Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016
Bestemmingsplan - gemeente Leudal
Vastgesteld op 04-09-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' met identificatienummer NL.IMRO.1640.BP16RVBuitengebied-OH01 van de gemeente Leudal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan agrarisch gelieerde dagrecreatieve activiteiten
verbreedde agrarische activiteiten in de vorm van educatieve/recreatieve rondleidingen gecombineerd met horeca, interactief wandelpad, workshops koken c.q. worsten maken.
1.6 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.7 achtergevel
de van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde gevel van een hoofdgebouw.
1.8 achtergevel hoekwoning
de gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als achtergevel wordt aangemerkt.
1.9 achtergevelrooilijn
denkbeeldige lijn van de achtergevel van een hoofdgebouw (evenwijdig aan de openbare weg), die is doorgetrokken naar de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel, met dien verstande dat:
- a. indien op het bouwperceel sprake is van een woning, niet zijnde een bedrijfswoning, met bijbehorende bouwwerken, de woning als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden;
- b. indien op het bouwperceel sprake is van een bedrijfswoning met bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden;
- c. indien sprake is van een hoek(bedrijfs)woning, sprake is van één achtergevelrooilijn;
- d. indien sprake is van meerdere (bedrijfs)woningen op een (niet gekoppeld) bouwperceel, de (bedrijfs)woning die het dichtst bij de openbare weg, fiets en/of voetpaden ligt, als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden.
- e. indien sprake is van meerdere (bedrijfs)woningen met bedrijfsgebouwen op een gekoppeld bouwperceel, een bedrijfswoning op ieder afzonderlijk bouwvlak als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden.
1.10 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, een paardenhouderij hieronder begrepen.
1.11 agrarisch hobbymatig gebruik
kleinschalig agrarisch gebruik, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf.
1.12 agrarisch hulp- en nevenbedrijf
een niet-industrieel bedrijf voor productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, respectievelijk voor ver- of bewerking, op- of overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden.
1.13 agrarisch hulpgebouw
een bij een agrarisch bedrijf behorend agrarisch bedrijfsgebouw dat is gesitueerd buiten het agrarisch bouwvlak en dat bijvoorbeeld dient voor het melken van vee, voor de opslag van goederen en materieel en/of ter beschutting tegen weersinvloeden.
1.14 ambachtelijk bedrijf
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is, dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen worden uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.
1.15 antenne-installatie
zendinstallatie ten behoeve van telecommunicatie.
1.16 appartementenhotel
een gebouw dat bestaat uit wooneenheden, al dan niet deel uitmakend van een hotel, uitsluitend bestemd om te dienen als recreatief woonverblijf voor een persoon, gezin of andere groep personen, die daar geen hoofdwoonverblijf hebben.
1.17 arbeidsmigrant
economisch actieve migrant wiens doel het is op eigen initiatief en op vrijwillige basis arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland.
1.18 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.19 bebouwde kom
het gebied dat door zijn 'samenhangende woonbebouwing' als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet maatgevend.
1.20 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.21 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.22 bed & breakfast
een binnen een (bedrijfs)woning gelegen voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Een bed & breakfast functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening niet is toegestaan.Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid, zonder kookgelegenheid.
1.23 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.24 bedrijf aan huis
het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit dan wel naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van:
- erotisch getinte bedrijvigheid
- detailhandel, anders dan beperkte verkoop van artikelen verbandhoudende met de activiteiten.
1.25 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer (agrarische) bedrijfsactiviteiten.
1.26 bedrijfsvloeroppervlak
de totale overdekte vloeroppervlakte van de begane grond en eventuele verdieping(en) van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.27 bedrijfswoning
een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.28 beeldkwaliteit
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.
1.29 beperkt kwetsbaar object
- a. .
- 1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en
- 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. kantoorgebouwen, met uitzondering van kantoorgebouwen met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
- c. hotels en restaurants, met uitzondering van hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
- d. winkels, met uitzondering van complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, met uitzondering van kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
- g. bedrijfsgebouwen, met uitzondering van gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn;
- h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
- i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.30 beroep aan huis
een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Detailhandel, anders dan beperkte verkoop van artikelen verbandhoudende met de activiteiten, is niet toegestaan.
1.31 bestaand
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik is toegestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn krachtens een omgevingsvergunning of krachtens een omgevingsvergunning kunnen worden gebouwd;
- c.
bestaande veestapel: het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve vanhet houden van vee in omvang zoals op het tijdstip van inwerkingtreding van hetbestemmingsplan feitelijk legaal aanwezig inclusief de daarvoor aanwezigestalsystemen en voorzieningen ter beperking van de emissie van stikstof. Voor zoverop het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan vergunningen op grondvan de Natuurbeschermingswet 1998 aanwezig zijn, betreft de omvang van debestaande veestapel het maximum aantal dieren zoals krachtens de vergunningen opgrond van de Natuurbeschermingswet 1998 is toegestaan. Indien geen vergunningenop grond van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn verleend, wordt de omvangbepaald op basis van de feitelijk legaal aanwezige veestapel en de feitelijk aanwezigestalsystemen en voorzieningen ter beperking van de emissie van stikstof op het tijdstipvan inwerkingtreding van het bestemmingsplan. - d. c. bestaande stikstofemissie: De stikstofemissie ten gevolge van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee in de omvang zoals op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan is toegestaan overeenkomstig:
- een onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de Bijlage 13 bij deze regels; dan wel
- een onherroepelijke omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels.
- indien geen sprake is van een onherroepelijke vergunning als hiervoor bedoeld, is de bestaande stikstofemissie de stikstofemissie ten gevolge van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee in de omvang zoals feitelijk aanwezig en planologisch legaal in de periode van 1 jaar voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, gebaseerd op de gegevens zoals opgenomen in de fiscale jaarrekening en rekening houdend met de op dat tijdstip feitelijk aanwezige stalsystemen en voorzieningen ter beperking van de stikstofemissie.
1.32 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.33 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.34 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak, met uitzondering van overkappingen.
1.35 bijzondere woonvorm
woonruimte waarin, al dan niet zelfstandige, woningen/kamers zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals begeleid wonen voor mindervalide personen, een woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.36 boomkwekerij
een agrarisch bedrijf gericht op het bedrijfsmatig kweken/telen van bomen. Onder bomenteelt wordt tevens verstaan bomenteelt in potten.
1.37 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.38 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.39 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.40 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.41 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.42 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.43 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.44 bronboringenbedrijf
een bedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verrichten van bronboringen (onder meer ten behoeve van beregeningsputten, drinkwaterputten, bluswatervoorzieningen, geothermische boringen en geologische verkenningsboringen), de aanleg van bronbemaling en het leveren, assembleren en installeren van bronpompen.
1.45 bruto vloeroppervlak (b.v.o.)
het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.46 buitenopslag
het opslaan van goederen in de buitenlucht.
1.47 chalet
een gebouw, geen recreatiewoning zijnde en niet fungerende als hoofdverblijf, bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door één persoon of meerdere personen, die elders zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben, met dien verstande dat het gebouw geen vaste verankering aan de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is alsmede grotendeels uit hout of kunststof bestaat.
1.48 co-vergisting
het gelijktijdig vergisten van verschillende biomassastromen in een vergistingsinstallatie tot eindproducten krachtens de Meststoffenwet, waarbij biogas, elektriciteit en warmte als bron voor duurzame energie wordt geproduceerd. Het bewerkingsprocedé bestaat uit het vergisten van tenminste 50% dierlijke mest aangevuld met eigen of van derden afkomstige co-substraten (organische materialen zoals maïs, gras, glycerine, restproducten uit de voedingsmiddelenindustrie).
1.49 containerveld
een specifieke vorm van een permanente teeltondersteunende voorziening waarbij grond is voorzien van een afdeklaag van plastic, antiworteldoek, beton en/of andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
1.50 crisisopvang
kortdurend verblijf van zorgvragers (enkele dagen tot enkele weken) i.v.m. crisisopvang gerelateerd aan de zorgfunctie.
1.51 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning waaronder:
- a. ateliers; en/of
- b. attractieparken; en/of
- c. bioscopen; en/of
- d. bowlingbanen; en/of
- e. casino's; en/of
- f. creativiteitscentra; en/of
- g. dansscholen; en/of
- h. dierentuinen; en/of
- i. evenemententerreinen; en/of
- j. kinderboerderijen; en/of
- k. musea; en/of
- l. muziekscholen; en/of
- m. muziektheaters; en/of
- n. sauna; en/of
- o. speeltuinen; en/of
- p. theater; en/of
- q. wellness.
1.52 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in reliëf, verkaveling, slotenpatroon of architectuur. Archeologische waarden zijn hieronder begrepen.
1.53 dagrecreatie
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.
1.54 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven.
1.55 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A).
1.56 duurzame locatie
Een duurzame locatie betreft in ieder geval een locatie waar een intensieve veehouderij is gevestigd. Bij de beoordeling van de duurzaamheid van een locatie worden de volgende criteria gehanteerd:
- a. ligging in of ten opzichte van extensiveringsgebied;
- b. ligging in of ten opzichte van EHS, POG en/of natuurbestemming;
- c. de afstand tot burgerwoningen en kernen;
- d. goed woon- en leefklimaat van omringende functies;
- e. uitbreidingspotentie van de locatie;
- f. goede ontsluiting;
- g. passend in het landschap en goede ruimtelijke inpassing in de omgeving.
Ook wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in de nabijheid van de
locatie.
1.57 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.58 erotisch (getint) bedrijf
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een erotisch (getint) bedrijf wordt in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.59 evenementen
een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal cultureel vlak.
1.60 extensief agrarisch medegebruik
een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de landschappelijke waarden.
1.61 extensief recreatief medegebruik
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten die geen specifiek beslag leggen op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.
1.62 extensieve veehouderij
het bedrijfsmatig houden van dieren waarbij kleine groepen dieren gevoed worden op grote oppervlaktes land.
1.63 extensiveringsgebied
een gebied waarbinnen het primaat ligt bij verbetering van groene en blauwe waarden en van de milieukwaliteit en waarbinnen op grond van de regels beperkingen gelden ten aanzien van de ontwikkeling van intensieve veehouderij. Uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van een intensieve veehouderij is binnen een extensiveringsgebied niet toegestaan. Bestaande bouwmogelijkheden binnen het bestaande onbenutte bouwvlak én ter plaatse van het extensiveringsgebied blijven behouden.
1.64 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.65 geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
hieronder worden verstaan gevoelige functies ten aanzien van: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.
1.66 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
geurgevoelig object: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt, waarbij onder «gebouw, bestemd voor menselijk wonen of menselijk verblijf» wordt verstaan: gebouw dat op grond van het bestemmingsplan, bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van die wet daaronder mede begrepen, de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van die wet, of, indien met toepassing van artikel2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1,eerste lid, van laatstgenoemde wet mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf;
1.67 gevoelig object
object waar personen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven;
1.68 glastuinbouwbedrijf
een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in glazen (schuur)kassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt. Binnen glastuinbouw is bomenteelt in zijn algemeenheid toegestaan.
1.69 golfbaan
een gebied dat is ingericht voor de beoefening van golfsport met de daarbij benodigde voorzieningen, zoals een clubhuis, oefenfaciliteiten, driving range, een golfshop, een greenkeepersgebouw, materiaalopslag en dergelijke.
1.70 golfshop
een detailhandelsbedrijf in sportartikelen direct verbandhoudende met de golfsport.
1.71 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel, niet zijnde een intensieve veehouderij of intensieve graasdierveehouderij. Een grondgebonden agrarisch bedrijf betreft bijvoorbeeld een melkveehouderij (met niet meer dan 200 melkkoeien), een akkerbouw- of tuinbouwbedrijf.
1.72 handelsbedrijf in isolatiepanelen
een handelsonderneming in hout- en plaatmateriaal, sandwichpanelen, dakgevelbeplating, isolatie- en bouwmaterialen, waarbij tevens sprake is van montage, opslag en het verzagen van panelen en overige materialen.
1.73 hobbymatig
het niet-bedrijfsmatig, niet-commercieel maar als vrijetijdsbesteding uitvoeren van activiteiten. Vanuit deze activiteiten wordt geen hoofdinkomen gegenereerd.
1.74 hoeksituatie
een perceel dat met minimaal twee aaneengesloten zijden grenst aan een openbare weg, voet- en of fietspad of twee kruisende wegen.
1.75 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien op een perceel een (bedrijfs)woning aanwezig is, wordt deze (bedrijfs)woning gezien als hoofdgebouw.
1.76 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij onderscheid wordt gemaakt in categorie 1 tot en met 5. Bij de horecafunctie is tevens een buitenterras toegestaan.
1.77 categorie 1 'lichte horeca/dagzaken'
Hieronder vallen horecabedrijven die voor wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca) of verbreding van agrarische bedrijfsvoering en waar kleine etenswaren en drank verstrekt worden. Deze zaken zullen voor wat betreft openingstijden ook aansluiten bij de winkelvoorzieningen. Criterium is de Winkeltijdenwet en de gemeentelijke verordening. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Het is alleen toegestaan alcoholische dranken te schenken tijdens winkeltijden.
De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 1:
- automatiek (verkoopautomaat);
- broodjeszaak;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- tearoom;
- ijssalon (hoofddoel verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse);
- traiteur (iemand die spijzen bereidt en aan huis bezorgt).
1.78 categorie 2 'horeca'
Hierbij gaat het om zaken die geheel of in overwegende mate zijn gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse. Vergeleken met categorie 1 hebben zij een drank & horecavergunning (zoals bistro, restaurant, eetcafé) en/of
zijn zij gedurende langere tijden geopend en hebben ze een verkeersaantrekkende werking (zoals snackbars, shoarma- en pizzeriazaken). Tevens kunnen zij over een bezorg- of afhaalservice beschikken.
De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 2:
- bistro;
- brasserie;
- restaurant;
- cafetaria;
- snackbar;
- shoarma/grillroom;
- met eventueel een bezorg- of afhaalservice (pizza, chinees).
1.79 categorie 3 'middelzware horeca'
Hieronder vallen zaken waarbij de exploitatie geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, eventueel in combinatie met het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd (zwaartepunt is verstrekken van dranken). Voor een goed functioneren zijn deze zaken ook een gedeelte van de nacht geopend. In principe valt ook het proeflokaal onder categorie 3, echter als het proeflokaal gecombineerd wordt met eten, valt het onder categorie 2.
De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 3:
- café;
- eetcafé;
- danscafé;
- grand café;
- bierhuis;
- biljartcentrum/snookercafé;
- proeflokaal.
1.80 categorie 4 'nachtverblijf'
Zaken van deze categorie zijn geheel of in overwegende mate gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Dat kan worden gecombineerd met bijvoorbeeld een restaurant.
De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 4:
- hotel;
- motel;
- pension;
- overige logiesverstrekkers.
1.81 categorie 5 'zware horeca'
Met de zware horeca worden de zaken aangeduid die gelet op vloeroppervlakte veel bezoekers trekken en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Onder deze categorie vallen zaken die geheel of in overwegende mate zijn gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansen, al dan niet met livemuziek en al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol houdende dranken en etenswaren. Het casino is ook bij deze categorie zware horeca geplaatst, gelet op de bijzondere wetgeving waarmee deze vorm van vrijetijdsbesteding te maken heeft. Als zodanig veroorzaakt deze categorie aanmerkelijke hinder voor de omgeving.
De volgende horeca-inrichting onder categorie 5:
- zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik t.b.v. feesten, muziek, dansevenementen);
In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type indeling van de inrichting.
Onder categorie 5 vallen normaliter ook de volgende horeca-inrichtingen:
- dancing;
- discotheek;
- bar/nachtclub;
- casino of amusementscentrum, met horeca.
Echter worden deze functies in het buitengebied niet wenselijk geacht en derhalve niet toegestaan.
1.82 horecabedrijf
een bedrijf in de categorie 'lichte horeca', 'middelzware horeca' of 'zware horeca', dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, zulks met uitzondering van erotisch getinte bedrijven.
1.83 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.84 intensieve graasdierveehouderij
het bedrijfsmatig houden van meer dan 200 melkkoeien waarvan een deel of alle melkkoeien permanent worden opgestald.
1.85 intensieve veehouderij
het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt onder andere gedoeld op varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, vleesstieren, (vlees)geiten, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders of een combinatie daarvan.
1.86 kamerbewoning
een woning die, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs wordt bewoond en welke niet valt aan te merken als het verstrekken van logies. Kamerbewoning wordt alleen toegestaan in de woning en niet in (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken.
1.87 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.88 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid ten geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.89 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.90 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.
1.91 karakteristiek
alle bouwwerken van monumentale waarde, welke zijn opgenomen in 'Bijlage 8Monumentenlijst Leudal'.
1.92 kernrandzone
een zone van 200 meter rond de kern.
1.93 kortlopend evenement
een jaarlijks terugkerend evenement met een duur van meer dan 1 dag tot maximaal 7 dagen, inclusief het opbouwen en afbreken.
1.94 kraamstal
stal ten behoeve van de stalling van dieren gedurende de periode van het kraamproces.
1.95 kunstmest
elk met een industrieel proces vervaardigde meststof.
1.96 kunstwerken
overige bouwwerken van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.97 kwaliteitscommissie
de commissie (of diens opvolger) belast met de advisering van het bevoegd gezag over de landschappelijke inpassing van (bouw-)activiteiten en compensatiemaatregelen.
1.98 kwetsbare object
- a. woningen, woonschepen en woonwagens, met uitzondering van:
- 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
- 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.99 landgoed
een aaneengesloten, voor het publiek toegankelijk, natuurgebied met daarop een gedeelte bedoeld voor wonen.
1.100 likeurbedrijf
producent van alcoholische en non alcoholische componenten voor de drankenindustrie.
1.101 Limburgs Kwaliteitsmenu
het Limburgs Kwaliteitsmenu 2012, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 12 januari 2010 als uitwerking van de POL-aanvulling Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering, met daarin verwerkt de aanpassingen zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 2 januari 2012 en alle aanpassingen die daarin nog verwerkt zullen worden.
1.102 maatschappelijk
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve, medische en openbare dienstverlening.
1.103 manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.104 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.105 mestverwerking
het proces om (drijf) mest af te breken door onder andere mestvergisting om te zetten in nieuwe en bruikbare producten zoals energie uit biomassa of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen.
1.106 metaalhandel en recycling
een inrichting met name gericht op het op- en overslaan, sorteren en bewerken van nieuwe metalen en metalenvoorwerpen, metaalvoorwerpen, metaalafvalstoffen, shot-pit (koepelovenslak), kabelreststoffen en metaal-/kunststofstrengen van papierfabrieken, alsmede het op- en overslaan en sorteren van accu's en batterijen, het op- en overslaan van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen, het uitvoeren van proeven met nieuwe technieken en nieuwe afvalstoffen, een transportbedrijf en een inrichting voor onderhoud aan eigen materieel.
1.107 metaalrecyclingbedrijf
bedrijf met activiteiten gericht op het in een productieproces opnieuw bewerken en verwerken van afvalmaterialen (zoals staal of aluminium) voor het oorspronkelijke doel of voor andere doeleinden inclusief de logistiek, het transport, de op- en overslag. Tevens wordt handel in metaalproducten toegestaan.
1.108 mid-stay
het bewonen van een ruimte tot maximaal negen maanden per jaar en per locatie.
1.109 nevenactiviteit
een aanvullende, ondergeschikte activiteit ten opzichte van de hoofdactiviteit.
1.110 Nota kwaliteit
de Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal, waarin de uitgangspunten waarbinnen de gemeente initiatiefnemers voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Leudal een kwaliteitsbijdrage gaat vragen, ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals opgenomen als 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij deze regels.
1.111 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.
1.112 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die niet zelfstandig functioneert, maar dient als aanvulling op en ter ondersteuning van een andere (hoofd)functie.
1.113 ondergeschikte horeca
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca). Bij de ondergeschikte horecafunctie is tevens een kleinschalig buitenterras toegestaan. Feesten en partijen worden niet toegestaan. Ondergeschikte horeca betreft 'lichte' horeca van categorie 1 (zie begripsbepaling 1.77categorie 1 'lichte horeca/dagzaken').
1.114 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.115 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde
werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.
1.116 onderkomen
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.117 openbare weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen inclusief bermsloten (tertiare watergang/C-watergang) of zijkanten. Tot de openbare weg behoren ook trottoirs, voetpaden, voetgangersgebieden, rijwielpaden en parkeerplaatsen/-terreinen. Watergangen met een primaire (A-watergang) of secundaire (B-watergang) functie behoren niet tot de openbare weg.
1.118 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.119 overkapping
een gebouw met minimaal een open wand.
1.120 overtollige bedrijfsbebouwing
bestaande bebouwing die bij omschakeling naar een andere functie niet nodig is voor het kunnen uitoefenen van die functie, dan wel die de maximaal toelaatbare oppervlakte en/of inhoud van de bebouwing volgens de regels in dit plan voor die functie overschrijdt.
1.121 paardenbak
Een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden. Een paardenbak is al dan niet omheind door een constructie van enige omvang met een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter.
1.122 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.123 parkeervoorziening
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.124 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
1.125 peil
- a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. Voor gebouwen in het talud van de dijk; de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw.
- c. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.126 permanente bewoning
het gebruiken van een woning ten behoeve van hoofdverblijf, hetgeen aantoonbaar dient te zijn middels controle van de inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens en / of het geheel van feiten en omstandigheden.
1.127 plattelandswoning
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die wordt bewoond door een niet functioneel met het bedrijf verbonden derde (een en ander als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
1.128 POL belangen
(ruimtelijke) belangen waarvan de provincie met haar Provinciaal OmgevingsPlan heeft aangeven dat die op provinciaal niveau van belang zijn.
1.129 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.130 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.
1.131 recreatiewoonverblijf
een gebouw, bestemd om uitsluitend door een gezin of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar, overwegend het zomerseizoen, te worden bewoond.
1.132 relatie
een koppelteken tussen twee bouwvlakken danwel twee bestemmingen en/of aanduidingen.
1.133 ruimtelijke kwaliteit
de mate waarin tegemoet wordt gekomen aan de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van verschillende belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen.
1.134 schuilgelegenheid
een bouwwerk dat een dier de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij het dier vrij in en uit kan lopen.
1.135 shredder
installatie om afval zoals schroot, papier e.d. te vermalen of te versnipperen.
1.136 seizoenstandplaats
het terreingedeelte dat is bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, gedurende 1 maart tot en met 31 oktober.
1.137 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.138 servicepunt
verkoop- en informatiepunt ten behoeve van kleinschalige dienstverlening en kleinschalige detailhandel.
1.139 short stay
het bewonen van een ruimte tot maximaal vier maanden per jaar per locatie.
1.140 solitaire stalruimte
kleine gebouwtjes en/of stallen waarin het bestaand legaal gebruik, onder andere zijnde dierenverblijf, opslag van landbouwmachines en/of geoogste producten, mag worden voortgezet.
1.141 spuiwateropslag
overig bouwwerk ten behoeve van de opslag van spuiwater (afvalstof die bij luchtwassen ontstaat).'
1.142 stacaravan
onderkomen dat uitsluitend of in hoofdzaak dienst doet of kan doen tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meerdere personen die elders zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben, en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch niet bestemd is om regelmatig op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een motorvoertuig te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan aangebrachte wijzigingen en/of voorzieningen niet meer geschikt zijn om te worden verreden, wordt het aangemerkt als stacaravan.
1.143 statische opslag
binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en die niet bestemd zijn voor handel, zoals auto's, boten en caravans en dergelijke.
1.144 stedenbouwkundig beeld
het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.
1.145 straatmeubilair
op, aan of boven de openbare weg respectievelijk openbare ruimte geplaatste of hangende goederen, waaronder begrepen zitbanken, lantaarnpalen, prullenbakken, fietsenrekken, bloembakken-/potten, spandoeken, vlaggenmasten, (uithang-)borden, abri's, bushaltes, (straat-)verlichting en dergelijke.
1.146 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen/constructies (inclusief containervelden) met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen wat leidt tot een beter kwaliteit product. Afdekfolie alléén, dus zonder enige constructie, wordt in het kader van dit bestemmingsplan niet gezien als een teeltondersteunende voorziening waarvoor de regelingen zoals opgenomen gelden.
1.147 textielservice
een reinigings- en herstelservice met een haal- en bezorgdienst voor wasgoed, niet zijnde een stomerij (maximaal categorie 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst vanbedrijfsactiviteiten bij de regels)).
1.148 tijdelijke bewoning
het gebruiken van een zelfstandige woonruimte door één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden. Onder tijdelijke bewoning wordt niet verstaan recreatief nachtverblijf c.q verblijfsrecreatie.
1.149 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen waarvan de hoofdconstructie niet meer dan 6 maanden in het jaar aanwezig zijn (al dan niet in een aaneengesloten periode) en na de teelt worden opgeruimd en van het veld worden verwijderd. Ter verduidelijking: regenkappen mogen permanent aanwezig zijn maar de afschermende folie/het plastic niet meer dan 6 maanden per jaar.
1.150 tijdelijke zorgbehoefte
het bieden van (mantel)zorg en/of daaraan gerelateerde diensten die op basis van CIZ-indicatie of wat daarvoor in de plaats kan worden gesteld en die met het proces van zorgverlening te maken hebben, gedurende en niet langer dan de periode dat hiervoor de noodzaak bestaat binnen één huishouden. In geen geval mag uit de zorgverlening een permanente zorgvoorziening en/of tweede huishouden voortkomen.
1.151 trekkershut
een hut met slaapgelegenheden en eventuele andere voorzieningen waarvoor een bouwvergunning is vereist en die dienst doet als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.152 tuin
omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.
1.153 tunnels
een constructie ter bescherming, vervroeging of verlenging van de teelt van tuinbouw- en fruitteeltproducten.
1.154 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied" bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met IDN NL.IMRO.1640.BP16RVBuitengebied-OH01.
1.155 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.156 verkoopstandplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.157 verkoopvloeroppervlakte
de totale overdekte vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging, welke bestemd is voor de verkoop en uitstalling van goederen (de bruto vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging minus de oppervlakte van magazijnen en overige ruimten).
1.158 verwerkingsbedrijf
een bedrijf dat gericht is op het verwerken van gewassen.
1.159 vloeroppervlakte
de oppervlakte van ruimtes binnen een gebouw ten behoeve van een in het bestemmingsplan benoemde vorm van gebruik.
1.160 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, niet zijnde een hobbymatig agrarisch bedrijf, waarin, gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting, een volwaardige arbeidskracht gedurende het hele jaar een volledige dagtaak vindt en dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam bij wijze van hoofdberoep te worden geëxploiteerd.
1.161 voorgevel
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.
1.162 voorgevel hoekwoning
de gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als voorgevel wordt aangemerkt.
1.163 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) van het hoofdgebouw die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen, met dien verstande dat:
- a. indien op het bouwperceel sprake is van een bedrijfswoning met bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden;
- b. indien op het bouwperceel sprake is van een woning met bijgebouwen, de woning, niet zijnde een bedrijfswoning, als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden;
- c. indien sprake is van een hoek(bedrijfs)woning, sprake is van twee voorgevelrooilijnen;
- d. indien sprake is van meerdere (bedrijfs)woningen op een bouwperceel, de (bedrijfs)woning die het dichtst bij de openbare weg, fiets en/of voetpaden ligt, als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden.
1.164 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.
1.165 waterhuishoudkundige voorzieningen
waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.166 weg
een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.
1.167 wellnessvoorzieningen
permanente gebouwde of aangelegde voorzieningen gericht op een gezonde levensstijl door gezonde voeding, beweging, doelmatige ontspanning, meditatie- en ontspanningsoefeningen, stressmanagement, massage en/of lichaamsverzorging.
1.168 western ranch
een agrarisch bedrijf, zijnde een paardenhouderij, gericht op het in een amerikaanse (western) stijl verzorgen van lessen en trainingen in paardrijden alsmede het fokken en verkopen van western paarden.
1.169 wet/wettelijke regelingen
indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.
1.170 woning(en)
onder 'woning' wordt verstaan een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden, waarbij de volgende type woningen worden onderscheiden:
- a. aaneengebouwde woning: een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een appartementencomplex en niet onderling gekoppeld.
- b. bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar ge!et op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
- c. gestapelde woningen: woningen waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd.
- d. halfvrijstaande woning: een woning waarvan het hoofdgebouw met één gevel gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
- e. hoekwoning: woning gelegen op de hoek van twee openbare wegen, fiets- en/of voetpaden.
- f. levensloopbestendige woning: een woning die het mogelijk maakt ook aan het eind van de menselijke levensloop zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, al dan niet met gebruik van zorg, waarbij de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op de begane grond bevinden.
- g. recreatiewoning/recreatiewoonverblijf: een gebouw, geen bouwkeet, (sta-)caravan, chalet of bouwsel op wielen zijnde, bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door een persoon, (deel van een) gezin of een groep mensen en dat niet fungeert als hoofdverblijf.
- h. vrijstaand geschakelde woningen: minimaal 2 vrijstaande woningen waarbij de woning met de zijgevel van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aaneengebouwd is aan de aan de andere zijde gelegen zijgevel van een hoofdgebouw.
- i. vrijstaande woning: een woning die noch met het hoofdgebouw noch met een bijbehorend bouwwerk gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
- j. zorgwoning: een nultredenwoning met (extramurale) zorggarantie op maat.
1.171 woonurgent
de dringende noodzaak om te beschikken over een woonruimte waarbij een woningzoekende op basis van een beschikking in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 wordt ingedeeld.
1.172 woonwagen
een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en dat geplaatst is op een door de gemeente aangewezen woonwagenstandplaats.
1.173 woonwagenstandplaats
een perceel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen en bijbehorende bouwwerken, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
1.174 zijgevel
de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.
1.175 zijgevel hoekwoning
de naar het openbaar gebied gerichte gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als zijgevel wordt aangemerkt. De zijgevel van een hoekwoning ligt tevens in de voorgevelrooilijn.
1.176 zijgevellijn
een als zodanig op de verbeelding aangeduide bouwgrens die loopt langs de zijgevel van een hoekwoning tot aan de bouwperceelgrens.
1.177 zorgboerderij/zorglandbouw
een agrarisch bedrijf dat zorgvragers (verstandelijk of lichamelijk gehandicapten, (ex)psychiatrische cliënten, cliënten uit de verslavingszorg of zorgbehoevende ouderen) dagbesteding biedt met mogelijkheid tot bijbehorend terras en waarbij nachtverblijf, feesten en partijen zijn uitgesloten.
1.178 zorgboerderij met nachtverblijf
dagopvang en een 24-uurs opvang ten behoeve van mensen met diverse hulp- en/of zorgvragen. Feesten en partijen zijn uitgesloten.
1.179 zorgtuin
tuin waarin activiteiten worden georganiseerd waarbij dieren en natuur een wezenlijk onderdeel vormen van de behandeling en therapiesessies met cliënten.
1.180 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de betreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de hoogte van een windturbine of windmachine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine of windmachine.
2.7 afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Bedrijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 1 Lijst vanbedrijfsactiviteiten bij de regels is gevoegd;
- b. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
- c. een bed & breakfast in de bedrijfswoning voor maximaal 2 slaapplaatsen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bed en breakfast' tevens voor een bed & breakfast met maximaal 8 slaapplaatsen alsmede voor een terras ten behoeve van ondergeschikte horeca;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' tevens voor een hoveniersbedrijf;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor een zelfstandig kantoor;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'kas' tevens voor hobbymatige kassen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens voor opslag;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend voor een parkeerterrein;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het in artikel 8.5.2 bedoelde inpassingsplan;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalwaterzuiveringsinstallatie' uitsluitend voor een afvalwaterzuiveringsinstallatie;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf' tevens voor een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch opslagbedrijf' tevens voor een bedrijf dat is gericht op het opslaan en verhandelen van door agrarische bedrijven afgeleverde producten;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - boerenbond' tevens voor detailhandel ten behoeve van tuinbenodigdheden, plant en plantverzorging en dier en dierwelzijnsartikelen, met inbegrip van ondergeschikte verkoop van seizoensgebonden artikelen;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bronboringenbedrijf' tevens voor een bronboringenbedrijf;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanhandel' tevens voor een caravanhandel;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf' tevens voor een constructiebedrijf;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - depot' tevens voor een depot;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - deurenfabriek' tevens voor een deurenfabriek;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemengd bedrijf' tevens voor een handels-, transport-, op- en overslagbedrijf;
- u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzetbedrijf' tevens voor een grondverzetbedrijf;
- v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in machines' tevens voor een groothandel in machines;
- w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelsbedrijf' tevens voor handelsbedrijf;
- x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handelsbedrijf in isolatiepanelen' tevens voor een handelsonderneming in isolatiepanelen, met dien verstande dat het bepaalde in 8.5.1 van toepassing is;
- y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - helihaven' uitsluitend voor een platform voor het opstijgen en landen van hefschroefvliegtuigen, met dien verstande dat maximaal 350 vluchten per jaar, 15 vluchten per week en 3 vluchten per dag uitgevoerd mogen worden;
- z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - helistalling' tevens voor de stalling van hefschroefvliegtuigen;
- aa. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel' tevens voor een houthandel;
- ab. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kattenpension' uitsluitend een kattenpension met in ondergeschikte vorm verkoop van dierenvoer en -benodigdheden;
- ac. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - klussenbedrijf' tevens voor een klussenbedrijf;
- ad. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - koeltoren' uitsluitend voor een koeltoren met pomphuisje;
- ae. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kuikenslachterij' tevens voor een kuikenslachterij;
- af. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - likeurbedrijf' tevens voor een een likeurbedrijf;
- ag. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf' tevens voor loonbedrijf;
- ah. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalhandel en recycling' tevens voor een handelsonderneming en recyclingbedrijf in met name metalen;
- ai. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalrecycling' tevens voor een metaalrecyclingbedrijf;
- aj. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag goederen' uitsluitend voor de opslag van goederen;
- ak. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag hout' uitsluitend voor de opslag van hout;
- al. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recyclingbedrijf' tevens voor een recyclingbedrijf;
- am. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reparatie en opslag meubels' tevens voor de reparatie en opslag van meubels;
- an. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - shredder' tevens voor een metaalrecyclingbedrijf met shredder;
- ao. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - takelbedrijf' tevens voor een takelbedrijf;
- ap. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf' uitsluitend voor een taxibedrijf;
- aq. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats' tevens voor een timmerwerkplaats;
- ar. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf tbv veehandel' tevens voor een transportbedrijf ten behoeve van veehandel;
- as. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verwerkingsbedrijf' tevens voor een verwerkingsbedrijf;
- at. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - veterinair adviseur' uitsluitend voor een veterinair adviseur;
- au. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zaadveredelingsbedrijf' tevens voor een zaadveredelingsbedrijf;
- av. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterbassin' tevens voor een waterbassin;
- aw. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' uitsluitend voor een tuincentrum;
- ax. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
- ay. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg' tevens voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
met de daarbij behorende:
- az. bedrijfswoning;
- ba. tuinen en erven;
- bb. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- bc. groenvoorzieningen;
- bd. voorzieningen van algemeen nut;
- be. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Bedrijf - Nutsvoorziening
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' uitsluitend voor een gemaal;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen en erven;
- d. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen; ;
- e. groenvoorzieningen;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder b en c ten behoeve van het bouwen van een gebouw met een hogere goot- en/of bouwhoogte dan 3 meter, mits het gebouw landschappelijk wordt ingepast en de landschappelijke inpassing plaatsvindt binnen het bouwvlak.
Artikel 10 Bos
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bosgebied;
- b. houtteelt;
- c. extensief recreatief medegebruik;
- d. behoud en versterking van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
met de daarbij behorende:
- e. paden en toegangswegen;
- f. bruggen en steigers;
- g. voorzieningen van algemeen nut;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
10.2 Bouwregels
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 11 Cultuur En Ontspanning
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' voor:
- 1. opslag;
- 2. een museum;
- 3. een ruimte voor voorstellingen, exposities, seminars en workshops;
- 4. slaapplaatsen ten behoeve van maximaal 30 personen;
- 5. een woning;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'sauna' uitsluitend voor een sauna met ondergeschikte horeca;
met daarbij behorende:
- c. tuinen en erven;
- d. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 12 Groen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. speelvoorzieningen;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. extensief agrarisch medegebruik;
- f. paden;
- g. voorzieningen van algemeen nut;
- h. kunstwerken en -objecten
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
- j. landschappelijke inpassing;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'park' tevens voor een park;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerterrein;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het in artikel 12.3.1 bedoelde inpassingsplan;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' uitsluitend voor waterbergingsvoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 13 Horeca
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding:
- 1. 'horeca tot en met categorie - 2' voor horeca tot en met categorie 2;
- 2. 'horeca tot en met categorie - 3' voor horeca tot en met categorie 3;
- b. een bedrijfswoning;
- c. uitoefening van bedrijf aan huis, zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels), of beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13.5.1;
- d. een bed & breakfast in de bedrijfswoning voor maximaal 2 slaapplaatsen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' tevens voor een seksinrichting;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - drive-in bioscoop' tevens voor een drive-in bioscoop;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zalencentrum' tevens voor een zalencentrum
- h. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' tevens voor een speeltuin;
met de daarbij behorende:
- i. terrassen;
- j. tuinen en erven;
- k. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. voorzieningen van algemeen nut;
- n. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- f. ter waarborging van de externe veiligheid.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - 1' tot en met 'Agrarisch met waarden -4', 'Natuur', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:
- a. het gebruik als agrarisch, bedrijf, natuur, maatschappelijk of wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
- b. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
- c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- d. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
- e. de meest recente regionale woonvisie en gemeentelijk woningbouwprogramma in acht wordt genomen;
- f. sprake is van een verbetering van de omgevingskwaliteit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 55.4;
- g. de landschappelijke inpassing dient plaats te vinden binnen het bouwvlak en wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
- h. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch metwaarden - 1' tot en met 'Agrarisch met waarden - 4', 'Natuur', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.
Artikel 14 Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve, medische en openbare dienstverlening;
- b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van bestaande bedrijfswoningen;
- c. uitoefening van bedrijf aan huis, zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels), of beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.5.1;
- d. een bed & breakfast in de bedrijfswoning voor maximaal 2 slaapplaatsen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bos' uitsluitend voor bosgebied;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' tevens voor een brandweerkazerne;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' tevens voor een crematorium;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1' tevens voor een horecabedrijf uit categorie 1;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' tevens voor een horecabedrijf tot en met categorie 3, mits deze horeca onderdeel uitmaakt van een gemeenschapshuis;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' uitsluitend voor een ontsluitingsweg;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend voor een parkeerterrein;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het in artikel 14.5.2 bedoelde inpassingsplan;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zalencentrum' tevens voor een zalencentrum;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel' tevens voor een mariakapel;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen' tevens voor een molen;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - papierinzameling' tevens voor papierinzameling;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgtuin' uitsluitend voor een zorgtuin;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'water' uitsluitend voor waterpartijen;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen met zorgverlening;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' tevens voor een zorgboerderij met, daaraan ondergeschikt:
- 1. dagrecreatie;
- 2. expositie en culturele doeleinden;
- 3. detailhandel hoofdzakelijk in zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte, - geteelde (agrarische) producten van het eigen bedrijf, tot 80 m² van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw;
- 4. een kleinschalige ondergeschikte horecagelegenheid in het hoofdgebouw, tot 80 m² van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw; met bijbehorend terras;
- 5. agrarisch hobbymatig gebruik;
- 6. bed & breakfast in de (bedrijfs)woning ten behoeve van maximaal 2 slaapplaatsen;
- 7. kleinschalige kampeeractiviteiten met maximaal 15 seizoenstandplaatsen op het erf waarbij buiten het seizoen geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
- 8. kleinschalige verblijfsrecreatie voor maximaal 5 personen en uitsluitend binnen de bestaande bebouwing.
met de daarbij behorende:
- u. terrassen;
- v. tuinen en erven;
- w. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- x. groenvoorzieningen;
- y. voorzieningen van algemeen nut;
- z. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'crematorium' tevens voor een crematorium met ondergeschikte horeca;
met de daarbij behorende:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van bepaalde in 15.2.1 onder d ten behoeve van het bouwen van gebouwen op een kleinere afstand tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens, onder de voorwaarden dat:
- a. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
- b. de afstand van gebouwen tot de tot 'Verkeer' bestemde gronden ten minste 5 meter bedraagt.
15.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Natuur
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud en herstel van de aan het gebied eigen zijnde natuurlijke en landschappelijke waarden;
- b. extensief recreatief medegebruik;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' tevens voor agrarisch medegebruik;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bos' tevens voor een bos;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerterrein;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' tevens voor een recreatiewoning;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het in artikel 16.4.2 bedoelde inpassingsplan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel' tevens voor een mariakapel;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landgoed' tevens een landgoed;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - politiehondenafrichtcentrum' tevens voor een politiehondenafrichtcentrum;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'sport' tevens voor sportvoorzieningen;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' tevens voor verblijfsrecreatie waaronder kamperen alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beheerderswoning' voor een beheerderswoning;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'water' uitsluitend voor water;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor wonen;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' de uitoefening van bedrijf aan huis, zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst vanbedrijfsactiviteiten bij de regels), of beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 16.4.1;
met de daarbij behorende:
- p. paden en toegangswegen;
- q. bruggen en steigers;
- r. voorzieningen van algemeen nut;
- s. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 17 Ontgrondingsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Ontgrondingsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
- b. de bescherming van het grondwaterpeil, door middel van het aanbrengen van een weerstandbiedende kleilaag;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'groen' tevens voor een beplantingsstrook;
met daarbij behorende
- d. verhardingen;
- e. afschermende groenvoorzieningen;
- f. bijbehorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
17.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.
17.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om na voltooiing van (een deel van) de ontgronding (een deel van) de bestemming 'Ontgrondingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat:
- a. de betreffende gronden zullen worden gebruikt voor de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden en de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen, met daaraan ondergeschikt extensieve recreatie;
- b. in het wijzigingsplan rekening dient te worden gehouden met:
- 1. de mogelijke aanleg van een drempel ten dienste van de vermindering van slibafzetting in de nevengeul, waarvan de hoogte maximaal 16 meter + NAP mag bedragen;
- 2. het dassenbelang, in die zin dat de mogelijkheid bestaat om het gebied, zijnde een potentieel leefgebied van de das, op een dasvriendelijke wijze in te richten ten behoeve van de in de omgeving aanwezige dassen.
Artikel 18 Recreatie - Dagrecreatie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie;
- b. tevens voor wonen, ondergeschikt aan de functie onder a, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. uitoefening van bedrijf aan huis, zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels), of beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.5.1;
- d. een bed & breakfast in de bedrijfswoning voor maximaal 2 slaapplaatsen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'groen' uitsluitend voor groenvoorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1' tevens voor een horecabedrijf uit categorie 1;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' tevens voor een horecabedrijf tot en met categorie 3;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'manege' tevens voor een manege;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het in artikel 18.5.2 bedoelde inpassingsplan;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – ondergeschikte horeca’ tevens voor een kleinschalige ondergeschikte horecagelegenheid;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - evenement' tevens voor evenementen ten behoeve van de paardensport;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' voor verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'vijver' uitsluitend voor een vijver;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'water' uitsluitend voor water;
met daarbij behorende:
- o. tuinen en erven;
- p. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- q. groenvoorzieningen;
- r. voorzieningen van algemeen nut;
- s. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 19 Recreatie - Recreatiewoning
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen;
met daarbij behorende:
- b. tuinen en erven;
- c. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor uitbreiding van het bouwvlak, onder de voorwaarden dat:
- a. de maximale oppervlakte van het bouwvlak in totaal 100 m² bedraagt;
- b. de uitbreiding niet ligt ter plaatse van de aanduiding ´overige zone - beekdal', 'overigezone - invloedsgebied beek', 'overige zone - landschappelijke elementen', 'overigezone - openheid', 'overige zone - oud bouwland' of 'overige zone - weidevogelgebied';
- c. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omliggende waarden;
- e. de (agrarische) functie van omliggende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet wordt belemmerd;
- f. de belangen van de in de directe omgeving gelegen (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden geschaad;
- g. sprake is van een verbetering van de omgevingskwaliteit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 55.4;
- h. de landschappelijke inpassing wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting;
- i. landschappelijke inpassing binnen de bestemming dient plaats te vinden;
- j. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- k. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht.
Artikel 20 Recreatie - Verblijfsrecreatie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfsrecreatie;
- b. tevens voor wonen, ondergeschikt aan de functie onder a;
- c. uitoefening van bedrijf aan huis, zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels), of beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.5.1;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' tevens voor dagrecreatie met ondergeschikte horeca;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', tevens voor horeca tot en met categorie 2;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' uitsluitend voor maximaal 10 hotelkamers, een vergaderruimte, een kookstudio en/of een groepsaccommodatie;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' uitsluitend voor een kampeerterrein;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij', tevens een kinderboerderij;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' uitsluitend voor recreatiewoonverblijven, overeenkomstig het bepaalde in artikel 20.5.4;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het in artikel 20.5.3 bedoelde inpassingsplan;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - educatief culinair centrum' tevens voor een educatief culinair centrum inclusief horeca-activiteiten in de vorm van:
- 1. restaurant met terras;
- 2. zalenverhuur (besloten partijen);
- 3. congressen, vergaderingen, cursussen, besloten feesten, partijen, huwelijken en afscheidsdiensten;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' tevens voor een zorgwoning;
met daarbij behorende:
- m. wegen en paden;
- n. groenvoorzieningen;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. voorzieningen van algemeen nut;
- q. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.5 Specifieke gebruiksregels
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
20.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 21 Recreatie - Volkstuin
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een volkstuinencomplex;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': een evenemententerrein;
met daarbij behorende:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen en overige terreinverhardingen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 22 Sport
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietbaan' tevens voor een schietbaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schutterij' tevens voor een schutterij;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan' uitsluitend voor de uitoefening van sportactiviteiten in de vorm van tennisbanen met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een clubgebouw, kantine en kleedkamers;
met daarbij behorende:
- a. wegen en paden;
- b. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
- g. ondergeschikte horeca ten dienste van de hoofdfunctie.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 23 Sport - Golfbaan
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een golfbaan, met daaraan ondergeschikt:
- 1. ondergeschikte horeca tot 150 m² bruto vloeroppervlak (b.v.o).;
- 2. ondergeschikte detailhandelsvoorzieningen in de vorm van een golfshop tot 100 m² bruto vloeroppervlak (b.v.o.);
- b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. uitoefening van bedrijf aan huis, zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels), of beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 23.5.1;
- d. een bed & breakfast in de bedrijfswoning voor maximaal 2 slaapplaatsen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' en tot maximaal 25 meter gemeten uit die aanduiding tevens voor een ontsluitingsweg;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' voor een appartementenhotel met bijbehorende voorzieningen, met daaraan ondergeschikt:
- 1. ondergeschikte wellnessvoorzieningen tot 150 m² bruto vloeroppervlak (b.v.o.);
- 2. ondergeschikte vergaderfaciliteiten tot 200 m² bruto vloeroppervlak (b.v.o.);
met daarbij behorende:
- g. wegen en paden;
- h. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. voorzieningen van algemeen nut;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
23.4 Afwijken van de bouwregels
23.5 Specifieke gebruiksregels
23.6 Afwijken van de gebruiksregels
23.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Sport - Manege
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een manege;
- b. tevens voor wonen, ondergeschikt aan de functie onder a;
- c. uitoefening van bedrijf aan huis, zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels), of beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 24.4.1;
- d. een bed & breakfast in de bedrijfswoning voor maximaal 2 slaapplaatsen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor een kantoor;
- f. ondergeschikte horeca, ten dienste van de hoofdfunctie;
met daarbij behorende:
- g. tuinen en erven;
- h. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. voorzieningen van algemeen nut;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
24.2 Bouwregels
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.4 Specifieke gebruiksregels
24.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 25 Verkeer
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten, pleinen en paden met hoofdzakelijk een verkeer- c.q. verblijfsfunctie;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- e. straatmeubilair;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. kunstwerken en - objecten;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
- j. oeververbindingen (bruggen);
- k. het met APV-vergunning innemen van verkoopstandplaats(en);
- l. (week-)markten.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
25.2 Bouwregels
Artikel 26 Verkeer - Railverkeer
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen met ten hoogste 2 sporen (exclusief eventuele rangeersporen);
- b. spoorwegvoorzieningen;
- c. fietsenstallingen;
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- f. straatmeubilair;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. voorzieningen van algemeen nut;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
- j. oeververbindingen (bruggen).
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
26.2 Bouwregels
Artikel 27 Water
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen en waterpartijen;
- d. rivieren en kanalen;
- e. afvoer van water, ijs en sediment;
- f. verkeer te water;
- g. waterkerende functies;
- h. groenvoorzieningen;
- i. infiltratievoorzieningen;
- j. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - gracht' uitsluitend voor een gracht;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - watermolen' tevens voor een watermolen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
27.2 Bouwregels
Artikel 28 Water - Waterberging
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Waterberging' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:
- a. het ontvangen, (tijdelijk) bergen, infiltreren en (eventueel) afvoeren van hemelwater;
- b. verharding ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- c. groenvoorzieningen;
- d. overige voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
28.2 Bouwregels
Artikel 29 Wonen
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. uitoefening van bedrijf aan huis, zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels), of beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 29.5.1;
- c. een bed & breakfast in de woning voor maximaal 2 slaapplaatsen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' tevens voor een atelier;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' tevens voor een bed & breakfast in het hoofdgebouw voor maximaal 8 slaapplaatsen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' tevens voor een caravanstalling in gebouwen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'kas' tevens voor hobbymatige kassen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens voor opslag;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het in artikel 29.5.2 bedoelde inpassingsplan;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - ponyrusthuis' tevens voor een rusthuis voor paarden en pony's;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondenkennel' tevens voor een hondenkennel;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - klussenbedrijf en timmerwerkplaats' tevens voor een klussenbedrijf en timmerwerkplaats;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - trainingsaccommodatie' tevens voor een trainingsaccommodatie;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondergeschikte horeca' tevens voor ondergeschikte horeca;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - natuureducatief centrum' tevens voor educatief centrum;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatief medegebruik' tevens voor kleinschalig recreatief medegebruik in de zin van een ontmoetingscentrum tot een oppervlak van 175 m², kleinschalige sociaal-culturele evenementen, gastenverblijf, tenten voor trekkers alsmede een koffiehuis/tearoom;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beeldentuin' tevens voor een beeldentuin;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijzondere woonvorm' tevens voor een bijzondere woonvorm;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - galerie' tevens voor een galerie;
- u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - multifunctionele ruimte' tevens voor een multifunctionele ruimte;
- v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - textielservice' tevens voor een textielservice;
- w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - therapeutische oefenruimte' tevens voor een therapeutische oefenruimte;
- x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' tevens voor wonen uitsluitend ter plaatse van de voormalige bedrijfswoning al dan niet in combinatie met een niet volwaardig agrarisch bedrijf;
- y. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' uitsluitend voor een tuin;
- z. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' tevens voor een zorgboerderij met bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- aa. tuinen en erven;
- ab. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- ac. groenvoorzieningen;
- ad. voorzieningen van algemeen nut;
- ae. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
29.2 Bouwregels
29.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- g. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- h. ter waarborging van de externe veiligheid;
- i. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
29.4 Afwijken van de bouwregels
29.5 Specifieke gebruiksregels
29.6 Afwijken van de gebruiksregels
29.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 30 Wonen - Woonwagenstandplaats
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ´Wonen - Woonwagenstandplaats´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in woonwagens;
- b. uitoefening van bedrijf aan huis, zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels), of beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 30.5.1;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen en erven;
- d. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
30.2 Bouwregels
Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende bepalingen:
- a. Het aantal woonwagenstandplaatsen mag niet meer bedragen dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen'.
- b. Herbouw van een bestaande woonwagen mag uitsluitend plaatsvinden op de bestaande locatie.
- c. De oppervlakte per woonwagen mag niet meer bedragen dan 100 m².
- d. Maximaal één woonwagen per woonwagenstandplaats is toegestaan.
- e. Per woonwagenstandplaats mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht met een oppervlak van in totaal maximaal 30 m², een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 4 meter.
- f. De goothoogte c.q. de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter respectievelijk 5 meter.
- g. De afstand tussen twee woonwagens dient minimaal 5 meter te bedragen.
30.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. ter waarborging van de externe veiligheid.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
30.4 Afwijken van de bouwregels
30.5 Specifieke gebruiksregels
30.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 31 Leiding - Brandstof
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een koolwaterstofleiding met de daar bijbehorende bouwwerken en andere werken. Ter plaatse van de 'hartlijn leiding - brandstof' is de hart van koolwaterstofleiding gelegen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
31.2 Bouwregels
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Leiding - Gas
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een aardgastransportleiding met de daar bijbehorende bouwwerken en andere werken. Ter plaatse van de 'hartlijn leiding - gas' is de hart van gasleiding gelegen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
32.2 Bouwregels
32.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.2.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarden, dat:
- a. de veiligheid en het functioneren van de betrokken leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding. Ter plaatse van de 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' is de hart van hoogspanningsverbinding gelegen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
33.2 Bouwregels
33.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.2.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarde, dat:
- a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
- b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 34 Leiding - Riool
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolwatertransportleiding. Ter plaatse van de 'hartlijn leiding - riool' is de hart van rioolwatertransportleiding gelegen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
34.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de instandhouding van de rioolwatertransportleiding.
34.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 34.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarden, dat:
- a. de veiligheid en het functioneren van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
- b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
- c. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Leiding - Water
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een hoofdwatertransportleiding. Ter plaatse van de 'hartlijn leiding - water' is de hart van hoofdwatertransportleiding gelegen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
35.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de instandhouding van de hoofdwatertransportleiding.
35.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 35.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarden, dat:
- a. de veiligheid en het functioneren van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
- b. alvorens een omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
- c. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 36 Waarde - Archeologie 1
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
36.2 Bouwregels
36.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 37 Waarde - Archeologie 2
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
37.2 Bouwregels
37.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 38 Waarde - Archeologie 3
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
38.2 Bouwregels
38.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 39 Waarde - Archeologie 4
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
39.2 Bouwregels
39.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 40 Waarde - Archeologie 5
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
40.2 Bouwregels
40.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 41 Waarde - Archeologie 6
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
41.2 Bouwregels
41.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
41.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 42 Waarde - Archeologie 7
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
42.2 Bouwregels
42.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 43 Waterstaat - Retentiegebied
43.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Retentiegebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor waterberging en waterbeheer.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
43.2 Bouwregels
43.3 Afwijken van bouwregels
43.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 44 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
44.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
- a. riviergebonden activiteiten;
- b. voor het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs;
- c. de waterhuishouding;
- d. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
- e. het vergroten van de afvoercapaciteit.
Onder riviergebonden activiteiten wordt verstaan:
- a. de aanleg of wijziging van de waterstaatkundige functies;
- b. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
- c. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
- d. de realisatie van natuur;
- e. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
- f. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
44.2 Bouwregels
44.3 Afwijken van bouwregels
44.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 50.1 in elk geval gerekend het gebruik voor zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten.
44.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 44.4 ten behoeve van zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, mede conform de onderliggende bestemming, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan waterbergend vermogen van het gebied, met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt verleend indien:
voor riviergebonden activiteiten:
- a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
- e. er geen sprake is van verslechtering van de ecologische toestand van het oppervlaktewater.
voor niet- riviergebonden activiteiten
- f. er sprake is van:
- 1. het een functieverandering binnen de bestaande bebouwing betreft of;
- 2. het een activiteit betreft die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
- 3. het een groot openbaar belang betreft en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of;
- 4. er een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang is voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- g. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- h. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- i. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- j. .
- 1. de resterende waterstandseffecten of;
- 2. de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd of;
- 3. de rivierverruimende maatregelen worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
44.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 45 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
45.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterbergende functie.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
45.2 Bouwregels
45.3 Afwijken van bouwregels
45.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 46 Waterstaat - Waterkering
46.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het beheer en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
46.2 Bouwregels
46.3 Afwijken van bouwregels
46.4 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het waterschap van toepassing.
46.5 Afwijken van gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 46.4, onder de voorwaarden, dat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig gebruik van de watergang;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap.
Artikel 47 Waterstaat - Waterlopen
47.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemmingen, mede bestemd voor het beheer en onderhoud van de binnen het plangebied gelegen waterloop, alsmede voor de ontwikkeling en bescherming van de ecologische waarden van de waterloop.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1.
47.2 Bouwregels
47.3 Afwijken van bouwregels
47.4 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het waterschap van toepassing.
47.5 Afwijken van gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 47.4, onder de voorwaarden, dat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig gebruik van de watergang;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 48 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 49 Algemene Bouwregels
49.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
49.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
49.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 50 Algemene Gebruiksregels
50.1 Strijdig gebruik
50.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Artikel 51 Algemene Aanduidingsregels
51.1 geluidzone - industrie
51.2 karakteristiek
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud van cultuurhistorische waardevolle bebouwing, overeenkomstig het Overzicht Rijks- en gemeentelijke monumenten (Bijlage 8 Monumentenlijst Leudal bij de regels), waarbij primair de erfgoedverordening van de gemeente Leudal van toepassing is.
51.3 milieuzone
51.4 milieuzone - boringsvrije zone
51.5 milieuzone - extensiveringsgebied intensieve veehouderij
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - extensiveringsgebied intensieve veehouderij' geldt dat die gronden zijn aangewezen als extensiveringsgebieden waarbinnen uitbreiding, hervestiging, nieuwvestiging en omschakeling van intensieve veehouderij niet mogelijk is danwel onmogelijk wordt gemaakt, met uitzondering van vormverandering om te voldoen aan eisen van dierwelzijn en gezondheid, mits voldaan wordt aan de daarvoor geldende voorwaarden. Bestaande bouwmogelijkheden binnen het bestaande onbenutte bouwvlak én ter plaatse van het 'milieuzone - extensiveringsgebied intensieve veehouderij' blijven behouden.
51.6 milieuzone - geurzone
51.7 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
51.8 milieuzone - natura 2000-gebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - natura 2000-gebied' mag geen sprake zijn van significant negatief verstorende effecten van recreatie of evenementen op de natuurlijke waarden. Derhalve worden aan recreatie en evenementen (inclusief het opbouwen en afbreken) de volgende voorwaarden gesteld:
- a. uitsluitend overdag;
- b. uitsluitend op de daarvoor door de beheerder aangeduide routes en locaties;
- c. schutterijfeesten zijn uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in 'Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten' van de Provincie Limburg zoals opgenomen in bijlage 11.
51.9 milieuzone - spuitvrijezone
Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - spuitvrijezone' bestrijdingsmiddelen te gebruiken ten behoeve van de bomenteelt/fruitteelt.
51.10 milieuzone - waterwingebied
51.11 overige zone - beekdal
51.12 overige zone - invloedsgebied beek
51.13 overige zone - bufferzone 1
51.14 overige zone - bufferzone 2
51.15 overige zone - bufferzone 3
51.16 overige zone - bufferzone 4
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bufferzone 4' mogen geen teeltondersteunende voorzieningen worden opgericht die kunnen leiden tot een aantasting van het aangrenzend hydrologisch gevoelige Natura 2000-gebied.
51.17 overige zone - bufferzone 5
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bufferzone 5' zijn geen evenementen toegestaan in verband met het effect op de meest verstoringsgevoelige (vogel)soort.
51.18 overige zone - kernrandzone
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrandzone' mag geen uitbreiding plaatsvinden van de bestaande intensieve veehouderij. Uitbreiding van het aantal dieren is niet toegestaan.
51.19 overige zone - landschappelijke elementen
51.20 overige zone - openheid
51.21 overige zone - oud bouwland
51.22 overige zone - weidevogelgebied
51.23 veiligheidszone - bevi
51.24 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
51.25 vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding
51.26 vrijwaringszone - molenbiotoop
51.27 vrijwaringszone - vaarweg
51.28 vrijwaringszone - weg (0 -50 meter)
51.29 vrijwaringszone - weg (50 -100 meter)
51.30 vrijwaringszone - weg
51.31 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 1' de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming 'Natuur', onder de voorwaarden dat:
- a. de agrarische activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- b. op de gronden natuurontwikkeling heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden;
- c. het type natuurontwikkeling moet passen binnen het gebied;
- d. natuurontwikkeling van de gronden uitsluitend geschiedt op basis van vrijwillige medewerking van de eigenaren van de desbetreffende gronden.
51.32 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
51.33 wetgevingzone - wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -wijzigingsgebied 3' de bouwmogelijkheid voor een woning te verwijderen, onder de voorwaarde dat binnen twee jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan geen aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend.
Artikel 52 Algemene Afwijkingsregels
52.1 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen
Een omgevingsvergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.
52.2 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
- a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, tot maximum 2 meter, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, tot maximum 2 meter, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
onder de voorwaarden dat:
- d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- e. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.
52.3 Verkoopstandplaats
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken de regels van het bestemmingsplan voor het innemen van een verkoopstandplaats voor zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte, en/of - geteelde agrarische producten, met dien verstande dat de verkoopstandplaats uitsluitend in de maanden april tot en met juli mag worden ingenomen.
52.4 Duurzaamheid
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan voor de realisatie van kleinschalige wind/ en grootschalige zonne-energiesystemen met dien verstande dat:
- a. de hoogte van kleinschalige windenergiesystemen maximaal 4 meter bedraagt;
- b. de oppervlakte van kleinschalige windenergiesystemen maximaal 25 m² bedraagt;
- c. de hoogte van zonne-energiesystemen maximaal 2 meter bedraagt;
- d. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- e. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden.
52.5 Servicepunten
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor de realisatie van een servicepunt ter bevordering van de leefbaarheid mits:
- a. voldaan wordt aan de bouwregels behorende bij de betreffende bestemming;
- b. sprake is van de aanduiding 'overige zone - kernrandzone';
- c. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het servicepunt, met een maximum van 80 m²;
- d. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de realisatie van het servicepunt;
- e. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
- f. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
52.6 Huisvesting arbeidsmigranten en woonurgenten
52.7 Antenne-installaties
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor het oprichten van:
- a. antenne-installaties op daken van bestaande gebouwen, voor zover niet vergunningsvrij, waarbij plaatsing op gebouwen niet zijnde woningen de voorkeur heeft, en geen sprake is van:
- 1. een monument;
- 2. aantasting van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse;
- 3. aantasting van het woonklimaat.
- b. vrijstaande antenne-installaties die niet op bestaande gebouwen worden opgericht, mits:
- 1. de bouwhoogte van de antenne-installatie maximaal 40 meter bedraagt;
- 2. de antenne-installatie inclusief de bijbehorende technische installaties en de bedrading worden ingepast in de omgeving;
- 3. geen sprake is van landschappelijk en/of ruimtelijke verstoring;
- 4. zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van:
- site sharing;
- plaatsing op bestaande overige bouwwerken;
- enkele hoge masten in plaats van meerdere lage masten;
- 5. bij het oprichten van antenne-installaties wat betreft plaatsing daarvan de hier genoemde volgorde wordt aangehouden:
- in eerste instantie moet de antenne-installatie worden geplaatst op, aan of bij infrastructurele werken;
- indien plaatsing zoals genoemd onder I. om technische redenen niet mogelijk is, wordt de antenne-installatie bij gebouwen geplaatst;
- indien plaatsing zoals genoemde onder I. en II. niet mogelijk is, wordt plaatsing aan de rand van bossen voorgestaan;
- indien plaatsing zoals genoemd onder I., II., en III. niet mogelijk is, wordt plaatsing in open gebied toegestaan.
52.8 Erfafscheiding
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en hogere erfafscheidingen voor de voorgevel toestaan, onder de voorwaarde dat:
- a. de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
- b. uitsluitend transparante (draad)omheiningen en/of (draad)erfafscheidingen worden toegepast, eventueel met haagdragende constructie;
- c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- d. de verkeerssituatie het plaatsen van de erfafscheiding toelaat;
- e. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
- f. advies ingewonnen wordt bij de kwaliteitscommissie.
52.9 Kortlopende evenementen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en kortlopende evenementen toestaan, onder de voorwaarde dat:
- a. een evenement duurt maximaal 7 dagen, inclusief het opbouwen en afbreken;
- b. er maximaal 3 evenementen per jaar per afzonderlijk perceel plaatsvinden;
- c. er geen sprake is van een onevenredig effect op de natuurlijke waarden;
- d. een evenement niet wordt toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone -natura 2000-gebied' of ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bufferzone 5'.
Artikel 53 Algemene Wijzigingsregels
53.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter, het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot en activiteiten ten behoeve van intensieve veehouderijen niet binnen het extensiveringsgebied zijn toegestaan;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter. Uitbreiding van activiteiten ten behoeve van intensieve veehouderijen zijn binnen het extensiveringsgebied niet toegestaan;
- c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan worden gewijzigd.
53.2 Woningsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen, onder de voorwaarden dat:
- a. de te splitsen woning een bestaand oorspronkelijk hoofdgebouw met (ten dele) een bestaande woonfunctie betreft;
- b. de woningsplitsing vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormt;
- c. de waarden van de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
- d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein overeenkomstig artikel 50.2. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
- e. de meest recente regionale woonvisie en gemeentelijk woningbouwprogramma in acht wordt genomen;
- f. sprake is van een verbetering van de omgevingskwaliteit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 55.4;
- g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
- h. na splitsing maximaal 1 extra woning is ontstaan, behoudens wanneer de te splitsen woning een cultuurhistorisch of karakteristiek pand dan wel monument betreft, in welk geval burgemeester en wethouders splitsing tot meerdere woningen kunnen toestaan, mits geen onevenredige nadelige effecten voor de omgeving optreden;
- i. na splitsing elke woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, een inhoud heeft van minimaal 350 m³ en maximaal 900 m³;
- j. na een woningsplitsing het uitbreiden van de gesplitste woningen niet is toegestaan;
- k. waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van de oorspronkelijke woning gehandhaafd blijven;
- l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven;
- m. de landschappelijke inpassing dient plaats te vinden binnen het bouwvlak en wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting.
53.3 Nota Kwaliteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als Bijlage 5 bij deze regels opgenomen Nota Kwaliteit te wijzigen indien na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een actuelere versie is vastgesteld, met dien verstande dat alsdan de actuelere versie de als Bijlage 5 opgenomen Nota Kwaliteit vervangt.
Artikel 54 Algemene Procedureregels
54.1 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
- a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor een ieder ter inzage ter gemeentesecretarie;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het naar keuze schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 55 Overige Regels
55.1 Verhouding tussen bestemmingen
- a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
- b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
- 1. in de eerste plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering';
- 2. in de tweede plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Retentiegebied';
- 3. in de derde plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed';
- 4. in de vierde plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed'.
- 5. in de vijfde plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen";
- 6. in de zesde plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 1';
- 7. in de zevende plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 2';
- 8. in de achtste plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 3';
- 9. in de negende plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 4';
- 10. in de tiende plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 5';
- 11. in de elfde plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 6';
- 12. in de twaalfde plaats de regels van de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 7';
- 13. in de dertiende plaats de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof';
- 14. in de veertiende plaats de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas';
- 15. in de vijftiende plaats de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool';
- 16. in de zestiende plaats de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Water';
- 17. in de zestiende plaats de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.
55.2 Natura 2000 (coördinatiebepaling)
Burgemeester en wethouders zullen bij het toestaan van bouwwerken en werken en werkzaamheden rekening houden met de specifieke bestemming en instandhouding van Natura2000-gebieden, zoals die zijn weergegeven op de kaart die als Bijlage 4 bij deze regels is gevoegd, door voorkomen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van de gebieden, zodanig dat er geen strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 zal zijn.
55.3 Relatie
Vlakken die door middel van een relatie met elkaar verbonden zijn worden in deze regels gezien als één vlak.
55.4 Verbetering omgevingskwaliteit
Indien bij een ontwikkeling invulling moet worden gegeven aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, gelden de volgende bepalingen:
- a. er dient voldaan te worden aan de eisen die gesteld worden in de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 5 Nota Kwaliteit' bij de regels;
- b. indien een ontwikkeling niet is opgenomen binnen de Nota Kwaliteit dient sprake te zijn van een landschappelijke inpassing van de bebouwing al dan niet gecombineerd met andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen. Dit dient voorzien te zijn van een advies van de kwaliteitscommissie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 56 Overgangsrecht
56.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
56.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
56.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 57 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
De gemeente Leudal heeft op 25 februari 2014 het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' vastgesteld. Tegen dit bestemmingsplan zijn bij de Raad van State 57 beroepen ingesteld. Op 18 november 2015 heeft de Afdeling uitspraak gedaan. Op basis van deze uitspraak dient de gemeente binnen 40 weken na de verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen.
De gemeente Leudal heeft er daarnaast voor gekozen om gelijktijdig met de behandeling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' bij de Raad van State een bestemmingsplan 'Reparatie- en Veegplan Buitengebied Leudal' op te stellen. Na vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal is een aantal omissies geconstateerd, is sprake van een aantal nieuwe ontwikkelingen en waren bepaalde punten uit de beroepen gegrond. Met het bestemmingsplan 'Reparatie- en Veegplan Buitengebied Leudal' worden deze hersteld. Het bestemmingsplan 'Reparatie- en Veegplan Buitengebied Leudal' heeft van 11 juni 2015 tot en met 22 juli 2015 als ontwerp ter inzage gelegen. Tegen dit bestemmingsplan zijn 71 zienswijzen ingediend.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' en het in procedure zijnde bestemmingsplan 'Reparatie- en Veegplan Buitengebied Leudal' heeft de gemeente besloten om een nieuw bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' op te stellen. Dit bestemmingsplan omvat het totale buitengebied van Leudal (met uitzondering van recreatieterrein De Leistert') en betreft een samenvoeging van het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' en het 'Reparatie- en Veegplan Buitengebied Leudal'.
1.2 Plangebied
Het plangebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Leudal met uitzondering van de dorpskernen, recreatiegebied Buitenhof de Leistert en bedrijventerreinen. Gedurende de planvorming zijn tevens de locaties Karreveld 10 te Heibloem en Wetselderstraat 2a te Ell buiten het plangebied gehouden.
Afbeelding 1: Ligging plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Het nieuwe bestemmingsplan vervangt het bestemmingsplan 'Buitengebied' dat op 25 februari 2014 is vastgesteld door de gemeenteraad van Leudal. Door de uitspraak van de Raad van State is aan een aantal locaties goedkeuring onthouden. Voor deze locaties wordt terug gevallen op de beheersverordening 'Buitengebied' zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 25 juni 2013.
1.4 Beleidsuitgangspunten
Om het ruimtelijk beleid voor het buitengebied van de gemeente Leudal vast te leggen zijn beleidsuitgangspunten vastgelegd. In plaats van alleen te regelen en te toetsen wat wel en niet mag, wordt gekeken naar de kwaliteit die met een bepaalde keuze bereikt kan worden. Wil een initiatiefnemer toestemming krijgen om zijn plannen te verwezenlijken dan moet in ruil daarvoor de kwaliteit van de omgeving versterkt worden. Dit is uitgangspunt van het nieuw toe te voegen beleid. In het bestemmingsplan worden dan ook de dynamische componenten opgenomen die op een verantwoorde wijze, indien mogelijk met een afwijking van bouw- en/of gebruiksregels, te realiseren zijn. Dit zijn vooral kleinschalige ontwikkelingen. Voor grootschalige ontwikkelingen dient een afzonderlijke (bestemmingsplan)procedure gevoerd te worden.
De beleidsuitgangspunten die de basis vormen voor de juridische regeling in dit bestemmingsplan zijn in hoofdstuk 4 verder uitgewerkt.
1.5 Juridische Planvorming
Dit bestemmingsplan is een zogenaamd gedetailleerd bestemmingsplan met in overwegende mate een conserverend karakter. De keuze in gedetailleerdheid uit zich vooral in de verbeelding, waar op perceelsniveau door middel van bouwvlakken en aanduidingen is aangegeven waar gebouwd mag worden. Op deze wijze worden de maximale bouw- en gebruiksmogelijkheden gegeven waarbij de belangen van omliggende functies vooraf zijn meegewogen.
Het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' vervangt, na vaststelling en inwerkingtreding, het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' uit 2014 en het in 2015 als ontwerp in procedure gebrachte bestemmingsplan ''Reparatie- en Veegplan Buitengebied Leudal'.
1.6 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt eerst een inventarisatie gedaan naar het gebied en de structuren. Vervolgens wordende beleidskaders van het Rijk, de provincie, de regio en het beleid van de gemeente uiteengezet. In hoofdstuk 4 worden de uitgangspunten van het de bestemmingsplanregeling uiteengezet. Hoofdstuk 5 omvat een overzicht van de aanpassingen naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State, geconstateerde omissies en mee te nemen ontwikkelingen. Vervolgens wordt een beschrijving van de uitvoering van het plan gegeven. Hierin wordt aandacht besteed aan verschillende milieuaspecten, zoals bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geluid en water. In het hoofdstuk juridische aspecten komt de juridische opzet aan bod. Tot slot volgt een hoofdstuk waarin de financiële en maatschappelijk haalbaarheid uiteen wordt gezet en vervolgens volgt een hoofdstuk met de te volgen procedure.
Hoofdstuk 2 Inventarisatie
2.1 Gebiedsbeschrijving
In 2009 is een gebiedsbeschrijving van het buitengebied opgesteld waarin een onderverdeling in vijf deelgebieden is gemaakt. Deze onderverdeling heeft in eerste instantie plaatsgevonden op basis van het ontstaan van het landschap.
De vijf onderscheiden deelgebieden binnen het buitengebied van de gemeente zijn:
- 1. Rivierdallandschap (blauw)
- 2. Terrassenlandschap (groen)
- 3. Grootschalig dekzandlandschap (oranje)
- 4. Kleinschalig dekzandlandschap (geel)
- 5. Boslandschap (donkergroen)
Afbeelding: de vijf te onderscheiden deelgebieden
De huidige kenmerken en kwaliteiten van het buitengebied vinden voor een groot deel hun oorsprong in het landschappelijk fundament (bodemopbouw, reliëf en water), en de vaak daaruit voortgevloeide ingrepen van de mens (ontginning, bodemgebruik, bewoning, etc.). De onderverdeling van de deelgebieden in de gebiedsbeschrijving heeft in eerst instantie plaatsgevonden op basis van het ontstaan van het landschap. Het onderscheid tussen het rivierdallandschap, dekzandlandschap en terrassenlandschap is momenteel nog duidelijk aanwezig als gevolg van de historische verschillen in vorm en gebruik van deze landschappen. Binnen deze deelgebieden zijn echter nog enkele gebieden die zich zodanig onderscheiden in ruimtelijke kenmerken, dat ze apart benoemd dienen te worden. Ten eerste is dit het onderscheid binnen het dekzandlandschap tussen het grootschalige en het kleinschalige dekzandlandschap. Ten tweede hebben de verschillende bosgebieden binnen Leudal een dusdanig afwijkende karakteristiek dat ze op basis van ruimtelijke kenmerken als en een op zichzelf staand deelgebied moeten worden beschouwd.
Per deelgebied is de landschappelijke kwaliteit beschreven en is aangegeven wat in het bestemmingsplan specifiek in dit gebied beschermd dient te worden.
- 1. Rivierdallandschap
- landschappelijke kwaliteit: Het deelgebied heeft een hoge mate van landschappelijke kwaliteit. De openheid met vergezichten, het landbouwkundige gebruik en de duidelijke landschappelijke structuur dragen hieraan bij. De oostzijde van het deelgebied is zeer aantrekkelijk door de aanwezigheid van de Maas met haar uiterwaarden.
- te beschermen in het bestemmingsplan:
- 1. openheid in het noordelijk deel;
- 2. landschappelijk mozaïekpatroon en openheid tussen Buggenum en Horn.
- 2. Terrassenlandschap
- landschappelijke kwaliteit: Met name de beekdalen bieden landschappelijke structuur en bezitten, voor zover ontwikkeld en zichtbaar, een hoge landschappelijke kwaliteit. De ruimtelijke kwaliteit van het deelgebied beperkt zich verder voor-namelijk tot het groene, agrarische karakter. Gebrek aan duidelijke, forse landschappelijke structuren maakt het gebied enigszins onduidelijk van opzet.
- te beschermen in het bestemmingsplan:
- 1. aanbrengen van ruimtelijke structuur door beplanting enkele wegen;
- 2. beplanting beekzone;
- 3. openhouden en juist verdichten van verschillende zones.
- 3. Grootschalig dekzandlandschap:
- landschappelijke kwaliteit: Door de grootte van de kavels, eenduidig landbouwkundig gebruik, openheid en duidelijke begrenzingen door beboste randen en beplante wegen biedt dit deelgebied een hoge mate van landschappelijke kwaliteit. Het is een helder landschap zonder veel verstoring van rust en ruimte.
- te beschermen in het bestemmingsplan:
- 1. openheid in westelijk en oostelijk deel;
- 2. beplanting in middendeel;
- 3. heldere ruimtelijke structuur (wegbeplanting).
- 4. Kleinschalig dekzandlandschap:
- landschappelijke kwaliteit: De ruimtelijke kwaliteit van de omgeving wordt in belangrijke mate bepaald door de veel voorkomende bebouwing. Doorgaande wegen vormen vaak linten van bebouwing. Resultaat van de kleinschalige ontginningen is de huidige kleinschalige ruimtelijke opzet van het deelgebied. Het is gefragmenteerd van aard.
- te beschermen in het bestemmingsplan:
- 1. beplanting hoofdstructuurlijnen;
- 2. beplanting beekzone;
- 3. kleinschalig karakter.
- 5. Boslandschap:
- landschappelijke kwaliteit: Met name de afwisselend bosgebieden (met natte delen, beekdalen, hoogteverschil) die ontwikkeld zijn tot natuurgebied, hebben een zeer hoge landschappelijke kwaliteit. Deze bosgebieden bevinden zich vooral in het natuurreservaat Leudal. De productiebossen op de oude ontginningsgronden (meer binnen het dekzand-landschap), zijn minder divers van opzet en bieden een minder hoge landschappelijke kwaliteit.
- te beschermen in het bestemmingsplan:
- 1. bosbeplanting;
- 2. geen wegbeplanting in het Leudal;
- 3. wel wegbeplanting in noordelijk gelegen bossen;
- 4. natuurfunctie in het Leudal.
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.2.1 Natuur en bos
Binnen de gemeente Leudal zijn diverse waardevolle natuur- en bosgebieden gelegen. Het Leudal is een natuurgebied van zo'n 900 hectare waarvan een groot deel als reservaat beheerd wordt door Staatsbosbeheer. Het is een zandgebied, dat ontstaan is in de IJstijd. Er zijn beekdalen, landduinen en bosvennen. Door het gebied stromen de Leubeek en de Zelsterbeek. De Leubeek was in het verleden deels gekanaliseerd, maar aan het begin van de 21e eeuw is de oude beekloop met zijn meanders weer hersteld. Midden in het gebied staat de Ursulamolen uit 1773 (vernoemd naar Sint Ursula). Het is een watermolen, gebruikt voor graan en olie. Het Leudal is een zeer gevarieerd natuurgebied met bos, heidegebied en droge graslanden. Ook zijn er akkers en weiden te vinden.
De bossen van 'Waterbloem' (gelegen aan de weg van Helden naar Heibloem) vormen een afwisselend bosgebied met bosjes, moerassen, graslanden en stukjes heide. Het gebied was tot omstreeks 1850 een groot moerasgebied.
'Exaten' is een landgoed van 141 ha, gelegen ten zuidoosten van Baexem, in beheer van de Stichting Limburgs Landschap. Exaten wordt doorsneden door de Haelense beek en de N68. Aan de zuidzijde grenst het landgoed aan de Beegderheide, terwijl de noordzijde via de Beijlshof overloopt in het Leudal. Exaten kan in twee delen worden gesplitst: het beekdal van de Haelense beek en de hoge zandgronden ten zuiden daarvan. De grootste oppervlakte van het beekdal wordt ingenomen door weilanden.
'Heioord' (Neeritter) ligt in een kleinschalig cultuurlandschap en wordt beheerd door Natuurmonumenten. De naam duidt op een voormalig open heidelandschap dat is ontgonnen ten behoeve van land- en bosbouw. Langs de percelen bos en landbouwgrond loopt de Uffelse Beek.
De 'schans van Neer' werd in 1624 aangelegd. De schans van Neer bestaat nu nog uit een perceel ter grootte van een voetbalveld met rondom knotbomen, maar het kent een rijk verleden. In het verleden stonden er ongeveer 20 huizen op dit perceel voor tijdelijk gebruik. De schans werd gebruikt als vluchtplaats voor de Neerse dorpelingen, bij komst van plunderende legertroepen. Bijna elk dorp in Midden-Limburg had destijds zijn eigen schans. Schansen werden meestal in laaggelegen gebieden aangelegd en er werd een watergracht rondom gegraven voor extra bescherming.
De 'Zandvanger' is in de jaren zestig aangelegd om het zand op te vangen dat vanuit het natuurgebied Leudal wordt meegevoerd. Deze 'zandvang' moest voorkomen dat de jachthaven bij de monding in de Maas dicht zou slippen door het zand. De bodem wordt regelmatig gereinigd. De bodem is verontreinigd met zink en cadmium van een zinkfabriek in Budel en met fosfaten door lozing van riolen. Sinds de aanleg van de hoogdrukriolering wordt rioolwater apart afgevoerd.In de jaren dertig is de Neerbeek gekanaliseerd, zodat het water sneller weg kon stromen en er geen hinderlijke overstromingen meer veroorzaakte. Deze kanalisering was om economische redenen tevens een soort werkverschaffing. In het begin van de jaren zestig heeft men de Neerbeek stroomopwaarts verder gekanaliseerd. Later is gebleken dat dit een grote misvatting was. Beken werden weer hersteld en er werden meanders aangebracht, waardoor ook de daling van het grondwater wordt hersteld en de biologische situatie verbeterd wordt.
Het 'Keversbroek' (Kelpen-Oler) betreft verspreid gelegen percelen hooiland, nat grasland, populieren- en moerasbos in het dal van de Tungelroyse Beek. Op de vele kruiden in Keversbroek leven diverse vlindersoorten als koevinkje, oranje zandoogje en landkaartje.
De natuur- en bosgebieden hebben deels een bovenregionale uitstraling en maken deel uit van de ecologische hoofdstructuur.
2.2.2 Landbouw
Het buitengebied van Leudal heeft voornamelijk een agrarische en extensieve functie. De landbouw is dan ook duidelijk aanwezig en vormt in de agrarische gebieden de hoofdfunctie. De intensieve veehouderij neemt daarbij een belangrijke plaats in. Echter door de schaalvergroting binnen deze sector en de daarmee samenhangende wetgeving op het gebied van dierenhygiëne, dierenwelzijn en milieu zijn ook de komende jaren nog grote veranderingen in het buitengebied van Leudal te verwachten. Enerzijds zal het aantal bedrijven naar verwachting de komende jaren afnemen. Anderzijds zullen de overblijvende bedrijven verder groeien omdat de ruimtebehoefte per dierenplaats toeneemt, onder andere door nevenvestigingen te starten op andere bestaande agrarische bouwkavels.
In onderstaande grafiek is het grondgebruik in de gemeente Leudal weergegeven (2010). Het grootste deel wordt gebruikt voor akkerbouw (44%). Deze akkerbouw bestaat voornamelijk uit de teelt van aardappelen (29%), akkerbouwgroenten (23%) en granen (23%). Opvallend is dat er niet of nauwelijks tuinbouw in kassen (glas) plaatsvindt.
(bron: CBS Statline)
Blijvend grasland is grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, die voor minstens vijf jaar niet in de vruchtwisseling is meegenomen. Natuurlijk grasland is grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen waarvan de opbrengst niet meer bedraagt dan vijf ton droge stof/ha per jaar en waarbij het beheer gedurende meerdere jaren op geen enkele wijze gericht is op een verhoging of handhaving van de landbouwkundige productie. Tijdelijk grasland is grond met een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, die voor minder dan vijf jaar niet in de vruchtwisseling is meegenomen.
(bron: CBS Statline type landbouw in are)
In de gemeente Leudal zijn circa 600 veehouderijbedrijven gevestigd waarvan circa 250 intensieve veehouderijen, waarvan het grootste deel varkenshouderijen en pluimveehouderijen zijn. Eén van de doelen is de intensieve veehouderijen in de kwetsbare gebieden - rond dorpen en natuurgebieden - op termijn af te bouwen en de sector tegelijkertijd op duurzame locaties te concentreren door bedrijven ontwikkelingsruimte te bieden.
In het buitengebied komen op diverse plaatsen kleine solitaire gebouwtjes en/of stallen voor. Een deel van deze gebouwtjes is vervallen en wordt niet meer onderhouden. Dit leidt tot verrommeling en verloedering van het buitengebied.
2.2.3 Recreatie
In Leudal en omgeving zijn veel natuurgebieden. De natuurgebieden zijn voorzien van een groot aantal bewegwijzerde routes voor wandelaars, fietsers, ruiters, menners en mountainbikers. Het natuurgebied 'Leudal' is het grootste natuurgebied binnen de gemeente. Dit gebied kent met name een extensief recreatief gebruik. In het buitengebied zijn verder diverse verblijfsrecreatieve mogelijkheden, waaronder campings, kampeerboerderijen of groepsaccommodaties.
2.2.4 Water
De belangrijkste watergangen binnen het buitengebied van Leudal zijn Tungelroyse Beek, Roggelsebeek en Haelensebeek. Onderstaande uitsnede betreft de Legger van het Waterschap Peel en Maasvallei. Hierop staan de waterstaatswerken die in het beheer van het waterschap zijn. Met behulp van de legger en de bijbehorende Keur zijn deze waterstaatswerken beschermd zodat ze duurzaam kunnen functioneren.
Uitsnede legger Waterschap Peel en Maasvallei
2.3 Functionele Structuur
2.3.1 Agrarische bedrijvigheid
De agrarische sector is ruim vertegenwoordigd in het buitengebied. Het betreft vooral gemengde bedrijven, akker- en tuinbouwbedrijven, melkveebedrijven, paardenhouderijen, mestvarkenshouderijen, kippenbedrijven en glastuinbouwbedrijven.
Op de meeste agrarische bedrijfskavels is tevens een agrarische bedrijfswoning aanwezig.
2.3.2 Wonen
Burgerwoningen zijn in principe gebiedsvreemd in het buitengebied. In het buitengebied van Leudal zijn diverse burgerwoningen aanwezig. Niet alleen overgebleven van de voorheen aanwezige agrarische bedrijven (boerderijwoningen of bedrijfswoningen) maar ook in de vorm van particuliere woonbebouwing. Burgerwoningen zijn gesitueerd in de diverse gehuchten, buurschappen, bebouwingslinten maar zijn ook solitair gelegen. Deze situatie is historisch gegroeid. Het oprichten van nieuwe woningen in het buitengebied is in principe uitgesloten.
Niet zelden wordt het wonen gecombineerd met hobbymatige agrarische activiteiten, zoals het houden van paarden.
2.3.3 Recreatieve voorzieningen
Leudal heeft een variatie aan recreatiefuncties. De meeste toeristische overnachtingen in Leudal vinden plaats bij recreatiepark De Leistert (buiten het plangebied). Verder heeft Leudal een aantal kleinere hotels en campings. Voor het watersportgebied Hanssum 40b in Neer zijn er uitbreidingsplannen.
2.3.4 Recreatief medegebruik
Uiteraard vervult het buitengebied een belangrijke functie voor het recreatief medegebruik. De ontsluiting van het buitengebied vindt plaats door wandel-, fiets- en ruiterroutes en wegen geschikt voor gemotoriseerd verkeer met de daarbij behorende ondersteunende voorzieningen (zoals bewegwijzering, rustplaatsen en informatieborden). De recreatieve aantrekkelijkheid van het buitengebied wordt hoofdzakelijk bepaald door de afwisseling in natuurlijke en landschappelijke waarden, alsmede de cultuurhistorische en monumentale waarden.
2.3.5 Horeca
Voor het recreatief verblijf zijn ook de in het buitengebied aanwezige horecavoorzieningen van belang. Het betreft onder andere:
- Café Sjrake, Roggel, Kleine Laak 30-30a (horeca tot en met categorie 3)
- St. Elisabeth's hof, Haelen, Roggelseweg 56 (horeca tot en met categorie 2)
- De Busjop; Heythuysen, Busschopweg 9 (horeca tot en met categorie 3 en zalencentrum)
- Café Goeden Dennenoord, Roggel, Op de Bos 6 (horeca tot en met categorie 3 en zalencentrum)
- Café restaurant St. Servaas, Nunhem, Sint Servaasweg 46 (horeca tot en met categorie 2)
- Café restaurant Feyenoord, Nunhem, Napoleonsweg 146-146a (horeca tot en met categorie 3)
- Party-hoeve De Geer, Horn, Roermondseweg 100a (horeca tot en met categorie 3 en zalencentrum)
- Herberg De Nimrod, Horn, Napoleonsweg 3 (horeca tot en met categorie 3 en drive-in bioscoop)
- De Pannenkoek, Horn, Napoleonsweg 6 (horeca tot en met categorie 2 met speeltuin)
- Wok Plaza, Horn, Heythuyserweg 20 (horeca tot en met categorie 2)
- Café restaurant zaal De Molshof, Kelpen-Oler, Rijksweg Zuid 3 (horeca tot en met categorie 3 en zalencentrum)
- Café Vossen, Kelpen-Oler, Rijksweg Zuid 2 (horeca tot en met categorie 3)
- Spaarkas De Smeed, Kelpen-Oler, Grathemerweg 15 (horeca tot en met categorie 3)
- Sauna Sauna Club Secret's, Ittervoort, Santforterstraat 4 (horeca tot en met categorie 3, seksinrichting)
- Restaurant Le Carrefour, Ittervoort, Napoleonsweg 21 (horeca tot en met categorie 2)
2.3.6 Niet-agrarische bedrijven
In het plangebied komen meerdere niet-agrarische bedrijven voor. Deze bedrijven hebben geen relatie met het buitengebied en zijn vaak van oudsher aanwezig of zijn door steeds verdere uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten langzaam ontstaan. In zijn algemeenheid worden deze bedrijven door de uitstraling en overlast niet passend geacht in het buitengebied. Dergelijke bedrijven passen beter op een bedrijventerrein.
Daarnaast zijn er niet-agrarische bedrijven die wel een relatie hebben met de agrarische sector, de zogenaamde agrarisch aanverwante bedrijven. Een veelvoorkomend voorbeeld van een agrarisch aanverwant bedrijf is een loonbedrijf. Aangezien deze bedrijven hun bedrijfsactiviteiten voornamelijk ten behoeve van agrarische bedrijven en in het buitengebied uitvoeren, is het logisch dat deze bedrijven in het buitengebied gevestigd zijn, hoewel het vanuit landschappelijk oogpunt wenselijker kan zijn dat deze bedrijven zich op een bedrijventerrein vestigen.
2.3.7 Bijzondere functies
Verspreid over het buitengebied is een aantal bijzondere functies aanwezig. Het betreft onder meer het saunacomplex aan de Heythuyserweg 1 in Horn. In Baexem is aan de Horckerstraat Theaterhoeve Horckerhof gevestigd.
Daarnaast zijn er binnen het plangebied diverse maatschappelijke functies gelegen. Het betreft onder andere:
- Leumolen of St. Ursulamolen, Nunhem, Leumolen 3
- Zorgcentrum St. Elisabeth, Haelen, St. Elisabethsdreef 1
- Bezoekerscentrum Leudal, Haelen, Roggelseweg 58
- PSW Junior, Kinderdagcentrum De Heisterkes, Haelen, Speckerweg 5
- Praktijk voor fysiotherapie, Nunhem, Napoleonsweg 134
- Hornerheide, Horn, Hornerheide
- Huys Waerenberg, Horn, Heythuyserweg 40
- Villa De Bedelaar, Haelen, Heythuyserweg 10
- St. Charles, Heythuysen, Op de Bos 2
- De Widdonck, Heibloem, Meijelseweg
- Rondmeer, Heythuysen, Heide 3
- Ut Kirkske-Oos Hoes, Heythuysen, Heide 29
- Molen St. Petrus, Roggel, Nijken 24
- brandweerkazerne, Kelpen-Oler, Grathemerweg 24
- Kasteel Groot Buggenum, Grathem, Loorderstraat 3
2.3.8 Infrastructuur
Het plangebied wordt doorsneden door de rijksweg A2 (Eindhoven - Maastricht). Deze rijksweg ligt grotendeels parallel aan het kanaal Wessem - Nederweert. Tevens loopt in oost-westrichting de spoorlijn Roermond - Weert door het plangebied. De Maas ligt net ten oosten van het plangebied.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van het Rijk, provincie Limburg, regio en gemeente worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede als randvoorwaarden dienen voor het lokale maatwerk in het bestemmingsplan.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobilitiet. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.
De SVIR speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:
- de veranderende behoefte aan wonen en werken;
- de mobiliteit van personen;
- economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw;
- de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;
- waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling;
- aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet worden vergroot;
- deregulering.
Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.
De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap.
Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers en reizigers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld:
- 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. In de SVIR zijn deze nationale opgaven uit de nationale ruimtelijke structuur aangevuld met regionale opgaven.
De gemeente Leudal is gelegen in de regio Brabant en Limburg. De opgave van nationaal belang binnen deze gemeente is het tot stand brengen van de (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (nu Natuurnetwerk Nederland (NNN)), inclusief de Natura 2000-gebieden. Deze gebieden zijn gelegen in het voorliggende plangebied en hebben de daarbij passende bestemming ontvangen.
Om de 13 nationale belangen door te laten werken in ruimtelijke plannen van lagere overheden is naast de SVIR op 30 december 2011 het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Hier wordt in de volgende paragraaf nader ingegaan.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.
Door middel van het Barro worden voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld ten behoeve van de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht dan wel de mogelijkheid aan provincies om bij provinciale verordening regels te stellen. Tevens geeft de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) uitwerking aan enkele bepalingen in het Barro.
Het Barro voorziet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. De Maas is aangewezen als rijksvaarweg en grote rivier. Het gaat daarbij om de vrijwaringszone en het rivierbed van de Maas.
Vrijwaringszone
Op grond van artikel 6.9 van de Waterwet mag – kort gezegd – het uitvoeren van bepaalde daar genoemde activiteiten in, op, boven, over of onder de vaarweg de scheepvaartfunctie niet belemmeren. De waterregelgeving beperkt zich tot het gebied van de waterstaatswerken, dat wil zeggen de oppervlaktewaterlichamen en bijbehorende kunstwerken. Het is met het oog op de veiligheid op de vaarweg echter noodzakelijk om een zone te beschermen die verder reikt dan het gebied van de waterstaatswerken.
Op grond van artikel 2.1.3 van het Barro dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen de begrenzing van een rijksvaarweg of op een vrijwaringszone rekening gehouden te worden met het voorkomen van belemmeringen voor:
- a. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
- b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
- c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
- d. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en
- e. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.
Vanwege het consoliderende karakter van het bestemmingsplan is het bestemmingsplan niet van invloed op het functioneren van de vaarweg als bedoeld in het Barro. Reeds bestaande belemmeringen en bestemmingen worden gerespecteerd. Op grond van de Barro dient aan weerszijden van de begrenzingslijn rekening gehouden te worden met een 'vrijwaringszone - vaarweg' met een breedte van 25 meter. Daarnaast dient er binnen een afstand van 300 meter van een havenuitvaart of vaarwegsplitsing een vrijwaringszone van 50 meter aan weerszijden van de vaarweg aangehouden te worden. De vrijwaringszone wordt op de verbeelding en in de regels verwerkt.
Rivierbed
Binnen de randvoorwaarden die de waterveiligheid stelt, worden mogelijkheden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen met het oog op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. De Beleidslijn grote rivieren formuleert in dit verband een aantal algemene rivierkundige voorwaarden voor nieuwe activiteiten in het rivierbed met ruimtelijke gevolgen.Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een rivierbed mag geen belemmeringen laten ontstaan voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier.
De beleidslijn grote rivieren dateert uit 2006 en is een herziening van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier. De beleidslijn is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoeren bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
De beleidslijn grote rivieren geeft in combinatie met het Barro, waarin de beleidslijn is opgenomen, regels voor gebieden die zijn gereserveerd voor waterstaatkundige functies.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 POL 2014
Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) vastgesteld. Het POL2014 is per 16 januari 2015 in werking getreden. Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).
In het POL 2014 komen alleen die zaken aan bod, die er op provinciaal niveau echt toe doen en die vragen om regionale oplossingen. Dat sluit aan bij de basisfilosofie en ook bij aanpak de van de rijksoverheid die zich beperkt tot een 13-tal nationale ruimtelijke belangen. Zo veel mogelijk ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en andere partners die met hun lokale kennis prima maatwerk kunnen leveren.
In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.
Aan het provinciaal omgevingsbeleid ligt een aantal principes ten grondslag: kwaliteit staat daarbij centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Het dynamisch voorraadbeheer vormt een belangrijk onderdeel van het POL2014. In Limburg zijn voldoende woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkels aanwezig, in toenemende mate zelfs te veel. Tegelijkertijd is de kwaliteit steeds minder toegesneden op de behoefte. Op al deze gebieden liggen er nog grote kwalitatieve opgaven. Blijvende vernieuwing en innovatie zijn dan ook van groot belang. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen. Deze principes zijn tevens vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening.
Het POL nodigt gemeenten uit om een flink aantal vraagstukken in regionaal verband verder uit te werken. Voor de thema’s wonen, bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, land- en tuinbouw, energie en vrijetijdseconomie zetten we in op regionale visies, die de basis moeten vormen voor afspraken tussen regiogemeenten en Provincie. Minder dan voorheen richt de Provincie zich op het beoordelen van individuele ontwikkelingen met een lokaal karakter: deze rol wordt overgelaten aan de diverse gemeenten. Middels het POL2014 wordt wel een aantal beleidsmatige kaders gesteld, al dan niet verankerd in de al eerder genoemde provinciale Omgevingsverordening.
Zonering plangebied
De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL2014 acht globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen in een aantal zones.
Het buitengebied ligt grotendeels binnen de zone 'Buitengebied'. Kleinere delen maken onderdeel uit van de 'Goudgroene natuurzone', 'Zilvergroene natuurzone' en 'Bronsgroene landschapszone'.
De 'Goudgroene natuurzone' betreft gebieden waar natuur en natuurontwikkeling het primaat hebben vanwege de voorkomende waardevolle flora en fauna, vaak van (inter)nationale betekenis (zoals de Natura2000-gebieden). Beleidsaccenten zijn:
- Realisatie areaaluitbreiding natuur;
- Recreatief medegebruik;
- Terugdringen milieubelasting.
Landbouwgebieden waar grote kansen liggen voor ontwikkeling van natuurwaarden maken onderdeel uit van de 'Zilvergroene natuurzone'. De accentenvoor deze zone zijn:
- Ontwikkeling grondgebonden landbouw;
- Beheer en ontwikkeling flora en fauna;
- Recreatief medegebruik.
De 'Bronsgroene landschapszone' omvat de beekdalen en het winterbed van de Maas met een grote variatie aan functies, in hoge mate bepalend voor het beeld van het Limburgs landschap. Het beleid is gericht op:
- Kwaliteit en functioneren regionaal watersysteem;
- Ontwikkeling landbouw in balans met omgeving;
- Versterken kernkwaliteiten landschap en cultuurhistorie;
- Recreatief medegebruik.
De als 'Buitengebied' aangemerkte gebieden betreffen alle andere gebieden die veelal agrarisch in gebruik zijn. Binnen deze zone is ruimte voor de doorontwikkeling van agrarische bedrijven. De accenten voor dit gebied liggen bij:
- Ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijfslocaties landbouw;
- Terugdringen milieubelasting vanuit landbouw;
- Kwaliteit en functioneren ondergrond.
Gelet op zijn beheersmatig karakter gelden er ten aanzien van onderhavig planvoornemen geen specifieke beleidsmatige randvoorwaarden als gevolg van de ligging in de regio ‘Midden-Limburg’ en/of de zoneringen. Voor de nieuwe ontwikkelingen wordt in de separate onderbouwing de verantwoording gegeven.
3.3.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
Bij het POL2014 hoort de Omgevingsverordening Limburg. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk "Ruimte", waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is, net als het POL, op 12 december 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en is per 16 januari 2015 in werking getreden.
De oude Omgevingsverordening Limburg was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. In 2014 is de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk "Ruimte" aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk "Ruimte" is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Het POL 2014 zet sterk in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. In de omgevingsverordening komt dit tot uiting in de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2). Daarin wordt gesteld dat een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening houdt met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij worden tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen, zoals bedoeld in artikel 2.2.3 van de omgevingsverordening onderzocht. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop hieraan invulling is gegeven. De nieuwe ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn indien nodig aan de duurzaamheidsladder getoetst. Deze verantwoording is in de separate onderbouwingen opgenomen.
Langs de N280 is een reserveringszone aangeduid die vrij moet blijven met het oog op een toekomstige verbreding of het anderszins uitbreiden of verbeteren van deze weg. De zone heeft een breedte aan beide zijden van de weg van 15 meter uit de buitenste kantstreep. De reserveringszone wordt als 'vrijwaringszone - weg (N280)' aangeduid.
Het plangebied is aangemerkt als landelijk gebied en valt binnen de zone 'goudgroene natuurzone', 'bronsgroene landschapszone' en voor beperkte delen binnen de 'zone Natuurbeek'. Voor het plangebied volgen uit de verordening vanuit deze zonering geen specifieke regels die door dienen te werken in dit bestemmingsplan.
Delen van het plangebied ligt ook in uitsluitingsgebieden voor windturbines, maar met het planvoornemen is geen sprake van een ontwikkeling of planologische mogelijkheid tot het realiseren van een windturbine.
Ook maken delen van het plangebied onderdeel uit van het extensiveringsgebied intensieve veehouderij. Binnen deze zone is uitbreiding van een intensieve veehouderij niet toegestaan. Nieuwvesting is in het gehele plangebied niet toegestaan. Dit verbod is niet van toepassing op incidentele nieuwvestiging van intensieve veehouderij indien sprake is van verplaatsing binnen de gemeente Leudal van een bestaand bedrijf vanuit een extensiveringsgebied intensieve veehouderij of kernrandzone. Deze uitzondering geldt niet binnen de 'Goudgroene Natuurzone' en binnen extensiveringsgebieden intensieve veehouderij. Het extensiveringsgebied intensieve veehouderij wordt op de verbeelding aangeduid.
Het plangebied ligt tevens in zone veehouderij en Natura 2000. De verordening heeft als doel om een substantiële emissiereductie bewerkstelligen. Dat doel wordt bereikt door aan veehouderijen de verplichting op te leggen dat bij het bouwen van een nieuwe stal danwel het aanpassen van een bestaande stal gebruik wordt gemaakt van technieken die permanent een emissiereductie bewerkstelligen. In een bijlage zijn de maximale toegestane emissies per diercategorie opgenomen. In het bestemmingsplan wordt een regeling opgenomen op basis van het zogenaamde 'slot op de schoorsteen'. Dit betekent dat de bestaande stikstofemissie niet verder mag toenemen.
Blijkens kaart 8 'milieubeschermingsgebieden' zijn binnen het plangebied de waterwingebieden met de freatisch grondwaterbeschermingsgebieden Beegden en Heel gelegen. Voor het waterwin- en grondwaterbeschermingsgebied gelden specifieke regelingen en derhalve is deze zonering in het bestemmingsplan opgenomen.
Daarnaast maakt de zuidelijke helft van het plangebied onderdeel uit van de boringsvrije zone Roerdalslenk III. Het is verboden de grond te roeren of een boorput of een bodemenrgiesysteem te maken dieper dan 80 meter.
Binnen de gemeente Leudal zijn 4 stiltegebieden gelegen. Het betreft de 'Groote en Kleine Moost', 'Widdonk-Waterbloem-Weyenhout-Doorbrand', 'Asbroekerheide' en 'Leudal'. Dit zijn rustige en geluidarme gebieden, belangrijk voor de rustzoekende mens en voor dieren die weinig verstoring kunnen verdragen. De meeste luidruchtige activiteiten worden in die gebieden verboden.
Op grond van de Omgevingsverordening Limburg geldt voor het plangebied de 'normering regionale waterlast' met een diversiteit aan normeringen. Dit houdt in dat de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren moeten zijn ingericht op deze normering. Het is aan de beheerder van de regionale wateren om te zorgen dat deze wateren aan de normering voldoen. De beheerder brengt, vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de veiligheidsnorm, periodiek verslag uit aan gedeputeerde staten over de algemene waterstaatkundige toestand van de regionale waterkeringen onder zijn beheer. Het waterschap Peel en Maasvallei is beheerder van deze regionale wateren.
Op basis van kaart 11 'Grondwaterontrekking' is het zuidelijke deel van het plangebied gelegen binnen de Roerdalslenk. Tevens is een klein deel aangeduid als 'bufferzone verdrogingsgevoelige natuurgebieden'. Op basis van de Keur van het waterschap gelden voor deze gebieden nadere regelingen voor grondwateronttrekkingen en infiltratie van water beneden de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei.
Geconcludeerd wordt dat vanuit de Omgevingsverordening Limburg 2014 een aantal zoneringen ter plaatse van het plangebied van toepassing zijn. Deze zoneringen worden overgenomen en van een passende regeling voorzien.
3.3.3 Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen 2011
Teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen/constructies, inclusief containervelden, met als doel het gewas te forceren tot meer groei of de oogst te verspreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de teelt ten opzichte van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weersinvloeden, ziekten en plagen hetgeen leidt tot een betere kwaliteit van het product.
Teeltondersteunende voorzieningen worden in toenemende mate gebruikt in de opengrondstuinbouw, fruitteelt en de boomteelt en zijn van belang voor het behoud van een duurzame en concurrerende land- en tuinbouw en de toegevoegde waarde van deze sector zowel financieel als qua arbeidsplaatsen. Daarnaast kent het gebruik van dergelijke voorzieningen milieuhygiënische en arbotechnische voordelen. Dit belang heeft geleid tot de vaststelling van de beleidsregel hagelnetten door Gedeputeerde Staten in 2004 en beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen in 2005. Deze beleidsregels waren echter verouderd. Medio 2011 is de vigerende beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen uit 2005 daarom geëvalueerd. Uit de evaluatie zijn een aantal verbeterpunten naar voren gekomen welke meegenomen zijn in de nieuwe 'beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen 2011'.
Essentie van de nieuwe beleidsregel is dat deze onder randvoorwaarden ruimte biedt voor gemeenten om gebiedsgedifferentieerd in hun buitengebied middels maatwerk en verplichte landschappelijke inpassing teeltondersteunde voorziening toe te staan. De provincie heeft daarbij alleen de meest ecologische en landschappelijke kwetsbare gebieden in Limburg voor teeltondersteunende uitgesloten waarbij gedetailleerde regels over bijvoorbeeld maximale hoogtes zijn afgeschaft.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Het oog van Midden-Limburg
Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg
De stuurgroep Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg (GOML) heeft de uitgangspunten voor de toekomstige regionale samenwerking vastgesteld. Het gebied Midden-Limburg omvat de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert. De eerste stap voor de ontwikkeling van het gebied was het opstellen van een gezamenlijke visie waarin de ambitie van de regio Midden-Limburg voor de komende jaren is opgenomen. Deze Regiovisie 2008-2028 kreeg de naam mee: 'Het oog van Midden-Limburg'.
De gebiedsvisie van de Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg richt zich op het creëren van Sterke Steden en Vitaal Platteland.
Het platteland in Midden-Limburg ondergaat een transformatie. In de landbouw is sprake van schaalvergroting en een verdere professionalisering. De intensieve landbouw is een vitale, toekomstbestendige economisch tak van formaat. De extensieve landbouw ontwikkelt zich, maar stuit op grenzen van beleid en regelgeving. Nieuwe economische dragers dienen zich aan. Het buitengebied wordt in toenemende mate een 'groene ruimte' waarin de functies wonen, werken, landschap, natuur en recreatie nauw verweven zijn. De transformatie van het platteland vraagt om nieuwe condities (ontsluiting, inpassing, ruimte voor groei). De uitdaging: ervoor zorgen dat de verschillende functies elkaar versterken, zodat de economische vitaliteit, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van het platteland behouden blijft.
Leudal
De centrale ligging van Leudal maakt dat het profiteert van bijna alle ontwikkelingen die worden voorgesteld in de regiovisie. Gelegen aan de Maasplassen liggen er volop kansen om recreatieve en toeristische activiteiten te ontwikkelen en deze te verbinden met het natuurgebied Leudal en het te ontwikkelen regiopark.
De landbouw is een sterke sector. Die enerzijds ruimte vraagt voor verdere ontwikkeling en anderzijds in balans moet zijn met natuur, milieu en landschap. Voorkomen moet worden dat er her en der in het buitengebied zeer grootschalige intensieve veehouderijbedrijven ontstaan. Deze ontwikkelingen dienen een plaats te krijgen op een agrarisch bedrijvenpark. Stimulerende maatregelen vanuit een regionaal landschapsontwikkelingsfonds zijn noodzakelijk voor het versterken van het landschap, ontwikkelen van groenblauwe diensten, het stimuleren van de multifunctionele landbouw, etc. Ook de opwaardering van de N280 geeft mogelijkheden voor verdere ontwikkeling. Het zorgt voor een goede ontsluiting richting Weert en Roermond, waarbij een goede landschappelijke inpassing noodzakelijk is. Dit geldt ook voor de mogelijke ontwikkeling van de IJzeren Rijn.
Maasplassen
Het Maasplassengebied heeft verschillende functies, zoals afvoer van water, transport over water, natuur en landschap, wonen, bedrijvigheid en recreatie, die stuk voor stuk een claim leggen op de beschikbare ruimte. De afgelopen decennia heeft de ontwikkeling van het Maasplassengebied vooral in het teken gestaan van het realiseren van economische doelen en infrastructuur. Grootschalige ontgrondingen en de hierop aansluitende herinrichtingen hebben het gebied blijvend een ander uiterlijk en karakter gegeven. De huidige inrichting van het gebied dateert uit de jaren 80 en voldoet niet meer aan de huidige eisen, onder ander op het vlak van toerisme en recreatie. De conclusie is gerechtvaardigd dat daarbij onvoldoende is gekeken naar de optimale samenhang tussen de verschillende projecten en te weinig rekening is gehouden met de kwaliteit van het leefmilieu. Als gevolg hiervan is in het gebied een zekere onbalans ontstaan. Om in de Maasplassen de gewenste ontwikkelingen op gang te kunnen brengen, is het noodzakelijk dat de balans tussen economie, infrastructuur en leefmilieu wordt hersteld. In de praktijk betekent dit dat een integraal en samenhangend masterplan dient te worden ontwikkeld waarbij de accenten op een evenwichtige wijze op de genoemde drie aspecten moeten komen te liggen.
3.4.2 Masterplan Maasplassen
Het Masterplan geeft een concrete doorvertaling met het 'Vlekkenplan Maas en Meer' als vertrekpunt. Het Masterplan schetst het wervende toekomstperspectief van het hele Maasplassengebied en van alle deelgebieden daarbinnen. De rivierkundige en landschappelijke thema's zijn leidende ontwerpprincipes en vormen een kader (lees: casco) waarbinnen overige functies tot ontwikkeling kunnen komen.
Vanuit de meervoudige vraagstelling: betere benutting van het economisch potentieel, een toekomstveilige hoogwaterbescherming en herstel van landschappelijke kwaliteiten biedt het rivierkundig-landschappelijk casco een duurzaam raamwerk waarbinnen goede ontwikkelingen op een juiste plek tot realisatie kunnen komen. Naast de noodzakelijke hoogwaterbescherming levert het eindproduct van de rivierkundige maatregelen voor een doorlopende groenstructuur direct langs de Maas. Hierdoor wordt niet alleen een ecologische noord-zuid verbinding gerealiseerd, maar tevens ook bijzondere nat-droog gradiënten. Door deze riviernatuur wordt de Maas als structurerend element binnen de Maasvallei weer zichtbaar. De herkenbaarheid van de Maasvallei wordt vergroot doordat de als zodanig herkenbare terrasranden zijn aangeplant met bos. Deze interessante groen-blauwe ontwikkelingen leveren niet alleen gunstige basisvoorwaarden voor vergroting van de woon-, werken leefomgeving van bewoners van deze regio, maar bieden ook kansen voor de verdere ontwikkeling van vrijetijdseconomie gericht op (actieve) watersport en natuurbeleving
3.4.3 Ontwikkelassen
In Midden-Limburg ligt een raamwerk aan infrastructuur die kansen biedt voor gebiedsontwikkeling. Met de A2 en de A73 heeft het gebied belangrijke noord-zuid verbindingen. De N280 heeft de potentie om uit te groeien tot de belangrijkste oost-west verbinding in Midden-Limburg. Het spoor biedt mogelijkheden voor een betere regionale ontsluiting voor het personenvervoer. In deze programmalijn wordt gestreefd naar infrastructurele maatregelen ter verbetering van de bereikbaarheid die een belangrijke bijdrage leveren aan de waardeontwikkeling van het gebied.
Een belangrijk project in deze programmalijn is de N280. Door de bereikbaarheid op deze as te vergroten worden de complementaire economieën van de stadsregio's Weert en Roermond verbonden. Verder biedt de verbeterde bereikbaarheid mogelijkheden voor een verdere ontwikkeling van de gespecialiseerde zorgsector in combinatie met landschapsontwikkeling en verdere ontwikkeling van bedrijvigheid (de 'zorgstrip'). De bundeling van voorzieningen zal leiden tot een aanzienlijke meerwaarde voor het gebied in zowel economische als landschappelijke zin.
Belangrijke relaties liggen er met het project Maasplassen (verbetering van de ontsluiting van de Maasplassen als toeristisch-recreatief gebied) en de besluitvorming over de IJzeren Rijn (ruimtelijke inpassingsopgaven en medegebruik van het spoor voor personenvervoer).
3.4.4 Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg
Op 18 december 2014 is in Midden-Limburg de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving regionaal vastgesteld. De Structuurvisie is de basis voor het geven van sturing aan en voeren van regie over het in de regio te voeren beleid op het vlak van wonen, zorg en woonomgeving. De Structuurvisie is een antwoord op de vraag hoe om te gaan met de actuele en te verwachten demografische en economische ontwikkelingen.
De Structuurvisie bestrijkt een planperiode van 2014 tot en met 2017 en bevat daarnaast een basis voor afspraken op de middellange termijn (2018 tot en met 2023). Met de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving geeft de regio Midden-Limburg vorm en inhoud aan het POL2014. Het POL 2014 stuurt in essentie op een aanpak in dynamische voorraadbeheer in regionale samenwerking.
De structuurvisie geeft de kwalitatieve en kwantitatieve (woningbouw)ontwikkelingsrichting aan de voor de regio met een bijbehorende actieprogramma. Hierbij dient de regio de volgende doelen:
- het vormt de inhoudelijke afweging en ordening voor plannen en projecten;
- het biedt ontwikkelaars, bouwers, corporaties en zorgaanbieders houvast om hun bijdrage te leveren aan de kwantitatieve en kwalitatieve woonopgave;
- het bundelt en integreert op overzichtelijke wijze alle visies en programma's en resultaten met betrekking tot wonen en zorg tot op heden.
Voor de concretisering van de structuurvisie staan een aantal instrumenten open zoals het intrekken van verleende omgevingsvergunningen, reductie van de plancapaciteit door het wijzigen/herzien van bestemmingsplannen of het ontbinden van privaatrechtelijke overeenkomsten. De structuurvisie dient in strategische zin doorvertaald te worden naar een prioritering en in veel gevallen ook in een gedeeltelijke sanering van het woningbouwprogramma.
Als gevolg van gewijzigde omstandigheden is het reëel om bestaande of potiëntiele bouwrechten waar geen gebruik van wordt gemaakt, te laten vervallen. Nu betreft het langlopende rechten/verwachtingen die nagenoeg nooit worden ingetrokken of wegbestemd.
De gemeente Leudal wil bouwers en burgers nu de gelegenheid geven om hun rechten binnen een bepaalde periode te realiseren alvorens deze mogelijk wordt ingetrokken. Hierdoor wordt maximaal ruimte gegeven aan de voorzienbaarheid en wordt de kans op planschade tot een minimum beperkt. In paragraaf 4.4.3 is verder aangegeven hoe de gemeente Leudal deze voorzienbaarheid nader invult.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Leven in Leudal, Strategische Overallvisie 2020
De gemeente Leudal bestaat sinds 1 januari 2007. De toekomstvisie 'Leven in Leudal, Strategische Overallvisie 2020' (vastgesteld d.d. 11 december 2007 en aangepast in maart 2014) dient als handvat om (maatschappelijke, landelijke, regionale) ontwikkelingen in het perspectief van Leudal te plaatsen, maar ook om keuzes te maken in haar beleid. In de visie staan de thema's ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid, sociale samenhang en duurzaamheid centraal.
In de oorspronkelijke visie uit 2007 lag de nadruk van de gemeenteraad van Leudal bij het creëren van een eigen identiteit en het gezamenlijk optrekken van de samengevoegde gemeenten om zich als één nieuwe krachtige gemeente te profileren. In 2013 is de visie aangepast aan de veranderende maatschappij en de rol van de gemeente daarbinnen.
Dorpen met een eigen identiteit
De gemeente legt de focus op de vitaliteit en het zelfsturend vermogen van de afzonderlijke dorpen. Leudal heeft nu een duidelijke eigen identiteit in de regio en daarbuiten.
Veranderende rol van de gemeente
Het initiatief komt meer bij de burger te liggen. De gemeente heeft een ondersteunende rol voor de burgers en bedrijven en zorgt voor haar kerntaken zoals veiligheid, sociaal vangnet en toezicht op de naleving van de regels. Nieuwe taken liggen op het gebied van zorg, arbeidsdeelname en jeugd en zullen zo veel mogelijk door en met organisaties en burgers uit de gemeente worden opgepakt. De gemeente werkt hierbij samen met de omliggende gemeenten in Midden-Limburg.
Veranderende samenstelling van de bevolking
In verband met de vergrijzing zal de gemeente in gesprek gaan met haar inwoners over de veranderingen die er aan zitten te komen en wat men er gezamenlijk tegenover kan stellen. De gesprekken zullen gaan over gemeenschapsaccommodaties, sportinrichtingen, scholen, wonen, zorg en werkgelegenheid. Aan de hand van de gesprekken wordt de koers bepaald en worden afspraken gemaakt.
Dynamisch
De strategische visie is een dynamisch document waar de gemeenteraad naar aanleiding van gesprekken aanscherpingen en accenten kan aanbrengen. De visie geeft hierdoor meer sturing aan haar dienstverlening aan de burger en aan de komende veranderingen in de Leudalse gemeenschap.
Ontwikkelingen/trends
Voor de ontwikkelingen is in de aangepaste visie de koers bepaald en zijn nieuwe of specifieke opgaven geformuleerd. Voor het buitengebied is het van belang om ruimte voor natuur en recreatie zo veel mogelijk in onderlinge samenhang te ontwikkelen. De land- en tuinbouw zijn en blijven van groot belang voor Leudal. Er is sprake van schaalvergroting en een grote terugloop van het aantal bedrijven. Er wordt voor de komende periode een halvering van het aantal bedrijven verwacht. Leudal kan inspelen op ontwikkelingen door innovatie gericht op het terugdringen van de milieubelasting van niet-grondgebonden bedrijven en het ondersteunen van biologische productie. Kansen liggen er voor streekproducten, combinaties met toerisme en verwerking van mest en groenafval tot grondstoffen en energie.
Het maatschappelijk debat buitengebied heeft de aanzet gegeven tot een dialoog over de kwaliteit van het buitengebied. Uitvoering van maatregelen en duurzame samenwerking tussen partijen in het buitengebied vragen om het voorzetten van de dialoog en gebiedsontwikkeling gericht op versterken van de kwaliteiten van het buitengebied en het benutten van kansen voor agrarische, recreatieve bedrijvigheid en zorginitiatieven.
In het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' wordt waar mogelijk voorzien in een flexibele regeling om daardoor zoveel als mogelijk direct in te kunnen spelen op trends en ontwikkelingen.
3.5.2 Gemeentelijke structuurvisie
Algemeen
Met het in werking treden van de nieuwe Wro (1 juli 2008) vormt de Structuurvisie een belangrijk gemeentelijk beleidsdocument. In de Structuurvisie Leudal (vastgesteld d.d. 2 februari 2010) wordt ingezet op: 'Een groene parel met dynamiek, een gemeente waarin het voor iedereen goed wonen, goed leven en goed werken is, nu en in de toekomst'.
In deze structuurvisie ligt bewust de nadruk op de visie van de gemeente op de functionele ontwikkelingen van de diverse, ruimtelijk relevante onderwerpen.
Agrarische bedrijvigheid
Wat betreft het beleid aangaande agrarische bedrijvigheid legt de gemeente het accent op het behouden en versterken van de bestaande agrarische bedrijvigheid binnen de gemeente Leudal in combinatie met het streven naar een goed woon- en leefklimaat.
De gemeente Leudal wijst geen landbouwontwikkelingsgebieden aan, maar faciliteert agrarische bedrijfsontwikkeling via maatwerk om de afweging te maken ten tijde van het verzoek. Daarnaast ondersteunt de gemeente initiatieven vanuit de markt met betrekking tot de verbreding van de bedrijfsvoering en/of bedrijfsbeëindiging.
Sturen op kwaliteit
De gemeente Leudal is een gemeente met een grote agrarische sector. De bestaande agrarische bedrijvigheid in het buitengebied dient gekoesterd en zoveel mogelijk gefaciliteerd te worden, met behoud van omgevingskwaliteit. De zones, zoals aangeduid in het reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg, dienen hiervoor als basis.
Vestiging van intensieve agrarische bedrijven dient plaats te vinden binnen de zoekgebieden zoals deze in het Reconstructieplan zijn aangegeven.
Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen bieden een kans tot functiewijziging. Op deze wijze blijft het landelijk gebied vitaal en leefbaar. De gemeente Leudal wil onder randvoorwaarden initiatieven in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen kunnen faciliteren. Uitgangspunt is hierbij niet de nieuwe functie, maar de invloed van de functie op de omgeving.
Limburgs Kwaliteitsmenu
De gemeente Leudal staat achter de gedachte van het Kwaliteitsmenu. Nieuwe functionele ontwikkelingen in het buitengebied (zowel incidentele initiatieven in het buitengebied als ontwikkelingen aan de rand van een kern) zijn uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit alleen mogelijk indien daarmee ook investeringen in natuurontwikkelingen, landschapsversterking, recreatieve belevingskwaliteit en/of cultuurhistorie plaatsvinden waarmee de kwalitatieve draagkracht van het landelijk gebied wordt versterkt en de effecten van de nieuwe ontwikkelingen worden gecompenseerd. Het kwaliteitsmenu is hierbij van toepassing.
Nota kwaliteit
De uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu voor de gemeente Leudal vindt plaats in de Nota Kwaliteit. In de nota wordt het beleid met betrekking tot het Kwaliteitsmenu weergegeven. Tevens wordt het bestaande 'rood voor groen'-beleid en groenfonds, van de gemeente Leudal, voor zowel het buitengebied als de kernen, hierin verankerd.
Het provinciale kwaliteitsmenu heeft betrekking op het buitengebied. De Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal gaat verder. Door nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied, maar ook in de kern vindt een aantasting van de kwaliteit van de (leef)omgeving in het buitengebied of de kern plaats. Verdichting in de kern leidt namelijk ook tot het verder onder druk komen te staan van de kwaliteiten van de leefomgeving. Deze aantasting wordt gezien als kosten die voor rekening van de gemeente Leudal komen. Deze aantasting van kwaliteit dient daarom binnen de gemeente of nabij de gemeentegrenzen van Leudal gecompenseerd te worden.
3.5.3 Beleid intensieve veehouderij
Algemeen
In de raadsvergadering van 11 november 2008 is het 'Beleidskader intensieve veehouderij' vastgesteld. In dit beleidskader wordt het beleid van de gemeente voor een aantal belangrijke thema's met betrekking tot intensieve veehouderij vastgesteld. Dit beleidskader intensieve veehouderij is aangepast op 13 juli 2010. Daarnaast heeft eind 2010 een maatschappelijk debat plaatsgevonden waarin kaderstellende uitspraken zijn gedaan met betrekking tot de intensieve veehouderij. Deze uitspraken worden opgenomen in de nog aan te passen structuurvisie.
Zoekgebieden of landbouw ontwikkelingsgebieden
In het (inmiddels vervallen) Reconstructieplan Noord- en Midden Limburg zijn binnen de grenzen van de gemeente Leudal zes zoekgebieden voor landbouwontwikkelingsgebieden aangewezen. In dit beleidskader kiest de gemeente ervoor deze niet nader juridisch te begrenzen. Dit omdat het gemeentebestuur z'n regie niet uit handen wil geven en er dan geen maatwerk mogelijk is.
Zoekgebieden, extensiveringsgebieden en verwevingsgebieden
Volgens het (inmiddels vervallen) Reconstructieplan is het buitengebied in drieën gedeeld: (de bovengenoemde) zoekgebieden waar ruimte wordt geboden voor intensieve veehouderij, extensiveringsgebieden waar de natuur de ruimte krijgt en verwevingsgebieden waar landbouw, wonen, natuur, landschap, recreatie en toerisme kansen krijgen. De gemeente streeft ernaar om intensieve veehouderijen uit extensiveringsgebieden te verplaatsen naar zoekgebieden.
Nieuwvestiging en uitbreiding
De gemeente biedt agrarische ondernemers ruimte voor nieuwvestiging of uitbreiding van intensieve veehouderij, onder de voorwaarde dat gevraagde medewerking aan nieuwvestiging uitsluitend verleend wordt aan ondernemers uit de eigen gemeente en aan ondernemers uit de gemeenten die grenzen aan de gemeente Leudal of gelegen zijn in de rest van Midden-Limburg met die beperking dat die gemeenten een vergelijkbare faciliteit dienen te bieden aan ondernemers uit de gemeente Leudal.
Als nadere voorwaarden gelden:
- Nieuwvestiging mag alleen plaatsvinden in zoekgebieden. Om de mogelijkheden en onmogelijkheden van deze zoekgebieden in beeld te krijgen stelt de gemeente een gebiedsvisie daarover op.
- Binnen zoekgebieden wordt geen principiële maximumomvang bouwvlak vastgesteld. Het gemeentebestuur toetst dergelijke uitbreidingen in hoofdzaak aan de normen op grond van de milieuwetgevingen. Daartoe dient de ondernemer in elk geval een milieueffectrapportage te overleggen.
- Gevraagde medewerking aan uitbreiding buiten het bouwvlak van een binnen de gemeente bestaande inrichting van intensieve veehouderij wordt uitsluitend verleend aan ondernemers die ter plekke van de gewenste uitbreiding hun fysieke hoofdvestiging hebben.
- Uitbreiding mag alleen plaatsvinden in zoekgebieden en verwevingsgebieden.
- Binnen verwevingsgebieden wordt - in tegenstelling tot zoekgebieden - wel een maximumomvang bouwvlak vastgesteld. In het kader van de herziening van het bestemmingsplan buitengebied zal de gemeenteraad dat maximum vastleggen. Afhankelijk van de lokale omstandigheden zal dat maximumbouwvlak bij die herziening tot drie hectare groot kunnen worden.
- Verzoeken om uitbreiding van in het bestemmingsplan vastgelegde bouwvlakken worden ter besluitvorming aan de gemeenteraad voorgelegd. De gemeenteraad weegt daarbij de effecten van de uitbreiding op de omgevingskwaliteit af (waaronder de woon- en recreatieve kwaliteiten) en laat in het begunstigende geval het college in de uitwerking ten behoeve van landschappelijke inpassing het instrument van de 'POL-uitwerking Bouwkavel op Maat Plus' toepassen. Binnenplanse uitbreidingen kunnen door het college worden afgehandeld.
- De gemeente staat geen intensieve veehouderij toe in bouwwerken waarvan de goothoogte hoger dan 7,20 meter of een nokhoogte hoger dan 12,0 meter boven het maaiveld ligt.
Vergunde knelsituaties
De gemeente spant zich in om intensieve veehouderijen die gelegen zijn in een extensiveringsgebied of verwevingsgebied, en hoewel ze op grond van in het verleden verstrekte milieuvergunningen worden gedreven binnen de gestelde vergunningsvoorschriften en -beperkingen (toch dan wel inmiddels) te grote hinder of overlast voor de omliggende (of toekomstig voorzienbare) woon-, werk- en leefomgeving veroorzaken, te verplaatsen naar een minder of geen hinder of overlast gevende locatie in de gemeente. Indien verplaatsing geen reële optie is of gewoonweg daarover geen overeenstemming kan worden verkregen, dan spant de gemeente zich in om de hinder of overlast op de bestaande locatie te verminderen.
Aanpassing Beleidskader intensieve veehouderij
Op 13 juli 2010 heeft de raad besloten om vooruitlopend op de uitkomsten van het maatschappelijk debat buitengebied, het vastgestelde Beleidskader intensieve veehouderij aan te passen voor wat betreft de toegestane grootte van de bouwvlakken. Het beleidskader biedt namelijk mogelijkheden voor uitbreiding van een intensieve veehouderij tot een bouwvlak van 3 hectare in de verwevingsgebieden. In een zoekgebied landbouwontwikkelingsgebied (LOG) is nieuwvestiging en uitbreiding van een intensieve veehouderij mogelijk, waarbij geen bovengrenzen aan de omvang van het bouwvlak zijn gesteld. Om ontwikkelingen te voorkomen die in toekomstig beleid als ongewenst worden beschouwd heeft de raad het volgende besloten:
- 1. Uitbreiding van een agrarisch bouwvlak voor een intensieve veehouderij in een verwevingsgebied wordt beperkt tot een omvang van maximaal 2,5 hectare.
- 2. Uitbreiding en nieuwvestiging van een agrarisch bouwvlak voor een intensieve veehouderij in een zoekgebied landbouwontwikkelingsgebied (LOG) wordt beperkt tot een omvang van maximaal 2,5 hectare.
- 3. Voor het oplossen van knelsituaties in kernrandzones en extensiveringsgebieden zal maatwerk worden geleverd. In voorkomende gevallen zullen daartoe concrete voorstellen aan de raad worden gedaan.
3.5.4 (Concept) beleidsvisie bestemmingsplan buitengebied
Voorafgaand aan de opstelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied' is een 'Beleidsvisie bestemmingsplan buitengebied' bekend gemaakt en heeft ter visie gelegen. Uitgangspunt van de visie was behoud en versterking van de kwaliteit van het buitengebied.
Een ieder is in de gelegenheid geweest om zienswijzen in te dienen tegen de concept beleidsvisie. Daarna is een maatschappelijk debat gevoerd. De ingebrachte zienswijzen zijn vervolgens behandeld in het kader van het maatschappelijk debat.
3.5.5 Maatschappelijk debat
Op 30 september en 23 november 2010 zijn debatavonden georganiseerd waarbij betrokken burgers, organisaties en belangbehartigers uitgenodigd waren om hun standpunten aangaande diverse thema's in het buitengebied uit te spreken en te delen.
Aan de hand van de resultaten van het maatschappelijk debat is de gemeente gekomen tot uitgangspunten en kaderstellende uitspraken die het 'beleidskader intensieve veehouderij' en de '(concept) beleidsvisie bestemmingsplan buitengebied' op diverse onderdelen vervangen. De uitkomsten uit het maatschappelijk debat zijn richtinggevend voor de structuurvisie en het bestemmingsplan buitengebied.
3.5.6 Nota van Uitgangspunten buitengebied
Er is behoefte gebleken aan een document dat een burg kan bouwen tussen de structuurvisie, de (concept) beleidsvisie bestemmingsplan buitengebied en de uitkomsten van het maatschappelijk debat en de actualiteit. Dit document is vormgegeven in de 'Nota van de Uitgangspunten buitengebied' vastgesteld door de gemeenteraad op 13 december 2011. Het vormt een richtinggevend document als kader voor de herijking van de structuurvisie (voor het landelijk gebied) en het bestemmingsplan buitengebied.
De uitgangspunten uit de nota zijn in hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan vertaald naar beleidsuitgangspunten voor het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' en vervolgens voorzien van een juridische regeling.
Hoofdstuk 4 Beleidsuitgangspunten
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten en richtinggevende uitspraken ten aanzien van de verschillende onderwerpen/thema’s die in het buitengebied aan de orde zijn beschreven. De uitgangspunten zijn gebaseerd op de Nota van uitgangspunten (zie paragraaf 3.5.6).
4.2 Gebiedskwaliteiten
4.2.1 Algemeen
Uitgangspunt is een gebiedsgerichte benadering waarbij de waarden en kwaliteiten van de diverse gebieden leidend zijn voor het wel of niet toestaan van ruimtelijke ontwikkelingen. In het buitengebied komen verschillende gebiedstypen voor (zie paragraaf 2.1), die zich kwalitatief van elkaar onderscheiden. Er wordt onderscheid gemaakt in:
- regulier agrarisch gebied;
- agrarisch gebied met waarden;
- natuur- en bosgebied;
4.2.2 Agrarisch gebied
De gemeente erkent de belangrijke positie van de landbouw en biedt ruimte voor continuering van de bestaande agrarische gebruiksactiviteiten. Binnen de bestemming 'Agrarisch' is slechts sprake van beperkte belemmeringen voor de landbouw. Bestrijding en voorkoming wateroverlast, bescherming van bodem- en waterhuishoudkundige situatie en bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden vragen plaatselijk beperkende maatregelen.
De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn naast het duurzame agrarische grondgebruik geschikt voor recreatief medegebruik van wegen en paden, voorzieningen van algemeen nut en ontsluiting van percelen en wateropvang. Op de gronden is geen bebouwing toegestaan met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, uitsluitend in de vorm van transparante (draad)omheiningen en/of (draad)erfafscheidingen, tot maximaal 2 meter. Om de verschijningsvorm van deze erfafscheidingen te toetsen op de aanvaardbaarheid ter plaatse kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de kwaliteitscommissie.
Volgens het beleid van de gemeente Leudal is het ongewenst om binnen het agrarisch gebied zonder een vergunning verhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2 aan te brengen. Derhalve wordt aan deze bestemming hiervoor een omgevingsvergunningenstelsel toegevoegd.
4.2.3 Agrarisch gebied met waarden
De gemeente zet met de bestemming 'Agrarisch met waarden' in op het behoud en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden, naast het landbouweconomische gebruik van bijvoorbeeld de beekdalen. Behoud en herstel van landschappelijke waarden, archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle elementen, het historisch patroon van verkaveling, ontsluiting en kleine landschapselementen is uitgangspunt.
Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' is slechts sprake van beperkte belemmeringen voor de landbouw. Bestrijding en voorkoming wateroverlast, bescherming van bodem- en waterhuishoudkundige situatie en bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden vragen plaatselijk beperkende maatregelen.
De gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn naast het duurzame agrarische grondgebruik en behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden geschikt voor recreatief medegebruik van wegen en paden, voorzieningen van algemeen nut en ontsluiting van percelen en wateropvang. Op de gronden is geen bebouwing toegestaan met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, uitsluitend in de vorm van transparante (draad)omheiningen en/of (draad)erfafscheidingen, tot maximaal 2 meter. Om de verschijningsvorm van deze erfafscheidingen te toetsen op de aanvaardbaarheid ter plaatse kunnen burgemeester en wethouders advies inwinnen bij de kwaliteitscommissie.
Voor het bepalen van de diverse bestemmingen 'Agrarisch met waarden' met de te beschermen waarden wordt op hoog schaalniveau de gebiedsindeling uit de Gebiedsbeschrijving van de gemeente Leudal als basis genomen. Op kleiner schaalniveau wordt het vigerende bestemmingsplan en de bestaande situatie aangehouden. Binnen het bestemmingsplan worden derhalve vier bestemmingen 'Agrarisch met waarden' onderscheiden:
- De bestemming 'Agrarisch met waarden - 1'
Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor behoud en herstel van de aan het grootschalige dekzandlandschap eigen zijnde landschappelijke waarden. Deze waarden bestaan uit openheid en duidelijke begrenzingen in de vorm van beboste randen en beplanting langs (hoofd)wegen.
- De bestemming 'Agrarisch met waarden - 2'
Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor behoud en herstel van de aan het kleinschalige dekzandlandschap eigen zijnde landschappelijke waarden. Deze waarden bestaan uit beplanting langs (hoofd)wegen, beplanting van de beekzone en het kleinschalige karakter van het landschap.
- De bestemming 'Agrarisch met waarden - 3'
Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor behoud en herstel van de aan het rivierdallandschap eigen zijnde landschappelijke waarden. Deze waarden bestaan uit de openheid van de uiterwaarden van de Maas en het landschappelijk mozaïek patroon ten westen van de Napoleonsweg.
- De bestemming 'Agrarisch met waarden - 4'
Deze agrarische bestemming is toegekend aan of in de directe nabijheid van beekdalen. Daarmee kunnen deze gronden in de (hydrologische) invloedssfeer van de beek liggen. De natuurlijke waterhuishouding en de landschappelijke en natuurlijke structuur dient te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt.
Om de specifieke waarden binnen de diverse bestemmingen te beschermen wordt voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Daarnaast dient op basis van het beleid van de gemeente Leudal een omgevingsvergunning aangevraagd te worden bij het aanbrengen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 100 m2.
4.2.4 Natuur en landschap
De verspreid binnen het plangebied gelegen diverse waardevolle natuurgebieden, zoals het gebied rond de Uffelse beek en het Leudal vragen om een hogere graad van (natuur)bescherming. Dit om de algemeen erkende natuurwaarden vast te leggen en in stand te houden. Uitgangspunt is dat geen enkel ander gebruik van dit gebied mogelijk is en gewenst wordt. Er gaat een maximale zekerheid uit van deze bestemming, zodanig dat afwaardering van de waarden erg moeilijk wordt.
Over het algemeen betreft het die gebieden die ook in voorgaande bestemmingsplannen als 'Natuur' werden bestemd. Daarnaast betreft het gebieden die in de loop der jaren aan de agrarische functie zijn onttrokken en voor natuurontwikkeling in gebruik zijn genomen (subsidieregeling natuurbeheer). Uitgangspunt binnen de bestemming 'Natuur' is behoud, herstel, ontwikkeling en versterking van de natuurlijke, landschappelijk, cultuurhistorische en archeologische waarden. Ook verbetering van het milieu voor natuurlijke levensgemeenschappen is binnen deze bestemming aan de orde.
Veranderingen in gebruik worden niet toegelaten, behoudens als die ertoe strekken te verbeteren, beschermen en herstellen ingevolge daartoe speciaal ontwikkeld beleid. Werkzaamheden zijn in die zin legitiem. Overige werkzaamheden die de ontsluiting, waterhuishouding of recreatiedruk reguleren zijn omgevingsvergunningplichtig. Voor andere ingrepen geldt hetzelfde beleid.
Recreatief medegebruik van wegen en paden is toegestaan, mits extensief. Bestaande recreatieve voorzieningen en routes worden gehandhaafd. Kleinschalige nieuwe recreatieve voorzieningen en routes zijn toegestaan voor zover natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen daardoor niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Het gebruik van de gronden voor bijvoorbeeld wonen of als kampeerterrein (natuurkamperen) wordt niet toegelaten tenzij het specifiek is geregeld.
Met afwijking zijn specifieke bouwwerken voor observatie of schuilen toegestaan. De voorkeur bij een observatie-/schuilhut gaat echter uit naar een bouwsel dat geen blijvend karakter heeft.
Ter bescherming van specifieke kwaliteiten en functies zijn delen van het buitengebied van Leudal nog nader beschermd.
Beekdalen
In opdracht van de gemeente Leudal is onderzoek gedaan naar de ligging van de beekdalen binnen de gemeente. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 11. In het onderzoek is een beekdalprofiel opgesteld bestaande uit drie zones, te weten: zone A - de beekloop, zone B - het fysieke en zichtbare beekdal en zone C - de invloedssfeer van de beek. Zone A en B vormen het feitelijke beekdal. Zone C is een belangrijk hydrologisch en/of landschappelijk aandachtsgebied. Enerzijds betreft deze zone het hydrologisch invloedsgebied en anderzijds draagt de zone bij aan het behoud van de landschappelijke structuur, en de (cultuurhistorische) beleving en zichtbaarheid van het beekdal. Binnen deze zone, in de bestemmingsplanregeling aangeduid als 'overige zone - invloedsgebied beek', zijn ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan mits deze geen afbreuk doen aan de natuurlijke waterhuishouding of de landschappelijke structuur van het beekdal. Voor zone A en B, in het bestemmingsplan aangeduid als 'overige zone - beekdal' geldt een algemeen bouwverbod. De beekdalzonering heeft geen betrekking op bestaande legale bouwvlakken.
Weidevogelgebied
Weidevogelgebieden zijn open landbouwgebieden, voornamelijk bestaand uit grasland, waar weidevogels als Grutto, Graspieper, Wulp en/of Tureluur broeden of foerageren. Van deze soorten is de Grutto in Limburg de meest kenmerkende weidevogel, hij is gebonden aan vochtige graslanden. Weidevogelgebieden worden bedreigd door een aantal factoren. Ten eerste is er de verbeterde ontwatering van de graslanden, welke tot gevolg heeft dat de bodem steviger is en het grasland reeds vroeg in het seizoen met zware machines gemaaid kan worden. Dit is meestal het moment waarop weidevogels nog broeden of kuikens hebben. Veel legsels gaan hierdoor verloren. Verder worden steeds meer graslanden gescheurd ten behoeve van de maisteelt. Maispercelen zijn ongeschikt voor weidevogels. Een andere bedreiging van de weidevogelstand is het injecteren van mest in de grasmat. Indien dit in de periode april-mei gebeurt, gaan vrijwel alle nesten verloren.
De gemeente Leudal streeft naar veiligstelling van het weidevogelgebied. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - weidevogelgebied' zijn geen activiteiten toegestaan die kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van de broed- en fourageerfunctie voor weidevogels. Gestreefd wordt naar het behoud van de aanwezige graslanden, ontwikkeling van nieuwe graslanden en naar handhaven en zo mogelijk verbeteren van het leefmilieu voor weidevogels. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven is niet toegestaan.
Landschappelijke elementen
In het plangebied zijn diverse landschappelijke elementen aanwezig. Deze elementen hebben een zodanige landschappelijke waarde, dat deze beschermt dienen te worden. De landschappelijke elementen bestaan uit de volgende elementen: groep bomen, poel, bomenrij, knotbomenrij, gemengd bos, graft, houtsingel, houtwal, loofbos, naaldbos, populierenopslag en steilrand.
Openheid
Door de toename van bebouwing in het landelijk gebied worden de grootschalige open gebieden steeds voller terwijl door het verdwijnen van houtopstanden de kleinschalige landschappen een grotere ruimtemaat krijgen. Deze ontwikkeling heeft tot gevolg dat kenmerkende schaalverschillen steeds minder bijdragen tot de identiteit van de verschillende landschapstypen, Het beleid is om de open gebieden zoveel mogelijk te behouden. Op basis van de differentiatiekaarten uit de vigerende bestemmingsplannen is de aanduiding 'overige zone - openheid' opgenomen. Uitgangspunt is de openheid van het landschap zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken.
Oud bouwland
Het Nederlandse landschap is vooral een cultuurlandschap. Nederland is in de loop der eeuwen, met name ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, in gebruik genomen. De agrarische bedrijfsvoering kenmerkte zich door een gemengde bedrijfsvoering. Iedere boerderij bezat naast bouwland een hoeveelheid weidegronden en hooiland. De verschillende bedrijfsonderdelen waren ruimtelijk gescheiden. De bouwlanden lagen op de gronden met de beste ontwatering en in de nabijheid van de woonkernen. Om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden werden de bouwlanden intensief bemest. De bemesting bestond uit een mengsel van stalmest, huisafval, bosstrooisel en plaggen van de heide en uit het rivierdal. Omdat met het mest veelal ook zand op het land werd gebracht, werden de bouwlanden langzaam maar zeker opgehoogd en kregen ze hun bolle vorm.
Kenmerkend voor de oude bouwlanden zijn de uitzonderlijke openheid en de qua vorm onregelmatige kavels, waarin opgaande beplanting of bebouwing nagenoeg ontbreken. Daarnaast worden de oude bouwlanden gekenmerkt door de hoge ligging ten opzichte van de directe omgeving en een kronkelig wegenpatroon. De oudbouwlanden zijn hoofdzakelijk in gebruik als akkerland. De oudbouwlanden zijn minder duidelijk in het landschap te herkennen. De overgangen naar de omliggende gronden zijn minder scherp geworden door het verdwijnen van omringende hagen en houtwallen.
De nog aanwezige oude bouwlanden zijn aangegeven met de aanduiding 'overige zone - oud bouwland'. Uitgangspunt is de cultuurhistorische waarden van het gebied zoveel mogelijk te behouden en te versterken. Uitbreiding van het bouwvlak van agrarische bedrijven dienen zorgvuldig te worden ingepast in het bestaande bebouwingspatroon. Bescherming van reliëf, bodem en aardkundige waarden wordt voorgestaan en waar mogelijk versterkt door middel van landschapsbouw.
4.2.5 Overige zones
Kernrandzone
Rondom de dorpskernen, grote recreatieve en bijzondere woonfuncties wordt een kernrandzone ingesteld. Dit om te komen tot een scheiding van mens- en dierconcentraties. De kernrandzone heeft een maatvoering van 200 meter.
Indien op de grens van de kernrandzone dieren net anders in een stal worden gesitueerd is dit toegestaan indien het geen toename betreft van het aantal dieren ofwel staarten. Voor het aantal te houden intensieve veehouderijdieren dient wel sprake te zijn van bestaande vergunning.
Bufferzones
In het oude bestemmingsplan voor het buitengebied van Haelen en in het oude bestemmingsplan voor het buitengebied van Roggel en Neer is een regeling voor bufferzones opgenomen. In het bestemmingsplan Roggel en Neer worden bufferzone 1 en bufferzone 2 gebruikt en in het bestemmingsplan Haelen bufferzone1, bufferzone 2 en bufferzone 3. Deze bufferzones zijn opgenomen ter bescherming van de natuurwaarden van bepaalde gebieden:
- 1. Bufferzone 1: zone ter veiligstelling van de natuurwaarden van de kerngebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (nu Natuurnetwerk Nederland (NNN)). Het geeft een nadere invulling voor de instandhouding van de EHS en dient daarmee als beschermende buffering ten behoeve van het behoud, herstel en verdere ontwikkeling van de EHS. De zone strekt zich tot de kerngebieden en de verbindingszones van de EHS. Verder strekt de bufferzone zich tot weerszijden van de watergangen met een specifiek ecologische functie hebben. Er geldt een algemeen bouwverbod met uitzondering van erfafscheidingen en een uitbreiding van agrarische bedrijven. Dit om deze zone zo ongestoord en gaaf mogelijk te houden. Tevens geldt een algemeen aanlegvergunningenstelsel voor diverse werkzaamheden die de ecologische waarden kunnen schaden. De EHS is met de inwerkingtreding van het POL2014 vervangen door 'goudgroene natuurzone' (de kwetsbare en waardevolle natuurgebieden).
- 2. Bufferzone 2: deze zone omvat gebieden die ook vanuit ecologisch oogpunt hydrologisch gevoelig zijn, de hydrologisch gevoelige natuurgebieden alsmede de vochtige beekdalen. Het beleid is erop gericht deze gebieden zo ongestoord mogelijk te laten en te streven naar een natuurlijke infiltratie van water in de bodem. Voor dit gebied geldt eveneens een bouwverbod met uitzondering van erfafscheidingen. Tevens geldt een algemeen aanlegvergunningenstelsel voor diverse werkzaamheden die de ecologische waarden kunnen schaden.
- 3. Bufferzone 3: de zone is van belang als uitloopgebied voor verschillende dieren die in bufferzone 1 voorkomen. Het betreft de overgangszones tussen bos- en natuurgebieden met agrarische gronden die een waardevolle gradiëntzone in ecologisch opzicht hebben. Het betreft onder andere de waardevolle graslandvegetaties die in de beekdalen voorkomen en de randen langs natuur- en bosgebieden welke als kerngebied zijn aangewezen. Er geldt derhalve een aanlegvergunningenstelsel voor het scheuren of anderszins omploegen van de waardevolle graslanden.
In het oude bestemmingsplan voor Hunsel is alleen een bescherming opgenomen voor de beekdalen. Deze regeling is vergelijkbaar met de regeling voor bufferzone 2 zoals hiervoor genoemd. In het oude bestemmingsplan voor het buitengebied Heythuysen was geen regeling met betrekking tot de bufferzones opgenomen.
Met name in bufferzone 2 worden de beekdalen van een buffering voorzien. Doordat binnen onderhavig bestemmingsplan voor de beekdalen een specifieke regeling (zie paragraaf 4.2.4) wordt opgenomen is het opnemen van de beekdalen binnen de bufferzone niet langer noodzakelijk. Waar naar mening van de gemeente een aanpassing van de begrenzing van de bufferzone wenselijk is, wordt deze doorgevoerd. Daarnaast wordt de regeling van de bufferzones doorvertaald naar de gebieden waarvoor deze regeling in het verleden niet van toepassing was.
Uit een nader onderzoek (Bijlage 6 Aanvullende motivatie aspecten m.e.r. en passendebeoordeling) is gebleken dat het nodig is om voor een beperkt deel van het buitengebied een zone aan te wijzen is waar sprake is van een mogelijk hydrologisch effect van teeltondersteunende voorzieningen. Deze zone is gelegen aan de noordzijde van het Natura 2000-gebied Leudal. Voor het overige zijn rondom het Leudal reeds voldoende zones aanwezig waar de toepassing van teeltondersteunende voorzieningen met hydrologische effecten niet zijn toegestaan. Het invloedsgebied bedraagt 400 meter en wordt als bufferzone 4 in het bestemmingsplan aangeduid. Deze 400 meter is de maximale afstand tot de Zelsterbeek, het uiterste invloedsgebied van hydrologische effecten van teeltondersteunede voorzieningen. Buiten deze zone zijn geen aanvullende maatregelen nodig om negatieve hydrologische effecten van teeltondersteunende op Natura2000 te voorkomen.
4.3 Agrarische Bedrijvigheid
4.3.1 Algemeen
De hoofdlijn voor het landbouwbeleid is gericht op het behouden en versterken van de economische positie en maatschappelijke betekenis voor kwaliteit van de omgeving. De agribusiness is de belangrijkste economische sector binnen de gemeente Leudal. Om het agrarische bedrijfsleven nieuwe mogelijkheden te bieden dient in het bestemmingsplan rekening gehouden te worden met nieuwe ontwikkelingen en innovaties.
Delen van het plangebied maken onderdeel uit van het extensiveringsgebied intensieve veehouderij. Binnen deze zone is uitbreiding van een intensieve veehouderij niet toegestaan. Nieuwvesting is in het gehele plangebied niet toegestaan. Dit verbod is niet van toepassing op incidentele nieuwvestiging van intensieve veehouderij indien sprake is van verplaatsing binnen de gemeente Leudal van een bestaand bedrijf vanuit een extensiveringsgebied intensieve veehouderij of kernrandzone. Het extensiveringsgebied intensieve veehouderij wordt op de verbeelding aangeduid.
4.3.2 Omvang agrarisch bedrijfskavels
Vanuit het provinciaal initiatief (Provinciale Staten, 2001) is de beleidslijn ingezet dat er bij ontwikkelingsplannen van agrarische bedrijven een 'integrale kwaliteitstoets' wordt uitgevoerd. Agrarische ondernemers die zich nieuw willen vestigen of willen uitbreiden, moeten aantonen op welke wijze dat ook een bijdrage levert aan de kwaliteit van een gebied. Deze tegenprestatie moet te aller tijde in verhouding staan tot de ingreep. Op basis van dit provinciale beleid wordt de gemeente gevraagd om bij een nieuw bestemmingsplan bouwkavels 'op maat' in te tekenen. Dit betekent dat bouwkavels ingeperkt moeten worden zodat de grens van het bouwblok om de bestaande bebouwing is gelegen.
Vanuit het verleden hebben agrarische bedrijven veelal een grote bouwkavel. Delen van deze bouwkavel zijn tot op heden nooit bebouwd. Om dit onbebouwde deel van de bouwkavel te behouden is agrariërs bij de actualisering van het bestemmingsplan buitengebied (betreft het bestemmingsplan Buitengebied Leudal zoals vastgesteld 25 februari 2014) de mogelijkheid geboden om met een bedrijfsontwikkelingsplan aan te tonen dat zij voornemens zijn om dit onbebouwde deel van de bouwkavel in de directe toekomst te gaan bebouwen. Indien dit bedrijfsontwikkelingsplan door de gemeente is goedgekeurd, blijft de agrarische bouwkavel (gedeeltelijk) gehandhaafd (zie bijlage 1Overzicht locaties bedrijfsontwikkelingsplannen). Indien bij een volgende planherziening, minimaal 5 jaar na 25 februari 2014 (datum vaststelling bestemmingsplan Buitengebied Leudal), blijkt dat de onbenutte delen nog steeds niet zijn bebouwd, bestaat het voornemen om de bouwkavels wel op maat te maken. Dit zal tevens worden vastgelegd in de nog te actualiseren structuurvisie.
Is uitbreiding binnen de bouwkavel daadwerkelijk aan de orde, dan is verbetering van de omgevingskwaliteit aan de orde. Deze regeling betreft een verdere vertaling van het Bouwkavel Op Maat+-beleid van de provincie Limburg. Dit beleid is door de gemeente Leudal in 2010 in het paraplubestemmingsplan buitengebied opgenomen. In dit bestemmingsplan kon landschappelijke inpassing worden afgedwongen via nadere eisen.
Inmiddels heeft de provincie Limburg het kwaliteitsbeleid overgedragen aan gemeenten. De gemeente Leudal heeft het kwaliteitsbeleid opgenomen in haar structuurvisie en de daarbij behorende Nota Kwaliteit. Volgens dit beleid ziet de gemeente het als haar basisverantwoordelijkheid om de ruimtelijke karakteristiek en omgevingskwaliteit te behouden. In het kader van dit beleid wordt derhalve bij initiatieven in het buitengebied een tegenprestatie gevraagd op basis van het kwaliteitsmenu. Deze tegenprestatie geldt conform de uitgangspunten van het paraplubestemmingsplan ook voor initiatieven die op basis van het bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk zijn.
Het is tevens een afgeleide van 'Verklaring van Roermond' om het mooiste buitengebied te worden.
Is uitbreiding van de bebouwing aan de orde die niet past binnen de grenzen van de bouwkavel dient het bestemmingsplan hiervoor gewijzigd te worden. Hiervoor dient bijvoorbeeld aangetoond te worden dat het gaat om een volwaardig agrarisch bedrijf en de uitbreiding mag geen toename van de stikstofemissie (volgens het principe 'slot op de schoorsteen') tot gevolg hebben. In de bestemmingsplanregels zal hiervoor een wijzigingsbevoegdheid met voorwaarden opgenomen worden.
In het bestemmingsplan zijn een aantal locaties opgenomen waar sprake is van vormverandering of uitbreiding. Hiervoor is een separate ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Deze zijn opgenomen in bijlage 8 Uitbreiders en vormveranderaars. Aan de hand van deze ruimtelijke onderbouwing is in een passende bestemmingsplanregeling voorzien.
4.3.3 De bouwmogelijkheden
De bebouwing bij een agrarisch bedrijf dient binnen het bouwvlak gesitueerd te worden. Dit betreft alle gebouwen en bouwwerken zoals bedrijfswoning, stallen, loodsen, waterbassins, mestopslag, (folie)kassen, schaduwhallen, silo's en permanente teeltondersteunende voorzieningen. Binnen een agrarisch bedrijfsgebouw is het niet toegestaan om in meerdere bouwlagen te bouwen voor het houden van dieren. Een uitzondering hierop geldt voor gebouwen ten behoeve van het houden van pluimvee.
Voor alle agrarische bedrijfsgebouwen wordt een goothoogte van maximaal 7,2 meter en een bouwhoogte van maximaal 12 meter aangehouden. Indien bestaande legale gebouwen hoger zijn, geldt die hoogte als maximum. Voor het toestaan van deze hoogte is de situering op het perceel en de afstand van de bebouwing tot de weg (ruimtelijke impact) bepalend. Agrarische bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, dienen achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning gebouwd te worden. Indien geen bedrijfswoning aanwezig is dienen de bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, minimaal 20 meter uit de weg te worden gebouwd. Deze regeling is ook van toepassing indien sprake is van een gekoppeld bouwvlak waarbij de bedrijfswoning binnen het andere bouwvlak is gesitueerd. Indien bij een gekoppeld bouwvlak op ieder afzonderlijk bouwvlak een bedrijfswoning is gesitueerd, dienen de agrarische bedrijfgebouwen en overige bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, in het betreffende bouwvlak achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning gebouwd te worden.
Indien een bouwvlak aan meer dan één zijde aan de openbare weg grenst (hoekperceel), dienen bedrijfsgebouwen (en ook overige bouwwerken) aan de zijde van de bedrijfswoning achter de achtergevelrooilijn te worden gebouwd en aan de overige zijde(n) die grenzen aan een openbare weg minimaal 20 meter uit de openbare weg. De grens openbare weg is daarbij tevens de grens van het bouwvlak. Met een afwijking is het mogelijk om de afstand van 20 meter te verkleinen tot een afstand van minimaal 10 meter uit het bouwvlak c.q. de openbare weg. Dit dient onder andere uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar zijn en landschappelijke waarden dienen niet te worden aangetast. Tevens dienen de bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak landschappelijk te worden ingepast.
Bij het bepalen van de achtergevelrooilijn wordt deze gemeten vanaf een punt aan de achterkant van de woning evenwijdig aan de weg. De openbare weg betreft in ieder geval de gronden die bestemd zijn als 'Verkeer' maar ook alle andere voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden. Bermen inclusief bermsloten (tertiare watergang/C-watergang) of zijkanten, trottoirs, voetpaden, voetgangersgebieden, rijwielpaden en parkeerplaatsen/-terreinen maken eveneens onderdeel uit van de openbare weg. Watergangen met een primaire (A-watergang) of secundaire (B-watergang) functie behoren niet tot de openbare weg.
Binnen het bouwvlak is bij een volwaardig agrarisch bedrijf in principe één bedrijfswoning toegstaan. Hierop is één uitzondering. Als de bedrijfswoning in het verleden is afgesplitst van het agrarische bedrijf is geen nieuwe bedrijfswoning toegestaan. De voormalige bedrijfswoning wordt bestemd als burgerwoning of plattelandswoning omdat deze nu bewoond wordt door iemand die niets met de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf te maken heeft. Aan de agrarische bouwkavel zal een aanduiding worden toegevoegd waardoor het niet mogelijk is om een nieuwe bedrijfswoning op te richten.
Een tweede bedrijfswoning is vanwege de moderne bedrijfsvoering en de daarbij ten dienste staande technieken niet meer aantoonbaar noodzakelijk. Tweede bedrijfswoningen leiden vaak tot voortgezet gebruik als burgerwoning en daarmee tot ongewenste belemmering van de agrarische bedrijfsontwikkeling in de omgeving. Een tweede bedrijfswoning wordt dan ook niet toegestaan. Indien in de bestaande situatie sprake is van meerdere bedrijfswoningen, wordt dit specifiek geregeld.
De inhoud van een agrarische bedrijfswoning mag maximaal 900 m2 bedragen. Daarbij mag de goothoogte niet meer bedragen dan 6 meter en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter. Deze bouwmogelijkheden zijn vergelijkbaar met een reguliere woning. Ook de bijbouwmogelijkheden zijn vergelijkbaar.
4.3.4 De volwaardigheid van agrarische bedrijven
Tot 2010 werd de richtlijn Nederlandse grootte-eenheden (Nge) als classificatie gehanteerd om te bepalen of sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf. In 2010 is deze vervangen door de Standaardopbrengst (SO) en NSO-typering. In 2014 is voor de Nederlandse variant een nieuw kengetal geïntroduceerd: de StandaardVerdiencapaciteit (SVC) van bedrijven. Dit kengetal is ontwikkeld vanwege verschillen in marge tussen sectoren. Met de SVC is de bedrijfsgrootte van bedrijven over bedrijfstypen heen meer gerelateerd aan arbeidsinzet en resultaat dan bij de SO het geval is.
Nge-classificatie
Vanuit van het maatschappelijk debat worden binnen de gemeente Leudal de volgende randvoorwaarden gehanteerd:
- < 20 Nge: hobbymatige agrarische activiteiten: het niet-bedrijfsmatig uitvoeren van agrarische activiteiten of (activiteiten als onderdeel van) een agrarisch bedrijf dat, gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting past bij minder dan een halve arbeidskracht.
- 20–70 Nge: reëel agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf dat, gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting past bij ten minste een halve arbeidskracht en/of dat zich ontwikkelt in de richting van volwaardigheid.
- 70 Nge: volwaardig agrarisch bedrijf (een agrarisch bedrijf waarin, gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting, een volwaardige arbeidskracht gedurende het hele jaar een volledige dagtaak vindt en dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam bij wijze van hoofdberoep te worden geëxploiteerd.
SVC-classificatie
Op basis van de SVC zijn per bedrijf standaardgrootteklassen vastgesteld. Er zijn 5 klassen gedefinieerd op basis van het bedrag aan SVC:
- < 25.000 euro: zeer kleine bedrijven
Deze bedrijven vragen voor de agrarische activiteit volgens de in gebruik zijnde standaarden een arbeidsinzet van maximaal 0,75 arbeidsjaareenheden (aje), tenzij de arbeid duidelijk minder efficiënt of tegen een lagere vergoeding dan gemiddeld wordt ingezet.
- 25.000-60.000 euro: kleine bedrijven
Deze bedrijven vragen voor de agrarische activiteit volgens de in gebruik zijnde standaarden een arbeidsinzet van 0,75 tot maximaal 1,5 aje, afhankelijk van de mate van automatisering en de efficiëntie waarmee de arbeid kan worden ingezet.
- 60.000-100.000 euro: middelgrote bedrijven
Deze bedrijven zijn van dusdanige omvang dat voor ongeveer 1,5 tot 2,5 aje een gemiddelde toegevoegde waarde kan worden gerealiseerd.
- 100.000-250.000 euro: grote bedrijven
Deze bedrijven zijn van dusdanige omvang dat voor ongeveer 2,5 tot 5 aje een gemiddelde toegevoegde waarde kan worden gerealiseerd.
- > 250.000 euro: zeer grote bedrijven
Deze bedrijven kunnen aan meer dan 5 aje arbeid bieden tegen een gemiddelde vergoeding.
De gehanteerde grenzen van die klassen zijn gebaseerd op de gemiddelde gerealiseerde verhouding van de SVC per arbeidskracht en zijn dus bij een gemiddeld-efficiënte arbeidsinzet. De werkelijke arbeidsinzet van een bedrijf hangt onder andere mede af van de efficiënte arbeidsinzet, de mate van mechanisering en de multifunctionele activiteiten. Bovenstaande indeling moet dan ook als een (globale) richtlijn worden gezien.
Nge-indeling ten opzichten van grootteklasse SVC
Bij het bepalen van de volwaardigheid van een agrarisch bedrijf wordt in het vervolg derhalve de volgende SVC grootteklasse als richtlijn aangehouden:
- < 25.000 euro: hobbymatig agrarische activiteiten (< 20 Nge)
- 25.000 – 60.000 euro: reëel agrarisch bedrijf (20 -70 Nge)
- > 60.000 euro: volwaardig agrarisch bedrijf (> 70 Nge)
4.3.5 Intensieve veehouderij
Nieuwvestiging en uitbreiding
Gestreefd wordt naar een afwaartse beweging van de intensieve veehouderij op basis van de zone extensiveringsgebied intensieve veehouderij. Nieuwvestiging van intensieve veehouderij wordt in het bestemmingsplan niet toegestaan. Met het 'slot op de schoorsteen' is uitbreiding van de bestaande veestapel ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' niet mogelijk. Bij het bepalen van de omvang van de bestaande veestapel wordt uitgegaan van de feitelijk legaal aanwezige omvang en de feitelijk aanwezige stalsystemen en voorzieningen ter beperking van de emissie van stikstof op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Voor zover op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 aanwezig zijn, betreft de omvang van de bestaande veestapel het maximum aantal dieren zoals krachtens de vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is toegestaan. Indien geen vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn verleend, wordt de omvang bepaald op basis van de feitelijk legaal aanwezige veestapel en de feitelijk aanwezige stalsystemen en voorzieningen ter beperking van de emissie van stikstof op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. De omvang van de feitelijk legaal aanwezige veestapel betreft in dat geval de meest gangbare c.q. gemiddeld aanwezige veestapel.
Uitbreidingen van de aanduiding 'intensieve veehouderij' binnen de kernrandzone of ter plaatse van het extensiveringsgebied zijn niet toegestaan. Binnen het extensiveringsgebied is vormverandering toegestaan zolang de stikstofemissie niet toeneemt. Voor de overige gebieden is uitbreiding en/of vormverandering toegestaan zolang het bouwvlak niet groter wordt dan 2,5 ha en het voornemen geen toename van de stikstofemissie tot gevolg heeft.
Verplaatsing en omschakeling
Verplaatsing van intensieve veehouderij is mogelijk naar een andere intensieve veehouderijlocatie waarbij aangetoond moet worden dat het een verplaatsing betreft uit kwetsbare gebieden of kernrandzones en het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft. Omschakeling van het intensieve veehouderijbedrijf op zijn huidige locatie naar een grondgebonden of niet-grondgebonden bedrijf is in principe toelaatbaar als het een verbetering van de omgevingskwaliteit tot gevolg heeft.
4.3.6 Grondgebonden/melkveehouderij
Nieuwvestiging en uitbreiding
Nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven is in principe niet toegestaan tenzij aangetoond kan worden der er geen alternatieve vrijkomende locatie beschikbaar is en als er een kwaliteitsverbetering elders wordt gerealiseerd door bijvoorbeeld ontstening. In het bestemmingsplan worden hiervoor geen mogelijkheden geboden. Indien aan de orde dient hiervoor een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure te worden doorlopen. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt een omvang van het bouwvlak tot maximum 2,5 ha. Uitbreiding tot dit oppervlakte is toegestaan indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en dit met een bedrijfsontwikkelingsplan is aangetoond. Daarbij mag geen sprake zijn van een toename van de stikstofemissie.
Verplaatsing en omschakeling
Verplaatsing naar een andere agrarische bedrijfskavel is mogelijk. Niet toegestaan is omschakeling van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen naar een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het houden van dieren. Omschakeling van een grondgebonden bedrijf naar een intensieve veehouderij wordt gelijk gesteld aan nieuwvestiging en is niet toegestaan.
4.3.7 Intensieve graasdierveehouderij
Agrarische bedrijven met een omvang van meer dan 200 melkkoeien die op stal staan worden specifiek aangeduid als intensieve graasdierveehouderij omdat deze bedrijven qua functioneren vergelijkbaar zijn met de wijze van het houden van dieren ter plaatse van een intensieve veehouderij (op basis van de planMER). Een melkveehouderij van een dergelijke omvang is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierveehouderij'.
4.3.8 Glastuinbouw
Door nieuwvestiging van bedrijven en door omschakeling van bedrijven heeft binnen de provincie Limburg een grote verspreiding van de glastuinbouwgebieden plaatsgevonden. Het streven van de provincie is gericht op concentratie in de concentratie- en projectvestigingsgebieden verder te stimuleren. Gelijktijdig wordt beoogd om een geleidelijke afbouw op minder duurzame locaties elders te realiseren. Binnen de gemeente Leudal zijn ook een aantal glastuinbouwbedrijven gelegen.
Glastuinbouwbedrijven worden specifiek bestemd. Nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf is op basis van het bestemmingsplan niet mogelijk. De maximale omvang van een glastuinbouwbedrijf bedraagt 3 hectare. Uitbreiding van glastuinbouw is met een wijzigingsprocedure onder voorwaarden mogelijk waaronder de voorwaarde dat het geen toename van de stikstofemissie tot gevolg heeft.
4.3.9 Paardenhouderijen
In het buitengebied van de gemeente Leudal komt de paardenhouderij zowel bedrijfsmatig als hobbymatig voor. Net als andere veehouderijen zijn de meeste paardenhouderijen grondgebonden. De paardenhouderij is dan ook primair aangewezen op het buitengebied.
De paardenhouderij kent een grote diversiteit aan verschijningsvormen. Er zijn zuiver agrarische bedrijven waar uitsluitend paarden worden gefokt en opgefokt, die als hengstenhouderij in gebruik zijn of waar paarden voor de melkproductie worden gehouden. Dit wordt ook wel de productiegebonden paardenhouderij genoemd. Ook zijn er bedrijven waar al dan niet in overwegende mate agrarische activiteiten worden ondernomen. Dit zijn bijvoorbeeld te trainings- en africhtingsstallen, al dan niet als onderdeel van een fok- en opfokstal, de sportstallen, de handelsstallen en de pensionstallen. Dit betreft in hoge mate de gebruiksgerichte paardenhouderij.
Voor de productiegebonden en gebruiksgerichte paardenhouderij wordt overeenkomstig de adviezen van VNG en LLTB een agrarische bestemming opgenomen. Maneges vallen hier niet onder. Maneges hebben veelal een functie van ontspanning en invulling van de vrije tijd en worden derhalve bestemd als 'Sport-Manege'.
Om als paardenhouderij of manege goed te kunnen functioneren wordt een bedrijfswoning, enkele verblijven voor personeel (maximaal 5 personen), een gebouw met stallen, een buitenrijbak met verlichting, een rijhal met ontvangstruimte, een mestopslag, een loods voor opslag en stalling, een stapmolen en een longeercirkel toegestaan. Alle voorzieningen moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Voor de huisvesting van 'grooms' bij paardenhouderijen gelden dezelfde voorwaarden als voor de huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten.
4.3.10 Huisvesting arbeidsmigranten
Op 13 oktober 2015 heeft de gemeenteraad de 'kadernotitie huisvesting arbeidsmigranten en overige woonurgenten' vastgesteld. Het doel van het beleid is het waarborgen van een goede huisvesting van arbeidsmigranten en overige woonurgenten in Leudal, passend in de omgeving.
Arbeidsmigranten moeten op een kwalitatieve wijze worden gehuisvest. Er worden drie groepen onderscheiden 'short-stay (korter dan 4 maanden)', 'mid-stay (4 tot 9 maanden)' en 'long-stay (permanent)'. In de kadernotitie zijn beleidsregels vastgelegd voor zowel de short-stay als mid-stay. Long-stay moet zich richten op de reguliere woningmarkt. Overige woonurgenten gaan vanuit zorg of detentie naar de woningmarkt en hebben behoefte aan mid-stay.
Uitgangspunt bij de huisvesting van arbeidsmigranten en woonurgenten is een goede ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het (woon)karakter van de huisvestingslocatie. Mid-stay dient daarbij zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen en in de kernrandzone gerealiseerd te worden. Te denken valt aan huisvesting in reguliere woningen, kamergewijze verhuur, vrijkomende bebouwing als verzorgingstehuizen, kloosters etc. In het buitengebied is huisvesting van arbeidsmigranten op agrarische bedrijven en in woningen mogelijk. Huisvesting op agrarische bedrijven is primair gericht op short-stay. In de praktijk vindt echter steeds meer mid-stay huisvesting plaats.
De regels uit de beleidsnotitie worden 1 op 1 overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Waarbij tevens de voorwaarde wordt opgenomen dat de huisvesting van arbeidsmigranten niet is toegestaan op een intensieve veehouderij. Dit omdat op een dergelijke locatie geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen is.
4.3.11 Vrijkomende agrarische bebouwing
Het herbestemmen van vrijkomende agrarische bebouwing voor andere functies wordt mogelijk gemaakt, mits dit passend is in de omgeving en zonder belemmering naar bestaande functies en mits het geen duurzame locatie voor intensieve veehouderij betreft. Kleinschalige bedrijvigheid is op deze manier toegestaan. De functiewijziging wordt met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.
Een duurzame locatie is een locatie waar een intensieve veehouderij is gevestigd of zich kan vestigen. Deze locaties worden herbestemd, zodat de locaties in de markt blijven voor eventuele bedrijfsverplaatsing of bedrijfsuitbreidingen en het oplossen van knelpunten. In de beoordeling of er sprake is van een duurzame locatie zijn de volgende criteria van belang:
- ligt niet in een extensiveringsgebied;
- ligt niet in de 'goudgroene natuurzone' en/of natuurbestemming;
- ligt niet binnen 50 m van een woning (afstand agrarisch bouwblok tot bouwblok woning);
- ligt niet binnen 200 m van de kern;
- goed woon- en leefklimaat van de omringende functies (blijkt uit onder andere de gebiedsvisie en milieuwetgeving) en goede ruimtelijke inpassing in de omgeving (zoals afstanden tot andere functies, bouwmassa en compact bouwen);
- locatie met uitbreidingspotentie. Het vigerende beleidskader intensieve veehouderij laat een maximum bouwblok van 2,5 ha toe. In de afweging wordt betrokken of het bouwblok uitbreidingsruimte heeft, maar dit wil niet zeggen dat de uitbreidingsruimte tot 2,5 ha volledig benut kan worden;
- goede ontsluiting. Dit houdt in dat de weg voldoende breed en veilig is voor vrachtauto's en passeren van vrachtauto's, een goede verkeersafwikkeling naar doorgaande hoofdwegen, geen ontsluiting via de kern;
- passend in een landschap waarbij de te beschermen waarden niet worden aangetast. Hierbij kan worden gedacht aan beekdalen, open gebieden en landschapselementen. Daarbij moet er sprake zijn van een goede ruimtelijke inpassing in de omgeving (zoals afstanden tot andere functies, bouwmassa en compact bouwen);
- geen toekomstige ontwikkelingen in de buurt waarmee rekening moet worden gehouden.
De percelen waarop uitsluitend hobbymatige agrarische activiteiten plaatsvinden en percelen die ruimtelijk gezien een boerderij zijn, maar niet meer als zodanig in bedrijf zijn, worden als 'Wonen' bestemd met een specifieke aanduiding 'voormalig agrarisch bedrijf' om nevenactiviteiten toe te staan. Uitzondering hierop zijn de duurzame locaties. Deze behouden de agrarische bestemming, maar krijgen wel een specifieke aanduiding 'voormalig agrarisch bedrijf', zodat nevenactiviteiten mogelijk zijn. Daarbij gelden voor nevenactiviteiten nadere voorwaarden zoals:
- de (agrarische) functie van omliggende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet wordt belemmerd;
- de belangen van de in de directe omgeving gelegen (agrarische) bedrijven niet worden geschaad
- sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
- 1. De duurzame locaties moeten behouden blijven om de agrarische sector voldoende ontwikkelingsmogelijkheden te bieden en die ontwikkelingsmogelijkheden mogen niet belemmerd worden door aangrenzende andere functies. Een duurzame locatie moet dus ook terug gewijzigd kunnen worden naar een agrarisch bedrijf en eventueel als intensieve veehouderij. Dit laatste is alleen toegestaan indien in de bestaande situatie sprake is van een intensieve veehouderij.
- 2. Bij de bescherming van deze duurzame locaties wordt er rekening mee gehouden dat aanpalende gebieden niet op een dergelijke wijze worden ingevuld (bijvoorbeeld van agrarisch naar wonen) dat dit belemmerend werkt.
- 3. Buiten de duurzame locaties en de gebieden die van effect kunnen zijn op die locaties moet ruimte zijn voor wonen alsmede voor verbreding van het buitengebied.
Startende bedrijven
In het kader van plattelandsvernieuwing kan tijdelijk een ander gebruik van de vrijgekomen agrarische bebouwing voor een overgangsperiode van 2 Ã 3 jaar worden toegestaan. Met een wijzigingsbevoegdheid wordt in het bestemmingsplan ruimte geboden om de bestemming definitief te wijzigen als blijkt dat een initiatief rendabel is.
Het hergebruik van bestaande bebouwing moet als een optelsom van omgevingseffecten en de daarmee samenhangende voor- en nadelen worden bezien. Het belangrijkste criterium is dat de nieuwe ontwikkeling per saldo minder belastend voor de omgeving dient te zijn. Ook de ruimtelijke omgevingskwaliteit dient tegelijkertijd verbeterd te worden door kwaliteitsimpulsen als inrichtings- en erfbeplantingsplannen. Sloop kan een onderdeel hiervan zijn. Vaak gaat het daarbij om de problematiek rond grote (historische) complexen. Verwaarlozing en leegstand dient tot het uiterste te worden voorkomen.
Met het oog op de dynamische ontwikkeling van het landelijk gebied en de versterking van de recreatieve functie van het buitengebied gaat de voorkeur uit naar gebruiksvormen vergelijkbaar met de bij de agrarische bedrijfsvoering toegestane nevenactiviteiten, alsmede de uitoefening van een beroep aan huis, praktijk aan huis, kantoor aan huis, ambachtelijke en consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten met een geringe milieubelasting/-zonering en werkruimten voor starters eveneens met een geringe milieubelasting/- zonering. Ook hoveniersbedrijven zijn binnen de voormalige agrarische bebouwing toegestaan. Bij vrijkomende agrarische bebouwing is kleinschalige horeca eveneens toegestaan ondergeschikt aan de hoofdbestemming, zoals in de vorm van een terras en daarmee vergelijkbare voorzieningen aan routestructuren. Het is niet de bedoeling dat cafés of dergelijke in het buitengebied komen. Ook feesten en partijen worden niet toegestaan. Daarbij gelden voor nevenactiviteiten onder andere de voorwaarden dat de (agrarische) functie van omliggende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet wordt belemmerd, de belangen van de in de directe omgeving gelegen (agrarische) bedrijven niet worden geschaad en sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.3.12 Teeltondersteunende voorzieningen
Teeltondersteunende voorzieningen zijn er in verschillende uitvoeringen, zoals containervelden en plastic tunnels. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen tijdelijke of permanente en hoge of lage voorzieningen.
In beginsel kunnen overal teeltondersteunende voorzieningen worden geplaatst, mits sprake is van een kwalitatieve inpassing, verrommeling wordt tegengegaan en geen sprake is van een onevenredig (hydrologisch) effect. Het landschap wordt door deze voorzieningen vaak verstoord en er kan zelfs sprake zijn van schade. Er moet aansluiting worden gezocht bij de 'beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen' van de provincie Limburg. Teeltondersteunende voorzieningen mogen in ieder geval niet worden geplaatst in beekdalen.
Teeltondersteunende voorzieningen kunnen gevolgen hebben voor de inzijging van hemelwater en dit kan gevolgen hebben op de hydrologische situatie. In het ergste geval heeft dit gevolgen van de hydrologie ter plaatse van een Natura 2000-gebied. Over het algemeen hebben tijdelijke teeltonderstuenende voorzieningen niet of nauwelijks effect op het afvangen van neerslag. De neerslag loopt van de tunneltjes af en komt ertussen op de grond, waar het in de bodem kan infiltreren. De netten hebben een open structuur, waardoor neerslag ook in de bodem kan infiltreren. Bij de wandelkappen wordt een fors deel van het veld bedekt, echter ook wordt neerslag niet afgevangen, maar kan in de bodem infiltreren. Folies hebben daarnaast tot gevolg dat de verdamping (vooral van open grond) iets kleiner is dan in de open lucht. Er is bij tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen nauwelijks of geen reductie van de grondwateraanvulling.
Onder permanente teeltondersteunende voorzieningen vallen containervelden, bakken op stellingen en regenkappen en kassen. Bij deze voorzieningen wordt de neerslag opgevangen en vaak ook gebruikt voor de teelt. Met uitzondering van een tijdelijk teveel aan neerslag (extreme buien), zal het grootste deel van de neerslag het grondwater niet bereiken. De verdamping neemt door de voorzieningen ook af. Doordat er echter nauwelijks neerslag het grondwater bereikt, is er sprake van een relatief grote netto reductie van de grondwateraanvulling. De reductie van de grondwateraanvulling ligt ter plaatse van percelen met permanente TOV naar verwachting in de orde van 75% tot 90%.
Teeltondersteunende voorzieningen mogen permanent binnen het bouwvlak worden geplaatst. Voorzieningen buiten het bouwvlak waarvoor reeds vergunning (tijdelijk of permanent) is verleend worden specifiek aangeduid. Via een afwijking is het mogelijk om tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak te plaatsen. Hieraan zijn wel diverse randvoorwaarden verbonden. De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Retentiegebied', 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed', 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' of 'overige zone - bufferzone 4' toegestaan. Er moet onder andere aangetoond worden de voorzieningen niet binnen het bouwvlak geplaatst kunnen worden en de voorzieningen bedrijfseconomisch noodzakelijk zijn. Daarnaast dient voldaan te worden aan de eisen die gesteld zijn in de Nota Kwaliteit, er moet sprake is van een goede landschappelijke inpassing en na de teelt moeten de voorzieningen weer worden opgeruimd met de nuancering dat regenkappen permanent aanwezig mogen zijn maar de afschermende folie/het plastic niet meer dan 6 maanden per jaar. Tevens mag geen sprake zijn van een onevenredig (hydrologisch) effect op natuurlijke waarden.
Ook voor de realisatie van hagelnetten en containervelden buiten het bouwvlak is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Ook hier geldt dat deze voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de bestemmingen 'Waterstaat - Retentiegebied', 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed', 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' of 'overige zone - bufferzone 4'. Daarnaast moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing, mag geen sprake zijn van een onevenredig (hydrologisch) effect op natuurlijke waarden en moet aangetoond worden dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast. De hagelnetten mogen niet doorlopen tot aan de grond.
Vaste boogtunnels worden gezien als glas en zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' toegestaan. Boogtunnels met tijdelijk plastic worden als tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen beschouwd. Regenkappen mogen permanent aanwezig zijn maar de afschermende folie/het plastic niet meer dan 6 maanden per jaar. Afdekfolie alléén, dus zonder enige constructie, wordt in het kader van dit bestemmingsplan niet gezien als een teeltondersteunende voorziening waarvoor voorgaande regelingen gelden.
4.3.13 Multifunctionele (verbrede) landbouw (nevenactiviteiten)
Voor agrariërs wordt het steeds moeilijker een volwaardig inkomen uit het bedrijf te generen. Veel agrariërs zijn dan ook op zoek naar neveninkomsten. Hierbij wordt conform de uitkomsten van het maatschappelijk debat onderscheid gemaakt in de volgende categorieën:
- 1. natuur- en landschapsbeheer;
- 2. dagrecreatie;
- 3. verblijfsrecreatie;
- 4. educatie;
- 5. zorg;
- 6. verkoop van eigen en/of streekproducten;
- 7. duurzame energieproductie.
Deze activiteiten houden de leefbaarheid van het platteland in stand.
Aan de uitoefening van de nevenactiviteiten zijn voorwaarden gekoppeld. De activiteiten dienen ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering te zijn en dienen qua aard en omvang bij de specifieke kwaliteiten en schaal van het bedrijf te passen. Daarnaast mag er geen hinder of belemmering veroorzaakt worden richting aangrenzende woningen en bedrijven. Ook dienen de activiteiten ingepast te worden binnen de bestaande bedrijfsbebouwing.
Concreet mogen in het kader van multifunctionele landbouw bij een agrarisch bedrijf de volgende activiteiten onder voorwaarden worden ontwikkeld (met afwijking):
- 1. maximaal 5 vakantieappartementen gelegen binnen de bestaande bebouwing van maximaal 100 m² per appartement inclusief een kleinschalige horecavoorziening (gemeenschappelijke ruimte voor bewoners en recreanten) of maximaal 5 trekkershutten bestaande uit nieuwe bebouwing. Bij een combinatie van vakantieappartementen en trekkershutten geldt eveneens een maximum van 5 voorzieningen;
- 2. kamperen bij de boer tot maximaal 40 standplaatsen onder de voorwaarde dat kampeeractiviteiten alleen in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober mogen plaatsvinden; buiten deze periode mogen geen kampeermiddelen aanwezig zijn;
- 3. bed en breakfast in de bedrijfswoning (niet in de bijgebouwen) tot maximaal 8 slaapplaatsen;
- 4. kleinschalige dagrecreatie en horeca ten dienste van de extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend aan wandel- en fietsroutes;
- 5. zorglandbouw en zorgfuncties, zoals dagopvang van gehandicapten, gerelateerd zijn aan de agrarische bedrijfsvoering;
- 6. verkoop van typische boerderijproducten tot maximaal 100 m²;
- 7. bewerking van agrarische producten die uitsluitend op het eigen bedrijf of in de directe omgeving op andere agrarische bedrijven geproduceerd worden;
- 8. statische opslag (zoals de stalling kampeermiddelen en boten) binnen de bestaande bouwmassa en als elders op het perceel geen vervangende nieuwbouw wordt gerealiseerd. Daarbij dient de opslag geen nadelige gevolgen te hebben voor milieu, veiligheid (bijvoorbeeld bij gasflessen) of omgeving.
De toegestane nevenactiviteiten zijn deels in een lijst (staat van bedrijfsactiviteiten) opgenomen. Voor activiteiten die in deze lijst staan geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m2 van het bouwvlak waarbij de oppervlakte van karakteristieke gebouwen niet meetelt.
4.3.14 Landschappelijke inpassing
Landschappelijke inpassing dient binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Voor locaties waarvoor inpassing aan de orde is, is een landschappelijke inpassingsplan opgesteld. Binnen het bouwvlak wordt hiervoor een aanduiding opgenomen.
Indien door opname van landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak de maximale toegestane omvang van het bouwvlak wordt overschreden, wordt de landschappelijke inpassing buiten het bouwvlak gehouden. Voor deze landschappelijke inpassing wordt een specifieke aanduiding opgenomen. Hetzelfde geldt voor locaties met landschappelijke inpassing gelegen op afstand van het bouwvlak. De ter plaatse opgenomen aanduiding is met een relatieteken gekoppeld aan het bedrijfsperceel.
Met een voorwaardelijke verplichting wordt een regel in het bestemmingsplan opgenomen waarin bijvoorbeeld wordt bepaald dat een uitbreiding wel is toegestaan, maar alleen als óók de benodigde maatregelen, zijnde de landschappelijke inpassing, worden getroffen. Het gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'landschappelijke inpassing' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
De landschappelijke inpassing is uitgewerkt in een inpassingsplan. Dit inpassingsplan is als bijlage bij de regels gevoegd. De landschappelijke inpassing dient conform het inpassingsplan uitgevoerd te worden. Indien blijkt dat dit door bepaalde omstandigheden niet mogelijk is, is in het plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een nieuw inpassingsplan aan burgemeester en wethouders voor te leggen. Dit inpassingsplan dient dan wel binnen dezelfde kaders opgezet te zijn, concreet binnen dezelfde begrenzing van de specifiek hiervoor op te nemen aanduiding. Indien het inpassingsplan niet binnen deze grenzen past, kan hiervan met een wijzigingsbevoegdheid vanaf geweken worden.
Is sommige gevallen is ter plaatse van gronden met landschappelijke inpassing de bestemming 'Groen' opgenomen. Hieraan wordt geen voorwaardelijke verplichting gekoppeld. In veel gevallen worden deze gronden tevens extensief agrarisch gebruikt.
4.3.15 Duurzame energieopwekking
De beschikbaarheid van energie is niet meer vanzelfsprekend, de zorgen over de energievoorzieningszekerheid nemen toe. Bovendien is energie een belangrijke bron voor economische groei. Energie is nodig voor het maken van producten en het leveren van diensten en maakt dus deel uit van de totale bedrijfskosten. Verlaging van de kosten betekent hogere winsten.
Agrarische gerelateerde energieproductie is een wenselijke verbreding en innovatie. Eigenaren van agrarische bedrijven wordt de mogelijkheid geboden om op het eigen bedrijf of samen met andere agrarische bedrijven of instellingen in de omgeving energie op te wekken. Hierbij kan gedacht worden aan koude-warmteopslag in de bodem, biomassaverbranding en vergisting, gebruik van industriële restwarmte, warmte- en koudenetten, wind- en zonne-energie. Hierbij geldt dat alle voorzieningen binnen het bouwvlak gerealiseerd worden met de daarvoor geldende bouwregels.
Indien het bouwvlak te klein is om dergelijke duurzame energieproductie te realiseren, kan via een wijzigingsbevoegdheid een vergroting van het bouwvlak mogelijk worden gemaakt. Deze vergroting kan ook boven de 2,5 hectare uitkomen. Een goed bedrijfsontwikkelingsplan en een goede landschappelijke inpassing zijn hier vereist. In de landschappelijk hoogwaardige en gevoelige gebieden wordt een en ander extra zwaar gewogen.Het is niet de bedoeling dat ieder bedrijf een eigen energieopwekker krijgt, maar dat gezamenlijk gebruik wordt gemaakt van eventueel geconcentreerde voorzieningen.
4.4 Wonen
4.4.1 Bestaande woningen
De bestaande woonpercelen worden bestemd als 'Wonen'. De begrenzing van de woonbestemming vindt plaats op basis van de huidige situatie (op basis van de luchtfoto). Binnen de woning zijn rechtstreeks bijzondere woonvormen voor onder andere verstandelijk en lichamelijk gehandicapten toegestaan en een bed&breakfast tot maximaal twee slaapplaatsen. Per bestemmingsvlak is in principe één woning toegestaan tenzij anders aangeduid. Daar waar binnen een bestemmingsvlak één of meerdere bouwvlakken zijn opgenomen, is binnen ieder afzonderlijk bouwvlak één woning toegestaan tenzij anders toegestaan.
In het buitengebied zijn grotere, vrijstaande woningen een passende invulling. De invloed van de toename van bebouwing in het buitengebied door uitbreiding van woningen zal beperkt zijn, gezien de uitbreiding altijd plaatsvindt bij een bestaande woning. In zijn algemeenheid wordt aan een burgerwoning een maximum inhoud gesteld van 900 m3 inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk maximaal 6 en 9 meter.
Binnen het bestemmingsvlak zijn achter de voorgevelrooilijn van een woning eveneens vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 150 m2 toegestaan, mits het perceel niet te klein is. De gezamenlijke inhoud van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 600 m³. De goot- en nokhoogte bedraagt maximaal 3,5 m en 5,5 m (overeenkomstig de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken in de recent geactualiseerde kernplannen). De afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de woning mag niet meer bedragen dan 20 meter. Dit om de bebouwing op een perceel zo compact mogelijk te houden. Er kunnen nadere eisen worden gesteld aan een goede (landschappelijke) inpassing (onder andere erfbeplanting).
De maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter en voor zover voor de voorgevelrooilijn gelegen mag de bouwhoogte maximaal 1 meter bedragen. In sommige situaties is het denkbaar dat voor de voorgevel van een woning een hogere erfafscheiding dan 1 meter wenselijk is. Dit kan bijvoorbeeld een situatie betreffen waar een woning achterop een perceel is gesitueerd en het perceel aan de voorzijde gebruikt wordt voor doeleinden die normaal gesproken op een achterperceel plaatsvinden. Derhalve wordt in het bestemmingsplan een algemene afwijkingsbevoegdheid met voorwaarden opgenomen voor het oprichten van erfafscheidingen voor de voorgevel tot maximaal 2 meter.
4.4.2 Nieuwbouw woningen
Op basis van het provinciaal en gemeentelijk beleid is het uitgangspunt dat de bouw van nieuwe burgerwoningen in het buitengebied niet is toegestaan. Primair dienen nieuwe ontwikkelingen op het platteland plaats te vinden binnen de kernen. Indien hier motieven voor zijn kan van dit principe worden afgeweken. Binnen het bestemmingsplan wordt derhalve de bouw van nieuwe woningen (anders dan ter plaatse van bestaande bouwtitels) niet mogelijk gemaakt.
4.4.3 Onbenutte bouwmogelijkheden
In de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg is in het kader van de reductie van plancapaciteit een beleidslijn bepaald.
De Wet Ruimtelijke ordening gaat uit van een herzieningsplicht van bestemmingsplannen om de tien jaar. De regio kan bij deze termijn van tien jaar aansluiten om niet-passende bouwtitels voor wonen in bestemmingsplannen weg te nemen. Dit geldt voor zowel projectontwikkelingen als voor directe bouwtitels van particulieren. De gemeente werkt dit beleid op regionaal uniforme wijze uit en publiceert dit conform de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemeente kan op volgende manieren onbenutte bouwmogelijkheden uiteindelijk verwijderen:
- 1. Het overnemen van de huidige bestemming op het betreffende perceel, inclusief de bouwtitel en voor dit perceel tegelijkertijd een wijzigingsbevoegdheid opnemen, die het mogelijk maakt de bouwtitel te verwijderen indien binnen een bepaalde termijn na inwerkingtreding van het plan (bijvoorbeeld één of twee jaar) geen aanvraag om Omgevingsvergunning is ingediend. In de toelichting bij de wijzigingsbevoegdheid kan in het bestemmingsplan worden aangegeven dat de gemeente deze opneemt om ongebruikte en ook in de toekomst niet meer te gebruiken overcapaciteit terug te dringen.
- 2. Het opnemen van een nieuwe bestemming op het betreffende perceel waarbij de bouwtitel is vervallen en voor dit perceel tegelijkertijd een wijzigingsbevoegdheid opnemen, die wijziging in de oude bestemming met een directe bouwtitel, mogelijk maakt. In de toelichting bij de wijzigingsbevoegdheid kan in het bestemmingsplan worden aangegeven dat de gemeente - gelet op het beleid om ongebruikte en ook in de toekomst niet meer te gebruiken overcapaciteit terug te dringen - de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend op verzoek van belanghebbenden zal gebruiken. Indien gewenst, kan worden aangegeven dat na een bepaalde termijn (bijvoorbeeld één of twee jaar) niet meer zal worden meegewerkt aan het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid.
- 3. De Structuurvisie kan ook gebruikt worden om bouwmogelijkheden in bestemmingsplannen direct bij de herziening van dat bestemmingsplan te verwijderen, mits tussen de vaststelling van de Structuurvisie en de vaststelling van het bestemmingsplan ongeveer één jaar zit. Van belang is dat dit aangekondigd wordt in zowel de bekendmakingen van de Structuurvisie als de bekendmakingen van het bestemmingsplan.
Gezien het feit dat onderhavig bestemmingsplan een herziening betreft kiest de gemeente voor optie 1 waarbij op onbenutte bouwtitels een wijzigingsbevoegdheid wordt gelegd. Binnen het plangebied betreft het vier locaties, zijnde Zandstraat 6 te Kelpen-Oler, Waije naast 16 te Neer, Langvenweg 2 te Hunsel en Op de Bos 1 te Heythuysen.
4.4.4 Woningsplitsing
In het buitengebied zijn veel woningen geschikt voor woningsplitsing. Woningsplitsing biedt kansen op het sociale vlak en kan bijdragen aan het in stand houden of verbeteren van landschappelijk en/of cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten. Woningsplitsing wordt via een afwijking mogelijk gemaakt onder de voorwaarde dat:
- a. de te splitsen woning een bestaand hoofdgebouw met (ten dele) een bestaande woonfunctie betreft;
- b. een bedrijf geen belemmering vormt voor de woningsplitsing;
- c. de woningsplitsing geen belemmering vormt voor een bedrijf;
- d. na splitsing:
- 1. maximaal 1 extra woning is ontstaan, behoudens wanneer de te splitsen woning:
- een cultuurhistorisch of karakteristiek pand dan wel monument betreft;
- in een kernrandzone is gelegen,
- 1. maximaal 1 extra woning is ontstaan, behoudens wanneer de te splitsen woning:
in welke gevallen het gemeentebestuur splitsing tot meerdere woningen kan toestaan, mits geen onevenredige nadelige effecten voor de omgeving optreden;
- 1. elke woning een inhoud heeft van minimaal 350 m³ en maximaal 900 m³;
- 2. een landschappelijke inpassing in overleg met de gemeente plaatsvindt van de ontstane situatie;
- 3. het uitbreiden van de woningen niet is toegestaan;
- e. waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van de oorspronkelijke woning gehandhaafd blijven;
- f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woonklimaat en omringende functies en waarden.
Voor de bouw van een extra woning dient een compensatie geleverd te worden ter waarde van € 25.000,-. Hierbij is het streven gericht op compensatie op het eigen perceel of in de directe omgeving. Indien dit niet mogelijk blijkt dan kan het compensatiebedrag in breder verband aangewend worden voor kwaliteitsverbetering van het landelijk gebied maar wel binnen de gemeente. Voor het realiseren van bijgebouwen geldt hetzelfde beleid als bij de reguliere woonbestemming.
4.4.5 Plattelandswoning
De toenemende functieverandering en functiemenging op het platteland leidt er op veel plekken toe dat de omgeving in toenemende mate geschikter wordt voor bewoning door anderen dan de agrariërs zelf. Die omstandigheid rechtvaardigt het creëren van een mogelijkheid om de milieuwetgeving onder omstandigheden minder strikt toe te passen dan gebruikelijk. Met andere woorden: in de specifieke veranderende omgeving van het agrarisch gebied is een uitzondering op de gebruikelijke toepassing van de milieuwetgeving te billijken, want het Ãs en blijft een uitzondering. Dit betreft voornamelijk situaties waarbij de tweede bedrijfswoning is afgesplitst en als burgerwoning wordt gebruikt.
Per 1 januari 2013 is door een aanpassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Wet plattelandswoning, de mogelijkheid geïntroduceerd om voormalige agrarische bedrijfswoningen de status van plattelandswoning te geven, waarvoor dezelfde milieueisen gelden als voor agrarische bedrijfswoningen. Andersoortige bedrijfsmatige gebieden zoals industrieterreinen lenen zich naar hun aard niet voor (het bevorderen van) een menging van woon- en bedrijfsfuncties. Om die reden is ervoor gekozen om voor dergelijke gebieden niet zo'n uitzonderingsmogelijkheid toe te staan (MvT Wet plattelandswoning).
De woning blijft de bestemming als bedrijfswoning behouden. Het bestemmingsplan regelt alleen dat de woning daarnaast tevens mag worden gebruikt als plattelandswoning en dus voor burgerbewoning. Stedenbouwkundig gezien heeft dit geen consequenties. Voor wat betreft de ruimtelijke inpassing is van belang dat door de aanwijzing van de bedrijfswoning tot plattelandswoning die woning, ten opzichte van het bedrijf waarbij de woning behoort, geen zwaardere bescherming geniet dan wanneer alleen het gebruik als bedrijfswoning is toegestaan. Concreet betekent dit dat bij wijziging naar het gebruik als plattelandswoning aangetoond moet worden dat de beoogde uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden van de bedrijfswoning uit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt aanvaardbaar moet zijn. Daarbij dient ter plaatse nog daadwerkelijk een agrarisch bedrijf uitgeoefend te worden.
Indien een agrarisch bedrijf één bedrijfswoning heeft die is aangewezen als 'plattelandswoning', is op dit perceel geen nieuwe/tweede bedrijfswoning toegestaan. Indien toch een bedrijfswoning gewenst is, zal de aanwezige plattelandswoning weer terug omgezet moeten worden in een bedrijfswoning.
Op 4 februari 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een belangrijke uitspraak gedaan over plattelandswoningen in relatie tot de luchtkwaliteit. De Afdeling heeft geoordeeld dat bij plattelandswoningen wél een beoordeling van de luchtkwaliteit moet worden uitgevoerd. Uitgangspunt in de Wet milieubeheer is net als in de Europese Richtlijn Luchtkwaliteit, dat de luchtkwaliteit beoordeeld dient te worden. Door de uitspraak is het duidelijk dat – anders dan de wetgever heeft beoogd – de luchtkwaliteit ter plaatse van de plattelandswoning wel degelijk beoordeeld dient te worden. Het is dus belangrijk om voortaan een luchtkwaliteitsonderzoek uit te (laten) voeren. Tevens is het zo dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook nog andere aspecten getoetst moeten worden bij een verzoek inzake de plattelandswoning. Dat is echter niet op basis van voornoemde uitspraak, maar vanwege het criterium 'een goede ruimtelijke ordening'. Bij het bestemmen van de plattelandswoning speelt ook dit toetsingskader een rol. Vanuit dit onderdeel in de besluitvorming kan het onwenselijk zijn om een voormalige agrarische bedrijfswoning te bestemmen als 'plattelandswoning'. Hoewel een dergelijke woning bij toewijzing niet langer wordt beschermd tegen negatieve milieueffecten van het naastgelegen bedrijf met betrekking tot geuroverlast en geluid, dient er ter plaatse van de woning wel sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de bewoners. Ook is het mogelijk dat de geluidoverlast van het naastgelegen agrarische bedrijf dermate groot is, dat er geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woning, bijvoorbeeld door ventilatoren of tractoren, etc. Ook kan bijvoorbeeld een intensief gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij fruitteelt een rol spelen. Dit kunnen redenen zijn voor de gemeente om de woning niet te bestemmen als plattelandswoning. Daarnaast kan het nodig zijn om ook onderzoek doen naar de gevolgen voor de gezondheid van de bewoners van de plattelandswoning, indien bijv. de woning nabij een intensieve veehouderij ligt.
Woningen waarvan bekend is dat deze feitelijk in gebruik zijn als plattelandswoning en waar sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, worden aangeduid als plattelandswoning. Tevens wordt binnen de agrarische bestemmingen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waaraan in ieder geval de voorwaarde is opgenomen dat 'ter plaatse van de plattelandswoning sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat'.
4.4.6 Sloopregeling bijbehorende bouwwerken bij woningen
Binnen de woonbestemming is het met een omgevingsvergunning mogelijk om een groter oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken dan 150 m2 te realiseren. Hiervoor dienen op hetzelfde perceel bijbehorende bouwwerken gesloopt te worden waarbij 50% van het bestaande oppervlakte boven de 150 m2 extra teruggebouwd mag worden. Echter mag het oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken nooit meer dan 300 m2 bedragen.
Tevens is het met een omgevingsvergunning mogelijk om een groter oppervlakte aan bijgebouwen te realiseren als op een ander bouwperceel, van derden, (gedeeltelijke) sloop van bijbehorende bouwwerken of overkappingen plaatsvindt. Hiervoor dienen op het perceel van derden bijbehorende bouwwerken of overkappingen die de oppervlakte van 150 m2 te boven gaan. Indien het een perceel betreft met een agrarische bestemming mag de te slopen bebouwing niet meer teruggebouwd worden. Hiervoor geldt eveneens dat 50% van de te slopen bouwwerken mag worden teruggebouwd op het andere bouwperceel tot een maximum van 300 m2.
Indien sloop van het dubbele oppervlakte voor de extra te bouwen m2 op het eigen perceel of elders in de gemeente niet mogelijk is dan kan € 50,- per extra te bouwen m2 in het groenfonds worden gestort.
Overige voorwaarden aan het verkrijgen van medewerking zijn:
- Er moet eerst gesloopt zijn voordat gebouwd mag worden.
- Er mag niet op een andere wijze subsidie worden verkregen.
- Het bouwwerk is niet hoger dan 5 m gemeten vanaf het aansluitend terrein;
- Het aantal woningen blijft gelijk.
- Het bouwen heeft niet tot gevolg dat het bouwblok/aansluitend terrein/erf voor meer dan 40% wordt bebouwd
- Landschappelijke inpassing van het bouwplan is vereist.
- Situering van gebouwen is zodanig zodat er vanuit ruimtelijk oogpunt een compacte situatie ontstaat.
- Situering en oppervlakte van bijbehorende bouwwerken moet passend zijn in verhouding tot de woning. Dit dient ter beoordeling aan de kwaliteitscommissie voorgelegd te worden.
- Bij sloop op een perceel elders wordt in een overeenkomst vastgelegd dat het bouwvlak bij de eerstvolgende aanpassing van het bestemmingsplan wordt wegbestemd tenzij het reeds wegbestemde bebouwing betreft.
4.4.7 Beroep en bedrijven aan huis
Binnen de woonfunctie (bij reguliere woning maar ook bij een bedrijfswoning) bestaat vaak de behoefte om naast deze functie ook andere activiteiten en/of functies te realiseren. Bij dergelijke aan huis gebonden activiteiten blijft wonen de hoofdfunctie, maar wordt een ondergeschikt gedeelte van de woning tevens ingericht voor kleinschalige activiteiten anders dan wonen. Afzonderlijke verkoop van het bedrijfsgedeelte is niet toegestaan omdat hierdoor een zelfstandig bedrijf ontstaat waarvan het gebruik niet meer ondergeschikt is aan de woonfunctie.
Onder aan huis gebonden beroepen wordt verstaan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnen, ontwerptechnisch gebied of daarmee gelijk te stellen gebieden, dat door zijn beperkte omvang in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met behoud van de woonfunctie en met een ruimtelijke uitstraling die in overeenstemming is met de woonfunctie.
Op de begane grond van een (bedrijfs)woning (exclusief vrijstaande bijbehorende bijgebouwen) mag maximaal 30% van het vloeroppervlak mag voor aan-huis-verbonden beroepen en bedrijfjes, kleine kantoortjes, ateliers en galerieën (met uitzondering van prostitutie) gebruikt worden. De oppervlakte van een bedrijf aan huis bedraagt maximaal 30 m2 en een beroep aan huis maximaal 80 m2. Bij een gecombineerde uitoefening bedraagt de gezamenlijke oppervlakte maximaal 80 m2. Voor aan huis verbonden bedrijvigheid geldt daarnaast een afwijkingsmogelijkheid tot 80 m2.
Deze regeling sluit aan op de regeling in de kernen.
4.4.8 Ondergeschikte (agrarische) activiteiten
Paardenbak
Als hobbymatige activiteit houden de burgers in het buitengebied vaak paarden en kleinvee. Binnen de woonbestemming is bij iedere woning maximaal 1 paardenbak (omvang maximaal 1.000 m2) of stapmolen achter de woning toegestaan op een afstand van minimaal 50 meter van een woning van derden toegestaan. De bouwhoogte van omheiningen rondom een paardenbak of een stapmolen bedraagt niet meer dan 1,50 meter. De paardenbak dient landschappelijk te worden ingepast. Lichtmasten worden niet toegestaan. Bestaande lichtmasten vallen onder het overgangsrecht.
Indien de realisering van een paardenbak niet binnen de woonbestemming mogelijk is, kan een afwijking worden verleend voor paardenbakken in de agrarische bestemming indien voldaan wordt aan diverse randvoorwaarden zoals afstand tot de woonbestemming, omvang, situering en landschappelijke inpassing.
Kamerbewoning
Burgemeester en wethouders zijn tevens bevoegd om kamerbewoning met een omgevingsvergunning toe te staan. Hiervoor geldt dat het geen overlast mag opleveren voor het woonmileu en dat kamerbewoning geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter. Daarbij dient de kamerbewoning uitsluitend in de woning (en niet in aangebouwde bijgebouwen plaats te vinden) en dient parkeren op eigen terrein opgelost te worden.
4.4.9 Mantelzorg
Op 24 september 2014 werd in nr. 333 van het Staatsblad het besluit van 4 september 2014 gepubliceerd. Dit besluit voorziet onder meer in wijziging van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). Bijlage II van het Bor geeft aan welke bouwwerken zonder omgevingsvergunning mogen worden gebouwd.
Met het besluit van 4 september 2014 wil de overheid de regels voor particulieren en bedrijven verder versoepelen of vereenvoudigen en daarmee meer ruimte laten voor innovatie of eigen initiatief. De belangrijkste wijzigingen in het Bor zijn:
- Verruiming aan- of uitbouwmogelijkheid van 2,5 naar 4 meter.
- Meer ruimte voor mantelzorg.
- Makkelijker bepalen waar vergunningvrij gebouwd mag worden.
- Makkelijker berekenen wat het maximaal aantal bijbehorende bouwwerken is door de term 'bebouwingsgebied'.
- Kleine (onbevaarbare) slootjes vormen niet langer een sta-in-de-weg bij vergunningvrij bouwen.
De wijzigingen zijn per 1 november 2014 in werking getreden.
Met het oog op de participatiesamenleving is het Bor op diverse plaatsen aangepast om meer ruimte te maken voor mantelzorg in woningen en in bestaande of (vergunningvrij) nieuw te bouwen bijbehorende bouwwerken. Een begripsbepaling van 'mantelzorg' is daarom ingevoegd. Deze begripsbepaling wordt in het bestemmingsplan overgenomen. Daarnaast is het niet langer meer nodig om voor mantelzorg in een vrijstaand bijgebouw een vergunning aan te vragen.
Mantelzorg wordt in deze omschreven als intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
4.5 Bedrijvigheid
4.5.1 Solitaire bedrijven
De gemeente Leudal respecteert de aanwezigheid van bestaande bedrijven in het buitengebied. Uitgangspunt is echter dat bedrijven zich vestigen op de binnen de gemeente aanwezige bedrijventerreinen. Uitbreiding van de in het buitengebied aanwezige bestaande bedrijven is in beginsel niet gewenst. Veelal wordt aan bedrijven slechts een beperkte uitbreidingsruimte (15%) geboden waarbij bedrijven moeten aantonen op welke wijze ook een bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteit van het buitengebied.
Binnen de bedrijfsbestemming worden bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten (lichte bedrijvigheid) bij recht toegestaan. Specifieke bedrijven die niet voorkomen in de lijst met milieucategorie 1 en 2 of die uitsluitend op een locatie zijn toegestaan, zijn met een functieaanduiding nader geregeld. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Op een aantal percelen is een bebouwingspercentage met een maximum bebouwd oppervlakte opgenomen. Hier mag het bouwvlak tot het aangegeven percentage of oppervlakte worden bebouwd. Indien niets is opgenomen, mag het volledige bouwvlak worden bebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' is de bestaande bebouwing toegestaan vermeerderd met maximaal 15%. Deze regeling is overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan.
Bedrijfsgebouwen dienen in principe achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 7,2 meter en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter. De goothoogte is vergelijkbaar met de maximale goothoogte van agrarische bedrijfsgebouwen. De bouwhoogte komt overeen met de oude regeling uit de bestemmingsplannen voor het buitengebied van Heythuysen en Haelen.
Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn voorts nog enige afwijkingsmogelijkheden opgenomen, waaronder voor bedrijfsactiviteiten uit hogere milieucategorieën Per bouwvlak wordt in principe één bedrijfswoning toegestaan.
Opslag is uitsluitend binnen het bouwvlak achter de voorgevelrooilijn toegestaan.
4.5.2 Nieuwe bedrijven
Het is mogelijk dat nieuwe bedrijven zich vestigen in een vrijkomend agrarisch bedrijfsgebouwen of in een vrijkomend bestaand bedrijfsgebouw. Als deze nieuwe kleinschalige bedrijvigheid minder omgevingseffecten heeft dat het bestaande bedrijf, dan is de vestiging van zo'n bedrijf in het buitengebied toegestaan. Bij de bestemmingsplan is een lijst gevoegd met functies gevoegd die zijn toegestaan (bijlage bij de regels: Staat van Bedrijfsactiviteiten - nevenfuncties en opvolgfuncties). Verbetering van de omgevingskwaliteit is bij nieuwvestiging in een bestaand gebouw een voorwaarde.
Vestiging van een kleinschalig bedrijf in het buitengebied op een voormalige agrarische bedrijfslocatie is alleen mogelijk op locaties die niet als duurzaam zijn aan te merken. De gezamenlijke oppervlakte van de vrijkomende of voormalige agrarische bebouwing mag niet worden vergroot, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen voor de bedrijfsactiviteiten niet meer mag bedragen dan 500 m². Overige (voormalige) bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt. Indien sprake is van monumentale gebouwen hoeven deze gebouwen niet te worden gesloopt.
4.6 Recreatie En Sport
4.6.1 Algemeen
De gemeente Leudal maakt onderscheid in de volgende recreatievormen:
- verblijfsrecreatie:
- 1. in de vorm van kampeerterreinen/campings;
- 2. in de vorm van recreatieve woonverblijven zoals vakantieappartementen en chalets, bed & breakfast en groepsaccommodaties;
- 3. in de vorm van kamperen bij de boer en vakantieappartementen bij de boer en trekkershuten;
- sport- en dagrecreatieve voorzieningen;
- recreatief medegebruik (zie Agrarisch en Agrarisch met waarden).
4.6.2 Reguliere kampeerterreinen/campings
Het gemeentelijke beleid ten aanzien van kampeerterreinen/campings is gericht op kwaliteit. De bestaande voorzieningen worden, mits juridisch mogelijk, van een positieve bestemming, zijnde 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', voorzien. De vast te leggen omvang is in principe de huidige omvang. Alleen bij kwaliteitsverbetering is er ruimte voor uitbreiding. Die kwaliteitsverbetering dient zich te richten op landschappelijke inpassing, realisering van gebiedskarakteristieke bebouwing, afname van het autogebruik (richten op wandelaar, fietser, ruiter) en diversificatie van het aanbod.
De reguliere kampeerterreinen zijn bestemd voor het kamperen met kampeermiddelen zoals tenten en caravans. Het maximum aantal is vastgelegd met een aanduiding. Ter ondersteuning van de verblijfsfunctie zijn dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel ten dienste van het kampeerterrein, kantinedoeleinden en parkeervoorzieningen toegestaan. Bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan.
Het bebouwd oppervlakte van gebouwen ten behoeve van voorzieningen is met een bebouwingspercentage of maximum oppervlakte bepaald. De goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal 6 m en de hoogte bedraagt maximaal 9 m. Deze maatvoering is in overeenstemming met de woonbestemming. Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen maximaal 3 m hoog worden uitgezonderd erfafscheidingen met een maximale hoogte van 2,0 m waarbij de maximale bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn 1 m bedraagt en licht- en vlaggenmasten met een hoogte van 6 m.
Voor een bedrijfswoning met bijgebouwen gelden verder dezelfde bouwregels als bij een reguliere woning.
4.6.3 Kamperen bij de boer
Kamperen van de boer betreft een verbrede vorm van landbouw en is ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering toegestaan. Bij burgerwoningen zijn zulke voorzieningen niet mogelijk omdat hierdoor de versterking van de agrarische bedrijfsvoering en economie van het landelijke gebied in het geding komen.
Het kampeerterrein dient in het agrarisch bouwvlak of direct grenzend aan het bouwvlak te zijn gelegen en mag geen schade aanbrengen of een geen onevenredig effect hebben op de omliggende landschappelijke en/of natuurlijke waarden aanbrengen. Per voorziening zijn maximaal 40 staanplaatsen toegestaan. Hierbij mogen echter niet de landschappelijk en ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving in het geding komen. Daarbij dient een kleinschalig kampeerterrein minimaal 50 meter van de woningen in de omgeving te zijn gelegen en mag het kampeerterrein alleen in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober gebruikt worden. Buiten deze periode mogen geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig zijn. Voor voorzieningen ten behoeve van het kamperen is indien noodzakelijk maximaal 50 m² toegestaan. Indien een agrarisch bedrijf beëindigd wordt dient ook het kamperen bij de boer opgeheven te worden of het moet mogelijk zijn om het om te zetten naar een reguliere camping.
De gemeente stelt geen maximum aan het aantal kamperen bij de boer terreinen. Er wordt uitgegaan van een zelfregulerende marktwerking, waarbij de kwaliteit en markt het aantal bepaalt.
4.6.4 Recreatiewoonverblijven bij agrarische bedrijven
Herstructurering en verbreding van de landbouw leidt steeds vaker tot het vrijkomen van agrarische bebouwing, die voor andere activiteiten gebruikt kan worden. Het ombouwen van stallen en schuren tot recreatiewoonverblijven is daarvan een voorbeeld en draagt bij aan het realiseren van nieuwe economische dragers in het buitengebied. De recreatiewoonverblijven zullen als vakantieappartement of groepsappartement worden gerealiseerd, waarbij ook een kleinschalige ondergeschikte horecagelegenheid toegestaan is. Daarmee wordt een gemeenschappelijke ruimte bedoeld die door de bewoners van de recreatiewoonverblijven kan worden gebruikt.
Ook het plaatsen van trekkershutten is een vorm van agrarische verbreding die bijdraagt aan de uitbouw van de recreatieve functie van het landelijke gebied. Het agrarische bedrijf blijft daarnaast voortbestaan, zo nodig in aangepaste vorm.
Het maximum aantal recreatiewoonverblijven en/of trekkershutten dat via een afwijkingsbevoegdheid gezamenlijk is toegestaan bedraagt 5 per agrarisch bouwblok. De vloeroppervlakte per recreatiewoonverblijf (begane grond + eventuele verdiepingen) mag niet meer dan 100 m² bedragen. De trekkershutten kunnen bestaan uit nieuwe bebouwing met een oppervlakte van maximaal 25 m². Voor de recreatiewoonverblijven geldt dat deze binnen de bestaande opstallen moeten worden gerealiseerd. De vakantiewoningen en trekkershutten worden meegerekend bij de bepaling van het maximaal toegestane aantal kampeermiddelen per agrarisch bedrijf, wat 40 bedraagt. Het gaat bij deze kampeermiddelen om zaken als standplaatsen voor caravans, campers en bungalowtenten. Het aantal van 5 vakantiewoningen en trekkershutten mag ook in combinatie met een groepsaccommodatie gerealiseerd worden. Het oppervlakte aan recreatieve woonverblijven bedraagt echter maximaal 500 m². Trekkershutten en kampeermiddelen dienen landschappelijk te worden ingepast. Daarnaast mag geen sprake zijn van onevenredig effect op de natuurlijke waarden.
De gemeente voert geen specifiek op verblijf gericht beleid. Er wordt uitgegaan van een zelfregulerende marktwerking, waarbij de kwaliteit bepaalt wat het optimale gebruik is.
4.6.5 Recreatiewoningen
In het buitengebied zijn tevens solitaire recreatiewoningen aanwezig. Het bouwvlak bij recreatiewoning is veelal strak om de bestaande bebouwing gelegen. Het vloeroppervlak van deze recreatiewoningen is vrij beperkt. Om enigszins in te kunnen spelen op veranderende behoeften wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waardoor het vloeroppervlak van een recreatiewoning onder voorwaarden uitgebreid kan worden tot maximaal 100 m2.
De goot- en bouwhoogte van een recreatiewoning wordt afgestemd op de regeling voor bijgebouwen bij een woning. Dit is vergelijkbaar met de hoogte van één bouwlaag met kap. De goothoogte wordt vastgelegd op maximaal 3,5 meter en de bouwhoogte maximaal 7 meter.
4.6.6 Bed & breakfast
Ondermeer in het kader van de verbreding van agrarische activiteiten en het vitaal houden van het landelijke gebied, kunnen in het buitengebied recreatieve activiteiten worden ontplooid. Hiervoor zijn overnachtingsvoorzieningen nodig, zoals bed & breakfastfaciliteiten. Het realiseren van een bed & breakfast is binnen iedere woning (zowel een reguliere woning als een bedrijfswoning) in het buitengebied toegestaan. Hierbij geldt dat de woonfunctie de belangrijkste activiteit dient te blijven en dat de voorziening binnen de bestaande woning een plaats moet krijgen. Een bed & breakfast met maximaal 2 slaapplaatsen is rechtstreeks binnen de woning toegestaan.
Met een omgevingsvergunning is het mogelijk om binnen de bedrijfswoning een bed & breakfast tot maximaal 8 slaapplaatsen te realiseren. Hiervoor geldt dat deze gekoppeld en ondergeschikt moet zijn aan de woonfunctie. Door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan de bed & breakfast niet functioneren als een zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan. Ook mogen landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex niet worden aantast en dient de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig worden beïnvloedt. Natuurlijk mag de voorziening geen onevenredige nadelige gevolgen oplevert voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven en mag geen sprake zijn van een onevenredig effect op de natuurlijke waarden.
4.6.7 Sport- en dagrecreatieve voorzieningen
Sport- en dagrecreatieve voorzieningen krijgen een toegesneden bestemming, waarbij de relatie tussen toegestane bebouwing/accommodaties recht evenredig is met het aantal tegelijkertijd aanwezige beoefenaren/gebruikers. Voor de daaruit af te leiden horecaomvang geldt hetzelfde. Deze dient te allen tijde ondergeschikt te zijn aan de sport- of dagrecreatieve voorziening.
Voor sportterreinen is binnen de bestemming 'Sport' ter plaatse van de clubgebouwen en kleedlokalen een bouwvlak opgenomen. Echter kan binnen de bestemming de behoefte bestaan om elders binnen de bestemming nog kleinschalige bebouwing op te richten voor bijvoorbeeld de opslag van materiaal. Derhalve wordt binnen het bestemmingsplan voorzien in een afwijkingsmogelijkheid om gebouwen van ondergeschikte betekenis op te richten. Met deze regeling is het mogelijk om met toestemming van burgemeester en wethouders buiten het bouwvlak per vereniging 40 m2 aan gebouwen op te richten tot een maximum van 125 m2 per bestemming. De bouwhoogte van deze gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter.
De binnen het plangebied aanwezige schutterijen worden bestemd als 'Sport' met een nadere aanduiding. In lijn met de bestemmingsplanregeling voor schutterijen in de bestemmingsplannen voor de kernen wordt voor schietbomen en kogelvangers een maximale bouwhoogte van 20 meter voor opgenomen. De golfbaan nabij Heutyhuysen wordt gestemd als 'Sport-Golfbaan'.
Aanleg van fiets- en wandelinfrastructuur ten behoeve van recreatief medegebruik van het buitengebied is in principe overal toegestaan tot een omvang en intensiteit die niet conflicteert met de in het plangebied aanwezige waarden. Natuurbeschermingsterreinen en stiltegebieden vertegenwoordigen zeer hoge en niet te verstoren waarden, waarbinnen terughoudend zal worden omgegaan met uitbreiding van de fiets- en wandelstructuur.
Het recreatieve verkeer moet door de huidige verkeersinfrastructuur kunnen worden verwerkt. De hoofdontsluitingsstructuur binnen de gemeente is ook de ontsluitingsstructuur voor gemotoriseerd recreatief verkeer.
4.7 Overige Bestemmingen
4.7.1 Horeca
De bestemming 'Horeca' is opgenomen voor de zelfstandige horecavestigingen in het plangebied. Binnen de bestemming wordt onderscheid gemaakt naar 5 typen horeca. Hierbij wordt een duidelijk onderscheid gemaakt in daghoreca, avondhoreca, nachthoreca en verblijfshoreca. Concreet betreft het de volgende categorie-indeling:
- lichte horeca/dagzaken (categorie 1)
- horeca (categorie 2);
- middelzware horeca (categorie 3);
- nachtverblijf (categorie 4);
- zware horeca (categorie 5).
Met deze indeling is het mogelijk om ondergeschikte horeca te beperken tot de lichte horeca/dagzaken, zijnde categorie 1.
Per perceel is de bestaande horecatype als maximale horecacategorie opgenomen. In de meeste gevallen zal een lagere horecacategorie tevens worden toegestaan.
De goothoogte van gebouwen binnen de bestemming 'Horeca' mag niet meer bedragen dan 6 meter en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter. De deze goot- en bouwhoogte zijn vergelijkbaar met de maximale goot- en bouwhoogte van een woning.
4.7.2 Maatschappelijk
Maatschappelijke functies, zoals sociale, educatieve, medische en openbare dienstverlening zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming zijn de verschillende maatschappelijke functies vrij uitwisselbaar.
Vrije uitwisseling van functies is ter plaatse van de aanwezige begraafplaatsen en het crematorium aan de Kasteelweg bij Baexem niet wenselijk. Derhalve wordt hiervoor een specifieke bestemming opgenomen.
4.7.3 Ontgrondingen
Er zijn meerdere redenen om te ontgronden. Verzoeken hiertoe kunnen verschillende achtergronden hebben. Te denken valt aan landbouwkundige verbeteringen, natuurontwikkeling, hoogwaterbescherming, omvangrijke bouwplannen, ontwikkeling recreatieve en toeristische functies of grondstoffenwinning. Een ontgronding zorgt daarbij in de meeste gevallen voor een ingrijpende verandering in het landschap. Het beleid ten aanzien van ontgrondingen is dan ook zeer terughoudend.
Gezien de terughoudendheid die in het verleden is getoond en ook nu nog aanwezig is, wordt voor ontgrondingen gekozen voor een behoudende opstelling. Dit betekent dat bij alle initiatieven voor ontgrondingen de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
- Er wordt niet meegewerkt aan verzoeken voor ontgrondingen tenzij dit noodzakelijk is ten behoeve van hoogwaterbescherming. Er wordt niet meegewerkt aan ontgrondingen ten behoeve van landbouwkundige of andere verbeteringen.
- Aan ontgrondingen ten behoeve van hoogwaterbescherming wordt alleen meegewerkt als ten minste voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1. Ontgrondingen dienen multifunctioneel te zijn: winlocaties moeten naast de functie (oppervlakte)delfstoffenwinning één of meer andere functies krijgen, die vanaf het begin medebepalend zijn voor inrichting en beheer;
- 2. Voor elke vorm van ontgronding dient naast de wettelijk verplichte compensatie van verloren waarden altijd een volwaardige tegenprestatie te worden geleverd. Een voorstel hiertoe dient vóór besluitvorming te worden overlegd;
- 3. Initiatiefnemer dient zelf te komen met goede projectvoorstellen voor multifunctionele ontgrondingen, bij voorkeur in samenwerking met anderen;
- 4. Verzoeken om ontgrondingen die in het algemeen een groter oppervlak bevatten dan 5 hectare of een groter oppervlak dan 2 hectare in gebieden met landschappelijke en/of natuurlijke waarden, moeten worden vergezeld van een toelichting waarin het maatschappelijk belang wordt aangetoond;
- 5. Verzoeken dienen duidelijk gecommuniceerd te worden en door initiatiefnemer vóór besluitvorming worden gepresenteerd aan belanghebbenden. Draagvlak kan worden vergroot door het bieden van passende compensatie, een goede regeling voor de inrichting en beheer van het residu van de ontgronding en het verbeteren van de veiligheid bij diepe ontgrondingen;
- 6. De afspraken zullen in een overeenkomst worden vastgelegd.
Medewerking aan verzoeken voor ontgrondingen is dus geen vanzelfsprekendheid. Bij een aanvraag zal altijd compensatie plaats moeten vinden. Om deze kwaliteitsverbetering of meerwaarde te garanderen wordt tussen initiatiefnemer en gemeente een overeenkomst aangegaan. Omdat elk verzoek verschillend is, zal per verzoek maatwerk moeten worden geleverd.
4.7.4 Verkeer
Alle openbare wegen worden onder de verkeersbestemming gebracht. De spoorlijn Weert-Roermond is specifiek bestemd als 'Verkeer - Railverkeer'.
4.7.5 Water
Alle hoofdwatergangen zijn als 'Water' bestemd. Kleinere slootjes vallen binnen de opgenomen gebiedsbestemmingen, zoals 'Agrarisch' of 'Natuur'. De bestemming 'Water - Waterberging' is opgenomen voor de infiltratiebuffer ten zuiden van Hunsel. De infiltratiebuffer is ten behoeve van het ontvangen, (tijdelijk) bergen, infiltreren en (eventueel) afvoeren van hemelwater.
4.8 Overige (Gebruiks)functies En Mogelijkheden
4.8.1 Solitaire gebouwen in het agrarisch gebied
Kleine solitaire gebouwtjes en/of stallen vallen veelal onder het overgangsrecht. Een deel van deze gebouwen is vervallen en wordt niet meer onderhouden. De voorkeur gaat er naar uit dat deze gebouwtjes worden gesloopt. Dit is echter niet afdwingbaar. Om de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te verbeteren, staat de gemeente welwillend tegenover het positief bestemmen van de gebouwtjes, indien deze worden opgeknapt en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt verbeterd. In het bestemmingsplan wordt solitair gelegen bebouwing die kwalitatief gezien aanvaardbaar is wordt voorzien van een specifieke aanduiding.
Voor gebouwtjes die vallen onder het overgangsrecht bestaat de mogelijkheid om deze gebouwtjes positief te bestemmen. Per geval zal beoordeeld worden of de gebouwtjes positief bestemd kunnen worden en hoe ruimtelijke kwaliteitsverbetering kan plaatsvinden. De afspraken en de te nemen maatregelen zullen in een overeenkomst worden vastgelegd. Hiervoor dient een afzonderlijke procedure doorlopen te worden.
4.8.2 Statische opslag
Uit het maatschappelijk debat, dat geïnitieerd is in het kader van het voortraject voor het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal', volgt dat in het kader van multifunctionele landbouw en plattelandsverbreding statische opslag gewenst is. Onder statische opslag wordt verstaan binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en die niet bestemd zijn voor handel, zoals auto's, boten en caravans en dergelijke.
In de planregels wordt hiervoor een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen onder de voorwaarde dat dit binnen de bestaande bouwmassa plaatsvindt en dat elders op het perceel geen vervangende nieuwbouw wordt gerealiseerd. Daarbij dient de opslag geen nadelige gevolgen te hebben voor milieu, veiligheid (bijvoorbeeld bij gasflessen) of omgeving.
4.8.3 Schuilgelegenheden
Voor voorzieningen ten behoeve van de stalling van paarden en kleinvee, is het uitgangspunt dat deze binnen de bestaande bouwmogelijkheden gerealiseerd worden. Is dit niet mogelijk dan is het afhankelijk van de omgevingskwaliteiten mogelijk om deze met een afwijking binnen de bestemming maar buiten de bouwvlak te realiseren. De schuilgelegenheden dienen afhankelijk van de omgevingskwaliteiten, zoveel als mogelijk, in de kernrandzone, nabij het bouwvlak, nabij bosschages en op enige afstand van de weg gerealiseerd te worden.Tevens dienen de schuilgelegenheden landschappelijk te worden ingepast. In deze situaties worden hobbydieren dus nabij de huiskavel gehouden. Een schuilgelegenheid mag niet gebruikt worden voor opslag.
De schuilgelegenheid bestaat uit een overdekte ruimte met maximaal 3 omsloten wanden. De goothoogte bedraagt maximaal 3,0 meter en de bouwhoogte maximaal 4,5 meter. Het totaal bebouwd oppervlak mag niet meer dan 30 m2 bedragen.
4.8.4 Buitenterrassen
Ter plaatse van de functies horeca, bij ondergeschikte horeca en op een zorgboerderij is een buitenterras zondermeer toegestaan.
4.8.5 Evenementen
Op basis van jurisprudentie dienen incidentele en terugdurende evenementen in een bestemmingsplan van een juridisch-planologische regeling voorzien te worden. Omdat op voorhand niet kan worden uitgesloten dat evenementen een negatief verstorend effect hebben op de natuurlijke waarden is het niet mogelijk om te voorzien in een rechtstreekse regeling. Aan het bestemmingsplan wordt derhalve een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen met de volgende voorwaarden:
- a. een evenement duurt meer dan 1 dag en maximaal 7 dagen, inclusief het opbouwen en afbreken;
- b. er maximaal 3 evenementen per jaar per afzonderlijk perceel plaatsvinden;
- c. er geen sprake is van een onevenredig effect op de natuurlijke waarden.
4.8.6 Overtollige (bedrijfs)bebouwing
Bij omschakeling naar een andere functie wordt veelal als voorwaarde gesteld dat overtollige (bedrijfs)bebouwing moet worden gesloopt. Onder overtollig wordt verstaan alles dat wat betreft oppervlakte ruimer is dan nodig voor de nieuwe functie. Dus de bebouwing die functioneel niet langer nodig is. Bij een te maken afweging kan worden teruggevallen op de maatvoeringen die op basis van het gemeentelijke beleid voor een dergelijke functie passend worden geacht.
Bij wijziging naar wonen betekent dit bijvoorbeeld dat maximaal 300 m2 aan bijgebouwen en overkappingen is toegestaan. Dit oppervlakte is vergelijkbaar met het maximum oppervlakte dat bij een woning is toegestaan bij sloop van bebouwing. Bij een woonfunctie met daarnaast nevenactiviteiten bedraagt het oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen 800 m2. Dit betreft de optelsom van 300 m2 zoals regulier bij wijziging naar wonen wordt toegestaan en 500 m2 dat wordt toegestaan als gezamenlijk oppervlakte aan ondergeschikte nevenactiviteiten.
Mogelijk dat als stimulans een bijdrage uit het groenfonds geleverd kan worden. Echter zal niet de gehele sloop hieruit betaald worden omdat volgens het gemeentelijk beleid bij ontwikkelingen ook een eigen bijdrage aan het kwaliteit geleverd moet worden. In alle gevallen zal derhalve sprake zijn van maatwerkafspraken.
Aan het bestemmingsplan wordt de volgende begripsomschrijving toegevoegd:
Overtollige bedrijfsbebouwing:
bestaande bebouwing die bij omschakeling naar een andere functie niet nodig is voor het kunnen uitoefenen van die functie, dan wel die de maximaal toelaatbare oppervlakte en/of inhoud van de bebouwing volgens de regels in dit plan voor die functie overschrijdt.
4.8.7 Overkappingen
Indien binnen een bestemming een overkapping wordt gebouwd voor een ander functie dan de hoofdbestemming is dit mogelijk onder de bijgebouwenregeling. Een overkapping wordt gezien als een gebouw en kan dus worden vergund als de overkapping voldoet aan de bouwregels van de bestemming, in de meeste gevallen waarschijnlijk de regeling voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken. Om misverstanden te voorkomen wordt het begrip overkapping aangepast zodat direct duidelijk is dat een overkapping een gebouw betreft.
Begrip overkapping:
Een gebouw met minimaal een open wand.
4.8.8 De kwaliteitsbijdrage en de Nota Kwaliteit
Volgens het gemeentelijke beleid dient bij nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied veelal een kwaliteitsbijdrage aan hetzelfde buitengebied geleverd te worden. Hiermee wordt het optredende verlies aan omgevingskwaliteit gecompenseerd. Op 2 februari 2010 is de structuurvisie met daarin een nota kwaliteit vastgesteld. De nota kwaliteit bevat beleid over het kwaliteitsmenu waarmee de gemeente Leudal de basiskwaliteiten en kernkwaliteiten van het buitengebied wil behouden en versterken. Tevens heeft de gemeente hiervoor een groenfonds ingesteld.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' is bepaald dat bij nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied voldaan moet worden aan de eisen die gesteld worden in de nota kwaliteit (bijlage 5 bij de regels). Echter bevat de Nota Kwaliteit niet voor alle ontwikkelingen die met het bestemmingsplan Buitengebied mogelijk zijn, een afwegingskader. Indien geen aansluiting gezocht kan worden bij de Nota Kwaliteit zal sprake zijn van maatwerk. Een ruimtelijke ontwikkeling zal daarbij in elk geval landschappelijk ingepast moeten worden en mogelijk dat daarnaast nog andere kwaliteitsverbeterende maatregelen gevraagd worden.
Bij wijziging naar de bestemming Bedrijf kan dit bijvoorbeeld ingezet worden op sloop van overtollige bebouwing. Een richtlijn daarbij is dat in ieder geval 1000 m2 aan bebouwing mag blijven staan en maximaal 50% van de bebouwing gesloopt moet worden. Daarnaast is landschappelijke inpassing verplicht. Altijd zal in het achterhoofd gehouden worden dat een bedrijf uitgeoefend moet kunnen worden en dat een investering reëel moet zijn.
4.8.9 Parkeren
Parkeernorm bepaald in bestemmingsplan
Op 30 oktober 2014 is door de Tweede Kamer ingestemd met een wetswijziging waarin onder andere de grondslag om in gemeentelijke bouwverordening stedenbouwkundige bepalingen op te nemen, is komen te vervallen. Dit betekent dat parkeernormen opgenomen moeten worden in het bestemmingsplan.
Bepaling parkeernorm
Voor een berekening van het aantal parkeerplaatsen hanteert de gemeente Leudal CROW (parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering). Bij het gebruik van parkeerkencijfers moet rekening worden gehouden met onder meer de bereikbaarheidskenmerken van de locatie. De vraag naar parkeerplaatsen wordt namelijk bepaald door de locatie van de functie en het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerwijzen. Uit parkeerstudies blijkt dat functies in centra een lagere parkeervraag hebben dan functies van dezelfde aard elders in de bebouwde kom of in de periferie van een kern. Deze bevinding is aanleiding geweest om de parkeerkencijfers te onderscheiden naar stedelijke zones:
- centrum;
- schil / overloopgebied;
- rest bebouwde kom;
- buitengebied.
Deze laatste categorie is van toepassing bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.
Ook de stedelijkheidsgraad is van invloed op het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen en dus op de hoogte van het parkeerkencijfer. Deze bevinding is aanleiding geweest om de parkeerkencijfers naast stedelijke zone ook te onderscheiden naar stedelijkheidsgraad. Onder stedelijkheidsgraad wordt verstaan het aantal adressen per vierkante kilometer. Er is onderscheid gemaakt in vijf categorieën:
- zeer sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 2500 of meer adressen per km2);
- sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1500 tot 2500 adressen per km2);
- matig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1000 tot 1500 adressen per km2);
- weinig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1000 adressen per km2);
- niet stedelijk (omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per km2).
De karakteristiek van Leudal valt onder 'niet stedelijk' (ongeveer 380 adressen per km2).
In de publicatie van het CROW worden parkeerkencijfers weergegeven onderverdeeld naar functies, de stedelijke zone en de stedelijkheidsgraad. Bij iedere functie wordt in de CROW-publicatie een maximum en minimum genoemd. Dit is de bandbreedte. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte gaat de gemeente Leudal in eerste instantie uit van de 'maximale' parkeerbehoefte. Casusafhankelijk kan hiervan afgeweken worden indien die afwijking gedragen kan worden door een motivering.
De normen uit de CROW zijn als bijlage 9 Parkeerkencijfers bij de regels gevoegd.
Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen
5.1 Inleiding
Op basis van deze uitspraak van de Raad van State dient de gemeente Leudal het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' uit 2014 op punten te herstellen. Daarnaast is na vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' een aantal omissies geconstateerd. Enerzijds betreft dit verkeerde interpretaties van de bestaande situatie, dan wel het niet meenemen van reeds vergunde situaties. Anderzijds is er sprake van enkele verschrijvingen, die de leesbaarheid c.q. uitvoerbaarheid van het plan bemoeilijken.
Ook kon bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' kon met een aantal recente ontwikkelingen nog geen rekening worden gehouden. De voor deze ontwikkelingen beschikbare informatie was niet voldoende concreet c.q. compleet om op basis daarvan te kunnen besluiten de ontwikkelingen in het bestemmingsplan mee te nemen. In een aantal gevallen is de informatie nu wel compleet en kunnen ontwikkelingen alsnog mogelijk gemaakt worden.
Daarnaast heeft de gemeente Leudal medio 2015 het ontwerpbestemmingsplan 'Reparatie- en Veegplan Buitengebied Leudal' gepubliceerd. De voorgestelde regelingen in dit bestemmingsplan worden nu geïntegreerd in het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016'. Op het bestemmingsplan 'Reparatie- en Veegplan Buitengebied Leudal' zijn zienswijzen ingekomen. Deze zienswijzen zijn kort samengevat en van een standpunt voorzien. Dit standpunt is waar nodig verwerkt in het bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk worden deze beroepen, omissies en mee te nemen ontwikkelingen en standpunten op de zienswijzen aangehaald.
5.2 Beroepen Raad Van State
5.2.1 Algemeen
Bij de Raad van State zijn 57 beroepen ingediend tegen het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal'. Op 18 november 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan. Op basis van deze uitspraak dient het bestemmingsplan op diverse punten aangepast te worden. Aanpassingen in de regels zijn op onderwerp en aanpassingen op de verbeelding zijn op adres hierna opgenomen. Daarbij is aangegeven hoe aan de uitspraak van de Raad van State in deze planherziening tegemoet wordt gekomen.
5.2.2 Aanpassingen op regels
5.2.3 Aanpassingen op verbeelding
De aanpassingen op de verbeelding naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State zijn in bijlage 13 opgenomen. In dit overzicht is tevens aangegeven of voor dezelfde locatie een aanpassing is doorgevoerd in het kader van de zienswijzen op het ontwerp 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal' zoals dit medio 2015 ter inzage heeft gelegen en of daarnaast nog sprake is van een ambtshalve wijziging.
5.3 Omissies Bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal'
5.3.1 Paardenbakken
In de begrippenlijst ontbreekt een omschrijving van wat wordt verstaan onder een paardenbak. Artikel 1 wordt hierop als volgt aangevuld:
Paardenbak:
Een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden. Een paardenbak is al dan niet omheind door een constructie van enige omvang met een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter.
5.3.2 Co-vergisting
In de begrippenlijst ontbreekt een omschrijving van wat wordt verstaan onder een co-vergisting. Artikel 1 wordt hierop als volgt aangevuld:
Co-vergisting
het gelijktijdig vergisten van verschillende biomassastromen in een vergistingsinstallatie tot eindproducten krachtens de Meststoffenwet, waarbij biogas, elektriciteit en warmte als bron voor duurzame energie wordt geproduceerd. Het bewerkingsprocedé bestaat uit het vergisten van tenminste 50% dierlijke mest aangevuld met eigen of van derden afkomstige co-substraten (organische materialen zoals maïs, gras, glycerine, restproducten uit de voedingsmiddelenindustrie).
5.3.3 Relatieteken
Het relatieteken wordt gebruikt om een verband tussen twee vlakken aan te geven. In artikel 53.2 is bepaald dat deze vlakken dan als één vlak gezien moeten worden. In artikel 1 is een begripsomschrijving voor 'relatie' opgenomen. Dit begrip is gedefinieerd als 'een koppelteken tussen twee bouwvlakken'. Echter in een aantal situaties is het relatieteken niet gebruikt om twee bouwvlakken met elkaar te koppelen. Het betreft onder andere een koppeling tussen twee aanduidingen in het kader van een noodzakelijke landschappelijke inpassing, een koppeling tussen een agrarisch bouwblok met een containerveld of een beheerderswoning met een recreatieve verblijfsfunctie. Derhalve wordt het begrip 'relatie' als volgt aangevuld:
Relatie
Een koppelteken tussen twee bouwvlakken danwel bestemmingen en/of aanduidingen.
5.3.4 'Nadere eisen' regeling
In de 'nadere eisen' regeling (in hoofdstuk 2, artikel x.3) is bepaald dat nadere eisen gesteld kunnen worden waarbij de regels uit de 'Nota Kwaliteit' in acht worden genomen. Burgemeester en wethouders zouden hiervoor advies in moeten winnen bij de kwaliteitscommissie. Het is echter niet in alle gevallen noodzakelijk om direct advies in te winnen bij de kwaliteitscommissie. Als sprake is van 'POL belangen' moet een ruimtelijk plan ter beoordeling worden voorgelegd aan de kwaliteitscommissie. In andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen. De nadere eisen-regeling wordt hierop aangepast.
Om te bepalen of sprake is van 'POL belangen' wordt door de provincie een overzicht opgesteld waaraan een plan getoetst kan worden. Dit overzicht 'POL belangen in praktijk' vervang de 'Interimbelangenstaat'.
5.3.5 Sloop en herbouw bouwperceel derden
Binnen de bestemming 'Wonen' is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een groter oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen toe te staan bij (gedeeltelijke) sloop van bijbehorende bouwwerken en overkappingen (mede) op een ander bouwperceel dan waar de herbouw plaatsvindt. De opgenomen regeling wordt aangepast zodat duidelijker verwoord staat dat bijgebouwen op het perceel van derden alleen in aanmerking komen voor deze regeling voor zover deze de 150 m2 te boven gaan. Tevens kan het hierbij gaan om bijgebouwen en overkappingen die ter hoogte van het eigen bouwperceel reeds wegbestemd zijn.
5.3.6 Regeling nevenactiviteiten
Binnen de regeling voor nevenactiviteiten zoals opgenomen in de agrarische bestemmingen is onduidelijk dat het bepaalde onder 1 en 2 geldt voor alle subleden onder a t/m f. Opslag in de openlucht is bij alle nevenfuncties niet toegestaan en het totaal oppervlakte aan nevenfuncties op een locatie mag niet meer bedragen dan 500 m2. De planregels worden hierop aangepast.
5.3.7 Omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
Binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - 1 tot en met 3' is geen bepaling opgenomen dat voor het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Gezien het feit dat binnen deze bestemmingen sprake is van waardevolle agrarische waarden wordt deze bepaling aan de regeling toegevoegd.
5.3.8 Kamerbewoning
Met een omgevingsvergunning kan binnen de bestemming 'Wonen' kamerbewoning worden toegestaan in het hoofdgebouw of in bijbehorende bouwwerken (artikel 29.6.3). Echter conform het beleid van de gemeente is kamerbewoning in vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet gewenst. De regeling wordt hierop aangescherpt. Kamerbewoning wordt uitsluitend toegestaan in de woning.
5.3.9 Bed en breakfast bij een voormalig agrarisch bedrijf
Binnen de bestemming 'Wonen' wordt ter plaatse van de nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voormalig agrarisch bedrijf' een bed en breakfast met maximaal 2 bedden toegestaan. Volgens het beleid van de gemeente en het bepaalde onder artikel 29.1 sub d is binnen de reguliere woonbestemming reeds een bed en breakfast met twee bedden toegestaan. De specifieke bepaling voor het voormalig agrarisch bedrijf is derhalve overbodig en wordt geschrapt.
5.3.10 Bijzondere woonvormen
Binnen de woonbestemming worden bijzondere woonvormen direct toegestaan (artikel 29.1 sub c). Tevens is binnen hetzelfde artikel hiervoor ook een aanduiding opgenomen waar dit op een specifieke locatie wordt toegestaan. Op basis van het gemeentelijk beleid is het niet wenselijk dat bijzondere woonvormen binnen de woonbestemming zonder een nadere afweging in het buitengebied zondermeer worden toegestaan. Derhalve wordt het binnen de bestemmingsomschrijving de directe vestigingsmogelijkheid geschrapt.
5.3.11 Duurzame locatie
In artikel 1 is een begrip voor duurzame locatie opgenomen. In dit begrip zijn de criteria opgenomen waaraan getoetst moet worden om te beoordelen of om een duurzame locatie betreft. Het dient daarbij echter ook altijd te gaan om een locatie waar een intensieve veehouderij is gevestigd. Dit wordt niet expliciet genoemd en wordt derhalve aan het begrip toegevoegd.
5.3.12 Vergunningsplicht uitvoeren van werken en werkzaamheden in relatie tot landschappelijke elementen
Landschappelijke elementen zijn met de nadere gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' binnen het bestemmingsplan beschermd. Deze aanduiding is over het gehele plangebied gelegen. Met een kaart die als bijlage 3 bij de regels is gevoegd, worden de specifiek te beschermen landschappelijke elementen verder bepaald.
Echter in de vergunningsplicht voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden is niet expliciet een koppeling gelegd naar het verwijderen van deze landschapselementen. Derhalve wordt dit aan de regeling toegevoegd.
5.3.13 Opslaan van mest en mestproducten van andere locaties
Eind 2012 heeft de gemeente Leudal een beleidslijn ten aanzien van mestverwerking vastgesteld. In het kort de belangrijkste aspecten uit deze beleidslijn:
- Veebedrijven met een mestoverschot toestaan om op de eigen bedrijfslocatie mestscheiding te realiseren;
- Geen bundeling/clustering mestscheiding of -verwerking van diverse locaties toestaan;
- De mestscheidingsinstallatie niet op het erf plaatsen maar in (bestaande) bedrijfsgebouwen;
- Er wordt geen ontheffing voor grootschalige mestverwerking in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied opgenomen.
De toepassing van dit beleidskader zal de volgende effecten tot gevolg hebben:
- Alleen de dikke fractie hoeft afgevoerd te worden waardoor minder verkeersbewegingen nodig zijn;
- Bedrijven die zich willen toeleggen op mestverwerking kunnen aansluiting zoeken bij het initiatief op Bedrijventerrein Zevenellen;
- Er kunnen meer bedrijven met een mestoverschot voldoen aan de eisen van de gewijzigde mestwetgeving;
- Er ontstaat minimale overlast voor de omgeving;
- Er wordt voorkomen dat er agrarische bedrijven met een industriële uitstraling in het buitengebied gevestigd zijn.
Derhalve wordt in het bestemmingsplan een algemene gebruiksverbod opgenomen voor het opslaan van mest en mestproducten afkomstig van een andere locatie dan de bedrijfslocatie alsmede de mestverwerking hiervan.
5.3.14 Afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden
In de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' zijn vele afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Echter zijn sommige afwijkingsbevoegdheden onterecht als afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Indien sprake is van een wijziging op de verbeelding, mag een bevoegdheid niet als afwijkingsbevoegdheid worden geregeld maar dient dit als wijzigingsbevoegdheid geregeld te worden. Daar waar aan de orde wordt het bestemmingsplan hierop gerepareerd. Het betreft bijvoorbeeld de afwijkingsbevoegdheid om de aanduiding 'intensieve veehouderij' van vorm te veranderen of de afwijkingsbevoegdheid om de aanduiding 'intensieve veehouderij' te vergroten.
Ook kan bij een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid geen rekening gehouden worden met toekomstige uitbreidingsmogelijkheden, anders dan op basis van de bestemmingsplanregeling rechtstreeks toegestaan, van bedrijven in de omgeving. Derhalve wordt deze voorwaarde uit diverse regelingen geschrapt.
5.3.15 Verschrijvingen en kleine redactionele aanpassingen
Onderhavige herziening biedt tevens de mogelijkheid enkele geconstateerde verschrijvingen in de regels van bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' te corrigeren en enkele redactionele aanpassingen door te voeren. Het gaat om navolgende aanpassingen die geen verdere toelichting behoeven:
- a. In artikel 1 wordt aan het begrip zorgboerderij, zorglandbouw toegevoegd;
- b. In artikel 1 wordt aan het begrip zorgboerderij met nachtverblijf toegevoegd dat feesten en partijen niet zijn toegestaan;
- c. In artikel 1 worden de begrippen waar nodig op alfabetische volgorde gezet;
- d. 'specifieke vorm van wonen – plattelandswoning' wordt vervangen door 'specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning';
- e. In artikel 3.5.6 lid d onder 4 wordt 'vergunde' gewijzigd in 'legale' en worden de haakjes verwijderd. Idem voor artikel 4.5.5, 5.5.4, 6.5.3 en 7.5.4;
- f. In artikel 16.3.1 onder c wordt het woord 'moet' toegevoegd;
- g. In artikel 16.3.1 onder d wordt het woord 'heen' vervangen door 'geen';
- h. De in artikel 19.1 opgenomen verwijzing naar artikel 18 'Recreatie – Dagrecreatie' wordt gewijzigd in artikel 19 'Recreatie – Recreatiewoning';
- i. In artikel 29.6.2 lid g wordt 30 m2 gewijzigd in 80 m2;
- j. In artikel 42.3.1 sub b wordt waterschap gewijzigd in Rijkswaterstaat;
- k. De in artikel 50.4.2 opgenomen verwijzing naar 50.7.1 wordt gewijzigd in 50.4.1;
- l. Afwijkingsmogelijkheden binnen algemene aanduidingsregels dienen zowel betrekking te hebben op gebruik als bouwen;
- m. Aan diverse aanlegvergunningenstelsels wordt tevens (naast de voorwaarden van ontginnen, bodemverlagen, ophogen en/of egaliseren) toegevoegd dat afgraven van de bodem niet zonder vergunning is toegestaan.
5.3.16 Omissies verbeelding
De aanpassingen die zijn gedaan op de verbeelding zoals vastgesteld met het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' zijn in bijlage 12 Ambtshalve aanpassingenverbeelding zoveel mogelijk opgenomen. Tevens is aangegeven of voor dezelfde locatie een beroep bij de Raad van State op het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' aan de orde is of dat voor de lcoatie een zienswijze in het kader van het ontwerp 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal' is ingediend.
5.4 Nieuwe Ontwikkelingen
5.4.1 Algemeen
Na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' zijn er een aantal nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied actueel geworden die om regeling in het bestemmingsplan vragen. Deze worden thans in het 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' meegenomen. Hiervoor zijn deze ontwikkelingen voorzien van een deugdelijke ruimtelijke onderbouwing met haalbaarheidsonderzoeken.
De ontwikkelingen worden hierna kort omschreven. Nadere informatie is te vinden in de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing inclusief bijbehorende haalbaarheidsonderzoeken die als bijlage bij dit bestemmingsplan zijn gevoegd.
5.4.2 Baexem, Oudenhofweg 6
Een varkenshouderij met rundveetak, gevestigd aan de Oudenhofweg 6 te Baexem, wenst zijn bouwvlak uit te breiden met diverse nieuwe agrarische bouwwerken. In 2012 is gestart met de verdere ontwikkeling van het bedrijf. Destijds is een nieuwe stal gebouwd. Om de ontwikkeling verder af te ronden is uitbreiding van het bouwvlak met 0,6 ha gewenst. Het totale bouwvlak komt hiermee op 2 hectare. In het kader van het provinciaal en gemeentelijk kwaliteitsbeleid dient het geheel landschappelijk ingepast te worden. Daarnaast zijn extra kwaliteitsverbeterende maatregelen noodzakelijk omdat het bouwvlak boven de referentiemaat van 1,5 ha uitkomt.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status. Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal dieren. Er is derhalve geen MER-plicht.
Het perceel is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – 4'. Het bouwvlak wordt voor het planvoornemen in oostelijke en zuidelijke richting uitgebreid. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 16 van deze toelichting.
5.4.3 Buggenum, Poelakkerweg 3/Meiboomkensweg
Aan de Poelakkerweg 3 te Buggenum is een melkveehouderijbedrijf gevestigd. In 2012 is een wijzigingsplan opgesteld om aan de Meiboomkensweg een nieuwe stal met een emissiearm stalsysteem te kunnen bouwen. Doordat er onder deze stal geen mestopslagcapaciteit aanwezig is, dient deze elders op het perceel opgericht te worden. Het voornemen is om ten oosten van de nieuwe stal twee mestsilo's te bouwen. Daarnaast is er behoefte aan een werktuigenberging. Deze is ten noordoosten van de nieuwe stal voorzien. In het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt het geheel landschappelijk ingepast.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status. Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal dieren. Er is derhalve geen MER-plicht.
Het planvoornemen is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – 3'. Voor deze bouwplannen wordt het bouwvlak aan de Meiboomkensweg met circa 5.400 m2 vergroot. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 17 van deze toelichting.
5.4.4 Ell, Brandvenstraat 3
Het voornemen bestaat om bij de pluimveehouderij aan de Brandvenstraat 3 te Ell een nieuwe pluimveestal te realiseren. In 2010 is een wijzigingsprocedure voor de bouw van een werktuigenberging/voeropslag doorlopen. Ten zuiden van deze loods is nu de nieuwe stal voorzien. Deze uitbreiding is noodzakelijk in verband met de nieuwe eisen voor dierenwelzijn welke voorzien zijn in 2021. De huidige meest noordelijk gelegen stal voldoet niet meer aan deze aankomende eisen en aanpassing van deze stal is financieel-economisch niet interessant. Met de voorziene ontwikkeling komt het aantal te huisvesten dieren op 237.750 stuks. Om het bedrijfsperceel zo vloeiend mogelijk in de omgeving te laten integreren is een tegenprestatie met inpassing en kwaliteitsverbetering vereist.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status. Er geldt een mer-beoordelingsplicht, geen directe MER-plicht.
Concreet dient voor het planvoornemen binnen de bestemming 'Agrarisch' het bouwvlak in zuidelijke richting met 0,5 ha te worden vergroot. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 18 van deze toelichting.
5.4.5 Ell, Hoogstraat 36
In Ell is aan de Hoogstraat 36 een gemengd melkvee- en varkensbedrijf gevestigd. De maatschap is voornemens om zich de komende jaren te gaan richten op de vleesstieren- en zoogkoeienhouderij. Enerzijds is hiervoor schaalvergroting noodzakelijk en anderszijds moet het bedrijf gereed gemaakt worden voor bedrijfsovername. Concreet wordt hiervoor de huidige melkveestal omgebouwd tot zoogkoeienstal. Op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning is de bouw van een nieuwe rundveestal mogelijk. Om voldoende zoogkoeien te kunnen houden is het echter noodzakelijk om nog een nieuwe tweede zoogkoeienstal te bouwen. Deze is voorzien ten noorden van de huidige melkveestal.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status. Er geldt geen MER-plicht.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' is het bouwvlak ten behoeve van het planvoornemen reeds vergroot. Echter ontbreekt in het bestemmingsplan de hiervoor noodzakelijke onderbouwing. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 19 van deze toelichting.
5.4.6 Grathem, Gemeentebos 1
Er is een gemengd agrarisch bedrijf, bestaande uit een melkrundveehouderij en een akkerbouwbedrijf, gevestigd op de locatie Gemeentebos 1 te Grathem. Het bouwvlak heeft een omvang van ongeveer 1,3 ha. Door de vorm in combinatie met de ligging van de bestaande bebouwing is het niet mogelijk op dit bouwvlak optimaal te benutten. Door vormverandering, waarbij geen sprake is van vergroting van het bouwvlak, wordt het mogelijk om de voeropslagen aan te passen en de bestaande verouderde schuur/werktuigenberging opnieuw op te richten. Om het ruimtelijk effect te compenseren wordt een landschappelijke inpassing gerealiseerd.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status. Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal dieren. Er is derhalve geen MER-plicht.
Het bestaande bouwvlak is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch'. Voor het planvoornemen wordt het bouwvlak aan de oost- en noordzijde verruimd en wordt hiervoor een vergelijkbaar oppervlak aan de westzijde weggenomen. Om via bestuursrechtelijke weg de
landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 20 van deze toelichting.
5.4.7 Haelen, Napoleonsweg 6
Ter plaatse van de Napoleonsweg 6 in Haelen is een reyclingsbedrijf gevestigd. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' is de locatie onterecht niet aangeduid als 'metaalrecycling'. Met deze aanduiding wordt het bedrijf van categorie 3.2 in het kader van de bedrijven- en milieuzonering toegestaan. Daarnaast wordt het bouwvlak ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' vergroot waardoor de bedrijfsbebouwing uitgebreid kan worden. Om aan te tonen dat uitbreiding van het bouwvlak mogelijk is, is met een historisch bodemonderzoek de milieuhygiënische kwaliteit van de gronden aangetoond. Op basis van het onderzoek wordt geadviseerd om bij eventuele bebouwing van dit deel van de bedrijfslocatie een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 uit te voeren.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Het historisch bodemonderzoek waaruit blijkt dat de bodem geschikt is voor deze ontwikkeling, is opgenomen in bijlage 21 van deze toelichting.
5.4.8 Haelen, Sint Elisabethsdreef 1 en Heythuysen, Op de Bos 2
Stichting Land van Horne exploïteert op de lcoatie Sint Elisabethsdreef 1 te Haelen en op de locatie Op de Bos 2 te Heythuysen een tweetal zorgcentra. Het betreft zorgcentrum Sint Elisabeth in Haelen en woonzorgcenrum Sint Charles in Heythuysen.
Ten behoeve van een duurzame instandhouding van de bebouwing en ter bevordering van de onderlinge contacten tussen bewoners van de zorgcentra met bewoners in de omgeving is het gewenst om de ondergeschikte horeca-activiteiten ter plaatse toe te staan. Bij zorgcentrum Sint Elisabeth zijn deze ondergeschikte horeca-activiteiten voorzien in het monumentale 'Pesthuisje' dat in de tuin bij het zorgcentrum ligt. Bij Sint Charles komen de ondergeschikte horeca-activiteiten in de in het complex reeds aanwezige gasterij 'Karibu'. Ten behoeve van de uitbreiding van de activiteiten zijn geen bouwactiviteiten nodig of aanpassingen van de bebouwing(soppervlakte).
Beide locaties kennen een maatschappelijke bestemming. Binnen deze bestemming wordt de functie 'horeca van categorie 1' niet rechtstreeks toegestaan. De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 22 van deze toelichting.
5.4.9 Haler, Sniekstraat 10-12
In Haler, aan de Sniekstraat 10-12 is een gemengd bedrijf gevestigd. De hoofdtak betreft een hoveniersbedrijf met als neventak een kwekerij. Om teelttechnische redenen, om de te kweken planten door de winter te krijgen, worden de kwekerijactiviteiten voorzien van teelttunnels. De percelen waar de teelttunnels zijn voorzien liggen aangrenzend aan de bedrijfslocatie, ten noorden en zuiden. Het geheel wordt duurzaam landschappelijk ingepast.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
De gronden waarbinnen de teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzien worden van de bestemming 'Agrarisch met waarden – 4'. Algemeen beleidsuitgangspunt van de gemeente is dat binnen deze bestemming geen teeltondersteunende voorzieningen toegestaan. De bestemming 'Agrarisch met waarden – 4' is toegekend op basis van gebiedsbeschrijvingen van de gemeente Leudal. De bestemming 'Agrarisch met waarden – 4' is gelegen ter plaatse van de beekdalen. Op basis van de gebiedsbeschrijvingen is het plangebied gelegen binnen het beekdal. De begrenzing vanuit de gebiedsbeschrijvingen is redelijk globaal en niet tot op perceelsniveau teruggebracht Op basis van het oude bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Hunsel reikt het beekdal niet tot aan het plangebied (kaart ruimtelijke en functionele karakteristiek). Dit betekent dat de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' ter plaatse gerepareerd word en afgestemd wordt op het oude bestemmingsplan. De gronden rondom de locatie Sniekstraat 10-12 worden derhalve bestemd als 'Agrarisch'. Daar waar de teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzien wordt tevens de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – permanente teelt-ondersteunende voorzieningen' opgenomen.
Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 23 van deze toelichting.
5.4.10 Haler, Sniekstraat 18
Het tuinbouwbedrijf dat gevestigd is aan de Sniekstraat 18 te Haler wenst aan de noordzijde van het perceel een nieuw gebouw te realiseren voor de opslag van privézaken en de stalling van privévoertuigen. Tevens dient erfverharding en een ontsluitingsmogelijkheid aangelegd te worden. Gezien de ruimtelijke impact van het planvoornemen wordt het perceel tevens landschappelijk ingepast.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Concreet betekent het planvoornemen een uitbreiding van het bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch'. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 24 van deze toelichting.
5.4.11 Haler, Venderstraat 5
Voor de locatie Venderstraat 5 te Haler wordt een omgevingsvergunningaanvraag verleend voor het bouwen van een nieuwe pluimveestal. Deze activiteit is niet geheel in overeenstemming met het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal'. Volgens het bestemmingsplan mogen de gronden enkel gebruikt worden ten behoeve van agrarische doeleinden en is bebouwing (met uitzondering van kleine gebouwen ten behoeve van algemeen nut) niet toegestaan. Overeenkomstig het kwaliteitsbeleid wordt de ontwikkeling landschappelijke ingepast.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status inclusief de beoogde uitbreiding. Voor de beoogde uitbreiding is reeds een MER-plicht procedure doorlopen.
Overeenkomstig de omgevingsvergunning wordt voor het planvoornemen binnen de bestemming 'Agrarisch' het bouwvlak uitgebreid. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 25 van deze toelichting.
5.4.12 Heibloem, Schaapsbrug 8 en 8b
Op de locatie Schaapsbrug 8 en 8b zijn momenteel twee woningen aanwezig. Dit wordt uitgebreid naar 3 en hiervoor wordt de voormalige stal van het woonhuis Schaapsbrug 8 gesplitst. Woningsplitsing is mogelijk op basis van de 'Beleidsregels woningsplitsing' van de gemeente Leudal'. Één van de uitgangspunten hierbij is dat een bijdrage (compensatie) moet worden geleverd die aangewend wordt voor maatregelen die leiden tot een kwaliteitsverbetering in de omgeving van het betreffende perceel c.q. in het landelijke gebied. Daarnaast worden voorwaarden gesteld op het vlak van landschappelijke inpassing en/of behoud van de karakteristieke elementen van een gebouw.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Voor het planvoornemen wordt binnen de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'maximum 2 wooneenheden' gewijzigd in 'maximum 3 wooneenheden'. De kwaliteitsbijdrage wordt ingezet om de leegstaande kassen ter plaatse van Mennenweg 12 te slopen.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 26 van deze toelichting.
5.4.13 Heibloem, Staldijk 2
Op het perceel Staldijk 2 te Heibloem is een intensieve veehouderij bestaande uit fokvarkens gevestigd. Het bedrijf omvat circa 980 fokzeugen en 3.200 gespeende biggen. Uitbreiding en modernisering van het bedrijf is gewenst. Het planvoornemen bestaat concreet uit het verlengen van een tweetal stallen en de bouw van een nieuwe stal. Door de ontwikkeling neemt het aantal dieren toe. Door toepassing van betere technieken op het gebied van luchtwassystemen is er ondanks de toename van het aantal dieren sprake van een gelijkblijvende emissie van ammoniak.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status. Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal dieren. Onduidelijk of MER-plicht of beoordelingsprocedure noodzakelijk is. Uitgangspunt van het plan is tenminste gelijkblijvende emissie van ammoniak. In het kader van het planvoornemen wordt dit nog nader onderzocht.
Het perceel is bestemd als 'Agrarisch met waarden - 1'. Ten behoeve van het planvoornemen dient het bouwvlak in noordelijke en westelijke richting uitgebreid te worden. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 27 van deze toelichting.
5.4.14 Heythuysen, Geusert 13
Ten behoeve van het stekbedrijf, gevestigd aan Geusert 13 te Heythuysen, is behoefte aan uitbreiding van het areaal foliekas. Het bedrijf beschikt reeds over circa 5.000 m2 bewortelingsruimte en 8.000 m2 afhardruimte. Uitbreiding met een opkweekkas voor stekplanten met een oppervlakte van circa 1.920 m2 is voorzien. In verband met de aan te houden afstand tot het perceel Roligt 19 zijn de bebouwingsmogelijkheden hierop afgestemd. Daarnaast is huisvesting voor arbeidsmigranten, zijnde een echtpaar van buitenlandse afkomt, gewenst. Gezien het ruimtelijk effect van de ontwikkeling dient het geheel ruimtelijk en landschappelijk te worden ingepast.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Het perceel is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – 2'. Ten behoeve van de uitbreiding dient het bouwvlak vergroot te worden. Tevens dient hiervoor de bestemming 'Water' gewijzigd te worden. De aanwezige waterloop wordt hiervoor met toestemming van het Waterschap Peel en Maasvallei verlegd.
Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
Voor de huisvesting van arbeidsmigranten kan te zijner tijd een afwijkingsvergunning worden afgegeven.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 28 van deze toelichting.
5.4.15 Heythuysen, Hollander 2a
Op de locatie Hollander 2a is een melkveehouderij gevestigd. Momenteel wordt voor de opslag van ruwvoer deels gebruik gemaakt van grondkuilen. Dit is verre van ideaal. Voor een zuiver en meer flexibel ruwvoermanagement zijn extra sleufsilo's noodzakelijk. Tevens kan beter ingespeeld worden op de markt bij de aankoop van ruwvoer en bijproducten. Ten behoeve van de aanleg van de sleufsilo's wordt het bouwvlak aan de noordzijde met 10%, zijnde 1045 m2, tot een oppervlakte van 11.495 m2 uitgebreid. Daarnaast wordt het geheel op een duurzame wijze landschappelijk ingepast.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status. Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal dieren. Er is derhalve geen MER-plicht.
Concreet betekent het planvoornemen een uitbreiding van het bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - 1'. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 29 van deze toelichting.
5.4.16 Heythuysen, Leveroyseweg 14
Op het adres Leveroyseweg 14 in Heythuysen staat een woonhuis met aangebouwde gebouwen die in het verleden in gebruik waren voor de huisvesting van landbouwhuisdieren. Rondom de gebouwen zijn diverse weides aanwezig. Ter plaatse is een extensieve varkenshouderij gevestigd met veel aandacht voor dierenwelzijn en kringlooplandbouw. In de weides zijn hiervoor 4 hokken gesitueerd waarin de varkens worden gehuisvest en die met name worden gebruikt als schuil- en overnachtingshok.
Het bedrijf beschikt nog niet over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet). Deze is in behandeling. Wellicht geen uitbreiding van het aantal dieren mogelijk omdat de voormalige ammoniakrechten verkocht zijn. Wellicht is de ontwiwkkeling mogelijk onder melding van PAS. Dit wordt nog nader onderzocht.
In het bestemmingsplan wordt hiervoor een specifieke regeling opgenomen waarbinnen bepaald is dat deze zogenaamde kraamstallen ter plaatse zijn toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 18 m2 per kraamstal en met een totale oppervlakte van niet meer dan 72 m2. De bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 30 van deze toelichting.
5.4.17 Heythuysen, Roligt 19
Aan de Roligt 19 te Heythuysen is een varkenshouderij gevestigd. Het voornemen bestaat om het bouwvlak aan de zuidzijde met 18 meter uit te breiden ten behoeve van de bouw van een loods voor mestverwerking en een mestopslagsilo. De mestsilo biedt in combinatie met de mestkelders onder de stallen voldoende ruimte om de eigen mestproductie op te slaan. Binnen de contour van het bouwvlak is tevens in de laatste 5 meter voorzien in de landschappelijke inpassing. Daarnaast dient een tweede in- en uitrit te worden aangebracht om een schone en vuile weg te scheiden.
Tevens wordt de huidige bouwvlakgrens aan de westzijde logischer vormgegeven zodat deze samenvalt met de kavelgrens. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om rondom de westelijke stal eveneens verharding aan te brengen waardoor de bereikbaarheid van de stal voor gemotoriseerd verkeer verbeterd en is de luchtwasser beter bereikbaar voor onderhoud. Het huidige bouwvlak heeft een omvang van 1,4 ha en wordt met het initiatief vergroot tot 1,7 ha.
Het bedrijf beschikt nog niet over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet). Voor zijn huidige status is een aanvraag in behandeling. Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal dieren. Er is derhalve geen MER-plicht.
Concreet betekent het planvoornemen een vergroting van het bouwvlak aan de west- en zuidzijde binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden -2'. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 31 van deze toelichting.
5.4.18 Hunsel, Beekstraat 10/10a
Op de locatie Beekstraat 10/10a te Hunsel is een gemengd agrarisch bedrijf gevestigd. Op het bedrijf worden vleesvarkens, zoogkoeien en vleesstieren gehouden en is een akkerbouw- en tuinbouwtak bestaande uit aspergeteelt aanwezig. Ten behoeve van de rundveetak is uitbreiding gewenst voor meer ruwvoeropslag en in het kader van bedrijfshygiënische maatregelen is een separate opgang gewenst. De sleufsilo en de tweede op- en afrit zijn voorzien aan de oostzijde van het bestaande bedrijfsperceel. Het geheel wordt landschappelijk ingepast.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status. Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal dieren. Er is derhalve geen MER-plicht.
Het planvoornemen is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – 4'. Voor de aanleg van de nieuwe opslag wordt het bouwvlak aan de oostzijde uitgebreid met circa 2.700 m2. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 32 van deze toelichting.
5.4.19 Hunsel, Beekstraat 13
Het agrarisch bedrijf dat gevestigd is aan de Beekstraat 13 te Hunsel is voornemens om ten oosten van het bedrijf een nieuwe machineberging c.q. opslagruimte te realiseren. De loods wordt in gebruik genomen voor de opslag van eigen geteelde producten, de opslag van materialen, pallets, fusten en de stalling van machines. Nadat deze nieuwe loods is gerealiseerd worden twee verouderde gebouwen gesloopt. Om het ruimtelijk effect te compenseren wordt het gehele bouwperceel landschappelijk ingepast.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Het planvoornemen is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch'. Ten behoeve van de bouw van de loods wordt het bouwvlak aan de oostzijde met circa 730 m2 uitgebreid. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' en bestemming 'Groen').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 33 van deze toelichting.
5.4.20 Hunsel, Smidstraat 5
In het verleden was op de locatie Smidstraat 5 te Hunsel een varkenshouderij gevestigd. Dit bedrijf is gestopt en de eigenaar wil zich gaan richten op andere bedrijfsactiviteiten. Hiervoor worden de huidige vleesvarkensstallen gesloopt en wordt de overige twee bestaande stallen verbouwd. De kraamstal wordt omgebouwd tot opslagloods voor agrarisch gerelateerde materialen (strafinrichting). Daarnaast wordt een zeugenstal ingericht als farmhouse. Gezien het beleid dat bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied er sprake moet zijn van 'kwaliteitswinst', wordt het geheel landschappelijk ingepast.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' is het perceel bestemd als 'Agrarisch' met een bouwvlak. Het bouwvlak wordt verkleind tot de bebouwing die na sloop overblijft. Ten behoeve van de functiewijziging wordt de nadere aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarisch bedrijf' te worden opgenomen. Ter plaatse van de opslagloods wordt een nadere aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – handel en bewerking stalinstallaties' opgenomen. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voor-waardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 34 van deze toelichting.
5.4.21 Hunsel, Weverstraat 17
Aan de Weverstraat 17 te Hunsel is een pluimveehouderij gevestigd. Het planvoornemen omvat de bouw van een nieuwe loods van 24 bij 60 meter voor de opslag van werktuigen en andere bedrijfsmiddelen. De loods is voorzien aan de achterzijde van het bedrijf. Tussen deze loods en de bestaande pluimveestallen ligt verharding welke noodzakelijk is voor de aan- en afvoer en andere benodigdheden voor het bedrijf. De afvoer van de eierproductie vindt aan de voorzijde plaats. In het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt het geheel landschappelijk ingepast.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status. Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal dieren. Er is derhalve geen MER-plicht.
Ter plaatse vigeert de bestemming 'Agrarisch'. Voor de bouw van de loods wordt het bouwvlak aangepast. Het betreft een vormverandering inclusief een beperkte vergroting van 1.350 m2. De totale omvang van het bouwvlak komt daarmee uit op 1,5 ha. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 35 van deze toelichting.
5.4.22 Kelpen-Oler, Ensebroekerweg 3a
Op de locatie Ensebroekerweg 3a te Kelpen-Oler is in het verleden een agrarisch bedrijf geëxploiteerd door een derde (verhuur door eigenaar). De afgelopen jaren is op de locatie geen agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Derhalve is de bestemming van het perceel ter plaatse van de bebouwing in het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' gewijzigd in 'Wonen'. De overige gronden zijn bestemd als 'Agrarisch' (zonder bouwvlak). Nu bestaat het voornemen om ter plaatse een agrarisch bedrijf in de vorm van een paardenhouderij (gebruiksgericht) op te richten. Tevens wordt de bestaande bedrijfswoning gesloopt en een aantal tientallen meters verder herbouwd. Een en ander in verband met de gewenste bedrijfsvoering en verbetering van de stedenbouwkundige verschijningsvorm ter plaatse. Gezien het beleid dat bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied er sprake moet zijn van 'kwaliteitswinst', wordt het gehele perceel landschappelijk ingepast.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
De bestemming van het perceel voor zover bestemd als 'Wonen' wordt gewijzigd in 'Agrarisch'. Ten opzichte van het oude bouwkavel (bestemmingsplan Buitengebied Heythuysen 1999) wordt het bouwvlak enigszins van vorm veranderd. Een strook aan de zuidwestzijde komt te vervallen en wordt aan de noordzijde toegevoegd. Aan de achterzijde worden de bouwmogelijkheden eveneens ingeperkt en zijn twee buitenpistes en een stapmolen en longeerpiste voorzien. Achter de nieuwe locatie van de bedrijfswoning worden twee paddocks aangelegd. Om te voorkomen dat het gehele nieuwe bouwvlak bebouwd kan worden, worden hieraan beperkingen gesteld.
Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 36 van deze toelichting.
5.4.23 Kelpen-Oler, Ensebroekerweg 6
In 1997 is het agrarisch bedrijf aan de Ensebroekerweg 6 te Kelpen-Oler gestaakt. Vanaf dat jaar is gestart met een kampeerbedrijf, in eerste instantie een kampeerboerderij en later is dit uitgebreid met een camping. Momenteel is ruimte voor 20 kampeermiddelen en 8 stacaravans. Doorgroei naar 75 kampeermiddelen is gewenst. Hiervoor wordt het kampeerterrein aan de noord- en westzijde met ongeveer 1,5 ha uitgebreid. Een uitbreiding van het bouwvlak is niet aan de orde. Om het geringe ruimtelijk effect van deze uitbreiding te compenseren wordt het geheel omzoomd met een heggen.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
De gronden ter plaatse van de uitbreiding van het kampeerterrein zijn bestemd als 'Agrarisch'. Deze bestemming wordt gewijzigd naar 'Recreatie – Verblijfsrecreatie' met de nadere functieaanduiding 'kampeerterrein'. Tevens wordt de bestaande maatvoeringsaanduiding uitgebreid van maximaal 28 naar maximaal 75 standplaatsen. Bebouwing wordt ter plaatse van de uitbreiding niet toegestaan. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 37 van deze toelichting.
5.4.24 Kelpen-Oler, Ensebroekerweg 12
In Kelpen-Oler is aan de Ensebroekerweg 12 een varkenshouderij gevestigd. In verband met de continuïteit van dit bedrijf bestaat het voornemen om twee nieuwe stallen te realiseren, een bestaande varkensstal te vernieuwen en een extra mestopslag. Eén van de twee nieuwe stallen, de mestopslag en de vervangende nieuwbouw kunnen binnen het vigerende bouwvlak worden gerealiseerd. Voor het overige dient het bouwvlak van circa 1,46 ha naar 1,93 ha te worden vergroot. De vergroting is aan de westzijde binnen de bestemming 'Agrarisch' voorzien. Als tegenprestatie dient de ontwikkeling landschappelijk te worden ingepast.
Het bedrijf beschikt nog niet over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet). Voor zijn huidige status is de aanvraag in behandeling. Er geldt een mer-beoordelingsplicht dan wel een directe MER-plicht. Dit wordt nog onderzocht.
Het planvoornemen betreft dus concreet de vergroting van het bouwvlak met de aanduiding 'intensieve veehouderij' binnen de bestemming 'Agrarisch'. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
Ter plaatse van de ontwikkeling is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Met dit onderzoek zijn delen van het plangebied vrij gegeven. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' wordt ter plaatse verwijderd. Voor overige delen dient nog met nader onderzoek aangetoond te worden dat de archeologische waarden niet worden aangetast. Ter plaatse wordt een specifieke aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie 5 - archeologisch onderzoek' opgenomen. Hier wordt een bodemverstoring niet toegestaan tenzij nader onderzoek is uitgevoerd waarmee is aangetoond dat geen sprake is van verstoring van archeologische waarden.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 38 van deze toelichting.
5.4.25 Kelpen-Oler, Eyckheuvels 1
Aan de Eyckheuvels 1 te Kelpen-Oler is een pluimveehouderij gevestigd. Ten behoeve van de continuïteit van het bedrijf worden de bestaande stallen vervangen en dient het huisvestingssysteem aangepast te worden aan een lagere NH3 emissie per dierplaats. Daarnaast dient op basis van de Stikstofverordening van de provincie Limburg te worden voldaan aan lagere emissienormen ingeval van verbouwing. Om circa 80.000 vleeskuikenouderdieren in opfok te huisvesten zijn drie stallen noodzakelijk. Hiervoor wordt het bestaande bouwvlak in zuidelijke richting uitgebreid. In het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt het geheel landschappelijk ingepast.
Het bedrijf is een aanvraag voor een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) in behandeling. Voor de beoogde uitbreiding is reeds een MER-procedure doorlopen.
Concreet betekent het planvoornemen een uitbreiding van het bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch'. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 39 van deze toelichting.
5.4.26 Kelpen-Oler, Graetheideweg 3
Het voornemen bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning Graetheideweg 3 in gebruik te nemen als plattelandswoning. Eind 2013 zijn de bedrijfsgebouwen met circa 10 hectare cultuurgrond verkocht en in gebruik genomen als bessenkwekerij. Hiervoor zijn de tuinders- en tunnelkassen gesloopt. De voormalige bedrijfswoning is destijds niet meegenomen bij deze transactie en is nu verkocht onder voorbehoud van bestemmingsplanwijziging.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Ten behoeve van het planvoornemen wordt binnen de bestemming 'Agrarisch' en het bijbehorend bouwvlak de bedrijfswoning nader aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning'. Door deze toevoeging wordt geborgd dat de woning bewoond mag worden door derden en dat de bestaande rechten van het bedrijf niet worden aangetast. Tevens wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting' ten behoeve van de realisatie en instandhouding van een wintergroene windhaag. Met een ruimtelijke onderbouwing is aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat de belangen van omliggende agrarische bedrijven niet worden geschaad. Tevens wordt een aanduiding toegevoegd zodat maximaal300 m2 aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning zijn toegestaan.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 40 van deze toelichting.
5.4.27 Kelpen-Oler, Kelperweg 23
Aan de Kelperweg 23 te Kelpen-Oler is een handels-, transport- en overslagbedrijf gevestigd. In verband met de groei van de onderneming is uitbreiding van de bedrijfsgebouwen gewenst. Op basis van het geldende bestemmingsplan bestaat de mogelijkheid om nog circa 1.550 m2 aan bedrijfsgebouwen op te richten. Het voornemen is om deze oppervlakte in het verlengde van de bestaande bebouwing evenwijdig aan het spoor te realiseren. Dit deel heeft reeds een bedrijfsbestemming. Echter het oprichten van gebouwen is niet toegestaan. Op basis van het kwaliteitsbeleid wordt het geheel landschappelijk ingepast.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Concreet betekent het planvoornemen een wijziging van het bouwvlak binnen de bestemming 'Bedrijf'. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De onderbouwing en het akoestisch onderzoek waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 41 van deze toelichting.
5.4.28 Kelpen-Oler, Oranjestraat (ong) (Kaufven)
Take Care Ranch is gevestigd aan de Oranjestraat te Kelpen-Oler, ook wel bekend als landgoed 'het Kaufven'. De organisatie is gespecialiseerd in het aanbieden van dierondersteunende en natuurgerelateerde activiteiten, therapie en (re)activering/dagbesteding voor mensen met een hulpvraag. De verschillende activiteiten vinden in de buitenlucht plaats waarbij de dieren en natuur een wezenlijk en noodzakelijk onderdeel vormen van de behandeling en therapiesessies met cliënten.
Voor de ontwikkeling geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
In het bestemmingsplan Buitengebied Leudal is de locatie bestemd als 'Agrarisch'. Het gebruik van de gronden ten behoeve van zorgverlenende activiteiten is binnen deze bestemming niet mogelijk. Daarnaast zijn de bouwmogelijkheden ter plaatse zeer beperkt.
Ten behoeve van het planvoornemen wordt de bestemming gewijzigd in 'Maatschappelijk' met een nadere aanduiding als zorgtuin. Een zorgtuin wordt hiervoor omschreven als een tuin waarin activiteiten worden georganiseerd waarbij dieren en natuur een wezenlijk onderdeel vormen van de behandeling en therapiesessies met cliënten. Ter plaatse gelden de volgende regels:
- a. De oppervlakte aan gebouwen mag maximaal 550 m2 bedragen;
- b. Een bedrijfswoning wordt uitgesloten;
- c. De maximale goothoogte bedraagt 3 meter en de maximale bouwhoogte 6 meter;
- d. De oppervlakte van een gebouw mag maximaal 60 m2 bedragen;
- e. Ondergeschikte horeca is toegestaan tot maximaal 60m2;
- f. Detailhandel in zelfgemaakte, - bewerkte,- gekweekte, - geteelde producten van eigen bedrijf tot max 30 m2 wordt toegestaan.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 42 van deze toelichting.
5.4.29 Kelpen-Oler, Zandstraat 3
Aan de Zandstraat 3 is een pluimveebedrijf gevestigd. Een gedeelte van de (half)verharding aan de zuidzijde van het bedrijfsperceel bevindt zich niet binnen het agrarisch bouwvlak zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal'.
Op basis van de uitspraak van de Raad van State wordt het bouwperceel aan de noord- en westzijde aangepast. Aan de zuidzijde grenst het bouwvlak aan de bestemming 'Natuur'. Echter wordt een strook van deze gronden al zeker 25 jaar gebruikt als toegang achterom van het agrarisch bedrijf. Het betreft een strook met een oppervlakte van 736 m2. De strook heeft een breedte van 10 meter gemeten vanaf de achtergevel van de pluimveestallen. Hiervan is 5 meter noodzakelijk om in de toekomst luchtwassers achter de stallen te realiseren en 5 meter ten behoeve van de toegangsweg.
Voor het bedrijf is een aanvraag van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) in ontwerp verleend voor zijn huidige status. Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal dieren. Er is derhalve geen MER-plicht.
Een beknopte beschrijving van de ontwikkeling is opgenomen in bijlage 43 van deze toelichting.
5.4.30 Ittervoort, Margarethastraat 73
Aan de Margarethastraat 73 is de Schouwsmolen gelegen. Ten behoeve van een duurzame instandhouding van deze watermolen bestaat het voornemen om toeristisch/educatieve/culturele activiteiten op te starten in het bijgebouw. Een en ander in combinatie met de gewenste restauratie van het historische complex.
Voor de ontwikkeling geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Voor deze ontwikkeling wordt de bestemming 'Wonen' uitgebreid met een specifieke aanduiding waarbinnen de gewenste activiteiten worden toegestaan.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 44 van deze toelichting.
5.4.31 Neer, Brumholt 4 en 6
Het tuinbouwbedrijf aan Brumholt 4 en 6 te Neer teelt diverse gewassen zoals asperges, courgettes, chinese kool. Ten behoeve van de verspreiding van het teeltseizoen en de bescherming van de gewassen wordt gebruik gemaakt van teelttunnels. Voor een optimale inzet van deze tunnels is een uitbreiding met 3 teelttunnels met een breedte van 12 meter en een lengte van 136 tot 140 meter gewenst. Deze nieuwe teelttunnels zijn voorzien aan de noordzijde van het perceel. Voor een gedeelte van de teelttunnels dient het bouwvlak met circa 3.000 m2 uitgebreid te worden. De landschappelijke inpassing van de teelttunnels is reeds gerealiseerd.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
De uitbreiding van het bouwvlak is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – 1'. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 45 van deze toelichting.
5.4.32 Neer, Doorbrand 2
Aan de Doorbrand 2 te Neer is een gecombineerd bedrijf met zowel verblijfsrecreatieve als cateringactiviteiten gevestigd. In 2004 is hiervoor een wijziging van het bestemmingsplan doorgevoerd. Ten behoeve van uitbreiding van de activiteiten is een horecafunctie gewenst. Deze functie wordt beperkt tot het organiseren van besloten feesten en partijen, afscheidsdiensten, recepties en huwelijksvoltrekkingen. Het is niet de bedoeling dat ter plaatse een café of discotheek ontstaat. Om het ruimtelijk effect te compenseren is een tegenprestatie vereist.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
In het bestemmingsplan Buitengebied Leudal is het perceel bestemd als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning – educatief culinair centrum'. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 46 van deze toelichting.
5.4.33 Neer, Kruisstraat 7
Op het adres Kruisstraat 7 te Neer wordt een paardenhouderij geëxploiteerd. De activiteiten bestaan uit het fokken en africhten van paarden, het zadelmak maken, trainen van paarden en het bieden van pensionstalling. Tevens is het mogelijk om ter plaatse les te krijgen in het rijden met paarden en pony's. Het voornemen bestaat om deze recreatieve/educatieve activiteit ter plaatse verder uit te breiden. Dit betekent ook dat ter plaatse meer paarden gestald zullen gaan worden. Momenteel zijn dit er circa 20 en de verwachting is dat dit groeit naar circa 40 paarden. Hiervoor dient binnen enkele jaren ter plaatse van de bestaande buitenrijbak een binnenrijhal gebouwd te worden. De buitenrijbak zal hierdoor in noordelijke richting verschuiven. Om het ruimtelijk effect te compenseren wordt het gehele bouwperceel landschappelijk ingepast.
Het bedrijf beschikt niet over een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet. Wellicht is een vergunning noodzakelijk. Dit wordt nog onderzoek. Er gedlt geen MER-plicht.
De locatie Kruisstraat 7 is bestemd als 'Agrarisch met waarden – 4'. Ten behoeve van de verplaatsing van de buitenrijbak dient het bouwvlak vergroot te worden. Aan deze vergroting wordt met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – onbebouwd' wel de restrictie gekoppeld dat bebouwing ter plaatse niet is toegestaan. Voor het toestaan van de manegeactiviteiten wordt de aanduiding 'manege' toegevoegd. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 47 van deze toelichting.
5.4.34 Neer, Sterrebosweg 9a
Het volle grondtuinbouwbedrijf dat gevestigd is aan de Sterrebosweg 9a te Neer is voornemens om de bedrijfsbebouwing uit te breiden. Het bedrijf teelt asperges, rabarber, sierheester en bloemen. Het bedrijf heeft nog een tweede vestiging aan de Vlaas 1 te Neer. Het huidige bouwvlak ter plaatse van Sterrebosweg 9a heeft een oppervlakte van ongeveer 3,2 ha waarvan circa 0,2 ha met bebouwing bebouwd mag worden. Ter plaatse zijn een bedrijfswoning en een sorteer-/opslagloods aanwezig. Ten behoeve van de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen wordt verzocht om aan de achterzijde van de bestaande bebouwing het bebouwbare deel van het bouwvlak met circa 0,3 ha uit te breiden. Het voornemen bestaat om hier de bestaande bedrijfsloods uit te breiden om te kunnen beschikken over voldoende bedrijfsruimte (werkruimte en opslagruimte) voor de aspergeteelt. Verder is het naar de toekomst gezien wenselijk om ten behoeve van de verdere ontwikkeling van de sierheesteelt over bebouwing in de vorm van lichte, kasachtige constructies te beschikken. Daarnaast is verharding gewenst in verband met de opslag en het teeltoppervlak op het containerveld. Het geheel wordt op een zorgvuldige wijze landschappelijk ingepast.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Het planvoornemen is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – 1'. Het bouwvlak wordt afgestemd op de gewenste bouwmogelijkheden zodat binnen een oppervlakte van ongeveer 0,5 ha bebouwing opgericht kan worden. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 48 van deze toelichting.
5.4.35 Neeritter, Maubroekstraat 2
Op de locatie Maubroekstraat 2 te Neeritter is een melkveebedrijf gevestigd. Voor een optimale bedrijfsvoering is een nieuwe sleufsilo noodzakelijk. Deze sleufsilo is voorzien aan de achterzijde van het perceel. Derhalve dient het bouwvlak uitgebreid te worden.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status. Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal dieren. Er is derhalve geen MER-plicht.
Het planvoornemen is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch'. Door uitbreiding van het bouwvlak is het mogelijk om de sleufsilo te realiseren. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 49 van deze toelichting.
5.4.36 Neeritter, Ringstraat 26
Aan de Ringstraat 26 te Neeritter is een agrarisch bedrijf gevestigd bestaande uit een combinatie van akkerbouw, vollegronds groenteteelt en bollenteelt. Voor de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten is in de toekomst behoefte aan meer opslag- en stallingscapciteit. Met vormverandering van het huidige bouwvlak kan aan deze behoefte invulling gegeven worden. Door het oostelijke deel van de bouwkavel te verplaatsen naar de achterzijde ontstaat een voor de bedrijfsvoering gewenste situatie. Tevens krijgt de bouwkavel vanaf de weg gezien hierdoor een compacter karakter. De binnen het plangebied in de huidige situatie aanwezige twee loodsen en het kippenhok zullen worden gesloopt en hiervoor in plaats zal een nieuwe ruime loods worden opgericht. Het geheel wordt landschappelijk ingepast.
Voor het bedrijf geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Het planvoornemen betreft een vormverandering van het bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch'. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 50 van deze toelichting.
5.4.37 Roggel, Ophoven 1
Door ontwikkelingen in de veehouderij is het noodzakelijk om het melkveehouderijbedrijf gevestigd aan de Ophoven 1 te Roggel verder te vergroten. Hiervoor is recent de rundveestal reeds vergroot. Nu is het nog wenselijk om aan de oostzijde van het bedrijf ruimte te creëren voor de bouw van een loods/schuur ten behoeve van de stalling van machines en werktuigen en de opslag van hooi en stro en voor de aanleg van een sleufsilo ten behoeve van de opslag van ruwvoer . Hiervoor dient het bouwvlak te worden vergroot met circa 2.240 m2. In het verleden is reeds een landschapsplan opgesteld. Ten behoeve van deze vergroting worden de inpassingsmaatregelen een twintigtal meters in oostelijke richting verplaatst waardoor het geheel weer landschappelijk is ingepast.
Het bedrijf beschikt over vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning (Nb-wet) voor zijn huidige status. Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal dieren. Er is derhalve geen MER-plicht.
Het perceel is gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – 1' en de gebiedsaanduiding 'overige zone – kernrandzone'. Om te voorkomen dat in de nieuwe gebouwen dieren worden gehouden wordt een nadere aanduiding opgenomen om dit uit te sluiten. Om via bestuursrechtelijke weg de landschappelijke inpassing af te kunnen dwingen wordt voor de beplantingsplicht en de instandhouding aan de bestemmingsregeling een voorwaardelijke verplichting toegevoegd ('specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing').
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 51 van deze toelichting.
5.4.38 Roggel, Ophoven 7a
Het perceel Ophoven 7a te Roggel heeft een bedrijfsbestemming. Echter wordt deze locatie gebruikt ten behoeve van de woonfunctie. Het is wenselijk om de feitelijke situatie te bestemmen. Het perceel wordt derhalve bestemd als 'Wonen'.
Voor de ontwikkeling geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Een beknopte beschrijving van de ontwikkeling is opgenomen in bijlage 52 van deze toelichting. Bij vaststelling van het bestemmingsplan is een ruimtelijke onderbouwing beschikbaar waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van de ontwikkeling blijkt.
5.4.39 Neer, Molenstraat 10
Ten behoeve van de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten van het bronboringenbedrijf, gevestigd op het adres Molenstraat 10 te Neer, is uitbreiding van de bouwkavel gewenst. Dit betekent dat de bedrijfsbestemming en de bouwmogelijkheden ter plaatse worden vergroot.
Voor de ontwikkeling geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 53 van deze toelichting.
5.4.40 Neer, Rieterweg 7
De bestemming van Rieterweg 7 te Neer wordt gewijzigd van agrarisch naar wonen. Ten behoeve van deze ontwikkeling wordt de bebouwing aan de zuidzijde van het perceel gedeeltelijk gesloopt. Daarnaast wordt het geheel landschappelijk ingepast. Het perceel wordt bestemd als 'Wonen' met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing'.
Voor de ontwikkeling geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Een beknopte beschrijving van de ontwikkeling is opgenomen in bijlage 54 van deze toelichting. Bij vaststelling van het bestemmingsplan is een ruimtelijke onderbouwing beschikbaar waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van de ontwikkeling blijkt.
5.4.41 Haler, Moosterstraat 17
Het perceel Moosterstaat 17 te Haler heeft een agrarische bedrijfsbestemming. Op deze locatie was voorheen een gemengd agrarisch bedrijf gevestigd. Deze activiteiten zijn inmiddels gestaakt. Derhalve wordt de bestemming gewijzigd naar 'Wonen' met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing'. Ter compensatie wordt het bouwblok verkleind tot circa 800 m2 en wordt overtollige bebouwing gesloopt. Tevens wordt het geheel landschappelijke ingepast.
Voor de ontwikkeling geldt geen vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet en de ontwikkeling is niet MER-plichtig.
Een beknopte beschrijving van de ontwikkeling is opgenomen in bijlage 55 van deze toelichting. Bij vaststelling van het bestemmingsplan is een ruimtelijke onderbouwing beschikbaar waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van de ontwikkeling blijkt.
5.4.42 Heythuysen, Heide 24
Heide 24 te Heythuysen is bestemd als agrarisch bedrijf. Initiatiefnemers zijn voornemens om deze voormalige agrarische bedrijfslocatie te gebruiken als burgerwoning. Derhalve dient de bestemming gewijzigd te worden naar 'Wonen' met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vrijkomende agrarische bebouwing'. De voormalige bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als burgerwoning en de voormalige bedrijfsgebouwen worden bijgebouwen bij de woning. De tuin aan de achterzijde wordt verschoven naar de westzijde van de bestaande bebouwing. De tuin sluit aan bij de nog aan te leggen paardenbak en de oprit wordt meer centraal gerealiseerd. Het geheel wordt landschappelijk ingepast.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 56 van deze toelichting.
5.4.43 Heythuysen, Leveroyseweg 15, Slinkstraat 1
De locatie Leveroyseweg 15 - Slinkstraat 1 te Heythuysen heeft in het vigerend bestemmingsplan een agrarische bedrijfsbestemming ten behoeve van een champignonkwekerij. Vanwege economische omstandigheden is het bedrijf omgeschakeld naar het verhandelen van panelen. Om een en ander ook planologisch te verantwoorden is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 57 van deze toelichting.
5.4.44 Roggel, Strubben 9
Strubben 9 te Roggel betreft een agrarische bedrijfslocatie. De agrarische bedrijfsexploitatie is reeds enkele jaren beëndigd en het bedrijfsgebouw is niet meer als zodanig in gebruik. Initiatiefnemers zijn voornemens het perceel te gaan gebruiken voor woondoeleinden. Dehalve wordt de agararische bedrijfsbestemming gewijzigd naar een woonbestemming met een nadere aanduiding voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Het perceel wordt landschappelijk ingepast.
De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in bijlage 58 van deze toelichting.
5.4.45 Baexem, Koelenstraat 2a
Het voornemen is om de eerste bedrijfswoning op het adres Koelenstraat 2a in gebruik te nemen als plattelandswoning. Om aan te tonen dat ter plaatse van deze woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat ter plaatse van de plattelandwoning ruimschoots aan de normen wordt voldaan. Derhalve wordt de bedrijfswoning nader aangeduid als plattelandswoning en wordt bewoning door derden toegestaan.
Het luchtkwaliteitsonderzoek is opgenomen in bijlage 59 van deze toelichting.
5.5 Zienswijzen
5.5.1 Algemeen
Na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' heeft de gemeente Leudal besloten om voorafgaand aan de uitspraak van de Raad van State reeds een 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal' op te stellen. Dit bestemmingsplan heeft medio 2015 ter inzage gelegen. Tegen dit bestemmingsplan zijn 67 zienswijzen ingediend. Deze zijn kort samengevat en van een gemeentelijk standpunt voorzien. Waar nodig zijn de gemeentelijke standpunten verwerkt in het 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016'.
Onderwerpen die in diverse zienswijzen aan de orde worden gesteld zijn in de volgende paragraaf van een standpunt voorzien.
5.5.2 Algemene onderwerpen
5.5.3 Overige onderwerpen zienswijzen
In bijlage 14 Overzicht gemeentelijke standpunten op ingekomen zienswijzen zijn de ingekomen zienswijzen op het in 2015 als ontwerp ter inzage gelegen 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal' samengevat en van een standpunt voorzien. De op basis van het standpunt door te voeren wijzigingen zijn meegenomen in onderhavig 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016'.
Hoofdstuk 6 Actuele Waarden
6.1 Archeologie
6.1.1 Kader
6.1.2 Analyse
Afbeelding: Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Leudal
Afbeelding: Legenda archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Leudal
Op basis van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart kan worden gesteld dat binnen de gemeente Leudal hoge tot lage archeologische waarden verwacht kunnen worden. Tevens zijn verschillende AMK-terreinen aangewezen, dit betreffen archeologische monumenten die een (hoge) archeologische waarde representeren.
In het kader van dit bestemmingsplan zijn archeologische dubbelbestemmingen opgenomen om de archeologische verwachtingen en bekende AMK-terreinen te beschermen. In de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart zijn tevens de ondergrenzen bepaald ten aanzien van archeologisch onderzoek met betrekking tot de archeologische waarden.
Afbeelding: overzicht beleid ten aanzien van archeologische waarden
Om te toetsen of het uitvoeren van archeologisch onderzoek benodigd is, is de oppervlakte leidend. De dieptemaat geeft aan dat tot die diepte de bodem reeds verstoord is.
6.2 Cultuurhistorie
6.2.1 Kader
Artikel 3.1.6, lid 4, van het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat de overheid bij het nemen van een planologisch besluit (bijvoorbeeld bestemmingsplan, beheersverordening of projectbesluit) verplicht is om in de toelichting te motiveren op welke wijze rekening is gehouden met cultuurhistorische waarden.
6.2.2 Analyse
De Maas heeft een belangrijke rol gespeeld bij de vorming van een groot deel van het huidige landschap. De bodem van vrijwel de gehele gemeente is gevormd onder invloed van deze rivier doordat ze sediment afzette op de onderliggende dekzandlaag. Tijdens verschillende geologische periodes (Pleistoceen en Holoceen) heeft de Maas zich in haar eigen afzettingen ingesneden waarbij rivierdalen en sedimentatieafzettingen zijn ontstaan. Door deze herhaalde insnijdingen zijn tevens verschillende kleine terrasniveaus ontstaan, die onderling van elkaar gescheiden zijn door steilrandjes. Dichtgeslibde voormalige rivierbeddingen en meanders zijn tot in de omgeving van Heythuysen in de bodem herkenbaar. Aan de oppervlakte verraden de in het landschap nog herkenbare oude beddingen en steilranden het ontstaan van dit terrassenlandschap.
Ten zuiden van de lijn Weert-Heythuysen hebben ook west-oost lopende beken zich ingesneden in het landschap. Zij hebben voor smalle en scherp ingesneden dalen gezorgd die tot op de dag van vandaag in het landschap herkenbaar zijn. De overstromingsvlaktes van de rivier en beken zorgden voor vruchtbare gronden. Het noordelijke deel van de gemeente lag hoger en op grotere afstand van de rivier. Hierdoor bleef het dekzandlandschap met haar welvingen en vlaktes grotendeels bewaard en was de invloed van de rivier en beken op het landschap beperkt.
Naast de bodemopbouw, reliëf en waterhuishouding is de (cultuur)historische ontwikkeling van groot belang voor de huidige verschijningsvorm van het buitengebied van Leudal. Bewoning, ontginning, beplanting en aanleg van infrastructuur hebben een belangrijke impact gehad op de huidige ruimtelijke kenmerken en hebben vaak een sterke relatie met de landschappelijke onderlegger.
In Leudal heeft al sinds lange tijd bewoning plaatsgevonden. De combinatie van het aanwezige oppervlaktewater, hogere veilige gronden, en later de vruchtbare bodem maakten het gebied een geschikte leefomgeving. De eerste bewoners waren nomadische volkeren die leefden van de jacht, later werd het gebied bevolkt door volkeren die gebruik maakten van plaatsgebonden akkerbouw. De oudste sporen van bewoning die gevonden zijn gaan terug tot de steentijd.
In een oost-west-liggende zone, waarin Neer, Roggel en Heythuysen zich bevinden, zijn restanten van oude bouwlanden terug te vinden. Deze bevinden zich op de dekzandruggen in de nabijheid van beekdalen. Deze zogenaamde 'hoge enkeerdgronden' bevatten een dikke laag humushoudende grond die ontstaan is doordat de bewoners laag voor laag humusrijk materiaal opbrachten om het bouwland vruchtbaar en productief te houden. Deze 'bemester' werd van de nabij gelegen heidevelden gehaald. De naam Heythuysen, afkomstig van 'heidehuizen', refereert nog aan deze geschiedenis.
De bouwlanden en heidevelden hadden een nauwe relatie met elkaar en lagen dan ook meestal in de nabijheid van elkaar. Deze bouwlanden zijn nu nog herkenbaar in het Leudalse buitengebied aan hun donkere (humusrijke) bovengrond, en bolle ligging in het omliggende landschap. Vaak waren deze bouwlanden in gezamenlijk gebruik van verschillende boerderijen (velden). Soms behoorden de bouwlanden bij slechts een boerderij (kampen) en waren ze kleiner van formaat. De kampen zijn niet meer herkenbaar in het landschap met name als gevolg van ruilverkavelingen.
Vooral na de invoering van kunstmest aan het einde van de 19de eeuw zijn de heidevelden ontgonnen. Het gebruik van de heide om de bouwlanden vruchtbaar te houden, was immers niet meer nodig. In het huidige landschap zijn deze ontginningen nog duidelijk herkenbaar aan de rechthoekige verkavelingstructuur. Met de ontginning transformeerde het landschap van vooral het noordelijke deel van de gemeente Leudal van heide- en moerasgebied naar met name bouw- en grasland.
De aanwezige oudere ontginningen zijn (door de toen beperktere technische mogelijkheden) minder geometrisch van opbouw. Aanwezige structuren en objecten in het landschap zoals waterlopen en boomstronken bepaalden de vorm van de kavels en leidden tot een onregelmatiger blokverkaveling. In het westen van de gemeente komt dit type verkavelingstructuur veelvuldig voor.
Door het verwaaien van dekzand zijn plaatselijk stuifzandgebieden ontstaan. Deze worden gekenmerkt door een zeer ongelijke hoogteligging en zijn voornamelijk gevormd op plaatsen waar menselijke ingrepen de aanwezige vegetatie vernielde waardoor het zand kon verstuiven. In het terrassenlandschap gebeurde dit op de Beegderheide, het Starrenbosch en de Nunhemmerheide. Binnen het dekzandlandschap ontstonden stuifduingebieden op de drogere delen zoals de Asbroekerheide en de Ophovensche Zandberg. Op deze locaties zijn na verloop van tijd bosgebieden gekomen. Soms was er sprake van natuurlijke ontwikkeling, maar vaker werd productiebos aangeplant. (bron: Gebiedsbeschrijvingen gemeente Leudal, KuiperCompagnons, november 2009)
Gemeentelijke monumenten zijn als karakteristiek aangeduid. De erfgoedverordening is hierop van toepassing. In hoofdlijnen houdt dit in dat slopen of wijzigen van het gebouw niet toegestaan is zonder vergunning. Rijksmonumenten worden door de Monumentenwet beschermd. Dit hoeft niet in het bestemmingsplan geregeld te worden. Daarom zijn de rijksmonumenten niet op de verbeelding van dit bestemmingsplan aangeduid.
Rond de aanwezige molens is een molenbiotoop opgenomen. Deze molenbiotoop moet voorkomen dat molens tussen oprukkende bebouwing of uitdijende beplanting te verdwijnen. Molens zijn monumenten die de identiteit van het Nederlandse landschap bepalen. De omgeving waarmee een molen in relatie staat wordt de molenbiotoop genoemd. Bij de molenbiotoop is de ruimte die vrij wordt gehouden voor een goede windvang van cruciaal belang.
De biotoopformule is een eenvoudige manier om de maximaal aanvaardbare hoogte van obstakels rond een molen te berekenen, dusdanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. De eerste 100 meter dient vrij te zijn van obstakels. Voor molens geldt vanaf 100 meter een oplopende lijn ten aanzien van de toegestane hoogte tot een afstand van 400 meter van de molen.
In het buitengebied is één molen met molenbiotoop aanwezig. Dit is de Sint Petrus molen nabij Roggel. In diverse kernen zijn ook molens gelegen, waarvan de molenbiotoop tot in het buitengebied reikt. Dit betreft:
- 1. Sint Antoniusmolen, Heythuysen
- 2. molen De Hoop, Horn
- 3. molen De Welvaart, Horn
- 4. Aurora-molen, Baexem
Voor de exacte bepaling van de maximale bouwhoogten en hoogte van bomen is de in het boekwerk 'De Hollandsche Molen' van gelijknamige vereniging opgenomen formule gehanteerd. Aan de hand van enkele variabelen, waaronder de afstand tot de molen, kan middels deze formule berekend worden wat de maximale bouwhoogten/ hoogte van bomen en heesters (hoog opgaand groen) op een locatie binnen de molenbiotoop zijn. In de planregels is een nadere regeling voor de molenbiotoop opgenomen.
6.3 Flora En Fauna
6.3.1 Kader
6.3.2 Analyse
6.4 Beekdalen
De door de provincie aangewezen bronsgroene landschapszone wordt gevormd door de rivier- en beekdalen en de steilere hellingen, voor zover die niet reeds onderdeel uitmaken van de goudgroene of zilvergroene natuurzones, én de relatieve rijkdom aan cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Het betreft overwegend landbouwgronden maar ook andere functies als verblijfsrecreatieve terreinen, woningen en linten van bebouwing kunnen voorkomen. De zonering is indicatief op kaart gezet, gemeenten kunnen dit verder specificeren.
De gemeente Leudal heeft dat voor haar grondgebied gedaan. In een onderzoek is een beekdalprofiel opgesteld bestaande uit drie zones, te weten: zone A - de beekloop, zone B - het fysieke en zichtbare beekdal en zone C - de invloedssfeer van de beek. Zone A en B vormen het feitelijke beekdal. Zone C is een belangrijk hydrologisch en/of landschappelijk aandachtsgebied. Enerzijds betreft deze zone het hydrologisch invloedsgebied en anderzijds draagt de zone bij aan het behoud van de landschappelijke structuur, en de (cultuurhistorische) beleving en zichtbaarheid van het beekdal. Binnen zone C zijn ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan mits deze geen afbreuk doen aan de natuurlijke waterhuishouding of de landschappelijke structuur van het beekdal. Voor zone A en B geldt een algemeen bouwverbod. De beekdalzonering heeft geen betrekking op bestaande legale bouwvlakken.
Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 11 Inventarisatie beekdalen gemeenteLeudal.
Hoofdstuk 7 Onderzoek (Sectoraal)
7.1 Algemeen
7.2 Milieueffectrapportage
7.2.1 Kader
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een milieueffectrapport dient te worden opgesteld. Een planmer-plicht is voor een bestemmingsplan aan de orde als het plan:
- kaderstellend is voor een toekomstig besluit over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten: bijvoorbeeld bedrijfsactiviteiten die in het kader van de omgevingsvergunning milieu mer-(beoordelings)plichtig zijn. De nieuwvestiging, uitbreiding of wijziging veehouderijbedrijven is in het kader van de omgevingsvergunning vanaf een bepaalde omvang mer- of mer-beoordelingsplichtig. Deze mer-(beoordelings)plicht is afhankelijk van het aantal dieren waarop het initiatief betrekking heeft. De drempelwaarden zijn opgenomen in de C- en D-lijst bij het Besluit mer;
- mogelijkheden biedt voor activiteiten die een significant negatief effect kunnen veroorzaken op Natura2000-gebieden (in dat geval is een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk).
7.2.2 Planmer-plicht
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard, maar biedt wel flexibiliteit ten aanzien van voor het buitengebied belangrijke functies. In het buitengebied worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De zoekgebieden voor LOG's worden niet actief gehanteerd. Als relevante activiteiten voor het m.e.r. worden gezien:
- landbouw (waaronder veenteelt, (glas)tuinbouw en teeltondersteunende voorzieningen);
- multifunctionele landbouw (waaronder diverse nevenfuncties als kamperen en logies);
- duurzame energieopwekking;
- recreatie en toerisme.
Vanwege de aanwezige activiteiten in het buitengebied is ten behoeve van voor het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' een plan-m.e.r. doorlopen. Overige activiteiten zoals wonen- en niet agrarische bedrijvigheid hebben in dit bestemmingsplan zeer geringe ontwikkelingsruimte en hebben voor het milieu niet of nauwelijks gevolgen.
Vanwege de uitspraak van de Raad van State op het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' wordt het bestemmingsplan als 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' opnieuw in procedure gebracht. Naar aanleiding van de uitspraak is voor een aantal onderdelen, naast de eerder opgestelde MER, aanvullende milieuinformatie benodigd. Deze milieuinformatie vormt de basis voor de uiteindelijke bestemmingsplanregeling. De aanvullende milieuinformatie is opgenomen in het rapport 'Herziening bestemmingsplan Buitengebied Leudal - aanvullende motivatie op aspecten m.e.r. en passende beoordeling. Dit rapport is opgenomen in bijlage 6 Aanvullende motivatie aspecten m.e.r. en passendebeoordeling.
Onderhavig veeg- en reparatieplan is een volgende stap in de bestemmingsplanprocedure voor het buitengebied. In dit plan worden geen wezenlijk andere m.e.r. (beoordelings)plichtige activiteiten mogelijk gemaakt. De ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt, dan wel aan voorwaarden verbonden ter voorkoming van negatieve effecten op natuur. Milieuefecten zullen eerder kleiner zijn dan groter door de reparatie van het bestemmingsplan.
In het advies van de Commissie m.e.r. over het MER voor het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' is een aantal essentiële tekortkomingen gesignaleerd. Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan is deze aanvullende informatie verzameld en betrokken bij het bestemmingsplan. Daarnaast is dus naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State een aanvullende motivatie geschreven. Een nieuw of aanvullend MER en toetsing ervan door de Commissie m.e.r. is niet verplicht en wordt niet nodig geacht.
Wel is wettelijk verplicht in het bestemmingsplan aan te geven hoe met de aanvullende informatie is omgegaan. In deze toelichting als in de aanpssingen van de regels is dit gedaan.
7.2.3 Analyse
7.2.4 Conclusie
In dit bestemmingsplan is naar aanleiding van de planMER het scenario 'Op Maat Alternatief' verwerkt.
Ten aanzien van de stikstofproblematiek is in de regels een verbodsbepaling opgenomen. Met deze regel is bepaald dat het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel niet is toegestaan als sprake is van een toename van de stikstofemissie van het betreffende bedrijf. Uitbreiding van de veestapel wordt niet binnenplans toegestaan. Voor uitbreiding van de agrarische bedrijfskavels, mogelijk op basis van een wijzigingsbevoegdheid, geldt eveneens de voorwaarde dat er geen sprake mag zijn van een toename van de stikstofemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.
Daarnaast is de definitie van grondgebonden veehouderij en intensieve veehouderij aangescherpt. Grondgebonden zijn bedrijven met maximaal 200 melkkoeien in combinatie met beweiden of permanent opstallen. Bedrijven met meer dan 200 melkkoeien, die permanent opstallen, worden beschouwd als een intensieve veehouderij. Hiervoor is een aanduiding in het plan opgenomen.
7.3 Water
7.3.1 Kader
7.3.2 Analyse
Grondwaterstanden en -stroming in Leudal worden sterk beïnvloed door de Maas. Op de bodemkaart van Nederland wordt de grondwaterstand weergegeven in zeven klassen, de zogenaamde grondwatertrappen. Voor het plangebied geldt in het algemeen grondwatertrap VI / VII. Dit zijn droge gebieden met een gemiddeld hoogste grondwaterstand van 40 tot 80 cm of meer dan 80 cm beneden maaiveld en een gemiddeld laagste grondwaterstand van meer dan 160 cm beneden maaiveld.
Blijkens de Omgevingsverordening Limburg ligt het plangebied grotendeels in een grondwaterbeschermingsgebied, zoals Roerdalslenk, zone III (boringsvrije zone) en de freatische grondwaterbeschermingsgebieden Beegden en Heel. Ook zijn in het plangebied drie waterwingebieden gelegen.
Als gevolg van de ligging in een grondwaterbeschermingsgebied is de Provinciale Omgevingsverordening van toepassing. Tevens geldt, als gevolg van de ligging in deze gebieden, een meldingsplicht bij de provincie voor het roeren van de grond dieper dan drie meter onder maaiveld. Ter plaatse van de grondwaterbeschermingsgebieden is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen. In de regels is daarbij geregeld dat primair het bepaalde in de Omgevingsverordening Limburg geldt.
Op diverse plaatsen langs de Maas gaan natuur(vriende)lijke oevers gerealiseerd worden, onder meer op het traject Buggenum. Buggenum is gecategoriseerd als natuurlijke oever, waarbij natuurlijke processen als erosie en sedimentatie de oever weer zoveel mogelijk vorm mogen geven. Bouxweerd behoort tot de categorie: uiterwaardprojecten en overige inrichtingsmaatregelen. De Maasoevers worden heringericht om te voldoen aan de afspraken die in Europees verband zijn gemaakt over het verbeteren van de waterkwaliteit. Onderdeel hiervan is het herstellen van het leefgebied van planten en dieren bij de rivieren. Omdat de Maas hierdoor ook meer ruimte krijgt, dragen de nieuwe natuurlijke oevers ook bij aan de verbetering van de hoogwaterveiligheid.
7.3.3 Conclusie
Ten behoeve van de nieuwe ontwikkelingen is aandacht besteed aan het aspect water. De uitkomsten hiervan zijn in de bijlage bij deze toelichting opgenomen. Voor het overige worden geen ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt, waarvoor watercompensatie dient plaats te vinden.
7.4 Milieu
7.4.1 Bodem
7.4.2 Geluid
7.4.3 Luchtkwaliteit
7.4.4 Geur
7.4.5 Hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten
7.4.6 Externe veiligheid
7.5 Kabels, Leidingen En Straalpaden
7.5.1 Hoogspanningsverbindingen
Binnen het plangebied zijn de volgende hoogspanningsverbindingen aanwezig:
Lijnnaam | Spanning | Indicatieve zone |
Maasbracht – Boxmeer | 380 kV | 2 x 155 meter |
Eindhoven – Maasbracht | 380 kV | 2 x 150 meter |
Maasbracht – Helden | 150 kV | 2 x 80 meter |
Buggenum – Kelpen | 150 kV | 2 x 80 meter |
Buggenum – knooppunt Belfeld | 150 kV | 2 x 80 meter |
Maasbracht – Buggenum | 150 kV | 2 x 80 meter |
Buggenum – Maalbroek | 150 kV | 2 x 80 meter |
De 150 kV hoogspanningsverbindingen komen samen bij de Maascentrale nabij Haelen. De hoogspanningsverbindingen zijn met de bijbehorende vrijwaringszone op de verbeelding opgenomen. De breedte van de vrijwaringszone betreft de afstand zoals opgenomen in de kolom 'indicatieve zone' gerekend vanuit de hartlijn van de verbinding. Deze vrijwaringszone is met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding' opgenomen. Binnen deze zone mogen geen gevoelige objecten worden gerealiseerd, tenzij burgemeester en wethouders hier toestemming voor geven en is aangetoond dat het magneetveld ter plaatse lager is dan 0,4 microTesla. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Naast de vrijwaringszone geldt een zakelijk rechtstrook die met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' op de verbeelding is weergegeven. Deze zakelijk rechtstrook heeft bij de 150 kV-leidingen een breedte van 20 meter en bij de 380 kV-leidingen een breedte van 36 meter. Ter plaatse van de zakelijk rechtstrook mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd tot een hoogte van 65 meter. Andere bouwwerken mogen uitsluitend na afwijken van de bouwregels worden gebouwd, onder de voorwaarde dat de belangen met betrekking tot de leiding dit toelaten en alvorens schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
7.5.2 Rioolwatertransportleidingen en zuiveringstechnische werken
Binnen het plangebied zijn een aantal rioolgemalen en een tweetal rioolwatertransportleidingen aanwezig van het Waterschapsbedrijf Limburg. Ter bescherming van de rioolwatertransportleidingen dient een beschermingszone van 2,5 meter aan weerszijde van de leiding, gemeten vanuit het hart van de leiding aangehouden te worden waarin bepaalde grondwerkzaamheden vergunningplichtig zijn. De rioolwatertransportleiding Leveroy-Heythuysen (73.58) is buiten dienst. Het Waterschapsbedrijf past voor deze leiding een passief beheer toe. De leiding wordt derhalve niet nader geregeld in het bestemmingsplan.
De rioolgemalen worden bestemd als 'Bedrijf-Nutsvoorziening' en hebben een geurzone. Voor een begingemaal betreft dit een geurzone van 30 meter rondom de pompput van het gemaal. Een begingemaal is gelegen aan het begin van de rioolwatertransportleiding. Een begingemaal heeft een inkomende leiding in beheer en onderhoud van het Waterschapsbedrijf. Een tussengemaal heeft een in het beheer en onderhoud inkomende en uitgaande rioolwatertransportleiding. De geurzone van een tussengemaal is 50 meter rondom de pompput. Binnen de geurzone mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten worden toegelaten.
De rioolwatertransportleidingen en rioolgemalen hebben geen veiligheidszone.
Overzicht rioolwatertransportleidingen en rioolgemalen binnen het plangebied:
47.01 | Rioolgemaal Ell | 47.08 | Ell – rioolgemaal Ell | 47.09 | Ell – Swartbroek |
67.02 | Rioolgemaal Hunsel | 67.20 | Hunsel Ittervoort | 67.06 | Rioolgemaal Neeritter |
67.19 | Neeritter – Ittervoort | 67.07 | Rioolgemaal Ittervoort | 67.18 | Ittervoort – RWZI Panheel |
67.04 | Rioolgemaal Kelpen | 67.05 | Kelpen – Grathem | 67.03 | Rioolgemaal Grathem |
67.17 | Grathem – RWZI Panheel | 73.32 | Rioolgemaal Baexem | 73.31 | Baexem – Heythuysen |
73.58 | Leveroy – Heythuysen bd | 73.64 | Leveroy – Heythuysen | 73.47 | Heythuysen – rioolgemaal Heythuysen |
73.34 | Rioolgemaal Heythuysen | 73.33 | Heythuysen – Roggel | 73.72 | Heibloem – rioolgemaal Heibloem |
73.36 | Rioolgemaal Heibloem | 73.35 | Heibloem – Roggel | 73.82 | Roggel bd |
73.48 | Roggel – rioolgemaal Roggel | 73.38 | Rioolgemaal Roggel | 73.37 | Roggel – Neer |
73.70 | Neer – rioolgemaal Neer | 73.27 | Rioolgemaal Neer | 73.26 | Neer – Buggemum |
73.02 | Rioolgemaal Nunhem | 73.65 | Nunhem – rioolgemaal Nunhem | 73.03 | Nunhem – Haelen |
73.69 | Healen – rioolgemaal Haelen | 73.01 | Rioolgemaal Haelen | 73.43 | Haelen – Buggenum |
73.67 | Horn – rioolgemaal Horn | 73.53 | Rioolgemaal Horn | 73.52 | Horn – Buggenum |
73.42 | Aansluiting Oude Maas | 73.39 | Rioolgemaal Oude Maas | 73.28 | Buggenum – RWZI Roermond |
73.59 | Buggenum – rioolgemaal Bugenum | 73.30 | Rioolgemaal Buggenum | 73.29 | Buggenum - Maaszinkers |
7.5.3 Buisleidingentracé A2
In de Structuurvisie Buisleidingen, die op 12 oktober 2012 is vastgesteld, is een indicatief tracé opgenomen voor toekomstige buisleidingen. Dit tracé is ten westen van de A2 gelegen. Omdat het nog een indicatief tracé betreft, is deze niet in het bestemmingsplan opgenomen. Wel dient ter plaatse van het tracé ruimte vrijgehouden te worden. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk ter plaatse van het tracé.
7.5.4 Radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel
Het radarverstoringsgebied behorende bij de radar die staat op de militaire vliegbasis Volkel beslaat de gehele gemeente Leudal. Met ingang van 1 oktober 2012 zijn de regels inzake militaire radarstations, als bedoeld in artikel 2.6.9 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de artikelen 2.4 tot en met 2.6 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. Deze regelgeving is van toepassing op het radarverstoringsgebied.
Indien er sprake is van realisatie van windturbines waarvan de wieken hoger zijn dan 114 meter boven N.A.P. dient er een radarverstoringsonderzoek te worden uitgevoerd. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe windturbines mogelijk gemaakt waarvan de wieken hoger zijn dan 114 meter boven N.A.P. Het uitvoeren van een radarverstoringsonderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet benodigd.
7.5.5 Conclusie
Vanwege het conserverende karakter van het plan zijn overige belemmeringen als (planologisch relevante) kabels en leidingen of andere overige belemmeringen niet van invloed op de planvorming. Door middel van de op de verbeelding opgenomen gebiedsaanduidingen worden de belangen van aanwezige kabels, leidingen en straalpaden beschermd.
7.6 Verkeer En Parkeren
7.6.1 Kader
Op 30 oktober 2014 is door de Tweede Kamer ingestemd met een wetswijziging waarin onder andere de grondslag om in gemeentelijke bouwverordening stedenbouwkundige bepalingen op te nemen, is komen te vervallen. Dit betekent dat parkeernormen opgenomen moeten worden in het bestemmingsplan.
7.6.2 Analyse
Voor een berekening van het aantal parkeerplaatsen hanteert de gemeente Leudal de CROW (parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering). Bij het gebruik van parkeerkencijfers moet rekening worden gehouden met onder meer de bereikbaarheidskenmerken van de locatie. De vraag naar parkeerplaatsen wordt namelijk bepaald door de locatie van de functie en het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerwijzen. Uit parkeerstudies blijkt dat functies in centra een lagere parkeervraag hebben dan functies van dezelfde aard elders in de bebouwde kom of in de periferie van een kern. Deze bevinding is aanleiding geweest om de parkeerkencijfers te onderscheiden naar stedelijke zones:
- centrum;
- schil / overloopgebied;
- rest bebouwde kom;
- buitengebied.
Deze laatste categorie is van toepassing bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.
Ook de stedelijkheidsgraad is van invloed op het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen en dus op de hoogte van het parkeerkencijfer. Deze bevinding is aanleiding geweest om de parkeerkencijfers naast stedelijke zone ook te onderscheiden naar stedelijkheidsgraad. Onder stedelijkheidsgraad wordt verstaan het aantal adressen per vierkante kilometer. Er is onderscheid gemaakt in vijf categorieën:
- zeer sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 2500 of meer adressen per km2);
- sterk stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1500 tot 2500 adressen per km2);
- matig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 1000 tot 1500 adressen per km2);
- weinig stedelijk (omgevingsadressendichtheid van 500 tot 1000 adressen per km2);
- niet stedelijk (omgevingsadressendichtheid van minder dan 500 adressen per km2).
De karakteristiek van Leudal valt onder 'niet stedelijk' (ongeveer 380 adressen per km2).
In de publicatie van het CROW worden parkeerkencijfers weergegeven onderverdeeld naar functies, de stedelijke zone en de stedelijkheidsgraad. Bij iedere functie wordt in de CROW-publicatie een maximum en minimum genoemd. Dit is de bandbreedte. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte gaat de gemeente Leudal in eerste instantie uit van de 'maximale' parkeerbehoefte. Casusafhankelijk kan hiervan afgeweken worden indien die afwijking gedragen kan worden door een motivering.
7.6.3 Conclusie
In de bestemmingsplanregels worden een parkeerregeling opgenomen. In deze regeling wordt verwezen naar de normen van de CROW. De normen uit de CROW zijn als bijlage bij de regels gevoegd.
7.7 Gezondheidsparagraaf
Afgelopen jaren is er veel discussie ontstaan over de schaalvergroting en industrialisering in de intensieve veehouderij ten opzichte van een goede woon-, werk- en leefomgeving. Zorgen worden gemaakt over de verstoring van het landschap, dierenwelzijn en de gezondheid van omwonenden. Ook de resistentie tegen antibiotica draagt bij aan deze zorg. De GGD heeft daarom een informatieblad opgesteld waarin de gezondheidseffecten voor omwonenden wordt beschreven. Hierna is voor een aantal aspecten de informatie met betrekking tot intensieve veehouderij en gezondheid samengevat.
Zoönosen
Zoönosen zijn infectiezieken die van dieren op mensen kunnen overgaan. Per diersoort kunnen verschillende ziekten voorkomen die via de lucht verspreiden naar mensen, via direct contact tussen dier en mens of via voedsel. Hierna worden enkele zoönosen beschreven die een risico (kunnen) vormen voor omwonenden van veehouderijbedrijven en het risico van antibioticaresistente bacteriën.
Q-koorts
Q-koorts is een zoönose die bij veel verschillende diersoorten voorkomt. Een groot deel van de mensen die een Q-koortsinfectie doormaken heeft geen ziekteverschijnselen (60%). De bacterie kan zich verspreiden via de lucht met de wind. Aangenomen wordt dat er een verhoogde kans is op het oplopen van Q-koorts in een cirkel van 5 km rond een besmet bedrijf. De meeste bacteriën komen vrij tijdens de lammerperiode van februari tot en met mei.
Vogelgriep
Het belangrijkste risico voor pluimveebedrijven is insleep van een vogelgriepvirus. In milde vorm komt het vogelgriepvirus voor in wilde vogels, met name watervogels. Insleep bij pluimveebedrijven is dan mogelijk door direct of indirect contact met deze vogels of hun mest.
Varkensgriep
Influenza A is een bekende ziekte bij varkens. Hierbij komen varianten voor die lijken op de griepvirussen van de mens. Het komt voor dat mensen, die met varkens werken, worden bestemd. Dit leidt in het algemeen niet tot ernstige klachten.
Ammoniak, fijn stof, endotoxinen en geur
Stoffen zoals ammoniak, fijn stof en biologische agentia in de intensieve veehouderij spelen een belangrijke rol bij het optreden van gezondheidseffecten in de omgeving. Uit de literatuur blijkt dat veehouderij en belangrijke bijdrage levert aan verhoging van fijn stofbelasting, zowel regionaal als lokaal.
PlanMER
In het planMER wordt nader ingegaan op de volksgezondheid in het gebied en op de mogelijke (cumulatieve) effecten van de alternatieven hierop. Op 20 januari 2014 heeft de Commissie voor de m.e.r. een advies gegeven over het planMER buitengebied Leudal. In het advies is een aantal tekortkomingen gesignaleerd. In een aanvullende notitie is op vijf punten een aanvulling gegeven, te weten:
- toelichting op de referentiesituatie en de gebruikte gegevens;
- veehouderij, stikstofemissie en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan;
- geurhinder;
- luchtkwaliteit (fijn stof);
- flora en fauna.
Er bestaan onzekerheden over de effecten van de veeteelt op de volksgezondheid. Deze onzekerheden zijn betrokken bij het vaststellen van de planMER. Onderzoek van de Gezondheidsraad (2012) wijst uit dat er thans geen wetenschappelijk bewijs bestaat voor een causaal verband tussen (intensieve) veehouderijen en mogelijk negatieve gevolgen voor de volksgezondheid. In het bestemmingsplan worden desalniettemin maatregelen opgenomen om eventuele negatieve effecten zoveel mogelijk te voorkomen. Het betreft:
- covergisting wordt niet mogelijk gemaakt;
- het houden van dieren in meerdere bouwlagen wordt uitgesloten. Voor pluimveehouderijen wordt een uitzondering gemaakt ;
- de beperking tot het houden van maximaal 200 melkkoeien. Huidige bedrijven met meer melkkoeien worden expliciet aangeduid;
- intensieve veehouderijbedrijven in de kernrandzone kunnen niet uitbreiden --> in kernrandzone is scheiding tussen mens en dier, aantal dieren mag niet toenoemen, indien sprake is van vergunde situatie wordt vergunde situatie gerespecteerd;
- grondgebonden agrarische bedrijven kunnen uitbreiden naar 2,5 ha;
- intensieve veehouderijen buiten de kernrandzone kunnen groeien naar 2,5 ha. Bij uitbreiding moet een ondernemer de effecten mitigeren door geuremissie-beperkende technieken toe te passen
- overige niet grondgebonden agrarische bedrijven kunnen niet omschakelen naar het houden van dieren.
Landelijke ontwikkelingen worden gevolgd en zonodig wordt het bestemmingsplan hierop aangepast.
Hoofdstuk 8 Juridische Aspecten
8.1 Uitgangspunten
Een bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen, namelijk een set regels, een verbeelding en een toelichting, al dan niet vergezeld gaand door bijlagen. Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan wordt gevormd door de regels en de verbeelding. Hierbij wordt een toelichting opgesteld, waarin de gemaakte keuzes in de regels en op de verbeelding worden verantwoord.
Er gelden landelijke (bindende) standaarden voor de opbouw van de verbeelding en de vorm van de regels van een bestemmingsplan, het zogeheten SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Hiermee zijn alle (nieuwe) bestemmingsplannen met elkaar vergelijkbaar.
Het centrale onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming die ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening aan gronden en gebouwen wordt toegekend. Aan de bestemmingen zijn regels gekoppeld over het gebruik van de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken.
Een ander belangrijk onderdeel zijn de zogeheten dubbelbestemmingen. Ook hierin zijn regels opgenomen, echter deze overlappen de bestemmingen en er is sprake van een rangorde tussen bestemmingen en dubbelbestemmingen.
Voor een nadere uitwerking of specificatie van een regeling voor specifieke gronden en/of bouwwerken worden aanduidingen toegepast. Hiermee worden gebruiksbepalingen dan wel bouwbepalingen specifiek gemaakt.
8.2 Regels
8.2.1 Algemeen
Op grond van het SVBP2012 geldt voor de opbouw van de regels en de bestemmingen en vaste opzet. De regels zijn altijd onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels (hoofdstuk 1);
- 2. Bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
- 3. Algemene regels (hoofdstuk 3);
- 4. Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).
Ook de opbouw van de diverse bestemmingsartikelen is aan een vaste opzet gebonden:
- 5. Bestemmingsomschrijving;
- 6. Bouwregels;
- 7. Nadere eisen;
- 8. Afwijken van de bouwregels;
- 9. Specifieke gebruiksregels;
- 10. Afwijken van de gebruiksregels;
- 11. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 12. Wijzigingsbevoegdheid.
Het hoeft niet zo te zijn dat alle bovengenoemde onderdelen in een bestemmingsregeling van toepassing zijn. In dat geval vervalt een onderdeel, echter de volgorde van de resterende onderdelen is altijd conform bovenstaande opsomming.
In voorliggend bestemmingsplan is er voor gekozen om binnen de bestemmingsregeling voor een specifieke bestemming zoveel mogelijk de daarop betrekking hebbende regels op te nemen. Zo is er per bestemmingsregeling gebruik gemaakt van een specifieke gebruiksregeling en zijn de omgevingsvergunningenstelsels voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden per bestemmingsregeling opgenomen.
In navolgende paragrafen wordt per hoofdstuk aangegeven wat hierin is geregeld.
8.2.2 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn de begrippen opgenomen. Hierin wordt invulling gegeven aan in de regels gebruikte begrippen. Dit is gedaan om discussie over bepaalde begrippen in het plan te voorkomen.
Artikel 2 in dit hoofdstuk bevat de wijze van meten. Hierin wordt aangegeven op welke wijze de diverse in de regels benoemde maatvoeringen gemeten moeten worden.
8.2.3 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn voor iedere afzonderlijke enkel- en dubbelbestemming de gebruiks- enbouwregels bepaald. In paragraaf 8.4 wordt kort op elk bestemmingsartikel ingegaan, indien en voor zover dit nog niet in het vorengaande in deze toelichting is gedaan.
8.2.4 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn in zeven artikelen bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het gehele plangebied. Met de anitdubbeltelregel wordt beoogt misbruik van de regels door middel van (privaatrechtelijke) wijzigingen in de eigendomsverhoudingen van gronden te voorkomen. In het volgende artikel zijn de algemene bouwregels opgenomen. In deze regels is een algemene bepaling voor ondergrond bouwen opgenomen en zijn algemene bepalingen met betrekking tot ondergeschikte bouwdelen en bestaande afstanden en andere maten. Deze zijn niet per bestemming in de bestemmingsomschrijving opgenomen. De dubbelbestemmingen blijven onverkort van toepassing. Met de algemene gebruiksregels zijn de algemene gebruiksverboden bepaald en is een algemene regeling voor landschappelijke inpassing opgenomen. De algemene aanduidingsregels bevat een breed scala aan gebiedsaanduidingen die niet binnen één enkelbestemming vallen (zie paragraaf 8.4.3). Met de algemene afwijkingsregels is geregeld dat het college kan afwegen om overal binnen het plangebied aanvragen voor het beperkt overschrijden van de bouwgrenzen, het oprichten van verkoopstandplaatsen, de realisatie van servicepunten, huisvesting van arbeidsmigranten, woningsplitsing en het oprichten van antenne-installaties. In artikel 'Algemene wijzigingsbevoegdheid' is een aantal bevoegdheden voor het college opgenomen om het plan te wijzigen daar waar het bestemmingsgrensoverschrijdend is, voor wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, wijzigingen in verband met gewijzigde wettelijke regelingen of de gemeentelijke 'Nota Kwaliteit'. In het artikel 'Algemene procedureregels' is de procedure voor zijn voorde nadere eisen verwoord. Binnen het artikel 'Overige regels' is de prioritering van dubbelbestemmingen bepaald en de coördinatieregeling Natura 2000 opgenomen.
8.2.5 Overgangs- en slotregels
Het hoofdstuk slotregels bevat twee artikelen. Het betreft de overgangsregels, die rechtstreeks voortvloeien uit het Besluit ruimtelijke ordening. Tevens bevat dit hoofdstuk de titel van de regels van het bestemmingsplan.
8.3 Verbeelding
8.3.1 Algemeen
Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen, verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zoveel mogelijk op de verbeelding te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de verbeelding wordt aangegeven en dat de verbeelding digitaal wordt opgebouwd. Daarbij is gebruikgemaakt van een combinatie van de GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) en de digitale kadastrale ondergrond.
8.3.2 Bestemmingen
Op de verbeelding wordt aangegeven waar welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. In bepaalde gevallen vloeit dit reeds direct uit de bestemming voort. Zo mogen op de gronden met de bestemming Natuur in het algemeen geen gebouwen worden opgericht. In andere gevallen geeft een bouwvlak de mate aan waarin er mag worden gebouwd. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals A voor Agrarisch, R voor Recreatie, WA voor Water en N voor Natuur.
Op de analoge legenda wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. De volgorde van de bestemmingen in de legenda komt overeen met de volgorde van de planregels (alfabetisch). Tevens wordt in een onderhoek op de verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven.
8.3.3 Aanduidingen
Binnen het bestemmingsplan wordt gebruikgemaakt van functieaanduidingen waarmee specifieke functies worden bepaald. Deze functieaanduidingen worden tussen kromme haken weergegeven. Ditzelfde geldt voor gebiedsaanduidingen welke enkelbestemmingsoverstijgend zijn. Bij het toekennen van de aanduidingen is gebruikgemaakt van de aanduidingen uit SVBP2012.
8.4 Bestemmingen En Algemene Aanduidingen
8.4.1 Enkelbestemmingen
8.4.2 Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen regelen een bijzonder belang dat eerst afgewogen moet worden alvorens de onderliggende bestemming mag worden toegepast. Er gelden in die gevallen dus twee bestemmingen, waarbij de dubbelbestemming voor gaat op de onderliggende bestemming.
8.4.3 Algemene aanduidingsregels
Aanvullend op de (algemene) bouwregels gelden bijzondere bouwbepalingen die met een aanduiding in de geometrische plaatsbepaling zijn weergegeven. Het betreffen de volgende gebiedsaanduidingen:
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Grondexploitatie
De gemeente is in beginsel verplicht om op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijke plan of besluit waarop het betrekking heeft. In dit geval betreft het ruimtelijke plan een bestemmingsplan.
De gemeenteraad kan echter besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- 1. het totaal der exploitatiebijdragen dat kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,-;
- 2. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f, Wro;
- 3. de verhaalbare kosten, bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f, Wro uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen;
of indien:
- 4. het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins is verzekerd;
- 5. het bepalen van een tijdvak voor de exploitatie of een fasering van de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen niet nodig is, en
- 6. het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onder b, c en d Wro niet noodzakelijk is.
Het planvoornemen is hoofdzakelijk conserverend van aard. Echter worden op een aantal agrarische bedrijfskavels nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Derhalve is het plan aan te merken als een bouwplan conform artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, waardoor de gemeenteraad in beginsel verplicht is een exploitatieplan vast te stellen. In onderhavig geval heeft de gemeente er echter voor gekozen om met de betreffende eigenaren anterieure overeenkomsten te sluiten. Derhalve is kostenverhaal anderszins verzekerd. Voorts kan worden opgemerkt dat geen aanleiding bestaat te voorzien in een fasering van de bouwplannen en/of het stellen van eisen als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onder b, c en d Wro. Dit leidt tot de conclusie dat de raad heft besloten niet tot vaststelling van een exploitatieplan over te gaan.
9.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van verouderde bestemmingsplannen. Het plan geeft in de meeste gevallen de huidige situatie weer. Dit heeft geen financiële consequenties. Voor een aantal locaties, met een agrarische bestemming, worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Met een separate onderbouwing is de uitvoerbaarheid van deze ontwikkelingen aangetoond. De hiervoor opgestelde ruimtelijke onderbouwingen zijn als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Eventuele hieruit voortkomende kosten worden verhaald op initiatiefnemers.
Mogelijk zullen zich binnen het plangebied gedurende de planperiode nieuwe ontwikkelingen voordoen. Het betreft in de regel gebieden die een herontwikkeling doormaken. Het tijdstip waarop is thans onbekend. Hiervoor geldt dat in de regel separate (planologische) procedures worden gevolgd. Hierbij zal de economische uitvoerbaarheid afzonderlijk moeten worden aangetoond.
Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.
9.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' betreft een reparatie van het in 2014 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' en een integratie van het ontwerp bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Leudal' dat medio 2015 is gepubliceerd. Dit bestemmingplan voorziet in een actuele planologisch-juridische regeling voor het gehele buitengebied van de gemeente Leudal.
In deze herziening worden concreet:
- 1. de uitspraak van de Raad van State op het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' verwerkt;
- 2. geconstateerde omissies gerepareerd;
- 3. een aantal nieuwe ontwikkelingen meegenomen;
- 4. gemeentelijke standpunten van de zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Leudal' verwerkt.
Voorafgaand de publicatie van het ontwerp bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' zijn een diverse belanghebbenden (indieners van beroepen of zienswijzen) uitgenodigd om de voorgestelde bestemmingsplanregeling van hun perceel in te zien. In een informeel overleg is de uiteindelijke regeling voor hun perceel bepaald.
Tevens bestaat voor een ieder de mogelijkheid om tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze in te dienen.
Gezien het voorgaande wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.
9.4 Handhaving
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking.
Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden: preventieve en repressieve handhaving.
Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontroles. Vervolgens worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting.
Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet.
De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.
Hoofdstuk 10 Procedure
10.1 Te Volgen Procedure
Aangevangen wordt met kennisgeving van het voornemen om een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding te nemen.
Vervolgens wordt een voorontwerp bestemmingsplan opgesteld. In deze voorbereidingsprocedure worden diverse partijen informeel betrokken bij het voorontwerp bestemmingsplan in de vorm van informeel overleg. Het definitief voorontwerp bestemmingsplan wordt, na vrijgave door het college van burgemeester en wethouders, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode krijgt een ieder de mogelijkheid mondeling of schriftelijk een inspraakreactie op dit plan in te dienen. Het college van burgemeester en wethouders beoordelen de ingediende reacties en geven daarop een schriftelijke reactie. Dit kan al dan niet leiden tot wijzigingen in het bestemmingsplan.
Het voorliggend bestemmingsplan wordt vervolgens als ontwerp bestemmingsplan opnieuw voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan een ieder een mondelinge of schriftelijke zienswijze op het plan bij de gemeenteraad indienen. De gemeenteraad behandeld de ingediende zienswijzen en voorziet deze van een reactie.
Na de zienswijzeperiode wordt het bestemmingsplan door de gemeenteraad van Leudal, al dan niet (gewijzigd), vastgesteld. Het raadsbesluit en de nota van wijzigingen worden als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt vervolgens wederom voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Binnen zes weken na vaststelling van het bestemmingsplan kunnen belanghebbenden beroep tegen het plan instellen.
10.2 Kennisgeving
Voorafgaand aan de voorbereiding en het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan, geven burgemeester en wethouders kennis van het voornemen om een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Deze kennisgeving is gedaan.
10.3 Informeel Overleg
Gelijktijdige met het opstellen van het (concept) voorontwerp bestemmingsplan wordt een aantal belanghebbende op informele wijze bij de inhoud van het bestemmingsplan betrokken. Het betreft daarbij een consultatie van een aantal reclamanten die beroep hebben ingesteld tegen het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' of een zienswijze hebben ingediend op het 'Reparatie- en Veegplan Buitengebied Leudal'.
10.4 Vooroverleg
Het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' vastgesteld op 25 februari 2014 is reeds voor vooroverleg aan de betreffende instanties aangeboden. De vooroverlegpartners hebben geen beroep ingediend bij de Raad van State. Tevens is de mogelijkheid geboden om medio 2015 een zienswijze in te dienen op het 'Reparatie- en Veegplan Buitengebied Leudal'. Hiervan is door een enkele partner gebruik gemaakt. De inhoud van deze zienswijze is betrokken bij de uiteindelijke regeling in het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016'.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Leudal' en het 'Reparatie- en Veegplan Buitengebied Leudal'. Derhalve wordt het bestemmingsplan niet specifiek voor vooroverleg naar de betrokken instanties gestuurd. De instanties wordt de mogelijkheid geboden te reageren in het kader van de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan.
10.5 Ontwerp
Het ontwerp bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' heeft met ingang van 24 maart 2016 tot en met 4 mei 2016 voor iedereen ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn 82 (schriftelijke) zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen zijn in 'Bijlage 60 Nota van zienswijzen en overzicht ambtshalve wijzigingenontwerp 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016'' bij deze toelichting opgenomen alsmede de inhoudelijke beoordeling ervan. Een aantal van de zienswijzen hebben geleidt tot wijzigingen. Tevens is in de nota een overzicht van wijzigingen opgenomen die ambtshalve tot aanpassing van het bestemmingsplan leiden.
10.6 Vaststelling
Het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' is in de raadvergadering van 12 juli 2016 gewijzigd vastgesteld. Het raadsbesluit inclusief raadsvoorstel is als bijlage bij het plan bijgevoegd.
10.7 Beroep
Tegen de vaststelling van dat bestemmingsplan is door 24 reclamanten beroep aangetekend bij de Raad van State op 57 beroepsgronden. Op 20 december 2017 heeft de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (ABRS) ten aanzien van het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' een uitspraak gedaan. Er zijn 35 beroepsgronden ongegrond en 19 gegrond verklaard en 3 ingetrokken. De uitspraak van de afdeling, met kenmerk 2016072601/R1, is in zijn geheel opgenomen als Bijlage 61: Uitspraak ABRS 20 december 2017.
Naar aanleiding van deze uitspraak is het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' in de raadvergadering van d.d 3 juli 2018 opnieuw gewijzigd vastgesteld. Het raadsbesluit inclusief raadsvoorstel is als bijlage bij het plan bijgevoegd.
10.8 Definitieve Uitspraak Raad Van State
Tegen het opnieuw (gewijzigd) vastgestelde bestemmingsplan (d.d. 3 juli 2018) is uiteindelijk nog door 11 reclamanten beroep aangetekend bij de Raad van State. Op 4 september 2019 heeft de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (ABRS ten aanzien van het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' een definitieve uitspraak gedaan. In deze uitspraak verklaart de Raad van State 9 beroepen gegrond en 2 beroepen ongegrond. De uitspraak van de afdeling, met kenmerk 201807453/1/R1, is in zijn geheel opgenomen als Uitspraak ABRS - 4 september 2019: Uitspraak ABRS 4 september 2019. Tevens is de uitspraak toegevoegd aan het raadsbesluit inclusief raadsvoorstel
Naar aanleiding van deze uitspraak wordt de eis van ondergeschiktheid in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - 1', 'Agrarisch met waarden - 2', 'Agrarisch met waarden - 3' en 'Agrarisch met waarden - 4' te laten luiden zoals deze is opgenomen bij de uitspraak behorende bijlage. Deze aanpassing van de betreffende bestemmingsomschrijvingen in de betreffende bestemmingen is in deze versie (NL.IMRO.1640.BP16RVBuitengebied-VG03) verwerkt. Het bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016' is daarmee onherroepelijk.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Nevenfuncties En Opvolgfuncties
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - nevenfuncties en opvolgfuncties
Bijlage 3 Kaarten Met Landschappelijke Elementen
Bijlage 3 Kaarten met landschappelijke elementen
Bijlage 4 Kaart Natura 2000 Gebieden
Bijlage 4 Kaart Natura 2000 gebieden
Bijlage 5 Nota Kwaliteit
Bijlage 6 Molenbiotoop
Bijlage 7 Overzicht Inpassingsplannen
Bijlage 7 Overzicht inpassingsplannen
Bijlage 8 Monumentenlijst Leudal
Bijlage 8 Monumentenlijst Leudal
Bijlage 9 Parkeerkencijfers
Bijlage 10 Landschappelijke Inpassing Tennispark Horn/haelen
Bijlage 10 Landschappelijke inpassing tennispark Horn/Haelen
Bijlage 11 Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten Van De Provincie Limburg
Bijlage 11 Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten van de Provincie Limburg
Bijlage 12 Spuitzone Onderzoek Graetheideweg 3 Kelpen-oler
Bijlage 12 Spuitzone onderzoek Graetheideweg 3 Kelpen-Oler
Bijlage 13 Lijst Nbw-/ Wnb-vergunningen
Bijlage 13 Lijst Nbw-/ Wnb-vergunningen
Bijlage 1 Overzicht Locaties Bedrijfsontwikkelingsplannen
Bijlage 1 Overzicht locaties bedrijfsontwikkelingsplannen
Bijlage 2 Voortoets In Het Kader Van De Natuurbeschermingswet 1988
Bijlage 2 Voortoets in het kader van de natuurbeschermingswet 1988
Bijlage 3 Notitie Reikwijdte En Detailniveau
Bijlage 3 Notitie Reikwijdte en Detailniveau
Bijlage 4 Passende Beoordeling
Bijlage 4 Passende beoordeling
Bijlage 5 Planmer
Bijlage 6 Aanvullende Motivatie Aspecten M.e.r. En Passende Beoordeling
Bijlage 6 Aanvullende motivatie aspecten m.e.r. en passende beoordeling
Bijlage 7 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 7 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 8 Uitbreiders En Vormveranderaars
Bijlage 8 Uitbreiders en vormveranderaars
Bijlage 9 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 9 Verantwoording groepsrisico
Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Bedrijventerrein Haelen Zoneverruiming En Hogere Grenswaarden
Bijlage 10 Akoestisch onderzoek Bedrijventerrein Haelen Zoneverruiming en hogere grenswaarden
Bijlage 11 Inventarisatie Beekdalen Gemeente Leudal
Bijlage 11 Inventarisatie beekdalen gemeente Leudal
Bijlage 12 Ambtshalve Aanpassingen Verbeelding
Bijlage 12 Ambtshalve aanpassingen verbeelding
Bijlage 13 Aanpassingen Verbeelding Naar Aanleiding Van Beroepen Raad Van State
Bijlage 13 Aanpassingen verbeelding naar aanleiding van beroepen Raad van State
Bijlage 14 Overzicht Gemeentelijke Standpunten Op Ingekomen Zienswijzen
Bijlage 14 Overzicht gemeentelijke standpunten op ingekomen zienswijzen
Bijlage 15 Heythuysen, Volkstuinencomplex Eykerstokweg
Bijlage 15 Heythuysen, volkstuinencomplex Eykerstokweg
Bijlage 16 Baexem, Oudenhofweg 6
Bijlage 16 Baexem, Oudenhofweg 6
Bijlage 17 Buggenum, Poelakkerweg 3/meiboomkensweg
Bijlage 17 Buggenum, Poelakkerweg 3/Meiboomkensweg
Bijlage 18 Ell, Brandvenstraat 3
Bijlage 18 Ell, Brandvenstraat 3
Bijlage 19 Ell, Hoogstraat 36
Bijlage 20 Grathem, Gemeentebos 1
Bijlage 20 Grathem, Gemeentebos 1
Bijlage 21 Haelen, Napoleonsweg 6
Bijlage 21 Haelen, Napoleonsweg 6
Bijlage 22 Haelen, Sint Elisabethsdreef 1 En Heythuysen, Op De Bos 2
Bijlage 22 Haelen, Sint Elisabethsdreef 1 en Heythuysen, Op de Bos 2
Bijlage 23 Haler, Sniekstraat 10-12
Bijlage 23 Haler, Sniekstraat 10-12
Bijlage 24 Haler, Sniekstraat 18
Bijlage 24 Haler, Sniekstraat 18
Bijlage 25 Haler, Venderstraat 5
Bijlage 25 Haler, Venderstraat 5
Bijlage 26 Heibloem, Schaapsbrug 8 En 8b
Bijlage 26 Heibloem, Schaapsbrug 8 en 8b
Bijlage 27 Heibloem, Staldijk 2
Bijlage 27 Heibloem, Staldijk 2
Bijlage 28 Heythuysen, Geusert 13
Bijlage 28 Heythuysen, Geusert 13
Bijlage 29 Heythuysen, Hollander 2a
Bijlage 29 Heythuysen, Hollander 2a
Bijlage 30 Heythuysen, Leveroyseweg 14
Bijlage 30 Heythuysen, Leveroyseweg 14
Bijlage 31 Heythuysen, Roligt 19
Bijlage 31 Heythuysen, Roligt 19
Bijlage 32 Hunsel, Beekstraat 10/10a
Bijlage 32 Hunsel, Beekstraat 10/10a
Bijlage 33 Hunsel, Beekstraat 13
Bijlage 33 Hunsel, Beekstraat 13
Bijlage 34 Hunsel, Smidstraat 5
Bijlage 34 Hunsel, Smidstraat 5
Bijlage 35 Hunsel, Weverstraat 17
Bijlage 35 Hunsel, Weverstraat 17
Bijlage 36 Kelpen-oler, Ensebroekerweg 3a
Bijlage 36 Kelpen-Oler, Ensebroekerweg 3a
Bijlage 37 Kelpen-oler, Ensebroekerweg 6
Bijlage 37 Kelpen-Oler, Ensebroekerweg 6
Bijlage 38 Kelpen-oler, Ensebroekerweg 12
Bijlage 38 Kelpen-Oler, Ensebroekerweg 12
Bijlage 39 Kelpen-oler, Eyckheuvels 1
Bijlage 39 Kelpen-Oler, Eyckheuvels 1
Bijlage 40 Kelpen-oler, Graetheideweg 3
Bijlage 40 Kelpen-Oler, Graetheideweg 3
Bijlage 41 Kelpen-oler, Kelperweg 23
Bijlage 41 Kelpen-Oler, Kelperweg 23
Bijlage 42 Kelpen-oler, Oranjestraat (Ong) (Kaufven)
Bijlage 42 Kelpen-Oler, Oranjestraat (ong) (Kaufven)
Bijlage 43 Kelpen-oler, Zandstraat 3
Bijlage 43 Kelpen-Oler, Zandstraat 3
Bijlage 44 Ittervoort, Margarethastraat 73
Bijlage 44 Ittervoort, Margarethastraat 73
Bijlage 45 Neer, Brumholt 4 En 6
Bijlage 45 Neer, Brumholt 4 en 6
Bijlage 46 Neer, Doorbrand 2
Bijlage 47 Neer, Kruisstraat 7
Bijlage 47 Neer, Kruisstraat 7
Bijlage 48 Neer, Sterrebosweg 9a
Bijlage 48 Neer, Sterrebosweg 9a
Bijlage 49 Neeritter, Maubroekstraat 2
Bijlage 49 Neeritter, Maubroekstraat 2
Bijlage 50 Neeritter, Ringstraat 26
Bijlage 50 Neeritter, Ringstraat 26
Bijlage 51 Roggel, Ophoven 1
Bijlage 52 Roggel, Ophoven 7a
Bijlage 53 Neer, Molenstraat 10
Bijlage 53 Neer, Molenstraat 10
Bijlage 54 Neer, Rieterweg 7
Bijlage 55 Haler, Moosterstraat 17
Bijlage 55 Haler, Moosterstraat 17
Bijlage 56 Heythuysen, Heide 24
Bijlage 56 Heythuysen, Heide 24
Bijlage 57 Heythuysen, Slinkstraat 1 (Leveroyseweg 15)
Bijlage 57 Heythuysen, Slinkstraat 1 (Leveroyseweg 15)
Bijlage 58 Roggel, Strubben 9
Bijlage 59 Baexem, Koelenstraat 2a
Bijlage 59 Baexem, Koelenstraat 2a
Bijlage 60 Nota Van Zienswijzen En Overzicht Ambtshalve Wijzigingen Ontwerp 'Reparatie- En Veegplan Buitengebied Leudal 2016'
Bijlage 61 Uitspraak Abrs - 20 December 2017
Bijlage 61 Uitspraak ABRS - 20 december 2017