KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Toepassingsregel
Hoofdstuk 2 Slotregel
Artikel 3 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Situatie
2.3 Verkeer En Parkeren
2.4 Ruimtelijke En Landschappelijke Inpassing
2.5 Toetsing Aan Wijzigingsregels Landelijk Gebied Koggenland
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Geluid
4.2 Milieuzonering
4.3 Bodem
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Ecologie
4.7 Water
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9 Kabels En Leidingen
4.10 Aardkundige Waarden
4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid En Grondexploitatie
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Wateradvies
Bijlage 3 Quickscan Archeologie
Bijlage 4 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 5 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 7 Beantwoording Zienswijzen

Wijziging vorm bouwvlak huisvesting buitenlandse werknemers 2019

Wijzigingsplan - Gemeente Koggenland

Vastgesteld op 03-12-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Wijziging vorm bouwvlak huisvesting buitenlandse werknemers 2019, met identificatienummer NL.IMRO.1598.WPLG2Noorderbrug5-va01 van de gemeente Koggenland;

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

Artikel 2 Toepassingsregel

Dit wijzigingsplan ziet alleen op een aanpassing van de verbeelding van het bestemmingsplan "Landelijkgebied" van 27 juni 2013 en de herziening bestemmingsplan Reparatieplan landelijk gebied 2017 van de gemeente Koggenland.

Hoofdstuk 2 Slotregel

Artikel 3 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:


Regels van het wijzigingsplanWijziging vorm bouwvlak huisvesting buitenlandse werknemers 2019

van de gemeente Koggenland.


Behorende bij het besluit van burgermeester en wethouders van de gemeente Koggenland van 3 december 2019

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bloembollen- en tulpenbedrijf in Obdam op de locatie Noorderbrug 5 in de gemeente Koggenland wil een logiesgebouw ten behoeve van huisvesting van (tijdelijke) werknemers realiseren.

Het logiesgebouw komt buiten het bestaande bouwvlak te liggen, waardoor een wijziging van de situering van het bestaande bouwblok nodig is. De oppervlakte van het bouwblok blijft ongewijzigd. Dit wijzigingsplan maakt deze wijziging en daarmee de bouw van het huisvesting gebouw mogelijk.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied ligt aan de Noorderbrug 5 te Obdam. De begrenzing van het plangebied bevat de beoogde omvang van de bedrijfskavel. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLG2Noorderbrug5-va01_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLG2Noorderbrug5-va01_0002.png"

Figuur 1 Luchtfoto van de huidige situatie

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Koggenland". Dit bestemmingsplan is op 27 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Koggenland. In het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Agrarisch". Voor het bestaande bedrijf is een bouwvlak opgenomen. Op 2 februari 2016 is voor de wijziging van het bouwvlak het wijzigingsplan 'Noorderbrug 5, Obdam' vastgesteld. Ten behoeve van de toename aan verhard oppervlakte ten gevolge van dit wijzigingsplan is de destijds benodigde watercompensatie van 89,6 m2 ten uitvoering gebracht conform de in dit wijzigingsplan opgenomen voorwaardelijke verplichting. In figuur 2 is een fragment van het geldende bestemmingsplan van het plangebied en omgeving aangegeven.

De bouw van het logiesgebouw ten behoeve van huisvesting van (tijdelijke) werknemers komt aan de voorkant van het bestaande bedrijfsperceel. Deze uitbreiding valt binnen de bestemming "Agrarisch". Dit geeft voor het gebruik geen strijdigheid met het bestemmingsplan. Het huisvesten van personeel in logiesgebouwen is namelijk binnen de bestemming toegestaan. De bebouwing valt echter buiten het aangeduide bouwvlak. Bebouwing voor een agrarisch bedrijf buiten het bouwvlak is bij recht niet toegestaan.

