Hensbroek - Julianaweg 6a
Bestemmingsplan - Gemeente Koggenland
Vastgesteld op 09-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Hensbroek - Julianaweg 6a met identificatienummer NL.IMRO.1598.BPLGJulianaweg6a-va01 van de gemeente Koggenland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 afhankelijke woonruimte:
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woonhuis en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;
1.4 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken ;
1.6 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.7 bedrijfsmatige activiteiten in woonhuizen:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- en bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.9 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.10 beroepsuitoefening aan huis:
het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig en/of technisch dienstverlenend gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel en prostitutie, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of overkapping;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de voorschriften een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.21 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 glastuinbouwbedrijf:
een volwaardig agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt;
1.24 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.25 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.26 kas:
een gebouw, waaronder begrepen permanente boog-, rol- en gaaskassen dan wel naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerken , niet zijnde tunnelkassen of naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerken, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;
1.27 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning en/of afhankelijke woonruimte; Als afhankelijke woonruimte wordt aangemerkt een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.28 onzelfstandige woonruimte:
een woonruimte die niet is voorzien van een toilet of keuken of bad- en douchegelegenheid;
1.29 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.30 paardenbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
1.31 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.32 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. voor gebouwen, gesitueerd op een dijk of talud, indien de voorgevel van een gebouw wordt gesitueerd binnen een afstand van 5,00 meter uit de grens van een bestemming 'Verkeer', de kruin van de dijk;
- 4. voor gebouwen gesitueerd langs een dijk of talud, indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van 5,00 meter uit de grens van de bestemming 'Verkeer', de bovenkant van de weg;
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- b. indien op of in het water wordt gebouwd:
- 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.33 schuurkas:
gebouwen met stenen, houten, kunststof of metalen wanden en een dak van lichtdoorlatend materiaal;
1.34 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.35 silo:
een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.36 torensilo:
een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.37 veredelingsbedrijf:
een bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op gewasveredeling, waarbij de bedrijfsactiviteiten geheel of gedeeltelijk in kassen plaatsvinden;
1.38 waterbassin:
een bak voor de opslag van water ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
1.39 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of een daarmee gelijk te stellen vorm van huisvesting;
1.40 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch grondgebruik;
- b. cultuurgrond;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- d. nutsvoorzieningen;
- e. extensief dagrecreatief medegebruik;
- f. kleinschalige duurzame energiewinning;
- g. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
met de daarbijbehorende:
- h. andere bouwwerken;
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten;
- b. het gebruik van de gronden ten behoeve van de teelt van bloembollen;
- c. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen;
- d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen, waaronder kassen, ten behoeve van een veredelings- en kwekerijbedrijf;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. landschappelijke inpassing, ter plaatse van de aanduiding "groen";
- d. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening;
met daaraan ondergeschikt:
- e. kleinschalige duurzame energiewinning;
- f. wegen en paden;
met de daarbijbehorende:
- g. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;
- h. verhardingen;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. andere bouwwerken, waaronder waterbassins ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - waterbassin".
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel tot een oppervlakte van 100 m²;
- b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
- 2. de woonfunctie behouden blijft;
- 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
- 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
- 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
- f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak;
- g. het in gebruik nemen van de nieuwe bouwwerken ten behoeve van de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf aan de westzijde zonder realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding "groen", uitgevoerd conform de voorwaarden uit het Beeldkwaliteitplan (bijlage 1).
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;
- b. woonhuizen op de wijze van plattelandswoningen met bijbehorende bouwwerken bij plattelandswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";
met daaraan ondergeschikt:
- c. kleinschalige duurzame energiewinning;
- d. wegen en paden;
- e. water;
met de daarbijbehorende:
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. andere bouwwerken
5.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
- 2. de woonfunctie behouden blijft;
- 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van het hoofdgebouw is;
- 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
- 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- c. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning;
- d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
- g. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kamerverhuur.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken met een oppervlakte van 100 m² of minder;
- b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld;
- c. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 100 m² bedraagt;
- d. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 100 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² of minder;
- b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld;
- c. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 500 m² bedraagt;
- d. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 5
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken met een oppervlakte van 20.000 m² of minder;
- b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 20.000 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld;
- c. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 20.000 m² bedraagt;
- d. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 20.000 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
- b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
- c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
- 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bouwregels in de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. tot de voorgevels van gebouwen behorende erkers onder de volgende voorwaarden:
- 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens zal ten minste 2,00 m bedragen;
- 2. de horizontale diepte van een erker zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
- 3. de oppervlakte van een erker zal ten hoogste 10,00 m² bedragen;
- 4. de breedte van een erker zal ten hoogste 75% van de breedte van de voorgevel van het gebouw waar tegen aan wordt gebouwd bedragen;
- 5. de goothoogte van een erker zal ten hoogste de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het gebouw waar tegen aan wordt gebouwd bedragen;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot en afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- c. het storten van puin en afvalstoffen;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Veiligheidszone - bevi
12.2 vrijwaringszone - dijk
12.3 vrijwaringszone - molenbiotoop
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bouwregels inzake de goothoogte, bouwhoogte en de oppervlakte van de gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10%;
- b. de bouwregels inzake het overschrijden van de bouwhoogte van andere bouwwerken met niet meer dan 20%.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Bij het bouwen van bouwwerken en bij functiewijzigingen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Ten behoeve van de toets of aan deze verplichting wordt voldaan, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- 1. de landelijke parkeerkencijfers, zoals deze door het CROW zijn uitgegeven (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', oktober 2012), geldend ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
- b. De uit sub a voortvloeiende parkeerbehoefte dient in eerste instantie te worden gerealiseerd op het bouwperceel. Indien op het bouwperceel onvoldoende ruimte is, kan worden aangetoond dat dit niet leidt tot een onaanvaardbare verstoring van de parkeerdruk ter plaatse, worden uitgeweken naar de openbare ruimte;
- c. Bij een omgevingsvergunning kan gemotiveerd worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan
Hensbroek - Julianaweg 6a
van de gemeente Koggenland
Behorend bij het besluit van 9 oktober 2017
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Ten westen van Hensbroek is aan de Julianaweg 6a het bedrijf Dekker Chrysanten gelegen. De ligging van het bedrijf is weergegeven in figuur 1 (binnen de rode cirkel). Dekker Chrysanten is één van de grootste chrysantenveredelingsbedrijven ter wereld en heeft vestigingen in meerdere landen. In Hensbroek is de hoofdvestiging gelegen. Op deze locatie worden chrysanten veredeld en vermeerderd. Naast de locatie in Hensbroek heeft het bedrijf productievestigingen in Tanzania en Bolivia. Daarnaast heeft het bedrijf verkoopkantoren in Nederland, Zuid Afrika, Brazilië en Colombia. Dekker Chrysanten is daarmee een grote internationaal opererende speler in de markt van het veredelen van bloemen.
Figuur 1 De ligging van het plangebied
Om de marktpositie verder uit te breiden, is ruimte voor vernieuwing en uitbreiding noodzakelijk. De huidige bouwmogelijkheden zijn volledig benut. (totaal circa 15 hectare bebouwing en 6 hectare bedrijfsperceel). Door het kapitaalintensieve karakter van de bedrijfsactiviteiten, zou verplaatsing een te grote kapitaalvernietiging betekenen. Bovendien is een onderbreking van de bedrijfsactiviteiten geen optie. Op korte termijn is een uitbreiding van de bedrijfsvloeroppervlakte gewenst. Daarom wordt beoogd het bedrijf in eerste instantie westwaarts, richting het Oudelandsdijkje, uit te breiden met een oppervlakte van ca. 5 hectare. Voor de toekomst wordt gedacht aan een uitbreiding oostwaarts, richting Hensbroek, over een oppervlakte van ca. 15 hectare. De benodigde gronden daarvoor moeten nog worden verworven. Een en ander is uitgebreid uitgewerkt in een bedrijfsplan, dat is opgenomen in Bijlage 1.
1.2 Voorgeschiedenis
Het glastuinbouwbedrijf is gebouwd binnen de kaders van het voorheen geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied 2000 van de voormalige gemeente Obdam. In 2007 is via een artikel 19 WRO de eerste uitbreiding van het bedrijf mogelijk gemaakt. In 2010 is een projectbesluit genomen om de realisatie van een nieuw kantoorgebouw annex laboratorium mogelijk te maken. Dit is de locatie van de (voormalige) bedrijfswoning aan de zuidzijde van de Julianaweg (waarbij in de toekomst deze bedrijfswoning terug gebouwd mag worden in de uitbreiding). Tot slot is voor een vierde bedrijfswoning, gelegen ten oosten van het huidige bedrijf, een artikel 19 procedure gevoerd. Dit brengt het totaal toegestane bedrijfswoningen op basis van het bestemmingsplan en de gevoerde procedures op 4.
Feitelijk zijn er nu evenwel nog maar twee bedrijfswoningen, Oudelandsdijkje 12 en Julianaweg 6b. Julianaweg 7 is zoals gezegd kantoor geworden en Julianaweg 8 is nu een woonbestemming toegekend.
De uitbreiding van het bedrijf is al enige tijd in voorbereiding. De gemeente Koggenland staat in principe positief tegenover de uitbreiding. In 2007 is tussen de gemeente en de portefeuillehouder van de provincie overleg gevoerd over de uitbreiding. Een eerste uitbreiding van de kassen in de richting van de Molendijksweg is, na een verklaring van geen bedenkingen van de Gedeputeerde Staten, in augustus 2007 mogelijk gemaakt. In 2008 is de uitbreiding concreet genoemd in de nieuwe gemeentelijke structuurvisie.
Via een projectbesluit is vervolgens de vervanging en uitbreiding van zowel kantoor als laboratoriumruimte mogelijk gemaakt. Hierna is tussen de gemeente en de provincie op verschillende momenten overleg gevoerd over de bedrijfsvestiging. De plannen zijn aan de provincie gepresenteerd en er hebben meerdere bedrijfsbezoeken plaatsgevonden. Vanuit het college van Gedeputeerde Staten is altijd een positieve grondhouding geweest ten aanzien van de uitbreidingsplannen.
Het nu voorliggende bestemmingsplan faciliteert de uitbreiding richting het Oudelandsdijkje. De oppervlakte kassen wordt over een breedte van 50 m over de gehele lengte vergroot. Voorts wordt een waterbassin aangelegd en wordt er aan de straatzijde bebouwing afgebroken teneinde de bewegingsruimte voor de vrachtwagens en het laden en lossen te vergemakkelijken.
Op 10 juli 2013 is de uitbreiding van het bedrijf besproken in de vergadering van de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO) van de provincie Noord-Holland. Tijdens de vergadering heeft de ARO een advies gegeven over de uitbreidingsplannen, dit is toegevoegd in bijlage 2 bij deze toelichting. Ondanks dat het advies niet exact ziet op de nu aan dit plan ten grondslag liggende uitbreidingsplannen, is het advies wel leidraad geweest voor de inrichting en aanpak van de onderhavige uitbreiding. Vandaar dat het oudere advies deel van deze toelichting blijft uitmaken. Uit het advies blijkt onder meer dat de landschappelijke inpassing en de langzaam verkeersroute de nodige aandacht moeten hebben in het plan. In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met het ARO-advies. Dit is onder meer in de hoofdstukken 4 en 5 beschreven.
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het bedrijfsperceel en de omgeving ervan geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied (vastgesteld op 27 juli 2013) van de gemeente Koggenland. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen "Agrarisch", "Agrarisch - Glastuinbouw", "Waarde - Archeologie 3" en "Waarde - Archeologie 5". Daarnaast kent het plangebied nog enkele aanduidingen, waaronder 'vrijwaringszone - (energie-)infrastructuur'. In onderstaande afbeelding staat een fragment van het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied van Koggenland.
Figuur 2 Fragment geldend bestemmingsplan Landelijk Gebied
Ter plaatse van de gewenste uitbreidingsrichting staat de bestemming "Agrarisch" deze uitbreiding niet bij recht toe. Het bestemmingsplan geeft ook geen mogelijkheden om af te wijken of het plan te wijzigen voor de gewenste uitbreiding. Een nieuw bestemmingsplan is daarom nodig.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op het beleidskader dat op deze ontwikkeling van toepassing is. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de omgevingsaspecten, zoals archeologie en ecologie. Een planbeschrijving wordt in hoofdstuk 4 gegeven, gevolgd door een toelichting op het juridische systeem in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 komen zowel de maatschappelijke als de economische uitvoerbaarheid aan de orde, evenals het aspect grondexploitatie.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en is begin 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie gooit het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Om de ruimtelijk-economische structuur in heel Nederland te versterken, ontwikkelt het Rijk een beleidsagenda voor negen topsectoren: Water, Agri & Food, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, High Tech Systemen en Materialen, Life Sciences & Health, Chemie, Energie, Logistiek en Creatieve Industrie. Daarnaast heeft het Rijk vijf “Greenports” aangewezen. Het Rijk omschrijft een greenport als volgt: “Een groot tuinbouwcluster waarin planten, bomen, bollen, bloemen en groenten worden geproduceerd en verhandeld. Het betreft zowel productie onder glas (de glastuinbouw) als in de open lucht (vooral de bollenteelt en boomsierteelt). Behalve productie en handel is er sprake van een hele keten van activiteiten met onder andere kassenbouw, techniek, transport, onderwijs, onderzoek en veredeling. De volgende Greenports zijn aangewezen: Boskoop en Bollenstreek, Venlo, Westland-Oostland, Aalsmeer, en Noord-Holland Noord, Ten aanzien van de topsector Tuinbouw wordt ingezet op versterking van de tuinbouwfunctie in de vijf Greenports.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 14 nationale belangen zijn:
- 1. Rijksvaarwegen
- 2. Mainportontwikkeling Rotterdam
- 3. Kustfundament
- 4. Grote rivieren
- 5. Waddenzee en waddengebied
- 6. Defensie
- 7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen
- 8. Elektriciteitsvoorziening
- 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
- 10. Ecologische hoofdstructuur
- 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
- 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
- 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
- 14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan
2.1.3 Structuurvisie Buisleidingen
Door het Rijk is de Structuurvisie Buisleidingen 2012 - 2035 vastgesteld. Het doel van de Structuurvisie is om ruimte vrij te houden in Nederland voor de aanleg van toekomstige buisleidingen van nationaal en internationaal belang voor het transport van gevaarlijke stoffen. Daarmee wil het Rijk duidelijkheid verschaffen aan zowel het bedrijfsleven dat daarmee kan rekenen op goede verbindingen voor buisleidingtransport, als aan provincies en gemeenten die hierop hun ruimtelijke plannen kunnen afstemmen. Gezien de ruimtelijke ontwikkelingen die in de laatste decennia hebben plaatsgevonden en die in de toekomst zullen voortgaan, is in de Structuurvisie met name op de borging van het beleid in de plannen van andere overheden en in het leidingenbeheer bij leidingexploitanten een zwaarder accent gelegd.
