Obdam, Braken 10a
Wijzigingsplan - gemeente Koggenland
Vastgesteld op 02-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het wijzigingsplan Obdam, Braken 10a met identificatienummer NL.IMRO.1598.WPLGBraken10a-va01 van de gemeente Koggenland;
1.2 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
De begrippen, zoals opgenomen in artikel 1 van het bestemmingsplan "BestemmingsplanLandelijkGebied" met identificatienummer NL.IMRO.1598.BPLGKoggenland-va01, vastgesteld op 27 juli 2013, zoals aangepast bij het bestemmingsplan "reparatieplanLandelijk gebied 2017" met identificatienummer NL.IMRO.1598ReparatieBPLG2017-va01, vastgesteld op 14 mei 2018, blijven onverkort van toepassing.
Artikel 2 Wijze Van Meten
De wijze van meten, zoals opgenomen in artikel 2 van het bestemmingsplan "BestemmingsplanLandelijk Gebied" met identificatienummer NL.IMRO.1598.BPLGKoggenland-va01, vastgesteld op 27 juli 2013, zoals aangepast bij het bestemmingsplan "reparatieplan Landelijk gebied 2017" met identificatienummer NL.IMRO.1598ReparatieBPLG2017-va01, vastgesteld op 14 mei 2018, blijven onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch (Artikel 3)
De regels van de bestemming 'Agrarisch', zoals opgenomen in artikel 3 van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Landelijk Gebied" met identificatienummer NL.IMRO.1598.BPLGKoggenland-va01, vastgesteld op 27 juli 2013, zoals aangepast bij het bestemmingsplan "reparatieplan Landelijk gebied2017" met identificatienummer NL.IMRO.1598ReparatieBPLG2017-va01, vastgesteld op 14 mei 2018, blijven onverkort van toepassing.
Artikel 4 Bedrijf (Artikel 7)
De regels van de bestemming 'Bedrijf', zoals opgenomen in artikel 7 van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Landelijk Gebied" met identificatienummer NL.IMRO.1598.BPLGKoggenland-va01, vastgesteld op 27 juli 2013, zoals aangepast bij het bestemmingsplan "reparatieplan Landelijk gebied2017" met identificatienummer NL.IMRO.1598ReparatieBPLG2017-va01, vastgesteld op 14 mei 2018, blijven onverkort van toepassing, met dien verstande dat
- bedrijven die zijn gericht op het fabrieksmatig produceren van goederen niet zijn toegestaan;
- de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 1416,66 m2.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5 (Artikel 47)
De regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5', zoals opgenomen in artikel 47 van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Landelijk Gebied" met identificatienummer NL.IMRO.1598.BPLGKoggenland-va01, vastgesteld op 27 juli 2013, zoals aangepast bij het bestemmingsplan "reparatieplan Landelijk gebied2017" met identificatienummer NL.IMRO.1598ReparatieBPLG2017-va01, vastgesteld op 14 mei 2018, blijven onverkort van toepassing,
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
De algemene regels, zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan " BestemmingsplanLandelijk Gebied" met identificatienummer NL.IMRO.1598.BPLGKoggenland-va01, vastgesteld op 27 juli 2013, zoals aangepast bij het bestemmingsplan "reparatieplan Landelijk gebied 2017" met identificatienummer NL.IMRO.1598ReparatieBPLG2017-va01 vastgesteld op 14 mei 2018, blijven onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Obdam, Braken 10a
van de gemeente Koggenland.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 2 september 2022
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De agrarische bedrijfsvoering aan de Braken 10a in Obdam wordt op korte termijn beëindigd. In de nabije toekomst gaat het perceel grotendeels gebruikt worden voor een niet-agrarische bedrijvigheid. Hiervoor wordt een gedeelte van de bestaande gebouwen gebruikt. De rest van de gebouwen wordt gesloopt.
In het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Koggenland is de locatie van de ontwikkeling voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf'. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar 'Bedrijf' én 'Agrarisch'. De gemeente Koggenland staat in beginsel positief tegenover deze ontwikkeling en wil daarom in principe medewerking verlenen aan het verzoek om de bestemming te wijzigen naar 'Bedrijf' én 'Agrarisch'.
