De Driehoek en Raadhuisstraat 2 te Lichtenvoorde, verwijderen woningbouwmogelijkheden
Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre
Vastgesteld op 19-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan De Driehoek en Raadhuisstraat 2 te Lichtenvoorde, verwijderen woningbouwmogelijkheden van de gemeente Oost Gelre;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1586.BPLIC205-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) van een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, die in een woning en/of bijbehorende bouwwerken worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet en voor zover behorend bij het aan huis verbonden bedrijf, wordt niet onder het aan huis verbonden bedrijf verstaan;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet en voor zover behorend bij het aan huis verbonden beroep, wordt niet onder het aan huis verbonden beroep verstaan;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtergevel:
de van de openbare weg afgekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.8 aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de bouwperceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelsgrens hoeft te worden gebouwd;
1.9 afhankelijke woonruimte:
een deel van een woning, of een woonunit die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.10 archeologisch deskundige:
de (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.11 archeologisch monument
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.12 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.13 archeologische verwachting:
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.14 archeologische waarde:
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.15 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;
1.16 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.17 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel dan wel bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.18 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.19 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.20 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.21 bestaand:
legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.22 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.23 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.24 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.33 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met de daarbij behorende bergingen;
1.36 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.37 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
1.38 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.39 nutsvoorzieningen:
de levering van elektriciteit, gas, water en warmte. De verzorging van telecommunicatie. De afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.40 ondergeschikte horeca:
het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;
1.41 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;
1.42 peil:
gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.43 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.44 rijbaan
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden;
1.45 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.46 straatmeubilair:
bij de openbare weg behorende bouwwerken;
1.47 twee-aaneen:
bebouwing waarbij twee hoofdgebouwen in één zijdelingse bouwperceelsgrens aaneen zijn gebouwd en aan de andere zijde niet;
1.48 uitbouw:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.49 vloeroppervlakte van een woning:
de som van de oppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten en vlieringen welke gebruikt worden als berging, alsmede inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
1.50 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.51 vrijstaand(e) bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de bouwperceelsgrens, alsmede hoofdgebouwen die aan één zijde zijn gebouwd in de bouwperceelgrens en die door middel van een bijgebouw zijn geschakeld aan een ander hoofdgebouw;
1.52 watergang:
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.53 wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.54 wet/wettelijke regeling:
waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.55 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bovenkant spoorstaaf:
de hoogte van de bovenkant van de laagst gesitueerde spoorstaaf;
2.2 breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingslijn;
2.3 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
2.4 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken;
2.5 de (bouw)hoogte van een bouwwerk: (kern)
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, waaronder schijnkappen met een maximum van 2 meter;
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk: (buitengebied)
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.7 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.8 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.9 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.10 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
- c. voet- en fietspaden;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de breedte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de oriëntering van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de wijze van afdekking van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
4.4 Ontheffing van de bouwregels
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en pleinen voor verkeer en verblijf;
- b. groenvoorzieningen;
- c. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met dien verstande dat uitsluitend een vrijstaande woning is toegestaan;
met de daarbij behorende:
- b. erfbeplanting;
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. wegen en paden;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
In de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
- b. de (goot)hoogte van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de breedte van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de oriëntering van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Parkeerregelgeving
In aanvulling op het bepaalde in de andere voorkomende bestemming gelden de volgende regels:
- a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
- b. burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
- c. afwijken van de regels, als bedoeld in sub b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
- 2. de woon- en leefsituatie.
- d. burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die zijn opgenomen in de nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre, dan wel haar rechtsopvolger.
9.2 Bouwen langs wegen
- a. De gronden gelegen binnen 15 m tot de as van de rijbaan van ontsluitingswegen zijn tevens bestemd ten behoeve van het verkeersbelang;
- b. Op de in sub a bedoelde gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, toegestaan binnen de bouwvlakken van de bestemming 'Wonen' alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m; een en ander indien het uitzicht hierdoor niet wordt belemmerd;
Afwijken bij een omgevingsvergunning
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b voor wat betreft het oprichten van:
- 1. bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemming, tot maximaal de helft van de voorgeschreven afstand, in verband waarmee gehoord wordt de wegbeheerder;
- 2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, brughoofden, verkeersborden en seinpalen ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang met een maximale bouwhoogte van 10 m;
- 3. het plaatsen van reclameborden en informatiepanelen met een maximale bouwhoogte van 10 m;
mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en het verkeers- en/of waterschapsbelang
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- d. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in sub a bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van gronden;
- 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
- 3. het aanleggen van geluidswallen;
- 4. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
- e. Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het water- en/of verkeersbelang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee de wegbeheerder wordt gehoord;
- f. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende danwel aangevraagde vergunning.
9.3 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:
- a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, entreepartijen, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
- d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.
9.4 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 voor het overschrijden van bouwgrenzen met, voor zover niet nader aangegeven, ten hoogste 2 m, indien het betreft:
- a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 9.3 sub c;
- b. toegangsbruggen en funderingen, die de grens van de weg overschrijden;
- c. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- d. gevels en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in het bepaalde in lid 9.3 sub c;
- e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 9.3 sub c;
- f. luifels, reclamezuilen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 9.3 sub c;
- g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan;
- h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- i. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- 1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken niet in de weg gelegen zijn.
9.5 Bestaande maten
- a. In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud, van legale bouwwerken meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is voorgeschreven, gelden deze bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.
- b. In die gevallen dat bestaande afstanden van legale bouwwerken minder bedragen dan in Hoofdstuk 2Bestemmingsregels is voorgeschreven als minimum maatvoering, gelden deze bestaande afstanden als minimum.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
- a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
- d. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
- e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.
10.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in lid 10.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijken
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een goothoogte van maximaal 4 m;
- c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt.
Hoofdstuk 4 Overgangsregels En Slotregel
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder lid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan De Driehoek en Raadhuisstraat 2 te Lichtenvoorde, verwijderen woningbouwmogelijkheden van de gemeente Oost Gelre.
Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan
De Driehoek en Raadhuisstraat 2 te Lichtenvoorde, verwijderen woningbouwmogelijkheden |
maart 2019 |
Inlichtingen: |
Afdeling Omgeving |
Hester Smeenk |
0544 - 393 478 |
Hoofdstuk 2 Inleiding
2.1 Aanleiding En Doel
In november 2017 is er een voorbereidingsbesluit genomen op twee locaties in Lichtenvoorde. Samen met de eigenaar van de Driehoek (hoek Vragenderweg-Aaltenseweg) is afgesproken om de geplande bouw van woningen op de Driehoek te stoppen en deze bestemming te wijzigen naar een groene invulling. Aan de Raadhuisstraat 2 bestaat nog de mogelijkheid om een appartementengebouw te realiseren. De woning is onlangs verbouwd en gerenoveerd tot 1 grote woning. Er worden geen appartementen meer gerealiseerd, daarom wordt deze mogelijkheid nu wegbestemd. Een herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk. Daarom is dit bestemmingsplan opgesteld.
Op het perceel De Driehoek wordt de mogelijkheid voor het bouwen van woningen geschrapt. Het schrappen van woningbouwmogelijkheden aan de Driehoek is kortgesloten met de eigenaar.
2.2 Plangebied
Het plangebied betreft twee locaties in Lichtenvoorde. Het perceel aan de Raadhuisstraat 2 staat kadastraal bekend als gemeente Lichtenvoorde, sectie I, nrs. 1132.
Het perceel de Driehoek is onbebouwd groen. Het perceel De Driehoek staat kadastraal bekend als gemeente Lichtenvoorde sectie I, nrs. 4552, 5496 en 5497. Op de volgende kaartjes zijn de plangebieden omcirkeld.
Plangebied van de twee locaties in Lichtenvoorde
Plangebied Raadhuisstraat 2
Plangebied De Driehoek
2.3 Geldende Bestemmingsplannen
Het bestemmingsplan is een herziening van de in het plangebied geldende bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen 'Dorpskern Lichtenvoorde' en 'Woonwijken Lichtenvoorde' gelden op dit moment voor de plangebieden.
