KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Agrarisch
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Wonen - Stolp
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Geldende Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Beschrijving Initiatief
2.1 Huidige Situatie
2.2 Beschrijving Initiatief
2.3 Toetsing Aan Wijzigingscriteria
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Wegverkeerslawaai
4.3 Water
4.4 Bodem
4.5 Beeldkwaliteit
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Archeologie
4.8 Ecologie
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Luchtkwaliteit
4.11 Kabels, Leidingen En Zoneringen
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid En Grondexploitatie
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Watertoets / Overlegreactie Hoogheemraadschap
Bijlage 2 Archeologische Quickscan
Bijlage 3 Ecologische Quickscan
Bijlage 4 Overlegreactie Provincie

Noorddijkerweg 74 Ursem

Wijzigingsplan - Gemeente Koggenland

Vastgesteld op 16-06-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Noorddijkerweg 74 Ursem met identificatienummer NL.IMRO.1598.WPLGNoorddijkerw74-va01 van de gemeente Koggenland.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

Voor de overige begrippen zijn de begrippen van artikel 1 van het bestemmingsplan "LandelijkGebied" van 27 juni 2013 van de gemeente Koggenland van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Agrarisch

Voor de regels van deze bestemming zijn de regels van artikel 3 van het bestemmingsplan "LandelijkGebied" van 27 juni 2013 van de gemeente Koggenland van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Wonen

Voor de regels van deze bestemming zijn de regels van artikel 36 van het bestemmingsplan "LandelijkGebied" van 27 juni 2013 van de gemeente Koggenland van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Wonen - Stolp

Voor de regels van deze bestemming zijn de regels van artikel 37 van het bestemmingsplan "LandelijkGebied" van 27 juni 2013 van de gemeente Koggenland van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

Voor de regels van deze bestemming zijn de regels van artikel 44 van het bestemmingsplan "LandelijkGebied" van 27 juni 2013 van de gemeente Koggenland van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 5

Voor de regels van deze bestemming zijn de regels van artikel 47 van het bestemmingsplan "LandelijkGebied " van 27 juni 2013 van de gemeente Koggenland van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen landschapsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen landschapsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan

Noorddijkerweg 74 Ursem

van de gemeente Koggenland.

Behorende bij het besluit van 16 juni 2015

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op het omzetten van een agrarische bestemming naar een woonbestemming in het landelijk gebied ten noorden van Ursem aan de Noorddijkerweg 72-74. De huidige bedrijfswoning wordt een reguliere woning. De schuur in de vorm van een stolp wordt gesloopt en hier wordt een nieuwe stolp voor teruggebouwd met maximaal twee woningen. Daarnaast wordt de landbouwschuur achter de huidige stolpschuur gesloopt en vervangen door een bijgebouw en wordt de tuin naast de Noorddijkerweg 72 bij de woonbestemming getrokken. De ontwikkeling kan mogelijk worden gemaakt met een aantal wijzigingsbevoegdheden van een agrarische bestemming naar een woonbestemming die het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Koggenland biedt.

De gemeente Koggenland wil medewerking verlenen aan het plan met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheden. Het voorliggende wijzigingsplan voorziet daarin.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft de percelen Noorddijkerweg 72-74, dat op circa 500 meter ten noorden van Ursem ligt. De begrenzing is afgestemd op het in het geldende bestemmingsplan toegekende bouwperceel en uitgebreid met de tuin behorende bij het perceel Noorddijkerweg 72.

De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGNoorddijkerw74-va01_0001.jpg"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende Regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, dat door de gemeenteraad van Koggenland is vastgesteld op 27 juli 2013 . Het heeft hierin de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding bouwvlak. Hierbinnen is de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf en een bedrijfswoning toegestaan.

