronkelende wegen en gescheiden van andere kavels door middel van wallen of singels met opgaande eiken en hakhout van berk, els en eik en rijbeplanting in los plantverband van zomereik, soms beuk, berk of andere soorten als wilg of populier;
    3. 3. landbouwgronden grenzend aan waterafhankelijke natuurgebieden, waarbij het agrarisch gebruik van de gronden niet mag leiden tot veranderingen in de grondwatersituatie, oppervlaktewaterpeilen en waterkwaliteit;
    4. 4. (kleinschalige) hoogteverschillen, zoals steilranden (oude essen) en het terras en terrasrand Aalten–Eibergen;
    5. 5. de grotere open ruimtes, ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
    6. 6. kleinschalige besloten ruimtes;
    7. 7. rustige omstandigheden en onverharde wegen;
    8. 8. beplantingselementen zoals houtwallen, houtsingels, hagen, bosjes, boomgroepen, solitaire monumentale en waardevolle bomen, weg- en erfbeplanting;
  • zijn de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied 'Korenburgerveen' alsmede bouwwerken ten behoeve van onderhoud en beheer en het behouden en versterken van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van het Nationaal Landschap Winterswijk mede begrepen.

3.2 Bouwregels

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 3.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    3. 3. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    4. 4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt, indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
    5. 5. het aanleggen van landschapselementen, indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
    6. 6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
    7. 7. het aanleggen, verbreden, halfverharden (door middel van granulaat) en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² ten behoeve van de aangrenzende bestemming;
    8. 8. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    9. 9. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  1. b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    1. 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    2. 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    3. 3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
    4. 4. indien de gronden zijn gelegen binnen het bouwvlak.
  1. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen en is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie op een Natura 2000-gebied, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. paardenbakken tot een oppervlakte van 800 m²;
  3. c. agrarisch medegebruik ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik';

met de daarbij behorende:

  1. d. erfbeplanting;
  2. e. tuinen, erven en terreinen;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden'.

In de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.2 sub e ten behoeve van het herbouwen van de woning op minder dan 25 m vande bestaande locatie, met dien verstande dat:
    1. 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij de woning behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
    2. 2. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
    3. 3. de bestaande woning wordt gesloopt binnen drie maanden na oplevering van de herbouwde woning;
    4. 4. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' de woningen aaneen dienen te worden gebouwd;

4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

Het gebruik van de woningen op het perceel Wilgendijk 4, 4a, alsmede de te bouwen woning op het perceel Scheidingsweg kadastraal bekend gemeente Lichtenvoorde, sectie R, nummer 67, indien niet voor 1 december 2030 het vogelbosje overeenkomstig Bijlage 3 InpassingsplanWilgendijk is gerealiseerd en als niet binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de overige landschappelijke inpassing met behulp van streekeigen beplanting is gerealiseerd conform het in Bijlage 3 en Bijlage 4 opgenomen erfinrichtings- en beplantingsplan. Het gebruik van deze woningen wordt ook aangemerkt als strijdig gebruik als de gerealiseerde inrichting conform deze inpassingsplannen niet of in onvoldoende mate in stand wordt gehouden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van mantelzorg in een woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken dan wel voor het bouwen van een mantelzorgunit, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
    2. 2. de totale oppervlakte ten behoeve van mantelzorg per bouwperceel niet meer dan 55 m² mag bedragen;
    3. 3. het bebouwingspercentage op het bouwperceel maximaal 60% mag bedragen na realisatie van de mantelzorg;
    4. 4. er maximaal sprake mag zijn van 1 bouwlaag;
    5. 5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    6. 6. een vrijstaande mantelzorgunit binnen een afstand van 10 m gerekend van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    7. 7. in alle gevallen sprake is en blijft van afhankelijke woonruimte;
    8. 8. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken en de situatie in en om de woning wordt teruggebracht in de oude staat (voor units), dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan.
  2. b. lid 4.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 30% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    2. 2. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 van de in Bijlage 2 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven;
    3. 3. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis verbonden bedrijf;
    4. 4. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    5. 5. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
    6. 6. op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers;
  3. c. in lid 4.1 jo 4.5 sub b ten behoeve van het toestaan van:

aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de in Bijlage 2 opgenomen Lijst aanhuis verbonden bedrijven of,

    1. 1. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2 van de in Bijlage 2 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1,

mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:

      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  1. d. lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    1. 1. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - gelders natuur netwerk', 'overige zone - groene ontwikkelingszone' en 'natte - natuur';
    2. 2. is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie op een Natura 2000-gebied;
    3. 3. het aantal kampeermiddelen niet meer mag bedragen dan 25;
    4. 4. kleinschalig kamperen enkel is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    5. 5. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
    6. 6. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot het hoofdgebouw niet meer is dan 100 m;
    7. 7. de afstand tot de bestemmingsgrens van de nabijgelegen woningen niet minder dan 50 m bedraagt;
    8. 8. Er vanuit landschappelijk oogpunt gezien voldoende ruimte zit tussen het kleinschalige kampeerterrein en omliggende functies;
    9. 9. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
    10. 10. kleinschalig kamperen geen belemming oplevert voor de omliggende functies;
    11. 11. sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd in bestaande gebouwen;
    12. 12. indien het niet wenselijk is om sanitaire voorzieningen te realiseren in bestaande gebouwen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor de nieuwbouw van sanitaire voorzieningen, mits:
      • de gezamenlijke oppervlakte van deze voorzieningen niet meer bedraagt dan 50 m2;
      • de bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3,5 m.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 4.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. 2. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    3. 3. het aanleggen, verbreden, halfverharden (door middel van granulaat) en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² ten behoeve van de aangrenzende bestemming;
    4. 4. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  1. b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    1. 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    2. 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    3. 3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen.
  1. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen.

Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;

de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' te wijzigen in 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1' of 'Waarde- Archeologisch waardevol gebied 2' met de daarbij behorende regels, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen van het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  4. d. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
  5. e. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 Groene ontwikkelingszone

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding:
    1. 1. 'overige zone - groene ontwikkelingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van:
      • de ecologische kenmerken, alsmede het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten en omgevingscondities die de realisatie van de groene ontwikkelingszone in de weg staan;
      • landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. b. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in sub a bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    3. 3. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    4. 4. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    5. 5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    6. 6. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    7. 7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  2. c. Het bepaalde in sub b is niet van toepassing:
    1. 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    2. 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    3. 3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
    4. 4. op de gronden welke zijn gelegen binnen de bestemming 'Wonen';
  3. d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub b mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Bouwen langs wegen en water

  1. a. De gronden gelegen binnen de volgende afstanden:
    1. 1. rijkswegen tot 100 m uit de as van elke rijbaan;
    2. 2. provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan;
    3. 3. overige ontsluitingswegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan;
    4. 4. de spoorweg tot 30 m uit de buitenste spoorstaaf;
    5. 5. de hoofdwatergangen tot 10 m uit de as van de waterloop, mits minimaal 4 m uit de insteek, met dien verstande dat voor 'de Slinge' een afstand geldt van 10 m uit de boveninsteek van de waterloop;

zijn tevens bestemd ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang;

  1. b. Op de in sub a bedoelde gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, toegestaan binnen de bouwvlakken van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Wonen', 'Bedrijf' en 'Bedrijf - Nutsvoorziening', alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m; een en ander indien het uitzicht hierdoor niet wordt belemmerd;

Afwijken bij een omgevingsvergunning

  1. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b voor wat betreft het oprichten van:
    1. 1. bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemming, tot maximaal de helft van de voorgeschreven afstand, in verband waarmee gehoord wordt het waterschap en/of de wegbeheerder;
    2. 2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, verkeersborden brughoofdenen seinpalen ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang met een maximale bouwhoogte van 10 m;
    3. 3. het plaatsen van reclameborden en informatiepanelen met een maximale bouwhoogte van 10 m;

mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en het verkeers- en/of waterschapsbelang

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. d. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in sub a bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van gronden;
    2. 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
    3. 3. het aanleggen van geluidswallen;
    4. 4. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
  2. e. Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het water- en/of verkeersbelang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee de wegbeheerder en/of het waterschap wordt gehoord;
  3. f. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende danwel aangevraagde vergunning.

