KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Reikwijdte Plan
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
Artikel 5 Slotregel
Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Inleiding
2.1 Aanleiding
2.2 Ligging Plangebied
Hoofdstuk 3 Bestaande En Gewenste Situatie
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Algemeen
4.2 Rijksbeleid
4.3 Provinciaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Plantoetsing
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
6.2 Bestemmingsplan
6.3 Plansystematiek
Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Haalbaarheid
7.2 Exploitatieplan
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Motie

Landbouwontwikkelingsgebieden Ruurlose Broek en Mariënvelde, herziening intensieve veehouderij

Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre

Vastgesteld op 18-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplanLandbouwontwikkelingsgebieden Ruurlose Broek en Mariënvelde, herziening intensieve veehouderij

met identificatienummer NL.IMRO.1586.BPLOG002-VG01 van de gemeente Oost Gelre;

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 oorspronkelijk bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1586.bplogoostgelre-VG09 van het bestemmingsplan Landbouwontwikkelingsgebieden Ruurlose Broek en Mariënvelde van de gemeente Oost-Gelre met de bijbehorende regels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Reikwijdte Plan

  1. a. Voor de gronden binnen de plangrens blijft het oorspronkelijke bestemmingsplan van kracht, met dien verstande dat het plan een partiele herziening van het oorspronkelijke bestemmingsplan inhoudt, bestaande uit de volgende onderdelen:
    1. 1. Regels:
      - 'Artikel 16 Algemene aanduidingsregels
      16.1 wro-zone - wijzigingsgebied 1
      16.1.1 Wijziging
      Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen en de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met dien verstande dat:
      a. de afstand tussen nieuwe agrarische bouwpercelen en bestaande (agrarische) bouwpercelen niet minder dan 200 m bedraagt;
      b. de afstand tussen twee nieuwe agrarische bouwpercelen niet minder dan 200 m bedraagt;
      c. het bedrijf volwaardig is en een duurzaam toekomstperspectief biedt;
      d. de aanduiding 'intensieve veehouderij' op de plankaart wordt opgenomen, waarvoor geldt dat uitsluitend een intensief veehouderijbedrijf is toegestaan;
      e. de oppervlakte van het bouwperceel niet groter is dan 1,5 ha;
      f. de bebouwing geconcentreerd wordt gebouwd;
      g. sleufsilo's, mestsilo's en kuilvoerplaten binnen het bouwperceel worden gesitueerd;
      h. het agrarisch bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan;
      i. de landschappelijke, natuurlijke en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
      j. de milieuhygiënische en economische uitvoerbaarheid is aangetoond;
      k. de aanvraag voldoet aan de natuurbeschermingsregelgeving.

      16.1.2 Afwegingskader
      Een in 16.1.1 genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      a. het straat- en bebouwingsbeeld;
      b. de milieusituatie;
      c. de verkeersveiligheid;
      d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      e. de sociale veiligheid;
      f. de externe veiligheid;
      en de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

      16.1.3 Procedure
      Voor een besluit tot wijziging geldt de in 18.1 vermelde voorbereidingsprocedure.
      16.2 wro-zone - wijzigingsgebied 2a en wro-zone - wijzigingsgebied 2b
      16.2.1 Wijziging
      Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2a' en de aanduiding 'wro-zone - sijzigingsgebied 2b' kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen en de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', met dien verstande dat:
      a. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2a' niet meer dan 3 nieuwe agrarische bouwpercelen gerealiseerd mogen worden, waarbij geldt dat er sprake is van een nieuw agrarisch bouwperceel indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan er op die gronden geen agrarisch bouwperceel aanwezig was;
      b. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2b' niet meer dan 2 nieuwe agrarische bouwpercelen gerealiseerd mogen worden, waarbij geldt dat er sprake is van een nieuw agrarisch bouwperceel indien ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan er op die gronden geen agrarisch bouwperceel aanwezig was;
      c. de afstand tussen nieuwe agrarische bouwpercelen en bestaande (agrarische) bouwpercelen niet minder dan 100 m bedraagt;
      d. de afstand tussen twee nieuwe agrarische bouwpercelen niet minder dan 100 m bedraagt;
      e. het bedrijf volwaardig is en een duurzaam toekomstperspectief biedt;
      f. de aanduiding 'intensieve veehouderij' op de plankaart wordt opgenomen, waarvoor geldt dat uitsluitend een intensief veehouderijbedrijf is toegestaan;
      g. de oppervlakte van het bouwperceel niet groter is dan 1,5 ha;
      h. de bebouwing geconcentreerd wordt gebouwd;
      i. sleufsilo's, mestsilo's en kuilvoerplaten binnen het bouwperceel worden gesitueerd;
      j. het agrarisch bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan;
      k. de landschappelijke, natuurlijke en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
      l. de milieuhygiënische en economische uitvoerbaarheid is aangetoond;
      m. de aanvraag voldoet aan de natuurbeschermingsregelgeving.

      16.2.2 Afwegingskader
      Een in 16.1.1 genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      a. het straat- en bebouwingsbeeld;
      b. de milieusituatie;
      c. de verkeersveiligheid;
      d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      e. de sociale veiligheid;
      f. de externe veiligheid;
      en de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond.

      16.2.3 Procedure
      Voor een besluit tot wijziging geldt de in 18.1 vermelde voorbereidingsprocedure.'

komt te luiden als volgt:

- Artikel 16 (vervallen)

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Landbouwontwikkelingsgebieden Ruurlose Broek en Mariënvelde, herziening intensieve veehouderij'.

Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan

Bestemmingsplan Landbouwontwikkelingsgebieden Ruurlose Broek en Mariënvelde, herziening intensieve veehouderij
mei 2018
Inlichtingen:
Afdeling Omgeving
Hester Smeenk
tel.nr. 0544 - 393 478

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding

Motie 6 februari 2018

Op 6 februari 2018 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen over de wijzigingsbevoegdheid voor nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in het landbouwontwikkelingsgebied. De motie roept op om de wijzigingsbevoegdheid voor de nieuwvestiging uit het bestemmingsplan voor de landbouwontwikkelingsgebieden te schrappen.

Deze motie is de aanleiding voor dit bestemmingsplan. De volledige motie is opgenomen in Bijlage 1Motie.

In 2010 vastgestelde bestemmingsplan.

Op 21 september 2010 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Landbouwontwikkelingsgebieden Ruurlose Broek en Mariënvelde" vastgesteld. Het bestemmingpsplan is de planologisch-juridische doorvertaling van het Reconstructieplan Achterhoek-Liemers. Een belangrijk onderdeel hiervan vormt de zonering voor de intensieve veehouderij. Het reconstructiegebied wordt opgedeeld in drie gebieden:

  • het extensiveringsgebied waar de intensieve veehouderij wordt teruggedrongen door uitplaatsing mogelijk te maken en geen uitbreidingen meer toe te staan;
  • het verwevingsgebied waar bestaande bedrijven beperkt mogen uitbreiden en
  • het landbouwontwikkelingsgebied (LOG) waar bestaande en nieuwe bedrijven de kans
    krijgen om te groeien.


In de gemeente Oost Gelre liggen twee landbouwontwikkelingsgebieden, namelijk Ruurlose Broek en Mariënvelde. In de landbouwontwikkelingsgebieden wordt ruimte geboden aan de bestaande agrarische bedrijven en aan een aantal nieuw in te plaatsen bedrijven.


In dit in 2010 vastgestelde bestemmingsplan voor de landbouwontwikkelingsgebieden zijn de mogelijkheden voor hervestiging van grondgebonden bedrijven en intensieve veehouderijen en de nieuwvestiging van intensieve veehouderijen juridisch-planologisch vastgelegd. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is voor een aantal deelgebieden in de landbouwontwikkelingsgebieden de mogelijkheid voor nieuwvestiging van nieuwe intensieve veehouderijen opgenomen.

Principeverzoeken

Op basis van het in 2010 vastgestelde bestemmingsplan voor de landbouwontwikkelingsgebieden zijn in 2011 twee principeverzoeken ingediend. Eén verzoek voor de nieuwvestiging van een vleesvarkenshouderij aan de Kroosdijk en een verzoek voor een nieuw vleeskuikenbedrijf aan de Schurinkweg.

De beide verzoeken zijn tot nu toe nog niet als (ontwerp)-wijzigingsplan in procedure gebracht.

Doorwerkplicht uit de provinciale omgevingsverordening

In de provinciale Omgevingsverordening is bepaald dat nieuwe intensieve veehouderijen niet meer zijn toegestaan. In de overgangsbepalingen uit de Omgevingsverordening is bepaald dat gemeentelijke bestemmingsplannen binnen een periode van twee jaar na inwerkingtreding van de omgevingsverordening in lijn met de verordening moeten zijn vastgesteld. Dit geldt juridisch gezien niet voor de wijzigingsbevoegdheden die in geldende bestemmingsplannen zijn opgenomen. Beleidsmatig is de lijn uitgezet dat nieuwe intensieve veehouderijen niet meer mogelijk zijn.

Dit bestemmingsplan brengt het eerder vastgestelde bestemmingsplan voor de landbouwontwikkelingsgebieden in lijn met het beleid uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

2.2 Ligging Plangebied

Het gehele plangebied voor de landbouwontwikkelingsgebieden ligt globaal gezien ten westen en ten noorden van Zieuwent, ten oosten van Mariënveld en ten noorden van Harreveld. Het plangebied voor dit bestemmingsplan bestaat uit een aantal deelgebieden die in dit grotere gebied zijn gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLOG002-VG01_0001.png"

Hoofdstuk 3 Bestaande En Gewenste Situatie

Geldende beleid

In het geldende bestemmingsplan "Landbouwontwikkelingsgebieden Ruurlose Broek en Mariënvelde" is voor drie deelgebieden met een gebiedsaanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied' de mogelijkheid opgenomen om via een wijziging van het bestemmingsplan nieuwe intensieve veehouderijen mogelijk te maken. Er is onderscheid gemaakt in drie verschillende deelgebieden waarvoor op een aantal punten verschillen zitten in de verder identieke voorwaarden die aan de wijzigingsbevoegdheid zijn gekoppeld. De verschillen hebben betrekking op de vereiste onderlinge afstand tussen nieuwe bedrijven en het aantal nieuwe intensieve veehouderijen dat per deelgebied mogelijk kan worden gemaakt.

Motie 6 februari 2018 over gewenste nieuwe beleid

Op 6 februari 2018 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen waarin ze heeft opgeroepen om de wijzigingsbevoegdheden voor nieuwvestiging van intensieve veehouderijen mogelijk te maken. Hiervoor worden de volgende argumenten aangehaald:

1: De provincie Gelderland heeft in haar beleid de landbouwontwikkelingsgebieden laten vervallen. De provincie staat geen nieuwe intensieve veehouderijen meer toe. Het nieuwe 'Plussenbeleid' gaat er van uit dat alleen bestaande intensieve veehouderijen onder voorwaarden kunnen uitbreiden.

2: Uit onderzoek is gebleken dat de komende 10 jaar ongeveer een derde van de agrarische bedrijven in de gemeente gaat stoppen. Hierdoor komen veel agrarische percelen vrij, en daarmee ontstaan mogelijkheden voor hervestiging of invulling door andere agrarische bedrijven.

3: Uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en uitgaand van de principes van zuinig ruimtegebruik moeten nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk plaats moeten vinden op de bestaande bedrijfspercelen. Oudere, minder milieuvriendelijke, locaties kunnen dan omgebouwd worden tot bedrijven die voldoen aan de laatste eisen op het gebied van milieu en huisvesting.

In Hoofdstuk 5 Plantoetsing wordt hier nader op ingegaan.

Gevolgen van deze motie en de uitwerking in dit bestemmingsplan

In het geldende bestemmingsplan zijn nog mogelijkheden opgenomen voor nieuwvestiging van intensieve veehouderijen. Met dit bestemmingsplan vervallen deze mogelijkheden.