Met het voorliggende wijzigingsplan wordt aan de wijzigingsbevoegdheid toepassing gegeven.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Koggenland. Het plangebied is weergegeven op figuur 1.1. Het betreft het perceel Braken 10a in Obdam. De plangrens is afgestemd op het bestemmingsvlak van de huidige bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf'.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Planologische Regeling
Het plangebied is planologisch geregeld in het bestemmingsplan Landelijk gebied van de gemeente Koggenland dat is vastgesteld op 27 juli 2013 door de gemeente Koggenland. Op 14 mei 2018 is het reparatieplan Landelijk gebied 2017 vastgesteld. Het Reparatieplan vormt een aanvulling op het bestemmingsplan Landelijk gebied en moet in samenhang met dit bestemmingsplan worden gelezen.
De gronden hebben de enkelbestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf'.
In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.2 Uitsnede uit bestemmingsplan met het plangebied
Binnen de enkelbestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' én 'Agrarisch'. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 2.4 wordt op de voorwaarden ingegaan.
Paraplubestemmingsplan Parkeren
Voor de gehele gemeente Koggenland is een paraplubestemmingsplan op 17 juni 2019 vastgesteld. In dit parapluplan is een parkeerregeling voor de gemeente Koggenland opgenomen. Deze regeling is als een paraplu over de geldende bestemmingsplannen gelegd. Er is als het ware een laag aan de betreffende bestemmingsplannen toegevoegd. Dit wijzigingsplan wordt na vaststelling onderdeel van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan landelijk gebied' en 'Reparatie landelijk gebied 2017'. Hierdoor zijn regels uit dit parapluplan automatisch onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
1.4 Leeswijzer
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormt de toelichting de onderbouwing voor het feitelijke bestemmingsplan, bestaande uit een verbeelding (plankaart) en regels. De opbouw van deze toelichting is als volgt:
- na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de gewenste situatie beschreven. Hier wordt tevens getoetst aan de wijzigingscriteria;
- in hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau behandeld;
- een toetsing van het project aan wet- en regelgeving voor de verschillende milieu- en omgevingsaspecten is in hoofdstuk 4 opgenomen;
- in hoofdstuk 5 is de beschrijving van het juridische systeem en de bestemming opgenomen;
- de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid worden in hoofdstuk 6 beschreven.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied was voorheen in gebruik door een agrarisch bedrijf. De bedrijfsvoering hiervan wordt op korte termijn beëindigd. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergeven in figuur 2.1. Aan de voorzijde van het gebied staat de bedrijfswoning. Achter de woning staat de bedrijfsbebouwing. Het gaat om een vijftal gebouwen. Het perceel wordt ontsloten op de Braken. De foto in figuur 2.2 geeft de huidige situatie van het bedrijf weer vanaf de Braken.
Figuur 2.1 Luchtfoto met huidige situatie plangebied
Figuur 2.2 Huidige situatie vanaf Braken(bron: Google maps)
2.2 Nieuwe Situatie
De agrarische bedrijfsvoering aan de Braken 10a in Obdam wordt op korte termijn beëindigd. In de nabije toekomst gaat het perceel grotendeels gebruikt worden voor een niet-agrarische bedrijvigheid. Hiervoor wordt een gedeelte van de bestaande gebouwen gebruikt.
De rest van de gebouwen wordt gesloopt. In figuur 2.3 is aangegeven om welke gebouwen het gaat. Het betreft de gebouwen die rood omkaderd zijn. De met groen omkaderde gebouwen blijven behouden. Deze gebouwen gaan gebruikt worden voor de bedrijfsvoering en als bedrijfswoning.
Het gedeelte van het bestemmingsvlak met kadastraal nummer 864 krijgt de bestemming 'Bedrijf', waaronder de bedrijfswoning. Alle overige kadastrale percelen (940 gedeeltelijk en 1153 gedeeltelijk) krijgen de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwvlak. Ter plaatse is dan ook geen bebouwing mogelijk.
Figuur 2.3 Te slopen (rood omkaderd) en te behouden bebouwing (groen omkaderd)
2.3 Verkeer En Parkeren
Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Braken. De verkeersgeneratie in de voorgenomen situatie neemt niet toe ten opzichte van de huidige situatie. De verkeersgeneratie kan redelijkerwijs gelijk geschat worden aan de verkeersgeneratie van de huidige situatie.
De bedrijfsgebouwen én de woning heeft op basis van de kencijfers van het CROW een verkeersgeneratie van circa 100 mvt/etmaal. Hierbij is uitgegaan van de functietype 'Bedrijf arbeidsextensief/bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf)' én 'Koop, huis, vrijstaand'.
In de praktijk betreft dit overigens een aanzienlijk lager aandeel. Het geringe aandeel verkeer wikkelt zich af over de Braken en zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. De Braken heeft namelijk voldoende capaciteit om het verkeer te kunnen afwikkelen en heeft op korte afstand in noordelijke richting een aansluiting op de provincialeweg N194.
Voor wat betreft parkeren kan worden gesteld dat de parkeerbehoefte voor een bedrijfswoning en een tweetal bedrijfsgebouwen met een totale oppervlakte van 1.415 m² (1.085 + 330) op basis van de Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2018 18 parkeerplaatsen bedraagt.
Voor de bedrijfswoning geldt een parkeernorm van 1,8 parkeerplaatsen per woning. Voor bedrijven, met categorie 'Bedrijf arbeidsextensief (bezoekersextensief), geldt een norm van 1,1 per 100 m². Ofwel voor de bedrijfsgebouwen zijn 15,56 parkeerplaatsen nodig (0,011 * 1.415).
Het perceel biedt voldoende ruimte voor het opvangen van de parkeerbehoefte. De werkelijke parkeerbehoefte zal echter lager uitvallen. De loods zal hoofdzakelijk gebruikt worden door één á twee werknemers die sporadisch klanten ontvangen dan wel leveranciers die materialen leveren of ophalen.
2.4 Toetsing Aan Wijzigingscriteria
Wijzigingsbevoegdheid 5.6.4 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering
In het bestemmingsplan Landelijk Gebied is in artikel 5 lid 6.4 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waaraan met dit onderhavig plan toepassing gegeven wordt aan het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' naar de bestemming 'Bedrijf'. De wijzigingsbevoegdheid is als volgt geformuleerd:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf', 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf' of 'Sport - Manege' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:
- a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 6, 7, 8 of 29 van overeenkomstige toepassing zijn;
Met het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid worden de regels van artikel 7 van overeenkomstige toepassing. Dit betreft de bestemming 'Bedrijf'. De overige artikelen, zoals bijvoorbeeld de bestemming Bedrijf - Agrarisch hulpbedrijf, worden met dit wijzigingsplan niet van toepassing verklaard.
- b. het bouwvlak ter plaatse wordt verwijderd;
In de huidige situatie is geen bouwvlak aanwezig. Met dit wijzigingsplan wordt ook geen bouwvlak opgenomen.
- c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
In paragraaf 4.1 wordt beschreven dat de bedrijven in de omgeving op voldoende afstand staan. De bedrijven worden dan ook niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
- d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen;
De woonfunctie wordt ondergebracht in de bestaande bedrijfswoning. De toekomstige bedrijfsactiviteiten worden ondergebracht in de bestaande agrarische gebouwen.
- e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de fabrieksmatige productie van goederen;
In de regels van dit wijzigingsplan wordt opgenomen dat er geen bedrijven zijn toegestaan die zich richten op de fabrieksmatige productie van goederen.
- f. er een bedrijfsplan wordt overlegd waarin de volwaardigheid en de economische duurzaamheid van de bedrijfsvestiging wordt aangetoond;
Bij de gemeente is een bedrijfsplan overlegd waarin de volwaardigheid en de economische duurzaamheid van de bedrijfsvestiging wordt aangetoond.
- g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De functie wijzigingdoet geen afbreuk aan de woonsituatie én de milieusituatie van de omgeving. Ook hoofdstuk 4 gaat hier nader op in. De ontwikkeling leidt niet tot een grote toename van verkeer. De verkeersveiligheid is niet in het geding. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden ook niet aangetast. Dit wordt verder beschreven in paragraaf 4.1.
Wijzigingsbevoegdheid 5.6.3 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering
Verder is in het bestemmingsplan Landelijk Gebied in artikel 5 lid 6.3 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waaraan met dit onderhavig plan toepassing gegeven wordt aan het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf' naar de bestemming 'Agrarisch', mits:
- a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 en/of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
Met het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid worden de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing. Dit betreft de bestemming 'Agrarisch'.
- b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
De bedrijfsactiviteiten ter plaatse worden beëindigd. In dit geval wordt het verzoek om intrekking van de milieuvergunning gedaan daags na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan. De beëindiging van de bedrijfsactiviteiten zal plaatsvinden per 15 maart 2023.
- c. het bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bestemmingsvlak bestemd worden voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bestemmingsvlak voor het intensief veehouderijbedrijf;
Het plangebied bestaat uit het bestemmingsvlak 'Agrarisch-intensieve veehouderij'. Het gedeelte van het bestemmingsvlak met kadastraal nummer 864 krijgt de bestemming 'Bedrijf', waaronder de bedrijfswoning. Alle overige kadastrale percelen (940 gedeeltelijk en 1153 gedeeltelijk) krijgen de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwvlak. Ter plaatse is dan ook geen bebouwing mogelijk.
- d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet aangetast. Dit wordt verder beschreven in paragraaf 4.1.
- e. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs)bebouwing een aanvang neemt;
In de nabije toekomst gaat het perceel grotendeels gebruikt worden voor een niet-agrarische bedrijvigheid. Hiervoor wordt een gedeelte van de bestaande gebouwen gebruikt. Er blijft dan ook meer dan 300 m² over. Het terugbrengen tot ten hoogste 300 m² zou daarmee onevenredige consequenties hebben voor de toekomstige bedrijfswoning.
- f. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
De woonfunctie wordt ondergebracht in de bestaande bedrijfswoning.
- g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
De functie wijzigingdoet geen afbreuk aan de woonsituatie én de milieusituatie van de omgeving. Ook hoofdstuk 4 gaat hier nader op in. De ontwikkeling leidt niet tot een grote toename van verkeer. De verkeersveiligheid is niet in het geding. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet aangetast. Dit wordt verder beschreven in paragraaf 4.1.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
In het bestemmingsplan Landelijk gebied, dat op 27 juli 2013 is vastgesteld door de gemeente Koggenland, is voor de gronden binnen het plangebied ruimte gelaten om de bestemming te wijzigen naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering. Deze planologische ruimte wordt met dit wijzigingsplan benut.
Met het vaststellen van de Omgevingsverordening NH2020 is vanaf 16 november 2020 het provinciaal beleid gewijzigd. De Omgevingsverordening NH2020 stelt regels omtrent de provinciale hoofdbelangen. Artikel 6.5 Voormalige agrarische bouwpercelen geeft aan dat de bestaande bebouwing op een voormalig agrarisch bouwperceel, inclusief de agrarische bedrijfswoning(en) en uitgezonderd kassen, mag worden gebruikt voor werken. Voorwaarde is dat sprake is van volledige beëindiging van het agrarisch bedrijf. Aan de voorwaarde wordt voldaan. Het agrarisch bedrijf wordt beëindigd. Ook wordt met deze functie de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet beperkt. Hiervoor wordt verwezen naar lid b, paragraaf 4.1. In de regels, artikel 7.4 lid b, van de bestemming Bedrijf is verder een regeling opgenomen die er voor zorgt dat buitenopslag niet is toegestaan. Tot slot heeft deze functie aantoonbaar geen onevenredige verkeersaantrekkende werking en er sprake is van een acceptabele verkeerssituatie. De ontwikkeling is daarmee passend binnen het provinciaal beleid.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Voor de ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en op andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld voor archeologie en cultuurhistorie, ecologie).
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingsgrenzen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
Met dit wijzigingsplan wordt een bedrijf uit milieucategorie 2 mogelijk gemaakt. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter. Binnen een afstand van 30 meter komen geen gevoelige functies voor. Ten aanzien van de bestaande bedrijfswoning geldt dat er sprake is van een verantwoord woon- en leefklimaat. Het dichtstbijzijnde bedrijf ligt namelijk op een afstand van meer dan 180 meter. Het gaat om het agrarisch bedrijf aan de Wogmeer 109. In de VNG-uitgave geldt voor het 'fokken en houden van rundvee' (SBI-code 0141, 0142) een minimale bedrijfsafstand van 100 meter tot gevoelige bestemmingen. De maatgevende afstand wordt bepaald door het hinderaspect 'geur'. Aan de richtafstand wordt voldaan.
Overige bedrijvigheid bevindt zich op een afstand van meer dan 200 meter en is daarmee niet relevant. Het aspect 'milieuzonering' vormt dan ook geen belemmering voor de in deze ruimtelijke motivering besloten ontwikkeling.