Op grond van artikel 3 lid 3.7.8 Compensatieregeling kunnen Burgemeester en Wethouders het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', voorzover het gronden betreft gelegen binnen een bouwvlak, wordt gewijzigd in een woonbestemming ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van het verwijderen van bebouwing. Het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid is gekoppeld aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de bouw van één nieuw woonhuis dient naast een bestaande bedrijfswoning plaats te vinden. Bouwen in de tweede lijn achter de bestaande lintstructuur is niet toegestaan;
  2. b. alle voormalige bedrijfsbebouwing moet worden verwijderd met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1.000 m²;
  3. c. alle bijbehorende (bedrijfsmatig te gebruiken) verharding moet worden verwijderd;
  4. d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid moeten de regels van de woonbestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
  5. e. het bouwvlak moet ter plaatse worden verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bouwvlak bestemd blijven voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bouwvlak;
  6. f. de breedte van de beide woonpercelen aan de wegzijde dient ten minste 20,00 m te bedragen;
  7. g. er moet sprake zijn van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied;
  8. h. er mag geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  9. i. de geluidsbelasting mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  10. j. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De vergroting van het woonperceel ten behoeve van de tuin wordt mogelijk gemaakt met artikel 3 lid 3.7.10 (vergroten bestemmingsvlakken woning). Het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid is gekoppeld aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de diepte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen mag na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid met ten hoogste 30 m worden vergroot;
  2. b. er mag geen sprake zijn van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  3. c. de gronden dienen op een goede wijze landschappelijke te worden ingepast;
  4. d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Zoals aangegeven kan de gewenste situatie juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt worden via deze wijzigingsbevoegdheden. De ontwikkeling wordt in de navolgende hoofdstukken getoetst aan de criteria uit deze wijzigingsbevoegdheden.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling nader beschreven en wordt getoetst aan de voorwaarden voor het wijzigen van het bestemmingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Beschrijving Initiatief

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied van dit wijzigingsplan ligt in het agrarisch gebied ten noorden van de kern Ursem in het lint aan de Noorddijkerweg binnen de bebouwde kom. Aan de Noorddijkerweg 72-74 was een akkerbouwbedrijf gevestigd, waarvan de functie inmiddels is beëindigd. Er naast aan de Noorddijkerweg 76 is een aannemer/timmerbedrijf aanwezig die de bestemming 'Bedrijf' heeft. Aan de overzijde liggen de percelen Noorddijkerweg 29 (melkveehouderij) en Noorddijkerweg 31 met een agrarische bestemming.

Binnen het plangebied staat een bedrijfswoning met daarnaast een schuur in de vorm van een stolp. Achter de schuur staat op circa 25 meter nog een schuur waartussen verharding. Aan de noord-, west- en oostkant van het perceel is een strook opgaande beplanting aanwezig. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGNoorddijkerw74-va01_0002.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (bron: Google Maps)

2.2 Beschrijving Initiatief

Het initiatief omhelst het volgende:

  • omzetten van de bedrijfswoning in een reguliere woning;
  • slopen van de schuren;
  • realiseren van een woonhuis met de mogelijkheid van twee woningen in de vorm van een stolp op de locatie van de huidige schuur (stolp);
  • realisatie nieuw bijgebouw.

Om dit te kunnen realiseren wordt de agrarische bestemming gewijzigd naar twee woonbestemmingen:

  • 'Wonen' voor het perceel met de bedrijfswoning inclusief het planologisch regelen van de feitelijke tuinsituatie aan de westkant van de woning;
  • 'Wonen - Stolp' voor het nieuwe woonhuis in de vorm van een stolp;

Het zuidelijk deel van het bouwperceel dat niet bij de woonbestemmingen wordt betrokken, wordt als "Agrarisch' zonder bouwvlak bestemd om te voorkomen dat de woonpercelen te groot worden.

Het perceel is reeds landschappelijk ingepast aan de voor- en oostzijde door bestaande beplanting. Aan de achterzijde van het nieuwe woonperceel zal een nieuwe beplantingsstrook aangelegd worden. Aan de westkant is een woning aanwezig. Tussen de twee percelen is beplanting aanwezig.

De gewenste situatie binnen het plangebied is weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGNoorddijkerw74-va01_0003.jpg"

Figuur 2.2 Gewenste situatie plangebied

In planologische zin stelt het plan een wijziging van de bestemmingen voor.

2.3 Toetsing Aan Wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden in artikel 3 lid 3.7.8 en lid 3.7.10. De ontwikkeling wordt daarom getoetst aan de criteria van deze wijzigingsbevoegdheden.

2.3.1 Compensatieregeling (artikel 3 lid 3.7.8)

Bouw van één nieuw woonhuis naast een bestaande bedrijfswoning

Er wordt één woonhuis gerealiseerd direct naast de bestaande bedrijfswoning in dezelfde lijn. Er wordt dus niet gebouwd in de tweede lijn. Binnen dit woonhuis kunnen maximaal 2 woningen worden gerealiseerd.

Woonfunctie onderbrengen in de voormalige bedrijfswoning

De bedrijfswoning wordt omgezet in een reguliere woning.

Verwijderen voormalige bedrijfsbebouwing van minimaal 1.000 m2 en oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m²

De twee schuren op het bedrijf worden gesloopt. De schuur in de vorm van de stolp is circa 250 m² en de schuur ten zuiden hiervan circa 800 m². Dit is gezamenlijk 1.050 m². Daarmee is er geen bedrijfsbebouwing meer aanwezig.

Voor erfbebouwing is het reguliere beleid ten aanzien van bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen in het buitengebied van toepassing. Dit is maximaal 250 m² per woonperceel.

Verwijdering alle bijbehorende verharding

Alle bijbehorende verharding wordt verwijderd. Dit is in een overeenkomst vastgelegd.

Regels van de woonbestemming zijn van toepassing

De regels zijn overgenomen.

Verwijdering bouwvlak ter plaatse

Het bouwvlak ter plaatse is verwijderd. Het deel dat niet bebouwd wordt is bestemd als "Agrarisch" zonder bouwvlak.

Breedte van de beide woonpercelen aan de wegzijde bedraagt ten minste 20,00 m

Beide percelen bedragen aan de wegzijde circa 40 meter.

Goede landschappelijke inpassing

Het perceel is reeds voorzien van opgaande beplanting aan de noord-, west- en oostzijde. Daarnaast wordt er een nieuwe beplantingsstrook aangelegd aan de zuidkant. Hiermee is het perceel landschappelijk goed ingepast. Daarnaast is er een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door het verwijderen van de bedrijfsbebouwing en verharding.

Geluidsbelasting

In paragraaf 4.2 Wegverkeerslawaai wordt ingegaan op de geluidsbelasting.

Overige kwaliteiten

In de paragrafen 4.1 Milieuzonering, 4.8 Ecologie en 4.6 Cultuurhistorie wordt aangegeven dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

2.3.2 Vergroten bestemmingsvlakken wonen (artikel 3 lid 3.7.10)

Regels van de woonbestemming zijn van toepassing

De regels zijn overgenomen.

De diepte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen wordt ten hoogste 30 m vergroot

De diepte wordt niet vergroot, het gaat om de tuin naast de bestaande woning , waardoor sprake is van een uitbreiding in de breedte. De feitelijke tuinsituatie bij deze woning wordt daarmee planologisch geregeld.

Goede landschappelijke inpassing

Er is sprake van een bestaande situatie waar het perceel is ingericht als tuin.

Overige kwaliteiten

In de paragrafen 4.1 Milieuzonering, 4.8 Ecologie en 4.6 Cultuurhistorie wordt aangegeven dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

2.3.3 Conclusie

Het initiatief voldoet aan de wijzigingscriteria.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het beleid, wat voor het plangebied relevant is, komt in dit hoofdstuk aan de orde.

3.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en is begin 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het wijzigingsplan raakt geen rijksbelangen.

3.2 Provinciaal Beleid

In de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (PRVS) zijn de beleidsuitgangspunten uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040 juridisch vastgelegd. In de PRVS is onder andere een regeling opgenomen voor woningbouw in het landelijk gebied. Dit is in principe niet toegestaan. Wel zijn nieuwe woningen toegestaan wanneer sprake is van functiewijziging of bij toepassing van een ruimte voor ruimte regeling. Er is hier echter sprake van een compensatieregeling die met toepassing van een gemeentelijke wijzigingsprocedure mogelijk wordt gemaakt. Wel dient bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid rekening te worden gehouden met het gestelde in de PRVS. Hierbij is met name artikel 15 van belang. In Artikel 15 van de PRVS wordt de ruimtelijke kwaliteitseis voor van verstedelijking in het landelijk gebied nader omschreven:

  1. 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking als bedoeld in de artikelen 12, 13, 13a en 14 in het landelijk gebied, voldoet aan de uitgangspunten zoals vermeld in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (PS d.d. 21 juni 2010) ten aanzien van:
    1. a. de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen en aardkundige waarden als bedoeld in artikel 8;
    2. b. de kernkwaliteiten van de bestaande dorpsstructuur waaraan wordt gebouwd;
    3. c. de openheid van het landschap daarbij inbegrepen stilte en duisternis;
    4. d. de historische structuurlijnen;
    5. e. cultuurhistorische objecten.
  2. 2. De toelichting van een bestemmingsplan geeft aan in welke mate ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde functies rekening is gehouden met:
    1. a. de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap;
    2. b. de ordeningsprincipes van het landschap;
    3. c. de bebouwingskarakteristieken (architectuur, stedenbouw, openbare ruimte) ter plaatse;
    4. d. de inpassing van de nieuwe functies in de wijdere omgeving (grotere landschapseenheid);
    5. e. de bestaande kwaliteiten van het gebied (inclusief de ondergrond) als hiervoor bedoeld en de maatregelen die nodig zijn om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen in relatie tot de nieuwe functies.

Zoals eerder gesteld is/wordt het perceel landschappelijk goed ingepast. Daarmee voldoet het aan de landschappelijke kernkwaliteiten. Het nieuwe woonhuis wordt gebouwd op dezelfde plaats als de stolp. De lintstructuur verandert hier niet door. Door het verwijderen van de andere schuur wordt het landschap opener. Historische structuurlijnen veranderen niet. Doordat het nieuwe woonhuis gebouwd wordt in de vorm van een stolp dat de schuur ook was, verandert de bebouwingskarakteristiek niet.

Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat voldaan wordt aan de uitgangspunten en er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Volledigheidshalve kan worden opgemerkt dat de mogelijkheid voor de compensatieregeling in het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied is opgenomen via toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Met deze bevoegdheid, die aan het college van burgemeester en wethouders is voorbehouden, heeft de provincie impliciet ingestemd.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Bestemmingsplan Landelijk Gebied

Zoals al eerder aangegeven in deze toelichting is de omzetting van een agrarische bestemming naar een (extra) woonbestemming in het bestemmingsplan Landelijk Gebied mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. De voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid vormen daarmee het gemeentelijk beleid om een functieverandering toe te staan. In paragraaf 2.3 is al aangegeven dat het voorliggende plan voldoet aan de betreffende wijzigingsbevoegdheid en daarmee dus past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Ter bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving wordt naast specifieke (milieu)wetgeving de ruimtelijke ordening ingezet. In de volgende paragrafen worden deze aspecten per thema onderzocht.

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Er moet rekening gehouden worden met toekomstige bouwmogelijkheden van de omliggende bedrijven. Volgens de VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering” is de afstand tot een melkrundveehouderij 100 meter. In een omgevingstype "gemengd gebied” mag de richtafstand met één stap te verlagen. Er is hier sprake van een omgevingstype "gemengd gebied”. De minimale afstand is dan 50 meter.

Zowel de bestaande woning als de nieuwe stolp liggen minimaal op een afstand van 50 meter van het bedrijfsgedeelte van de agrarische bouwpercelen aan de andere zijde van de weg (Noorddijkerweg nrs. 31 en 29). De bestemmingsgrens van deze agrarische bedrijven ligt weliswaar dichterbij, maar de regels verplichten dat de bedrijfsgebouwen achter de achtergevel van de bedrijfswoning moeten worden gebouwd. De achtergevel van de bedrijfswoning kan daarmee als bepalend worden beschouwd voor de aan te houden afstand.

Aan de oostzijde van de nieuwe woonbestemming is een aannemersbedrijf gevestigd (Noorddijkerweg 76). Dit betreft een bedrijf uit milieucategorie 3.1 (afstand 50 meter) ingevolge de bedrijvenlijst. De afstand tot de dichtstbijzijnde gevel van het geprojecteerde woonhuis tot de bestemmingsgrens van de bestemming 'Bedrijf' bedraagt ruim 55 meter. Aan deze normafstand wordt dus voldaan.

De afstand tot een nabij gelegen rundveehouderijbedrijf is in de bebouwde kom 100 meter en daarbuiten 50 meter. Koggenland heeft een geurverordening opgesteld waardoor deze afstanden zijn gehalveerd.

Geconcludeerd wordt dat er in de nieuwe situatie sprake is van een verantwoorde milieuzonering.

4.2 Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, dient onderzocht te worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde.

Op de Noorddijkerweg geldt een maximum snelheid van 60 km/u. Uit de geluidzonekaart van de gemeente Koggenland (zie onderstaand figuur) blijkt dat voorkeursgrenswaarde van 48 dB van de Wet geluidhinder ten aanzien van het wegverkeerslawaai niet wordt overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGNoorddijkerw74-va01_0004.jpg"

Figuur Uitsnede geluidkaart

4.3 Water

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de planologische procedure. De ontwikkeling is via de digitale watertoets voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Uit deze voortoets blijkt dat de invloed op de waterhuishouding beperkt is. Daarom kan de korte procedure voor de watertoets worden doorlopen. Hiervoor geldt dat de 'standaard uitgangspunten' voor de watertoets gevolgd kunnen worden. Deze zijn opgenomen in Bijlage 1Watertoets / Overlegreactie hoogheemraadschap.

Er is een afname van de verharding daarom hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden. De ambitie van het hoogheemraadschap is om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Is dit het geval dan adviseert het Hoogheemraadschap een gescheiden stelsel aan te leggen.

Daarnaast adviseert het Hoogheemraadschap om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.

Aanvullend op de digitale watertoets heeft het hoogheemraadschap in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gereageerd (bijlage 1).

Het hoogheemraadschap geeft aan dat het bouwen boven een duiker niet is toegestaan. De bebouwing zal ten minste twee meter uit de horizontale projectie van de duiker moeten blijven. Verzocht wordt het plan hierop aan te passen. Figuur 2.2 betreft een indicatieve schets waar de plaats en omvang van het gebouw indicatief is ingetekend. Bij de uitvoering van de plannen zal rekening worden gehouden dat aan de afstand tussen het gebouw en de duiker wordt voldaan. Het aanpassen van de regeling is om die reden niet nodig.

Ten aanzien van de waterkwaliteit, geeft het hoogheemraadschap aan dat de bestaande lozing situatie wijzigt. De nieuw gecreëerde woning wordt als een nieuwe lozing beschouwd waardoor de gemeente een aansluitverplichting heeft voor het huishoudelijk afvalwater. Voor de gesplitste woning zal opnieuw een afweging gemaakt moeten worden. Indien de afstand tussen de locatie en het gemeentelijke rioleringsstelsel te groot is, is ontheffing van de aansluitplicht noodzakelijk. Voor nieuwe lozingen op het oppervlaktewater is een zuiverende voorziening in de vorm van een septic tank (IBA 1 of IBA 2) verplicht. In de toelichting zou het Hoogheemraadschap graag terugzien hoe met het huishoudelijk afvalwater wordt omgegaan. Op beide adressen zal drukriolering worden aangelegd. Het hemelwater wordt op het oppervlaktewater geloosd.

Ten slotte constateert het hoogheemraadschap dat mogelijk een watervergunning of ontheffingen nodig zijn. Zij adviseert om hierover in een vroeg stadium overleg te starten, zodat onderzoeken tijdig kunnen worden gestart en wordt voorkomen dat onnodige onderzoeken worden gedaan. Bij de uitvoering van de plannen zal hiermee uiteraard rekening worden gehouden.

4.4 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied. De locatie is in gebruik als agrarisch bedrijf. Aangenomen wordt dat deze grond schoon is. Er is geen sprake van een verdachte locatie.

Het uitvoeren van een bodemonderzoek is daarom nu niet noodzakelijk. In het kader van de vergunningaanvraag wordt een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.

4.5 Beeldkwaliteit

Voor het landelijk gebied is een beeldkwaliteitplan gemaakt. In het beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied zijn aandachtspunten aangegeven voor de landschappelijke inpassing van nieuwe ontwikkelingen in het landschap. Op basis van onderstaande aandachtspunten is aangegeven op welke wijze de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan genoemde beeldkwaliteitseisen.

Situering erf

  • Over het algemeen zijn boerderijerven in Koggenland gesitueerd aan de weg. Bij uitbreiding van het erf dient aangesloten te worden op de huidige ligging van het erf ten opzichte van de weg, in de lengterichting of in de dwarsrichting. Hierdoor blijft de bestaande openheid van het tussen de linten gelegen landschap behouden en blijven bestaande doorzichten vanuit het lint naar het achterliggende landschap behouden;
  • de boerderijerven zijn in de woonbebouwingslinten en agrarische bebouwingslinten voornamelijk in de dwarsrichting aan de weg gesitueerd. Bij vergroting van het erf wordt aangesloten op de huidige richting en dient rekening gehouden te worden met doorzichten vanuit het lint en afstand tot bestaande watergangen, kades en dijken;
  • de erven los van de oorspronkelijke lintstructuur zijn voornamelijk in de lengterichting aan de weg gesitueerd.

De voorgenomen inrichting met stolp en het daarachter gesitueerd bijgebouw sluit aan op de bestaande bebouwingsstructuur. De richting van de gebouwen dwars op de weg past in het gebied.

Interne situering

  • Op het terrein is duidelijk sprake van één hoofdgebouw en meerdere bijgebouwen;
  • door beplantingen worden de verschillende onderdelen op het erf met elkaar verbonden;
  • overige bedrijfsgebouwen op een erf van een stolp worden zoveel mogelijk achter de achterste gevel van de stolp geplaatst;
  • ter hoogte van de entree van het gebouw is de ruimte tussen de stolp en overige gebouwen minimaal 5 meter;
  • kleinschalige elementen zoals volières en buitenopslag horen op het achterste deel van het terrein en zijn ingepast door middel van hagen of opgaande beplanting;
  • grootschalige bebouwing in de linten wordt naar achteren geplaatst zodat deze niet dominant wordt in de lintstructuur die voornamelijk gekarakteriseerd wordt door kleinschalige lintbebouwing en stolpen.

De voorgenomen situering van de gebouwen voldoet aan de hiervoor genoemde uitgangspunten. De stolp wordt beeldbepalend voor de locatie.

Aansluiting van het erf op de omgeving

  • De breedte van de scheidende watergang tussen de weg en het erf wordt zo veel mogelijk gerespecteerd;
  • de breedte van een dam of brug over de scheidende sloot bedraagt maximaal 5 meter;
  • het aantal erftoegangen in de woonlinten wordt per bedrijf zoveel als mogelijk beperkt tot één.

De aansluiting van het perceel op de weg behoudt zijn bestaande structuur.

Bebouwingskarakteristieken

  • De gebouwen staan voornamelijk dwars op de weg;
  • op het boerenerf is samenhang tussen de richtingen van de gebouwen onderling;
  • op het boerenerf is samenhang tussen de dakhellingen van de verschillende gebouwen. De gebouwen hebben een kantige vormbehandeling;
  • de maximale nokhoogte van de bestaande stolpen wordt zoveel mogelijk als maximum aangehouden. Waar mogelijk dient ingezet te worden op een nadere geleding van zeer grote stallen, zodat samenhang tussen de oude bebouwingsstructuur en de nieuwe bebouwing ontstaat.

De bebouwingskarakteristiek van de voorgenomen bebouwing voldoet aan de hiervoor genoemde uitgangspunten.

Landschappelijke aankleding

  • Het voorste deel van het terrein krijgt een representatieve uitstraling door de situering van hagen langs grote oppervlakten verharding;
  • erven binnen de linten zijn van elkaar gescheiden door middel van sloten. Deze structuur van sloten kan bij compensatie van waterberging versterkt worden door een verbreding van de sloten. Hekwerken passen niet binnen de ruimtelijke structuur in de linten;
  • de linten worden gekenmerkt door natuurlijke oevers. Oeverbeschoeiing, cotoneaster, klimopoevers en antiworteldoek passen niet in het landschap;
  • de erfbeplanting heeft een sobere uitstraling. De beplantingssoorten zijn inheems. Voor de beplanting kan gekozen worden uit beplantingstypologieën. Voor het voorste deel van het erf met het hoofdgebouw en de karakteristieke bebouwing: markering van de hoeken van het erf met solitaire bomen, bomenrijen langs de randen, hagen en boomgaarden;
  • ter hoogte van de hoge bebouwing (>5 meter) dient het terrein aan de zijkanten ingepast te worden met singelbeplanting;
  • lagere bouwwerken, zoals sleufsilo's kunnen ingepast worden door middel van grondwallen. Daarnaast kan bij inpassing gekozen worden voor een open structuur van natuur, waarbij rietvelden zorgen voor een landschappelijke overgang.

De landschappelijke inpassing voldoet aan de hiervoor genoemde uitgangspunten. De voorste bebouwing, de stolp, is karakteristiek voor het landschap. Deze bebouwing is ingepast met de bestaande beplantingsstructuur. De hogere bebouwing aan de achterzijde wordt ingepast met dichte opgaande singelbeplanting. In figuur 2.2. is de landschappelijke inpassing weergegeven.

Conclusie

De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten uit het Beeldkwaliteitplan.

4.6 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Binnen het plangebied is de schuur als stolpboerderij gebouwd. Deze wordt afgebroken en in de vorm van een nieuwe stolp teruggebouwd.

4.7 Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking treden. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.

Door Archeologie Westfriesland, een samenwerkingsverband van verschillende Westfriese gemeenten, is een archeologische beleidskaart opgesteld. Op deze beleidskaart zijn in totaal 5 verschillende archeologische verwachtingswaarden aangegeven. Voor het plangebied geldt Waarde-Archeologie 2 en 5. Er is een quick scan uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 2Archeologische quickscan. Hieronder zijn de conclusies en het advies weergegeven.

Conclusie

Op basis van historische kaarten kan worden gesteld dat waarschijnlijk al rond 1650 bewoning aanwezig was op het perceel. Op de kaart uit 1817 staat een stolpboerderij, maar het is onduidelijk of dit de bestaande stolpboerderij is of dat sprake is van een voorganger. Oudere archeologische sporen, bijvoorbeeld uit de Late Middeleeuwen of de Bronstijd, worden op deze locatie niet verwacht.

Advies locatie stolp

Voor de locatie van de te slopen en nieuw te bouwen stolpboerderij wordt geadviseerd tot een archeologische begeleiding. Dit houdt in dat de sloop van de bestaande bebouwing en het uitgraven van de bouwput voor de nieuwbouw door een archeoloog wordt begeleid. Indien hierbij archeologische sporen tevoorschijn komen, dient de mogelijkheid te worden verschaft om deze sporen te documenteren. De kosten van het archeologisch onderzoek liggen bij de initiatiefnemer van de bodemingreep.

Vondstmateriaal dat bij het uitvoeren van het werk wordt aangetroffen is (conform de Monumentenwet) eigendom van de Provincie Noord-Holland en zal door Archeologie West-Friesland worden aangeleverd aan het Provinciaal Depot van Bodemvondsten te Wormer. Het is van belang dat Archeologie West-Friesland minstens een week van tevoren wordt geïnformeerd over de start van de sloopwerkzaamheden .

De dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2" regelt vorenstaande.

Advies locatie schuur

Dit gedeelte van het plangebied heeft de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 5". Pas bij een oppervlakte van 10.000 m² is nader archeologische onderzoek nodig. Dat is hier niet aan de orde. Wel is advies gevraagd aan Archeologie West-Friesland. Zij adviseert de bouw van de schuur achter op het terrein vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie. Ten behoeve van het doen van waarnemingen op deze locatie dient in de omgevingsvergunning te worden opgenomen dat Archeologie West-Friesland het uitgraven van de bouwput voor de schuur wil monitoren. Op deze locatie zijn mogelijk gedempte sloten met veel vondstmateriaal aanwezig. Voor het monitoren van deze graafwerkzaamheden worden geen kosten in rekening gebracht en dit zal niet tot noemenswaardige vertraging leiden.

4.8 Ecologie

In het wijzigingsplan dient rekening te worden gehouden met het beleid en de wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Uitgangspunt is dat met beide geen strijdigheid ontstaat. Er is een ecologische quickscan uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 3 Ecologischequickscan.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) negatieve effecten op de natuurwaarden binnen deze gebieden hebben, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Resultaten quickscan

Hieronder zijn de resultaten weergegeven van de quick scan.

  • Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten vogels en (marginaal) foeragerende vleermuizen.
  • In het plangebied kunnen broedvogels voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli.
  • Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar biotoop aanwezig is. De vleermuizen kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.

Zorgplicht

Voor alle beschermde soorten (alle regimes) geldt de zorgplicht.

Overige wetgeving

Er is geen andere natuurwetgeving aan de orde in het plangebied behalve de besproken Flora- en faunawet.

Conclusie

Ecologie levert geen belemmering op voor de uitvoering van het plan.

4.9 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in of nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ook valt het plangebied niet in het invloedsgebied van routes voor gevaarlijke stoffen of van buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt voor dit wijzigingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.10 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. De ontwikkeling vindt plaats in het landelijk gebied, waar in algemeenheid sprake is van een hoge luchtkwaliteit. Het is niet te verwachten dat dit project een overschrijding van een grenswaarde tot gevolg heeft.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur “NIBM”) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten als deze niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een project komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. De beperkte, perceelsgebonden ontwikkeling heeft een dergelijk toename niet tot gevolg. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.11 Kabels, Leidingen En Zoneringen

In of nabij het plangebied lopen geen leidingen of kabels die voorzien moeten worden van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

Dit wijzigingsplan voorziet in een juridisch planologische regeling waarbij de bestemming “Agrarisch” (bouwvlak) van het perceel Noorddijkerweg 74 te Ursem wordt gewijzigd in de bestemmingen "Wonen" en "Wonen- Stolp". Een deel van het oorspronkelijke bouwperceel behoudt de agrarische bestemming, maar wordt zodanig aangepast dat de bouwmogelijkheden vervallen. De bestaande tuin aan de westzijde behorende bij de woning op het perceel Noorddijkerweg 72 wordt eveneens bij de woonbestemming betrokken.

Het wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, een verbeelding en een verwijzing naar de betreffende artikelen van het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied. Formeel gezien wijzigt alleen de verbeelding en zijn de regels van de bestemmingen uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied 'automatisch' van toepassing. Ter informatie zijn regels opgenomen die voorzien in een link naar de betreffende bestemmingen.

De bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen “Wonen” en "Wonen - Stolp" zijn neergelegd in respectievelijk de artikelen 36 en 37 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland. Hierin is vastgelegd dat de gronden zijn bestemd voor woonhuizen respectievelijk woonhuizen in de bouwvorm van een stolp met de daarbij tuinen, erven en terreinen.

Het gebruik voor het wonen mag worden aangevuld met ruimte voor bedrijfsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten.

De betreffende bestemming "Agrarisch" en de "dubbelbestemmingen “Waarde-Archeologie 2” en “Waarde-Archeologie 5” zijn in dit wijzigingsplan overgenomen met een verwijzing naar respectievelijk de artikelen 3, 44 en 47 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland.

De landschappelijke inpassing wordt geborgd met een voorwaardelijke verplichting die in de algemene gebruiksregels is opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een ruimtelijk plan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het plan toegezonden naar de provincie Noord-Holland en het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

De resultaten van de opmerking van het hoogheemraadschap zijn in paragraaf 4.3 verwerkt. De provincie heeft bij brief van 4 maart 2015 (zie bijlage 4) geen inhoudelijke opmerkingen te hebben, maar geven in overweging om in de bestemmingen die van toepassing zijn op het wijzigingsplan de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden uit te sluiten. Wij zijn van mening dat na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de bestemmingen van het 'moederplan' Landelijk Gebied van overeenkomstige toepassing zijn en daarmee ook de mogelijkheid bestaat om later gebruik te maken van de in deze bestemmingen opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. De aanbeveling van de provincie is niet overgenomen.

Vervolgens wordt het ontwerpwijzigingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode bestaat voor een ieder de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Tegen het ontwerpplan zijn geen zienswijzen ingediend. De gemeenteraad heeft op 16 juni 2015 het plan vastgesteld. Tegen het wijzigingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid En Grondexploitatie

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer.

Doel van de in de Wro opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Er wordt uitgegaan van kostenverhaal via de publiekrechtelijke weg: in een exploitatieplan. Daarnaast kan de gemeente in een exploitatieplan eisen en regels stellen ten aanzien van de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro sprake van een bouwplan. In beginsel dient daarom een grondexploitatieplan te worden opgesteld. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Er wordt een anterieure overeenkomst gesloten waarin de gemeentelijke kosten worden verhaald en planschade wordt geregeld.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing

Bijlage 1 Watertoets / Overlegreactie Hoogheemraadschap

Bijlage 1 Watertoets / Overlegreactie hoogheemraadschap

Bijlage 2 Archeologische Quickscan

Bijlage 2 Archeologische quickscan

Bijlage 3 Ecologische Quickscan

Bijlage 3 Ecologische quickscan

Bijlage 4 Overlegreactie Provincie

Bijlage 4 Overlegreactie provincie