In 2011 heeft het college voor twee verschillende initiatieven principemedewerking verleend. De beide verzoeken zijn tot nu toe nog niet als (ontwerp)-wijzigingsplan in procedure gebracht. Het gevolg van dit bestemmingsplan is dat deze twee initiatieven nu ook geen doorgang meer kunnen vinden. De bevoegdheid van het college om een wijzigingsplan voor een nieuwe intensieve veehouderij vast te kunnen stellen komt immers te vervallen.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft het Rijks-,provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en milieu

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tussen nu en 2040. Met deze visie trekt de Rijksoverheid een beleidslijn door die al met de Nota Ruimte werd ingezet, namelijk een verdere concentratie (voor wat betreft beleidsbemoeienis en investeringen) op de ruimtelijke ordening van de hoofdinfrastructuur van Nederland, te weten de havens, Schiphol, belangrijke wegen, spoorwegen, waterwegen en andere netwerken die van wezenlijk belang zijn voor het economisch functioneren van het land. Daaronder vallen verder industriële en agrarische complexen van nationaal belang. Verder wil het Rijk zich concentreren op de maatregelen die noodzakelijk zijn om het land te beschermen tegen de zee.

Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het Rijk nog steeds uit van de bundelingsstrategie. Daarbij wordt voldoende aanbod van ruimte gereserveerd voor stedelijke functies en bij de vraag aangesloten. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is en er wordt ruimte geboden aan gemeenten om te kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei.

De provincies en gemeenten zijn meer dan voorheen verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening met betrekking tot verstedelijking, de afbakening van de bebouwde kommen en het landelijk gebied en het veilig stellen en de verschillende waarden van het landelijk gebied.

In de Structuurvisie is een aantal nationale belangen benoemd, de voor dit plan relevant belang is:

Nationaal belang 13: zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Voor dit plan wordt in ieder geval de minimale gebruikelijke procedure met alle wettelijke publicatiemomenten gevolgd.

4.3 Provinciaal Beleid

4.3.1 Omgevingsvisie provincie Gelderland

In december 2015 is de Omgevingsvisie vastgesteld. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

4.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

In december 2015 heeft de Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening vormt samen met de tegelijkertijd vastgestelde Omgevingsvisie het ruimtelijk beleid en ziet toe op het veiligstellen van de provinciale belangen. De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening zijn hierna een aantal keer op onderdelen aangepast. De meest recente

Een groot deel van de regels uit de verordening heeft betrekking op bebouwing (nieuwe woningen, bedrijventereinen en uitbreidingen van agrarische bedrijven). Over nieuwe intensieve veehouderijen is het volgende bepaald.

artikel 2.5.3.1 Nieuwvestiging niet-grondgebonden veehouderijbedrijven

In bestemmingsplannen wordt nieuwvestiging van niet – grondgebonden veehouderijbedrijven niet toegestaan.


In artikel 8.2.2. is ingegaan op bestaande rechten. De bepalingen uit de Omgevingsverordening, onderdeel Ruimte, zijn niet van toepassing op bestaande rechten. Bestemmingsplannen die onherroepelijk zijn geworden voordat de Omgevingsverordening in werking was getreden met de daarin opgenomen flexibiliteitsbepalingen (zoals wijzigingsbevoegdheden) vallen daarmee niet onder de werking van de Omgevingsverordening. Het bestemmingsplan '"Landbouwontwikkelingsgebieden Ruurlose Broek en Mariënvelde" valt daarmee onder de regeling voor bestaande rechten.Beleidsmatig is de lijn uitgezet dat nieuwe intensieve veehouderijen niet meer mogelijk zijn.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Geldende bestemmingsplan voor de landbouwontwikkelingsgebieden

Het geldende bestemmingsplan voor het landbouwontwikkelingsgebied is het op 21 september 2010 vastgestelde bestemmingsplan 'Landbouwontwikkelingsgebieden Ruurlose Broek en Mariënvelde". Dit bestemmingsplan is opgesteld om het in het Reconstructieplan Achterhoek-Liemers opgenomen landbouwontwikkelingsgebied planologisch-juridisch te verankeren. In het landbouwontwikkelingsgebied moest ruimte worden geboden voor herplaatsing van intensieve veehouderijen die vertrokken uit de extensiveringsgebieden.

In het bestemmingsplan is voor drie deelgebieden met een 'wro-zone wijzigingsgebied' de mogelijkheid opgenomen om via een wijziging van het bestemmingsplan nieuwe intensieve veehouderijen mogelijk te maken. Hier is een aantal voorwaarden aan gekoppeld, zoals een maximale oppervlakte van het bouwperceel en moeten de bedrijven voldoen aan de milieuwet- en regelgeving.

Er is onderscheid gemaakt in drie verschillende deelgebieden waarvoor op een aantal punten verschillen zitten in de verder identieke voorwaarden die aan de wijzigingsbevoegdheid zijn gekoppeld. De verschillen hebben betrekking op de vereiste onderlinge afstand tussen nieuwe bedrijven en het aantal nieuwe intensieve veehouderijen dat per deelgebied mogelijk kan worden gemaakt.

4.4.2 Geldende bestemmingsplan voor het buitengebied

De landbouwontwikkelingsgebieden beslaan maar een beperkt deel van het buitengebied van de gemeente Oost Gelre. Voor de rest van het buitengebied geldt het bestemmingsplan "Buitengebied Oost Gelre 2011" en de daarbij behorende reparatieplannen.

Voor de rest van het buitengebied geldt dat nieuwe intensieve veehouderijen niet zijn toegestaan. Alleen bestaande intensieve veehouderijen of bedrijven met een intensieve veehouderijtak zijn toegestaan. Met een aanduiding 'intensieve veehouderij' is op de verbeelding aangegeven waar deze bedrijven gevestigd mogen zijn. Het bouwvlak van deze bedrijven mag maximaal 1 hectare groot zijn. Met een wijzigingsbevoegdheid kunnen deze bedrijven, onder voorwaarden, nog uitbreiden naar een bouwvlak van maximaal 1,5 hectare.

Hoofdstuk 5 Plantoetsing

In dit hoofdstuk wordt het nieuwe beleid dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt getoetst aan onder meer het provinciaal en gemeentelijk beleid.

Toets aan het provinciaal beleid

Het beleid van de provincie Gelderland (Omgevingsvisie) is dat ze, net als in voorgaande jaren, geen nieuwe intensieve veehouderijen meer wil toestaan. Dit geldt ook voor de landbouwontwikkelingsgebieden. Bestaande intensieve veehouderijen kunnen op basis van het 'Plussenbeleid' nog wel uitbreiden.

In de provinciale Omgevingsverordening is, in aansluiting op de Omgevingsvisie, bepaald dat nieuwe intensieve veehouderijen niet meer mogelijk zijn. De Omgevingsverordening moet binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van de Omgevingsverordening doorwerken in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Dit bestemmingsplan sluit aan op het beleid van de provincie om geen nieuwe intensieve veehouderijen toe te staan. De in het geldende bestemmingsplan opgenomen regeling voor nieuwvestiging van intensieve veehouderijen is niet meer in lijn met de provinciale Omgevingsverordening.

Er geldt nog een overgangsregeling op basis van de bestaande rechten. Deze overgangsregeling is bedoeld als een zogenaamde 'uitsterfconstructie'. Het is de bedoeling van de provincie en de door de provincie vastgestelde Omgevingsverordening dat de mogelijkheden voor nieuwvestiging van intensieve veehouderijen komen te vervallen. Dit bestemmingsplan regelt dat.

Toets aan gemeentelijk beleid

De op 6 februari 2018 aangenomen motie is in lijn met het provinciaal beleid. In de motie wordt hier ook naar verwezen.

Binnen de gemeente is nieuwvestiging van intensieve veehouderijen alleen mogelijk op een klein aantal percelen en pas na een wijziging van het bestemmingsplan. In het overgrote deel van het buitengebied zijn geen nieuwe intensieve veehouderijen toegestaan. Dit is het gemeentelijk beleid. Door de wijzigingsmogelijkheid uit het bestemmingsplan voor de landbouwontwikkelingsgebieden te halen gaat voor de hele gemeente hetzelfde beleid gelden.

Het bestemmingsplan voor de landbouwontwikkelingsgebieden is in 2010 vastgesteld. In de afgelopen acht jaar zijn er twee principeverzoeken ingediend. Deze zijn in 2011 ingediend en hier is in 2011 principemedewerking aan verleend. De beide principemedewerkingen hebben de afgelopen zeven jaar niet geleid tot een (ontwerp)wijzigingsplan, de plannen en onderzoeken waren hiervoor nog onvoldoende uitgewerkt. Het is daarom redelijk om na een dergelijke lange periode, waarin ook het provinciaal beleid is gewijzigd, de wijzigingsbevoegdheden te laten vervallen.

Toets aan zuinig ruimtegebruik

Een belangrijk punt bij het toestaan van nieuwe functies is om, in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking, zuinig om te gaan met de beschikbare ruimte en verstening tegen te gaan. Voordat er ergens nieuw gebouwd kan worden moet eerst beoordeeld worden of een andere, bestaande bebouwde locatie hergebruikt kan worden. De door de gemeenteraad aangenomen motie roept ook op tot het onderzoeken van de mogelijkheid om de bedrijven die zich nieuw willen vestigen in het landbouwontwikkelingsgebied op een bestaand agrarisch bouwperceel te vestigen.

De verwachting is dat de komende 10 jaar een derde van de huidige agrarische bedrijven gaat stoppen. De komende jaren komen er dus locaties vrij waar andere agrarische bedrijven zich zouden kunnen hervestigen. In de geldende bestemmingsplannen voor het buitengebied zijn circa 130 agrarische bouwvlakken bestemd waar een intensieve veehouderij gevestigd mag zijn. Er zijn dus mogelijkheden voor vestiging van nieuwe intensieve veehouderijen op bestaande percelen.

Op deze manier kunnen ook verouderde stallen vervangen worden door nieuwe stallen die voldoen aan de meest recente milieu- en dierenwelzijnseisen.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemeen

De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is ene recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven.

6.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan 'Landbouwontwikkelingsgebieden Ruurlose Broek en Mariënvelde, herziening intensieve veehouderij' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand NL.IMRO.1586.BPLOG002-VG01 met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:5.000 (A0-formaat) en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft het plangebied weer. In de planregels is bepaald dat binnen dit plangebied de bepalingen uit artikel 16 zijn komen te vervallen.

6.3 Plansystematiek

6.3.1 Indeling

De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de (dubbel-)bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen. Dit plan bevat alleen een regel waarbij een bestaande regeling voor nieuwvestiging van niet-grondgebonden veehouderijen komt te vervallen.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het gaat in dit geval gaat het om een anti-dubbeltelbepaling.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

6.3.2 Bestemmingsregels

In het bestemmingsplan is een plangebied opgenomen. Dit plangebied komt overeen met de gebieden waarvoor in het bestemmingsplan 'Landbouwontwikkelingsgebieden Ruurlose Broek en Mariënvelde' een wijzigingsbevoegdheid voor de nieuwvestiging van nieuwe intensieve veehouderijen is opgenomen. In planregel 'Reikwijdte plan' (artikel 2) is bepaald dat artikel 16 (de huidige nieuwvestigingsmogelijkheden) vervalt. Hiermee wordt geregeld dat er geen gebruik meer kan worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid voor het vestigen van nieuwe intensieve veehouderijen.

Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Haalbaarheid

Dit plan maakt geen bouwplannen of andere nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

Dit plan maakt het wel mogelijk dat een wijzigingsbevoegdheid voor de nieuwvestiging van agrarische bedrijven wordt geschrapt. Het laten vervallen van een wijzigingsbevoegdheid vormt geen grond voor planschade.

7.2 Exploitatieplan

Dit plan maakt geen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk. Het is daarom niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.3.1 Inspraak

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 25 mei tot en met 5 juli 2018 ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

7.3.2 Artikel 3.1.1.-overleg

Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gevoerd worden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en de relevante diensten van provincie en Rijk. Met het bestemmingsplan zijn provinciale belangen in het geding. Het plan is voorgelegd aan de provincie. De provincie geeft aan dat het provinciale belang 'landbouw' van toepassing is en dat het provinciaal beleid goed is verwerkt in dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan bevat geen waterparagraaf en is daarom niet voorbesproken met het waterschap.

Bijlagen

Bijlage 1 Motie