Voor dergelijke situaties is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het bouwvlak kan daarmee qua situering, bij gelijkblijvende oppervlakte, gewijzigd worden. In paragraaf 2.5 wordt een toetsing gegeven van de voorwaarden die aan de wijzigingsbevoegdheid zijn verbonden.

Reparatieplan Landelijk Gebied 2017

Daarnaast is het reparatieplan Landelijke Gebied 2017 op 14 mei 2018 vastgesteld. Dit raparatieplan herstelt een aantal commissies en onduidelijkheden uit het bestemmingsplan landelijk gebied Koggenland. De wijzigingen voor dit wijzigingsplan hebben alleen betrekking op de bestemming 'Agrarisch' en hebben geen direct invloed op dit wijzigingsplan.

Bestemmingsplan Parkeren

Tot juli 2018 was het op grond van de gemeentelijke bouwverordening mogelijk om regels te stellen ten aanzien van parkeernormen. Vanaf die datum zijn alle stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening vervallen en is het bestemmingsplan het enige instrument waarmee parkeernormen kunnen worden afgedwongen. Derhalve heeft de gemeente een paraplubestemmingsplan vastgesteld.

Dit paraplubestemmingsplan stelt normen voor het aantal parkeerplaatsen dat beschikbaar moet zijn bij verschillende functies. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Koggenland. Dit bestemmingsplan is primair gericht op het borgen van de parkeernormen zoals ze zijn opgenomen in de Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2018.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLG2Noorderbrug5-va01_0003.png"

Figuur 2 Fragment geldend bestemmingsplan Landelijk Gebied.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling nader beschreven en wordt getoetst aan de voorwaarden voor het wijzigen van het bestemmingsplan. De gewenste ontwikkeling is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In de hoofdstukken 3 en 4 vindt in eerste instantie een toetsing van de gewenste situatie plaats. Daaruit kunnen uitgangspunten voor de juridische regeling van dit wijzigingsplan naar voren komen. Wanneer dit van toepassing is staan deze beschreven in de betreffende hoofdstukken. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Het bedrijf ligt langs de lintbebouwing van Noorderbrug 5 te Obdam. Op het perceel is een bloembollenbedrijf gevestigd. Het bedrijf vormt een samenhangend geheel van bebouwing, groen en water. Het bedrijf is van een traditioneel opgebouwd bescheiden erf met bedrijfswoning, schuur en kassen geleidelijk gegroeid tot een samenhangend complex met nieuwe kassen, een modern bedrijfskantoor en een kantine, moderne schuurloodsen met koeling en moderne kassen. Het terrein heeft twee toegangen, één aan de oostzijde van het terrein, de oorspronkelijke toegang, en één aan de westzijde.

Figuur 3 en 4 geeft een luchtfoto van de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLG2Noorderbrug5-va01_0004.png"

Figuur 3 Luchtfoto huidige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLG2Noorderbrug5-va01_0005.png"

Figuur 4 Huidige situatie

2.2 Gewenste Situatie

Het programma bestaat uit de bouw van een logiesgebouw ten behoeve van huisvesting van (tijdelijke) werknemers. Een overzicht van de gewenste locatie van het gebouw is weergeven in figuur 5.

Gezien de schaalvergroting in de bollenteelt bij de klanten van het bedrijf, die grotere hoeveelheden afnemen vanuit de veredeling van tulpen en de moeilijkheden om personeel te verkrijgen, inclusief huisvesting, is de noodzaak ontstaan voor het realiseren van een logiesgebouw op het bedrijfsperceel van het bedrijf. De huisvesting is derhalve nodig om de bedrijfsactiviteiten te kunnen continueren.

In de huidige situatie verblijven werknemers op andere locaties en in sommige gevallen verblijven ze zelfs in een hotel. Dit is een onwenselijke situatie. Voor de werknemers is het wenselijk om in de directe nabijheid van het bedrijf te kunnen overnachten. Het bedrijf wil dan ook voldoen aan de maatschappelijke voorwaarde om zijn personeel goede huisvesting te bieden.

Door de huisvesting op korte afstand van het bedrijf te realiseren is direct sprake van een goed toezicht op de huisvesting. Toezicht zal gebeuren door de bewoners van de woning op Noorderbrug 7. Dit is de woning die voor de bedrijfsbebouwing is gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLG2Noorderbrug5-va01_0006.png"

Figuur 5 Beoogde locatie logiesgebouw ten behoeve van huisvesting van (tijdelijke) werknemers

2.3 Verkeer En Parkeren

Het perceel wordt ontsloten op Noorderbrug. De infrastructuur wordt ruimschoots toereikend geacht voor de activiteiten die bij het bedrijf plaats vinden. Doordat een groter aantal medewerkers op de locatie zelf kunnen overnachten neemt het aantal verkeersbewegingen en het aantal auto's niet heel veel toe. Er worden geen aanvullende aansluitingen op de aanliggende wegen aangebracht. De uitbreiding leidt ook niet tot een significante toename van de verkeersgeneratie.

Er zal (eerder) sprake zijn van een afname omdat in de huidige situatie de huisvesting op een andere locatie plaats vindt. Door het concentreren van de bedrijfsvoering (op één locatie) zal het aantal verkeersbewegingen afnemen.

Op de locatie geldt het paraplubestemmingsplan 'Parkeren' van de gemeente Koggenland (ontwerp, d.d. 9 januari 2019). Dit paraplubestemmingsplan stelt normen voor het aantal parkeerplaatsen dat beschikbaar moet zijn bij verschillende functies. De regeling geldt voor het hele grondgebied van de gemeente Koggenland. Dit bestemmingsplan is primair gericht op het borgen van de parkeernormen zoals ze zijn opgenomen in de Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2018.

Om parkeerproblemen in de omgeving te voorkomen, wordt bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een bouwplan, het bouwplan onder andere getoetst aan een uniforme en objectieve parkeernorm. Voor de huisvestiging van tijdelijke werknemers geldt een parkeernorm van 0,4 parkeerplaatsen per bed. Met onderhavige huisvestingsgebouw worden 39 bedden voorgesteld. Derhalve zijn 16 parkeerplaatsen benodigd. Echter maken de werknemers in de huidige situatie al gebruik van de aanwezige parkeerplaatsen. De benodigde parkeerbehoefte maakt daarom de uitbreiding van de parkeerplaatsen niet noodzakelijk, deze zullen voornamelijk in de avonduren gebruikt worden ten behoeve van de overnachtingen (dubbelgebruik huidige parkeerplaatsen). Gezien het feit dat de werknemers in de bestaande situatie al met de auto naar het werk komen, wordt het niet nodig geacht om extra parkeerplaatsen te realiseren.

2.4 Ruimtelijke En Landschappelijke Inpassing

Voor de totale ontwikkeling van het bloembollenbedrijf aan de Noorderbrug 5 in Obdam is in mei 2018 een beeldkwaliteitsplan (zie bijlage 4) opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan beschrijft de toekomstige uitbreiding van het bedrijf. Met deze ruimtelijke onderbouwing wordt alleen de huisvesting van werknemers geregeld en niet de totale bedrijfsontwikkeling van het bedrijf. Dit beeldkwaliteitsplan behandelt de wijze waarop de voorgenomen ontwikkeling aansluit op de ruimtelijke kwaliteitseisen die gelden vanuit het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied en de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie van de provincie.

De volgende onderdelen zijn hierbij onderzocht: De ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes, de bebouwingskarakteristiek, de inpassing van nieuwe functies in een wijdere omgeving en de bestaande kwaliteiten van het gebied.

De ontwikkelingen zoals besproken in het beeldkwaliteitsplan uit bijlage 4 betreffen lange termijn ontwikkelingen van het bedrijf. Op dit moment ligt de exacte uitwerking hiervan stil, omdat deze nog in onvoldoende mate concreet zijn uitgewerkt. Echter is het voor het bedrijf van belang om op korte termijn een huisvestigingsgebouw te realiseren. De nut en noodzaak hiervan is reeds in paragraaf 2.2 besproken. Hier ligt dan ook de hoogste prioriteit. De lange termijn plannen zullen in een latere fase verder ontwikkeld worden. Te zijner tijd zal hiervoor ook een aparte planologische procedure gevolgd worden.

Daarnaast wordt in het beeldkwaliteitsplan uit bijlage 4 geen landschappelijke maatregelen aan de voorzijde van het perceel noodzakelijk geacht. Derhalve is dat voor onderhavige ontwikkeling ook niet noodzakelijk. Het huidige bouwvoornemen die dit wijzigingsplan mogelijk maakt past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan, waardoor er vanuit landschap gezien geen belemmeringen zijn om aan het bouwplan medewerking te verlenen.

Tot slot is het bouwplan op 10 januari 2019 behandeld door de welstandscommissie. De welstandscommissie heeft een positief welstandsadvies afgegeven.

2.5 Toetsing Aan Wijzigingsregels Landelijk Gebied Koggenland

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in sublid 3.7.2 van het bestemmingsplan. Hiermee wordt de situering van het bouwvlak gewijzigd. De oppervlakte blijft gelijk. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "bouwvlak", bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:

  1. a. Wijzigingscriteria: er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van het bouwvlak te wijzigen.

Toetsing: De noodzaak is reeds in paragraaf 2.2 beschreven. In dit wijzigingsplan wordt de situering van het bouwvlak als volgt gewijzigd. Aan de achterzijde van het bestaande bouwblok wordt een oppervlakte van 630 m2 verwijderd en naar de voorzijde verplaatst. Het is namelijk onwenselijk om de huisvesting achterop het perceel te realiseren. Dit onder andere in verband met toezicht op de huisvesting.

  1. b. Wijzigingscriteria: er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied, wat aangetoond moet worden met een erfinrichtingsplan.

Toetsing: Met het landschappelijke inpassing zoals beschreven in paragraaf 2.4 wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast. Dit plan voldoet hiermee aan de uitgangspunten van het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied Koggenland.

  1. c. Wijzigingscriteria: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Toetsing: Hierop wordt in hoofdstuk 4 ingegaan. Geconcludeerd wordt dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit plan raakt geen rijksbelangen uit het Barro.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050. In de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik'.

Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren, heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie.

De hoofdbelangen uit de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 zijn juridisch vertaald in de Provinciale ruimtelijke verordening. (PRV). De PRV wordt onderstaand besproken.

Provinciale Ruimtelijke Verordening

Volgens de Provinciale Ruimtelijke Verordening (geconsolideerde versie 14 januari 2019), zijn de onderstaande regels van toepassing.

Artikel 26 Agrarische bedrijven in landelijk gebied

Hier geldt dat agrarische bebouwing wordt geconcentreerd binnen het bouwperceel met een omvang van maximaal 2 hectare. In afwijking kan een agrarisch bouwperceel een omvang van meer dan 2 hectare hebben, mits de uitbreiding noodzakelijk is voor het primaire productieproces en de uitbreiding geen afbreuk doet aan de landschappelijke waarden van de betreffende omgeving.

Tevens mag een bestemmingsplan voorzien in de huisvesting van tijdelijke werknemers, indien:

  1. 1. de huisvestingsvoorziening wordt gesitueerd binnen het agrarisch bouwperceel;
  2. 2. de huisvesting plaatsvindt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, en;
  3. 3. het een ondergeschikte functie ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft.

De ontwikkeling betreft het wijzigen van de situering van een bestaand bouwvlak. De oppervlakte blijft gelijk. Met het wijzigen van de situering van het bouwvlak wordt er voor gezorgd dat de huisvestingsvoorziening binnen het agrarische bouwperceel wordt gesitueerd. De huisvesting vindt plaats ten behoeve van het gevestigde bedrijf aan de Noorderbrug 5 en betreft een ondergeschikte functie ten opzichte van het bedrijf.