In de structuurvisie zijn een aantal reserveringen opgenomen voor buisleidingen, grensovergangen en aanlandingspunten. Onderstaande figuur geeft deze weer.
Figuur 3 Overzicht buisleidingen, grensovergangen en aanlandingspunten
Vlakbij het plangebied, ten westen van Obdam en Hensbroek, is in de Structuurvisie Buisleidingen een nieuwe buisleidingenstrook beoogd. Gedurende de ontwerpfase van de Structuurvisie is overleg geweest met het Ministerie om de gronden voor de beoogde buisleiding zodanig te reserveren dat deze geen deel uitmaken van het plangebied van dit bestemmingsplan en dus de beoogde ontwikkeling niet beperken. Dit heeft geleid tot een aangepast tracé, zodanig dat voor de uitbreiding van het bedrijf nu en in de toekomst geen belemmeringen ontstaan uit de Structuurvisie.
2.1.4 Conclusie Rijksbeleid
De plannen passen binnen het geldende Rijksbeleid. De gemeente Koggenland maakt deel uit van de Greenport Noord-Holland Noord. De tuinbouwsector is voor de gemeente en de ruimere omgeving van groot belang. Met dit bestemmingsplan wordt de uitbreiding van een glastuinbouw-/veredelingsbedrijf mogelijk gemaakt. Dit draagt bij aan de doelstellingen van het Rijk, dat inzet op verdere versterking van deze sector in de Greenports.
De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied raken geen overige rijksbelangen.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Provinciale structuurvisie
De sturingsfilosofie uit het streekplan Noord-Holland Noord van vrijheid-kwaliteit-samenwerking en de belangrijkste ruimtelijke uitgangspunten en inzichten zijn opgenomen in de Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid (vastgesteld door Provinciale Staten op 21 juni 2010).
De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De hoofdbelangen worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit twaalf onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Deze belangen zijn in navolgend figuur weergegeven.
Landschap
De provincie Noord-Holland zorgt voor behoud van het Noord-Hollandse landschap door verdere ontwikkeling van de kwaliteit en diversiteit ervan. De provincie wil deze (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen.
De provincie zorgt dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen, het zogenaamde Landschaps-DNA, van de verschillende landschappen.
Nieuwe plannen dienen de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristiek van het landschap en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt te hanteren. Mogelijke negatieve effecten dienen te worden gecompenseerd.
Daarnaast wil de provincie Noord-Holland dat openheid en beleving van landschappen als kernkwaliteit wordt meegenomen bij ruimtelijke ontwikkelingen op drie schaalniveaus:
- gehele provincie: beschermen van een aantal kenmerkende zeer open, donkere en stille gebieden op provinciale schaal;
- landschapstype: beschermen van de voor een bepaald landschapstype kenmerkende typologie van openheid - geslotenheid en ruimtevorm;
- lokale situatie: beschermen van de visuele beleving van de openheid in een specifieke situatie op basis van de zogenaamde 'zichtveldmethode'.
Landbouw
Ten aanzien van de landbouwsector hanteert de provincie de volgende uitgangspunten. Een vitale plattelandseconomie is belangrijk voor de Noord-Hollandse economie en een voorwaarde voor de leefbaarheid van gebieden. Het uitgangspunt is een ontwikkelingsgerichte strategie, met de ambitie dat daar waar nieuwe economische activiteiten mogen worden ontwikkeld, ook de kwaliteit van het gebied toeneemt.
De landbouw is een belangrijke sector voor de provincie Noord-Holland, waarbij de provincie inzet op enerzijds omgevingskwaliteit en anderzijds een economisch vitaal buitengebied. De grondgebonden landbouw levert een daarbij belangrijke bijdrage aan de economie en vervult een belangrijke rol als beheerder van het landschap. Daarnaast is er sprake van sterk internationaal georiënteerde sectoren als de glastuinbouw, bollenteelt, de zaadteeltsector en pootgoedsector. De provincie zet voor deze bedrijven in op een gezond bedrijfseconomisch ontwikkelingsperspectief en behoud van de internationale concurrentiepositie van deze bedrijven. Inzet is dan ook om in Noord-Holland een vitale en duurzame agrarische sector te behouden
Ten aanzien van landbouw onderscheidt de provincie twee zones, te weten zone 1 voor grootschalige landbouw, en zone 2 voor gecombineerde landbouw. Het plangebied valt in zone 1: gebied voor grootschalige landbouw. In deze zone is ruimte voor schaalvergroting, structuurverbetering en (mondiaal) concurrerende productielandbouw, de bijbehorende be- en verwerking, handel en distributie en het uitplaatsen van groeiende bedrijven uit stedelijk of kwetsbaar gebied. De reeds ingezette trend naar schaalvergroting en intensivering zal zich voortzetten vanuit een economisch perspectief. Schaalvergroting brengt ook de behoefte aan grotere bouwpercelen met zich mee. Binnen dit gebied geeft de provincie standaard ruimte voor bouwpercelen tot 2 hectare. Grotere bouwblokken zijn mogelijk met een ontheffing van Gedeputeerde Staten.
2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)
In het bij de Structuurvisie Noord-Holland 2040 behorende uitvoeringsprogramma hebben Gedeputeerde Staten aangegeven op welke manier en met welke bestuurlijke en juridische instrumenten zij dit beleid denken te realiseren. Eén van de instrumenten is de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), die zich richt tot gemeenten en algemene regels geeft waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is vastgesteld door Provinciale Staten op 21 juni 2010. De PRVS is voor o.a. de aspecten EHS, weidevogelleefgebied en intensieve veehouderij inmiddels herzien (1e herziening PRVS, vastgesteld 23 mei 2011). De PRV wordt regelmatig met name thematisch gericht herzien. De laatste vaststelling is geweest op 15 januari 2016.
In de PRV is gezien de ruimtelijke impact van veredelingsbedrijven hier een aparte regeling voor opgenomen. Uitbreiding is alleen mogelijk voor bedrijven die op een aparte kaart zijn aangeduid of gelegen zijn in een concentratiegebied.
Het onderhavige glastuinbouwbedrijf is niet gelegen in een concentratiegebied. Het bedrijf is concreet buiten het concentratiegebied aangewezen als veredelingsbedrijf als bedoeld in artikel 26d van de verordening. Voor deze bedrijven geldt geen maximale omvang voor het agrarische bouwperceel.
