KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Tuin - Parkeren
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Waarde - Archeologie 8
Artikel 10 Waarde - Archeologie 9
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Antidubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Plangeschiedenis
1.2 Vigerend Bestemmingsplan
1.3 Ligging Plangebied
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Beschrijving Project En Ruimtelijke Situatie
3.1 Huidige Situatie
3.2 Beschrijving Van Het Project
3.3 Verkeerskundige Aspecten
Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek
4.1 Geluid
4.2 Luchtkwaliteit
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Milieuhinder En Omliggende Functies
4.5 Bodemkwaliteit
4.6 Kabels En Leidingen
4.7 Ecologie
4.8 Archeologie
4.9 Water
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Inleidende Regels
5.3 Bestemmingsregels
5.4 Algemene Regels
5.5 Overgangsecht En Slotregel
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Standaard Svb
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Nader Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Nader Grondwateronderzoek Voci-verontreiniging
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Toekomstig Bouwblok Hoek Hoefwef/korenmolenweg
Bijlage 5 Bureauonderzoek Ecologie
Bijlage 6 Memo Beoordeling Vleermuizen
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek Winkel
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek Woning
Bijlage 9 Notitie Inspraak En Overleg
Bijlage 10 Nota Zienswijzen
Bijlage 11 Verantwoording Groepsrisico

Hoefweg-Korenmolenweg (Lidl)

Bestemmingsplan - Gemeente Lansingerland

Vastgesteld op 07-07-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hoefweg-Korenmolenweg (Lidl) van de gemeente Lansingerland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1621.BP0149-VAST met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtergevel

de van de weg gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.6 achtergevelrooilijn

de lijn waarin de achtergevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.7 afhaalpunt

een locatie waar consumenten de goederen af kunnen halen die zij via internet of via andere communicatiemiddelen hebben besteld, inclusief bijbehorende logistiek en opslag, zonder dat sprake is van uitstalling of het te koop aanbieden van goederen.

1.8 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.24 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet begrepen een afhaalpunt en een webwinkel.

1.26 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.27 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.28 erfbebouwing

bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.31 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 kap

een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.

1.33 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.34 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.35 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.36 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.37 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan:

  1. 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  2. 2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  3. 3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
  4. 4. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.38 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.39 voorgevel

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.40 voorgevelrooilijn

  • op een perceel, waarop een hoofdgebouw aanwezig is of mag worden gebouwd: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar toegankelijk gebied gerichte gevel(s) van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
  • op een perceel, waarop meerdere gebouwen aanwezig zijn of mogen worden gebouwd, zonder dat er sprake is van een hoofdgebouw: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar gebied gerichte gevel(s) van het gebouw dat het dichtst bij het openbaar toegankelijk gebied is gelegen.

1.41 webwinkel

het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.=

1.42 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Een dakkapel die voldoet aan de voor dakkapellen gestelde voorschriften in deze regels, dient los te worden gezien van de goothoogte van het hoofdgebouw.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals overstekken, luifels en daarmee vergelijkbare bouwonderdelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. één vestiging van detailhandel;
  2. b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in artikel 3, lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder ontsluitingen, geluidsafschermende voorzieningen, speelvoorzieningen, erven, paden, overige verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

4.2 Bouwregels

  1. a. Op de in artikel 4, lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1,5 m, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair;
  2. b. de minimale bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt 1,2 m en de maximale bouwhoogte 1,5 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

5.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Tuin - Parkeren

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeervoorzieningen, waarbij:
    1. 1. binnen de bestemming ten minste één parkeerplaats per woning dient te worden gerealiseerd;
    2. 2. van iedere parkeerplaats de oppervlakte ten minste 15 m2, de diepte ten minste 6 m en de breedte ten minste 2.5 m dient te bedragen;
  2. b. tuinen;
  3. c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. een winkelwagenopvang, reclamemast en reclameborden;
  3. c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, reclameuitingen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

7.2 Bouwregels

Op de in artikel 7, lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 6 m, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair. Lichtmasten mogen alleen gericht zijn op het parkeerterrein.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 14, lid 14.8.1.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 8

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Op de in artikel 9, lid 9.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,3 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m² en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie 9

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 9' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Op de in artikel 10, lid 10.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 1 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m² en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. de waterkering;
  2. b. de waterhuishouding.

11.2 Bouwregels

Op de in artikel 11, lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 1 m.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de bouwregels, zijn toegestaan en mogen worden herbouwd voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

13.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

13.3 Ondergrondse bouwwerken

Binnen de bij dit plan gegeven bestemmingen in hoofdstuk 2 is het ondergronds bouwen uitsluitend toegestaan voor:

  1. a. kruipruimtes en fundering;
  2. b. voor voorzieningen voro het ter plaatse bergen of infilteren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater.

13.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:

  1. a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de ruimtelijke inpasbaarheid;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. het behoud van parkeervoorzieningen;
  6. f. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
  7. g. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  8. h. het milieu.

13.5 Dakkapellen

13.6 Geluidsbelasting

De geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor het geluidgevoelige gebouw en buitenruimte van die hogere grenswaarde.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Bestaand gebruik

Het gebruik van gronden dat niet voldoet aan de gebruiksregels, niet zijnde bouwregels,van dit plan is toegestaan en mag worden voortgezet, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. het gebruik bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  2. b. het gebruik in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
  3. c. de omvang van het gebruik niet mag worden vergroot.

14.2 Strijdig gebruik

14.3 Beroep aan huis

Indien op grond van de bestemming een beroep aan huis is toegestaan, dan mag een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning of een gedeelte daarvan gebruikt worden voor beroep aan huis, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd,
  2. b. de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend door degene die op het perceel woonachtig is;
  3. c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedragen mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
  4. d. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  5. e. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting mag optreden;
  6. f. er geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen plaatsvinden;
  7. g. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij:
    1. 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    2. 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    3. 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  8. h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.

14.4 Ondergeschikte bouwonderdelen

Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwonderdelen zoals bedoeld in artikel 13, lid 13.2 niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.

14.5 Ophogen en afgraven gronden

Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwonderdelen zoals bedoeld in artikel 13, lid 13.2 niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.

14.6 Breedte in-/uitrit

Voor zover elders in de regels naar dit lid is verwezen, geldt voor de inrichting van een in/uitrit dat een maximale breedte mag worden gehanteerd van 10 m, waarbij er voor het overige een duidelijk onderscheid dient te zijn tussen het privé en openbaar terrein door middel van een (groene) (erf)afscheiding.

14.7 Voorwaardelijke verplichting parkeren

  1. a. Bij het bouwen en het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen als genoemd in hoofdstuk 2, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota parkeernormen gemeente Lansingerland', die op 29 april 2014 in werking is getreden, of de rechtsopvolger daarvan.
  2. b. Van het bepaalde onder a. kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

14.8 Afwijken van de algemene gebruiksregels

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  1. a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m³ mag bedragen;
  2. b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van beeldende kunst, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  3. c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen en aanwijzingen op de kaart in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bebouwingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, bebouwingsoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) met ten hoogste 10%;

het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwonderdelen zoals bepaald in artikel 13 'Algemene bouwregels' leden 13.2.1 en 13.2.2 waarbij de overschrijding van de bouwhoogte, bouwgrens en/of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter;

  1. e. de bouw van andere bouwwerken tot 15 m.

15.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken

Afwijken is slechts mogelijk mits:

  1. a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    1. 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    3. 3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. het gewenste voorzieningenniveau;
    7. 7. het milieu;
  3. c. de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  4. d. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  5. e. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

16.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  2. b. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
  3. c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.

16.2 Algemene randvoorwaarden voor wijzigingen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:

  1. a. dit ruimtelijk inpasbaar is, gelet op:
    1. 1. de kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    3. 3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. het aantal parkeervoorzieningen;
    7. 7. het milieu:
  2. b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    1. 1. luchtkwaliteit;
    2. 2. parkeerbehoefte;
    3. 3. geluid;
    4. 4. bodemkwaliteit;
    5. 5. watertoets;
    6. 6. archeologie;
    7. 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    8. 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    9. 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.

Artikel 17 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan. Hoefweg-Korenmolenweg (Lidl)'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Plangeschiedenis

In opdracht van initiatiefnemer Lidl is in 2011 een bestemmingsplan opgesteld. Het plan heeft betrekking op het voormalige terrein van 'Motorcross Aad' en 'Oase bedden'. Doel van het plan was uitbreiding van het parkeerterrein ten behoeve van de Lidl. De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan niet vastgesteld onder meer omdat zij van mening was dat de gekozen situering van een groot aantal parkeerplaatsen in strijd is met de beleidsuitgangspunten van de in 2010 vastgestelde structuurvisie. Het beroep van de initiatiefnemer is eind 2012 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ongegrond verklaard .

Voorts heeft het college met Lidl een alternatief plan ontwikkeld waarbij tevens wonen mogelijk wordt gemaakt. In juli 2013 heeft de Commissie Ruimte ingestemd met het alternatieve plan omdat zij van mening is dat het alternatieve plan het cultuurhistorisch waardevolle lint herstelt door de bouw van één of twee woningen (Er worden twee woningen planologisch mogelijk gemaakt). In dit plan wordt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan minder detailhandel mogelijk gemaakt en wordt de parkeergelegenheid uitgebreid. Fysiek zal de bestaande Lidl wel beperkt worden vergroot. Deze uitbreiding van de winkel wordt planologisch vastgelegd. De vigerende mogelijkheden worden wel verkleind en planologisch vastgelegd, zodat een verdere uitbreiding niet meer mogelijk wordt. Met het oog hierop is dit (postzegel)bestemmingsplan opgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan dient de ontwikkelingen in het plangebied mogelijk te maken. Op basis van de benodigde onderzoeken is een verantwoorde basis voor een bestemmingsregeling ontworpen, waarbij de uitbreiding van het parkeerterrein en de realisatie van één of twee woningen juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan De Hoefslag (vastgesteld d.d. 26 september 2002). In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen 'Detailhandelsdoeleinden', 'Garages en bergplaatsen', 'Tuinen' en 'Verkeersdoeleinden' (zie figuur 1.1). De voorgenomen ontwikkeling past niet (geheel) binnen het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0001.png"

Figuur 1.1 Uitsnede plankaart bestemmingsplan De Hoefslag

1.3 Ligging Plangebied

De locatie waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, is gelegen binnen de bebouwde kom van Bleiswijk. Het plangebied betreft de huidige supermarkt, het parkeerterrein en een uitbreiding van het parkeerterrein en de bouw van een nieuwe woning ter plaatse van de voormalige bebouwing met adres Hoefweg 133, 137 en 139. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0002.png"

Figuur 1.2 Ligging plangebied

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt het relevante beleidskader toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt het project en de ruimtelijke situatie beschreven. De relevante milieuonderzoeken worden in hoofdstuk 4 toegelicht. In hoofdstuk 5 komt de juridische planbeschrijving aan de orde. Hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is de onwikkeling getoetst aan het relevante beleidskader van de diverse overheden.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro (2012)

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor het plangebied relevante belangen zijn:

  1. 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
  2. 2. Efficiënt gebruik van de ondergrond. De bodemgesteldheid en (grond)water zijn van grote invloed op de eisen aan bovengrondse functies.
  3. 3. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  4. 4. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  5. 5. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  6. 6. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het voorliggende plan is niet in strijd met de genoemde belangen.

Besluit Ruimtelijke ordening (2012)

Belangrijk uitgangspunt van het Bro is de toepassing van de zogenaamde 'duurzaamheidsladder' (artikel 3.1.6. van het Bro). Via de duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.

In het Bro staan de drie stappen van de ladder beschreven:

  1. a. De voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
  2. b. Bezien moet worden in hoeverre die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  3. c. Indien de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, moet worden beschreven in hoeverre van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toetsing van de ontwikkeling aan de duurzaamheidsladder
Een stedelijke ontwikkeling betreft een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. In het huidige bestemmingsplan is een bouwvlak van 1.800 m2 voor detailhandel mogelijk in de nieuwe situatie nog 1.700 m2. Er is planologisch sprake van een afname. Ook het bouwvlak van 1.450 m2 voor detailhandel op de hoek Hoefweg/Korenmolenweg vervalt.

De toevoeging van twee woningen wordt niet gezien als stedelijke ontwikkeling, blijkt uit jurisprudentie. Toetsing aan de ladder is daarom niet noodzakelijk. Overigens is sprake van een actuele behoefte die mogelijk wordt gemaakt binnen bestaand gebied.

2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit (2014, geconsolideerde versie februari 2016)

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

  1. 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  2. 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  3. 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  4. 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

1. Beter benutten en opwaarderen
De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.

2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)
Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.

Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.

3. Versterken ruimtelijke kwaliteit
Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.

De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.

4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Detailhandel

De provincie streeft naar levendige, qua functies gemengde stads- en dorpsgebieden met een aantal krachtige en kwalitatief onderscheidende centra. Het provinciale detailhandelsbeleid is gericht op een gezonde detailhandelsstructuur, waarbij leegstand, afname van de ruimtelijke kwaliteit en aantasting woon- en leefklimaat worden voorkomen.

Buiten de centra van steden, dorpen en wijken wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege aard of omvang van de goederen niet goed inpasbaar zijn in de centra zelf.

Toetsing

De ontwikkeling sluit aan bij rode draad 1 en past binnen het detailhandelsbeleid. In dit geval is per saldo sprake van afname van m2 detailhandel.

Verordening ruimte 2014

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  1. a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  2. b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  3. c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    1. 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    2. 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en
    3. 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Toepassing artikel 2.1.1:

Evenals in het Bro wordt in de Verordening de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt niet gezien als een stedelijke ontwikkeling (zie ook par 2.2).

In het onderhavige bestemmingsplan wordt het bestemmingsvlak afgestemd op de bestaande supermarkt met uitbreiding. De planologische uitbreidingsruimte van 510 m2 wordt beperkt tot 410 m2. Het beoogde plan van de supermarkt betekent weliswaar dat deze winkel groter wordt dan in de huidige situatie, maar minder dan hetgeen het vigerende bestemmingsplan toestaat. Bovendien is al voor de inwerkingtreding van de verordening ruimte een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor 500m2 detailhandel, die desgevraagd moet worden verleend. De betreffende 500 m2 winkelruimte die feitelijk nog niet gerealiseerd is, maar wel vergund kan worden, moet op grond van artikel 1.2 lid 3 beschouwd worden als bestaande detailhandel.

Aldus is ter plaatse geen sprake van nieuwe detailhandel in de zin van de verordening ruimte en is geen sprake van strijd met de verordening ruimte.

Toetsing aan de provinciale ladder is daarom niet noodzakelijk.

Er is echter wel sprake van een actuele behoefte die binnen bestaand stads- en dorpsgebied is voorzien.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Lansingerland (2010)

Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als kwaliteitsverbetering bestaand stedelijk gebied (zie figuur 2.3). Beheer en kwaliteitsverbetering van het suburbane woon- en leefklimaat in de bestaande woongebieden staat voorop. Met 'zorgzame wijken' wil Lansingerland wijken bieden met een passend aanbod van woningen, voorzieningen, activiteiten en diensten die erop gericht zijn ervoor te zorgen dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig in een eigen huis of leefomgeving kan blijven wonen. Een compleet aanbod van goed bereikbare voorzieningen is hierbij uitgangspunt. Kwaliteitsverbetering van openbaar groen, voldoende speelplaatsen en voldoende parkeerplaatsen verdient ook extra aandacht.

Het in stand houden en versterken van het voorzieningenniveau in de bestaande winkelcentra van de dorpen is uitgangspunt. Aandachtpunt daarbij is het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de oude dorpskernen en linten.

Het beleid is gericht op concentratie van detailhandel en horeca in de bestaande dorpscentra om de bestaande structuur te versterken. De gemeente zet in op versterking van Bleiswijk als winkelcentrum voor dagelijkse boodschappen.

Aandachtpunt daarbij is het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de oude dorpskernen en linten. De linten zijn belangrijke dragers van de identiteit van Lansingerland. Behoud en versterking van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de linten is uitgangspunt. Ontwikkelingen moeten passen bij de schaal en de maat van het lint. Het plan sluit hier op aan. Door de bouw van de woning op de hoek Korenmolenweg-Hoefweg wordt het lint Hoefweg hersteld. Detailhandel wordt daarbij ingeperkt overeenkomstig de uitbreiding. Ten opzichte van het vigerende plan vervalt er 100 m² detailhandel, waar de Lidl is gevestigd. Het andere perceel met de bestemming detailhandel, aan de Hoefweg, komt te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0004.png"

Figuur 2.3 Uitsnede structuurvisiekaart

2.5 Conclusie

Het voornemen is niet in strijd met het gemeentelijk en het rijks- en provinciaal beleid. De aanvaardbaarheid van het plan is toegelicht in hoofdstuk 3 en 4.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Project En Ruimtelijke Situatie

3.1 Huidige Situatie

Plangebied

Het plangebied is gelegen op de kruising van de Hoefweg en de Korenmolenweg. Het plangebied bestaat uit een supermarkt met het bijbehorende parkeerterrein en onbebouwde gronden. Zie figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0005.png"

Figuur 3.1 Huidige situatie

Omgeving

Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom van Bleiswijk. Ten westen van het plangebied ligt de provinciale weg N209. In ruimere context wordt het plangebied omgeven door glastuinbouwbedrijven en het bedrijventerrein Hoefslag.

3.2 Beschrijving Van Het Project

Bouwplan

Op het voormalige terrein van 'Motorcross Aad' en 'Oase bedden' op de hoek van de Hoefweg en Korenmolenweg wordt het parkeerterrein uitgebreid ten behoeve van de Lidl en wordt een nieuwe woning mogelijk gemaakt op de hoek Korenmolenweg-Hoefweg ten behoeve van het herstel van de lintstructuur. Het perceel is L-vormig met een deel dat in de tweede lijn achter de woningen aan de Hoefweg is gelegen. Op de hoek aan de Hoefweg worden planologisch twee woningen mogelijk gemaakt, in het deel achter de bestaande woningen ligt de Lidl. Ter voorbereiding van de aanleg van de parkeerplaatsen en de bouw van de woning is de bebouwing aan de Hoefweg 133, 137 en 139 (voormalig 'Oase bedden') reeds gesloopt.

Stedenbouwkundige inpassing

De Hoefweg is onderdeel van het lint van Bleiswijk dat gekenmerkt wordt een grote diversiteit aan bebouwing aan een karakteristiek wegprofiel. Het perceel ligt direct aan de oostzijde van de weg, terwijl het water aan de westzijde ligt. Doordat het oude lint op een dijkprofiel is gesitueerd loopt het talud af in oostelijke richting. Dit zorgt voor een goed waarneembaar hoogteverschil. De bebouwing aan het lint staat met de hoofdbebouwing bovenop het talud aan de weg. De rooilijn van dit lint is niet eenduidig. Deze wisselt enkele meters tussen de verschillende panden, maar vrijwel overal is een voortuin aanwezig in dit deel van het lint dat een uitloper is van het lint in het centrum van Bleiswijk. De bebouwing aan het lint kent een grote kapvorm en de goothoogte bij een groot aantal woningen is vrij laag.

Toevoeging van de woning aan het lint zorgt ervoor dat het lint op de hoek met de Korenmolenweg weer aangeheeld wordt. De woning zal in maat en schaal passend zijn in het lint. Ook qua rooilijn past de woning binnen de marges van de variatie die in het lint aanwezig is. De woning zorgt ervoor dat de parkeerplaats van de Lidl in de tweede lijn en achter de bebouwing ligt. Ook wordt de entree naar de parkeerplaats hierdoor begeleid door lintbebouwing aan beide zijden. Aan de Korenmolenweg wordt de parkeerplaats omzoomd door een groenzone die aansluit op de rooilijnen aan deze weg en de zijdelingse bouwgrens van de woning op de hoek. De groenzone wordt landschappelijk ingevuld en er zal vanuit het perspectief van sociale veiligheid deels zicht blijven geven op de parkeerplaats van de Lidl. Het parkeerterrein wordt open en efficiënt ingevuld. Op enkele plekken komen bomen te staan. In figuur 3.2 is de nieuwe situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0006.jpg"

Figuur 3.2 Nieuwe situatie

De winkel is gesitueerd achter de bestaande woningen aan de Hoefweg. De winkel zelf wordt tot circa 14 meter uitgebreid naar het noorden, iets wat al passend is binnen het geldende bestemmingsplan. De goothoogte van de winkel blijft gehandhaafd op 4 meter en de belendende woning ligt op een afstand van circa 8 meter van de perceelsgrens. Zie figuur 3.3. De nieuwbouw krijgt een lessenaarsdak, dit in tegenstelling tot het huidige zadeldak. Voordeel van het lessenaarsdak is dat de bezonning voor het belendende perceel dat aan de parkeerplaats ligt verbetert. Zie figuur 3.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0007.png"

Figuur 3.3Planologische vergelijking (indicatief)

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0009.png"

Figuur 3.4 Massastudies

3.3 Verkeerskundige Aspecten

Verkeersontsluiting

De supermarkt is gelegen binnen de bebouwde kom van Bleiswijk en wordt momenteel ontsloten vanaf de Hoefweg. De Hoefweg zorgt voor de ontsluiting richting het centrum en de woonwijken van Bleiswijk alsmede de provinciale weg N209 waarvandaan andere kernen in de gemeente en regio bereikt kunnen worden. Vanaf de Hoefweg is momenteel voorzien in een gecombineerde toe-/uitrit voor 2-richtingverkeer van en naar het parkeerterrein van de supermarkt. Na uitbreiding van het parkeerterrein zal worden voorzien in een in-/uitrit van 8 meter breed vanaf de Hoefweg ter plaatse van de huidige toe-/uitrit.

In het ASVV 2012 van het CROW zijn aanbevelingen opgenomen voor verkeerskundige ontwerpprincipes van parkeerterreinen, gebaseerd op uitgebreid onderzoek in geheel Nederland. De vuistregel is vastgesteld op één in-/uitgang per driehonderd tot vierhonderd parkeerplaatsen. Bij een groter aantal parkeerplaatsen zal het aantal verkeersbewegingen dusdanig groot worden dat met één in-/uitgang afwikkelingsproblemen kunnen ontstaan en dan een tweede in-/uitgang noodzakelijk is. Op grond van deze vuistregel kan worden gesteld dat voor onderhavig plan (82 inclusief 2 invalide parkeerplaatsen in totaal) ruimschoots binnen deze waarden valt en kan worden volstaan met één toe- en uitrit.

Door een groter en beter ingericht parkeerterrein zal de verkeerscirculatie van en naar de supermarkt, de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid verbeteren. Ten behoeve van een goede en verkeersveilige verkeersafwikkeling zal het bushalteperron circa 4 meter worden verschoven richting de Korenmolenweg. De ontsluiting van het parkeerterrein is daarmee voldoende en veilig vormgegeven.

Parkeren

Momenteel beschikt de supermarkt over een parkeerterrein met 50 parkeerplaatsen. Het parkeerterrein zal worden uitgebreid richting de Hoefweg en uiteindelijk een capaciteit krijgen van 82 parkeerplaatsen inclusief twee invalideparkeerplaatsen. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is het bouwvlak van de supermarkt (Lidl) met 100 m2 bruto vloeroppervlak verkleind. Dit leidt ten aanzien van de vigerende planologische mogelijkheden tot een afname van de theoretische parkeervraag.

De bestaande supermarkt heeft echter een minder groot vloeroppervlak dan in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Fysiek is een uitbreiding mogelijk met 493 m² bruto vloeroppervlak (incl. 83 m² op de verdieping ten behoeve van het personeel). Aan de hand van de Nota parkeernormen gemeente Lansingerland (gebaseerd op de CROW normen) is het aantal parkeerplaatsen dat nodig is voor deze mogelijke fysieke uitbreiding bepaald. Hierbij is uitgegaan van een uitbreiding van de discountsupermarkt in matig stedelijk gebied (bron: CBS) en het restgebied van de bebouwde kom. De parkeernorm is 6,5 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. Er zijn derhalve 32 parkeerplaatsen nodig voor de uitbreiding. Momenteel zijn er 50 parkeerplaatsen (1.072 m² met een parkeernorm van 4,5 parkeerplaats per 100 m² bvo). Totaal moeten er dus 82 parkeerplaatsen zijn. Bij het ontwerpbestemmingsplan en de ontwerp ontgevingsvergunning was uitgegaan van 80 parkeerplaatsen. Er zijn nu twee langsparkeerplaatsen toegevoegd op de bij de omgevingsvergunningaanvraag behorende situatietekening ter hoogte van de laad- en loslocatie (zie ook figuur 3.2). Dat is mogelijk zonder afbreuk te doen aan de manoeuvreerruimte op het parkeerterrein en het bestemmingsplan laat dit toe. De voorziene uitbreiding van het parkeerterrein tot 82 parkeerplaatsen, inclusief twee invalideparkeerplaatsen, biedt voldoende capaciteit om aan de te toename van de parkeervraag te kunnen voldoen.

In combinatie met de mogelijkheid van voetgangers met een winkelwagentje of een fietser wordt bij het parkeerterrein van de Lidl, uitgegaan van een breedte van de centrale parkeerweg van 8 meter uit het oogpunt van een goede en veilige verkeersafwikkeling (van parkerende voertuigen, fietsers en voetgangers met winkelwagentjes) op het parkeerterrein. Door deze ruimere marge hoeven mensen met winkelwagentjes en fietsers niet te wachten op uitparkerende en inparkerende voertuigen en zal de afwikkeling van alle modaliteiten veiliger verlopen. Tevens vereist de brandweer een voldoende ruime parkeerweg in geval van calamiteiten zodat er meer ruimte is om bij noodsituaties snel ter plaatse van de Lidl te zijn.

Fietsen

De supermarkt is per fiets goed bereikbaar vanaf de interne fietsstructuur van de kern Bleiswijk. Het gebruik van de fiets wordt door de gemeente Lansingerland gestimuleerd. Hiervoor moeten parkeervoorzieningen1 voor fietsen niet te ver van de supermarkt liggen. Een geaccepteerde afstand is maximaal 30 m. Daarnaast moeten de parkeervoorzieningen herkenbaar zijn en moet er voldoende capaciteit zijn. Wanneer er niet voldoende capaciteit is, wordt het fietsgebruik niet gestimuleerd en kiest de gemiddelde fietser zelf: een boom, lantaarnpaal of hek. Dit leidt in veel gevallen tot een druk en chaotisch beeld voor de supermarkt. Daarom wordt er naast parkeervoorzieningen voor auto's ook rekening gehouden met fietsparkeren. Op basis van kencijfers van het CROW (CROW-publicatie 317, 2012) zullen voor een supermarkt met een oppervlak van 1.482m² bvo minimaal 23 fietsparkeerplaatsen benodigd zijn. Het plan voorziet in 30 fietsparkeerplaatsen. Gezien de ligging van de supermarkt en het gemiddelde fietsgebruik in de gemeente zijn de 30 fietsparkeerplaatsen toereikend en het aantal past binnen de Nota parkeernormen gemeente Lansingerland.

Verkeersgeneratie

Zoals eerder aangegeven, wordt ten opzichte van de vigerende planologische mogelijkheden, in onderhavig bestemmingplan het aantal m2 detailhandel ingeperkt. Zodoende neemt, ten aanzien van de de huidige bestemmingslegging, de mogelijke verkeersgeneratie van deze detailhandel af.

De bestaande supermarkt heeft echter een minder groot vloeroppervlak dan in onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Fysiek is, ten opzichte van de feitelijke bestaande situatie, nog een uitbreiding mogelijk met 493 m² bruto vloeroppervlak (inclusief 83 m² op de verdieping ten behoeve van het personeel). Voor deze mogelijke fysieke uitbreiding ten opzichte van de werkelijke situatie is de verkeersgeneratie bepaald conform kencijfers van het CROW (publicatie 317). Uitgangspunt hierbij is de uitbreiding van de discountsupermarkt gelegen in het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. De verkeersgeneratie voor dit type supermarkt bedraagt 117 mvt/weekdagetmaal per 100 m² bvo (gemiddelde kencijfer). Door de uitbreiding van de supermarkt neemt het totale aantal voertuigbewegingen zodoende toe met circa 577 mvt/weekdagetmaal. Een dergelijke verkeerstoename zal niet leiden tot een verslechtering van de verkeersafwikkeling of ingrijpende infrastructurele maatregelen. De toename is relatief beperkt en valt binnen de marges voor de functies van de wegen en de inrichting en vormgeving. De totale verkeersintensiteiten blijven zodanig beperkt dat geen verkeerafwikkelingsproblemen worden verwacht. Dit betekent dat, met betrekking tot de vormgeving van de in- en uitgang van het parkeerterrein, volstaan kan worden met een uitvoering als uitritconstructie en geen aanvullende infrastructurele maatregelen noodzakelijk zijn.

Openbaar vervoer

Ter hoogte van het parkeerterrein is aan de Hoefweg op loopafstand een bushalte aanwezig welke verbinding geeft met het centrum van Bleiswijk en overige kernen in de regio. De supermarkt is ook per openbaar vervoer goed bereikbaar.

  1. 1. Er wordt vaak gesproken over het stallen van fietsen. Wanneer een fiets echter voor korte tijd op straat wordt gezet, wordt ook gesproken van fietsparkeren.

Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek

4.1 Geluid

Onderzoek

Binnen de ontwikkeling wordt de bouw van twee woningen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Deze toetsing is vastgelegd in het document 'Onderzoek geluidsbelasting wegverkeer – Bouwplan hoek Korenmolenweg/Hoefweg te Lansingerland' (DCMR, augustus 2015). Deze rapportage is opgenomen in bijlage 1.

Zoals aangegeven maakt dit bestemmingsplan de realisatie van twee woningen mogelijk. Binnen de coördinatieregeling wordt in het bouwplan één woning vergund. Het akoestisch onderzoek is voor deze woning uitgevoerd. Voor een eventueel tweede te realiseren woning geldt, gezien de ligging van het bouwvlak, eenzelfde geluidbelasting. De hogere waarde is daarom voor 2 woningen vastgesteld.

Resultaat en conclusie

Uit de berekening blijkt dat, ten aanzien van wegverkeer op de gezoneerde N209, voor de te bouwen woning de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale geluidsbelasting op de woning bedraagt als gevolg van het wegverkeer op deze weg 54 dB (inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh). De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Verder blijkt uit het onderzoek dat geen overschrijding plaatsvindt van de voorkeursgrenswaarde als gevolg van het wegverkeer op andere relevante gezoneerde wegen. Omdat ten aanzien van het wegverkeer op de N209 sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is maatregelonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat mogelijke maatregelen ter reductie van de geluidbelasting stuiten op overwegende bezwaren van verkeerskundige aard (veranderen verkeersfunctie of verlagen verkeersintensiteiten) of financiële aard (verlengen of verhogen geluidsscherm N209). Het wegdek op de N209 is reeds uitgevoerd in geluidreducerend asfalt. Omdat maatregelen niet toepasbaar zijn is een hogere waarde aangevraagd. Er wordt voldaan aan de eisen uit het hogere waardenbeleid van de gemeente Lansingerland.

Tabel 4.1 Benodigde hogere waarde

Adres Bron Hogere waarde Aantal
Nieuwe woning hoek Hoefweg - Korenmolenweg N209 54 dB 2

Binnen het onderzoek is tevens de geluidbelasting als gevolg van de niet gezoneerde Hoefweg inzichtelijk gemaakt. Hieruit blijkt op de woning een geluidbelasting van 61 dB. Omdat de Hoefweg in het kader van de Wgh niet gezoneerd is (30 km/h) hoeft deze niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Bij de beoordeling van de geluidbelasting wordt wel hetzelfde toetsingskader gebruikt. Echter geldt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als richtwaarde en de maximale ontheffingswaarde van 63 dB als maximaal toelaatbare waarde. Omdat de maximaal toelaatbare waarde niet wordt overschreden geldt een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

4.2 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
Uurgemiddelde concentratie Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een parkeerterrein bij een reeds bestaande supermarkt mogelijk. In paragraaf 3.3 is bepaald dat het aantal voertuigbewegingen met 577 verkeersbewegingen/motorvoertuigen per etmaal (weekdaggemiddelde) toeneemt. Hiervan bedraagt 2% vrachtverkeer. Met behulp van de NIBM-tool (http://www.infomil.nl) is berekend of de ontwikkeling in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0010.png"

NIBM-tool

Het plan draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit, toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de NSL monitoringstool http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/, is de luchtkwaliteit bepaald ter plaatse van de N209 en de Hoefweg. Een uitsnede van deze monitoringstool is weergegeven in afbeelding 4.1

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0011.jpg"

Afbeelding 4.1: Uitsnede viewer monitoringstool

Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 28,9 µg/m³ voor NO2, 22,6 µg/m³ voor PM10 en 14,4 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 12 dagen. Omdat direct langs deze wegen wordt voldaan aan de grenswaarden zal dit ter plaatse van het plangebied ook het geval zijn, aangezien de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate de locatie verder van de weg is gelegen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de Wm de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is ter plaatse van het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat.

4.3 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken2 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek en conclusie

Conform de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen BEVI- of BRZO-inrichting gelegen is. Wel is op korte afstand van de ontwikkeling een risicovolle inrichting aanwezig. Dit betreft een benzineservicestation aan de Overbuurtseweg. Bij dit benzineservicestation wordt geen LPG verkocht. De inrichting beschikt niet over een PR10-6 risicocontour buiten de inrichtingsgrens. Het benzineservicestation beschikt eveneens niet over een invloedsgebied buiten de inrichtingsgrens. Conform de risicokaart blijkt wel dat de inrichting beschikt over een effectafstand van 50 meter vanaf het vulpunt. De nieuw te realiseren woning is gelegen op exact 50 meter van dit vulpunt. Daarmee vormt het benzineservicestation geen belemmering voor de ontwikkeling.

In de omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, over het water of door buisleidingen plaats. Over de op circa 50 meter gelegen provinciale weg N209 vinden transporten met gevaarlijke stoffen plaats, bijvoorbeeld ten behoeve van de bevoorrading van het benzineservicestation. De N209 is geen officieel aangewezen route voor gevaarlijke stoffen en derhalve niet opgenomen in zowel het basisnet weg als de risicokaart. Het plangebied ligt echter wel binnen het invloedsgebied van de N209. Vanwege de lage transportfrequenties is het niet nodig om een berekening te maken van het groepsrisico, maar mag gebruik worden gemaakt van de vuistregels van de Handleiding risicoanalyse transport (HART). Uit de vuistregels van het HART volgt dat er bij dit type weg (80 km/u, buiten bebouwde kom) geen sprake is van een PR10-6 contour.

Verantwoording groepsrisico N209

Het groepsrisico is laag en neemt niet significant toe waardoor maatregelen om een verdere verlaging van het groepsrisico te bewerkstelligen niet noodzakelijk zijn. Het plangebied bevindt zich buiten het plasaandachtsgebied, het risico op een Bleve is derhalve zeer klein. Vanwege de geringe transportfrequenties is ook het risico op een toxisch scenario verwaarloosbaar. Er is sprake van een aanvaardbaar niveau van het groepsrisico als gevolg van deze risicobron (zie ook bijlage 11).

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

  1. 2. Dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar.

4.4 Milieuhinder En Omliggende Functies

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:

  • een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.

Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een parkeerterrein bij een reeds bestaande supermarkt en twee woningen mogelijk.

Supermarkt

Een supermarkt is te beschouwen als een milieuhinderlijke activiteit. Een activiteit als deze valt op grond van bovengenoemde VNG-publicatie in categorie 1, met een bijbehorende richtafstand van 10 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Uitbreiding van het parkeerterrein heeft niet tot gevolg dat de supermarkt in een hogere milieucategorie valt.

Aangezien een aantal woningen direct aan het plangebied grenzen, wordt niet aan de richtafstand voldaan. In de omgeving van het plangebied zijn een benzineservicestation en enkele bedrijven aanwezig. Tevens ligt het plangebied aan de Hoefweg, een drukke, doorgaande weg die door Bleiswijk loopt en aansluit op de N209. De omgeving van het plangebied en het plangebied zelf kunnen derhalve als een gemengd gebied beschouwd worden. In een dergelijke omgeving worden activiteiten uit categorie 1 van de bovengenoemde VNG-publicatie aangrenzend aan woningen toelaatbaar geacht.

Ook een parkeerterrein is op grond van de VNG-publicatie als een milieuhinderlijke activiteit te beschouwen. Deze activiteit valt in categorie 2, met een bijbehorende richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk en 10 m ten opzichte van een gemengd gebied. Door de realisatie van het bestemmingsplan komt het parkeerterrein dichter bij de woningen aan de Korenmolenweg te liggen. De afstand tot de woningen aan de Korenmolenweg bedraagt ongeveer 10 m in gemengd gebied. Ten opzichte van deze woningen wordt aan de richtafstand voldaan. Het aangrenzende perceel met een woonbestemming aan de Hoefweg grenst in de bestaande situatie al aan het parkeerterrein en aan de straat die van de Hoefweg naar het parkeerterrein loopt. Als gevolg van de realisatie van dit plan zal de milieuhinder ter plaatse van deze woning dan ook niet toenemen.

Er is een nader akoestisch onderzoek uitgevoerd om de geluidshinder als gevolg van het parkeerterrein te kunnen bepalen. Dit onderzoek van 17 augustus 2015 heeft aangetoond dat het verkeer op het parkeerterrein op de aangrenzende woningen geen belasting geeft hoger dan 48dB (zie bijlage 2). De hinder zal zelfs afnemen doordat het parkeerterrein beter wordt vormgegeven en de verharding zal bestaan uit asfalt.

Woning

Op 30 meter afstand van de nieuw te realiseren woningen is het tankstation Tinq Bleiswijk gelegen. De richtafstand voor een dergelijke inrichting betreft 10 meter ten gevolge van het aspect geur en geluid in een gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.

Aan de noordzijde van de te realiseren woning op circa 30 meter is diverse bedrijvigheid aanwezig. Deze bedrijven beschikken maximaal over milieucategorie 3.1. De richtafstand voor bedrijvigheid tot milieucategorie 3.1 in een gemengd gebied bedraagt 30 meter. Aan de richtafstand wordt voldaan.

Daarnaast is in opdracht van de gemeente Lansingerland door de DCMR Milieudienst Rijnmond akoestisch onderzoek gedaan voor de geluidsbelasting van de omliggende bedrijven ten opzichte van één nieuw te bouwen woning (zie bijlage 1). De geluidsbelasting van de nieuwe woning, vanwege direct omliggende bedrijven (Tankstation Tinq Bleiswijk, Andrews Sykes BV en supermakt Lidl), is ingeschat op basis van de voor de omliggende bestaande woningen geldende geluidgrenswaarden. Aanvullend op bovenstaande onderbouwing blijkt tevens uit dit onderzoek dat er naar verwachting geen sprake is onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van de nieuwe woning. Voor een eventueel tweede te realiseren woning geldt, gezien de ligging van het bouwvlak, dat ook hier geen sprake is onaanvaardbare geluidhinder.

Conclusie

De realisatie van het bestemmingsplan leidt derhalve niet tot onaanvaardbare milieuhinder. Ter plaatse van de bestaande en de nieuwe woning(en) is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuhinder en omliggende functies de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.5 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Onderzoek

In 2014 heeft nader onderzoek plaatsgevonden naar de bodemkwaliteit waarbij grondwaterverontreiniging met Vinylchloride (Ve) is aangetoond. Naar aanleiding van dit onderzoek heet Lidl opdracht gegeven voor het opstellen van een saneringsplan ten behoeve van de grondwaterverontreiniging. Op basis van het onderzoek naar de verontreiniging van 17 augustus 2015 kan het volgende worden geconcludeerd. In de peilbuizen waarin in het verleden VC boven de interventiewaarde is aangetoond is dit thans niet meer aangetoond. Slechts in 1 peilbuis is nog VC-gehalte aangetoond. De omvang van de verontreiniging is gering, circa 75 m3, er is derhalve geen sprake van ernstige bodemverontreiniging. Daarnaast is er sprake van goede afbraakcondities, dit is af te leiden aan de verhoogde gehalten methaan en beschikbaar koolstof (DOC) en de afwezigheid van VC in de overige peilbuizen. Omdat geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging hoeft er geen sanering in het kader van de Wet bodembescherming uitgevoerd te worden c.q. een saneringsplan te worden opgesteld. Gelet op de diepte van de verontreiniging zijn er geen humane risico's te verwachten. Verder onderzoek, sanerende maatregelen of beheersmaatregelen worden niet noodzakelijk geacht. De rapportage van 17 augustus 2015 is als bijlage opgenomen bij het rapport “Nader grondwateronderzoek VOCI-verontreiniging” van 1 oktober 2015 (bijlage 3).

In 2015 heeft tevens nader onderzoek plaatsgevonden naar de bodemkwaliteit van het toekomstig bouwblok hoek Hoefweg/Korenmolenweg te Bleiswijk (bijlage 4). Uit de analyseresultaten blijkt dat in twee van de drie boringen een loodgehalte is aangetroffen dat de interventie (voor lood) overschrijdt. Om vast te kunnen stellen of er ter plaatse sprake is van ernstige bodemverontreiniging dient de verontreiniging horizontaal en verticaal te worden uitgekarteerd. Voor dat de grond ontgraven kan worden dient er een BUS-melding gedaan te worden. Nadat de DCMR heeft ingestemd met de behaalde saneringsresultaten kan er gestart worden met de bouwwerkzaamheden ter plaatse. Het is niet aannemelijk dat de bodemverontreiniging aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.6 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van het plangebied gelegen. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

4.7 Ecologie

Samenvatting

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 5.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit braakliggend terrein en enkele bomen.

Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied worden parkeerplaatsen en een woning gerealiseerd. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van parkeerplaatsen en de bouw van één of twee woningen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  1. a. Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
  2. b. De aantasting en verstoring van vogels in de omgeving van het plangebied dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
  3. c. Indien de bomen aan de rand van het plangebied worden gekapt, is nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) noodzakelijk.

Aangezien de aanwezige bomen in het kader van de ontwikkeling van dit bestemmingsplan worden gekapt, is er nader onderzoek uitgevoerd naar de geschiktheid van de bomen als verblijfplaats voor vleermuizen en de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten (zie bijlage 6). Uit dit onderzoek komt naar voren dat het plangebied geen geschikte verblijfplaats vormt voor vleermuizen. In het plangebied is een nestlocatie aanwezig, gezien de locatie en op grond van verspreidingsgegevens kan worden aangenomen dat dit geen nest betreft van een broedvogelsoort met een vaste rust- of verblijfplaats. Voor de overige te verwachten broedvogels geldt dat, indien de kapwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, er geen overtredingen plaats zullen vinden met betrekking tot broedvogels. In de Flora- en faunawet wordt geen vaste periode gehanteerd voor de broedperiode. Omdat de broedperiode niet voor iedere soort gelijk is, is geen vaste tijdsperiode aan te geven. Op het moment dat beschermde inheemse broedvogels bezig zijn met hun broedproces, mogen er geen verstorende werkzaamheden of activiteiten plaatsvinden, dus ongeacht de periode van het jaar. Geldend is de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. Het (laten) uitvoeren van een controle op de aanwezigheid van een broedgeval voor aanvang van de werkzaamheden, kan eveneens voorkomen dat er onnodige vertraging van de plannen en verstoring van broedvogels plaatsvindt.

Gezien de bovenstaande conclusies staat de Flora- en faunawet, met inachtneming van eventuele maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.8 Archeologie

Beleid en normstelling

Wet op de archeologische monumentenzorg

Door de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Valletta (1992) in de Monumentenwet 1988 geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument “Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)”. In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende “Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland” zijn per waarderingscategorie algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid.

Gemeentelijk archeologiebeleid

De gemeente Lansingerland beschikt over eigen archeologiebeleid. Op basis van dit archeologiebeleid kan worden bepaald wat de archeologische (verwachtings)waarde van een bepaald gebied is.

Onderzoek

Zoals afbeelding 4.2 laat zien geldt op de archeologische beleidskaart van de gemeente voor het gehele plangebied een hoge verwachting voor archeologische waarden. Voor de gronden met deze verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien het verstoringsoppervlakte groter is dan 100 m2 en de werkzaamheden dieper reiken dan 0,50 m onder het maaiveld. Voor de uitbreiding van de winkel en de woning is archeologisch onderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd (zie bijlagen 7 en 8).

Conclusie van het onderzoek is dat het westelijk deel van het plangebied een verwachting voor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd heeft, vanwege de ligging op een veenrestdijk. Deze resten worden op de locatie van de woning verwacht vanaf 30 cm –Mv. In hoeverre de bodem door sloop- en bouwwerkzaamheden de afgelopen decennia is verstoord, is aan de hand van de in het rapport opgenomen milieuboringen niet vast te stellen. Geadviseerd wordt daarom een verkennend booronderzoek uit te voeren, indien de voorgenomen bouwwerkzaamheden dieper gaan dan 30 cm –Mv. Doel van een dergelijk onderzoek is vast te stellen in hoeverre de bodem verstoord is. Er wordt daarom in het bestemmingsplan een dubbelbestemming archeologie opgenomen met vrijstellingsgrenzen van 30 cm –Mv en 100 m².

Ook voor de uitbreiding van de parkeerplaats geldt een verwachting voor resten uit de Late en Middeleeuwen en Nieuwe tijd vanwege de veenrestdijk. Er ligt hier echter een puinpakket van 1 m dik, waardoor alleen daaronder archeologische resten worden verwacht. De geplande bodemingrepen zullen deze eventuele resten niet bedreigen, waardoor er in het kader van deze ontwikkeling geen vervolgonderzoek nodig is. Voor dit deel van het plangebied wordt een dubbelbestemming archeologie opgenomen met vrijstellingsgrenzen van 1 m –Mv en 100 m². In de rest van het plangebied worden geen archeologische resten verwacht. Niettemin geldt te allen tijde overal een plicht om bij het uitvoeren van grondwerk, eventuele archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag, zoals aangegeven in de Monumentenwet 1988, artikel 47 lid 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0149-VAST_0013.png"

Afbeelding 4.2. Plangebied Hoefweg 133 op de archeologische beleidskaart.

4.9 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Hoogheemraadschapsbeleid

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

Gemeentelijk beleid

Het doel van het stedelijk waterplan Lansingerland is maken van afspraken, waarmee een robuust, veilig en duurzaam watersysteem gerealiseerd kan worden. Dit watersysteem voldoet aan landelijke en Europese normen en is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschappen. Onderdelen hiervan zijn:

  • Een samenhangende beschouwing van de ambities, ruimtelijke ontwikkelingen en (water)problemen;
  • Een integrale (ruimtelijke) visie op het grondwater, oppervlaktewater en riolering;
  • Een concreet maatregelenpakket voor de realisatie van maatregelen.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van de dorpskern Bleiswijk in het gemeente Lansingerland. De noordzijde van het plangebied wordt begrensd door de Korenmolenweg, de westzijde door de woningen aan de Hoefweg. Het plangebied is gelegen in het peilbesluit: “Polder Bleiswijk” in het peilgebied 1. Hier geldt een vigerend waterpeil van -5,75 meter ten opzichte van het NAP.

In de huidige situatie is hier een Lidl aanwezig met bijbehorende parkeerterrein en een klein stuk braakliggend terrein.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit lichte klei met een homogeen profiel, en is er sprake van grondwater trap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 meter onder het maaiveld gelegen is en de gemiddelde laagste grondwaterstand 0,8 tot 1,2 meter onder het maaiveld gelegen is.

Waterkwantiteit

Direct grenzend aan het plangebied is er geen oppervlaktewater aanwezig. Aan de overzijde van de Hoefweg en aan de overzijde van de Korenmolenweg is echter wel oppervlaktewater aanwezig. Dit betreft boezemwater aan de overzijde van de Hoefweg en een hoofdwatergang aan de overzijde van de Korenmolenweg. Beide wateren betreffen geen KRW-waterlichamen.

Veiligheid en waterkeringen

Kern-/beschermingszones

De ontwikkeling is gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het afvalwater ten gevolge van de in de huidige situatie aanwezige Lidl wordt afgevoerd op de aanwezige riolering. Het hemelwater afkomstig van de parkeerplaats wordt afgevangen via straatkolken en afgekoppeld op het oppervlaktewater.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van twee woningen mogelijk en de uitbreiding van de parkeerplaatsen. Deze woningen kunnen worden gerealiseerd tegen het kruispunt van de Hoefweg en de Korenmolenweg aan. Binnen het bestemmingplan wordt tevens de bestemmingslegging van de supermarkt nauwkeuriger gesitueerd op basis van de werkelijke locatie van de supermarkt.

Ten gevolge van de realisatie van de woning wordt er extra verhard oppervlak mogelijk gemaakt. De woning zorgt voor extra verharding. Deze verharding bedraagt echter minder dan de door het waterschap gehanteerde grens van 500 m². Watercompenserende maatregelen zijn niet noodzakelijk.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Hiervoor wordt een dubbelbestemmings opgenomen op de plankaart. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.

5.2 Inleidende Regels

Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.

5.3 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruik gemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. Zo veel als mogelijk is aangesloten bij de gemeentelijke modelregels.

Detailhandel

De gronden met de bestemming 'Detailhandel' zijn bestemd voor één vestiging van detailhandel. De dakvorm, goot- en of bouwhoogte zijn op de verbeelding aangeduid.

Groen

Op deze gronden zijn groenvoorzieningen en bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder ontsluitingen, geluidsafschermende voorzieningen, speelvoorzieningen, erven, paden, overige verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Onder voorwaarden zijn erkers, entrees en tochtportalen toegestaan.

Tuin-parkeren

De voor 'Tuin - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor ongebouwde parkeervoorzieningen (ten minste één parkeerplaats per woning met een oppervlakte van ten minste 15 m2, een diepte van ten minste 6 m en een breedte van ten minste 2.5 m) met daaraan ondergeschikt tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde bestemmingen met de daarbij behorende andere bouwwerken, werken en werkzaamheden.

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de bebouwing slechts mag worden opgericht indien geen afbreuk wordt gedaan aan de parkeerfunctie van de percelen, waarbij de bedoelde parkeervoorzieningen vrij bereikbaar en ten alle tijden volledig bruikbaar dienen te blijven.

Verkeer

De gronden met de bestemming Verkeer zijn bestemd voor verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen, een winkelwagenopvang, reclamemast en reclameborden en bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, reclameuitingen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep en bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Een hoofdgebouw (de woning) mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd waarbij de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan 4 m respectievelijk 7 m.

Waarde - Archeologie

De voor gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

Waarde - Archeologie 8

Op de gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,3 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m² en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

Waarde - Archeologie 9

Op de gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 1 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m² en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden binnen de beschermingszone van de waterkering. Op deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen uitsluitend na een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag worden gebouwd. De belangen van de waterkering mogen niet onevenredig worden geschaad.

5.4 Algemene Regels

In de algemene regels zijn de antidubbeltelregel, de algemene bouwregels en de algemene ontheffings- en procedureregels opgenomen.

5.5 Overgangsecht En Slotregel

In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De kosten van het totale project worden gedragen door de initiatiefnemer, in dit geval Lidl. Er is een overeenkomst gesloten tussen de gemeente en Lidl over planschade en andere kosten, zoals kosten voor het verleggen van de bushalte, kosten in verband met het reconstrueren van de toe- en uitrit etc. Eventueel uit te keren planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

In het kader van het bepaalde in de gemeentelijke inspraakverordening is een inspraakprocedure gevolgd. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 2 april 2014 gedurende vier weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn inwoners van de gemeente en andere belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun reacties kenbaar te maken. In deze periode zijn vier inspraakreacties ingediend. De reacties zijn in de notitie inspraak en overleg (ambtshalve) samengevat en voorzien van een gemeentelijke beoordeling en een conclusie (zie bijlage 9).

6.2.2 Overleg

In het kader van het overleg overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan aan diverse instanties voorgelegd. Drie instanties hebben gereageerd. In bijlage 9 zijn de overlegreacties opgenomen en is de gemeentelijke beoordeling op deze overlegreacties weergegeven, waarbij gemotiveerd wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het bestemmingsplan wordt overgegaan.

6.2.3 Zienswijzen

In de Staatscourant en in het gemeenteblad van 25 augustus 2015 is bekend gemaakt dat met ingang van 26 augustus 2015 tot en met 6 oktober 2015 het ontwerpbestemmingsplan “Hoefweg- Korenmolenweg (Lidl)”, de ontwerp omgevingsvergunningen en het ontwerpbesluit hogere waarden Wet geluidhinder, op basis van de gemeentelijke coördinatieregeling, ter inzage lagen. De stukken waren in te zien via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl en via de viewer van de gemeentelijke website. Gedurende deze termijn werd een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen op het genoemde ontwerpbestemmingsplan, de ontwerp omgevingsvergunningen en het ontwerp besluit hogere waarden Wet geluidhinder in te dienen.

Binnen de zienswijzentermijn zijn in totaal 5 zienswijzen ingediend. Dit heeft, met enkele ambtshalve wijzigingen, geleid tot een gewijzigde vaststelling. Van de procedure, de zienswijzen en de beoordeling daarvan is een nota opgesteld. Deze is als bijlage 10 toegevoegd aan de plantoelichting.

Bijlage 1 Standaard Svb

Bijlage 1 Standaard SvB

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Nader Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Nader akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Nader Grondwateronderzoek Voci-verontreiniging

Bijlage 3 Nader grondwateronderzoek VOCI-verontreiniging

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Toekomstig Bouwblok Hoek Hoefwef/korenmolenweg

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek toekomstig bouwblok hoek Hoefwef/Korenmolenweg

Bijlage 5 Bureauonderzoek Ecologie

Bijlage 5 Bureauonderzoek ecologie

Bijlage 6 Memo Beoordeling Vleermuizen

Bijlage 6 Memo beoordeling vleermuizen

Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek Winkel

Bijlage 7 Archeologisch onderzoek winkel

Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek Woning

Bijlage 8 Archeologisch onderzoek woning

Bijlage 9 Notitie Inspraak En Overleg

Bijlage 9 Notitie inspraak en overleg

Bijlage 10 Nota Zienswijzen

Bijlage 10 Nota zienswijzen

Bijlage 11 Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 11 Verantwoording groepsrisico