Artikel 15 Ruimtelijke kwaliteit

Daarnaast moet voldaan worden aan artikel 15. Artikel 15 heeft betrekking op de ruimtelijke kwaliteit eis bij nieuwe ontwikkelingen. Voor de ontwikkeling is hiervoor een beeldkwaliteitparagraaf (zie paragraaf 2.4) in het wijzigingsplan opgenomen. De uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan Landelijk gebied zijn toegepast bij de voorgestane ontwikkeling. Hiermee voldoet het plan aan de eisen voor ruimtelijke kwaliteit.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de regels van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'

In het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in die zin dat de aanduiding "bouwvlak", bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering kan worden gewijzigd. Met dit wijzigingsplan wordt daar toepassing aan gegeven. De ontwikkeling past daarmee binnen de reikwijdte van het bestemmingsplan.

Op basis van de afweging van de wijzigingscriteria in hoofdstuk 2.5 kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Geluid

Wet geluidhinder

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

De huisvesting van arbeidsmigranten die in dit wijzigingsplan wordt geregeld is bestemd als tijdelijke huisvesting (logies). Dergelijke inrichtingen zijn op grond van de Wgh geen geluidsgevoelige objecten. Het is dus niet nodig om de ontwikkeling te toetsen aan de geluidszone van de Noorderbrug. Wel moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden beoordeeld of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

De Noorderbrug is een landbouwweg die hoofdzakelijk een functie voor bestemmingsverkeer is. Er is geen sprake van een hoge verkeersintensiteit. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat er sprake is van een akoestisch aanvaardbaar klimaat.

4.2 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

De woningen langs de Obdammerdijk en Berkmeerdijk ter hoogte van de planlocatie zijn gelegen in een zone waarbij sprake is van een afwisseling van bedrijfsmatige bestemmingen, ruime agrarische bouwvlakken en woonbestemmingen. De woonomgeving ter plaatse van deze woningen mag daarom worden aangemerkt als een 'gemengd buitengebied'. Voor gemengde gebieden geldt dat de aan te houden richtafstand met 1 afstandsstap kan worden verkleind.


De bedrijfsactiviteiten, inclusief huisvesting, worden volgens de VNG-brochure aangemerkt als een bedrijf van milieucategorie 1 (logies) en 2 (tuinbouw), waarvoor een richtafstand van 10 en 30 meter ten opzichte van gevoelige functies geldt. De afstand van de dichtsbijzijnde burgerwoning tot de te bouwen huisvesting is ruim 100 meter en hiermee voldoet de voorgenomen ontwikkeling aan de eisen die gesteld worden aan de milieuzonering.

4.3 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.

Voor de ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage 6 toegevoegd. Geconcludeerd is dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Het plan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

4.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Daarbij worden twee normen gehanteerd, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. De dichtstbijzijnde buisleiding ligt op 650 meter van het plangebied. De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) ligt bij alle leidingen rondom het plangebied op het hart van de leidingen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied (490 meter) van de buisleiding. Het is daarom niet noodzakelijk om in het kader van dit wijzigingsplan het groepsrisico te verantwoorden. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het plan.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van ten hoogste 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van ten hoogste 15 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3. Er is dus geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.

Een plan dat slechts in zeer beperkte mate bijdraagt aan luchtverontreiniging is op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Pas bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt dit criterium overschreden. De ontwikkelingen die dit wijzigingsplan mogelijk maakt heeft een dergelijke toename niet tot gevolg. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

4.6 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciale bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Weidevogelleefgebieden.

Het plangebied is gelegen op ongeveer 750 meter van de dichtstbijzijnde gebieden die in de NNN liggen. Deze gebieden liggen ten noorden van het plangebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op meer dan 10 kilometer afstand, namelijk het IJsselmeer.

Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling, treden geen nadelige effecten op voor Natura 2000-gebieden of Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het plangebied is door de Provincie niet aangewezen als weidevogelleefgebied. Verstoring van weidevogels is daarom niet aan de orde.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten vormt een te onderzoeken aspect omdat met de plannen effecten kunnen gaan ontstaan op soorten die beschermd zijn via de Wet natuurbescherming. Mogelijk moet rekening gehouden worden met deze soorten, bij de ruimtelijke procedure, als zijn voorkomen.

Er worden in eerste instantie geen gebouwen gesloopt of bomen gekapt. Daarnaast worden er geen watergangen gedempt. Hierdoor wordt geen potentieel leefmilieu van beschermde diersoorten verstoord. Voor de locatie hoeft daarom geen ecologisch onderzoek plaats te vinden.

4.7 Water

Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke ordening geworden. De watertoets is uitgevoerd en de conclusie is dat er geen compenserende maatregelen nodig zijn.

Wateradvies

Via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl) is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan.

Uit de ingediende gegevens (zie bijlage 1) is gebleken dat er voor één of meerdere wateraspecten nader overleg noodzakelijk is met het hoogheemraadschap. Deze aspecten heeft het waterschap benoemd in het eerste deel van het concept wateradvies. Hierop heeft het waterschap op 1 mei 2019 een definitief wateradvies afgegeven. De adviezen zijn in deze waterparagraaf verwerkt en zal bij de uitvoering van het plan rekening mee worden gehouden. In het tweede deel komen de onderwerpen aan bod die slechts een beperkte invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap en die hierdoor ondervangen kunnen worden met standaard maatregelen.

DEEL I

Algemeen

Het plangebied is gelegen in het peilgebied 6210-01 van de polder Obdam, met een streefpeil van NAP -3,50 meter. Het gebied watert af middels een stelsel van secundaire- en primaire waterlopen naar het gemaal Obdam. Daar wordt het water via dit gemaal op het boezemwater uitgeslagen.

Zonering primaire waterlopen

Het plangebied is gelegen binnen de zonering van een primaire watergang. Het hoogheemraadschap pleegt hier buitengewoon onderhoud, gewoon nat onderhoud en voert hier baggerwerkzaamheden uit. Het gewoon droog onderhoud valt binnen de onderhoudsplicht van de aanliggend eigenaar. Voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden dient daarom aan weerszijden van de watergang een onderhoudsstrook van ten minste vijf meter obstakelvrij gehouden te worden. Met de ontwikkelingen die dit wijzigingsplan mogelijk maakt wordt het onderhoudsplicht niet belemmerd.

Waterkwantiteit

De voorgenomen plannen zorgen niet voor een substantiële toename van verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.

DEEL II

De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.


Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn.

Waterkwaliteit en riolering

Voor het Hoogheemraadschap is inzicht in de afvalstromen die ontstaan en de wijze hoe met deze afvalstromen wordt omgegaan een vereiste. Het waterschap adviseert om voor de nieuwe ontwikkeling een gescheiden stelsel aan te leggen.

Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi).

De huisvesting zal worden aangesloten op een Individuele Behandeling van Afvalwater, kortweg IBA, systeem.

Het hoogheemraadschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Met voorgenoemde adviezen wordt bij de uitvoering van het plan rekening gehouden.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Voor het bestemmingsplan Buitengebiedis het aspect archeologie onderzocht. Hierbij is ook het plangebied beoordeeld. In dit bestemmingsplan worden eventueel aanwezige archeologisch waarden beschermd met een dubbelbestemming. Per dubbelbestemming gelden andere ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Volgens het bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Koggenland vindt de uitbreiding plaats binnen de dubbelbestemming 'Archeologie 5'. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 10.000 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld. De ontwikkeling voorziet in een oppervlakte kleiner dan 10.000 m2. Een archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Dit blijkt tevens ook uit een archeologisch quickscan dat in 2016 voor het plangebied is uitgevoerd. De quickscan is als bijlage 3 toegevoegd.

Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening. In het kader van het aspect cultuurhistorie wordt ingegaan op de zichtbare cultuurhistorische waarden en op het erfgoed onder de grond (archeologie).

Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.9 Kabels En Leidingen

In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling. Wel is het mogelijk dat er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool aanwezig zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het wijzigingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.

4.10 Aardkundige Waarden

De provincie Noord-Holland heeft op de kaart behorende bij de structuurvisie en de verordening aardkundig waardevolle gebieden aangegeven. De provincie maakt hierin onderscheid tussen aardkundig waardevolle gebieden en aardkundige monumenten. Het plangebied ligt niet in een gebied dat is aangewezen als aardkundig waardevol of aardkundig monument.

4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Activiteiten die betrekking hebben op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer hebben zijn rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig. Dit wijzigingsplan maakt slechts een logiesgebouw voor circa 39 logieseenheden met een oppervlakte van minder dan 200.000 m2 op een perceel van circa 5 hectare mogelijk en is daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Deze is als bijlage 5 bij de onderbouwing toegevoegd. Hieruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Economische Uitvoerbaarheid En Grondexploitatie

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling betreft een particulier initiatief, waarin de gemeente geen directe financiële rol of belangen heeft. De particulier kan het project volledig financieren. Er zijn voldoende financiële middelen beschikbaar. Daarmee is de financiële haalbaarheid voldoende gewaarborgd.

Grondexploitatie

Bij wijzigingsplannen die bouwplannen mogelijk maken, is de grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. De vaststelling van een exploitatieplan bij dit wijzigingsplan is in principe verplicht. Via dit wijzigingsplan wordt een bouwplan, zoals genoemd in het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk gemaakt. Van de vaststelling van een exploitatieplan kan worden afgezien wanneer onder meer het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

Bij dit wijzigingsplan is de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig. De gemeente heeft het kostenverhaal, door middel van een overeenkomst met de initiatiefnemer, verzekerd. Een deel van deze overeenkomst betreft de planschade.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

In het kader van het vooroverleg is het concept wijzigingsplan naar de provincie en het Hoogheemraadschap gestuurd. Van beide overleginstanties is geen reactie ontvangen. Aangenomen wordt dat beide instanties met het wijzigingsplan instemmen.

Vervolgens heeft het ontwerpwijzigingsplan met bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de genoemde periode konden belanghebbenden bij het college van Burgemeester en Wethouders zienswijzen indienen omtrent het ontwerpwijzigingsbesluit. Van deze gelegenheid is gebruikt gemaakt. Er zijn twee zienswijzen binnengekomen. Deze zijn door de gemeente samengevat en beantwoord (zie bijlage 7). De zienswijzen hebben geleid tot een tweetal wijzigingen (zie paragraaf 1.3 en 4.7) in de toelichting van het wijzigingsplan. De regels en de verbeelding zijn ongewijzigd gebleven.

Vervolgens is op 3 december 2019 het wijzigingsplan vastgesteld. De vaststelling van het wijzigingsplan wordt door het College van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

Het wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting en een ruimtelijke verbeelding van het plan en de daarbij horende juridische regeling.

Dit hoofdstuk geeft een korte toelichting op de juridische regeling van dit wijzigingsplan. Dit wijzigingsplan wijzigt alleen de ruimtelijke verbeelding van het bestemmingsplan Landelijk Gebied. De regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied blijven ongewijzigd en zijn van toepassing op dit wijzigingsplan.

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 2 Wateradvies

Bijlage 2 Wateradvies

Bijlage 3 Quickscan Archeologie

Bijlage 3 Quickscan archeologie

Bijlage 4 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 4 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 5 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 5 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 7 Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 7 Beantwoording zienswijzen