2.2.3 Conclusie provinciaal beleid
De beoogde ontwikkeling past binnen het beleid van de provincie om de internationaal georiënteerde bedrijven groeimogelijkheden te bieden.
De gemeente Koggenland is gelegen in het gebied voor grootschalige landbouw, waar ruimte is voor (mondiaal) concurrerende bedrijvigheid in de agrarische sector. In dit geval is er sprake van de uitbreiding van een internationaal georiënteerd bedrijf, dat een belangrijke schakel vormt in de ontwikkeling en productie van (nieuwe) chrysantenrassen. De provincie is nauw betrokken bij de verdere ontwikkeling van het bedrijf. In die zin is ook de provincie overtuigd van de belangrijke economische waarde van het bedrijf voor de omgeving en ziet zij in haar eigen provinciale beleid geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkelingen van het bedrijf.
In het bestemmingsplan zijn een aantal van de provinciale randvoorwaarden nader uitgewerkt. Dit is bijvoorbeeld het aspect “ruimtelijke kwaliteit”. Hier wordt in hoofdstuk 4 nader op ingegaan.
2.3 Gemeentelijke Beleid
2.3.1 Structuurvisie 2009-2020
De gemeente Koggenland heeft haar ruimtelijke visie vastgelegd in de Structuurvisie 2009-2020. De structuurvisie geeft een strategisch en op uitvoering gericht beleid voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Koggenland. De agrarische sector is van groot belang in de gemeente Koggenland. In de structuurvisie wordt ingezet op een verdere ontwikkeling van de agrarische sector, zodat ook in de toekomst sprake is van een gezonde sector.
In de structuurvisie zijn verschillende gebieden onderscheiden. Het plangebied is gelegen in de polder Obdam. Centraal in de polder Obdam ligt het lint van Obdam-Hensbroek. Aan dit lint zijn in de loop der jaren, met name in Obdam, aan weerszijden dorpsuitbreidingen gerealiseerd. Doorzichten vanaf de Dorpsweg van Hensbroek richting het westen zijn door de bouw van kassen niet meer aanwezig, maar op de ontsluitingswegen haaks daarop zou het mogelijk kunnen zijn om vanaf de Kerkweg, Julianaweg en Molendijksweg nog een aantal doorzichten open te houden.
Uitbreiding van Dekker Chrysanten is expliciet genoemd in de structuurvisie als voorbeeld van schaalvergroting in polder Obdam. De gewenste uitbreiding is, in overleg met de provincie, als project in de structuurvisie opgenomen.
In de visie wordt aangegeven uitbreiding op basis van een bedrijfsplan en de volgende criteria te faciliteren:
- bijdrage recreatieve routenetwerken;
- compensatie ruimtelijke kwaliteit;
- landschapsplan;
- verkeers- en parkeeroplossing;
- oplossing voor milieuhindergevoelige bestemmingen;
Op deze punten wordt in de hoofdstukken 4 en 5 nader ingegaan.
Meer algemeen wordt voor de polder Obdam aangegeven dat de landschappelijke structuur versterkt kan worden. Dit kan door recreatieve routes toe te voegen dan wel op te waarderen en landschappelijke elementen (weer) zichtbaar te maken.
2.3.2 Conclusie gemeentelijk beleid
Aan de voorwaarden die in de structuurvisie genoemd worden, is voldaan. Hierop wordt ondermeer ingegaan in hoofdstuk 3 'Omgevingsaspecten'. Op de landschappelijke inpassing wordt nader ingegaan in hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven.
3.1 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
3.1.1 Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied en/of om gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)).
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de 'Eilandspolder', gelegen op ongeveer 6 kilometer ten zuiden van het plangebied. Gezien deze afstand en de aard van het bedrijf en de ontwikkeling daarvan afgezet tegen de natuurlijke kwaliteit van de Eilandspolder is er geen sprake van significante negatieve effecten op dit beschermde Natura 2000-gebied.
Ten noorden van het plangebied bevindt zich het recreatiegebied 'De Weel'. Dit gebied maakt deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. De uitbreiding van het veredelingsbedrijf heeft geen invloed op de ecologische waarden in dit gebied. Zo zijn er in het plangebied geen beschermde soorten aangetroffen, of soorten die vanuit dit NNN-gebied gebruik maken van het plangebied, bijvoorbeeld om te foerageren. Vanuit het aspect gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
3.1.2 Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen) die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Voor het plangebied is een ecologische onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4). Uit het onderzoek blijkt dat in de bestaande sloot mogelijk enkele watervogels een broedplek kunnen vinden. Bij werkzaamheden aan de oevers van het bestaande water moet daarmee rekening worden gehouden. Voor het overige zijn geen ecologische belemmeringen gevonden, die nopen tot maatregelen.
3.2 Archeologie En Cultuurhistorie
3.2.1 Archeologie
Op grond van het Verdrag van Malta en de daaruit voortvloeiende Wet op de archeologische monumentenzorg, dient te worden gekeken naar de archeologische waarden in de projectgebieden.
Op basis van het bestemmingsplan Landelijk gebied geldt voor de gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Deze bestemming ziet op gronden met een beperkte verwachtingswaarde voor wat betreft mogelijke archeologische waarden. Pas vanaf een bouwoppervlakte van 20.000 m² met een diepte van 40 cm is eerst archeologisch onderzoek nodig naar eventuele waarden. De totale oppervlakte aan nieuw glas dat wordt gerealiseerd betreft meer dan 20.000 m², waarbij bij de bouw de gronden dieper dan 40 cm wordt geroerd. Hiervoor is een archeologische quickscan uitgevoerd die is opgenomen in bijlage 7. Uit dit onderzoek is gebleken dat ter plaatse van de uitbreiding geen archeologische waarden in de gronden zijn aangetroffen.
In het oostelijk deel van het gebied is sprake van gronden waar bij ingrepen van 500 m² en een diepte van 35 cm archeologisch onderzoek nodig is. De uitbreiding op die gronden is pas mogelijk na wijziging. Ten tijde van die wijziging zal een nader archeologisch onderzoek nodig zijn. Ter bescherming van de archeologische waarden is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 opgenomen.
3.2.2 Cultuurhistorie
In het plangebied zelf zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel ligt in het zuidwestelijke gedeelte van het plangebied een deel van de molenbiotoop van de molen aan het Oudelandsdijkje. De op de verbeelding opgenomen molenbiotoop verbiedt het oprichten van bouwwerken of het aanbrengen van hoogopgaande beplanting, zodat de molen voldoende wind kan vangen, en deze nog steeds als zodanig gebruikt kan worden. De cultuurhistorische waarden zijn daarmee voldoende gewaarborgd.
Daarnaast vindt de uitbreiding plaats in de richting van het Oudelandsdijkje. Deze dijk heeft in hoofdzaak een waterkerende functie. De cultuurhistorische waarde hiervan is beperkt. Een deel van het bedrijf is al dicht tegen de dijk aan gesitueerd. De nu voorgestane uitbreiding vindt weliswaar plaats in de richting van de dijk, maar de uitbreiding van 50 m laat nog meer dan voldoende ruimte tussen de kassen en de dijk, zodanig dat de beperkte cultuurhistorische waarden van de dijk niet verder worden aangetast.
3.3 Water
Het doel van de Watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
In het plan is reeds rekening gehouden met een hoeveelheid te compenseren water in het waterbassin. Daarmee wordt voldaan aan de minimale vereisten die het Hoogheemraadschap stelt bij het aanbrengen van verhardingen.
Het voorontwerpbestemmingsplan is aan het Hoogheemraadschap voorgelegd voor advies. Dit is bijgevoegd in bijlage 5 bij deze toelichting. In het advies wordt onder meer ingegaan op de waterkwantiteit, waaronder waterberging, en de waterkwaliteit van het oppervlaktewater. Uit het advies wordt bijvoorbeeld aangegeven dat compensatie voor de berging van water nodig is. Met deze en andere aspecten uit het advies is in dit bestemmingsplan rekening gehouden.
3.4 Milieuzonering
Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijke ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering) geregeld. In de toelichting bij een bestemmingsplan dient aangegeven te worden op welke wijze aan dat beleid gestalte wordt gegeven.
De uitbreiding vindt plaats in westelijke richting, alsmede aan de voorzijde van het bedrijf aan de Julianaweg vinden veranderingen plaats. Bekeken is in hoeverre hier bezwaren uit voortvloeien in verband met de milieuzonering. Daarbij is in de eerste plaats van belang te constateren dat hier sprake is van een bestaand bedrijf met een forse omvang. Bij verdere uitbreiding van het bedrijf moet rekening worden gehouden met belangen van omwonenden, maar duidelijk is dat hier geen sprake is van een rustig woongebied of een rustig buitengebied. Het betreft hier een gebied dat gemengd is ingericht met agrarische bedrijvigheid, gewone bedrijvigheid, recreatie en wonen. Afgezet tegen deze functioneel gemengde situatie kan worden geconcludeerd dat de uitbreiding van het bedrijf vanuit de bestaande situatie aanvaardbaar is en geen aantasting of verslechtering van het bestaande woon- en leefklimaat voor omwonenden met zich meebrengt. Bij tuinbouw in kassen wordt vanwege geluid uitgegaan van een afstand van 30 m tot een rustige woonwijk. Gelezen het vorenstaande kan hier geen sprake zijn van een rustige woonwijk. Om die reden ligt een strikte toepassing van de 30 m niet voor de hand.
De 30 m wordt niet gehaald ten opzichte van het woonhuis aan het Oudelandsdijkje 16. In de bestaande situatie staan de kassen op een afstand van ca 67 m. Deze afstand wordt verkleind tot 22 m gerekend vanaf de perceelgrens tot aan het woonhuis. Ter plaatse vinden geen werkzaamheden in de open lucht plaats. Er is sprake van werkzaamheden in de kassen, die naar buiten toe geen geluid veroorzaken. In die zin is de afstand van de kassen ten opzichte van de minimaal voorgeschreven afstand van 30 m tot een rustige woonwijk zodanig, dat er vanwege de bedrijfsactiviteiten geen sprake is van een onaanvaardbare verslechtering van het woon- en leefklimaat.
De 30 m wordt ook niet gehaald ten opzichte van de woningen in de hoek Julianaweg/Oudelandsdijkje. Ook hier is al sprake van een situatie waarbij binnen de 30 m bedrijfsonderdelen zijn gevestigd. In de bestaande situatie staan de kassen binnen de 30 m. Deze situatie wijzigt niet. Wel wijzigt de bedrijfssituatie aan de voorzijde van het bedrijf. Hier is een geluidsonderzoek voor uitgevoerd (zie bijlage 6). Uit dit onderzoek is gebleken dat er qua geluid wordt voldaan aan de regels. Op basis daarvan kan er gezien de bestaande situatie worden geconcludeerd dat de nieuwe situatie geen verdere verslechtering van het woon- en leefklimaat met zich meebrengt.
3.5 Bodem
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem, dienen bij ruimtelijke plannen en projecten in het kader van de Wet bodembescherming te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.
De uitbreiding vindt plaats op gronden die in de huidige situatie in gebruik zijn als agrarische cultuurgrond. Er hebben zich in het verleden geen bekende activiteiten plaatsgevonden, die de bodem eventueel verontreinigd kunnen hebben. Er zijn dan ook geen milieutechnische belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
3.6 Geluid
In het kader van geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst.
De uitbreiding brengt een zeer beperkte toename van verkeersbewegingen met zich mee. De toename van verkeersbewegingen concentreert zich op de Julianaweg en de Dorpsweg. Het verkeer vanaf het bedrijf rijdt voornamelijk via de A7. Voor de kern van Hensbroek zelf is dan ook geen toename van het aantal verkeersbewegingen te verwachten. Vanuit het aspect wegverkeerslawaai zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
De uitbreiding van de inrichting is geluidtechnisch onderzocht en in overleg met de Regionale Uitvoeringsdienst tot stand gekomen. In het rapport, dat is opgenomen in bijlage 6, is geconcludeerd dat uit de rekenresultaten blijkt dat zowel voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, de maximale geluidniveaus als de indirecte hinder voldaan wordt aan de normen die de VNG-publicatie, het Activiteitenbesluit en de Schrikkelcirculaire hieraan stelt. Daarmee kan gesteld worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, en dat de uitbreiding inpasbaar is binnen het Activiteitenbesluit.
3.7 Luchtkwaliteit
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft het aspect luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkelingen, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project “niet in betekenende mate” (Nibm) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
In 2009, met een actualisatie in 2015, is onderzoek verricht naar de geluidshinder en de luchtkwaliteit van het wegverkeer in de gemeente Koggenland1 . Berekend zijn de situaties 2008 en 2020, waarbij zowel de geluidcontouren als de concentratie luchtverontreiniging ter hoogte van de gevel zijn berekend. Alle panden die voorkomen op de GBKN van de gemeente zijn in de analyse meegenomen. Uit het onderzoek blijkt dat op geen enkele locatie in Koggenland, nu en in de toekomst, sprake is van overschrijding van de normen (NO2 en PM10) uit het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Zodoende is ter plaatse van het plangebied sprake van een gunstig verblijfsklimaat uit het oogpunt van de luchtkwaliteit. De normen uit het Besluit Luchtkwaliteit 2005 zijn overgenomen in de Wet milieubeheer.
In de huidige situatie is er sprake van ongeveer 150 verkeersbewegingen van vrachtwagens per week (zie bijlage 6). Dit komt neer op ongeveer 30 per etmaal. De verwachting is dat dit aantal vrijwel gelijk blijft. In de huidige situatie komen er per dag ongeveer 125 personenauto's naar het bedrijf, wat neer komt op 250 verkeersbewegingen (heen- en terugreis) per etmaal. Ook dit aantal neemt naar verwachting in zeer beperkte mate toe. Omdat de uitbreiding nauwelijks ziet op een toename van de verkeersbewegingen, draagt de ontwikkeling niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.
- 1. Geluidhinder en luchtkwaliteit. De stand van zaken eind 2009
3.8 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. De verantwoording bevat de volgende elementen:
- de personendichtheid;
- de hoogte van het groepsrisico;
- maatregelen ter beperking van het groepsrisico;
- de voor- en nadelen van alternatieve locaties;
- de mogelijkheden voor bestrijding van calamiteiten;
- de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied.
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt. Op ruime afstand van het plangebied liggen vier verschillende buisleidingen in een buisleidingenstraat. Deze ligt ten westen van het plangebied in de gemeente Heerhugowaard.
Het plangebied valt buiten de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico. Tevens valt het buiten het invloedsgebied van de verschillende buisleidingen. In onderstaande figuur zijn voor alle buisleidingen de verschillende gegevens weergegeven.
Leidingnummer | Maximale werkdruk (bar) | Diameter (inch) | Invloedsgebied (1% letaliteit, in meter) |
A-551 | 66,2 | 42 | 490 |
A-550 | 66,2 | 36 | 430 |
A-556 | 66,2 | 36 | 430 |
A-620 | 66,2 | 24 | 310 |
Figuur 4 Gegevens buisleidingenstraat
Er zijn in de nabijheid van het plangebied geen andere risicovolle inrichtingen aanwezig waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden dient te worden. Het bestemmingsplan wordt op het punt van externe veiligheid uitvoerbaar geacht.
3.9 Lichthinder
Specifiek voor bestemmingsplannen is voor sommige activiteiten hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer van toepassing. Bijvoorbeeld voor grote projecten waarbij lichthinder kan ontstaan, is (kunst)licht een van de milieuaspecten waarop het een en ander moet worden afgewogen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan (auto)wegen, grote oppervlakten met kassen, grote woningbouwprojecten, stadsontwikkelingsprojecten of industriegebieden.
Voor bedrijven geldt in het algemeen dat zij niet mogen bestaan zonder een vergunning op basis van de Wet milieubeheer (8.1 lid 1 Wm). Eventuele hinder door kunstverlichting van een bedrijf is dan geregeld via een Wm-vergunning of omgevingsvergunning (voor milieuactiviteiten). In plaats van een Wm-vergunning kan ook een Algemene Maatregel van Bestuur gelden voor een bedrijf (8.1 lid 2 Wm). Dit houdt concreet in dat voor een aantal bedrijven van rechtswege het een en ander (onder andere lichthinder) geregeld is.
Specifieke regels over kunstlicht zijn opgenomen in:
- het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
- het Besluit glastuinbouw;
- het Besluit landbouw milieubeheer.
Deze algemene regels gelden dus naast wat geregeld is in een bestemmingsplan. De strekking van de regels is als volgt:
- lichthinder wordt voorkomen en als dat echt niet mogelijk is, wordt het tot een aanvaardbaar niveau beperkt;
- de verlichting van gebouwen en van open terrein(en) van de inrichting, inclusief de verlichting ten behoeve van reclamedoeleinden, wordt zodanig uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen van woon- of slaapvertrekken, in gevels of daken van woningen wordt voorkomen;
- gedurende een specifiek tijdspad is de verlichting uit of niet zichtbaar (bijvoorbeeld bij assimilatiebelichting en verlichting bij sportvelden e.d.);
- naast de vergunning van de Wet milieubeheer is er mogelijk ook een vergunning nodig van de Natuurbeschermingswet 1998. Zeer kort samengevat is deze nodig als voor een activiteit significante negatieve gevolgen worden verwacht en als dit het geval is mag de activiteit niet zonder vergunning worden uitgevoerd. Indien een vergunning noodzakelijk zou zijn, maar niet is afgegeven houdt dit in dat de (kunst)verlichting uit moet blijven danwel niet zichtbaar mag zijn. Zoals in 3.1.1 is omschreven is de verwachting gerechtvaardigd dat een vergunning niet noodzakelijk zal blijken te zijn;
- een Natuurbeschermingsvergunning geldt ook naast wat geregeld is in een bestemmingsplan, of in een Wm-vergunning.
Uitgangspunt is dat het bedrijf zich houdt aan de daarvoor geldende regels ten aanzien van lichthinder. Het opnemen van regels om lichthinder, aanvullende op de sectorale regelgeving te voorkomen, is niet noodzakelijk.
3.10 Kabels En Leidingen
Zoals in hoofdstuk 2 aangegeven, is vlakbij het plangebied een reserveringsstrook voor buisleidingen beoogd. Tussen de gemeente en het ministerie zijn afspraken gemaakt over de ligging van deze buisleidingenstrook, zodat deze de beoogde ontwikkelingen niet in de weg zit.
In en om het plangebied zijn, naast de hiervoor beschreven buisleidingen en de buisleidingenstrook buiten het plangebied, geen kabels of leidingen aanwezig waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden dient te worden.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Huidige Situatie
De Nederlandse vestiging van Dekker Chrysanten is gelegen aan de Julianaweg 6a te Hensbroek in de gemeente Koggenland. Naast deze vestiging heeft het bedrijf nog vestigingen in onder meer Brazilië en Tanzania. Op deze vestigingen worden chrysanten opgekweekt.
De Julianaweg splitst het bedrijf in twee delen. Ten noorden van de weg ligt het grootste gedeelte van het bedrijf. Hier liggen onder andere kantoren en is de parkeerplaats van het bedrijf gelegen. Het expeditiehof, waar de vrachtwagens geladen en gelost worden, is ook aan de noordzijde van de Julianaweg gelegen. Hier worden ook de vrachtwagens van het bedrijf gestald. Een luchtfoto van het bedrijf is in figuur 5 te zien.
Figuur 5 Luchtfoto van het plangebied (Bron: Google Earth)
In de meest westelijke kas worden de chrysantenrassen veredeld. Ten noorden van de Julianaweg ligt een kas van circa 500 meter diep. Hierin worden de chrysanten opgekweekt, voordat deze naar de verschillende afnemers getransporteerd worden. Ook is hier de verwerking en de aan- en afvoer van de chrysanten geconcentreerd.
Aan de zuidzijde van de Julianaweg is het tweede gedeelte van het bedrijf gelegen. Hier is recentelijk een nieuw kantorengebouw gerealiseerd. Ook zit hier een laboratorium in, waar de chrysanten veredeld worden. In de zuidelijk kas worden door het bedrijf zelf chrysanten geteeld en getest. Dit is ten eerste om de eigen chrysantenrassen te kweken voor promotiedoeleinden. Ten tweede dient dit om feeling te houden met het product dat het bedrijf verkoopt. Door zelf chrysanten te blijven telen, is het bedrijf op de hoogte van de nieuwste technieken en de wensen van de afnemers. Ook worden nieuwe oogstmethoden ontwikkeld en getest. Het zelf telen en testen van chrysanten is daarmee een wezenlijk onderdeel van het bedrijf.
Het bedrijf is op het gebied van automatisering en technologie een voorloper in de markt. Een groot gedeelte van de bedrijfsvoering is sterk geautomatiseerd. Zo heeft het bedrijf zelf een plantmachine ontwikkeld, die de chrysantenstekjes automatisch plant. Ook het transport door de bedrijfsgebouwen zelf is nagenoeg geheel geautomatiseerd. Deze technologieën zijn door het bedrijf zelf ontwikkeld.
4.2 Voorgenomen Ontwikkeling
Ten behoeve van een groter expeditiehof en de aanleg van een waterbassin worden bestaande kassen aan de zuidwestzijde van het bedrijfsgedeelte aan de noordzijde van de Julianaweg deels of geheel afgebroken. Daarnaast worden de kassen aan de noordzijde daarvan over een breedte van 45 m uitgebreid over een oppervlakte van ca 5 hectare. Het bedrijf krijgt daarmee meer ruimte voor het opkweken van de chrysanten. Het waterbassin wordt aan de westzijde van de huidige bebouwing aangelegd. Deze uitbreiding is niet het eindplaatje voor het bedrijf. De westelijke uitbreiding is een eerste aanpassing van het bedrijf vooruitlopend op een grotere ontwikkeling die het bedrijf voorstaat en waarmee ook in dit bestemmingsplan al rekening is en wordt gehouden.
Figuur 6 Plangebied en fasering
Het bedrijf heeft de wens om in de nabije toekomst aan de oostzijde te komen tot een uitbreiding van het bedrijf met een omvang van circa 15 hectare. Op dit moment is het nog niet mogelijk om de gronden daarvoor te verwerven. De verwachting is wel dat binnen de planperiode van 10 jaar de gronden alsnog in eigendom verkregen zullen worden, zodat het plan een wijzigingsbevoegdheid kent om de agrarische bestemming van de gronden om te zetten in de bedrijfsbestemming. Voor die oostelijke uitbreiding is al overleg gevoerd met gemeente en provincie. Omtrent de inpassing zijn al afspraken gemaakt. Om die reden is dit toekomstbeeld meegenomen in het beeldkwaliteitsplan. In het wijzigingsplan zal dat mettertijd op de verbeelding en in de regels worden verankerd.
Voor de uitbreiding is een beeldkwaliteitplan opgesteld. Deze is als bijlage 1 bij de regels opgenomen. In het beeldkwaliteitsplan is in eerste instantie de westelijke uitbreiding uitgewerkt. Daarmee is vastgelegd op welke wijze het bedrijf landschappelijk zal worden ingepast. Daarnaast is ook de uitbreiding in oostelijke richting meegenomen in het beeldkwaliteitplan. Daarmee hoeft bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet opnieuw het beeldkwaliteitplan te worden aangepast of hoeft er op dat moment niet alsnog een landschappelijke inpassing te worden opgesteld. Dat biedt ook een inzicht naar de toekomst toe voor omwonenden. De oostelijke uitbreiding is met de opname in het beeldkwaliteitplan voorzienbaar, waarbij tegelijkertijd inzicht wordt geboden in de landschappelijke inpassing van het geheel. De uitgangspunten uit het beeldkwaliteitplan zijn vertaald in dit bestemmingsplan. Onderstaande figuur geeft een indruk van de nieuwe bebouwing nadat alle bouwmogelijkheden benut zijn.
Opzet bebouwing
Uitgangspunt is om het bedrijf te concentreren rond de Julianaweg. Hier blijven de kantoren, laboratoria en bedrijfsruimten geconcentreerd. De opzet is daarom de nieuwe bebouwing op een gelijke wijze als het huidige bedrijf te realiseren. Dit houdt in dat de nieuwbouw over een breedte van 45 m en een lengte van de bestaande kassen aan het bestaande glas wordt toegevoegd. De bouwhoogte van de kassen sluit aan op de bestaande bouwhoogte.
Aan de zijde van de Julianaweg worden enkele kassen gesloopt, waardoor het expeditiehof iets kan worden vergroot en verbeterd en het waterbassin kan worden aangelegd.
In het eindplaatje zal er sprake zijn van drie bedrijfswoningen. Julianaweg 6b wordt gesloopt en verplaatst en in de nieuwe uitbreiding wordt ter vervanging van de eerder al opgeheven bedrijfswoning aan de Julianaweg 7 een nieuwe bedrijfswoning terug gebouwd.
Landschappelijke inpassing
Figuur 7 geeft een impressie van de landschappelijke inpassing van de uitbreiding aan de westzijde van het bedrijf.
Figuur 7 Impressie landschappelijke inpassing uitbreiding 1e fase
Het realiseren van de landschappelijke inpassing in de vorm van de waterberging is in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd. Hiervoor is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dit houdt in dat de uitbreiding van het bedrijf niet in gebruik genomen mag worden, zonder dat de landschappelijke inpassing gerealiseerd is. Voor de uitbreiding is een beeldkwaliteitplan opgesteld overeenkomstig de in de ruimtelijke verordening genoemde uitgangspunten ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit.
4.3 Uitgangspunten
Met dit bestemmingsplan wordt de uitbreiding van het veredelingsbedrijf aan de westzijde mogelijk gemaakt. Het gehele bedrijf is in het bestemmingsplan opgenomen, alsmede de agrarische gronden waar de toekomstige uitbreiding is voorzien. Op termijn wordt ook de bestaande bebouwing mogelijk vervangen en vindt er een gewenste uitbreiding in oostelijke richting plaats. Door het hele bedrijf, inclusief uitbreiding en de toekomstig gewenste uitbreiding, in het bestemmingsplan op te nemen, wordt voorkomen dat het bedrijf in twee bestemmingsplannen valt. Het gehele bedrijf heeft daardoor een eenduidige regeling.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg voor de toepassing daarvan.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan.
5.2.1 Agrarisch
De onbebouwde gronden aan de oostzijde van de bedrijfslocatie behouden de agrarische bestemming, die ook is opgenomen in het plan Landelijk Gebied. De gronden maken deel uit van het plan omdat hier een mogelijke bedrijfsuitbreiding van Dekker Chrysanten is voorzien. Op de gronden ligt een wijzigingsbevoegdheid die het omzetten naar glastuinbouwbedrijf mogelijk maakt. Deze wijzigingsbevoegdheid is uitsluitend bedoeld voor het bedrijf Dekker Chrysanten. Daarbij is tevens de mogelijkheid opgenomen om gronden te bestemmen voor water en fiets- en voetpaden. In eerdere plannen omtrent de afronding van het bedrijf was de aanleg van een fiets- en voetpad begrepen en de aanleg van brede afscheidende waterlopen. De wijzigingsbevoegdheid biedt de mogelijkheid om daar opnieuw op enigerlei wijze invulling aan te geven.
5.2.2 Agrarisch - Glastuinbouw
Het bestaande bedrijf met de westelijke uitbreiding heeft de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten behoeven een glastuinbouwbedrijf, waaronder ook bedrijfswoningen, toegestaan. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Voor de bouw van bedrijfsgebouwen en kassen geldt een maximale goothoogte van 8 meter en bouwhoogte van 12,8 meter. Silo's mogen maximaal 10 meter hoog worden en mogen ook alleen binnen het bouwvlak gerealiseerd worden. Voor het waterbassin is een specifieke regeling opgenomen. Tot slot zijn de feitelijk aanwezige twee bedrijfswoningen aangeduid met de aanduiding “bedrijfswoning”. Voor deze bedrijfswoningen is de standaard regeling voor bedrijfswoningen in de gemeente Koggenland opgenomen. Over het westelijke deel van de bestemming is de aanduiding “groen” opgenomen. Aan deze aanduiding is de verplichting van het realiseren van landschappelijke inpassing gekoppeld.
5.2.3 Wonen
De bestemming 'Wonen' heeft betrekking op de bestaande woonhuizen met hun bijbehorende bouwwerken. Bijbehorende tuinen, erven en terreinen zijn ook onder deze bestemming gebracht. De voormalige agrarische bedrijfswoning aan de Julianaweg 8 krijgt daarbij de aanduiding voor een plattelandswoning, nu deze bedrijfswoning van het bedrijf is vervreemd. De uitgangspunten van de Wet plattelandswoning zijn daarmee op deze woning van toepassing.
Binnen de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Het hoofdgebouw is het belangrijkste bouwwerk op het perceel, niet alleen qua bestemming maar ook qua bouwmassa.
Bijbehorende bouwwerken worden gezien als gebouwen die zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van het hoofdgebouw. Een bijbehorend bouwwerk kan in die zin zowel vrijstaand als aangebouwd worden gerealiseerd. Tot bijbehorende bouwwerken worden ook ruimtes bedoelt, die ruimtelijk ondergeschikt zijn, maar functioneel deel uitmaken van het hoofdgebouw. Dit is bijvoorbeeld een uitbreiding van de woonkamer of een serre. De ondergeschiktheid manifesteert zich uitsluitend in ruimtelijke zin, bijvoorbeeld door een lagere nokhoogte, een terugrooiing, en dergelijke. De oppervlakte van alles wat aan het hoofdgebouw is aangebouwd mag niet groter zijn dan het hoofdgebouw zelf. In die gevallen waar nog bouwruimte resteert, zal die bouwruimte vrijstaand van het hoofdgebouw gerealiseerd moeten worden.
De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit: een (vrij) beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat gericht is op het verlenen van diensten. Aan de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep of een anderszins toegestane bedrijfsfunctie is in de regels een aantal criteria opgenomen.
Per bestemmingsvlak is één woonhuis toegestaan. Het woonhuis moet worden gebouwd binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak. De afstand van het hoofdgebouw tot de weg mag vanwege de Wet geluidhinder maximaal de bestaande afstand bedragen. Voor bijbehorende bouwwerken geldt een maximum oppervlakte van 80 m2. Voor de overige afmetingen is een bouwschema opgenomen.
Met een omgevingsvergunning kan een andere dakvorm (bijvoorbeeld een plat dak) toegestaan worden. Ook zijn er andere dakhellingen, buiten de toegestane dakhelling tussen de 45 en 60 graden, met een afwijking mogelijk. De afwijkende dakvorm moet wel passen in het straat- en bebouwingsbeeld.
Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een bijbehorend bouwwerk (zoals een garage of een aan- of uitbouw), tot aan de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw mogelijk te maken. Het kan voorkomen dat het vasthouden aan de eis van 3 meter achter de naar de weg gekeerde gevel kan betekenen dat er geen bijbehorend bouwwerk gerealiseerd kan worden. Dit kan het geval zijn bij kleine achtererven, waardoor er geen ruimte is om een bijbehorend bouwwerk te realiseren. De afwijking kan alleen verleend worden, indien het hoofdgebouw nog wel als zodanig herkenbaar blijft.
Met een afwijking kan de oppervlakte voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken vergroot worden tot 100% van het hoofdgebouw.
Met een afwijking kan kamerverhuur toegestaan worden. Parkeren moet op het eigen perceel plaatsvinden, om overlast op de omgeving te voorkomen. Er mag aan maximaal 8 personen kamers worden verhuurd. Bij een hoger aantal is een gebruiksvergunning noodzakelijk en gelden er extra eisen ten aanzien van brandveiligheid.
5.2.4 Aanduiding vrijwaringszone - dijk
Langs het Oudelandsdijkje is door het Hoogheemraadschap een vrijwaringszone opgenomen. Deze zone is gereserveerd voor eventuele toekomstige aanpassingen aan de dijk. Aan bepaalde werken en werkzaamheden binnen deze zone is een vergunning gekoppeld.
5.2.5 Aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop
Rond de molen aan het Oudelandsdijkje is een vrijwaringszone gelegen. Deze ligt deels over het plangebied. In de vrijwaringszone zijn regels opgenomen voor de hoogte van de bebouwing. Na advies van de molenbeheerder, kan hiervan worden afgeweken.
5.2.6 Archeologische dubbelbestemmingen
Ter bescherming van archeologische waarden in het plangebied, zie 3.2.1, blijft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 5' van toepassing op de gronden van het plangebied.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak en overleg
Het bestemmingsplan wordt in het kader van de inspraak voor een ieder ter inzage gelegd en eveneens, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties. De reacties van de overleginstanties en eventuele ingekomen inspraakreacties worden voorzien van een gemeentelijk reactie, deze worden opgenomen in dit bestemmingsplan. De provincie heeft een vooroverlegreactie gestuurd. Deze reactie is verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. De opmerkingen van de provincie hadden betrekking op het aspect beeldkwaliteit. De opmerkingen zijn verwerkt in het beeldkwaliteitplan voor zover mogelijk.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan is gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Tegen het plan zijn enkele zienswijzen ingediend. In een nota van zienswijzen (bijlage 8) is een gemeentelijk standpunt ingenomen met betrekking tot de zienswijzen. Die nota van zienswijzen is onderdeel van het raadsbesluit tot vaststelling van het plan geweest.
Vervolg
Het bestemmingsplan is op 9 oktober 2017 vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag na de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Door de initiatiefnemer is een bedrijfsplan opgesteld. Hieruit blijkt dat de beoogde investeringen bedrijfstechnisch noodzakelijk zijn en in de toekomstige situatie terugverdiend kunnen worden. Tevens blijkt uit het bedrijfsplan dat verplaatsing naar een locatie elders financieel niet haalbaar is. De gemeente Koggenland heeft geen financiële bemoeienis met de uitvoering van het project en draagt daarom geen kosten voor de ontwikkeling. Het bedrijfsplan wordt aan een onafhankelijke instantie voorgelegd voor advies. Dit advies wordt als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Het bestemmingsplan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
6.3 Grondexploitatie
Doel van de in de Wro opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen ten aanzien van de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een anterieure overeenkomst vastgelegd.
Het voorliggende project maakt de bouw van kassen groter dan 1.000 m2 mogelijk. Daarmee betreft het een bouwplan in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt een overeenkomst gesloten. De kosten van de gemeente zijn hierdoor verzekerd. Het is niet noodzakelijk om een grondexploitatieplan op te stellen. Het is van belang dat de anterieure overeenkomst door betrokken partijen is ondertekend alvorens het bestemmingsplan aan de gemeenteraad wordt aangeboden voor vaststelling.
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 1 Bedrijfsplan
Bijlage 2 Aro-advies 2013
Bijlage 3 Provinciaal Advies Voorontwerp En Aro 2016
Bijlage 3 Provinciaal advies voorontwerp en ARO 2016
Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Ecologisch onderzoek
Bijlage 5 Wateradvies
Bijlage 6 Akoestisch Rapport Inrichtingslawaai
Bijlage 6 Akoestisch rapport inrichtingslawaai
Bijlage 7 Quickscan Archeologie
Bijlage 7 Quickscan archeologie