4.2 Geluid
Het aspect geluid gaat over geluidshinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Er zijn er geen spoorwegen of geluidszoneringsplichtige industrie aanwezig, dus alleen het aspect 'wegverkeerslawaai' is aan de orde.
Het voorliggende wijzigingsplan heeft betrekking op een plangebied met daarbinnen het in gebruik nemen van bestaande gebouwen ten behoeve van een bedrijf. Verder wordt de bestaande bedrijfswoning nu ook weer in gebruik genomen als bedrijfswoning. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Met de functiewijziging is geen sprake van het toevoegen van een nieuw geluidsgevoelig object. Er bestaat derhalve geen inspanningsverplichting voor het uitvoeren van akoestisch onderzoek. De Wet geluidhinder staat de ontwikkeling van dit wijzigingsplan niet in de weg.
4.3 Bodemkwaliteit
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet ingeval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. De functiewijziging vindt plaats op de gronden van een bestaande bedrijfswoning. Verder worden de bestaande bedrijfsgebouwen nu ook weer in gebruik genomen ten behoeve van een bedrijfsvoering. Volgens de Woningwet is er een bodemonderzoek vereist indien het een bouwwerk betreft waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (meer dan 2 uur per (werk)dag) mensen verblijven. In de gewenste situatie is hier geen sprake van. Een verkennend bodemonderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
4.4 Water
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.
Het plan is aangemeld op de website www.dewatertoets.nl. Voor het plan is advies aangevraagd in het kader van de watertoets op www.dewatertoets.nl. Met de gegevens (zie bijlage 1) die zijn opgegeven is bepaald dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding. Er is geen waterschapsbelang bij de voorgenomen functiewijziging. Verder overleg met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is niet nodig. Het hoogheemraadschap geeft een positief wateradvies.
4.5 Archeologie
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet. Dit geldt ook voor de verordeningen, wijzigingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
Door Archeologie Westfriesland, een samenwerkingsverband van verschillende Westfriese gemeenten, is een archeologische beleidskaart opgesteld. Op deze beleidskaart zijn in totaal 5 verschillende archeologische verwachtingswaarden aangegeven. De hoogste bescherming is gegeven aan gebieden waarvan bekend is dat hier archeologische resten aanwezig zijn. Hier geldt dat bij alle bodemingrepen een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De beleidskaart is verwerkt in het Reparatieplan landelijk gebied 2017. Op basis van dit plan kent het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5. Onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 20.000 m². Met dit wijzigingsplan is hier geen sprake van. Onderzoek is daarom niet nodig.
Het aspect archeologie belemmert de uitvoering van de ontwikkeling niet.
4.6 Cultuurhistorie
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden. Cultuurhistorie is geen belemmerende factor voor de voorgenomen ontwikkelingen in dit gebied.
Vanuit het omgevingsaspect archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor het plangebied.
4.7 Ecologie
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
Het plangebied maakt geen deel uit of ligt niet in een gebied dat beschermd is in het kader van de Wnb. De meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden zijn Eilandspolder en Markermeer & IJmeer op respectievelijk 7,8 en 7,9 kilometer afstand. Gezien de afstand en de aard van de ontwikkeling (functiewijziging van een intensieve veehouderij naar een lichtere bedrijfsfunctie) is er geen sprake van directe aantasting, zoals effecten door geluid of optische verstoring van instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Indirecte effecten door stikstofemissie in de gebruiksfase zijn ook niet aan de orde.
Natuurnetwerk Nederland
Ten oosten van het plangebied bevinden zich gronden die deel uitmaken het Natuurnetwerk Nederland. Met de functiewijziging ontstaan geen nadelige gevolgen voor de wezenlijke kenmerken en waarden van dit natuurgebied. Ook leidt de functiewijziging niet tot een vermindering van de kwaliteit, de oppervlakte of de samenhang. De functiewijziging zorgt namelijk niet voor een nieuw ruimtebeslag en is qua gebruiksintensiteiten minder belastend dan een intensieve veehouderij.
Weidevogelleefgebied
De voorgenomen ontwikkelingen vinden plaats buiten de begrenzing van het volgens de provincie aangewezen Bijzonder provinciaal landschap. In deze gebieden zijn onder andere leefgebieden voor weidevogels opgenomen. Het plangebied maakt hier dus geen deel van uit.
Soortenbescherming
Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.