Het perceel aan de Raadhuisstraat 2 is gelegen in het plangebied voor het bestemmingsplan 'Dorpskern Lichtenvoorde'. Het perceel De Driehoek aan de Aaltenseweg behoort tot 'Woonwijken Lichtenvoorde'.
Raadhuisstraat 2 heeft op dit moment de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen'. Met de aanduiding 'gestapeld' is bepaald dat hier gestapelde woningbouw (appartementen) mogelijk is.
De locatie de Driehoek te Lichtenvoorde heeft in het bew m stemmingsplan 'Woonwijken Lichtenvoorde' de bestemming 'Wonen' en de functieaanduiding 'dienstverlening - detailhandel volumineus' en is voorzien van een bouwvlak. Daarnaast geldt nog de bouwaanduiding 'gestapeld' en de maatvoering 'maximale goot- en bouwhoogte'. De maximale goothoogte is 8 meter, de maximale bouwhoogte 11 meter. Daarnaast heeft het perceel een dubbelbestemming, namelijk 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.
In de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' is aangegeven dat naast de aanduiding 'dienstverlening - detailhandel volumineus ' op dit perceel ook sociaal-cultureel en recreatieve activiteiten zijn toegestaan.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Naamgeving Plangebied
Plangebied De Driehoek ligt aan de Aaltenseweg en heeft geen huisnummer(s). Daarom wordt nu de naam De Driehoek gehanteerd.
3.2 Ontwikkelingen
Plangebied De Driehoek heeft op dit moment een woonbestemming. De eigenaar van het perceel wilde er woningen bouwen. Het bouwplan is al enkele jaren oud en nooit gerealiseerd. Inmiddels is dit plan in het kader van de woonvisie en planningsafspraken op 'rood' gezet. Het is niet meer wenselijk om dit plan te realiseren.
Met woningbouw wordt er namelijk een nieuw knelpunt gecreëerd voor het direct tegenover de locatie gelegen bedrijf Rompa. Dat bedrijf krijgt dan meer woningen in de geurcirkel te liggen. Voor potentiële bewoners kan niet gesproken worden van een prettig woon- en leefklimaat vanwege te ondervinden geurhinder. Op dit moment is het een stuk onbebouwd groen. In dit bestemmingsplan wordt de groenbestemming toegekend aan dit perceel. De mogelijkheid om een appartementengebouw te kunnen bouwen komt dus te vervallen.
Plangebied Raadhuisstraat 2 is een voormalige dokterspraktijk/apotheek. Dit is enkele jaren geleden legaal verbouwd naar een woning. Het toegestane appartementengebouw wordt niet meer gerealiseerd. De mogelijkheid om een appartementengebouw te kunnen realiseren komt daarom te vervallen. De bestaande situatie (één woning) wordt bestemd.
3.3 Stedenbouwkundige Voorwaarden
De Driehoek kan met de groenbestemming voor meerdere doeleinden gebruikt worden. Het wordt bijvoorbeeld mogelijk gemaakt om er bomen te planten. Op die manier kan het eventueel ingericht worden als Tiny Forest of Kabouterbosje, welke beide een verzameling (kleine) bomen zijn die geconcentreerd worden op een klein stuk groen in een bebouwde omgeving. Daarnaast wordt het mogelijk gemaakt om op het perceel te focussen op de (rijke) geschiedenis ervan. Tot slot is het ook mogelijk om speelvoorzieningen te plaatsen.
Dit zijn slechts voorbeelden van mogelijkheden voor de invulling van het perceel. De regels zijn hierin leidend. De voorbeelden zijn opgenomen in Bijlage 1 Scenario's nieuwe invulling De Driehoek.
De verdere uitwerking wordt in in overleg met de omwonenden opgepakt.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Algemeen
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Op nationaal en provinciaal niveau zijn eveneens een groot aantal juridische- en beleidskaders van toepassing op het plangebied.
4.2 Rijksbeleid
Op 1 juli 2008 is de fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in werking getreden, de zogenaamde Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze wetswijziging zorgt voor een duidelijke taakverdeling tussen de overheden waarbij ruimtelijke beleidsplannen van rijk, provincie en gemeenten in hoge mate verticaal op elkaar zijn afgestemd. In de Wro is de sturingsfilosofie dat elke overheid op basis van de eigen verantwoordelijkheid en daarbij behorende instrumenten vooral proactief optreedt ter realisering van haar eigen ruimtelijk beleid. Hiertoe stelt elke overheidslaag een structuurvisie vast. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Omgevingsvisie Gelderland worden aangemerkt als structuurvisie in het kader van de Wro.
4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld en in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobilitietsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede Structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee voor de concurrentiekracht van Nederland. Het Rijk is verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO-werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem.
Dit komt tot uiting in nationaal belang 10 'Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten'. Er zijn ruim 400 stads- en dorpsgezichten uit de periode tot 1940 en 50.000 rijksmonumenten aangewezen en beschermd door de Monumentenwet vanwege de nationale cultuurhistorische betekenis.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte, die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.
4.2.2 Besluit ruimtelijke ordening
LADDER VOOR DUURZAME VERSTEDELIJKING
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Vervolgens dient bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie gekeken te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt – onder voorwaarden - aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. Door de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen, wordt verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied geconcentreerd. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt.
NIEUWE STEDELIJKE ONTWIKKELING
In artikel 1.1.1 van het Bro is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader toegelicht, het gaat hier om 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk, omdat er juist woningbouwmogelijkheden geschrapt worden. Daarmee vormt de ladder van duurzame verstedelijking geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
4.3 Provinciaal Beleid
4.3.1 Omgevingsvisie provincie Gelderland
In januari 2018 is de Omgevingsvisie vastgesteld. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
1. een duurzame economische structuur;
2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.
4.3.2 Omgevingsverordening Gelderland
In januari 2018 heeft de Provinciale Staten van Gelderland de (geconsolideerde) Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening vormt samen met de tegelijkertijd vastgestelde Omgevingsvisie het ruimtelijk beleid en ziet toe op het veiligstellen van de provinciale belangen.
Een groot deel van de regels uit de verordening heeft betrekking op bebouwing (nieuwe woningen, bedrijventereinen en uitbreidingen van agrarische bedrijven). In dit geval wordt geen nieuwe woningen toegestaan.
Dit bestemmingsplan regelt het 'wegbestemmen' van een tweetal locaties waar op basis van de geldende bestemmingsplannen nog een appartementengebouw mogelijk gemaakt kon worden. In de omgevingsverordening zijn geen regels over het wegbestemmen van woningbouwmogelijkheden opgenomen.
Artikel 2.2.1.1. van de Omgevingsverordening stelt de volgende regels aan bestemmingsplannen voor woonlocaties:
Artikel 2.2.1.1 Nieuwe woonlocaties
In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Dit bestemmingsplan regelt het 'wegbestemmen' van de mogelijkheid om twee appartementengebouwen te kunnen bouwen. Op de locatie Raadhuisstraat 2 wordt alleen de bestaande woning positief bestemd. Op de locatie 'de Driehoek' wordt een groenbestemming gelegd, hier is na vaststelling van dit bestemmingsplan geen woningbouw, al dan niet in combinatie met grootschalige detailhandel, meer mogelijk. In de regio Achterhoek zijn afspraken met de provincie gemaakt over de aantallen nieuwe woningen die gerealiseerd mogen worden. Deze afspraken zijn uitgewerkt in een planningslijst. In de planningslijst (ook bekend als het 'stoplichtmodel') zijn deze twee locaties op 'rood' gezet. Dit betekent dat deze woningbouwlocaties niet meer gewenst zijn. Het plan voldoet daarmee aan de voorwaarde uit de provinciale omgevingsverordening, in die zin dat inmiddels ongewenste woningbouwlocaties komen te vervallen.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Vigerende bestemmingsplannen
De locatie de Driehoek te Lichtenvoorde heeft in het bestemmingsplan 'Woonwijken Lichtenvoorde' de bestemming 'Wonen' en de functieaanduiding 'dienstverlening - detailhandel volumineus' en is voorzien van een bouwvlak. Daarnaast geldt nog de bouwaanduiding 'gestapeld' en de maatvoering 'maximale goot- en bouwhoogte'. De maximale goothoogte is 8 meter, de maximale bouwhoogte 11 meter. Daarnaast heeft het perceel een dubbelbestemming, namelijk 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.
In de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' is aangegeven dat naast de aanduiding 'dienstverlening - detailhandel volumineus ' op dit perceel ook sociaal-cultureel en recreatieve activiteiten zijn toegestaan.
Geldende bestemming De Driehoek
De locatie Raadhuisstraat 2 te Lichtenvoorde heeft in het bestemmingsplan 'Dorpskern Lichtenvoorde' de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' en voorzien van een bouwvlak. Daarnaast geldt nog de bouwaanduiding 'gestapeld' en de maatvoering 'maximale goot- en bouwhoogte'. De maximale bouwhoogte is 12 meter. Ook is het perceel gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.
Geldende bestemming Raadhuisstraat 2
Hoofdstuk 5 Onderzoeksresultaten
5.1 Watertoets
Het waterbeleid van rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? | Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? | Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Nee |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? | Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? | Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Dit bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding, omdat bebouwingsmogelijkheden worden geschrapt. Er ontstaan meer mogelijkheden voor infiltratie van hemelwater.
5.2 Flora En Fauna
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Bij werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht voor alle in het wild levende planten en dieren. Opzettelijke verstoring van dieren en leefgebieden is niet toegestaan. Tevens dient rekening te worden gehouden met de beschermde gebieden, zoals de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000-gebieden.
De bebouwing en de functie daarvan wijzigt niet, waardoor onderhavig plan geen gevolgen voor de flora en fauna heeft. De algemene zorgplicht is altijd van toepassing. Bij een eventuele verbouwing van de woning aan de Raadhuisstraat en/of herinrichting van het gebied 'de Driehoek' moet ten alle tijde rekening gehouden worden met eventueel voorkomende beschermde soorten.
Conclusie
Het betreft een bestemmingswijziging waarbij het huidige gebruik onveranderd blijft. Er vindt geen sloop van gebouwen plaats en er is geen sprake van nieuwbouw. Er hoeft geen nader onderzoek naar effecten op natuurwaarden te worden uitgevoerd. De algemene zorgplicht is altijd van toepassing.
5.3 Cultuurhistorie En Archeologie
Zowel het perceel Raadhuisstraat 2 als het perceel De Driehoek, beide te Lichtenvoorde, hebben de dubbelbestemming 'Archeologische verwachtingswaarde 2'. Indien een bouwwerk wordt opgericht groter dan 100 m2 dient een rapport overlegd te worden op basis van een inventariserend archeologisch onderzoek. In dit rapport moet de archeologische waarde van de gronden waarop het bouwplan betrekking heeft in voldoende mate worden vastgesteld.
Met deze wijzigingen wordt er geen bouwwerk opgericht groter dan 100m2 . Archeologisch onderzoek is dus niet nodig.
5.4 Wegverkeerslawaai
Wegverkeerslawaai
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wet geluidhinder geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij een plan waarin een geluidgevoelig object wordt mogelijk gemaakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Voorliggend plan maakt geen gevoelig object zoals een woning mogelijk. De woning aan de Raahuisstraat is een bestaande woning. Dit betekent dat geen akoestisch onderzoek uitgevoerd hoeft te worden.
Parkeren
Parkeren dient te geschieden op eigen terrein. Bij de inrichting van het terrein dient hier zoveel mogelijk rekening mee te worden gehouden.
5.5 Luchtkwaliteit
Algemeen
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtveronreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate bijdrage (luchtkwaliteitseisen)
Het 'Besluit niet in betekenende mate' (NIBM), legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO²) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m³ voor zovel OM10 als NO².
De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet betekende mate (luchtkwaliteitseisen). Deze ministeriële regeling, verder aan de te duiden als regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een -getalsmatige- invulling aan de NIBM-grens. Het gaat onder meer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de -getalsmatige- begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarde nodig en kan het project doorgaan zonder dat extra maatregelen behoeven te worden genomen.
Conclusie
De slotconclusie is dat luchtkwaliteitsonderzoek niet noodzakelijk is, omdat er geen nieuwe woningen gerealiseerd worden.
5.6 Geur
Tegenover het perceel de Driehoek zijn twee bedrijven gelegen die voor de omgeving geuroverlast veroorzaken. Deze bedrijven, Hulshof Protein Technologies en Rompa Tanneries, hebben een geurcirkel waar o.a. de Driehoek in ligt. De Omgevingsdienst Achterhoek heeft geconcludeerd dat de grenswaardes voor geurbelasting overschreden worden op de locatie de Driehoek. Hierdoor is woningbouw onmogelijk op deze locatie.
De onderstaande kaart laat de locatie van de geurcirkel van de genoemde bedrijven zien. Binnen de roze lijn is nieuwbouw onmogelijk.
Omdat middels deze herziening woningen op de De Driehoek wegbestemd worden en de bestemming verandert naar een groenbestemming (geen verblijfsfunctie), is geur voor de nieuwe bestemming geen knelpunt
5.7 Externe Veiligheid
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd. In de directe omgeving van het plangebied zijn ook geen wegen aanwezig waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zodat er niet getoetst hoeft te worden aan de normen uit de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen'.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de 'plankaart', is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels die in de meest recente plannen binnen de gemeente zijn opgenomen, deels aangepast aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.
6.2 Bestemmingsplan
Het digitale bestemmingsplan 'De Driehoek en Raadhuisstraat 2 te Lichtenvoorde, verwijderen woningbouwmogelijkheden' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand NL.IMRO.1586.BPLIC205-VG01 met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:500 en omvat 2 kaartbladen. De verbeelding geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaarten opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.
6.3 Plansystematiek
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de (dubbel) bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en eventueel bouwregels opgesteld. In het bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - verblijfsgebied', 'Wonen' en 'Tuin' van toepassing. Daarnaast geldt de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2" voor beide percelen.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Oost Gelre wordt in principe overal dezelfde plansystematiek gehanteerd. De bestemmingen en regels uit het voorliggende bestemmingsplan sluiten daardoor grotendeels aan op de bestemmingen en regels uit andere bestemmingsplannen. Daarmee wordt de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van de burgers vergroot.
Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijk Uitvoerbaarheid
7.1 Haalbaarheid
De kosten voor uitvoering van het plan, bestaande uit de procedure om herziening bestemmingsplan en het herinrichten van het plangebied 'de Driehoek', komen voor kosten van de gemeente.
7.2 Exploitatieplan
De gemeente is op grond van artikel 6.12 Wro verplicht is een exploitatieplan vast te stellen als er sprake is van een bouwplan. De gemeente kan, op grond van artikel 6.12, lid 2 Wro, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als er geen sprake is van een bouwplan. Dat is hier het geval, dit bestemmingsplan regelt het dat er juist geen woningen meer gerealiseerd kunnen worden. Met de eigenaar van 'de Driehoek' is een overeenkomst gesloten in het kader van de aankoop van de gronden door de gemeente. In ruil voor het vervallen van de woningbouwmogelijkheden ter plaatse van 'de Driehoek' mag de eigenaar elders in één van de kernen drie woningen realiseren. Dit wordt te zijner tijd in een separaat bestemmingsplan geregeld. Deze nieuwe woningen moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn benoemd in de overeenkomst.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3.1 Inspraak
Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen van 16 november tot en met 27 december 2018. Gedurende deze periode is één zienswijze ingekomen. De samenvatting en beantwoording van de zienswijze is opgenomen in De zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingpslan, maar wel tot een vervolgoverleg met de buurt.
7.3.2 Artikel 3.1.1.-overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het plan heeft een provinciaal belang. Daarom is de provincie Gelderland geïnformeerd over het plan. De provincie heeft aangegeven dat het bestemmingsplan aan de bepalingen uit de omgevingsverordening voldoet.
Bijlagen
Bijlage 1 Scenario's Nieuwe Invulling De Driehoek
Bijlage 2 Nota Zienswijzen
Bijlage 1 Lijst Aan Huis Gebonden Beroepen En Bedrijven Centrum Lichtenvoorde
Bijlage 1 Lijst aan huis gebonden beroepen en bedrijven Centrum Lichtenvoorde