9.2 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
  2. b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Paardenbakken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels in artikel 4 ten behoeve van het realiseren van een paardenbak buiten het bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. a. de oppervlakte van de paardenbak niet meer bedraagt dan 800 m2;
  2. b. ten minste 25% van de oppervlakte van de paardenbak is gelegen binnen het bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen';
  3. c. de paardenbak is gesitueerd op tenminste 50 m vanaf het bouwvlak of bestemmingsvlak van derden;
  4. d. er is aangetoond dat het realiseren van een paardenbak binnen het bestemmingsvlak van de bestemming Wonen onmogelijk is;
  5. e. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing en landschapsversterking blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
  6. f. er geen sprake is van een significante aantasting van bestaande natuurwaarden en er geen belemmeringen voor de gewenste samenhang worden gecreëerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone';
  7. g. is aangetoond dat de afwijking, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;

10.2 Natuurobservatiehutten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels in de artikelen 3 en 4, ten behoeve van het realiseren van een natuurobservatiehut, met dien verstande dat:

  1. a. de natuurobservatiehut maximaal 3 m hoog is;
  2. b. de natuurobservatiehut een oppervlakte heeft van maximaal 20 m2;
  3. c. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. 2. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  4. d. uit onderzoek is gebleken dat de bebouwing niet leidt tot aantasting van natuur- en landschapswaarden.

10.3 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
  2. b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen voor zover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding;
  3. c. afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages. Deze afwijking geldt niet voor maten met betrekking tot:
    1. 1. de inhoud van wooneenheden;
    2. 2. de oppervlakte vanbijbehorende bouwwerken.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - groene ontwikkelingszone', met dien verstande dat:

  1. a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
  2. b. het aantal kampeermiddelen niet meer mag bedragen dan 25;
  3. c. kleinschalig kamperen enkel is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  4. d. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing en landschapsversterking blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
  5. e. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot het hoofdgebouw niet meer is dan 100 m;
  6. f. de afstand tot de bestemmingsgrens van de nabijgelegen woningen niet minder dan 50 m bedraagt;
  7. g. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
  8. h. Er vanuit landschappelijk oogpunt gezien voldoende ruimte zit tussen het kleinschalige kampeerterrein en omliggende functies;
  9. i. kleinschalig kamperen geen belemmering oplevert voor de omliggende functies;
  10. j. sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd in bestaande gebouwen;
  11. k. indien het niet wenselijk is om sanitaire voorzieningen te realiseren in bestaande gebouwen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor de nieuwbouw van sanitaire voorzieningen, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van deze voorzieningen niet meer bedraagt dan 50 m2;
    2. 2. de bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3,5 m;
  12. l. er geen sprake is van een significante aantasting van bestaande natuurwaarden en er geen belemmeringen voor de gewenste samenhang worden gecreëerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone'.

Artikel 12 Algemene Parkeerregels

12.1 Algemene parkeerregel

Het is verboden te bouwen dan wel het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen, laden en lossen.

Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die zijn opgenomen in de nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre, dan wel haar rechtsopvolger.

12.2 Afwijking van de parkeerregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 8.1. Burgemeester en wethouders nemen hierbij onder andere in overweging of:

  1. a. het bouwplan feitelijk en/of economisch gezien redelijkerwijs zodanig kan worden aangepast dat alsnog wordt voldaan aan de parkeerregels;
  2. b. het belang dat met het voldoen aan de parkeerregels is gediend niet onevenredig wordt aangetast;
  3. c. er op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- of losruimte wordt voorzien.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Buitengebied, herziening Scheidingsweg 1, Wilgendijk 4 en 4a en Oude Papendijk ongenummerd.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De eigenaren van het perceel Scheidingsweg 1 in Lievelde hebben een verzoek ingediend voor de bouw van een extra woning ten oosten van de bestaande woning. In ruil hiervoor slopen zij hiervoor aan de Wilgendijk 4/4a te Zieuwent ruim 1.000 m2 aan stallen en schuren. Op basis van het functieveranderingsbeleid mag in ruil voor de sloop van 1.000 m2 schuren en stallen een nieuwe woning op hetzelfde perceel teruggebouwd worden. De eigenaren van de Wilgendijk 4/4a willen deze woning niet op hun eigen perceel realiseren. Deze woning wordt nu gebouwd bij de Scheidingsweg 1. De woning aan de Wilgendijk 4/4a is in het verleden feitelijk en kadastraal gesplitst. Dit is nooit met een wijziging van het bestemmingsplan geregeld. De eigenaar van Wilgendijk 4-4a vraagt om deze splitsing formeel te regelen. De woning voldoet in principe aan de voorwaarden voor een woningsplitsing.

Aan de Oude Papendijk ongenummerd nabij Groenlo ligt al jaren een bouwkavel met een woonbestemming. Er is tot nu toe geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hier een woning te mogen bouwen. Deze bouwkavel wordt ook 'ingeleverd' om een extra woning aan de Scheidingsweg 1 mogelijk te maken.

De ontwikkelingen op deze drie percelen passen niet in het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied. Een herziening van dat plan is daarom noodzakelijk. Daarom is het voorliggende bestemmingsplanBuitengebied, herziening Scheidingsweg 1, Wilgendijk 4 en 4a en Oude Papendijk ongenummerd opgesteld.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Oost Gelre wordt in principe overal dezelfde plansystematiek gehanteerd. De bestemmingen en regels uit het voorliggende bestemmingsplan sluiten daardoor grotendeels aan op de bestemmingen en regels uit andere bestemmingsplannen. Daarmee wordt de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van de burgers vergroot.

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit drie deellocaties. De drie deellocaties liggen op de volgende locaties:

Scheidingsweg 1, Lievelde:

Het perceel ligt in het buitengebied ten zuidwesten van Groenlo.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI2021-VG01_0001.png"

Oude Papendijk, ongenummerd, Groenlo:

Het perceel ligt direct aan de zuidwestzijde van Groenlo.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI2021-VG01_0002.png"

Wilgendijk 4 en 4a, Zieuwent:

Het perceel ligt in het buitengebied van Zieuwent aan de Baakse Beek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI2021-VG01_0003.png"

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Scheidingsweg 1, Wilgendijk 4 en 4a en Oude Papendijk ongenummerd is een herziening van het geldende bestemmingsplan Buitengebied met de daarbij bijbehorende reparatieplannen.

Voor de drie percelen gelden momenteel de volgende bestemmingen:

  • Scheidingsweg 1 te Lievelde: Op het perceel ligt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Op het gehele perceel ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2';
  • Oude Papendijk ongenummer te Groenlo: bestemming 'Wonen' met een bouwvlak en een maatvoeringsaanduiding voor de bouwhoogte. Op dit perceel is één woning toegestaan. Daarnaast ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' op het perceel;
  • Wilgendijk 4/4a te Zieuwent: bestemming 'wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik'. Op het perceel ligt ook de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI2021-VG01_0004.png"

Uitsnede geldende bestemmingsplan nabij Scheidingsweg 1, Lievelde

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI2021-VG01_0005.png"

Uitsnede geldende bestemmingsplan Oude Papendijk ongenummerd, Groenlo

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI2021-VG01_0006.png"

Uitsnede geldende bestemmingsplan Wilgendijk 4 en 4a, Zieuwent

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het plan bestaat uit drie verschillende locaties met verschillende, met elkaar samenhangende, ontwikkelingen. Het gaat om de volgende locaties:

Nabij Scheidingsweg 1 te Lievelde: Op dit perceel wordt een nieuwe woning ten oosten van de bestaande woning aan de Scheidingsweg 1 toegevoegd. De woning ontsluit op de Oude Papendijk. Het perceel en de directe omgeving wordt landschappelijk ingepast. Op het perceel wordt onder meer een poel, een hoogstamboomgaard, een struweelrand en akkerrand aangelegd. Een deel van deze inpassing is overigens al gerealiseerd.

Oude Papendijk ongenummerd te Groenlo. De nooit gerealiseerde woonbestemming komt hier te vervallen. Feitelijk verandert er niks, het gebruik is en blijft agrarisch.

Wilgendijk 4 en 4a te Zieuwent: op deze locatie wordt ruim 1.100 m2 aan stallen en schuren gesloopt. De woning is in het verleden al gesplitst (zowel feitelijk als kadastraal). Deze splitsing wordt met dit bestemmingsplan geformaliseeerd. Het perceel wordt landschappelijk ingepast met onder meer een hoogstamboomgaard, boomgroep, kruidenrijke vegetatie, knotwilgen en een poel. Met het inpassingsplan is aansluiting op de nieuw aangelegde natte natuur aan de overzijde van de Baakse beek gezocht.

Aan de Wilgendijk 4en 4a wordt voldoende stalruimte gesloopt om in aanmerking te komen voor een zogenaamde rood-voor-rood woning. De eigenaren willen deze woning niet op hun eigen erf realiseren. Zij hebben daarom met de eigenaren van het perceel aan de Scheidingsweg 1 afgesproken dat de woning daar gerealiseerd mag worden.

Het college heeft principemedewerking verleend aan dit plan.

De inpassingsplannen zijn als Bijlage 3 en Bijlage 4 bij deze de regels opgenomen en realisatie wordt bevorderd via voorwaardelijke verplichtingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal Beleid

3.1.1 Omgevingsvisie Gelderland

In december 2018 is de Omgevingsvisie vastgesteld. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

3.1.2 Omgevingsverordening Gelderland

In december 2018 heeft de Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening vormt samen met de tegelijkertijd vastgestelde Omgevingsvisie het ruimtelijk beleid en ziet toe op het veiligstellen van de provinciale belangen.

Regels over woningbouw
Een groot deel van de regels uit de verordening heeft betrekking op bebouwing (nieuwe woningen, bedrijventereinen en uitbreidingen van agrarische bedrijven). In dit geval wordt een nieuwe woning opgericht en een feitelijke woningsplitsing geformaliseerd. De oppervlakte bebouwing op het perceel Wilgendijk 4/4a neemt met ruim 1.000 m2 af en aan de Oude Papendijk wordt een nooit gerealiseerde woonbestemming 'wegbestemd'.

In de omgevingsverordening zijn de volgende bepalingen opgenomen over woningen:

Artikel 2.2 (instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda)

1. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.


2. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:

  1. a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
  2. b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
  3. c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling,
  4. d. en Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.

In de kwantitatieve afspraken over woningbouw zijn afspraken gemaakt over onder meer woningsplitsingen en rood-voor-rood-woningen. Deze twee woningen passen in de afspraken over woningbouw voor rood-voor-rood en woningsplitsing.

Regels over plannen in de Groene Ontwikkelingszone
Het plangebied ligt in een gebied dat is aangewezen als Groene Ontwikkelingszone. In artikel 2.53 van de verordening zijn bepalingen opgenomen voor uitbreiding van bestaande functies in de Groene Ontwikkelingszone. Deze luiden als volgt:

Artikel 2.53 (uitbreiding bestaande bedrijven of functies in Groene ontwikkelingszone)

Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone kan uitbreiding van bestaande functies met meer dan 30 procent mogelijk maken, als:

1. in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten Groene ontwikkelingszone van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt;

  1. a. deze versterking is verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.
  2. b. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan de uitbreiding van bestaande grondgebonden landbouwbedrijven en van extensieve openluchtrecreatie met meer dan 30 procent mogelijk maken, als:

2. in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de uitbreiding zodanig wordt ingepast in het betreffende landschapstype dat de kernkwaliteiten, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo niet significant worden aangetast;

  1. a. deze inpassing planologisch is verankerd in hetzelfde of in een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.
  2. b. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de uitbreiding van landgoederen in de zin van de Natuurschoonwet, voor zover het daarbij opstallen betreft als bedoeld in het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928.

3. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de Groene ontwikkelingszone kan uitbreiding van bestaande functies met ten hoogste 30 procent mogelijk maken, als:

  1. a. in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de uitbreiding zodanig wordt ingepast in het betreffende landschapstype dat de kernkwaliteiten, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo niet significant worden aangetast;

4. deze inpassing planologisch is verankerd in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.

Toetsing aan de verordening

Dit bestemmingsplan maakt ontwikkelingen op een drietal percelen mogelijk.Eén van deze drie percelen, de Wilgendijk 4/4a, ligt in de Groene Ontwikkelingszone Baakse Beek. Op dit perceel wordt een woningsplitsing planologisch geformaliseerd en wordt een groot deel van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. In ruil voor de sloop van deze gebouwen mag een nieuwe woning worden gerealiseerd. Deze woning wordt niet gebouwd op het perceel aan de Wilgendijk maar op het perceel Scheidingsweg 1 te Lievelde.

Met de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt mogen de landschappelijke en natuurlijke waarden niet worden aangetast, maar moeten worden versterkt. De aanvrager heeft een plan voor de lanschappelijke inpassing inclusief een beplantingsplan ingediend voor de Wilgendijk en de Scheidingsweg.

Inpassingsplan Wilgendijk 4 en 4a, Zieuwent

De bebouwing ligt nu open in het landschap. Door onder meer een vogelbosje, een boomgroep, hagen, knotwilgen en een hoogstamfruitboomgaard aan te planten wordt het landschap op deze locatie verdicht en kleinschaliger van aard. Langs de beek wordt een poel aangelegd. Deze poel wordt zodanig aangelegd dat bij kan dienen als voortplantingsplek voor de kamsalamander en knoflookpad. De aan te planten beplanting heeft een streekeigen karakter.

Met dit plan wordt de half-openheid en kleinschaligheid van het landschap ter plaatse versterkt. Belangrijke te ontwikkelen kernkwaliteiten voor dit gebied zijn het ontwikkelen en versterken van de kleinschaligheid en het bieden van leefgebied aan flora en fauna.

Met de uitvoering van het beplantingsplan wordt een bijdrage geleverd aan de versterking van de half-openheid en beslotenheid van het landschap doordat nieuwe beplanting wordt aangebracht op en nabij een nu nog voornamelijk onbeplant perceel. Het landschap wordt lokaal kleinschaliger gemaakt en de nieuwe beplanting biedt leef-, schuil- fourageer- en voortplantingsgebied voor insecten, vogels, kleine zoogdieren en klein wild. Een ander doel voor dit gebied is het ontwikkelen van de ecologische verbindingszone Baakse Beek met de kamsalamander als één van de doelsoorten. De te graven poel biedt een voortplantingsgebied voor de kamsalamander. De poel is daarnaast een goede aanvuling op het nabijgelegen recent gerealiseerde natuurontwikkelingsproject waarbij onder meer poelen, natuuroevers en natte graslanden langs de Baakse Beek zijn gerealiseerd.

Het inpassingsplan levert daarmee een bijdrage aan de ontwikkeling van een deel van de kernkwaliteiten en ontwikkelingsdoelen voor de Groene Ontwikkelingszone Baakse Beek.

Het complete inpassingsplan is opgenomen in Bijlage 3.

Scheidingsweg 1, Lievelde

De bebouwing ligt hier relatief open in het landschap. Het inpassingsplan voor dit perceel sluit vooral aan op bestaande structuren. In de omgeving staat al een aantal houtwallen, waardoor het landschap al wat kleinschaliger is dan aan de Wilgendijk. Het inpassingsplan voor de Scheidingsweg 1 gaat uit van de aanplant van een hoogstamboomgaard met fruitbomen tussen de beide woningen. Aan de achterzijde van het perceel wordt een poel gegraven. De zone rond deze poel wordt verschraald. De poel kan zo een leefgebied gaan vormen voor verschillende amfibieen. Een bestaande lijn in het landschap die nu zichtbaar is omdat er nog een aantal bomen staan wordt versterkt door deze aan te vullen met 1.840 m2 nieuw struweel. Een gebied van ruim 5.500 m2 daarachter wordt ingezaaid met akkerrandenflora om bloemrijk grasland te creeeren.

Het complete inpassingsplan is opgenomen in Bijlage 4.

Voorwaardelijke verplichting

Met een voorwaardelijke verplichting in de planregels is bepaald dat de aanleg van de inpassingsplannen binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan gerealiseerd moet zijn. Ook is bepaald dat het inpassingsplan na de aanleg in stand moet worden gehouden.

3.2 Gemeentelijk Beleid

Het relevante gemeentelijk beleid voor dit perceel is het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Oost Gelre 2011" en de bijbehorende reparatieplannen "Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre" en "Buitengebied, Reparatieplan 2016".

Voor de drie percelen gelden momenteel de volgende bestemmingen:

  • Scheidingsweg 1 te Lievelde: Op een deel van het perceel ligt de bestemming 'wonen' met de aanduiding 'specifiek vorm van wonen - agrarisch medegebruik'. Op dit perceel is één woning toegestaan. Op het andere deel van het perceel ligt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Op het gehele perceel ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2';
  • Oude Papendijk ongenummer te Groenlo: bestemming 'Wonen' met een bouwvlak en een maatvoeringsaanduiding voor de bouwhoogte. Op dit perceel is één woning toegestaan. Daarnaast ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' op het perceel;
  • Wilgendijk 4/4a te Zieuwent: bestemming 'wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik'. Op het perceel ligt ook de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.

In het bestemmingsplan voor het buitengebied is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De voor dit bestemmingsplan relevante regels hebben betrekking op woningsplitsing en functieverandering naar wonen (stallen slopen in ruil voor een woning). Omdat dit bestemmingsplan betrekking heeft op woningsplitsing en functieverandering wordt dit plan getoetst naar analogie van deze voorwaarden voor wijziging van het bestemmingsplan omdat dit geldt als beleidskader.

Zie voor de tekst van deze bevoegdheden hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten

4.1 Watertoets

Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt "Anders omgaan met water" vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water én ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De toets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De watertoets heeft betrekking op alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik van de grond in het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied.

Voorbeelden van deze aspecten zijn: veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast en waterkwaliteit. Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren" staat hierbij centraal. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still - step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvaten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het waterschap streeft naar schoon water, levend water en functioneel water. Het watersysteem dient optimaal afgestemd te zijn op de ruimtelijke functies van een gebied.

Aandachtspunten zijn het verbeteren van waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast. In zowel landelijk- als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem. In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen.In het stedelijke gebied is de waterhuishouding in eerste instantie gericht op het voorkomen van (grond)wateroverlast.

Thema Toetsvraag Relevant Intensiteit#
Veiligheid
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee

Nee
2

2
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?
Nee

Nee
Nee
2

1
1
Wateroverlast (oppervlakte-water)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee

Nee

Ja

Ja
2

1

1

1
Oppervlakte-
waterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
Nee
1
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?
Nee

Nee
Nee

Nee
1

1
1

1
Grondwater-
kwaliteit
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee 1
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Ja

Nee
1

2
Volksgezondheid
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee


Nee
1


1
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Ja
Ja
Nee

Nee
2
2
1

1
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee 1
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?
Ja

2
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee 1

Wateroverlast

Dit bestemmingsplan maakt ontwikkelingen op drie plekken mogelijk. Op 1 locatie (Oude Papendijk) verandert feitelijk niets omdat een nooit gerealiseerde woonbestemming komt te vervallen. Het bestaande gebruik als weiland wordt hier voortgezet.

Op de locatie Scheidingsweg 1 wordt een nieuwe woning gebouwd. Het hemelwater van deze woning met bijgebouwen wordt afgekoppeld van de riolering afgevoerd. Het hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem. Op de locatie Wilgendijk 4 worden stallen gesloopt. De overige bebouwing blijft behouden. Waar mogelijk wordt het hemelwater geïnfiltreerd in de bodem.

Mogelijk vindt een aantal werkzaamheden (bomen planten of andere werkzaamheden) plaats binnen 5 meter van de watergang die aan de noordzijde van het plangebied loopt. Binnen deze zone van 5 meter geldt op basis van de Keur een vergunningplicht voor werkzaamheden. Bij werkzaamheden binnen deze zone overlegt de initiatiefnemer met het waterschap en vraagt waar nodig een watervergunning aan.

Inrichting en beheer

De locatie Wilgendijk 4 ligt vlakbij de Baakse Beek. De Baakse Beek is in beheer bij het waterschap Rijn en IJssel. Voor werkzaamheden in en nabij is de beek is de Keur van het waterschap van toepassing.

Langs de Baakse Beek loopt een onderhoudspad van 4 meter. Deze dient vrij te blijven. Dit betekent dat een strook van 4 meter vanuit de insteek van de watergang vrij moet blijven van obstakels en dat hier ook geen vergravingen mogen plaatsvinden. Het onderhoudspad moet vrij blijven van bomen en struiken. Voor beplanting binnen de 5 meter beschermingszone is een watervergunning nodig. Deze vergunning kan niet afgegeven worden als de beplanting problemen geeft voor het onderhoud van de watergang.

Langs de Baakse Beek en de watergang bij de Oude Papendijk/Scheidingsweg geldt een zone van 5 meter breed als beschermingszone. Als er werkzaamheden binnen deze zone plaatsvinden, is hier een watervergunning voor nodig. Het advies is om de poel buiten deze beschermingszone te houden. Dan zal dit geen problemen opleveren voor beheer en onderhoud van de watergang.

De nieuwe woning aan de Scheidingsweg 1 komt in de nabijheid van de watergang die langs de noordzijde van de Oude Papendijk loopt te staan. Het hemelwater wordt afgekoppeld en het afvalwater via de riolering afgevoerd. De bouw van deze woning heeft geen negatieve invloed op het beheer van deze watergang.

Natte natuur

De locatie Wilgendijk 4/4a ligt aan de Baakse Beek die ook is aangewezen als een ecologische verbindingszone (Groene Ontwikkelingszone). Eén van de modelsoorten voor de Baakse Beek is de kamsalamander. Op het perceel wordt een nieuwe poel gegraven die geschikt voortplantingsgebied voor de kamsalamander en knoflookpad kan gaan bieden. De poel ligt vlakbij het recent gerealiseerde natuurontwikkelingsproject langs de Baakse Beek. Hier zijn onder meer natuurvriendelijke oevers, poelen en natte graslanden gerealiseerd. De poel is een goede aanvulling op dit natuurgebied.

De poel mag niet binnen de beschermingszone van de Baakse Beek worden aangelegd.

Recreatie

Dit plan richt zich niet op recreatie, en er zijn hier (Baakse Beek) geen voorzieningen gericht op recreatie. Wel kan er (bijna altijd) gewandeld worden over de schouwpaden, mensen kunnen gaan kanoën op de beek (niet bij stuwen). Dit thema vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.2 Bodem

Om te bepalen of de bodemkwaliteit geschikt is voor het nieuwe gebruik (wonen, tuin) moet een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dat is gedaan voor de drie locaties.

Scheidingsweg 1, Lievelde

Voor de nieuw te realiseren woning is onderzocht of de bodemkwaliteit geschikt is voor het nieuwe gebruik als woonbestemming. De conclusies uit de bodemrapportage luiden als volgt:

  • In geen van de geanalyseerde parameters in zowel grond als grondwater is de waarde voor nader onderzoek (tussenwaarde) en/of de interventiewaarde overschreden.
  • De aangetroffen licht verhoogde gehalten in het grondwater vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik.
  • De hypothese "de gehele onderzoekslocatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd" wordt grotendeels aangenomen.


Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden ten behoeve van bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt.

De complete rapportage is opgenomen in Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek.

Conclusie en Advies naar aanleiding van toetsing ODA

Het onderzoeksrapport is getoetst door de Omgevingsdienst Achterhoek. Het bodemonderzoek voldoet aan de kwaliteitseisen en is uitgevoerd door een erkend bureau. Uit de toetsing aan de normkaders volgt dat géén sprake is van een afwijkende bodemkwaliteit. De bodemkwaliteit op de onderzochte locatie is geschikt voor een woongebruik. Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is niet nodig. Aan de procedure hoeven geen bodemspecifieke voorwaarden te worden verbonden.


Aandachtspunten

In algemene zin gelden de volgende aanbevelingen:

  • Wanneer tijdens graafwerkzaamheden waarnemingen worden gedaan die op een verontreiniging wijzen, dan moet het werk direct gestopt worden en moet met de ODA worden overlegd.
  • Voor de toepassing van vrijkomende grond en bouwstoffen gelden de voorschriften uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • Wanneer tijdens de uitvoering van het werk grondwater wordt opgepompt en geloosd, moet eerst contact worden gelegd met het waterschap.

Wilgendijk 4 en 4a, Zieuwent

Op deze locatie wordt een deel van de huidige stallen gesloopt. Het vrijkomend gebied wordt heringericht als tuin. Voor de nieuw te realiseren situatie is onderzocht of de bodemkwaliteit geschikt is voor het nieuwe gebruik. De conclusies uit de bodemrapportage luiden als volgt:

Ter plekke van de voormalige ondergrondse HBO-tank zijn geen oliecomponenten aangetroffen en is zintuigelijk in de bodem geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.

In de actuele contactzone, ter plaatse van drupzones, is asbest aangetoond. Het maximaal gewogen gehalte in monsterpunt 25 en 30 overschrijdt de 1/2 interventiewaarde. Op het overige terrein zijn geen tot licht verhoogde gehalten aan asbest aangetoond (ruim beneden de 1/2 interventiewaarde).

In de vaste bodem zijn van de overige geanalyseerde parameters geen gehalten aangetoond boven de achtergrondwaarden. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium en chroom aangetoond. Die gehalten vormen geen aannleiding tot nader onderzoek.

Op basis van de onderzoeksresultaten is de actuele bodemkwaliteit afdoende vastgesteld en bestaan, behalve voor het aangegoonde gehalte aan asbest in meetpunten 25 en 30, geen bezwaren voor de bestemmingsplanwijziging van de locatie.

Bij een asbestgehalte groter dan de helft van de interventiewaarde is formeel een nader onderzoek asbest verplicht. Het onderzoeksbureau adviseert om de aangetroffen asbestverontreiniging voorafgaand aan de sanering van de asbesthoudende dakbedekking ter plaatse van meetpunten 25 en 30, onder milieukundige begeleiding te verwijderen en de vrijkomende grond ter verwerking af te voeren. Voorafgaand aan de uitvoering dient een plan van aanpak te worden ingediend bij de gemeente.

Conclusie en Advies naar aanleiding van toetsing ODA

Het verkennend en aanvullend bodemonderzoek in combinatie met een verkennend asbestonderzoek is getoetst door de Omgevingsdienst Achterhoek. Het aangepaste rapportage voldoet aan de kwaliteitseisen en is uitgevoerd door een erkend bureau. Met het onderzoek zijn afwijkende waarden in de bodem vastgesteld. Het gaat om een verhoogd gehalte aan asbest in één van de afwateringszones van een te slopen schuur. De bodem is daar niet geschikt voor een herinrichting als tuin. De ODA adviseert om een bodemsanering uit te voeren om de bodemsituatie geschikt te maken voor de woonfunctie (toekomstige tuin) en dit als voorwaarde aan de procedure te verbinden. Deze sanering wordt bij voorkeur direct voor de sloop van het pand uitgevoerd. Hiervoor kan bij de ODA een plan van aanpak worden ingediend.

Aandachtspunten:

In algemene zin gelden de volgende aanbevelingen:

  • Al het aanwezige asbesthoudend materiaal door een erkend bureau laten verwijderen om verdere besmetting van de omliggende bodem te voorkomen.
  • Wanneer tijdens graafwerkzaamheden waarnemingen worden gedaan die op een verontreiniging wijzen, dan moet het werk direct gestopt worden en moet met de ODA worden overlegd.
  • Voor de toepassing van vrijkomende grond en bouwstoffen gelden de voorschriften uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • Wanneer tijdens de uitvoering van het werk grondwater wordt opgepompt en geloosd, moet eerst contact worden gelegd met het waterschap.
  • Bij de oprichting, verandering of beëindiging van een inrichting kan sprake zijn van een verplichting voor een nul- of eindsituatieonderzoek. De beoordeling hiervan vindt plaats bij het indienen van een melding in het kader van het Activiteitenbesluit of het aanvragen van een omgevingsvergunning milieu.

Het complete rapport is opgenomen als Bijlage 2 van de toelichting.

Oude Papendijk ongenummerd, Groenlo

Op dit perceel is en blijft het gebruik ongewijzigd agrarisch. Met dit bestemmingsplan wordt alleen de bouwkavel voor een nooit gerealiseerde woning 'wegbestemd'.

Een bodemonderzoek is daarom niet nodig, wel heeft een kort historisch onderzoek plaatsgevonden.

Historisch onderzoek
Van oudsher heeft dit terrein een agrarische functie. Op historisch kaartmateriaal is tot in de jaren '90 bebouwing zichtbaar. Waarschijnlijk is dit een schuur/stal of (kleine) boerderij geweest. Uit een bodemrapport van 2009 is op te maken dat het terrein ten noorden van dit perceel gebruikt is voor grondopslag (t.b.v. ontwikkeling Hartreize). Of ook op dit terreindeel grond werd opgeslagen is niet duidelijk. Uit eindsituatie onderzoek in 2003 is echter gebleken dat de grondopslag niet tot verontreiniging van de onderliggende bodem heeft geleid.

In het kader van de bestemmingsplanwijziging naar een woonbestemming en toekomstige bouw is op het terrein in 2009 (Rouwmaat, MT.29245) een verkennend bodemonderzoek verricht. Met het onderzoek zijn enkel licht verhoogde waarden in grond en grondwater gemeten.

Conclusie is dat uit de bodeminventarisatie blijkt dat ter plaatse van het perceel geen afwijkende bodemkwaliteit is te verwachten. De bodemkwaliteit is geschikt voor de (her)bestemming agrarisch.

4.3 Flora En Fauna

4.3.1 Rapportage Quickscan natuurwaarden

Op basis van de Wet natuurbescherming moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden nagegaan of beschermde soorten of gebieden worden aangetast. Omdat er bebouwing wordt gesloopt en nieuwe bebouwing wordt opgericht is een onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd op de percelen Wildendijk 4 en 4a en Scheidingsweg 1 omdat hier ontwikkelingen plaatsvinden. De conclusies uit de rapportage zijn:

De voorgenomen activiteiten worden gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Gelderland een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en het ‘opzettelijk beschadigen en vernielen van de rust- en voortplantingsplaats’, als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Beschermde soorten mogen niet opzettelijk gedood worden. Voor beschermde soorten waarvoor die vrijstelling niet geldt, is een ontheffing vereist om ze te mogen verwonden en doden en om opzettelijk rust- en voortplantingslocaties te beschadigen en te vernielen.


De deelgebieden behoren niet tot het Gelders Natuurnetwerk of Natura2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Gelders Natuurnetwerk leiden de voorgenomen fysieke activiteiten niet tot wettelijke consequenties omdat de bescherming van het Gelders Natuurnetwerk geen schaduwwerking kent. Gelet op de aard van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen Natura2000-gebied en de deelgebieden, is het niet aannemelijk dat de voorgenomen activiteiten zullen leiden tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied.

Het plan is voor de fase waarin de voor de werkzaamheden worden uitgevoerd doorgerekend in Aerius Calculator. De nieuwe woning wordt gasloos gerealiseerd. Uit de berekening stikstofdepositie blijkt dat er geen rekenresultaten, hoger dan 0,00 mol/ha/jaar berekend zijn. Het uitvoeren van werkzaamheden in beide deelgebieden, leidt niet tot een toename van stikstofdepositie in Natura2000-gebied.


De deelgebieden behoren vermoedelijk tot functioneel leefgebied van verschillende vogel-, vleermuis- , amfibieën- en grondgebonden zoogdiersoorten. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en/of voortplantingsplaats, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en nestelen er vogels (Wilgendijk 4a). Vleermuizen bezetten geen verblijfplaats in de deelgebieden.


In het plangebied aan de Wilgendijk 4a nestelen alleen vogelsoorten waarvan uitsluitend het bezette nest beschermd is, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. De varkensstallen dienen gesloopt te worden buiten de voortplantingsperiode.


Voor de grondgebonden zoogdiersoorten en amfibieën, die mogelijk een (winter)rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied aan de Wilgendijk 4a bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties.


Grondgebonden zoogdieren en amfibieën mogen niet gedood worden als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten. Wel geldt een vrijstelling voor het beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. Het aantasten van de functie van het plangebied als foerageergebied voor de in de deelgebieden voorkomende vogel-, amfibieën- en grondgebonden zoogdiersoorten, leidt niet tot wettelijke consequenties. Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten wordt geen essentieel foerageergebied van beschermde soorten negatief beïnvloed.


Conclusie rapportage

Mits er geen beschermde dieren verwond of gedood worden en bezette vogelnesten niet negatief beïnvloed worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming. Om te voorkomen dat grondgebonden zoogdieren en amfibieën verwond of gedood worden, mogen ze weggevangen of verjaagd worden. Om te voorkomen dat bezette vogelnesten beschadigd of verstoord worden, dienen de varkensstallen gesloopt te worden buiten de broedtijd. Indien niet voorkomen kan worden dat beschermde dieren verwond of gedood worden, dient een ontheffing verkregen te worden.


De voorgenomen activiteiten leiden niet tot een negatief effect op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied.

Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden.

Het volledige rapport van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting. De Omgevingsdienst Achterhoek heeft het onderdeel Natura2000 en stikstofdepositie getoetst en geconcludeerd dat de berekening en de conclusie juist zijn.

4.3.2 Ligging in de Groene Ontwikkelingszone

Het plangebied (deelgebied Wilgendijk) grenst aan een bestaand natuurgebied (Baakse Beek) dat onderdeel uitmaakt van het Gelders Natuurnetwerk. Het plangebied zelf ligt in de Groene Ontwikkelingszone, dit zijn gebieden die zijn aangewezen voor nieuw te ontwikkelen natuur en als verbindingszone tussen bestaande natuurgebieden. Het plan voor de sloop van de stallen aan de Wilgendijk en de uitvoering van het inpassingsplan leveren een bijdrage aan het meer natuurlijk maken van het gebied. De nieuwe streekeigen beplanting is belangrijk voor insecten, vogels en kleine zoogdieren. De poel levert, in aansluiting op het recent gerealiseerde natuurontwikkelingsproject Baakse Beek, een bijdrage aan de ontwikkeling van natte natuur en als mogelijk leefgebied voor de kamsalamander en knoflookpad.

4.4 Duurzaamheid

De gemeente Oost Gelre heeft de ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn.

De provincie Gelderland wil in 2050 energieneutraal zijn. Dit betekent onder meer dat de provincie wil dat nieuwe woningen aardgasloos gebouwd worden. De Wet voortgang energietransitie treedt op 1 juli 2018 in werking. Vergunningen voor woningen die worden aangevraagd na 1 juli 2018 kunnen niet meer rekenen op een aardgasaansluiting.

Een andere manier om bij te dragen aan de doelstelling om energieneutraal te worden is zonne-energie. Woningen en/of de bijgebouwen worden dan zodanig gerealiseerd dat één van de dakvlakken op de zon is georienteerd zodat zonnepanelen efficiënt geplaatst kunnen worden.

De initiatiefnemers nemen dit mee in de verdere uitwerking van hun bouwplannen. De nieuwe woning aan de Scheidingsweg wordt zonder aansluiting op het gasnet gerealiseerd.

4.5 Archeologie

Het plangebied (alle drie de deellocaties) hebben een lage archeologische verwachtingswaarde. Alle drie de percelen hebben in het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2'. Een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd wanneer de bodem over een oppervlakte van meer dan 2.500 m2 wordt verstoord. Op het perceel worden gebouwen gebouwd of gesloopt. Voor de werkzaamheden in het kader van de landschappelijke inpassing geldt dat de bodem in het verleden door agrarische activiteiten al is verstoord. De bodemverstoring als gevolg van de uitvoering van de inpassingsplannen blijft daarnaast onder de drempelwaarde van 2.500 m2 voor een onderzoek. Het is daarom niet noodzakelijk om een archeologisch onderzoek uit te laten voeren.

De wettelijke meldingsplicht is altijd van toepassing. Deze meldingsplicht is vastgesteld om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen. De meldingsplicht luidt als volgt: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze Minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. De verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre dient ook direct in kennis te worden gesteld.

4.6 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als geluidgevoelige objecten worden opgericht en/of als de geplande ontwikkeling mogelijk geluidoverlast kan geven.

Met dit bestemmingsplan wordt een nieuwe woning mogelijk gemaakt en al gerealiseerde woningsplitsing geformaliseerd.

Scheidingsweg 1, Lievelde

De nieuwe woning aan de Scheidingsweg ligt binnen de geluidzone van de Scheidingsweg (afstand tot de weg ca 100 meter) en de Papendijk (afstand tot de weg ca 20 meter). De Scheidingsweg is een zandweg en de Papendijk is een smal klinkerweggetje dat naar alle redelijkheid alleen wordt gebruikt door enkele aanwonenden. Naar alle redelijkheid zijn beide wegen akoestisch niet relevant. De geluidbelasting zal ver onder de voorkeursgrenswaarde van 48 d(B) liggen.

Wilgendijk 4 en 4a, Zieuwent

Het perceel Wilgendijk 4/4a ligt op meer dan 100 meter afstand van de Wilgendijk. De Wilgendijk is een rustige weg in het gebied. De verkeersdruk is beperkt. Naar alle redelijkheid is de weg akoestisch niet relevant. De geluidbelasting zal ver onder de voorkeursgrenswaarde van 48 d(B) liggen.

4.7 Bedrijven En Milieuzonering

Bij het toestaan van nieuwe woningen moet rekening worden gehouden met de rechten van aangrenzende (agrarische) bedrijven. In de omgeving van het deelgebied Scheidingsweg 1 is in het geldende bestemmingsplan een aantal bouwvlakken voor agrarisch bedrijven opgenomen. Het gaat om het voormalig melkveebedrijf aan de Oude Papendijk 10, de rundveehouderij aan de Steenbraakweg 9 en een varkenshouderij aan de Hogeweg 1.

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen. Die ontwikkelingen hebben bijvoorbeeld betrekking op nieuwe woningen in de omgeving van bedrijven of op nieuwe bedrijvigheid in de omgeving van woningen.
De in de VNG-publicatie genoemde richtafstanden zijn afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken naar boven of beneden bij te stellen. Het toepassen van de richtafstand moet dus gemotiveerd gebeuren. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde richtafstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden (rustige woonwijk en rustig buitengebied). Overigens gaan wettelijke afstanden voor de richtafstanden uit de VNG-publicatie.

De aangevraagde ontwikkeling plaatsvindt buiten de richtafstanden van omliggende bedrijven. Ondanks het feit dat de aangevraagde ontwikkeling plaatsvindt buiten de richtafstand gelden voor de volgende bedrijven nog aanvullende overwegingen:

  • Steenbraakweg 9: deze meldingsplichtige veehouderij valt volledig onder de regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De afstand voor het onderdeel geur uit de VNG-zonering is dan niet van toepassing. Binnen de veehouderij worden alleen dieren waarvoor geen emissiefactor is vastgesteld gehouden. Voor deze veehouderij moet daarom een minimale afstand van 50 meter tot woningen in het buitengebied worden aangehouden. Aan deze minimale afstand kan ruimschoots worden voldaan;
  • Hogeweg 1: meldingsplichtige veehouderij valt volledig onder de regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De afstand voor het onderdeel geur uit de VNG-normering is dan niet van toepassing. Binnen de veehouderij worden dieren gehouden waarvoor een emissiefactor is vastgesteld. Hiervoor is normaal gesproken een geurberekening nodig. Gelet op het geringe gemelde aantal dieren en de afstand van grens van het bestemmingsvlak van de veehouderij tot de gevel van de te realiseren woning, kan op voorhand geconcludeerd worden dan in ruime mate aan de geurnorm van 14 odours kan worden voldaan.
  • Oude Papendijk 10-12: hier zijn geen bedrijfsactiviteiten bekend. Vanwege het voor deze locatie geldende agrarisch bouwvlak moet wel een afweging plaatsvinden tussen het belang van de te realiseren woning en het belang van bedrijvigheid op deze locatie. Door de realisatie van de woning wordt de milieugebruiksruimte van deze bedrijfslocaties namelijk wel aangetast. Volgens onze informatie is op dit adres in het verleden een melkrundveehouderij gevestigd geweest. De stallen zijn inmiddels gesloopt en is geen sprake meer van bedrijfsmatige activiteiten. De aangevraagde ontwikkeling vindt plaats buiten de richtafstanden voor de aspecten stof, geur en geluid van de nabijgelegen veehouderij op het adres Oude Papendijk 10. De grootste richlijnafstand bedraagt 100 meter, de afstand tussen de nieuwe woonbestemming en het agrarsich bouwvlak bedraagt ongeveer 150 meter. Daarnaast is de bedrijfsvoering aan de Oude Papendijk 10 gestaakt en zijn de stallen gesloopt. Bestemmingsplantechnisch mag hier de bedrijfsvoering weer opgestart worden door nieuwe stallen te realiseren. Dit is geen reëel scenario. Maar ook dan kan aan de richtlijnafstand voldaan worden.

De ontwikkeling zorgt daarom niet voor extra belemmeringen voor deze bedrijven. Andersom bestaat binnen het plangebied om dezelfde reden voldoende garantie voor een goed woon- en leefklimaat.

4.8 Geur

In paragraaf 4.7 is ingegaan op de milieuzonering. In deze paragraaf is al ingegaan op het aspect geur en geconcludeerd dat aan de normen voor geurbelasting wordt voldaan.

4.9 Verkeer En Parkeren

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de eis dat op eigen terrein in de eigen parkeerbehoefte moet worden voorzien. Dit bestemmingsplan maakt een nieuwe woning en een woningsplitsing mogelijk. De woningsplitsing (Wilgendijk) is al een bestaande situatie. Op het terrein (Scheidingsweg en Wilgendijk) is ruim voldoende gelegenheid om te voorzien in de eigen parkeerbehoefte.

4.10 Luchtkwaliteit

Paragraaf 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen), bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden.

Op grond van artikel 5.16 Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het Besluit niet in betekende mate is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2 µg/m3);
  • meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het slopen van bebouwing, het 'wegbestemmen' van een nooit gerealiseerde woningbouwlocatie en het formaliseren van een al gerealiseerde woningsplitsing. Er komt één nieuwe woning bij aan de Scheidingsweg. De verkeersbewegingen van en naar deze nieuwe woning zijn minimaal en de uitstoot blijft ver onder de drempelwaardes voor een nader onderzoek. Een nadere toets aan dit thema is dan ook niet noodzakelijk.

4.11 Externe Veiligheid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.


In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen (bedrijven) aanwezig.

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle buisleidingen. De dichtstbijzijnde leiding is een aardgastransportleiding op ruim 400 meter afstand van de nieuwe woning aan de Scheidingsweg 1. Deze afstand is ruim voldoende om geen gevaar op te leveren.

Hoofdstuk 5 Toetsing Plan Aan Voorwaarden

In het bestemmingsplan voor het buitengebied is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De voor dit bestemmingsplan relevante regels hebben betrekking op woningsplitsing en functieverandering naar wonen (stallen slopen in ruil voor een woning). Omdat dit bestemmingsplan betrekking heeft op woningsplitsing en functieverandering wordt dit plan getoetst aan/naar analogie van deze voorwaarden voor wijziging van het bestemmingsplan omdat dit geldt als beleidskader.

Deze bevoegdheden luiden als volgt:

Woningsplitsing

19.6.2 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van een voormalige boerderij in twee woningen, met dien verstande dat:

a. de inhoud van het te splitsen gebouw (dus zonder vrijstaande stallen, schuren en loodsen e.d.) niet minder bedraagt dan 900 m3;

b. bij alle woningen 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan, met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;

c. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;

d. de wijziging mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden, waarvan laatstgenoemde door middel van onderzoek dient te worden aangetoond

e. de wijziging geen onevenredige aantasting tot gevolg heeft voor:

  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de sociale veiligheid.

f. het (wijzigings-)plan per saldo een positief effect heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de omgeving. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften verbinden aan het wijzigingsplan ter bevordering van de kwaliteit van de omgeving.

Toetsing aan de voorwaarden woningsplitsing (perceel Wilgendijk 4 en 4a)

Ad a: De inhoud van de woning voldoet aan de minimale inhoudseis.

Ad b: Er wordt (gefaseerd) gesloopt; in de toekomst zal er nog maximaal 300 m2 aan bijbehorende bouwwerken aanwezig zijn op het perceel.

Ad c: Voor dit plan is een erf- en landschapsplan ingediend waarmee de landschappelijke waarden op het erf en de directe omgeving worden versterkt. Ook levert uitvoering van dit plan een bijdrage aan de ontwikkeling van de natuurwaarden in de groene ontwikkelingszone in aansluiting op het naastgelegen natuurgebied.

Ad d: Voor dit plan is een quickscan natuur uitgevoerd. Hierin wordt geconcludeerd dat de beschermde soorten niet worden aangetast. Voorwaarde hierbij is dat de stallen worden gesloopt buiten het broedseizoen. In paragraaf 4.3 Flora en Fauna is uitgebreid ingegaan op dit onderwerp.

Ad e: In Hoofdstuk 4 is uitgebreid op de relevante milieuaspecten ingegaan. Het plan voor woningsplitsing voldoet aan de geldende milieuwet- en regelgeving. De gebruiksmogelijkheden voor aangrenzende percelen worden niet beperkt. Het perceel had al een woonbestemming en met dit bestemmingsplan wordt alleen de al bestaande splitsing geformaliseerd.

Ad f: Het plan heeft een positief effect op de omgeving. Het perceel en de directe omgeving worden landschappelijk ingepast en de niet meer in gebruik zijnde varkensstallen worden gesloopt.

Functieverandering naar wonen

19.6.3 Functieverandering naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van functieverandering, met dien verstande dat:

a. splitsing in twee woningen uitsluitend is toegestaan bij een voormalige boerderij waarvan de inhoud meer bedraagt dan 900 m3;

b. bij zowel hergebruik van de bestaande gebouwen zoals bedoeld in sub d als nieuwbouw zoals bedoeld in sub e, dient 50% van de bestaande gebouwen welke, in afwijking van het bepaalde in artikel 1 lid 1.16, aanwezig waren op 27 april 2006 en daaronder niet zijn begrepen de voormalige bedrijfswoningen met daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, te worden gesloopt;

c. bij hergebruik van de bestaande gebouwen welke, in afwijking van het bepaalde in artikel 1 lid 1.16, aanwezig waren op 27 april 2006 en daaronder niet zijn begrepen de voormalige bedrijfswoningen met daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, dient ten minste 600 m2 aan gebouwen te worden gesloopt, met een reductie van de gebouwen - de bestaande woning met daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en de her te gebruiken bebouwing niet meegerekend- van 100%;

d. bij hergebruik het totale aantal wooneenheden na functieverandering niet meer mag bedragen dan 3, waarbij uitsluitend sprake mag zijn van vrijstaande woningen dan wel van een gebouw met niet meer dan 2 wooneenheden;

e. bij vervangende nieuwbouw het totale aantal toe te voegen woningen na functieverandering niet meer mag bedragen dan:

  • 1, indien sprake is van de sloop van ten minste 1.000 m2 aan gebouwen;
  • 2, en wel in één gebouw, indien sprake is van de sloop van ten minste 1.500 m2 aan gebouwen;
  • 2, en wel vrijstaand, indien sprake is van de sloop van ten minste 2.500 m2 aan gebouwen;

f. bij toepassing van artikel 19.6.3 sub e niet de oppervlakte van de voormalige bedrijfswoningen met daarbij behorende bouwwerken bij de minimaal te slopen oppervlakte mag worden meegeteld;

g. het totaal aantal wooneenheden op een perceel nooit meer mag bedragen dan 3;

h. bij alle woningen 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan, met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;

i. alle nieuwe woningen - de (herbouw van) de voormalige agrarische bedrijfswoningen daaronder niet begrepen - dienen te worden gerealiseerd als levensloopbestendige woning;

j. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing en landschapsversterking blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;

k. de wijziging mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden, waarvan laatstgenoemde door middel van onderzoek dient te worden aangetoond;

l. de wijziging geen onevenredige aantasting tot gevolg heeft voor:

  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de sociale veiligheid.

m. het (wijzigings-)plan per saldo een positief effect heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de omgeving. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften verbinden aan het wijzigingsplan ter bevordering van de kwaliteit van de omgeving.

Toetsing aan de voorwaarden:

Ad a: Op geen van de betrokken percelen is sprake van een agrarisch bouwvlak en in de toekomst is er ook aan de Wilgendijk geen sprake meer van agrarische bedrijfsvoering.

Ad d, e, f en g: Met dit plan wordt één vervangende woning mogelijk gemaakt. Deze wordt gerealiseerd op een andere kavel dan de kavel waar de sloop plaatsvindt. Op de locatie voor vervangende woningbouw wordt met deze herziening één nieuwe woning mogelijk gemaakt. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Ad h: Dit is in de planregels van de woonbestemming vastgelegd.

Ad i: De nieuwe woning wordt levensloopbestendig gebouwd.

Ad j: Voor de percelen Willgendijk en Scheidingsweg is een inpassingsplan opgesteld. De uitvoering en instandhouding van deze maatregelen is met een voorwaardelijke verplichting vastgelegd in de planregels.

Ad k: Uit het flora en fauna-onderzoek blijkt dat met deze plannen geen beschermde soorten of gebieden worden aangetast. Het landschap wordt versterkt door de uitvoering van de inpassingsplannen.

Ad l: Dit bestemmingsplan heeft geen negatieve effecten op de genoemde aspecten.

Ad m: Met dit bestemmingsplan wordt op twee locaties het landschap versterkt, worden oude varkensstallen gesloopt en een nooit gebruikte bouwkavel 'wegbestemd'. In ruil hiervoor wordt een bestaande woning (splitsing) gelegaliseerd en een nieuwe woning mogelijk gemaakt. Al met al leidt dit tot een kwaliteitswinst.

Ad b,c,: niet van toepassing op dit plan.

Hoofdstuk 6 Wijze Van Bestemmen

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is een ontwikkelingsplan, waarbij gekozen is voor een gedetailleerde bestemmingsregeling passend bij de geplande ontwikkelingen. Dit biedt voldoende rechtszekerheid voor de burger.

6.2 Toelichting Op De Regels

Hierna volgt per deellocatie een toelichting op de planregels en plansystematiek.

Scheidingsweg 1, Lievelde

Het perceel krijgt de bestemming "Wonen". Hier is één woning toegestaan. De locatie van de nieuwe woning is op de verbeelding opgenomen met een bouwvlak. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het namelijk gewenst dat deze woning in de lijn van de rest van de bebouwing aan deze straat komt te staan.

De dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2" is overgenomen uit het geldende betemmingsplan voor het buitengebied.

Wilgendijk 4 en 4a, Zieuwent

Het perceel behoudt de bestemming "Wonen" met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik". Ook de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2" en de gebiedsaanduiding "overige zone - groene ontwikkelingszone" zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Om de woningsplitsing te formaliseren zijn de aanduidingen "maximaal aantal wooneenheden" en "aaneengebouwd" opgenomen. In de planregels is bepaald dat hier twee woningen zijn toegestaan.

In de specifieke gebruiksregels is bepaald welke gebouwen gesloopt moeten worden.

Oude Papendijk ongenummerd, Groenlo

Op dit perceel vervalt de woonbestemming en krijgt het perceel dezelfde bestemming als de aangrenzende gronden: "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" zonder een bouwvlak. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' van toepassing.

Landschappelijke inpassing Wilgendijk en Scheidingsweg

De plannen voor de landschappelijke inpassing zijn als zogenaamde voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dit houdt in dat deze plannen gerealiseerd en na de aanleg in stand moeten worden gehouden.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

De kosten die gemaakt worden voor het opstellen van het bestemmingplan zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor is een anterieure overeenkomst met de gemeente afgesloten, waarin ook de afwikkeling van eventuele verzoeken tot tegemoetkoming in planschade is geregeld. Door deze overeenkomst is er geen financieel risico voor de gemeente.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Ook wordt het plan op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met de besturen van waterschap, provincie en Rijk. In dit hoofdstuk worden de resultaten van deze procedure en overleggen behandeld.

8.2 Inspraak

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan 'een ieder' een zienswijze indienen.

8.3 Overleg

Het plan is op basis van artikel 3.1.1. Bro overlegd met de volgende instanties:

  • provincie Gelderland;
  • waterschap Rijn en IJssel;

De provincie en het Waterschap Rijn en IJssel hebben aangegeven in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan. De provincie merkt samengevat op dat het provinciaal belang goed is verwerkt in het plan. De opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Tekening Voorwaardelijke Sloopverplichting

Bijlage 1 Tekening voorwaardelijke sloopverplichting

Bijlage 2 Lijst Aan Huis Verbonden Bedrijven

Bijlage 2 Lijst aan huis verbonden bedrijven

Bijlage 3 Inpassingsplan Wilgendijk

Bijlage 3 Inpassingsplan Wilgendijk

Bijlage 4 Inpassingsplan Scheidingsweg

Bijlage 4 Inpassingsplan Scheidingsweg

Bijlage 1 Quickscan Natuurwaarden

Bijlage 1 Quickscan natuurwaarden

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek