Woonwijken Groenlo, herziening Oldenhuis
Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre
Vastgesteld op 09-06-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo, herziening Oldenhuis met identificatienummer NL.IMRO.1586.BPGR0505-VG01 van de gemeente Oost Gelre;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) van een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, die in een woning en/of bijbehorende bouwwerken worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet en voor zover behorend bij het aan huis verbonden bedrijf, wordt niet onder het aan huis verbonden bedrijf verstaan;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet en voor zover behorend bij het aan huis verbonden beroep, wordt niet onder het aan huis verbonden beroep verstaan;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aaneengebouwde woning:
een grondgebonden woning die onderdeel uitmaakt van een blok van minimaal drie woningen en maximaal zes woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gebouwd zijn;
1.8 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzefde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daa tegenaan gebouwd gebouw;
1.9 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.10 achtergevel:
de van de openbare weg afgekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.11 afhankelijke woonruimte:
een deel van een woning, of een woonunit die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.12 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.14 bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.15 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.16 bestaand:
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten,
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.27 buitenberging:
afsluitbaar bijgebouw bij woningen dat is bedoeld voor het stallen van fietsen en dergelijke;
1.28 brutovloeroppervlakte (bvo):
de som van de horizontale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
1.29 carport:
een gebouw van lichte constructie door ten hoogste drie wanden omsloten waarbij in alle gevallen de voorzijde open dient te zijn en dat bestemd is als opstelplaats voor (motor)voertuigen;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop , het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van internetverkoop;
1.31 erf:
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 geluidgevoelige functies:
geluidgevoelige gebouwen en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals woningen, woonwagenstandplaatsen, onderwijsgebouwen (met uitzondering van gymnastieklokalen en andere gebouwdelen welke niet primair voor les of studiedoeleinden worden gebruikt), ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra en poliklinieken (uitsluitend de gebouwdelen die daadwerkelijk voor de behandeling van patiënten worden gebruikt), medische kleuterdagverblijven en terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
1.34 hoogst toelaatbare gevelbelasting of ten hoogste toelaatbare geluidbelasting:
de geluidbelasting ter plaatse van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, die volgens de Wet geluidhinder onder voorwaarden maximaal aanvaardbaar is;
1.35 gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met de daarbij behorende bergingen;
1.36 hogere grenswaarde:
een door het bevoegd gezag vastgestelde waarde voor de geluidbelasting ter plaatse van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, in het geval de voorkeursgrenswaarde niet kan worden behaald, en welke waarde nimmer hoger kan zijn dan de hoogst toelaatbare gevelbelasting of ten hoogst toelaatbare geluidbelasting;
1.37 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.38 kap:
een dakconstructie van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak van elk tenminste 15° en ten hoogste 75°;
1.39 kunstobject:
een object, een concept of een constellatie dat wordt aangemerkt als kunst;
1.40 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, meer dan 8 uur per week en langer dan 6 maanden;
1.41 nettovloeroppervlakte (nvo):
de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007;
1.42 nokrichting:
de oriëntatie ten opzichte van weg van de lijn die de bovenkant van het dak van een gebouw vormt;
1.43 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie en de afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.44 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel die qua oppervlakte en qua functie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-detailhandelsbedrijf of -voorziening;
1.45 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;
1.46 peil:
gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.47 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.48 rijbaan:
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden;
1.49 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.50 straatmeubilair:
bij de openbare weg behorende bouwwerken;
1.51 twee-aaneengebouwde woning:
een grondgebonden woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gebouwd zijn;
1.52 uitbouw:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.53 vloeroppervlakte van een woning:
de som van de oppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten en vlieringen welke gebruikt worden als berging, alsmede inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
1.54 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.55 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;
1.56 voorkeursgrenswaarde:
de geluidbelasting ter plaatse van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, waarbij sprake is van een goede geluidkwaliteit en die dan ook in alle gevallen moet worden nagestreefd;
1.57 vrijstaande woning:
een woning die niet is verbonden met andere woningen of gebouwen en in principe rondom omgeven door tuin;
1.58 watergang:
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.59 wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.60 wet/wettelijke regeling:
waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.61 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingslijn;
2.2 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
2.3 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken;
2.4 de (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, waaronder schijnkappen met een maximum van 2 meter;
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen van openbaar nut,
inclusief de daarbij behorende:
- b. dienstgebouwen;
- c. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en bermen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. inritten, maximaal één per woning;
- d. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
- e. kunstobjecten;
- f. ondergrondse afvalcontainers;
- g. behoud van landschappelijke waarden;
- h. waterpartijen, waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- i. (dag)recreatieve mogelijkheden in de openlucht en speelvoorzieningen;
- j. het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in electriciteit en/of warmte met gebruik van zonnepanelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zonnepanelen', met de daarbij behorende voorzieningen en afrastering;
met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- 1. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 2. de breedte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 3. de oriëntering van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 4. de wijze van afdekking van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- b. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. tuinen;
met daarbij horende in- en uitritten en paden, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen
- b. uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de breedte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de oriëntering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de wijze van afdekking van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en pleinen voor verkeer en verblijf;
- b. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. ondergrondse afvalcontainers;
- e. waterpartijen, waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitsluitend vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' (vrij);
- b. uitsluitend aaneengebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' (aeg), tot maximaal zes aaneen;
- c. uitsluitend vrijstaande of twee-aaneen woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten' (-aeg);
- d. uitsluitend geïntegreerd mee ontworpen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tuingebied bouwkundig geïntegreerd';
- e. uitsluitend geïntegreerd mee ontworpen buitenbergingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, tuinen en paden.
In de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt, met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
In de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - 1' zijn gezamenlijk maximaal 41 woningen toegestaan.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor wonen, indien de afschermende hagenstructuur op het desbetreffende bouwperceel niet is aangelegd en in stand wordt gehouden op de wijze zoals die is bepaald in het Beeldkwaliteitsplan (31 juli 2019);
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor wonen, indien de geïntegreerd mee ontworpen bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en de overkapping van het terras en de pergola ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tuingebied bouwkundig geïntegreerd' niet worden gebouwd en in stand worden gehouden conform het Beeldkwaliteitsplan (31 juli 2019).
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Wonen - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitsluitend vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' (vrij);
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, tuinen en paden.
In de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
In de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - 1' zijn gezamenlijk maximaal 41 woningen toegestaan.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor wonen, indien de afschermende hagenstructuur op het desbetreffende bouwperceel niet is aangelegd en in stand wordt gehouden op de wijze zoals die is bepaald in het Beeldkwaliteitsplan (31 juli 2019).
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden
9.4 Omgevingsvergunningplcht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 10 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden
10.4 Omgevingsvergunningplcht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 11 Waarde - Landschap
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van:
- a. een groene en landelijke overgang naar de het omliggende beekdal van de Slinge en het vrije schootsveld van de vestingwerken;
- b. de landschappelijke groenkwaliteiten van de beide parkwiggen die de woonvelden van elkaar onderscheiden.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
- a. het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is niet toegestaan.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van de gronden voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een erf, zoals bedoeld in artikel 1 en 2 van bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht.
Artikel 12 Waarde - Landschap 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van:
- b. een groene en landelijke overgang naar de het omliggende beekdal van de Slinge en het vrije schootsveld van de vestingwerken;
- c. de landschappelijke groenkwaliteiten van de beide parkwiggen die de woonvelden van elkaar onderscheiden.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
- a. het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is niet toegestaan, behoudens de te bouwen pergolaconstructie die moet worden gebouwd en in stand worden gehouden conform het Beeldkwaliteitsplan (31 juli 2019).
12.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van de gronden voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een erf, zoals bedoeld in artikel 1 en 2 van bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht., met uitzondering van de op grond van artikel 12.2 sub a toegestane pergolaconstructie.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Ondergronds bouwen
Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
- a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
- b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 meter onder peil, met uitzondering van zwembaden waarvan de diepte niet meer mag bedragen dan 6 meter onder peil.
14.2 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:
- a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, entreepartijen, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,20 meter boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2. 2,20 meter boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
- d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 meter overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 meter overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 meter boven de hoogte van de rijbaan.
14.3 Afwijkingsbevoegdheden
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 voor het overschrijden van bouwgrenzen met, voor zover niet nader aangegeven, ten hoogste 2,00 meter, indien het betreft:
- a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 14.2 sub c;
- b. toegangsbruggen en funderingen, die de grens van de weg overschrijden;
- c. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- d. gevels en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in het bepaalde in lid 14.2 sub c;
- e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 14.2 sub c;
- f. luifels, reclamezuilen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 14.2 sub c;
- g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 meter overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan;
- h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- i. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- 1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken niet in de weg gelegen zijn.
14.4 Bestaande maten
- a. In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud, van legale bouwwerken meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum;
- b. In die gevallen dat bestaande afstanden van bestaande legale bouwwerken minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven als minimum maatvoering, gelden deze bestaande afstanden als minimum.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
15.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
- a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
- d. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
- e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.
15.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in lid 15.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Afwijkingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
- a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 meter;
- b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte, (verkoop- of bedrijfs) nettovloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'afwijking (%);
- c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
- d. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de bouwgrenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- e. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 meter.
16.2 Criteria
Omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 16.1 kunnen slechts verleend worden indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 meter en de bouwgrens niet meer dan 10 meter worden verschoven;
- b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 meter;
- c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt.
Artikel 18 Parkeerregelgeving
In aanvulling op het bepaalde in de andere voorkomende bestemmingen gelden de volgende regels:
- a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
- b. burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien;
- c. afwijken van de regels, als bedoeld in sub b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
- 2. de woon- en leefsituatie;
- d. burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die zijn opgenomen in de nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre, dan wel haar rechtsopvolger.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Woonwijken Groenlo, herziening Oldenhuis'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
De locatie van de voormalige meubelfabriek Oldenhuis in Groenlo is op dit moment een verouderd bedrijfsterrein waar sprake is van een marginaal gebruik. Het industrieel gebruik op deze plek (binnen de bebouwde kom), direct aansluitend aan een bestaande woonwijk, is niet meer gewenst. Dit gebied wordt derhalve herontwikkeld tot een duurzaam, hoogwaardig, ruim opgezet groen woongebied. Het voornemen is om in het gebied 40 nieuwe woningen te realiseren, waarbij aansluiting wordt gezocht op de woningbehoefte. In het gebied blijft de aanwezige voormalige beheerderswoning gehandhaafd.
Het te realiseren woningaanbod wordt gevarieerd en bestaat uit levensloopbestendige woningen rond een hofje, rijwoningen, tweekappers en vrijstaande woningen. De transformatie van het gebied past niet in het geldende bestemmingsplan. Om het project juridisch-planologisch mogelijk te maken, is daarom dit bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 4,4 hectare en ligt tussen de noordelijke uitbreiding van Groenlo uit de tachtiger jaren (Het Blik) en het landelijke stadspark De Grolse Weiden. De oostgrens van het plangebied wordt gevormd door de Slingegoot. De noordwestelijke rand van het plangebied wordt gevormd door de woonpercelen van de woonbuurt Het Blik. De zuidwestgrens van het plangebied wordt gevormd door de Borculoseweg. Op figuur 1.1 is de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Globale begrenzing plangebied (bron: Frans Beune landschap en stedenbouw)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan 'Woonwijken Groenlo' (vastgesteld 30 oktober 2012). Het plangebied heeft de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Groen - 1'. Daarnaast gelden voor delen van het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3'.
Naast het bestemmingsplan is het facetbestemmingsplan 'parkeren' (vastgesteld 5 juni 2018) van kracht. Dit facetbestemmingsplan voorziet in een parkeerregeling voor het hele grondgebied van de gemeente, met uitzondering van de kernen Lievelde, Zieuwent, Vragender en Harreveld .
De bouw van een nieuwe woonwijk is niet mogelijk binnen de bedrijfsbestemming van het plangebied. Om het plan juridisch-planologisch mogelijk te maken, is daarom dit bestemmingsplan opgesteld.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de huidige en toekomstige inrichting van het plangebied. Hoofdstuk 3 bestaat uit een beschrijving van en toets aan het relevante beleid op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 is gewijd aan de onderzoeken naar de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan aan bod. In het laatste hoofdstuk tenslotte wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het initiatief.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Ruimtelijke Context
Voor het plangebied is een Beeldkwaliteitsplan (31 juli 2019) met plantoelichting opgesteld. De locatie van de voormalige meubelfabriek Oldenhuis wordt herontwikkeld tot een duurzaam, hoogwaardig, ruim opgezet groen woongebied. De locatie van circa 4,4 hectare ligt ingeklemd tussen de noordelijke uitbreiding van Groenlo uit de tachtiger jaren (Het Blik) en het landelijke stadspark De Grolse Weiden. Dit stadspark ligt als een aantrekkelijke groene wig in het noordelijk gedeelte van de bebouwde kom van Groenlo en grenst direct aan de vestingwerken van de stad. Dit parkgebied is het laatste gedeelte van het open schootsveld rond de vesting dat onbebouwd is gebleven.
Figuur 2.1 Situatie 1885 (bron: Frans Beune landschap en stedenbouw)
Voor het stadspark De Grolse Weiden is in 2014 door de gemeente Oost Gelre een ontwikkelingsvisie opgesteld. In deze visie streeft de gemeente er naar om de toegankelijkheid van het park te verbeteren. Als concrete maatregel wordt voorgesteld om langs de westgrens van de locatie Oldenhuis een fietsroute te realiseren die de schakel vormt tussen het Watermolenpad en de Halvemaanweg. Recreatief fietsverkeer vanuit het westelijk uitbreidingsgebied van Groenlo krijgt zo een goede en directe aansluiting op het stadspark De Grolse Weiden. Ook wordt hiermee de langzaamverkeersverbinding van de woonwijken naar de verderop gelegen bedrijventerreinen geoptimaliseerd.
De directe oostgrens van het plangebied wordt gevormd door de Slingegoot; een watergang die de afwatering van de vestinggrachten richting de Groenlose Slinge verzorgt. De Slingegoot wordt begeleid door een zware bomensingel aan de westzijde van de beek. Deze bomensingel bestaat voornamelijk uit essen en zal in het plan worden gehandhaafd. De Slinge liep tot circa 1925 als meanderende beekloop langs de noordwestgrens van de locatie Oldenhuis. Na die tijd werd de waterloop gekanaliseerd, maar vormde deze nog steeds de noordwestgrens van de planlocatie. In 1975 werd de Slingegoot verlegd naar het huidige tracé.
Figuur 2.2 Situatie 1970 (bron: Frans Beune landschap en stedenbouw)
De noordwestelijke rand van het plangebied wordt gevormd door de bebouwing van de woonbuurt Het Blik, deze bebouwing ligt met de tuinzijde aan het plangebied. De plangrens wordt hier voor een belangrijk deel gevormd door een afwateringssloot.
De zuidwestgrens van het plangebied wordt gevormd door de Borculoseweg, vanaf deze weg wordt het plangebied ontsloten via de insteekweg “Het Pand”. De gemeente heeft voor de Borculoseweg een plan ontwikkeld om deze een minder doorgaand karakter te geven. Het wegprofiel is recentelijk versmald en voorzien van fietssuggestiestroken. Verder wordt er nieuwe boomplanting aan weerszijden van de weg aangebracht.
De weg Het Pand verzorgt op dit moment de ontsluiting van de Aldi supermarkt, die aan de zuidzijde van het plangebied ligt. Voor de landschappelijke inpassing van deze supermarkt is een aantal jaren geleden een groene omwalling ontworpen die als uitloopgebied onderdeel uitmaakt van het stadspark De Grolse Weiden. Aanpalend aan deze omwalling is ook een heuvel met een uitzichtpunt gerealiseerd.
De insteekweg Het Pand gaat voor de nieuwe woonbuurt de hoofdentree vormen.
2.2 Opstallen Plangebied
Op de planlocatie bevinden zich op dit moment de bedrijfsgebouwen van de voormalige meubelfabriek Oldenhuis en een beheerderswoning. De beheerderswoning ligt op de zuidpunt van het terrein, aan de Borculoseweg. De bedrijfsloodsen zijn deels in gebruik als opslagfaciliteit voor een aantal ondernemingen. Ten behoeve van de herontwikkeling tot woongebied worden alle bedrijfsgebouwen gesloopt. De beheerderswoning is omgeven door veel opgaand groen en is georiënteerd op de Borculoseweg. Deze woning wordt gehandhaafd. De brede inrit naar het voormalige fabriekscomplex vanaf de Borculoseweg komt te vervallen.
2.3 Woonprogramma En Woningdichtheid
In het plangebied worden 40 nieuwe woningen gerealiseerd in een groene, royale setting. De gemiddelde kavelmaten zijn ruim en het percentage openbaar groen is hoog, ruim 40%. De woningdichtheid van de locatie is met 9 woningen per hectare zeer laag. Dit betekent een ruime, parkachtige opzet.
Het te realiseren woningaanbod wordt gevarieerd (kavelmaten bij benadering):
- Levensloopbestendige woningen rond een hofje (kavels van 125-165 m2)
- Rijwoningen voor starters en gezinnen (kavels van 165-265 m2)
- Tweekappers op ruime kavels (kavels van ca. 340 m2)
- Vrijstaande woningen op reguliere kavels (kavels van 500-700 m2)
- Vrijstaande woningen op ruime kavels (kavels van 700-1.000 m2)
- Vrijstaande woningen op zeer ruime kavels (kavels van 1.000-1.600 m2)
Qua woonprogramma krijgt het bestemmingsplan een flexibele opzet. Dit betekent dat het woonprogramma en de kavelafmetingen gedurende de uitgiftefase enigszins kunnen worden aangepast aan een veranderende marktvraag. Het totaal aantal woningen neemt daarbij niet toe.
2.4 Stedenbouwkundig Concept
Het plan is opgebouwd uit drie woonvelden, waarbij de woningdichtheid per woonveld van zuid naar noord afneemt.
Figuur 2.3 Stedenbouwkundig concept (bron: Frans Beune landschap en stedenbouw)
Figuur 2.4 Woonvelden A, B, C (bron: Frans Beune landschap en stedenbouw)
Woonveld A
De bebouwing die in dit woonveld ontwikkeld wordt, sluit qua dichtheid en typologie aan bij de bebouwing die de Borculoseweg begeleidt. Langs de Borculoseweg worden vrijstaande woningen gerealiseerd. De noordelijke rand van dit woonveld bestaat uit rijwoningen voor starters, doorstromers en/of 1-2 persoons huishoudens. Vanwege de stedenbouwkundige beëindiging van de parkstrip en de gewenste begeleiding van de hoofdontsluiting, worden aan de noordrand van dit woonveld woningen met hoge gootlijn ontwikkeld.
Woonveld B
Qua bebouwingsdichtheid is dit woonveld een overgang van de meer compacte invulling van het zuidelijke veld naar de zeer royale opzet van het noordelijke woonveld. De bebouwing van dit woonveld is deels langs de hoofdontsluiting en deels rond een binnenhof gegroepeerd. Rond dit binnenhof liggen 10 levensloopbestendige woningen in een U vorm en 4 vrijstaande woningen.
Woonveld C
Dit woonveld is het meest royaal qua opzet. Kavelmaten lopen uiteen van ruim 500 m2 tot meer dan 1.500 m2. De kleinere kavels liggen aan de hoofdontsluiting van het plangebied, de grootste kavels liggen aan de buitenrand van het woonveld. In dit woonveld bestaat een grote vrijheidsgraad qua bebouwingsmogelijkheden.
2.5 Verkeerskundige Opzet
De verkeersstructuur is eenvoudig en overzichtelijk. De hoofdontsluiting wordt gevormd door een insteekweg vanaf de Borculoseweg. Deze buigt af naar het westen en volgt dan een lineaire parkruimte waarin langwerpige stroken met zonnepanelen liggen. De beëindiging van deze hoofdontsluiting wordt gevormd door een royale keerlus rond een wigvormige groenkern. Deze keerlus is via een calamiteitenroute op de ontsluiting van de woonbuurt Het Blik aangesloten. Dit is een 3 meter breed fietspad dat door wegneembare palen in normale situaties niet voor auto’s toegankelijk is. Bij calamiteiten kunnen de paaltjes worden verwijderd. De woningen van het tweede en derde woonveld zijn gegroepeerd rond een binnenhof. Deze binnenhoven staan rechtstreeks in verbinding met de hoofdontsluiting.
Langs de hoofdontsluiting (langsparkeren) en op de binnenhoven (haaks parkeren) zijn in totaal 46 openbare parkeerplaatsen gesitueerd. De vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen krijgen elk twee parkeerplaatsen op eigen erf (44 in totaal). Het plan voldoet hiermee aan de gemeentelijke parkeernormen, op grond waarvan in 86 parkeerplaatsen moet worden voorzien.
Figuur 2.5 Verkeerskundige opzet (bron: Frans Beune landschap en stedenbouw)
Langs de westgrens van het plangebied is een 4 m breed vrijliggend fietspad gesitueerd, dit fietspad wordt ruimtelijk begeleid door een rij nieuwe laanbomen. Het fietspad vormt de verbinding tussen het Watermolenpad en de Halvemaanweg en heeft daardoor een duidelijke bovenwijkse functie. De woonhoven en de diverse parkruimtes staan via wandelpaden in verbinding met het stadspark De Grolse Weiden en de Slingegoot.
2.6 Landschappelijk Concept En Groenconcept
De woonvelden worden gescheiden door parkachtige groene wiggen die direct in verbinding staan met het stadspark de Grolse Weiden. Hierdoor ligt het leeuwendeel van de nieuwe woningen direct aan het groen. De verschillende parkruimtes in het plangebied krijgen alle een eigen groensfeer. Hierdoor krijgt de woonbuurt een gevarieerde opzet. De padenstructuur in de parkzones vormt de verbinding tussen de woonomgeving van de nieuwe buurt en het stadspark De Grolse Weiden.
Figuur 2.6 Groensferen (bron: Frans Beune landschap en stedenbouw)
Bij de inrichting van de groenzone rond de nieuwe fietsroute wordt afstemming gezocht bij de groensituatie langs het Watermolenpad, waardoor er een ecologische corridor ontstaat tussen een groot woongebied en het stadspark De Grolse Weiden. Bij de nadere uitwerking van het groenplan is het streven om een maximaal samenhangende flora en fauna te ontwikkelen. Groensortiment en vegetatietypen worden maximaal afgestemd op de lokale bodemgesteldheid en hydrologische karakteristiek. Bij het bomensortiment zal maximaal aangesloten worden op de vegetatiekundige mogelijkheden van ondergrond en watersysteem. De fauna zal ook nadrukkelijk de aandacht krijgen; bloeiende en bes-dragende planten, struiken en bomen zijn belangrijk voor het fourageren van vogels en insecten die op hun beurt zorgen voor het bestuiven van alle vruchtdragende flora. Er dienen in de beplantingen ruime beschuttingsmogelijkheden voor vogels te worden gecreëerd. Nestkasten en insectenhotels vormen hierop een goede aanvulling.
Er zijn in het plangebied goede mogelijkheden om in de vorm van bewonerscollectieven groen aan te leggen en te beheren; bijvoorbeeld in de binnenhoven en in de gemeenschappelijke tuinen van de levensloopbestendige hofwoningen. Hierbij kan gedacht worden aan een kleine moestuin, een kruidentuin, een snijbloementuin en/of hoogstam fruitbomen.
2.7 Duurzaamheidsaspecten
Energie
De gemeente Oost Gelre wil de locatie Oldenhuis als meest duurzame wijk van Groenlo tot ontwikkeling brengen. Het begrip duurzaamheid krijgt in het plan Oldenhuis concreet gestalte. Alle woningen worden gasloos gebouwd, en naar behoefte voorzien van een warmtepomp. Ten behoeve van de eigen energieopwekking wordt een strip met fotovoltaïsche zonnepanelen gerealiseerd. De bewoners van de buurt participeren via een VVE of energiecoöperatie in de energieopbrengst van dit systeem.
Water
Door de ruime kavels en het grote aandeel openbaar groen heeft het plan een royaal “lommerrijk” karakter. Door de grote oppervlaktes openbaar en particulier groen, krijgt het regenwater ruime mogelijkheden om in het plangebied te infiltreren.
Op de Oldenhuislocatie wordt een duurzaam watersysteem ontwikkeld. Dit bestaat uit een doorgaande wadi langs de hoofdontsluiting van het plangebied. Deze wadi ligt min of meer op de oude loop van de Slingegoot en speelt daardoor goed in op de oorspronkelijke hydrologische situatie in het plangebied. Overigens betreft dit geen watervoerende beek. Verhardings- en dakwater kan rechtstreeks en deels zichtbaar naar deze wadi afstromen. De wadi staat aan de beide uiteinden in verbinding met de Slingegoot.
Het water dat bij zeer zware/langdurige buien niet in de wadi infiltreert of geborgen kan worden, wordt afgevoerd naar de Slingegoot. Er zal sprake zijn van een klimaatrobuust systeem. Het plan zal niet alleen voldoen aan 40 mm berging, maar ook worden doorgerekend met extreme normbuien (minimaal T=100+10%) (zie ook paragraaf 4.3).
Van het zuidelijke woonveld worden de kavels langs de Borculoseweg gekoppeld aan de regenwaterriolering die zich langs de Borculoseweg bevindt. Het verhardingswater en eventueel ook het dakwater van de kavels aan de noordzijde van het zuidelijke woonveld kan afstromen via de hoofdontsluiting naar de wadi direct ten noorden van deze hoofdontsluiting.
Ook in de groene parkwiggen wordt een systeem van wadi’s aangelegd. Op deze wadi’s zal het dakwater van de woningen uit het middelste en noordelijke woonveld kunnen afwateren. Ook deze wadi’s voeren hun overtollige regenwater af naar de Slingegoot. De beide woonhoven en de toeleidende woonstraten worden voorzien van molgoten in combinatie met IT riolen die hun water afvoeren naar de centrale wadi of rechtstreeks naar de Slingegoot. Voor de verharding van de binnenhoven is afgezien van een open afwatering, omdat er dan een relatief groot verhardingsoppervlak op één oor gelegd zou moeten worden. Dit is esthetisch weinig fraai.
De totale oppervlakte aan verhardingen wordt tot een minimum gereduceerd. Ontsluitingswegen krijgen een breedte van 4,90 meter. De trottoirs langs de hoofdontsluiting wateren af op een bomenberm waarin het afstromende water kan infiltreren. Dit water komt de bomen ten goede. Wandelpaden bestaan uit schors of halfverharding; infiltratie van regenwater wordt hierdoor geoptimaliseerd. Het fietspad wordt in milieuvriendelijk, duurzaam materiaal uitgevoerd. Hierbij dient een goede afstemming te worden gevonden tussen fietscomfort, beheersaspecten en duurzaamheidsaspecten. Over de precieze materiaalsoort vindt in de engineeringsfase overleg tussen gemeente en initiatiefnemer plaats.
Groen
Voor de aanplant van bomen dient zowel boven- als ondergronds voldoende ruimte aanwezig te zijn. Het wortelpakket van een boom heeft immers vrijwel hetzelfde volume als de kroon. Een goede voorbereiding van de plantplaatsen is onontbeerlijk (lucht, water, voedingsstoffen). Het bomen- en groensortiment wordt aangepast op de groeiomstandigheden die hier van nature aanwezig zijn. Alle bomen worden in parkzones, brede bermen of royale plantvakken geplant. Er worden geen solitaire bomen in verharding aangeplant. Dit betekent een beplanting die goed zal aanslaan en die zich met een minimum aan onderhoud (bemesting/bestrijding) goed zal ontwikkelen.
Door in een aantal parkgebieden fruitbomen en notenbomen aan te planten, kunnen de bewoners “vruchten van eigen bodem plukken”. De speelvoorzieningen worden in robuuste, natuurlijke materialen uitgevoerd, bijvoorbeeld onbehandeld inlands hardhout.
Erfgrenzen
De erfgrenzen tussen openbaar en privé worden in vrijwel alle gevallen gevormd door hagen. Schuttingen zijn slechts onder architectonische voorwaarden toegestaan. Dit wordt op adequate wijze geborgd in het bestemmingsplan en in de koopcontracten van de woonkavels. Dit betekent naast een groen en hoogwaardig beeld een maximale beperking van tropisch hardhouten- of chemisch verduurzaamde, uitlogende schuttingen.
Verlichting
De verlichting van de woonbuurt wordt uitgevoerd als duurzame en energiezuinige LED verlichting, die zodanig is uitgevoerd dat deze geen overbodige lichtvervuiling veroorzaakt. Langs de doorgaande fietsroute kan overwogen worden om te werken met bewegingssensoren, waardoor het energieverbruik van deze verlichting tot een minimum wordt teruggebracht.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie doelen uitgewerkt:
- vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- verbeteren van de bereikbaarheid;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met de hiervoor genoemde doelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder van duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening heeft het Rijk voorts enkele nationale belangen voorzien van bindende regels. Deze dienen bij ruimtelijke plannen in acht te worden gehouden. Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor bindende regels zijn opgenomen.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.
Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.
Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer het Natuur Netwerk Nederland (de opvolger van de ecologische hoofdstructuur), radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening
LADDER VOOR DUURZAME VERSTEDELIJKING
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Vervolgens dient bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie gekeken te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt – onder voorwaarden - aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. Door de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen, wordt verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied geconcentreerd. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt.
NIEUWE STEDELIJKE ONTWIKKELING
Onderhavige ontwikkeling betreft de transformatie van een voormalig fabrieksterrein naar een nieuw woongebied. In artikel 1.1.1 van het Bro is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader toegelicht, het gaat hier om 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Het betreft hier een woningbouwlocatie met 40 nieuwe woningen (exclusief de bestaande beheerderswoning). Vanwege de omvang van het project kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
BEHOEFTE
- Achtergrondinformatie
In eerste instantie hadden de gemeente Oost Gelre en Oldenhuis Ontwikkeling BV een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de realisatie in dit plangebied van 80 woningen. De eerdere gemeentelijke visie Noordrand voorzag ook in woningbouw op deze locatie. Gelet op de regionale afspraken lag die plancapaciteit inmiddels echter fors hoger dan de daadwerkelijke behoefte. In het kader van het Stoplichtmodel zijn partijen in gesprek gegaan over een andere invulling van het plangebied. Vervolgens is overeenstemming bereikt over het terugbrengen van het aantal woningen van 80 naar 40. Het aantal woningen in de planningslijst is vervolgens ook terug gebracht naar 40. Deze planningslijst heeft de gemeente in april 2019 ingediend bij de provincie.
Plan Oldenhuis is derhalve geen nieuw plan en was eerder met aanzienlijk hogere aantallen meegenomen in de planningslijsten. In de behoefteberekening van RIGO is plan Oldenhuis meegerekend als een groen plan met 40 woningen.
- Regionale planning
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld (zie paragraaf 3.3.1). De gemeente Oost Gelre heeft een eigen woonvisie vastgesteld voor de periode 2016 - 2025 waarin de regionale woonvisie is verweven (zie paragraaf 3.4.8). Geconcludeerd wordt dat er ook in de komende jaren binnen de gemeente Oost Gelre nog een vraag naar nieuwe woningen blijft. Deze behoefte komt met name voort uit het kleiner worden van huishoudens.
- Herijking 2018-2019
In maart 2018 zijn de uitkomsten gepresenteerd van het Achterhoeks Woonwensen en Leefbaarheidsonderzoek (AWLO). Het AWLO schetste een beeld van de toekomstige woningbehoefte waarin de gemeente Oost Gelre zich niet herkende. Dit is in regionale overleggen ook kenbaar gemaakt. De kwantitatieve woningbehoefte ligt op grond van het AWLO aanzienlijk lager dan de onderliggende Primos-prognose laat zien.
De AWLO-prognose voor Oost Gelre komt niet overeen met de historische trend, de bevolkingsopbouw en de marktontwikkelingen. Een dergelijk scenario is alleen reëel bij een nieuwe, zware crisis waarbij er grootschalig vertrek uit de regio is, of bij grootschalige sloop van woningen waardoor er per saldo huishoudens zouden moeten vertrekken naar buurgemeenten. Scenario's die in de huidige markt niet voor de hand liggen. Gezien de gemiddeld jongere leeftijd van de bevolking en de relatief grote huishoudens mag verwacht worden dat Oost Gelre nog iets langer zal blijven doorgroeien dan de regio als geheel.
Vervolgens heeft ABF Research de behoefte in beeld gebracht voor de Regio Achterhoek. Aan de hand daarvan zou Oost Gelre met 460 tot 790 woningen kunnen groeien in de periode 2018-2025. Deze cijfers zouden als bouwsteen dienen voor de nieuw op te stellen regionale woonagenda. Dit heeft langer geduurd dan dat men voorspelde. Door de toegenomen druk op de woningmarkt in de kleine kernen van Oost Gelre is de gemeente Oost Gelre samen met de DBO's gestart met de verkenning woningbouw in de kleine kernen. Om de vraag in de kleine kernen in beeld te brengen heeft de gemeente RIGO gevraagd om per kern de behoefte te onderzoeken. De uitkomsten van dit onderzoek liggen in dezelfde lijn als het onderzoek van ABF Research. De behoefte ligt aanzienlijk hoger dan de woningbouwafspraken.
Op basis van het onderzoek van RIGO wordt uitgegaan van een behoefte van ongeveer 560 woningen tot 2025 (gemiddeld scenario), binnen een bandbreedte van 460 woningen tot 660 woningen. De gemeenteraad van Oost Gelre heeft op 17 september 2019 besloten uit te gaan van deze woningbehoefte en bandbreedte.
Op basis van het onderzoek van RIGO en de actuele plancapaciteit is de woningbehoefte voor de kern Groenlo tot 2025, op basis van het gemiddelde scenario, 160 woningen. De plancapaciteit voorziet in alle plannen die reeds in een bestemmingsplan zijn vastgelegd en/of contractueel zijn toegezegd (waaronder dit bestemmingsplan). Het aantal van 160 woningen ligt circa 20 woningen hoger dan de actuele plancapaciteit. Er is daarmee sprake van een kwantitatieve woningbehoefte.
De notitie van RIGO geeft naast aantallen ook inzicht in de kwalitatieve behoefte. Daarbij is gekeken naar woningtype en prijsklasse. Ten opzichte van het AWLO, dat een tekort aan rijwoningen en appartementen met lift voorspelt tot 2033, blijkt uit de notitie van RIGO dat er ook vraag is naar grotere koopwoningen zoals 2-onder-1-kappers en vrijstaande woningen. Dit komt doordat vestigers zich vooral in dit segment vestigen.
In Groenlo is in alle segmenten behoefte en in verhouding meer in de grotere en duurdere woningen. De bestaande woningvoorraad en het beschikbare aanbod daarin voorzien in de behoefte voor starters. Ook voor ouderen is er voldoende aanbod op voorraad. Daarnaast is een nieuwbouwwoning, zowel in het algemeen maar al helemaal met de kwaliteit die de gemeente op deze locatie stedenbouwkundig gezien nodig vindt, niet betaalbaar te krijgen voor de starter. Door het creëren van doorstroomwoningen op Oldenhuis komt er weer aanbod voor starters vrij. De behoefteontwikkeling per koopprijsklasse is hieronder te zien in tabel 9 van het RIGO onderzoek.
Daarnaast betreft de behoefteraming van RIGO een korter tijdvak. Op langere termijn zal door de vergrijzing de vraag naar gelijkvloerse woningtypen toenemen.
- Van kwantitatief naar kwalitatief
In de Achterhoek zijn inmiddels kwalitatieve toetsingscriteria opgesteld voor (nieuwe) woningbouwinitiatieven. Deze zijn in de gemeenteraad van Oost Gelre vastgesteld op 17 september 2019 . Deze criteria zijn opgesteld om de mismatch in de woningvoorraad te verminderen. Alleen nieuwbouwinitiatieven die voldoen aan de kwalitatieve voorwaarden krijgen van de provincie een positief advies.
Niet alleen de kwantitatieve opgave, maar ook de kwalitatieve opgave is in Oost Gelre per kern in beeld gebracht. De beoogde invulling van Oldenhuis voldoet hieraan. Daarnaast is het plan ruimtelijk gewenst. Het gaat om een transformatie van een leegstaand vastgoed en is een inbreidingslocatie binnen de kom, net buiten de gracht van Groenlo. Tot slot is er veel aandacht besteed aan duurzaamheid, klimaatadaptatie en ruimtelijke kwaliteit. Daarmee kan geconcludeerd worden dat het plan volgens het toetsingsproces uit de Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw op alle 4 punten een plus scoort:
1. Aangetoonde behoefte: score: +
2. Transformatie van leegstaand vastgoed: score: +
3. Inbreiding gaat voor uitbreiding: score: +
4. Lokale criteria: score: +.
Gemeenten zijn vrij om eigen lokale kwaliteitscriteria voor hun gemeente toe te voegen aan de regionale kwaliteitscriteria en deze mee te wegen bij de toetsing van nieuwe plannen.
Dit plan voorziet in de realisatie van 40 nieuwe woningen. Daarmee past het plan, kwantitatief gezien, binnen de woningbouwprogrammering. Met het plan wordt de locatie van een vervallen voormalige meubelfabriek herontwikkeld tot een duurzaam, hoogwaardig, ruim opgezet groen woongebied op korte afstand van voorzieningen en het centrum van Groenlo.
Het te realiseren woningaanbod wordt gemengd en bestaat uit 10 levensloopbestendige woningen rond een hofje, 8 rijwoningen voor starters en gezinnen, 4 tweekappers en 18 vrijstaande woningen. Hiermee wordt voorzien in een gevarieerd aanbod voor starters, senioren, gezinnen en mensen die zorg behoeven.
Het streven is om van de Oldenhuislocatie een duurzame wijk maken die uniek is voor Groenlo en omgeving. De wijk wordt volledig gasloos en de elektriciteit is afkomstig uit een zonnepanelen-weide in de wijk. Door zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaand volwassen groen is er direct sprake van woonkwaliteit. De ruimtelijke kwaliteit wordt verder versterkt door een landschappelijke opzet met parkachtige groene wiggen die aansluiten op het bestaande groen. Daarnaast wordt een duurzaam watersysteem ontwikkeld.
Dit alles maakt dat er met de herontwikkeling van het plangebied sprake is van een onderscheidend, kwalitatief hoogwaardig plan dat door zijn opzet en aanbod voorziet in zowel een kwantitatieve als kwalitatieve behoefte.
BESTAAND STEDELIJK GEBIED
Het planvoornemen betreft de transformatie van een voormalig fabrieksterrein naar een nieuw woongebied. Het is daarmee een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied.
AFWEGING
Uit bovenstaande onderbouwing kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de ladder voor duurzame verstedelijking. Er kan gesteld worden dat er sprake is van een duurzame verstedelijking.
Conclusie
Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met het rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening
Omgevingsvisie
De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in de 'Omgevingsvisie Gelderland'. Deze is vastgesteld op 19 december 2018. Op die datum is tevens de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De provincie streeft onder andere naar het versterken en behouden van de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen. Om dit te bereiken dienen stedelijke functies waar mogelijk te worden gebundeld en geconcentreerd. Daarnaast ondersteunt de provincie bij de aanpak van leegstand in dorpen en kernen.
De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Zo wordt de economische kracht en kwaliteit van leven in Gelderland versterkt: nu en in de toekomst. De ambitie is:
- een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut, met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.
- alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas.
- woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.
Omgevingsverordening
De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, etcetera.
Het plan voorziet in het realiseren van nieuwe woningen en het plangebied is gelegen op korte afstand van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Hierdoor zijn met name artikel 2.1 (Regionale woonagenda), 2.2 (Instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda) en 2.39 (GNN) van belang.
Dit bestemmingsplan voorziet in de transformatie van een gedateerde bedrijfslocatie tot een hoogwaardig woongebied. Met het plan wordt bijgedragen aan het realiseren van voldoende woningen in Groenlo, die daarnaast voldoen aan de recentelijk regionaal en lokaal vastgestelde Kwalitatieve toetsingscriteria voor woningbouwinitiatieven, en vindt er een kwalitatieve versterking van de leefomgeving plaats. Voor wat betreft de ladder voor duurzame verstedelijking wordt opgemerkt dat er sprake is van een binnenstedelijke locatie (zie ook paragraaf 3.1.3). Het behouden van de bestaande voormalige bedrijfsgebouwen is, gelet op de aard en omvang van de bebouwing en de beoogde visie voor het gebied, niet mogelijk. Deze worden dan ook gesloopt. De voormalige beheerderswoning van de fabriek wordt wel gehandhaafd.
De gemeenteraad van Oost Gelre heeft op 20 september 2016 de Woonvisie 2016 - 2025 vastgesteld en daarnaast recentelijk regionale kwaliteitscriteria vastgesteld. De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld (zie ook paragraaf 3.3.1 en 3.4.8). Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van 40 woningen in een duurzaam, hoogwaardig, ruim opgezet groen woongebied. Het gaat om koopwoningen in de vorm van levensloopbestendige hofwoningen, rijwoningen voor starters, doorstromers en gezinnen, tweekappers en vrijstaande woningen. Met dit gemengde programma en deze aantallen wordt aangesloten op het regionale woonbeleid. Hiermee is het plan, kwalitatief en kwantitatief, in overeenstemming met artikel 2.1 en 2.2 van de omgevingsverordening.
Het plangebied zelf maakt geen onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk (GNN), maar ligt hier tegenaan. Om aan te tonen dat het plan geen gevolgen heeft voor dit gebied is er een quick scan flora en fauna uitgevoerd. Voor de resultaten van dit onderzoek wordt verwezen naar paragraaf 4.6 en de Quickscan flora en fauna (27 maart 2018, kenmerk 6264.001). Hier wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor het Gelders Natuurnetwerk.
Conclusie
De Omgevingsvisie en -verordening Gelderland vormen geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de regels uit de Omgevingsverordening Gelderland.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale woonagenda 2015-2025
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld. Een demografische ontwikkeling in deze regio is dat het aantal inwoners in de komende periode langzaam maar zeker afneemt. In de Regionale Woonvisie wordt ingespeeld op die bevolkingsdaling en afname van het aantal huishoudens. Concreet betekent dit voor iedere gemeente in de Achterhoek dat de aangegeven bouwvolumes in de gemeentelijke woonvisies naar beneden bijgesteld moeten worden.
De Regionale Woonvisie is in 2013 geëvalueerd. Dit heeft geleid tot een bijstelling, in de vorm van een Regionale woonagenda 2015-2025. Deze woonagenda richt zich primair op het ontwikkelen van een evenwichtige kwalitatieve en kwantitatieve woningvoorraad en secundair op het voorkomen en aanpakken van leegstand in maatschappelijk vastgoed en op wonen en zorg.
Het Achterhoeks Woonwensen- en Leefbaarheidsonderzoek (AWLO) van maart 2018 laat zien dat er kwalitatieve tekorten en overschotten zijn tussen vraag en aanbod van woningen (mismatch) in de regio Achterhoek. Daarnaast blijkt uit de nieuwste Primosprognose dat het aantal huishoudens in de regio Achterhoek tot 2030 blijft groeien. Er zijn daardoor op regioniveau extra woningen nodig bovenop de bestaande woningbouwafspraken die vastliggen in de Regionale woonagenda.
In 2019 is een regionale set aan kwaliteitscriteria vastgesteld op basis waarvan nieuwe woningbouwplannen worden beoordeeld. Daarmee wordt beoogd dat alleen extra nieuwbouw wordt toegevoegd, als dit bijdraagt aan het oplossen van de mismatch op de lokale woningmarkt. De notitie “Kwalitatieve toetsingscriteria woningbouw Achterhoek” beschrijft dit regionale kader, de te hanteren werkwijze en het monitoren van de nieuwe woningbouwinitiatieven.
Diverse onderzoeken laten zien dat er kwalitatieve tekorten en overschotten zijn tussen vraag en aanbod van woningen in de regio Achterhoek. Daarnaast blijkt uit de nieuwste Primosprognose dat het aantal huishoudens in de regio Achterhoek tot 2030 blijft groeien. Er zijn daardoor op regioniveau extra woningen nodig bovenop de bestaande woningbouwafspraken die vastliggen in de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025.
De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld, om in te spelen op de veranderde behoefte. In het najaar van 2019 is de Regionale Woonagenda op onderdelen aangepast. Daarmee wordt vooruit gelopen op de nieuwe Regionale Woonagenda. Het beleidskader is in lijn met de Koers Ruimte voor goed wonen van de provincie en met het provinciale coalitieakkoord. Een aantal passages zijn niet meer van toepassing, zoals:
- de afspraken over de woningbouw tot 2025 over de netto toevoegingen incl. 10% extra verlaging (pag. 3 en 4 en uit samenvatting pag. 7, 11, 12) en het schema over de bouwopgave (pag. 12) en;
- hoofdstuk 5, pagina 11 onder kopje ‘De gewenste situatie’: de passage over de regionale huishoudensgroei in de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025 is achterhaald door de nieuwe Primos-prognose, waarbij per gemeente of kern wel verschillen in de bevolkingsontwikkeling kunnen bestaan.
Conclusie
Het regionale beleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Bij de planontwikkeling is gebruik gemaakt van de beleidsnota's zoals hierboven genoemd. Op de kwaliteitscriteria is uitgebreid ingegaan in paragraaf 3.1.3 en Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Erfgoednota 'Wi-j doet 't samen' 2017-2020
Cultuur en erfgoed dragen bij aan de economie en de maatschappij. Zij dragen bij aan het toerisme en aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en bewoners. Door de gemeenten Winterswijk, Aalten en Oost Gelre is gezamenlijk de erfgoednota opgesteld. Het beleven van erfgoed is een van de ambities in deze nota om daarmee het (economisch) rendement te vergroten. Het doel van de nota is het vaststellen van ambities voor de ontwikkeling en instandhouding van het erfgoed, zodat dit:
- op een goede wijze kan worden doorgegeven aan de volgende generatie;
- een inspiratiebron en motor kan zijn voor nieuwe ontwikkelingen;
- een verbinding vormt tussen diverse beleidsterreinen, organisaties en de drie gemeenten;
- de identiteit onderstreept en versterkt.
3.4.2 Beleidsvisie Externe veiligheid
Als gevolg van enkele rampen en incidenten, zoals de vuurwerkramp in Enschede, is externe veiligheid een belangrijk thema geworden. Deze rampen en incidenten hebben ertoe geleid dat de Rijksoverheid diverse maatregelen heeft genomen om acht te krijgen op de risicobronnen in Nederland en het optimaliseren van de risicobeheersing rondom de risicobronnen. Maatschappelijk gezien hebben deze rampen eveneens een belangrijke bijdrage geleverd aan de bewustwording van het leven met veiligheidsrisico's. Helder is dat de huidige maatschappij nu eenmaal veiligheidsrisico's met zich meebrengt, maar dat er wel grenzen aan deze risico's gesteld moeten worden.
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente allereerst haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten.
Daarnaast wordt aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om de geformuleerde ambities te realiseren en welke instrumenten daarvoor kunnen worden ingezet. De maatregelen worden uitgewerkt in andere gemeentelijke documenten (bestemmingsplannen/streekplannen, milieuvergunningen en rampenbestrijdingsplannen). In die zin bestrijkt de beleidsvisie zowel de beheersing van risico's als de bestrijding van een ramp wanneer die zich voordoet.
3.4.3 Welstandsbeleid Oost Gelre 2017
Met het welstandsbeleid wordt richting gegeven aan gebouwen en het landschap in de gemeente Oost Gelre. Wat is belangrijk om te behouden of te beschermen en op welke plekken kunnen de burgers meer vrijheid van handelen krijgen. Deze keuze vormt de politieke component van het welstandsbeleid. De gemeenteraad heeft aangegeven meer "vrijheid" te willen en meer te willen "inspireren".
Het beleid is gericht op deregulering: voor minder bouwaanvragen een welstandstoets gebaseerd op minder en duidelijkere regels. Op de vraag hoe eventueel welstandstoezicht zou moeten plaatsvinden, wordt hier al een voorlopig antwoord geformuleerd: niet door te omschrijven hoe het gebouw moet worden, maar door aan te geven waarop de beoordeling van het ontwerp gebaseerd moet worden. Het welstandsbeleid biedt concreet gereedschappen (handvatten) voor burgers, ondernemers en gemeente om samen aan de slag te gaan met nieuwe ruimtelijke initiatieven.
Aan het welstandsbeleid is een Inspiratiedocument gekoppeld. Dit document vormt een belangrijke basis voor het welstandsbeleid. In dit document zijn de kernkwaliteiten voor Oost Gelre beschreven. Deze kernkwaliteiten en kansen voor de kernen bieden aanknopingspunten ter inspiratie voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Bovendien is aan onderhavig plan nog een beeldkwaliteitsplan gekoppeld, dat ook door de gemeenteraad is vastgesteld en eveneens richtinggevend is.
3.4.4 Economische visie - Economie Voorop!
Een sterke economie is een van de belangrijkste voorwaarden om te kunnen blijven bouwen aan een gezonde gemeente. Werk is daarbij een van de belangrijkste pijlers. Werk biedt mensen de kans tot ontwikkeling, het bevordert de integratie, biedt sociale contacten en structuur en betrekt de burger bij de samenleving. Participatie, zelfontplooiing en inkomen staan in nauwe relatie tot gezondheid en welzijn.
De gemeentelijke rol ligt in het nemen van verantwoordelijkheid voor het algemene vestigingsklimaat, het faciliteren en stimuleren van ondernemerschap, bijdragen aan netwerken en verbindingen in de regio, bijdragen aan de verbinding onderwijs en arbeidsmarkt, zorgen voor goede woonvoorzieningen en geschikte werklocaties.
Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders en de raad van de gemeente Oost Gelre is de Economische visie tot stand gekomen. De ontwikkelingen nu en in de toekomst van onze gemeente zijn aanleiding geweest om te onderzoeken waar de gemeente Oost Gelre op dit moment staat, wat al wordt gedaan en wat er de komende jaren moet worden opgepakt om een aantrekkelijke gemeente te blijven en nog aantrekkelijker te worden voor huidige en nieuwe inwoners en ondernemers.
De opgestelde economische visie bestaat uit een aantal speerpunten waar de focus op gelegd wordt en de hierbij behorende doorvertaling in concrete acties en inspanningen,. De economische uitvoeringsagenda is een zogenoemd 'levend document', dat na vaststelling bijgewerkt en aangevuld kan worden.
3.4.5 Geluidbeleid Oost Gelre
In het jaar 2008 heeft de gemeente Oost Gelre, net als de gemeenten Aalten en Winterswijk, een door de Regio Achterhoek voorgesteld geluidbeleid vastgesteld. Dit geluidbeleid wordt alweer meer dan 10 jaar gebruikt. Er is gezien de vele veranderingen in het rijksbeleid, behoefte aan een nieuw geluidbeleid.
De gemeente heeft de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA) verzocht een voorstel te doen voor nieuw geluidbeleid.
Het nieuwe 'Geluidbeleid Oost Gelre' wordt, naar verwachting, op 11 februari 2020 vastgesteld. Met dit beleid worden de uitgangspunten en de normen van het Activiteitenbesluit als basis genomen voor het bepalen van de geluidsnormen bij de vergunningverlening milieu. Uitzondering hierop zijn agrarische bedrijven.
AANLEIDING
In 1998 toen de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening” (hierna de Handreiking) is vastgesteld, was de insteek bij geluid lokaal maatwerk en differentiatie. Kortom geluid per gebied regelen.
Hoofdstuk 3 van de Handreiking geeft de mogelijkheid en een voorstel om lokaal per gebied geluidsnormen op te kunnen leggen. Het Geluidbeleid van Oost Gelre uit 2008 is volledig hierop gebaseerd.
Met de komst van het Activiteitenbesluit is de landelijke overheid een nieuwe weg ingeslagen. In het streven naar vereenvoudiging van regels en stroomlijning van procedures voor bouw en milieu is de insteek van de Handreiking verlaten.
Het Activiteitenbesluit kent wat betreft geluidnormering maar twee gebiedstypes (bedrijventerrein en al het overige) met twee bedrijfstypes (agrarisch en tankstations) als uitzondering. Dit staat in schril contrast met het geluidbeleid van Oost Gelre met de negen verschillende gebiedstypen en de vele (streef-, grens- en plafond)waarden. Het Activiteitenbesluit is nu op het overgrote deel van de bedrijven van toepassing.
3.4.6 Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014 - 2024
Het Rijk en de provincies leggen hun verkeer- en vervoersbeleid vast in een beleidsplan. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij hun beleid vastleggen. Het is wel een verplichting om aan te geven hoe het verkeer- en vervoersbeleid in de gemeente wordt vormgegeven. Hiervoor heeft de gemeente, in navolging van het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan 2011-2015 (GVVP), het "Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2024" vastgesteld.
Het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) heeft betrekking op de periode 2014-2018 en wordt geactualiseerd. Waar voorheen het GVVP zich vrijwel uitsluitend beperkte tot een aantal maatregelen die slechts betrekking hadden op de verkeersproblematiek, is nu gekozen voor een opzet die de oplossing van verkeers- en vervoersproblemen in een breder kader plaatst.
De hernieuwde insteek voorziet in een integrale benadering van het verkeer in een landschappelijke en ruimtelijke omgeving. Verkeer is vaak een afgeleide van ruimtelijke ontwikkelingen. Vanuit deze integrale benadering zijn er ambities, aandachtspunten en beleidsprincipes in beeld gebracht. Dit leidt tot een concreet uitvoeringsprogramma om de komende jaren aan te werken. In het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) is ruimte geboden voor het inbrengen van (lokale) aandachtspunten door burgers/belangengroepen. Deze zijn geïnventariseerd en vervolgens opgenomen in het uitvoeringsprogramma.
3.4.7 Inspiratiedocument Ruimte Oost Gelre
De gemeente heeft een Inspiratiedocument Ruimte Oost Gelre opgesteld voor de kernen en buitengebied. Dit inspiratiedocument biedt een visie voor de toekomst van Oost Gelre door middel van het weergeven van de kwaliteiten. Het vormt een leidraad voor ruimtelijke ontwikkelingen.
3.4.8 Woonvisie Oost Gelre
De gemeente Oost Gelre heeft een eigen woonvisie vastgesteld voor de periode 2016 - 2025 waarin de regionale woonvisie in is verweven. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2016.
De woonvisie Oost Gelre is een kernachtige en toegankelijke visie. De visie is vormgegeven op basis van een drietal thema's: kwantiteit & kwaliteit, beschikbaarheid & betaalbaarheid en wonen met zorg en welzijn.
Bij ieder thema is aangegeven wat wordt gezien als ontwikkelingen, wat er bereikt moet worden en wat hiervoor moet worden gedaan. Voorafgaand hierop is ingegaan op de kwaliteiten van Oost Gelre, specifiek de verschillende kernen, en de maatschappelijke ontwikkelingen die het woonbeleid beïnvloeden. In een uitvoeringsprogramma is aangegeven welke activiteiten uit de woonvisie voortvloeien en wanneer en door wie deze worden uitgevoerd. De ruimtelijke uitvoeringmaatregelen zoals het stoplichtmodel, vijfsporenstrategie, sturingstabel en de richtlijnen voor nieuwe principe verzoeken zijn als bijlage bij het uitvoeringsprogramma gevoegd.
Geconcludeerd wordt dat er ook in de komende jaren binnen de gemeente Oost Gelre nog een vraag naar nieuwe woningen blijft. Deze behoefte komt met name voort uit het kleiner worden van huishoudens (zie ook paragraaf 3.1, 3.2 en 3.3).
Conclusie
Het gemeentelijk beleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Bij de planontwikkeling is voor zover relevant gebruik gemaakt van de beleidsnota's zoals hierboven genoemd. Op de aspecten geluid en externe veiligheid wordt verder ingegaan in respectievelijk paragraaf 4.4 en 4.8. Voor verkeer wordt verwezen naar zowel paragraaf 2.5 als 4.10. Voor het plan is een Beeldkwaliteitsplan (31 juli 2019) opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan is een aanvullend document op de welstandsnota en dient als toetsingskader voor de beoordeling van bouwplannen door de welstandscommissie. Op de ruimtelijke opzet en ruimtelijke kwaliteit van het plan is uitgebreid ingegaan in Hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Toetsingskader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, moet op grond van voorgaande dan ook worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden rekening wordt gehouden.
Archeologie
De gemeente Oost Gelre beschikt over een archeologische beleidskaart. Op grond van deze beleidskaart gelden voor het plangebied (zie figuur 4.1) de volgende verwachtingswaarden:
AWV CATEGORIE 6 - HOGE VERWACHTING
Eventuele archeologische resten afgedekt door >50 cm dik plaggendek en daardoor waarschijnlijk goed geconserveerd. Streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden. Indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m2 vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek.
AWV CATEGORIE 10 - LAGE VERWACHTING
Streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden. Indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 2.500 m2 vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek. Als deze eenheid in samenhang met gebieden met een hogere archeologische verwachting wordt aangetroffen, is het gewenst aan het hele gebied een hoge verwachting toe te kennen.
Figuur 4.1 Uitsnede archeologische beleidskaart
Voor het plangebied is Bureauonderzoek en karterend booronderzoek archeologie (2 april 2019, kenmerkEKU/DIR/HAMA/192233) uitgevoerd. Vindplaatsen van landbouwende samenlevingen zijn niet aangetoond. Echter, een booronderzoek is niet de meest geschikte methode voor het opsporen van vuursteenvindplaatsen. Deze kunnen vooralsnog niet geheel uitgesloten worden, maar de kans hierop is klein, omdat de afwisselende meanderende loop van de Slinge in de loop der eeuwen de meeste oudere sporen grotendeels vernietigd heeft.
Op basis van de resultaten van het karterend booronderzoek wordt daarom geadviseerd om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen. De kans dat met de geplande bodemingrepen archeologische waarden verloren gaan, wordt gering geacht. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Cultuurhistorie
In 2004 is voor de noordrand van Groenlo een Cultuurhistorische inventarisatie (26 januari 2004) uitgevoerd. Het deel van het beekdal van de Slinge, zoals dat door het plangebied loopt is waarschijnlijk gegraven door mensen en is dus een cultuurhistorisch landschapselement. Er zijn echter geen constructies meer zichtbaar die te maken hebben met het graven. Het dal heeft in de loop van de tijd een volledig natuurlijke loop gekregen, totdat het in de 19e en 20e eeuw opnieuw verlegd en vervolgens geheel gekanaliseerd is. In de omgeving van het plangebied bevinden zich verder historische wegen, bruggen en perceelsgrenzen. In het plangebied zelf zijn deze landschapselementen niet terug te vinden.
Aan de noordzijde van Groenlo zijn de vestingwerken redelijk gaaf aanwezig. Ook is aan deze zijde het vrije schootsveld nog steeds voor een groot deel aanwezig. Dit is een sterk gegeven als het op (historische) beleving aankomt. Het plangebied grenst aan dit vrije schootsveld. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe bebouwing mogelijk in het bestaande vrije schootsveld. De openheid is verder geborgd door een dubbelbestemming 'Waarde - Landschap', waarbinnen het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet is toegestaan.
Verder zijn de cultuurhistorische en bouwkundige waarden van de bebouwing van onder meer de voormalige meubelfabriek geïnventariseerd. De onderzochte gebouwen en landschapselementen leveren een gevarieerd beeld op in kwaliteit maar staan een herontwikkeling van het gebied niet in de weg. Tijdens de ontwerpfase is met de aanwezige waarden rekening gehouden, waarbij deze tastbaar terug komen in de plaatsing van kunstobjecten ter plaatse en in het landschapsarchitectonisch concept van de nieuwbouwlocatie. Zie hiervoor ook de planbeschrijving in Hoofdstuk 2en het Beeldkwaliteitsplan (31 juli2019).
4.2 Bodem
Toetsingskader
Voor de beoordeling van de bodemkwaliteit vormen de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit het toetsingskader. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.
Onderzoek
Ten behoeve van het plan zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd:
- Asbestinventarisatie (12 september 2018, kenmerk 18BV18836)
- Bodem- en asbestonderzoek (10 januari 2019, kenmerk MT-18406)
- Verkennend (water)bodemonderzoek en verkennend nader asbestonderzoek (1 mei 2019, kenmerkMT-19112)
ASBESTINVENTARISATIE
Naar aanleiding van de voorgenomen sloop van de voormalige fabriek is een onderzoek naar de aanwezigheid van asbesthoudende materialen uitgevoerd. Daarbij zijn op verschillende plekken in de bebouwing asbesthoudende materialen aangetroffen die voorafgaand aan de sloop verwijderd moeten worden. Voorafgaand aan afgifte van de omgevingsvergunning (sloop en bouw) dient inzichtelijk te zijn dat het asbest verwijderd is.
BODEM- EN ASBESTONDERZOEK
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat in geen van de geanalyseerde parameters in zowel grond als grondwater de waarde voor nader onderzoek (tussenwaarde) en/of de interventiewaarde is overschreden. De aangetroffen licht verhoogde gehalten in de grond en in het grondwater vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik.
Uit het asbestonderzoek blijkt dat in de grove fractie van de bodem ter plaatse van één mengmonster asbest is aangetroffen. Het criterium voor nader onderzoek (50 mg/kg d.s.) wordt hierbij overschreden en een nader onderzoek is derhalve noodzakelijk.
In geen van de bemonsterde asfaltkernen is PAK aangetroffen; het asfalt is derhalve niet-teerhoudend.
Op basis van een overschrijding van het criterium voor nader onderzoek (50 mg/kg d.s.) wordt gesteld dat er aanleiding bestaat tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest in bodem ter plaatse van de aangetoonde asbestverontreinigingen. In het nader onderzoek dient bepaald te worden of er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
VERKENNEND (WATER)BODEM ONDERZOEK EN VERKENNEND EN NADER ASBESTONDERZOEK
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat de aangetroffen licht verhoogde gehalten in de grond geen belemmering vormen voor het toekomstige gebruik.
De aangetroffen matig verhoogde gehalten in de grond aan minerale olie overschrijden formeel gezien de waarde voor nader onderzoek. In dit geval is de verontreiniging voldoende afgeperkt met oog op de toekomstige saneringswerkzaamheden. Ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning dient dit nader inzichtelijk in het saneringsplan te worden gemaakt.
Bij het asbestonderzoek op het noordelijk perceel zijn op het maaiveld geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In zowel de grove als in de fijne fractie van de bodem is over de gehele locatie geen asbest aangetroffen.
Bij het nader asbestonderzoek zijn op het maaiveld geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de grove fractie van de bodem is over de gehele locatie geen asbest aangetroffen. In één mengmonster is een gehalte aangetoond, dat echter onder de interventiewaarde blijft. Er is derhalve geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
Conclusie
Naar aanleiding van de onderzoeken wordt de bodemkwaliteit geschikt gemaakt voor het beoogde gebruik. Hiervoor wordt waar nodig grond en verontreiniging verwijderd. Voorafgaand aan de afgifte van de omgevingsvergunning(en) wordt dit als concrete voorwaarde (ten behoeve van de borging) opgenomen. Het aspect bodem vormt daarmee geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.3 Water
Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder verbouw- en nieuwbouwplannen, wordt getoetst welke consequenties deze plannen hebben voor de waterhuishouding en hoe in de plannen wordt omgegaan met aspecten van water. Het plangebied ligt in het werkgebied van waterschap Rijn en IJssel.
Onderzoek
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is. De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld.
Tabel 1. Watertoetstabel
Voor het bestemmingsplan is een Watertoets (6 december 2019, kenmerk 2019-019) gedaan naar de wateraspecten. In het onderzoek wordt ingegaan op de huidige geohydrologische en waterhuishoudkundige situatie in het gebied. Verder zijn de waterhuishoudkundige doelen en maatstaven beschreven.
VERHARD OPPERVLAK EN AFSTROMING
In totaal is het bestaand verhard oppervlak in de huidige situatie 23.928 m2. Hiervan is op dit moment niet bekend welk deel wordt afgevoerd naar het riool en/of welk deel afvoert naar de bermen. Als uitgangspunt is aangehouden dat het grootste deel van het oppervlak is aangesloten op het gemeentelijk riool (gemengd stelsel).
Het nieuwe verhard oppervlak is minder dan in de bestaande situatie, namelijk 8.624 m2. In de nieuwe situatie wordt het hemelwater bij voorkeur oppervlakkig naar de wadi’s geleid, zodat het hemelwater ter plaatse in de bodem kan infiltreren. Bij hevige regenval kunnen de wadi’s overstorten op de Slingegoot.
RIOLERING EN AFVALWATERKETEN
Ten gevolge van de ontwikkeling is er sprake van een toename van het afvalwater. Uitgaande van 40 nieuwe en één bestaande woning, een gemiddelde woningbezetting van 2,5 inwoner per woning en een vuilwaterproductie van 120 liter per inwoner per etmaal verdeeld over 10 uur wordt een toename aan vuilwater verwacht van (41 woningen x 2,5 inwoner x 12 l/h) = 1,23 m³/h.
WATEROVERLAST OPPERVLAKTEWATER
Ten gevolge van de ontwikkeling is er sprake van een afname van het verhard oppervlak dat aangesloten is op het gemengde stelsel. Door het slopen van het bestaand verhard oppervlak wordt 23.928 m2 van het rioolstelsel afgekoppeld. Hierdoor wordt de kans op wateroverlast door toekomstige regenbuien verminderd.
OPPERVLAKTEWATERKWALITEIT
Vanuit het plangebied wordt hemelwater via een wadi geloosd op het oppervlaktewatersysteem. Het plan maakt geen functies mogelijk die tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden.
GRONDWATEROVERLAST
In het plangebied bevinden zich slecht doorlatende lagen (leemlaag en sterk siltige lagen). Derhalve is vastgesteld dat uitgegaan wordt van het GHP zoals met het waterschap overeen te komen (zie ook hieronder). Om grondwateroverlast in de toekomstige situatie te voorkomen wordt geadviseerd om bij het ontgraven van de rioolsleuf en/of bij het ontgraven van de wadi’s deze slecht doorlatende lagen te verwijderen (grondverbetering). Geadviseerd wordt om uit te zoeken of dit voor de bouwkavels ook noodzakelijk is eventueel in combinatie met spitten.
INRICHTING EN BEHEER
Nabij het plangebied bevindt zich een watergang, de Slingegoot. Deze watergang is in het beheer van Waterschap Rijn en IJssel en heeft een streefpeil van 20,84 m +NAP. De inrichting van of aanpassingen aan het watersysteem worden in overleg met het waterschap bepaald. De voorgenomen ontwikkelingen zijn geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van het watersysteem.
VOLKSGEZONDHEID
In het plangebied zijn wadi’s en/of zaksloten voorzien. Om het risico op verdrinking te beperken wordt geadviseerd de wadi’s en/of zaksloten te voorzien van taluds van minimaal 1 op 3.
ONTWATERING
Gangbare richtlijnen voor de ontwateringsdiepte (verschil tussen maaiveld en gemiddeld hoogste grondwaterstand, GHG), waarbij het vloerpeil van de woningen 0,30 m boven het omringend maaiveld wordt aangelegd, zijn:
- 1,00 m voor woningen met kruipruimten (bouwpeil t.o.v. GHG);
- 0,60 m voor woningen zonder kruipruimten (bouwpeil t.o.v. GHG);
- 0,50 m voor tuinen;
- 0,90-1,10 m voor primaire wegen;
- 0,70 m voor secundaire wegen.
De GHG bedraagt 21,75 m +NAP. Hiermee dienen de bouwpeilen van de nieuwe woningen minimaal gelijk te zijn aan 22,75 m +NAP.
BEHANDELING AFVALWATER
In het plangebied wordt een vuilwaterriolering aangelegd voor de afvoer van afvalwater. Het uitgangspunt is om de vuilwaterriolering onder vrijverval op het gescheiden stelsel van Het Pand (zijstraat van de Borculoseweg) of op het gemengd stelsel van Het Blik aan te sluiten. Dit dient verder uitgewerkt te worden bij het opstellen van het Rioleringsplan.
BEHANDELING HEMELWATER
Volgens het document “Duurzaam en veilig water” van waterschap Rijn en IJssel geldt bij inbreidingsplannen groter dan 2.500 m2 het volgende:
- T=10+10% (40 mm) vertraagd afvoeren, waarvan minimaal 10 mm in infiltratie (bodempassage);
- T=100+10% (82 mm) mag geen wateroverlast opleveren (berging tot aan maaiveld).
Ondanks dat door de ontwikkelingen in het plangebied het verhard oppervlak afneemt wordt om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen het hemelwater niet afgevoerd naar het bestaande gemengde stelsel maar volgens de trits vasthouden, bergen en afvoeren behandeld.
De afvoer van hemelwater wordt bij voorkeur bovengronds verzorgd. Indien dit niet mogelijk is, wordt er een hemelwaterriool aangelegd met een afvoer op wadi’s en/of zaksloten. Bij hevige regenval kan het systeem overstorten op de Slingegoot.
Rekenvoorbeeld
- te realiseren verhard oppervlak binnen het plangebied 8.624 m2;
- benodigde berging bij T=10 + 10% (40 mm) 345 m3 (peilstijging tot aan stuwpeil);
- benodigde berging bij T=100 + 10% (82 mm) 707 m3 (peilstijging tot aan maaiveld);
- insteek wadi 2 m uit kantverharding;
- taluds 1:5 bij de grotere beschikbare locaties;
- taluds 1:3 bij de 3 beschikbare locaties ten zuiden van de velden met zonnepanelen;
- bodemhoogte wadi 0,5 m –mv en 0,3 m boven GHG;
- stuwpeil wadi 0,2 m boven de bodemhoogte van de wadi;
- mogelijke te realiseren berging bij T=10 + 10% (40 mm) 459 m3 (peilstijging tot aan stuwpeil);
- mogelijk te realiseren berging bij T=100 + 10% (82 mm) 1.411 m3 (peilstijging tot aan maaiveld).
Als aandachtspunt wordt meegegeven dat de gerealiseerde wadi bij de Aldi geen overcapaciteit heeft. Met andere woorden, hierop kan geen extra water van het plangebied op worden aangesloten.
Over de definitieve keuze omtrent het toe te passen hemelwatersysteem en de verdere uitwerking vindt overleg plaats tussen gemeente, initiatiefnemer en waterschap Rijn en IJssel.
4.4 Geluid
Wet geluidhinder
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg (gerekend vanuit de wegas) in acht moet worden genomen 200 m. In het geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone, zoals woningen, moet een akoestisch onderzoek plaatsvinden. Formeel kan akoestisch onderzoek achterwege blijven bij wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Op grond van een goede ruimtelijke ordening moet echter ook aan dit soort wegen aandacht worden geschonken.
Onderzoek
Ten behoeve van het plan is een Akoestisch onderzoek (19 november 2019, kenmerk 19.028) uitgevoerd. Het blijkt dat vanwege het wegverkeer op de Borculoseweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden ter plaatse van 12 woningen aan de zuidwestzijde van het plangebied. Bij de overige woningen wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.
MOTIVERING HOGERE GRENSWAARDE
Het college kan een hogere waarde verlenen, volgens artikel 110a lid 5 Wgh, in die gevallen waarin de toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de te verwachten geluidbelasting (vanwege de weg) van de uitwendige scheidingsconstructie van de betrokken woningen tot 48 dB onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.
De voorkeursvolgorde voor het treffen van maatregelen ter beperking van de geluidbelasting is op de eerste plaats bronmaatregelen (bijvoorbeeld beperken aantal voertuigen, toepassen ander wegdek of verlagen rijsnelheid), vervolgens overdrachtsmaatregelen (bijvoorbeeld geluidschermen) en tot slot gevelmaatregelen.
Het treffen van bronmaatregelen als het beperken van het aantal voertuigen is niet mogelijk. Het toepassen van een stiller wegdek zou een optie kunnen zijn (zoals dunne deklagen). De reductie bedraagt ongeveer 3 dB. De kosten daarvan zullen echter bij de hogere waarde procedure afgewogen moeten worden tegen het bereikte resultaat voor de nieuwe woningen (bezwaren van financiële aard). Daarnaast zal er ter plaatse van vele woningen nog steeds de voorkeursgrenswaarde worden overschreden.
De snelheid op deze weg kan eveneens niet verlaagd worden door de initiatiefnemer. Bij maatregelen in de overdracht moet gedacht worden aan een hoge wal of scherm. Deze zullen echter stedenbouwkundig niet wenselijk zijn. Overdrachtsmaatregelen zijn hierdoor ook verder uitgesloten.
Afstandsvergroting is in deze situatie niet mogelijk, aangezien op dat moment geen leefbare achtertuin meer aanwezig is bij de betreffende woningen. Daarnaast zal het hele bouwplan aanzienlijk moeten verschuiven in noordoostelijke richting hetgeen niet mogelijk is.
Als aanvullende eis van de gemeente Oost-Gelre wordt gesteld dat tenminste één geluidluwe gevel aanwezig moet zijn. Alle woningen in het betreffende bouwplan hebben minimaal één geluidluwe gevel.
Conclusie
Op één punt in de dagperiode na wordt de voorkeurswaarde van 48 dB bij 12 woningen overschreden. De hogere grenswaarde varieert van 52 tot maximaal 62 dB. Deze woningen zijn het meest zuidwestelijk gelegen van het plan. Voldaan wordt aan de hoogste toelaatbare grenswaarde van 63 dB.
Om de hogere waarde te kunnen verlenen moet voldaan worden aan de ´Beleidsregel Hogere geluidgrenswaarden Afdeling Bouwen en Milieu, eenheid milieu' (verder: HGW-beleid), vastgesteld op 18 januari 2010.
Voor de onderhavige situatie wordt voldaan aan de voorwaarde, dat de "nog niet geprojecteerde woningen binnen de bebouwde kom ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing (bedrijfspanden)". Aanvullend wordt als eis gesteld dat tenminste één geluidluwe gevel aanwezig moet zijn.
Uit de rekenresultaten blijkt dat alle woningen een gevel hebben met een gevelbelasting lager dan 48 dB zodat gesteld kan worden dat aan deze voorwaarde van een geluidluwe gevel wordt voldaan. (een gevel of geveldeel die niet rechtstreeks wordt belast met een geluidniveau boven de voorkeursgrenswaarde). Gelet op het geluidbeleid kan een hogere grenswaarde worden verleend. Deze is verleend door het College van Burgemeester en Wethouders op 4 mei 2020.
Ten behoeve van de bepaling van het binnenniveau, dient gerekend te worden met de geluidbelasting exclusief de aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder. Het maximaal toelaatbare binnenniveau ter plaatse van woningen bedraagt 33 dB. Conform het Bouwbesluit wordt als uitgangspunt genomen dat een gevel van een gebouw een minimale gevelwering heeft van 20 dB. In de onderstaande tabel zijn de maatgevende berekeningsresultaten exclusief 5 dB aftrek ex artikel 110g Wgh, samengevat. Uit berekeningen blijkt dat de maximale geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer ter plaatse van de gevels van 12 woningen varieert tussen de 54 en de 67 dB bedraagt. Er zijn daar waar het niveau hoger is dan 53 dB aanvullende maatregelen nodig om aan het gewenste binnenniveau van 33 dB te kunnen voldoen. Dit betreft enkel de 12 woningen, waarvoor de hogere grenswaarde is verleend. De berekening van de gevelwering van de woningen moet in een aanvullend onderzoek aangegeven worden. De beleidsregel hogere geluidgrenswaarden stelt dat, daar waar sprake is van cumulatie, wordt de hinder bepaald en beoordeeld volgens de methode uit het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006.
Het aspect geluid vormt op basis van de bovenstaande conclusies geen belemmering voor het plan.
4.5 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben.
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Infrastructuur en Milieu ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
In 2015 is door Infomil een onderzoek uitgevoerd naar de verhouding tussen de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht. Uit de resultaten hiervan blijkt dat de concentratie PM10 en PM2,5 in de lucht sterk samenhangen. Op basis hiervan merkt Infomil op dat "wanneer wordt voldaan aan de maatgevende grenswaarde voor PM10, vrijwel altijd ook wordt voldaan aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5".
Voor woningbouwlocaties is een nibm-grens opgenomen van 1.500 woningen bij minimaal één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Een project dat kleiner is dan deze grenzen, is in beginsel 'niet in betekenende mate'.
Onderzoek
Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van 40 nieuwewoningen. Het blijft daarmee ruimschoots onder de nibm-grens van 1.500 woningen en kan als 'niet in betekenende mate' van invloed op de luchtkwaliteit worden beschouwd.
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het projectgebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2011. De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5).
Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Per 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan. Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het plangebied de achtergrondniveaus voor NO2, PM10 en PM2,5 in zowel 2011, 2015 als 2020 onder de grenswaarden liggen.
Conclusie
Het plan moet worden beschouwd als een nibm-project. Uit de achtergrondniveaus blijkt dat deze onder de wettelijke normen blijven. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
4.6 Flora En Fauna
Toetsingskader
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een Quickscan flora en fauna (27 maart 2018, kenmerk6264.001) uitgevoerd. Het doel hiervan is om in te schatten of er in het plangebied planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn, die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve invloed kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Tevens is beoordeeld of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op Natura 2000-gebieden, op houtopstanden die middels de Wet natuurbescherming zijn beschermd of op gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland.
Verder is voor het plan een Boomeffectanalyse en ecologische beoordeling (15 juli 2019) opgesteld. Het doel van deze analyse is om voor de bestaande bomen en groenopstanden advies te geven over wat de randvoorwaarden zijn voor duurzaam behoud en heeft daarnaast de nodige input geleverd voor het landschappelijk ontwerp zoals beschreven in Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan.
Soortenbescherming
De aanwezigheid van geschikt habitat in het plangebied voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel 1. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Tabel 2. Overzicht geschiktheid plangebied voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen
Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Daarnaast dient voor aanvang van de sloop van de gebouwen en de werkzaamheden met betrekking tot de realisatie van de woningen tijdig duidelijk te zijn of hier nestlocaties van de huismus of gierzwaluw en/of verblijfplaatsen van een vleermuizen aanwezig zijn.
Op basis van de nader te verkrijgen informatie kan worden bepaald of verstoring/overtreding door de ingrepen ten aanzien van deze soorten aan de orde is. De mogelijk aanwezige nest- en verblijffuncties van de betreffende beschermde soorten vormen echter geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging. Middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het eventueel aanvragen van een ontheffing kunnen de voorgenomen plannen alsnog worden uitgevoerd.
Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.
Gebiedsbescherming
NATURA 2000
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied bevindt zich op Duits grondgebied. Dit betreft het Vogelschutzgebiet Moore und Heiden des Westlichen Muensterlandes en habitatrichtlijngebied Zwillbrocker Venn, EllewickerFeld. Het gebied bevindt zich op circa 5 kilometer afstand ten oosten van het plangebied. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied in Nederland, Korenburgerveen, bevindt zich op circa 6,1 kilometer afstand ten zuidoosten van het plangebied.
De kenmerken en doelstellingen van, Nederlandse, Natura 2000-gebieden staan beschreven in de database van Natura-2000 gebieden (Ministerie van LNV, 2019). Voor een overzicht van mogelijke verstoringsfactoren op de Natura 2000-gebieden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling is de Effectenindicator geraadpleegd (Ministerie van LNV, 2019). De effectenindicator is een hulpmiddel bij de toetsing op grond van de Wnb en geeft informatie over de gevoeligheid van soorten en habitattypen voor de meest voorkomende storende factoren, gebaseerd op absolute getallen voor biotische randvoorwaarden en kennis van ruimtelijke randvoorwaarden. De resultaten zijn per gebied te raadplegen. Voor voorliggende situatie worden de mogelijke effecten van storingsfactoren op basis van de planontwikkeling in beeld gebracht.
Gezien de ligging op minimaal 5 kilometer afstand heeft het onderzoeksgebied geen belangrijke directe ecologische relaties met de eerdergenoemde Natura 2000-gebieden. Door de afstand en de aard van de ontwikkelingen hebben deze geen invloed op een groot aantal factoren zoals oppervlakteverlies, versnippering, mechanische effecten, verstoring door licht, geluid, trilling, optische verstoring of verstoring van de populatiedynamiek. Ook vinden geen aanpassingen in de waterhuishouding plaats en worden geen verontreinigende stoffen uitgescheiden. Daardoor zijn ook effecten op alle water gerelateerde factoren zoals verontreiniging, verdroging en vernatting uit te sluiten.
Van externe werking van de ontwikkelingen in het onderzoeksgebied is mogelijk sprake ten gevolge van stikstofdepositie op de twee Natura 2000-gebieden. Er is daarom een Stikstofberekening (2 oktober 2019,kenmerk 179.12.50.00.00) uitgevoerd (BügelHajema Adviseurs, Berekening stikstofdepositie Locatie Oldenhuis te Groenlo, 02-10-2019, bijlage 10). Voor de invloed van het plan op het gebied van stikstofdepositie kunnen zowel de aanlegfase als de gebruiksfase relevant zijn. In de aanlegfase gaat het om de emissie van mobiele werktuigen op de bouwlocatie en van werkverkeer om de bouw van 40 grondgebonden rijwoningen mogelijk te maken. In de gebruiksfase gaat het om de emissie van verkeersbewegingen. Omdat de woningen gasloos worden gebouwd leidt dit niet tot emissie. Uit de berekening blijkt dat er geen natuurgebieden zijn met een overschrijding van een projectbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar.
Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig.
NATUURNETWERK NEDERLAND
Het plangebied maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het ligt echter wel in de nabijheid van een gebied behorend tot het Natuurnetwerk Nederland. Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich circa 10 meter ten noordoosten van het plangebied. Het betreft een onderdeel van de Groene ontwikkelingszone van het Gelders Natuurnetwerk met beheertypen ‘houtwal en houtsingel’, ‘kruiden- en faunarijk grasland’, ‘moeras’ en ‘vochtig hooiland’.
Ingrepen binnen of in de directe omgeving van gebieden van het Gelders Natuurnetwerk worden op dit moment gedoogd door het bevoegd gezag en worden niet nader onderzocht. De te verwachten effecten van de voorgenomen werkzaamheden en het toekomstig gebruik van het plangebied op het nabijgelegen Gelders Natuurnetwerk zijn daarnaast relatief klein ten opzichte van de effecten van de huidige activiteit. Vervolgonderzoek in het kader van het gebiedenbescherming ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland/Gelders Natuurnetwerk wordt niet noodzakelijk geacht.
Stikstofberekening
De bovenstaande conclusie is gestaafd aan de uitgevoerde stikstofberekening. Hieruit volgt hetzelfde resultaat. De stikstofberekening is als bijlage toegevoegd.
Houtopstanden
Van het meest noordelijk gelegen bosgebiedje wordt de zuidelijke helft gerooid in verband met de aanleg van een doorgaand fietspad tussen het Waterrmolenpad ten westen van het plangebied en het stadspark De Grolse Weiden ten oosten van het plangebied. De gemeente Oost Gelre acht het van belang dat deze bovenlokale fietsroute een gestrekt tracé krijgt zonder al te veel scherpe bochten.
Deze keuze heeft geprevaleerd boven het volledig handhaven van dit bosgebiedje. De gemeente heeft bij de stedenbouwkundige planvorming de ruimte gegeven om de lokale groensituatie hier op een dusdanige wijze aan te passen.
De te kappen bomen zijn gelegen binnen de bebouwde kom. Zij zijn daarom niet beschermd conform artikel 4 van de Wet natuurbescherming. Bij de voorgenomen kap is dan ook geen sprake van een meldings- en herplantverplichting in het kader van artikel 4.2 en 4.3 van de Wet natuurbescherming. Tot slot is het totale bosoppervlak, waar de te kappen bomen onderdeel van uitmaken, minder dan tien are. Hierdoor vallen ze niet onder de definitie houtopstanden. Daarom zijn overtredingen van de Wet natuurbescherming ten aanzien van houtopstanden uitgesloten.
Conclusie
Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is het bestemmingsplan uitvoerbaar. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Wet natuurbescherming in acht te worden genomen, hetgeen goed mogelijk is.
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
Milieuzonering zorgt voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel hiervan is om reeds in ruimtelijke plannen milieuhinder bij woningen te voorkomen en tegelijkertijd aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteiten. Regels voor milieuzonering zijn opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009). Hierin wordt, onderscheiden naar omgevingstypen waarvoor een bepaalde mate van milieuhinder aanvaardbaar wordt geacht, een richtafstand tot woningen per bedrijfstype aangegeven.
Voor een scala aan milieubelastende activiteiten zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige wijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kan gemotiveerd een kleinere afstandrichtlijn worden aangehouden, omdat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting aanwezig is.
Onderzoek
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een Aldi-supermarkt met parkeerterrein (Het Pand 2). Ten westen van het plangebied bevindt zich een basisschool. Voor het overige bestaat de omgeving in hoofdzaak uit woningen en groen. Voor de toetsing aan de richtafstanden is daarom uitgegaan van een rustige woonwijk.
BASISSCHOOL
Voor basisscholen (milieucategorie 2) geldt een grootste richtafstand van 30 m, voor het aspect geluid. De afstand van de maatschappelijke bestemming van de school tot de woningen in het plangebied bedraagt minimaal 60 m. Er wordt daarmee ruimschoots voldaan aan de richtafstand.
SUPERMARKT EN PARKEERTERREIN
Op grond van de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering bedraagt de richtafstand voor geluid van een supermarkt 10 meter vanaf de grens van het terrein (van de Aldi) tot aan woningen. Aan deze afstand wordt voldaan.
Bij de beoordeling van cumulatie van de geluidbelasting van wegverkeer is het geluid van verkeer van en naar de Aldi meegenomen. Deze zogenaamde indirecte hinder is geen nader te onderzoeken aspect en kan buiten beschouwing kan worden gelaten.
Verkeersbewegingen op het Aldi-terrein voor de bevoorrading en van de klanten behoort tot de zogenaamde directe hinder. Dit wordt getoetst aan het gebiedsgericht geluidbeleid van Oost Gelre (zie paragraaf 3.4.5). De gemeente heeft voor elk gebiedstype een akoestische streefwaarde en een grenswaarde vastgesteld. De streefwaarde is de waarde die een geluidproducent in principe krijgt opgelegd. In uitzonderingsgevallen kan de gemeente hiervan afwijken en tot de grenswaarde vergunnen.
De streef- en grenswaarden gelden alleen voor nieuwe ruimtelijke en vergunningssituaties. In de praktijk worden er op basis van het geluidbeleid geen maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit opgelegd. Voor bestaande situaties blijft het huidige geluidsregime van kracht totdat een wijziging optreedt. De inrichting en omliggende geluidgevoelige gebouwen liggen in het gebiedstype "Woongebied". Hiervoor gelden de volgende streef- en grenswaarden:
De gemeente Oost Gelre heeft in het geluidbeleid geen grenswaarden op genomen voor piekgeluiden ofwel maximale geluidniveaus LAmax. Hiervoor hanteert de gemeente de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. De inrichting en omliggende geluidgevoelige gebouwen liggen in de woonomgeving "Woonwijk in de stad". Hiervoor gelden de volgende voorkeurs- en grenswaarden:
De grenswaarde kan onder voorwaarden op basis van een bestuurlijke afweging in de dag en nacht 5 (A) worden verhoogd.
Het gebouw van de Aldi met de locatie van het laden en lossen (bevoorrading) ligt op 75 meter van de woningen. Installatiegeluid speelt geen rol. Piekgeluid van laden en lossen voldoet in de dag en avond aan de beoordelingsniveaus. In de nacht zal geen laden en lossen plaatsvinden.
Het parkeerterrein van de Aldi ligt op ongeveer 30 meter van de woning. Dit is de kortste afstand. Piekgeluid van verkeersbewegingen en dichtslaande portieren van klanten voldoet in de dag en avond aan de beoordelingsniveaus. In de nacht zullen deze piekniveaus niet plaatsvinden.
De Aldi valt onder het Activiteitenbesluit. De volgende beoordelingsniveaus zijn van toepassing:
De beoordelingsniveaus komen overeen met de grenswaarden van het geluidbeleid. Omdat hieraan wordt voldaan wordt tevens voldaan het de beoordelingsniveaus van het Activiteitenbesluit.
Conclusie
De geluiden afkomstig van het Aldi-terrein vormen geen belemmering van het woon- en leefklimaat in het plangebied. De Aldi wordt niet belemmerd in de bedrijfsvoering. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.8 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).
Om voldoende ruimte te scheppen tussen de risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.
Figuur 4.1 Uitsnede risicokaart
Buisleidingen
Uit een inventarisatie van de risicokaart (risicokaart.nl) blijkt dat zich in of in de directe omgeving van het plangebied geen buisleidingen bevinden die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van risicovolle leidingen.
Inrichtingen
Ten noordwesten van het plangebied bevindt zich een tankstation met lpg (Borculoseweg 57). Het plangebied ligt op een afstand van ruim 200 m van het tankstation. De PR10-6 risicoafstanden van het lpg-reservoir, de afleverinstallatie en het vulpunt bedragen respectievelijk 25 m, 15 m en 35 m. Het plangebied ligt buiten deze risicoafstanden. Het invloedsgebied van voor de verantwoording van het groepsrisico van het tankstation is 150 m. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied. Voor het overige zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.
Transport
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen spoor- en waterwegen die relevant zijn in het kader van externe veiligheid. Op circa 900 m ten oosten van het plangebied ligt de weg N18, die tot het Basisnet weg behoort. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Deze weg heeft geen PR-plafond of plasbrandaandachtsgebied. Het GR-plafond bedraagt 9 m, gemeten vanaf het midden van de weg. Het plangebied ligt hiermee buiten het invloedsgebied van de weg.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.
4.9 Geur
Wettelijk kader
Bij de realisatie van gevoelige bestemmingen, zoals woningen, is het van belang dat er een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd wordt. Daarom moet rekening worden gehouden met geurcontouren van bijvoorbeeld bestaande veehouderijen. Hiervoor bieden het Activiteitenbesluit en de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) een toetsingskader.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De Regeling geurhinder en veehouderij is gepubliceerd op 18 december 2006.
Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008
De raad heeft bij besluit van 12 maart 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008 vastgesteld. Deze verordening is op 28 maart 2008 in werking getreden.
Daarbij zijn de bebouwde kommen van Groenlo, Lievelde en Vragender aangewezen als gedeelte van het gemeentelijk grondgebied waarvoor een andere geurnorm van toepassing is. Op grond van de verordening gelden de volgende waarden als maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij:
- bebouwde kom van Groenlo: 5 odour units per kubieke meter lucht;
- bebouwde kom van Lievelde: 7 odour units per kubieke meter lucht;
- bebouwde kom van Vragender: 7 odour units per kubieke meter lucht.
Situatie plangebied
De dichtstsbijzijnde agrarische bedrijven bevinden zich op een afstand van circa 400 meter ten noorden van het plangebied. Tussen het plangebied en de agrarische bedrijven bevinden zich bestaande geurgevoelige objecten, in de vorm van woningen.
Het bestemmingsplan biedt ten opzichte van de voorgaande bestemmingsplannen niet de mogelijkheid om nieuwe geurgevoelige objecten op kleinere afstand van omliggende veehouderijen te realiseren. Veehouderijen worden dus ten opzichte van voorgaande bestemmingsplannen niet verder in de ontwikkelingsmogelijkheden belemmerd. Daarbij bestaan geen aanwijzingen voor een zodanig slecht woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied dat hierop in het kader van dit bestemmingsplan moet worden ingegrepen.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.10 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
In het kader van de invulling van het plangebied bestaat de behoefte inzicht te verkrijgen in de wijzigingen in de verkeersstromen ten gevolge van deze ontwikkeling. Hiervoor is een Notitie verkeer (12 juni 2019,kenmerk 956.00.00.01.00) opgesteld waarin wordt ingegaan op de verkeersgeneratie, de ontsluiting van het plangebied en de intensiteiten en verkeersafwikkeling op de Borculoseweg.
Onderzoek
De woonbuurt genereert ongeveer 317 ritten per etmaal. De ontsluiting van de buurt vindt plaats op de Borculoseweg via Het Pand. Op basis van de verkeersanalyse is geconcludeerd dat dit kruispunt voldoende capaciteit heeft om de toename van het gemotoriseerd verkeer ten gevolge van de komst van de woonbuurt te verwerken.
Ook voor langzaam verkeer zijn voldoende en goede mogelijkheden om de woonbuurt te bereiken dan wel te verlaten. De reconstructie van de Borculoseweg biedt goede mogelijkheden om deze veilig over te steken, dan wel langs te fietsen.
Gelet op de functie van de Borculoseweg (gebiedsontsluitingsweg) en de herinrichting van deze weg vormt de komst van de nieuwe woonbuurt geen probleem wat betreft de afwikkeling van het gemotoriseerd verkeer en de verkeersveiligheid.
Op de verkeerskundige opzet van het plan en het parkeren is al ingegaan in paragraaf 2.5. Langs de hoofdontsluiting (langsparkeren) en op de binnenhoven (haaks parkeren) zijn in totaal 46 openbare parkeerplaatsen gesitueerd. De vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen krijgen elk twee parkeerplaatsen op eigen erf (44 in totaal). Het plan voldoet hiermee aan de gemeentelijke parkeernormen, op grond waarvan in 86 parkeerplaatsen moet worden voorzien.
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het plan.
4.11 Kabels En Leidingen
In en rondom het plangebied zijn verschillende algemene nutskabels en -leidingen aanwezig. Hiermee wordt bij de planuitwerking rekening gehouden. Er bevinden zich in of nabij het plangebied geen kabels of leidingen waarvoor in het bestemmingsplan een beschermende regeling moet worden opgenomen.
4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Wettelijk kader
Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd door het 'Besluit reparatie en modernisering milieueffectrapportage' en is bepaald dat de grenswaarden voor een m.e.r.-beoordelingsplicht indicatief zijn. Het bevoegd gezag moet bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (85/337/EEG). In het kader hiervan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.
In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden ligt, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
AANMELDNOTITIE
Het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) is gewijzigd. De wijziging is het gevolg van de implementatie van Richtlijn 2014/52/EU die ziet op het wijzigen van Richtlijn 2011/92/EU. Dit is de richtlijn die ziet op projecten (kolom 4). De wijzigingsrichtlijn is voor het overgrote deel geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Het gewijzigde Besluit m.e.r. is in werking getreden op 7 juli 2017.
Eén van de belangrijkste gevolgen van de wijziging van het Besluit m.e.r. is dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. Dit is geregeld in artikel 2 lid 5 Besluit m.e.r. De aanmeldnotitie beschrijft de gevolgen van de voorgenomen activiteit voor het milieu en geeft een conclusie omtrent de noodzaak tot een m.e.r.-procedure. Aan de hand van deze informatie kan het bevoegd gezag een beslissing nemen of voor de voorgenomen activiteit een MER dient te worden opgesteld.
Afweging
Het plan maakt de bouw van 40 nieuwe woningen mogelijk, zo ook het handhaven van een bestaande beheerderswoning. Voor stedelijke ontwikkelingsprojecten (D11.2) geldt een grenswaarde van 2.000 woningen. Het plan blijft met het genoemde aantal ruimschoots onder de drempelwaarde, zoals die is opgenomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.
Uit de verrichte milieuonderzoeken, zoals opgenomen in dit plan en de Aanmeldnotitie vormvrijem.e.r.-beoordeling (25 juli 2019, kenmerk 179.12.50.00.00), blijkt dat de effecten van de realisatie van de woningen in het betreffende gebied niet van dien aard zijn dat er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen. De aard van de voorgenomen activiteit is niet van die omvang dat er onevenredig nadelige effecten op de omgeving plaatsvinden. Daarnaast vindt de ingreep niet plaats in een gevoelig gebied. Er zijn geen negatieve effecten op de omgeving te verwachten.
Het plan is van een relatief geringe omvang. Daarbij is het project qua situering en potentiële negatieve effecten op de omgeving niet van dien aard dat het nader beoordeeld moet worden in een afzonderlijke m.e.r.(beoordelings)procedure. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft hiertoe besloten d.d. 18 februari 2020.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, zijn een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Verder zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.
Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels die in de meest recente plannen binnen de gemeente zijn opgenomen, deels aangepast aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen 2012 (SVBP2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.
5.2 Bestemmingsplan
Het digitale bestemmingsplan 'Locatie Oldenhuis, Groenlo' bestaat uit de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten die zijn vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels.
5.3 Plansystematiek
5.3.1 Indeling
Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt.
Op de verbeelding worden tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
Regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE REGELS
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2). Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de wijze van meten. Dit betreft het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met bijvoorbeeld luifels, ventilatiekanalen, schoorstenen en kroonlijsten. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing, worden deze één op één overgenomen.
HOOFDSTUK 2: BESTEMMINGSREGELS
In dit hoofdstuk zijn de (dubbel) bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen.
- Bestemmingsregeling
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijking van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijking van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden;
- wijzigingsregels.
- Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming.
- Bouwregels
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het is mogelijk dat bestaande, legale gebouwen afwijken. Onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ zoals deze is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals deze bij de gemeente bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
- Specifieke gebruiksregels
In sommige bestemmingen is het noodzakelijk om het gebruik zoals toegelaten in de bestemmingsomschrijvingen nader te specificeren. Ter nadere toelichting is in sommige bestemmingen aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval vallen onder strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 Wabo.
- Afwijken van de bouw- of gebruiksregels
Afwijkingen bij een omgevingsvergunning worden gebruikt om een bestemmingsplan flexibel te maken. Er is bijvoorbeeld een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de opgenomen maatvoeringen, met een maximum van 10%.
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Op grond van de Wro is het mogelijk om ter bescherming van de functies in bestemmingsplan, een omgevingsvergunningstelsel op te nemen waarmee bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden omgevingsvergunningplichtig worden. In het bestemmingsplan geldt bijvoorbeeld voor de gronden met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' een omgevingsvergunningplicht.
HOOFDSTUK 3: ALGEMENE REGELS
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen, het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en parkeerregelgeving.
HOOFDSTUK 3: OVERGANGS- EN SLOTREGELS
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
5.3.2 Bebouwing
In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de situering en maatvoering van bouwwerken is het belangrijk dat er regels zijn opgenomen met betrekking tot:
Goot- en bouwhoogte
De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van (hoofd)gebouwen is op de verbeelding opgenomen door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is opgenomen in de regels in de subparagraaf “bouwwerken, geen gebouwen zijnde”.
Voor een deel van de bebouwing geldt dat een platte afdekking of andere afwijkende dakvorm is toegestaan. Dit is aangeduid met de aanduiding 'plat dak'. In dat geval geldt alleen een maximum bouwhoogte.
Situering gebouwen
Voor bouwwerken is met betrekking tot de situering op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt door het gebruik van de aanduiding 'bouwvlak'. Het bouwvlak is bestemd voor hoofdgebouwen.
Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' en 'Waarde - Landschap 1' (zie verder de toelichting in paragraaf 5.3.3). De maatvoering is in de planregels uitgewerkt.
Bebouwingspercentage
Voor de woningen binnen de bestemming 'Wonen' geldt dat het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd. Voor de woningen binnen de bestemming 'Wonen - 1' geldt een maximum bebouwd oppervlak van 250 m2.
5.3.3 Bestemmingsregels
Bedrijf – Nutsvoorziening
Nutsvoorzieningen zijn specifiek mogelijk gemaakt binnen de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Daarnaast zijn nutsvoorzieningen toegestaan in bestemmingen zoals 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Groen
De bestemming betreft gronden waarop uitsluitend groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, kunstobjecten, sport- en speelvoorzieningen, water, inritten van de woningen, e.d. zijn toegestaan. Het onderscheid met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is gelegen in het feit dat groenvoorzieningen een daadwerkelijk structureel groen karakter hebben en behouden.
Binnen de bestemming 'Groen' is de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zonnepanelen' opgenomen voor gronden waar zonnepanelen mogen worden geplaatst.
Tuin
De bestemming 'Tuin' geldt voor de voortuinen en een deel van de zijtuinen (tot 3 m achter de voorgevel) bij de woningen. Gebouwen (uitbouwen vóór de woning) en overkappingen/carports mogen alleen worden gebouwd met een afwijking van de bouwregels.
Verkeer – Verblijfsgebied
De verkeersstructuur wordt voorzien van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Verkeersmaatregelen en eventuele herinrichting kan plaatsvinden binnen de verkeersbestemming. Ook uitbreiding van het fiets- en wandelnetwerk, voor zover bekend, is mogelijk binnen die bestemming, voorzover passend binnen de begrenzing van de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’. Nutsvoorzieningen zijn mogelijk tot een maximum van 25 m2. Ook kleinschalig groen en parkeren met inbegrip van (kleinschalige) parkeerterreinen valt onder de verkeersbestemming.
Wonen
In het plangebied zijn in de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - 1' in totaliteit maximaal 41 woningen toegestaan, met inbegrip van de bestaande beheerderswoning. Voor wat betreft de uitvoering biedt het bestemmingsplan enige flexibiliteit.
De hoofdfunctie in deze gebieden is wonen, maar een aan huis gebonden (dienstverlenend) beroep is ook toegestaan. Hierbij geldt dat de woning in overwegende mate de woonfunctie moet behouden en het beroep moet passen in de woonomgeving. Ook is een afwijkingsmogelijkheid voor andere bedrijfsactiviteiten en voor mantelzorg opgenomen.
Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn buitenbergingen toegestaan ten dienste van de nabijgelegen woningen.
In de bestemming 'Wonen' mogen vrijstaande, twee aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen (rijenwoningen, ten hoogste zes aaneen) worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd uitgesloten' mogen naar keuze vrijstaande of twee-aaneen woningen worden gebouwd.
In de bestemming 'Wonen - 1' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.
In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen een hoofdgebouw (de woning) en bij het hoofdgebouw behorende bijbehorende bouwwerken.
Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, terwijl bijbehorende bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak zijn toegestaan, op minimaal 1 meter achter de voorgevel van de woning.
De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van de woning is op de verbeelding aangeduid evenals de toegestane bouwwijze(n) (vrijstaand, aaneengebouwd en aaneengebouwd uitgesloten). Verder zijn er - in samenhang met het beeldkwaliteitsplan, waar nodig nog aanduidingen opgenomen voor nokrichting, afwijkende goothoogte, aantal bouwlagen, platte afdekking en geïntegreerd mee ontworpen bebouwing.
In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om te borgen dat de afschermende hagenstructuur wordt aangelegd en in stand gehouden, zoals dit wordt voorgeschreven in het beeldkwaliteitsplan.
Ook is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het geïntegreerd mee ontwerpen en in stand houden van een overkapping en een pergola ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tuingebied bouwkundig geïntegreerd'. Een en ander zoals voorgeschreven in het beeldkwaliteitsplan.
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde
De gronden met een archeologische verwachtingswaarde zijn als zodanig bestemd. Voor de gronden ter plaatse van de bestemmming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geldt dat voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek moet worden verricht. Voor de gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3' geldt dat er archeologisch onderzoek moet worden gedaan als oppervlakte meer dan 2.500 m2 bedraagt.
Waarde - Landschap
Het plangebied grenst aan het beekdal van de Slinge en het vrije schootsveld van de vestingwerken van Groenlo. Om een groene, open en landelijke overgang naar dit waardevolle cultuurlandschap te bewerkstelligen en om de landschappelijke groenkwaliteit van de beide wiggen tussen de woonvelden te ontwikkelen en te behouden hebben een strook langs de buitenranden van het plangebied en een strook langs de groene wig in het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' en 'Waarde -Landschap 1' gekregen. Dit voorkomt dat er direct aangrenzend bouwwerken (ook geen vergunningsvrije) kunnen worden opgericht.
Op deze stroken mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd (zoals schuurtjes, speeltoestellen e.d.) en ook zijn er geen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan, zoals schuttingen. In de gebruiksregels is aangegeven dat het gebruik van de gronden voor het bebouwen van het erf, zoals bedoeld in artikel 2 van bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht, is verboden. Met dit verbod wordt geborgd dat er ook geen vergunningvrije bouwwerken worden gebouwd.
Per kavel blijft overigens achtererf over, afhankelijk van de situering van het bouwblok op de kavel. Hier kan wel vergunningsvrij worden gebouwd.
Voor de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap 1' geldt dat daar alleen de door de architect ontworpen pergolaconstructies mogen worden gebouwd.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling wordt conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overgenomen in het bestemmingsplan.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn regels opgenomen ten behoeve van overschrijdingen van de bouwgrenzen. Tevens is een bouwregel opgenomen ten behoeve van bestaande bebouwing die afwijkt van de in de regels en op de verbeelding opgenomen maatvoering.
Algemene gebruiksregels
In het artikel 'Algemene gebruiksregels' is aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval strijdig zijn met het bestemmingsplan. Het verbod om gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan te gebruiken is geregeld in de Wabo, ex art. 2.1 lid 1 sub c.
Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels is onder andere geregeld dat nutsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd tot een maximum van 75 m³. Tevens is overschrijding van de hoogten en oppervlakten tot een maximum percentage van 10% mogelijk. Dit geldt alleen voor de bouwpercelen waar een aanduiding 'afwijking (%)' is opgenomen. Verder is afwijking mogelijk voor zendmasten en onder voorwaarden verschuiving van bijvoorbeeld bouwgrenzen.
Parkeerregelgeving
In Artikel 18 is de regeling voor parkeren opgenomen. Op basis hiervan kan als voorwaarde voor vergunningverlening een parkeernorm worden opgelegd. In de regeling wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota of een rechtsopvolger daarvan. Als de Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform het Bro opgenomen. De peildata voor bouwen en gebruiken zijn gelijkgetrokken en gelegd op de datum waarop het bestemmingsplan in werking treedt.
Slotregel
In de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Overleg en inspraak
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg worden gevoerd met de besturen van betrokken waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Ter voldoening hieraan is het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de vooroverlegpartners.
Het waterschap Rijn en IJssel heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben.
Van de provincie is een vooroverlegreactie met een positieve strekking ontvangen. Meer specifiek over de woningbehoefte merkt de provincie op dat de behoeftevraag van het plan ter plaatse van de meubelfabriek Oldenhuis is aangetoond met het onderzoek van RIGO (ook qua segmenten). Er wordt uitgegaan van een verwachte doorstroom die op gang komt en daarmee beschikbaarheid voor starters creëert. Dit plan staat op de planningslijst 2019 met 40 woningen. Volgens het stoplichtenmodel staat het plan op groen. Het plan is voldoende onderbouwd.
In 2018 zijn omwonenden voor het eerst geïnformeerd over de plannen, middels een inloopavond. Het beeldkwaliteitsplan als onderdeel van dit bestemmingsplan is in het voorjaar van 2019 aan de bevolking en andere belangstellenden/hebbenden ter informatie voorgelegd. Hieruit bleek dat onderhavig nieuwbouwplan in een grote behoefte aan nieuwbouw van woningen zal voorzien. Het beeldkwaliteitsplan is op 17 september 2019 vastgesteld door de gemeenteraad van Oost Gelre.
Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan is op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening vanaf 27 februari 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegd. Er zijn in deze termijn geen zienswijzen binnengekomen. Er zijn in het kader van de tervisielegging geen wijzigingen in het plan aangebracht.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Exploitatieplan
Conform artikel 6.12, eerste lid Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen, tenzij het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst aangegaan waarin alle kosten conform artikel 6.2.3/6.2.4 Bro zijn opgenomen.
Planschade
Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van een bestemmingsplan, een verzoek indienen om een tegemoetkoming in de schade, indien die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro genoemde oorzaak. Eventuele planschade wordt verhaald op de initiatiefnemer.
Conclusie
Dit plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten van de ruimtelijk-juridische procedure worden door middel van leges verrekend met de initiatiefnemer. De initiatiefnemer en de gemeente zijn een anterieure overeenkomst aangegaan waarmee de economische uitvoerbaarheid is vastgelegd. Een exploitatieplan is niet nodig.
Bijlage 1 Lijst Aan Huis Verbonden Bedrijven
Bijlage 1 Lijst aan huis verbonden bedrijven
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan (31 Juli 2019)
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan (31 juli 2019)
Bijlage 2 Bureauonderzoek En Karterend Booronderzoek Archeologie (2 April 2019, Kenmerk Eku/dir/hama/192233)
Bijlage 3 Cultuurhistorische Inventarisatie (26 Januari 2004)
Bijlage 3 Cultuurhistorische inventarisatie (26 januari 2004)
Bijlage 4 Asbestinventarisatie (12 September 2018, Kenmerk 18bv18836)
Bijlage 4 Asbestinventarisatie (12 september 2018, kenmerk 18BV18836)
Bijlage 5 Bodem- En Asbestonderzoek (10 Januari 2019, Kenmerk Mt-18406)
Bijlage 5 Bodem- en asbestonderzoek (10 januari 2019, kenmerk MT-18406)
Bijlage 6 Verkennend (Water)bodemonderzoek En Verkennend Nader Asbestonderzoek (1 Mei 2019, Kenmerk Mt-19112)
Bijlage 7 Watertoets (6 December 2019, Kenmerk 2019-019)
Bijlage 7 Watertoets (6 december 2019, kenmerk 2019-019)
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek (19 November 2019, Kenmerk 19.028)
Bijlage 8 Akoestisch onderzoek (19 november 2019, kenmerk 19.028)
Bijlage 9 Quickscan Flora En Fauna (27 Maart 2018, Kenmerk 6264.001)
Bijlage 9 Quickscan flora en fauna (27 maart 2018, kenmerk 6264.001)
Bijlage 10 Stikstofberekening (2 Oktober 2019, Kenmerk 179.12.50.00.00)
Bijlage 10 Stikstofberekening (2 oktober 2019, kenmerk 179.12.50.00.00)
Bijlage 11 Boomeffectanalyse En Ecologische Beoordeling (15 Juli 2019)
Bijlage 11 Boomeffectanalyse en ecologische beoordeling (15 juli 2019)
Bijlage 12 Notitie Verkeer (12 Juni 2019, Kenmerk 956.00.00.01.00)
Bijlage 12 Notitie verkeer (12 juni 2019, kenmerk 956.00.00.01.00)
Bijlage 13 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling (25 Juli 2019, Kenmerk 179.12.50.00.00)
Bijlage 13 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling (25 juli 2019, kenmerk 179.12.50.00.00)