Voor de ontwikkeling is een quickscan ecologie uitgevoerd. Deze is als bijlage toegevoegd. Uit de QuickScan is gebleken dat er mogelijk jaarrond beschermde nesten van huismus, algemene broedvogels en mogelijk verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen en essentieel foerageergebied binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden aanwezig zijn. Tevens bestaat de kans dat door de werkzaamheden de rugstreeppad zich kan vestigen in het plangebied. Om overtredingen op de Wet natuurbescherming te voorkomen dienen voor deze soortgroepen enkele mitigerende maatregelen genomen te worden. Zo dient lichtverstoring op verblijfplaatsen van vleermuizen voorkomen te worden en verdient het de voorkeur om werkzaamheden uit te voeren buiten het vogelbroedseizoen om negatieve effecten op in gebruik zijnde nesten te voorkomen. Om de vestiging van de rugstreeppad tijdens de werkzaamheden te voorkomen kan er buiten de actieve periode gewerkt worden of dienen zandhopen binnen enkele dagen verwijderd te worden en dient het ontstaan van waterplassen vermeden te worden. Nesten van de huismus zullen door de werkzaamheden niet extra verstoord worden en hier zijn dus geen vervolgstappen.
Indien bovenstaande werkwijzen worden toegepast, zijn er geen belemmeringen meer ten aanzien van de Wet natuurbescherming.
4.8 Kabels En Leidingen
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. Rond deze planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.9 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, artikel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2-jaargemiddelde) en fijn stof (PM10-jaar- en daggemiddelde) van belang.
Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in de omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit. In de omgeving van het plangebied zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Ter plaatse van het plangebied geldt een gemiddelde concentratie van minder dan 10 ug/m3 voor stikstofdioxide (NO2). De grenswaarde voor stikstofdioxide bedraagt 40 µg/m3 (sinds 2015). Ter plaatse van het plangebied geldt een gemiddelde concentratie en minder dan 10 ug/m3 voor fijn stof (PM10). De grenswaarde voor fijnstof bedraagt 50 µg/m3.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. De bedrijvigheid die met dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt, gaat geen enkele honderden verkeersbewegingen per dag met zich meebrengen. Als gevolg hiervan is geen sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Er is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de streefwaarde.
Het aspect luchtkwaliteit staat de ontwikkeling van dit wijzigingsplan niet in de weg.
4.10 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Onderzoek
Risicorelevante inrichtingen
Uit de risicokaart voor Nederland blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het plangebied bevindt zich binnen de kaart 3 van de verordening aangegeven 'veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen'. Op basis van artikel 2.23.3 van de Geconsolideerde Omgevingsverordening februari 2021 is een nadere verantwoording van het groepsrisico nodig en dient advies van de Veiligheidsregio Groningen opgevraagd te worden.
Met de ontwikkelingen die het wijzigingsplan mogelijk maakt worden geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk gemaakt en vindt er geen toename van het aantal personen plaats, waardoor er geen sprake is van effecten op de externe veiligheidssituatie. Aanvullend onderzoek naar het aspect externe veiligheid kan dan ook achterwege blijven.
Buisleidingen
Er zijn geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
Het wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Op deze verbeelding is de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Landelijk Gebied. De voorschriften van het moederplan en herziening blijven ongewijzigd van toepassing. De wijziging ziet alleen op het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Intensief veehouderijbedrijf naar de bestemming 'Bedrijf' en 'Agrarisch'.
In de regels is de relatie met het moederplan vastgelegd via een verwijzing naar de regels uit dat moederplan. Voor toetsing aan de voorschriften moeten derhalve artikel 3 én 5 van het moederplan en herziening worden geraadpleegd.
Zoals gezegd wordt met dit wijzigingsplan de bestemming 'Agrarisch' én 'Bedrijf' van overeenkomstige toepassing verklaard.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak en overleg
In artikel 3.1.1 Bro is bepaald dat overleg gepleegd moet worden met besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Zienswijze
Het ontwerp wijzigingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is eenieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingebracht.
Vaststelling
Het wijzigingsplan is vervolgens vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het wijzigingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van dit plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van de plannen (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer. Voor de locatie wordt een anterieure overeenkomst gesloten. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor wordt dan een planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en uitvoerbaar geacht.
Grondexploitatie
Het gaat hier niet om een wijzigingsplan dat een 'aangewezen bouwplan' mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening is dan ook niet van toepassing. De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten.