KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Toepassingsregel
Hoofdstuk 2 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Het Plangebied
1.2 Geldend Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Situatie
2.3 Landschappelijke Inpassing
2.4 Toetsing Aan Wijzigingsregels Landelijk Gebied Koggenland
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Ecologie
4.2 Milieuzonering
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Bodem
4.6 Water
4.7 Archeologie
4.8 Cultuurhistorie
4.9 Aardkundige Waarden
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Regeling
Bijlage 1 Watertoets

Zuid Spierdijkerweg 82-82a, Spierdijk

Wijzigingsplan - Gemeente Koggenland

Vastgesteld op 04-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Zuid Spierdijkerweg 82-82a, Spierdijk met identificatienummer NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01 van de gemeente Koggenland;

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

Artikel 2 Toepassingsregel

Dit wijzigingsplan ziet alleen op een aanpassing van de verbeelding van het bestemmingsplan 'LandelijkGebied' van de gemeente Koggenland, zoals vastgesteld op 27 juli 2013.

Hoofdstuk 2 Overgangs- En Slotregels

Artikel 3 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:


Regels van het wijzigingsplanZuid Spierdijkerweg 82-82a, Spierdijk

van de gemeente Koggenland.


Behorende bij het besluit van 4 september 2018.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In het bebouwingslint van de Spierdijkerweg, tussen de kernen Spierdijk en De Goorn, op het perceel nummer 82 en 82a, staat de bebouwing van een voormalig agrarisch bedrijf. De bedrijfsvoering van het bedrijf is beëindigd. In de huidige situatie worden de voormalige bedrijfswoningen gebruikt als reguliere woning.

Bij de gemeente Koggenland is het verzoek ingediend om in ruil voor de sloop van alle agrarische opstallen een nieuwe woning te mogen bouwen.

De gemeente wil medewerking verlenen aan het voornemen door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het bestemmingsplan (zie hiervoor hoofdstuk 1.3). Om hier toepassing aan te geven is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.1 Het Plangebied

Het perceel Zuid-Spierdijkerweg 82 en 82A is het plangebied van dit wijzigingsplan. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Koggenland. In onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied aangegeven. Het plangebied is afgestemd op basis van de huidige bouwvlakken van nummer 82 en 82A.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01_0001.png"

Figuur 1 Ligging plangebied (bron: Geo Web)

1.2 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan "Landelijk Gebied". Dit bestemmingsplan is op 27 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Koggenland. In het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemmingen "Agrarisch", ''Waarde - Archeologie 2'' en "Waarde - Archeologie 5". Voor het voormalige agrarische bedrijf is een bouwvlak opgenomen. Middels een relatie teken zijn de percelen nummer 82 en 82A met elkaar verbonden. Hierdoor is sprake van één bestemmingsvlak.

In figuur 2 is een fragment van het geldende bestemmingsplan van het plangebied en omgeving aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01_0002.png"

Figuur 2 Fragment geldend bestemmingsplan Landelijk Gebied

Binnen de bestemming ''Agrarisch'' zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming te wijzigen naar ''Wonen'' voor de bouw van een woonhuis ter compensatie van het verwijderen van bebouwing 'én voor het wijzigen naar 'Wonen' ten behoeve van functieverandering. In paragraaf 2.4 wordt het initiatief getoetst aan de voorwaarden die aan de wijzigingsbevoegdheid zijn verbonden.

Zoals aangegeven zijn ook de (dubbel)bestemmingen "Waarde - Archeologie 2" en "Waarde - Archeologie 5" van toepassing. Daarin is een bouwverbod opgenomen voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 en 10.000 m2.

Ontwerp Reparatieplan Landelijk Gebied 2017

Daarnaast ligt op dit moment het reparatieplan Landelijk Gebied 2017 ter inzage. Binnen de bestemming 'Agrarisch' en 'Wonen' heeft dit enkele gevolgen voor de regels. Deze worden expliciet genoemd in de toelichting bij dit bestemmingsplan. Daarnaast is de (dubbel)bestemming "Waarde - Archeologie 5" gewijzigd. Waar in de huidige regeling bij ingrepen groter dan 10.000 m2 een archeologisch onderzoek nodig is, is dit nu 20.000 m2.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling nader beschreven en wordt getoetst aan de voorwaarden voor het wijzigen van het bestemmingsplan. De gewenste ontwikkeling is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In de hoofdstukken 3 en 4 vindt in eerste instantie een toetsing van de gewenste situatie plaats. Daaruit kunnen uitgangspunten voor de juridische regeling van dit wijzigingsplan naar voren komen. Wanneer dit van toepassing is staan deze beschreven in de betreffende hoofdstukken. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de huidige en gewenste situatie in het plangebied. De huidige situatie is van belang omdat de gewenste bebouwing daarin goed ingepast moet worden. De gewenste situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt om die reden toegelicht.

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied

Het plangebied was voorheen in gebruik voor een agrarisch bedrijf. De beide locaties 82 en 82a werden, ondanks de fysieke scheiding door de Zuid-Spierdijkerweg, gezien als 1 agrarisch bedrijf. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergeven in figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01_0003.png"

Figuur 3 Luchtfoto bestaande situatie (bron: Google Maps)

Perceel Zuid-Spierdijkerweg 82

Ondanks de agrarische bestemming, is het perceel Zuid-Spierdijkerweg 82 in de huidige situatie ingericht als woonperceel en is ook als zodanig in gebruik. Op het perceel staat een woonhuis met schuin daarachter een vrijstaand bijgebouw. De gronden rondom de bebouwing zijn in gebruik als tuin. Rond het perceel staat opgaande beplanting en lage bebossing . Deze vormen ook de zijgrens van de percelen. Het perceel wordt aan de westkant begrenst door een sloot. Een aanzicht op het perceel is weergeven in figuur 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01_0004.png"

Figuur 4 Aanzicht Zuid-Spierdijkerweg 82 (bron: Google Streetview)

Perceel Zuid-Spierdijkerweg 82A

Aan de overkant van de weg staat de bebouwing van het bedrijf dat begin jaren '70 ontwikkeld is. De noordkant van het gebied staat de bedrijfswoning bij het voormalige bedrijf. Verder is het perceel ingericht als tuin. Het perceel wordt aan de voorkant begrenst door een sloot en aan de noordwestkant door opgaande beplanting. Het westelijke deel is open, waardoor er zicht is op het open agrarisch landschap.

Aan de zuidkant van het plangebied staat de voormalige bedrijfsbebouwing. De bebouwing heeft een oppervlakte van circa 1.583 m2 en de erfverharding circa 900 m2. Vanuit het open landschap is zicht op deze bebouwing. Alleen aan de straatzijde is sprake van opgaande beplanting. Door de grootschaligheid van de bebouwing is in bepaalde mate sprake van een verstoring van het open landschap. Een vooraanzicht is weergeven in figuur 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01_0005.png"

Figuur 5Aanzicht Zuid-Spierdijkerweg 82 (bron: Google Streetview)

Het landschap

De locatie ligt aan de oostkant van de polder Ursem en aan de westkant van de polder Westerkogge. Het landschap bestaat uit een half besloten landschap. Het lint wordt gekenmerkt door een halfopen bebouwingspatroon met woningen en agrarische bebouwing met doorzichten naar de achter gelegen open polder(s). De bebouwing langs het lint is iets versnipperd.

Een aanzicht op enkele woonpercelen in de directe omgeving is weergeven in figuur 6 en 7. In figuur 6 is het woonperceel van Spierdijkerweg 79 weergeven. Zoals op de figuur te zien is, wordt het perceel begrenst door een sloot.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01_0006.png"

Figuur 6 Impressie woonpercelen in de omgeving (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01_0007.png"

Figuur 7 Impressie woonpercelen in de omgeving (bron: Google Streetview)

2.2 Gewenste Situatie

Beschrijving initiatief

In navolging op de beëindiging van de agrarische activiteiten is het initiatief opgevat om binnen het plangebied één extra woning te bouwen. De regeling Ruimte voor Ruimte van de provincie Noord-Holland en de gemeente Koggenland biedt hiervoor mogelijkheden. Daarnaast worden de bestaande bedrijfswoningen als reguliere woningen in gebruik genomen. De voormalige bedrijfsbebouwing op dit deel van het terrein hoeft niet in oppervlakte teruggebracht worden naar ten hoogste 300 m2, omdat de omvang van deze bebouwing op dit perceel niet meer dan circa 150 m2 bedraagt.

Afbreken bebouwing

Het gehele complex met (voormalige) (agrarische) gebouwen (inclusief erfverharding, en funderingen) wordt gesloopt (1.583 + 900 m2) met uitzondering van de bestaande (bedrijfs)woning.

Toekomstige woonpercelen

In ruil voor sloop wordt ter hoogte van de te slopen bebouwing een compensatie woning gebouwd. Het perceel wordt hierbij opgesplitst in twee woonpercelen. De woning wordt naast de bestaande bedrijfswoning gebouwd.

Beide percelen krijgen een diepte van circa 50 meter. Dit betekent dat het bestaande woonperceel van nummer 82A iets verdiept wordt. Dit ten behoeve van het woongenot. Naast de vrijstaande woningen wordt ruimte gelaten voor de bouw van een vrijstaande (bijgebouwen). Rondom beide perceel wordt een waterpartij aangelegd.

Het ontwerp van de toekomstige woning staat nog niet vast. In de figuren 8 en 9 wordt een impressie van het toekomstige beeld weergeven. De woning zal in ieder geval voldoen aan de bouwregels van de bestemming 'Wonen' conform het geldende bestemmingsplan. Dit betekent dat de woning een oppervlakte van maximaal 250 m2 krijgt met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 -en 10 meter.

Daarnaast zal het uiteindelijke bouwplan getoetst worden aan de Welstandsnota Koggenland. Hiermee wordt gewaarborgd dat de toekomstige woning passend zal zijn in de omgeving.

Tot slot blijft de woning aan de Spierdijkerweg 82 en de daarbij behorende bijgebouw in de nieuwe situatie behouden. Aan dit perceel vindt geen wijzigingen plaats. Het perceel blijft in de nieuwe situatie in gebruik ten behoeve van reguliere bewoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01_0009.png"

Figuur 8 Impressie toekomstige invulling Spierdijkerweg 82A

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1598.WPLGZuidSpierwg82-va01_0011.png"

Figuur 9 Impressie toekomstige invulling Spierdijkerweg 82A

2.3 Landschappelijke Inpassing

Van belang is dat nieuwe functies en bebouwing op een goede manier worden ingepast bij de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. In het beeldkwaliteitsplan Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied van de gemeente Koggenland worden de volgende belangrijke kenmerken gegeven:

  • Doorzichten vanuit de lintstructuur op het landschap en de ruimtelijke onderbrekingen in lintstructuur behouden;
  • Kleinschalige beplantingen ter beschutting van kernen en linten;
  • Kleinschaligheid van de bebouwing en de erven als beeldbepalende karakteristiek behouden.
  • Eventuele nieuwe ontwikkelingen koppelen aan bestaande lintbebouwing;
  • Karakteristiek kronkelend verloop van watergangen en kades behouden of versterken.

Voor de inpassing van de nieuwe woning wordt aangesloten bij de bestaande landschappelijke elementen. Daarnaast wordt via de sanering van het plangebied de openheid van open agrarisch landschap van de polder(s) behouden dan wel versterkt

De locatie ligt in het halfopen landschap en maakt onderdeel uit van een gevarieerd bebouwingslint lint. Door de aanleg van de sloot rondom de toekomstige woonpercelen wordt aangesloten bij het karakter van de omgeving. Door de achterzijden van de percelen te begrenzen middels een sloot wordt een kleinschalige bebouwingskarakater behouden. Tevens sloot dit aan bij het karakteristiek kronkelend verloop van watergangen in de polders. Ook zal sprake zijn van kleinschalige beplanting. Door deze elementen wordt het doorzicht vanaf het lint op het landschap behouden en tevens versterkt.

Met de nieuwe erven wordt tot slot aangesloten bij de oppervlakte maten van de erven van het lint. De toekomstige erven hebben een diepte van 50 meter en een breedte van respectievelijk 37 en 50 meter. Ook de woonerven in de omgeving hebben een diepte die soms wel 60 meter diep is. Tevens is sprake van een afwisselende breedte van het woonperceel. Deze varieert van 20 tot 50 meter of breder.

Met de toekomstige indeling van het plangebied ontstaat dan ook een samenhangend patroon van bebouwing, kavelgrootte en een landschappelijke inpassing die passend is in de omgeving.

2.4 Toetsing Aan Wijzigingsregels Landelijk Gebied Koggenland

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in sublid 3.7.8 en 3.7.9 van het bestemmingsplan. Hiermee kan de bestemming worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van het verwijderen van bebouwing én ten behoeve van functieverandering .In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

  1. a. Wijzigingscriteria: De bouw van de woning moest naast de bestaande bedrijfswoning worden gebouwd. Bouwen in de tweede lijn achter de bestaande lintstructuur is niet toegestaan. Tevens dient alle voormalige bedrijfsbebouwing worden verwijderd met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1.000 m² en alle bijbehorende (bedrijfsmatig te gebruiken) verharding moet ook verwijderd worden.

Toetsing: Zoals in paragraaf 2.2 beschreven wordt de woning naast de bestaande woning gebouwd. Tevens worden alle bedrijfsgebouwen inclusief bijbijhorende verharding verwijderd. Hier is een oppervlakte van meer dan 1.000 m2 mee gepaard.

  1. b. Wijzigingscriteria: na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de regels van artikel 36 ('Wonen') van overeenkomstige toepassing. Tevens dient het bouwvlak ter plaatse verwijderd te worden, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bouwvlak bestemd blijven voor 'Agrarisch.

Toetsing: Met dit wijzigingsplan krijgen de drie toekomstige woonpercelen de bestemming 'Wonen'. De gronden daarom heen krijgen de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwmogelijkheden.

  1. c. Wijzigingscriteria: de breedte van de beide woonpercelen aan de wegzijde moet ten minste 20,00 m bedragen.

Toetsing: Zoals in paragraaf 2.2 beschreven krijgen de woonpercelen een breedte van respectievelijk 37 en 50 meter.

  1. d. Wijzigingscriteria: er dient sprake te zijn van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied

Toetsing: Met de inrichting zoals beschreven in paragraaf 2.2 en 2.3 wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast. Dit plan voldoet hiermee aan de uitgangspunten van het Beeldkwaliteitplan Landelijk Gebied Koggenland.

  1. e. Wijzigingscriteria: er mag geen sprake zijn van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.

Toetsing: In paragraaf 4.2 wordt beschreven dat bedrijven in de omgeving niet worden gehinderd. Hiermee voldoet het plan aan dit criterium.

  1. f. Wijzigingscriteria: de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt

Toetsing: Het gehele complex met (voormalige) (agrarische) gebouwen (inclusief erfverharding, en funderingen) wordt gesloopt (1.583 + 900 m2) met uitzondering van de bestaande (bedrijfs)woningen. De oppervlakte van de bestaande bijgebouwen op het perceel 82 en 82A bedraagt minder dan 300 m2.

  1. g. Wijzigingscriteria: de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning.

Toetsing: in de toekomstige situatie is sprake van drie verschillende woonpercelen waarbij de woonfunctie van de woonfunctie op de percelen 82 en 82A wordt ondergebracht in de bestaande bedrijfswoningen.

  1. h. Wijzigingscriteria: de geluidsbelasting mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde.

In paragraaf 4.3 wordt de geluidsbelansting beschreven. Geconcludeerd wordt dat de geluidsbelasting kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.

  1. i. Wijzigingscriteria: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld en de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Toetsing: Hierop wordt in hoofdstuk 4 ingegaan. Geconcludeerd wordt dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. In hoofdstuk 2 is reeds beschreven dat de zichtlijnen, de openheid en het bebouwingsbeeld gerespecteerd, verbeterd dan wel behouden blijven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit plan raakt geen rijksbelangen uit het Barro.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is ook 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de onderliggende vraag in de regio en de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied.


In dit wijzigingsplan wordt geen stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt. De bouw van één woning is op basis van jurisprudentie (18 december 2013 201302867/1/R4) geen verstedelijking. Toepassing van de ladder van duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

3.2 Provinciaal Beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040 en provinciale verordening

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040. In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.


Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn regels verbonden aan deze hoofdbelangen.

In de PRV is onder andere een regeling opgenomen voor woningbouw in het landelijk gebied. Dit is in principe niet toegestaan. Wel zijn nieuwe woningen toegestaan wanneer sprake is van functiewijziging of bij toepassing van een ruimte voor ruimte regeling. In dit wijzigingsplan is dit laatste het geval.

Aan het toepassen van een ruimte voor ruimte regeling (artikel 16 PVR) geldt voorwaarde dat er sprake moet zijn van de sloop van storende agrarische bebouwing en door de woningbouwontwikkeling een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd. Daarvoor zijn de ruimtelijke kwaliteitseisen van toepassing (artikel 15 PRV). In paragraaf 2.3 is beschreven dat er met de ontwikkeling sprake is van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'

In het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij de agrarische bestemming naar een woonbestemming gewijzigd kan worden ten behoeve van de bouw van een compensatie woning. De ontwikkeling past daarmee binnen de reikwijdte van het bestemmingsplan.

Op basis van de afweging van de wijzigingscriteria in hoofdstuk 2 kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciale bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Weidevogelleefgebieden.

In de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 7 kilometer afstand, namelijk het Markermeer & IJmeer. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op ruim 7 kilometer meter. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied, treden geen nadelige effecten op voor deze NNN. Het plangebied is door de Provincie niet aangewezen als weidevogelleefgebied. Verstoring van weidevogels is niet aan de orde.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten vormt een te onderzoeken aspect omdat met de plannen effecten kunnen gaan ontstaan op soorten die beschermd zijn via de wet Natuurbescherming. Mogelijk moet rekening gehouden worden met deze soorten, bij de ruimtelijke procedure, als zijn voorkomen.

De nieuwbouw vindt plaats op de plek van de voormalige bedrijfsgebouwen. Ten tijde zal een sloop melding gedaan worden waarbij rekening wordt gehouden met het gestelde in de Wet natuurbescherming. De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd buiten het broedseizoen om. Van te voren wordt daarnaast een inventarisatie gedaan naar eventuele diersoorten die in de gebouwen aanwezig kunnen zijn.

Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.

Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonomgevingen en gemengde gebieden.

Ten noorden van het plangebied is een agrarisch bedrijf gevestigd. Op basis van het geldende bestemmingsplan is hier een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren toegestaan. De gemeente Koggenland heeft op basis van de Wet geurhinder veehouderij een eigen geurverordening vastgesteld. De geurverordening geldt alleen voor dieren waar geen geuremissiefactor voor is vastgesteld. De afstand die in de Wgv genoemd staat, is in de geurverordening gehalveerd. Voor bedrijven binnen de bebouwde kom geldt een afstand van 50 meter (in plaats van 100). Buiten de bebouwde kom geldt een afstand van 25 meter (in plaats van 50).

De afstand van de grens van de inrichting van het agrarisch bedrijf tot de dichtsbijzijnde woning in het plangebied (nummer 82) bedraagt ruim 50 meter. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan. Het bedrijf wordt dan ook niet in zijn bedrijfsvoering beperkt. Op basis van deze ruime afstand is een goed woon- en leefklimaat voldoende gewaarborgd. Overige bedrijven liggen op zeer ruime afstand van het plangebied en zijn derhalve niet noemenswaardig voor dit wijzigingsplan.

4.3 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

De bestaande woningen en de nieuwe woning valt binnen de geluidszone van de Spierdijkerweg. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere woning. Geluidsgevoelige ruimten komen niet dichter op de weg dan in de huidige situatie.

Voor de nieuwe woning dient echter wel een toetsing plaats te vinden. De Spierdijkerweg is een verkeersluwe weg in het buitengebied die vrijwel alleen voor bestemmingsverkeer dient. Door de beperkte breedte van de weg en diverse snelheid beperkende maatregelen (middels diverse knikken in de weg) zijn de snelheden relatief laag. Gezien de lage verkeersintensiteiten en de beperkende maatregelen van de weg, wordt verwacht dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan en nader onderzoek niet noodzakelijk is.

4.4 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit.

Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Er wordt daarnaast slechts één woning ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden mogelijk gemaakt. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De toevoeging van één enkele woning leidt niet tot het oordeel dat deze extra belemmerend werkt, omdat in de omgeving reeds andere woningen aanwezig zijn waar rekening mee moet worden gehouden. Van een mogelijke toekomstige extra belemmering ten opzichte van de bestaande planologische situatie is dan ook geen sprake. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.5 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.

De toekomstige woning komt op de gronden van een voormalig agrarisch bedrijf. De gebouwen werden gebruikt ten behoeve van verkoop, de bloei en het verwerken van tulpen. In de gebouwen waren dan ook mensen nagenoeg voortdurend (langer dan 2 uur) mensen aanwezig. Verwacht wordt dat de gronden ter plaats van het toekomstig woonperceel dan ook geschikt zijn voor de gewenste woonbestemming. In het kader van dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek dan ook niet noodzakelijk. Ten tijde van de bouwaanvraag voor de toekomstige woning is een bodemonderzoek verplicht.

4.6 Water

Vanwege het grotere belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke ordening geworden.

Wateradvies

Via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl) is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan.

Uit de ingediende gegevens (zie bijlage 1) is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets.

Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden ondervangen met standaard maatregelen zoals opgenomen in bijlage 1. Met de uitvoering van de plannen wordt hier rekening mee gehouden.

4.7 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Voor het bestemmingsplan Buitengebiedis het aspect archeologie onderzocht. Hierbij is ook het plangebied beoordeeld. In dit bestemmingsplan worden eventueel aanwezige archeologisch waarden beschermd met een dubbelbestemming. Per dubbelbestemming gelden andere ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Voor het bestemmingsplan reparatieplan Landelijk Gebied Koggenlandis het aspect archeologie onderzocht. Hierbij is ook het plangebied beoordeeld. Uit het genoemde bestemmingsplan geldt voor het plangebied een onderzoeksplicht (archeologisch onderzoek) bij ingrepen groter dan 20.000 m2. Met dit wijzigingsplan worden geen ingrepen mogelijk gemaakt die groter zijn dan de genoemde drempelwaarde. Daarnaast wordt de woning gebouwd op de gronden waar in de huidige situatie al bebouwing aanwezig. De gronden zijn hierdoor al verstoord. Van extra verstoring van eventueel aanwezige archeologische waarden zal dan ook geen sprake zijn.

Voor de gronden van Spierdijkerweg 82 geldt daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Hiervoor geldt een archeologisch onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 100 m2. Daar er in dit deel van het plangebied geen wijzigingen plaats vinden is in het kader van dit wijzigingsplan geen onderzoek nodig. Wel blijven de dubbelbestemmingen in dit wijzigingsplan van toepassing.

Vanuit het aspect archeologie bestaan geen belemmeringen voor het plan. Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingplicht.

4.8 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Binnen het plangebied is ook geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden. Met de landschappelijke kwaliteitseisen is tevens rekening gehouden bij het maken van het inrichtingsplan.

4.9 Aardkundige Waarden

De provincie Noord-Holland heeft op de kaart behorende bij de structuurvisie en de verordening aardkundig waardevolle gebieden aangegeven. De provincie maakt hierin onderscheid tussen aardkundig waardevolle gebieden en aardkundige monumenten. Het plangebied ligt niet in een gebied dat is aangewezen als aardkundig waardevol of aardkundig monument.

4.10 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het plangebied. In het plangebied is daarom sprake van een verantwoord groepsrisico.

Het is daarom niet noodzakelijk om in het kader van dit wijzigingsplan het groepsrisico te verantwoorden. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het plan.

4.11 Kabels En Leidingen

In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling. Wel is het mogelijk dat er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool aanwezig zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het wijzigingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan heeft de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) doorlopen. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

Het voorontwerp is in vooroverleg gebracht bij de overlegpartners. De provincie heeft in zijn overlegreactie aangegeven geen aanleiding te hebben tot het maken van opmerkingen.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vervolgens gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld bij het college van Burgemeester en Wethouders zienswijzen in te dienen omtrent het ontwerpwijzigingsbesluit. Hiervan is geen gebruik gemaakt. Er zijn geen zienswijzen ingebracht.

Het wijzigingsplan is vervolgens op 4 september 2018 ongewijzigd door het college vastgesteld. Dit vastgestelde plan wordt opnieuw ter inzage gelegd. Tegen het vaststellingsbesluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van dit plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van de plannen (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

5.2.1 Financiële haalbaarheid

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De uitvoeringskosten worden gedragen door de initiatiefnemer. Voor de locatie wordt een anterieure overeenkomst gesloten. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor wordt dan een planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer.

Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en uitvoerbaar geacht.

5.2.2 Grondexploitatie

Bij wijzigingsplannen die bouwplannen mogelijk maken, is de grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. De vaststelling van een exploitatieplan bij dit wijzigingsplan is in principe verplicht. Via dit wijzigingsplan wordt een bouwplan, zoals genoemd in het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk gemaakt. Het gaat om de uitbreiding van gebouwen met meer dan 1.000 m2. Van de vaststelling van een exploitatieplan kan worden afgezien wanneer onder meer het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

Bij dit wijzigingsplan is de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig. De gemeente heeft het kostenverhaal, door middel van een overeenkomst met de initiatiefnemer, verzekerd. Een deel van deze overeenkomst betreft de planschade.

Hoofdstuk 6 Juridische Regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Landelijk Gebied.

Regels

De regels die deel uitmaken van het Landelijk Gebied zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.

De bestemmings- en aanduidingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemmingen 'Wonen', 'Agrarisch (zonder bebouwingsmogelijkheden) en 'Waarde - Archeologie 2 en 5' zijn onverkort van toepassing.

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets