KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - 4
Artikel 6 Bedrijf
Artikel 7 Bos
Artikel 8 Centrum
Artikel 9 Cultuur En Ontspanning
Artikel 10 Detailhandel
Artikel 11 Dienstverlening
Artikel 12 Gemengd
Artikel 13 Gemengd - 1
Artikel 14 Groen
Artikel 15 Horeca
Artikel 16 Kantoor
Artikel 17 Maatschappelijk
Artikel 18 Recreatie
Artikel 19 Sport
Artikel 20 Tuin
Artikel 21 Verkeer
Artikel 22 Water
Artikel 23 Wonen
Artikel 24 Wonen - Uit Te Werken
Artikel 25 Leiding - Gas
Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 27 Leiding - Riool
Artikel 28 Waarde - Archeologie 4
Artikel 29 Waarde - Archeologie 5
Artikel 30 Waarde - Archeologie 6
Artikel 31 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Artikel 32 Waterstaat - Beschermingszone Waterkering
Artikel 33 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
Artikel 34 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
Artikel 35 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Artikel 37 Algemene Bouwregels
Artikel 38 Algemene Gebruiksregels
Artikel 39 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 40 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 41 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 42 Algemene Procedureregels
Artikel 43 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 44 Overgangsrecht
Artikel 45 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Opzet Bestemmingsplan
1.3 Systematiek Periodieke Herzieningen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Beschrijving Plangebied
2.2 Geldende Ruimtelijke Instrumenten/plannen
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Inleiding
4.2 Onderdelen Bestemmingsplan
Hoofdstuk 5 Milieu- En Overige Aspecten
5.1 Milieuaspecten
5.2 Wet Natuurbescherming
5.3 Flora En Fauna
5.4 Waterparagraaf
5.5 Archeologie En Cultuurhistorie
5.6 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Planonderdelen
6.2 Opzet Regels
Hoofdstuk 7 Haalbaarheid
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3 Procedure
Hoofdstuk 8 Handhaving
Bijlage 1 Nota Kwaliteit
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten - Kernen
Bijlage 3 Basiszoneringslijst 'Windmolenbos'
Bijlage 4 Lijst Beschermde Monumenten
Bijlage 5 Lijst Beschermde Bomen
Bijlage 6 Nota Parkeernormen 2016
Bijlage 7 Landschappelijke Inpassing Vlasstraat 27a Heythuysen
Bijlage 8 Landschappelijke Inpassing Beeldentuin Vlasstraat 30 Heythuysen
Bijlage 9 Landschappelijke Inpassing Busschopsweg 4 Heythuysen
Bijlage 10 Overzicht Locaties Waar Binnen De Bestemming 'Centrum' Wonen Op De Verdieping(en) Is Toegestaan
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Beeldentuin Vlasstraat 30 Heythuysen
Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek Beeldentuin Vlasstraat 30 Heythuysen
Bijlage 3 Brief Namens Baex Bv Inzake Gebruiksmogelijkheden Kasteel Baexem
Bijlage 4 Uitspraak Abrs Inzake Bestemmingsplan 'Kern Heythuysen'
Bijlage 5 Uitspraak Abrs Inzake Bestemmingsplan 'Kern Neer'
Bijlage 6 Lijst Van Plancorrecties En -Wijzigingen
Bijlage 7 Lijst Onbenutte Bouwtitels
Bijlage 8 Schematische Weergave Wijzigingsbevoegdheden Schrappen Bouwtitels
Bijlage 9 Ruimtelijke Onderbouwing Busschopsweg 4 Heythuysen
Bijlage 10 Legenda Analoge Verbeeldingen Woonkernen Leudal
Bijlage 11 Analoge Verbeelding Kern Baexem
Bijlage 12 Analoge Verbeelding Kern Buggenum
Bijlage 13 Analoge Verbeelding Kern Ell
Bijlage 14 Analoge Verbeelding Kern Grathem
Bijlage 15 Analoge Verbeelding Kern Haelen
Bijlage 16 Analoge Verbeelding Kern Haler
Bijlage 17 Analoge Verbeelding Kern Heibloem
Bijlage 18 Analoge Verbeelding Kern Heythuysen
Bijlage 19 Analoge Verbeelding Kern Horn
Bijlage 20 Analoge Verbeelding Kern Hunsel
Bijlage 21 Analoge Verbeelding Kern Ittervoort
Bijlage 22 Analoge Verbeelding Kern Kelpen-oler
Bijlage 23 Analoge Verbeelding Kern Neer
Bijlage 24 Analoge Verbeelding Kern Neeritter
Bijlage 25 Analoge Verbeelding Kern Nunhem
Bijlage 26 Analoge Verbeelding Kern Roggel
Bijlage 27 Advies Veiligheidsregio Limburg-noord
Bijlage 28 Locaties Waar In De Geldende Bestemmingsplannen Wonen Op De Verdieping Is Toegestaan Binnen De Bestemming 'Centrum'
Bijlage 29 Zienswijzenverslag Versie 07.11.2017
Bijlage 30 Nota Ambtshalve Wijzigingen Versie 14.11.2017

Woonkernen Leudal 2017

Bestemmingsplan - gemeente Leudal

Vastgesteld op 14-11-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

(zie ook toelichting paragraaf 6.2.1)

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' met identificatienummer NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03 van de gemeente Leudal.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen die niet onderling zijn gekoppeld door een bijbehorend bouwwerk.

1.6 ABC-goederen

auto's, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, die vanwege de aard van het productassortiment (volumineuze goederen) een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn.

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied (zie ook paragraaf 6.2.1.3 van de toelichting).

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk (vrijstaand en/of aangebouwd) bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een huishouden gehuisvest is.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, welke een wezenlijke bijdrage levert aan de inkomensvorming; met betrekking tot deze regels worden onder het begrip agrarisch bedrijf niet begrepen agrarische hulp- of nevenbedrijven.

1.10 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een niet-industrieel bedrijf voor productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, respectievelijk voor ver- of bewerking, op- of overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden.

1.11 agrarisch hulpgebouw

een bij een agrarisch bedrijf behorend agrarisch bedrijfsgebouw dat is gesitueerd buiten het agrarisch bouwvlak en dat bijvoorbeeld dient voor het melken van vee, voor de opslag van goederen en materieel en/of ter beschutting tegen weersinvloeden.

1.12 arbeidsmigrant

economisch actieve migrant wiens doel het is op eigen initiatief en op vrijwillige basis arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.14 bebouwd oppervlak

de buitenwerks gemeten (geprojecteerde) oppervlakte van zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde, een zwembad uitgezonderd, op het maaiveld van het perceel.

1.15 bebouwde kom

het gebied dat door zijn 'samenhangende bebouwing' als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet altijd maatgevend.

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak of bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.18 bed & breakfast

een voorziening, zonder eigen kookgelegenheid, in een woning of een bijbehorend bouwwerk behorende bij de woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming.

Een bed & breakfast functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan.

Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid (zie ook artikel 2.6, Wijzevan meten) en artikel 40.2, bed & breakfast).

1.19 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.20 bedrijf aan huis

het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorend(e) bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.

1.21 bedrijfswoning

een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.22 beeldkwaliteit

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.

1.23 beperkt kwetsbare objecten

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. c. kantoorgebouwen, met uitzondering van kantoorgebouwen met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
  4. d. hotels en restaurants, met uitzondering van hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
  5. e. winkels, met uitzondering van complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  6. f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, met uitzondering van kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  8. h. bedrijfsgebouwen, met uitzondering van gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn;
  9. i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  10. j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.24 beroep aan huis

een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.

1.25 bestaand

  1. a. bij bebouwing:
    bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. b. bij gebruik:
    gebruik zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.

1.26 bestaande woning

een woning die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen. Hieronder wordt niet verstaan een woning die weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar is gerealiseerd in strijd met het plan en zonder een omgevingsvergunning voor het bouwen.

1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.29 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.30 bijzondere woonvorm

een woonverblijf waarin, al dan niet zelfstandige, woningen/kamers zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals begeleid wonen voor mindervalide personen, een woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening, met dien verstande dat onder bijzondere woonvorm niet wordt verstaan crisis-opvang.

1.31 boerenbondwinkel

detailhandel ten behoeve van tuinbenodigdheden, plant & plantverzorging en dier & dierwelzijnsartikelen, alsmede in agrarische producten, met inbegrip van ondergeschikte verkoop van seizoensgebonden artikelen.

1.32 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.33 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.34 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.35 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.36 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.37 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.38 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.39 bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

de totale overdekte vloeroppervlakte van de begane grond en eventuele verdieping(en) van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten (bedrijfsvloeroppervlakte).

1.40 carport

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een overdekte stallinggelegenheid voor voertuigen, aan minimaal 1 zijde open, waarbij de open zijde is gericht naar het openbare gebied ter plekke van de uitrit.

1.41 chalet

een gebouw, geen recreatiewoning zijnde en niet fungerend als hoofdverblijf, bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door één of meerdere personen, die elders zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben, met dien verstande dat het gebouw geen vaste verankering aan de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is alsmede grotendeels uit hout of kunststof bestaat.

1.42 consument verzorgende activiteiten

het beroeps- en/of bedrijfsmatig verrichten van diensten gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.43 crisisopvang

acute opvang of opname van mensen in een acute noodsituatie (psychisch of lichamelijk).

1.44 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning.

1.45 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in reliëf, verkaveling, slotenpatroon of architectuur. Archeologische waarden zijn hieronder begrepen.

1.46 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.47 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven.

1.48 detailhandel in grove bouwmaterialen

detailhandel in materialen voor de ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout, alsmede aanverwante producten zoals erfafscheidingen, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen en dergelijke. Detailhandel vanuit tuincentra en bouwmarkten valt niet onder dit begrip.

1.49 dienstverlening

het beroeps- en/of bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.50 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A).

1.51 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.52 evenement

een georganiseerde, voor het publiek toegankelijke activiteit van vermaak op het gebied van onder meer sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal cultureel vlak. Er kan sprake zijn van een ruimtelijk relevant evenement (zie 1.116) danwel van een ruimtelijk niet relevant evenement (zie 1.115).

1.53 extensief recreatief medegebruik

recreatief (mede-)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten die geen specifiek beslag leggen op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.

1.54 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.55 gebruiksoppervlakte

de gebruiksoppervlakte zoals gedefinieerd in het Bouwbesluit, conform NEN2580.

1.56 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.57 gemeenschapshuis

een gebouw dat is bestemd voor:

  1. a. het vervullen van een sociaal-maatschappelijke ontmoetings- en/of faciliterende functie voor niet-commerciële activiteiten van verenigingen, stichtingen en andere sociaal-maatschappelijke en culturele organisaties;
  2. b. horeca uitsluitend voor:
    1. 1. cafe;
    2. 2. croissanterie;
    3. 3. koffiebar;
    4. 4. lunchroom;
    5. 5. restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
    6. 6. tearoom;
    7. 7. zalenverhuur.

1.58 gemeentelijk monument

een bouwwerk, archeologische vindplaats of landschappelijke structuur die op grond van een gemeentelijke monumentenverordening bescherming geniet vanwege bijzondere cultuurhistorische of architectonische waarde.

1.59 gestapelde woningen

woningen waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd.

1.60 gevoelig object

object waar personen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven;

1.61 goed woon- en leefklimaat

woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

1.62 golfbaan

een gebied dat is ingericht voor de beoefening van golfsport met de daarbij benodigde voorzieningen, zoals een clubhuis, oefenfaciliteiten, driving range, een greenkeepersgebouw, materiaalopslag en dergelijke.

1.63 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel, niet zijnde een intensieve veehouderij of intensieve graasdierveehouderij. Een grondgebonden agrarisch bedrijf betreft bijvoorbeeld een melkveehouderij (met niet meer dan 200 melkkoeien), een akkerbouw- of tuinbouwbedrijf.

1.64 groothandelsbedrijf

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of aanleveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.65 halfvrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw met één gevel gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.

1.66 hoekwoning

woning gelegen op de hoek van twee openbare wegen, fiets- en/of voetpaden.

1.67 hoofdgebouw(en)

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.68 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde een seksinrichting. Er wordt onderscheid gemaakt in horeca van categorie 1 - 'lichte horeca', 'horeca vancategorie 2 - 'middelzware horeca' en horeca van categorie 3 - 'zware horeca':

1.69 horeca van categorie 1 - 'lichte horeca'

horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

  1. a. wat openingstijden betreft aan de detailhandel verwante horeca, zoals:
    1. 1. automatiek;
    2. 2. broodjeszaak;
    3. 3. cafetaria;
    4. 4. croissanterie;
    5. 5. koffiebar;
    6. 6. lunchroom;
    7. 7. ijssalon;
    8. 8. snackbar;
    9. 9. tearoom;
    10. 10. traiteur.
  2. b. overige lichte horeca, zoals:
    1. 1. bistro;
    2. 2. restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
    3. 3. hotel.

1.70 horeca van categorie 2 - 'middelzware horeca'

Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

  1. a. horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:
    1. 1. bierhuis;
    2. 2. biljartcentrum;
    3. 3. café;
    4. 4. proeflokaal;
    5. 5. shoarma/grillroom;
    6. 6. zalenverhuur.
  2. b. horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:
    1. 1. horecabedrijven genoemd onder 1.69, onder a en b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
    2. 2. restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, shoarma/kebab, chinees, drive-in restaurant).

1.71 horeca van categorie 3 - 'zware horeca'

horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  1. a. dancing;
  2. b. discotheek;
  3. c. nachtclub;
  4. d. partycentrum.

1.72 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan

1.73 huisvesting arbeidsmigranten

bewoning van een (deel van) een gebouw door arbeidsmigranten, niet zijnde bewoning door een huishouden

1.74 intensieve veehouderij

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt onder meer gedoeld op varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders of een combinatie daarvan.

1.75 kamerbewoning

het bewonen van een onzelfstandige wooneenheid, niet zijnde het verstrekken van logies

1.76 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, of een caravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.77 kantoor

een (deel van een) gebouw ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.78 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.

1.79 kunstwerken

bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke, alsmede artistieke kunstuitingen in de vorm van standbeelden, glaswerken, schilderingen en dergelijke.

1.80 kwaliteitsmenu

het gemeentelijk compensatiebeleid voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals vastgelegd in de 'NotaKwaliteit'.

1.81 kwetsbare objecten

  1. a. woningen, met uitzondering van:
    1. 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
    2. 2. dienst- en bedrijfswoningen;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.82 loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur.

1.83 maatschappelijke activiteiten

sociale-, culturele-, maatschappelijke-, educatieve-, religieuze- en/of medische acitviteiten, alsmede openbare dienstverlening.

1.84 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere aan de paardenhouderij gerelateerde evenementen.

1.85 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.86 mid-stay huisvesting

huisvesting van woonurgente groepen, waaronder arbeidsmigranten, die langer dan 4 maanden maanden per jaar, al dan niet aaneengesloten, in de gemeente verblijven, maar nog niet weten of ze zich hier permanent willen vestigen of die wel al besloten hebben dat ze zich hier willen vestigen maar nog géén reguliere huisvesting hebben gevonden.

1.87 Nota kwaliteit

de Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal, waarin de uitgangspunten waarbinnen de gemeente initiatiefnemers voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de zonering 'Buitengebied' volgens het POL 2014 een kwaliteitsbijdrage gaat vragen, ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals opgenomen als 'Bijlage 1 Nota Kwaliteit' bij deze regels.

1.88 nultredenwoning

een woning die zonder trappen van buiten af bereikbaar is en waarin de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden, waardoor de gehele woning geschikt is voor gebruik van rollator, rolstoel, scootmobiel en dergelijke. Daarmee is tevens sprake van een levensloopbestendige woning

1.89 omgevingsvergunning

een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ten behoeve van het verrichten van de in die vergunning beschreven activiteiten.

1.90 onbenutte bouwtitel

een bestemmings-/bouwvlak waarop volgens dit bestemmingsplan een (bedrijfs)woning kan worden gerealiseerd, maar feitelijk nog geen woning is gerealiseerd.

1.91 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.

1.92 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die niet zelfstandig functioneert, maar dient als aanvulling op en ter ondersteuning van een andere (hoofd)functie

1.93 ondergeschikte horeca

een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie, voor de consumptie van dranken en etenswaren.

1.94 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.95 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde

werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.

1.96 ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen

een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die voldoet aan de indieningsvereisten zoals bedoeld in de 'Regeling omgevingsrecht'.

1.97 ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een uitwerkingsplan

een aanvraag tot vaststelling van een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, sub b van de Wet ruimtelijke ordening, waarbij in ieder geval een concept uitwerkingsplan is gevoegd:

  1. a. dat voldoet aan de voorwaarden in dit bestemmingsplan om gebruik te kunnen maken van de uitwerkingsverplichting;
  2. b. waaruit blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  3. c. dat voldoet aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening;
  4. d. dat is voorzien van de vereiste rapportages van noodzakelijke aanvullende onderzoeken.

1.98 ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een wijzigingsplan

een aanvraag tot vaststelling van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening, waarbij in ieder geval een concept wijzigingsplan is gevoegd:

  1. a. dat voldoet aan de voorwaarden in dit bestemmingsplan om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid;
  2. b. waaruit blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  3. c. dat voldoet aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening;
  4. d. dat is voorzien van de vereiste rapportages van noodzakelijke aanvullende onderzoeken.

1.99 onzelfstandige wooneenheid

wooneenheid welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt.

1.100 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.101 overige woonurgenten

personen, niet zijnde arbeidsmigranten die short- of mid-stay verblijven, die op korte termijn een tijdelijke behoefte hebben aan woonruimte, zoals gescheiden personen, alleenstaande studenten, verblijfsgerechtigden en personen die vanuit zorg of detentie (terug) naar de woningmarkt gaan.

1.102 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde in de vorm van een (bijbehorend) bouwwerk met minimaal een open wand.

1.103 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.104 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.105 parkeren

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

1.106 peil

  1. a. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: maximaal 30 cm boven de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  2. b. In andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

(zie ook paragraaf 6.2.1.2 van de toelichting)

1.107 perceel

het bouwperceel.

1.108 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen en/of brand- en explosiegevaarlijke stoffen (zoals ABC-goederen, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, woninginrichting), die vanwege de aard van het productassortiment een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn.

1.109 POL belangen

(ruimtelijke) belangen waarvan de provincie met haar Provinciaal OmgevingsPlan heeft aangeven dat die op provinciaal niveau van belang zijn.

1.110 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.111 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.

1.112 recreatiewoning

een tot bewoning bestemd gebouw dat gelegen is op een officieel voor recreatie aangewezen terrein en/of bestemd is voor bewoning gedurende de vakantie

1.113 rijksmonument

een beschermd monument als bedoeld in de Erfgoedwet.

1.114 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.115 ruimtelijk niet relevant evenement

activiteit in de openlucht of in een tijdelijke accommodatie (bijvoorbeeld feesttent) met een duur van maximaal 3 dagen, inclusief opbouwen en afbreken, zoals:

  1. a. privéfeesten;
  2. b. buurtbarbecues en buurtfeesten;
  3. c. feesten en grootschalige activiteiten in scholen;
  4. d. (demonstratieve) optochten en bijeenkomsten, al dan niet van politieke aard;
  5. e. activiteiten die worden georganiseerd om redenen van promotie, public relations, publiciteit e.d. zoals de opening van tentoonstellingen, ontvangsten, prijsuitreikingen, symposia en productpresentaties;
  6. f. (theater)voorstellingen zoals die regelmatig plaatsvinden in gemeenschapshuizen / cultureel centrum;
  7. g. rommelmarkten, vlooienmarkten, kofferbakmarkten e.d.;
  8. h. bioscoopvoorstellingen;
  9. i. weekmarkten op basis van de gemeentewet;
  10. j. kansspelen;
  11. k. dansgelegenheden (gevestigd in horecazaken);

of daarmee naar aard en omvang en invloed op onderliggende en nabijgelegen bestemmingen vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat alsnog sprake is van een ruimtelijk relevant evenement indien:

  1. a. sprake is van meer dan 6 evenementen per locatie per kalenderjaar;
  2. b. sprake is van meer dan 1 evenement per locatie per maand;
  3. c. het aantal aanwezigen meer bedraagt dan 100 personen ingeval van privéfeesten, buurtbarbecues en buurtfeesten;
  4. d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
  5. e. er muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
  6. f. er onevenredig nadelige gevolgen zijn voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
  7. g. er objecten worden geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.

1.116 ruimtelijk relevant evenement

een evenement, niet zijnde een ruimtelijk niet relevant evenement, waarvan de aard of de publieksaantrekkende werking vanuit een oogpunt van impact op de omgeving dusdanig grootschalig is dat daarin zonder nadere ordening niet kan worden voorzien en waarbij een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoet(n):

  1. a. het evenement vindt al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld maandelijks, jaarlijks of jaar overstijgend) plaats, waardoor het normaal maatschappelijk gebruik van de gronden niet mogelijk is gedurende:
    1. 1. tenminste één aaneengesloten periode van 24 uur (inclusief het opbouwen en afbreken) of
    2. 2. tenminste twee niet opeenvolgende dagen of vier niet opeenvolgende dagdelen;
  2. b. er is sprake van een omvang van meer dan 100 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten gelijktijdig aanwezig;
  3. c. de geluidbelasting bedraagt meer dan 50 dB(A) op de gevel van de dichtst bij gelegen woningen om en nabij het de locatie waar het evenement wordt gehouden;
  4. d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
  5. e. er wordt muziek ten gehore gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
  6. f. er is sprake van onevenredig nadelige gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
  7. g. er worden objecten geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.

1.117 seizoenstandplaats

het terreingedeelte dat is bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober.

1.118 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  1. a. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon en raamprostitutie;
  2. b. een seksbioscoop of sekstheater;
  3. c. een seksautomatenhal;
  4. d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  5. e. een sekswinkel.

1.119 servicepunt

verkoop- en informatiepunt ten behoeve van kleinschalige dienstverlening en kleinschalige detailhandel.

1.120 setback

een bouwdeel of bouwlaag waarvan de verticale beëindiging substantieel terug ligt ten opzichte van de hoofdgevels van het hoofdgebouw.

1.121 short-stay huisvesting

huisvesting van arbeidsmigranten die ter plaatse niet langer dan 4 maanden per jaar, al dan niet aaneengesloten, verblijven.

1.122 sociaal-culturele activiteiten

activiteiten gericht op onderwijs, ontwikkeling, welzijn, cultuur, religie, geïnstitutionaliseerde zorg en therapeutische doeleinden

1.123 spuiwateropslag

overig bouwwerk ten behoeve van de opslag van spuiwater (afvalstof die bij luchtwassen ontstaat).

1.124 stacaravan

onderkomen dat uitsluitend of in hoofdzaak dienst doet of kan doen tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meerdere personen die elders hun hoofdverblijf hebben, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste plaats kan worden verreden, doch niet bestemd is om regelmatig op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een motorvoertuig te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het aangemerkt als stacaravan.

1.125 stedenbouwkundig beeld

het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.

1.126 straatmeubilair

op, aan of boven de openbare weg respectievelijk openbare ruimte geplaatste of hangende goederen, waaronder begrepen zitbanken, lantaarnpalen, prullenbakken, fietsenrekken, bloembakken-/potten, spandoeken, vlaggenmasten, (uithang-)borden, abri's, bushaltes, (straat-)verlichting e.d.

1.127 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk in de openbare ruimte of in een zich daarop/-in bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.128 structuurvisie 'Wonen, Zorg en Woonomgeving'

de 'Structuurvisie Wonen, ZorgenWoonomgeving Midden-Limburg', vastgesteld door de raden van de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert (in Leudal vastgesteld bij raadsbesluit dd. 11 november 2014).

1.129 supermarkt

een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar hoofdzakelijk levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel - en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht.

1.130 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen/constructies (inclusief containervelden) met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen wat leidt tot een beter kwaliteit product. Afdekfolie alléén, dus zonder enige constructie, wordt in het kader van dit bestemmingsplan niet gezien als een teeltondersteunende voorziening waarvoor de regelingen zoals opgenomen gelden.

1.131 tuin

omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.

1.132 tuincentrum

het bedrijfsmatig uitoefenen van detailhandelsactiviteiten, met een al dan niet overdekt verkoop-/winkelvloeroppervlak, ten behoeve van de verkoop van bloemen, planten, heesters en bomen alsmede de voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen, parken, plantsoenen en bosschages benodigde artikelen, hulpmiddelen en gereedschappen.

1.133 tunnels

een constructie ter bescherming, vervroeging of verlenging van de teelt van tuinbouw- en fruitteeltproducten.

1.134 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan "Woonkernen Leudal 2017" bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met planidentificatienummer NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-ON01.

1.135 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.136 verkoopstandplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.137 verkoopvloeroppervlakte

de totale overdekte vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging, welke bestemd is voor de verkoop en uitstalling van goederen (de bruto vloeroppervlakte van een bedrijfsvestiging minus de oppervlakte van magazijnen en overige ruimten).

1.138 voldoende parkeergelegenheid

er wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 6), waarbij geldt dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging', tenzij in deze regels anders is aangegeven (zie ook artikel 43.1).

1.139 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, niet zijnde een hobbymatig agrarisch bedrijf, waarin, gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting, een volwaardige arbeidskracht gedurende het hele jaar een volledige dagtaak vindt en dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam bij wijze van hoofdberoep te worden geëxploiteerd

1.140 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied (zie ook paragraaf 6.2.1.3 van de toelichting).

1.141 voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.142 voorgevel hoekwoning

de gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als voorgevel wordt aangemerkt.

1.143 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen. Een hoekwoning heeft twee voorgevelrooilijnen.

1.144 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.

1.145 vrijstaand geschakelde woningen

minimaal 2 vrijstaande woningen waarbij de zijgevel van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is gebouwd aansluitend aan de zijgevel van een hoofdgebouw op een aangrenzend perceel, danwel aan de zijgevel van een bijbehorend bouwwerk op een aangrenzend perceel

1.146 vrijstaande woning

een woning die noch met het hoofdgebouw noch met een bijbehorend bouwwerk gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.

1.147 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.148 weg

een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.

1.149 wet/wettelijke wegelingen

indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan, tenzij anders bepaald.

1.150 winkelvloeroppervlak (wvo)

het oppervlak van een winkel(pand) dat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen, zijnde het bruto-vloeroppervlak (bvo) minus kantoren, kantines, toiletten, magazijnruimte, ontvangst goederenruimte, verwerkingsruimte en dergelijke. De afrekenruimte (kassa's e.d.) wordt wel meegeteld bij het wvo.

1.151 wonen

De permanente huisvesting van een of meerdere personen in een woning of bijzondere woonvorm, om daar zelfstandig of met meerdere personen gezamenlijk een huishouden te voeren.

1.152 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.153 wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.

1.154 woonurgent

de dringende noodzaak om te beschikken over een woonruimte waarbij een woningzoekende op basis van een beschikking in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 wordt ingedeeld

1.155 woonwagen

een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en dat geplaatst is op een door de gemeente aangewezen woonwagenstandplaats.

1.156 woonwagenstandplaats

een perceel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen en bijbehorende bouwwerken, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.

1.157 zelfbedieningswinkel

een winkel waarin de klanten zelf de door hen gewenste producten uitkiezen en afrekenen

1.158 zijerfgebied

het deel van het voorerfgebied bij een hoekwoning, gelegen langs (het verlengde van) de zijgevel van de hoekwoning, voorzover dit geen deel uitmaakt van het achtererfgebied (zie ook paragraaf 6.2.1.3 van de toelichting).

1.159 zijgevel

de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.

1.160 zijgevel hoekwoning

de naar het openbaar gebied gerichte gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als zijgevel wordt aangemerkt. De zijgevel van een hoekwoning ligt tevens in de voorgevelrooilijn.

1.161 zelfstandige wooneenheid

wooneenheid met een eigen toegang en eigen wezenlijke voorzieningen, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt. Een woonruimte waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke gang of hal, maar met eigen keuken, douche en toilet, is eveneens een zelfstandige woonruimte.

1.162 zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de betreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.

1.163 zorgwoning

een nultredenwoning met (extramurale) zorggarantie op maat.

Artikel 2 Wijze Van Meten

(zie ook toelichting par. 6.2.1.4)

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De oppervlakte van een bed & breakfastvoorziening

De oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de scheidingsmuren, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten die in gebruik is/zijn voor de bed & breakfastvoorziening, omhullen. Daarbij worden niet meegerekend:

  1. a. de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de nettohoogte kleiner is dan 1,50 meter, met uitzondering van vloeren onder trappen;
  2. b. een trapgat of vide;
  3. c. een liftschacht.

2.7 Afstand tot de bouwperceelgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

(zie ook toelichting par. 6.2.2.1)

Artikel 3 Agrarisch

(zie ook toelichting par. 6.2.2.2)

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

  1. a. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf binnen een bouwvlak met een agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde een intensieve veehouderij;
    2. 2. agrarisch grondgebruik;
    3. 3. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.5.3;
  2. b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    1. 1. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
    2. 2. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde(n) en het stedenbouwkundigbeeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';
    3. 3. tuin voor woondoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
    4. 4. landschappelijke inpassing, ter plaatse van de aanduiding 'groen';
    5. 5. recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. detailhandel, hoofdzakelijk in zelfgemaakte, zelfbewerkte, zelfgekweekte en/of zelfgeteelde agrarische producten van het eigen bedrijf, tot 180 m² van de vloeroppervlakte van het bijbehorend bouwwerk, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  2. d. extensief recreatief medegebruik;
  3. e. kleinschalige kampeeractiviteiten met maximaal 15 seizoenstandplaatsen op het erf, met dien verstande dat de kampeeractiviteiten in of direct grenzend aan het bouwvlak moeten plaatsvinden;

met de daarbij behorende:

  1. f. parkeervoorzieningen;
  2. g. sanitaire voorzieningen;
  3. h. tuinen, erven, terreinen en perceelsontsluitingen;
  4. i. voorzieningen van algemeen nut;
  5. j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

3.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

3.2.1 Bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen en overkappingen

3.2.2 Bedrijfswoningen

3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

3.2.5 Erkers bij bedrijfswoningen

3.2.6 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

3.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

3.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

3.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

3.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

3.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

3.4.4 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

3.4.5 Schuilgelegenheden

3.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

3.5.1 Strijdig gebruik

3.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

3.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 3 - Agrarisch)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Wonen', indien de agrarisch activiteiten activiteit ter plaatse zijn beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteiten op korte termijn worden voortgezet, met dien verstande dat:

  1. a. het aantal woningen niet toeneemt;
  2. b. indien het bouwvlak niet grenst aan de bestemming 'Verkeer', de gronden tussen het bouwvlak en de bestemming 'Verkeer' eveneens worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen';
  3. c. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  4. d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  5. e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  6. f. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;s
  7. g. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels);
  8. h. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemming 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

(zie ook toelichting par. 6.2.2.3)

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 4 - Agrarisch met waarden)

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische functie met natuur- en landschapswaarden;
  2. b. agrarisch grondgebruik;
  3. c. behoud en herstel van de aan het gebied eigen zijnde landschappelijke waarden;
  4. d. extensief recreatief medegebruik;
  5. e. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.5.3;
  6. f. kleinschalig kamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
  7. g. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met de daarbij behorende:

  1. h. landschappelijke inpassing;
  2. i. parkeervoorzieningen;
  3. j. tuinen, erven en terreinen;
  4. k. voorzieningen van algemeen nut;
  5. l. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  6. m. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

4.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 4 - Agrarisch met waarden)

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

4.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 4 - Agrarisch met waarden)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

4.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 4 - Agrarisch met waarden)

4.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 4 - Agrarisch met waarden)

4.5.1 Strijdig gebruik

4.5.2 Kleinschalig kamperen

4.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - 4

(zie ook toelichting paragraaf 6.2.2.4)

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

5.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

De voor 'Agrarisch met waarden - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. extensief recreatief medegebruik;
  3. c. behoud en versterking van de natuurlijke waterhuishouding, betreffende zowel het oppervlaktewater als het grondwater, en de daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede de realisering van een veerkrachtig watersysteem geschikt voor waterconservering en opvang van hoge waterafvoeren en versterking van de landschappelijke structuur;

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. voorzieningen van algemeen nut;
  3. f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

5.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

5.2.1 Bedrijfsgebouwen

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

5.2.3 Overige bouwwerken, geen overkappingen zijnde

5.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
    1. 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    2. 2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
    3. 3. teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
    4. 4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
    5. 5. ter waarborging van de sociale veiligheid;
    6. 6. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
    7. 7. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
    8. 8. ter waarborging van de externe veiligheid;
    9. 9. ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
  2. b. Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

5.4.1 Schuilgelegenheden

5.4.2 Agrarische hulpgebouwen

5.4.3 Paardenbakken

5.4.4 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten bouwvlak

5.4.5 Hagelnetten en containervelden buiten bouwvlak

5.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. detailhandel,
  3. c. kamperen;
  4. d. permanente en tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
  5. e. mestopslag buiten het bouwvlak;
  6. f. co-vergisting;
  7. g. het houden van dieren onder de grond;
  8. h. paardenbakken buiten het bouwvlak, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend op basis van lid 5.4.3.
  9. i. jagershutten en hoogzitten.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 5 - Agrarisch met waarden - 4)

5.6.1 Vergunningplicht

5.6.2 Uitzonderingen

5.6.3 Toelaatbaarheid

Artikel 6 Bedrijf

(zie ook toelichting par. 6.2.2.5)

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

6.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

  1. a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2);
    2. 2. 'productiegebonden detailhandel', met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
    3. 3. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.5.4;
  2. b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    1. 1. aannemersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf ';
    2. 2. autobedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf';
    3. 3. een bakkerij met een verwerkingscapaciteit van meer dan 7.500 kg meel per week, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bakkerij';
    4. 4. bedrijf in agrarische benodigdheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijf in agrarische benodigdheden';
    5. 5. bedrijf in het vervaardigen van kozijnen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kozijnen';
    6. 6. bedrijf ten behoeve van zaadhandel en diervoeders, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zaadhandel';
    7. 7. bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
      • een bedrijf aan huis;
      • een beroep aan huis;
    8. 8. maximaal één bedrijfswoning en maximaal drie wooneenheden op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - Kasteelweg 5 Baexem';
    9. 9. bestratingbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bestratingbedrijf';
    10. 10. bierbrouwerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bierbrouwerij';
    11. 11. boerenbondwinkel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - boerenbond';
    12. 12. bouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';
    13. 13. brandweerkazerne ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
    14. 14. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met uitzondering van een supermarkt;
    15. 15. detailhandel in meubels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel meubels';
    16. 16. gasontvangststation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';
    17. 17. gemeentewerf met brandweerkazerne, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf'
    18. 18. groothandel in bouwmaterialen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel bouwmaterialen';
    19. 19. groothandel en handelsbemiddeling van motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel en handelsbemiddeling motorvoertuigen;
    20. 20. hobbymatig houden van paarden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Stationsplein 20 Haelen';
    21. 21. hovenier, ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
    22. 22. industriële en ambachtelijke bedrijven alsmede groothandelsbedrijven voor zover de bedrijven voorkomen in de categorieën (2) en (3) van de de 'Basiszoneringslijst 'Windmolenbos' (bijlage 3), alsmede de uitoefening van detailhandel voor de verkoop van producten ter uitoefening van een handelsonderneming, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwproducten';
    23. 23. installatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf';
    24. 24. jachtwerf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - jachtwerf'.
    25. 25. kleiwarenfabriek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleiwarenfabriek';
    26. 26. landbouwmechanisatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf';
    27. 27. loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf';
    28. 28. meubelmakerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij';
    29. 29. nutsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
    30. 30. opslag van machines en materieel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag machines en materieel';
    31. 31. schildersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';
    32. 32. slijterij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - slijterij';
    33. 33. tankstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tankstation';
    34. 34. timmerbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf';
    35. 35. transportbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf';
    36. 36. tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'
    37. 37. verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG';
    38. 38. wonen uitsluitend op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op verdieping'
    39. 39. zeilmakerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zeilmakerij.
    40. 40. zelfstandige opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  3. c. ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de gronden uitsluitend bestemd voor (een):
    1. 1. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
    2. 2. nutsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. tuinen, erven en terreinen;
  4. g. voorzieningen van algemeen nut;
  5. h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

6.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

6.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

6.2.2 Bedrijfswoningen

6.2.3 Woningen, niet zijnde bedrijfwoningen

6.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

6.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

6.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

6.2.8 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Stationsplein 20 Haelen'

6.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

6.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

6.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

6.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

6.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

6.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

6.4.5 Kleinere afstand tot zijdelingse en achterperceelsgrenzen

6.4.6 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

6.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

6.5.1 Strijdig gebruik

6.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

6.5.3 Opslag

6.5.4 Ruimtelijk niet relevante evenementen

6.5.5 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Stationsplein 20 Haelen'

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

6.6.1 Bedrijfsactiviteiten

6.6.2 Grotere hoogte opslag

6.6.3 Opslag voor de voorgevelrooilijn

6.6.4 Uitstalling van goederen en materialen ten behoeve van verkoop voor de naar de weggekeerde bouwgrens

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 6 - Bedrijf)

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse gedurende een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:
    1. 1. het aantal woningen niet toeneemt;
    2. 2. de behoefte aan uitbreiding van dienstverlening of kantoren moet worden aangetoond.
    3. 3. het gebruik als 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', of 'Wonen' vanuit Milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
    4. 4. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
    5. 5. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
    6. 6. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1, sub b, c en d.
    7. 7. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
    8. 8. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de Nota Kwaliteit (bijlage 1 van de regels);
    9. 9. de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing niet toeneemt;
    10. 10. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een aanduiding als bedoeld in lid 6.1 onder b. te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 7 Bos

(zie ook toelichting par. 6.2.2.6)

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

7.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 7 - Bos)

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bosgebied;
  2. b. extensief recreatief medegebruik;
  3. c. behoud en versterking van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

met de daarbij behorende:

  1. d. paden en toegangswegen;
  2. e. bruggen en steigers;
  3. f. voorzieningen van algemeen nut;
  4. g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

7.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 7 - Bos)

7.2.1 Gebouwen en overkappingen

7.2.2 Overige bouwwerken

7.3 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 7 - Bos)

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 38 in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. kamperen;
  4. d. prostitutie;
  5. e. evenementen.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 7 - Bos)

7.4.1 Vergunningplicht

7.4.2 Uitzonderingen

7.4.3 Toelaatbaarheid

Artikel 8 Centrum

(zie ook toelichting par.6.2.2.7)

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 8 - Centrum)

  1. a. De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. cultuur en ontspanning, met uitzondering van een seksinrichting;
    2. 2. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    3. 3. dienstverlening;
    4. 4. uitoefening van:
      • een bedrijf aan huis;
      • een beroep aan huis;
    5. 5. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
    6. 6. horeca van categorie 1;
    7. 7. kantoor;
    8. 8. kunstwerken;
    9. 9. maatschappelijke voorzieningen;
    10. 10. parkeervoorzieningen;
    11. 11. pleinen en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
    12. 12. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.4.3;
    13. 13. straatmeubilair;
    14. 14. verkoopstandplaats(en), mits vergund op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening;
    15. 15. terrassen, mits vergund op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening;
    16. 16. voet- en rijwielpaden;
    17. 17. voorzieningen van algemeen nut;
    18. 18. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
  2. b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Centrum' aangewezen gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2), ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' en uitsluitend op de begane grond;
    2. 2. behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk';
    3. 3. drukkerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij';
    4. 4. horeca van categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2'
    5. 5. nutsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'
    6. 6. sporthal, ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
    7. 7. supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    8. 8. wonen op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat:
      • uitsluitend bestaande woningen zijn toegestaan;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping', gebruik van een deel van de begane grond voor wonen als onderdeel van een op de verdieping gelegen wooneenheid is toegestaan, mits op de begane grond aan de straatzijde een commerciële voorziening aanwezig is;
    9. 9. wonen op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping', met dien verstande dat uitsluitend bestaande woningen zijn toegestaan, danwel woningen ter plaatse van de in bijlage genoemde gebouwen/percelen;
    10. 10. zorgwoning, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  3. c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een gemeenschapshuis;

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. opslag van goederen en materialen achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak;
  3. f. parkeervoorzieningen met dien verstande dat parkeren op de eigen bedrijfskavel dient plaats te vinden;
  4. g. voorzieningen van algemeen nut;
  5. h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  6. i. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

8.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 8 - Centrum)

8.2.1 Gebouwen en overkappingen

8.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

8.2.4 Erkers

8.2.5 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

8.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 8 - Centrum)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

8.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 8 - Centrum)

8.4.1 Strijdig gebruik

8.4.2 Beroep of bedrijf aan huis

8.4.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 8 - Centrum)

8.5.1 Wonen in een inpandige (bedrijfs)woning

8.5.2 Bedrijfsmatige activiteiten

8.5.3 Horeca in categorie 2 en/of 3

Artikel 9 Cultuur En Ontspanning

(zie ook toelichting par. 6.2.2.8)

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

9.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

  1. a. De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, niet zijnde een seksinrichting;
    2. 2. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.5.3
  2. b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    1. 1. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
      • een bedrijf aan huis;
      • een beroep aan huis;
    2. 2. dansschool, ter plaatse van de aanduiding 'dansschool';
    3. 3. galerie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie';
    4. 4. seksinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
    5. 5. speeltuin met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';
    6. 6. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, dit aangeduide aantal als maximum geldt.

met de daarbij behorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. ondergeschikte horeca, ten dienste van de hoofdfunctie;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. voorzieningen van algemeen nut;
  5. g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  6. h. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

9.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

9.2.1 Gebouwen en overkappingen

9.2.2 Hoofdgebouwen

9.2.3 Bedrijfswoningen

9.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

9.2.6 Erkers

9.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

9.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

9.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

9.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

9.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

9.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

9.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

9.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

9.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

9.5.1 Strijdig gebruik

9.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

9.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 9 - Cultuur en Ontspanning)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk' of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  1. a. het aantal woningen niet toeneemt;
  2. b. de behoefte aan uitbreiding van detailhandel, dienstverlening of kantoren moet worden aangetoond.
  3. c. het gebruik als 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  4. d. sprak is van een goed woon- en leefklimaat;
  5. e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  6. f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1, Parkeren.
  7. g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  8. h. de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing niet toeneemt
  9. i. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels) kwaliteitsmenu in acht wordt genomen;
  10. j. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Dienstverlening', 'Kantoor', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 10 Detailhandel

(zie ook toelichting par. 6.2.2.9)

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

10.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

  1. a. De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. 'detailhandel', met dien verstande dat:
      • een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
      • ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' uitsluitend detailhandel is toegestaan in de vorm van een tuincentrum;
    2. 2. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 10.5.3;
  2. b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    1. 1. 'bedrijfswoning', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
      • een bedrijf aan huis;
      • een beroep aan huis;
    2. 2. 'wonen', ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, dit aangeduide aantal als maximum geldt.
    3. 3. werkplaats voor motoren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werkplaats motoren';

met de daarbij behorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. voorzieningen van algemeen nut;
  4. f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  5. g. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

10.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

10.2.1 Gebouwen en overkappingen

10.2.2 Hoofdgebouwen

10.2.3 Bedrijfswoningen

10.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

10.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

10.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

10.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

10.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

10.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

10.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

10.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

10.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

10.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

10.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

10.5.1 Strijdig gebruik

10.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

10.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.5 onder g. voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  1. a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  2. b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  3. c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  4. d. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels);
  5. e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is;
  6. f. de woonfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 10 - Detailhandel)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Detailhandel' te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk', 'Kantoor' of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  1. a. het aantal woningen niet toeneemt;
  2. b. de behoefte aan uitbreiding van dienstverlening of kantoren moet worden aangetoond.
  3. c. het gebruik als 'Dienstverlening', 'Wonen', 'Kantoor' of 'Maatschappelijk' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  4. d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  5. e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  6. f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1.
  7. g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  8. h. de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing niet toeneemt
  9. i. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels);
  10. j. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk', 'Kantoor' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 11 Dienstverlening

(zie ook toelichting par. 6.2.2.10)

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

11.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening';
  2. b. behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';
  3. c. 'kantoor';
  4. d. 'bedrijfswoning' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
    1. 1. een bedrijf aan huis;
    2. 2. een beroep aan huis;

met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, dit aangeduide aantal als maximum geldt;

  1. e. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.5.3;

met de daarbij behorende:

  1. f. groenvoorzieningen;
  2. g. parkeervoorzieningen;
  3. h. voorzieningen van algemeen nut;
  4. i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  5. j. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

11.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

11.2.1 Gebouwen en overkappingen

11.2.2 Hoofdgebouwen

11.2.3 Bedrijfswoningen

11.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

11.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

11.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

11.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

11.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

11.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

11.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

11.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

11.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

11.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

11.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

11.5.1 Strijdig gebruik

11.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

11.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.5.1, sub c., voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  1. a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  2. b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  3. c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  4. d. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels) in acht wordt genomen;
  5. e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is;
  6. f. de woonfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 11 - Dienstverlening)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Dienstverlening' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel', 'Kantoor','Maatschappelijk' of 'Wonen' indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  1. a. het aantal woningen niet toeneemt;
  2. b. het gebruik als 'Detailhandel', 'Kantoor','Maatschappelijk' of 'Wonen' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  3. c. de behoefte aan uitbreiding van detailhandel of kantoren moet worden aangetoond;
  4. d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  5. e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  6. f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  7. g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  8. h. de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing niet toeneemt
  9. i. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 van de regels);
  10. j. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Detailhandel', 'Kantoor','Maatschappelijk' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 12 Gemengd

(zie ook toelichting par. 6.2.2.11)

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

12.4 Specifieke gebruiksregels

12.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 12 - Gemengd)

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 12.4.2;
  4. d. verkeersvoorzieningen;
  5. e. wonen;

met de daarbij behorende:

  1. f. groenvoorzieningen;
  2. g. parkeervoorzieningen;
  3. h. voorzieningen van algemeen nut;
  4. i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  5. j. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

12.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 12 - Gemengd)

12.2.1 Gebouwen en overkappingen

12.2.2 Hoofdgebouwen

12.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

12.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 12 - Gemengd)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

12.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 12 - Gemengd)

12.4.1 Strijdig gebruik

12.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Artikel 13 Gemengd - 1

(zie ook toelichting par. 6.2.2.12)

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

13.4 Specifieke gebruiksregels

13.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 13 - Gemengd - 1)

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca':
    1. 1. horeca, met dien verstande dat uitsluitend op de begane grond uitsluitend de volgende horecafuncties zijn toegestaan: kleinschalige, lichte horeca van categorie 1, subcategorie a, in de vorm van een koffie-/theehuis en daarmee vergelijkbare horeca;
    2. 2. infocentrum, algemene ruimte, vergaderruimte, recreatieruimte, expositieruimte, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk';
  4. d. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 13.4.2;
  5. e. verkeersvoorzieningen;
  6. f. uitoefening van
    1. 1. een bedrijf aan huis;
    2. 2. een beroep aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. g. groenvoorzieningen;
  2. h. parkeervoorzieningen;
  3. i. voorzieningen van algemeen nut;
  4. j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  5. k. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

13.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 13 - Gemengd - 1)

13.2.1 Algemeen

13.2.2 Hoofdgebouwen

13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

13.2.5 Erkers

13.2.6 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

13.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 13 - Gemengd - 1)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

13.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 13 - Gemengd - 1)

13.4.1 Strijdig gebruik

13.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Artikel 14 Groen

(zie ook toelichting par. 6.2.2.13)

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

14.4 Specifieke gebruiksregels

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

14.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 14 - Groen)

  1. a. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. bermen en beplanting;
    2. 2. bestaande geluidwerende voorzieningen;
    3. 3. extensief recreatief medegebruik;
    4. 4. groenvoorzieningen;
    5. 5. kunstobjecten
    6. 6. kunstwerken;
    7. 7. landschappelijke inpassing;
    8. 8. paden;
    9. 9. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 14.4.2;
    10. 10. speelvoorzieningen;
    11. 11. voorzieningen van algemeen nut;
    12. 12. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - kasteeltuin', zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. behoud, herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en het stedenbouwkundig beeld van de kasteeltuin;
    2. 2. sociaal-culturele activiteiten;
    3. 3. huwelijksvoltrekkingen/bruidsarrangementen;
    4. 4. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
    5. 5. opslag van machines en materieel ten behoeve van het beheer en onderhoud van het kasteel, uitsluitend in bestaande gebouwen en.of onder bestaande overkappingen;
  3. c. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Groen' aangewezen gronden bestemd voor (een):
    1. 1. bezinkbassin ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
    2. 2. behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';
    3. 3. dierenpark, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - dierenpark';
    4. 4. geluidwal, ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
    5. 5. park, ter plaatse van de aanduiding 'park';
    6. 6. recreatieveld ten behoeve van sport en spel, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie'.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

14.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 14 - Groen)

14.2.1 Algemeen

14.2.2 Gebouwen en overkappingen

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

14.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 14 - Groen)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

14.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 14 - Groen)

14.4.1 Strijdig gebruik

14.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

14.4.3 Vluchtpad

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 14 - Groen)

14.5.1 Verbod

14.5.2 Uitzondering

14.5.3 Toelaatbaarheid

Artikel 15 Horeca

(zie ook toelichting par. 6.2.2.14)

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

15.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

  1. a. De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. horeca van categorie 1 - 'lichte horeca';
    2. 2. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 15.5.3;
    3. 3. uitsluitend een gemeenschapshuis, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gemeenschapshuis';
  2. b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - kasteel' zijn de gronden tevens bestemd voor:
    1. 1. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, voor zover deze gronden onbebouwd en als tuin in gebruik zijn;
    2. 2. horeca tot en met categorie 2;
    3. 3. bij de horecafunctie behorend terras, uitsluitend ter plaatse van de binnenplaats tussen het kasteel en de bijgebouwen;
    4. 4. logies in:
      • maximaal drie vakantieappartementen;
      • maximaal zeven bed & breakfastkamers;
    5. 5. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    6. 6. cultuur en ontspanning in de vorm van publieksgerichte rondleidingen en activiteiten;
  3. c. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Horeca' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    1. 1. bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
      • een bedrijf aan huis;
      • een beroep aan huis;
    2. 2. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' ;
    3. 3. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt', ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    4. 4. logies en vergaderruimte, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logies en vergaderruimte;
    5. 5. horeca van categorie 2 - 'middelzware horeca', ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
    6. 6. servicepunt, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - servicepunt';
    7. 7. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, dit aangeduide aantal als maximum geldt;

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. terrassen;
  4. g. voorzieningen van algemeen nut;
  5. h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  6. i. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

15.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

15.2.1 Gebouwen en overkappingen

15.2.2 Hoofdgebouwen

15.2.3 Bedrijfswoningen

15.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

15.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

15.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

15.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

15.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

15.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

15.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

15.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

15.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

15.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

15.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

15.5.1 Strijdig gebruik

15.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

15.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.5.1 onder e. voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  1. a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  2. b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  3. c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  4. d. de 'Nota Kwaliteit' in acht wordt genomen;
  5. e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is;
  6. f. de woonfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 15 - Horeca)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk', 'Kantoor' of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  1. a. het aantal woningen niet toeneemt;
  2. b. de behoefte aan uitbreiding van detailhandel, maatschappelijke functies of kantoren moet worden aangetoond.
  3. c. het gebruik als 'Dienstverlening', 'Wonen', 'Kantoor' of 'Maatschappelijk' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  4. d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  5. e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  6. f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  7. g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  8. h. bij wijziging de 'Nota Kwaliteit' in acht wordt genomen;
  9. i. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk', 'Kantoor' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 16 Kantoor

(zie ook toelichting par. 6.2.2.15)

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

16.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

  1. a. De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;
  2. b. Ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 16.5.3;
  3. c. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Kantoor' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    1. 1. 'wonen' ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, dit aangeduide aantal als maximum geldt;
    2. 2. 'detailhandel', met uitzondering van een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  4. d. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn de gronden tevens bestemd voor uitoefening van:
    1. 1. een bedrijf aan huis;
    2. 2. een beroep aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. parkeervoorzieningen;
  3. g. voorzieningen van algemeen nut;
  4. h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
  5. i. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

16.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

16.2.1 Gebouwen en overkappingen

16.2.2 Hoofdgebouwen

16.2.3 Bedrijfswoningen

16.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

16.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

16.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

16.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

16.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

16.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

16.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

16.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

16.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

16.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

16.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

16.5.1 Strijdig gebruik

16.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

16.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.5.1 voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  1. a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  2. b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  3. c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  4. d. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels) in acht wordt genomen;
  5. e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is;
  6. f. de woonfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 16 - Kantoor)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Kantoor' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk' of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  1. a. het aantal woningen niet toeneemt;
  2. b. het gebruik als 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Wonen' of 'Maatschappelijk' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  3. c. de behoefte aan uitbreiding van detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke functies of kantoren moet worden aangetoond.
  4. d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  5. e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  6. f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  7. g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  8. h. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels) in acht wordt genomen;
  9. i. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 17 Maatschappelijk

(zie ook toelichting par. 6.2.2.16)

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

17.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

  1. a. De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. maatschappelijke activiteiten;
    2. 2. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 17.5.3;
  2. b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    1. 1. bed & breakfastvoorziening met een capaciteit van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers en met een maximum verblijfsduur van 6 weken, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
    2. 2. bed & breakfastvoorziening met een capaciteit van maximaal 20 personen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bed & breakfast 1';
    3. 3. begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
    4. 4. dierenbegraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenbegraafplaats';
    5. 5. dierenkliniek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenkliniek';
    6. 6. ondergeschikte horeca ten dienste van de hoofdfunctie, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    7. 7. uitoefenen van een dierenartspraktijk voor grote en kleine (landbouw)huisdieren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartspraktijk', met de daarbij behorende kleinschalige detailhandel verband houdende met de dierenartspraktijk en een verblijfsruimte voor verblijf en incidentele overnachting van personeel;
    8. 8. voetzorginstelling inclusief balieverkoop van geselecteerde comfortschoenen en aanverwante producten binnen het kader van de totale voetzorg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voetzorg';
    9. 9. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en/of 'wonen', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
      • een bedrijf aan huis;
      • een beroep aan huis;
    10. 10. zorgwoning, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
    11. 11. wonen op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping', met dien verstande dat uitsluitend bestaande woningen zijn toegestaan, danwel maximaal het aantal woningen zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

met de daarbij behorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. tuinen en erven bij de (bedrijfs)woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en/of 'wonen';
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. voorzieningen van algemeen nut;
  5. g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
  6. h. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

17.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

17.2.1 Gebouwen en overkappingen

17.2.2 Hoofdgebouwen

17.2.3 Bijbehorende bouwwerken (geldt niet voor bedrijfswoningen)

17.2.4 Bedrijfswoningen

17.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

17.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

17.2.7 Erkers bij bedrijfswoningen

17.2.8 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

17.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

17.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

17.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

17.4.2 Realisatie kap op bedrijfswoning

17.4.3 Platte afdekking bedrijfswoning

17.4.4 Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

17.4.5 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

17.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

17.5.1 Strijdig gebruik

17.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

17.5.3 Ruimtelijk niet relevante evenementen

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.5.1 onder f. voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  1. a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  2. b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  3. c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  4. d. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels) in acht wordt genomen;
  5. e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is;
  6. f. de woonfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 17 - Maatschappelijk)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Kantoor' of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  1. a. het aantal woningen niet toeneemt;
  2. b. het gebruik als 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Kantoor' of 'Wonen' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  3. c. de behoefte aan uitbreiding van detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke functies of kantoren moet worden aangetoond.
  4. d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  5. e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  6. f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1;
  7. g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  8. h. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels) in acht wordt genomen;
  9. i. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Kantoor' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 18 Recreatie

(zie ook toelichting par. 6.2.2.17)

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

18.4 Specifieke gebruiksregels

18.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 18 - Recreatie)

  1. a. De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfs- en dagrecreatie;
    2. 2. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid18.4.2;
  2. b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    1. 1. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente';
    2. 2. park, ter plaatse van de aanduiding 'park', waar de gronden tevens zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het park;
    3. 3. park, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - park kasteel Baexem', waar de gronden tevens zijn bestemd voor:
      • behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het park;
      • verblijfsrecreatie voor kampeermiddelen, niet zijnde recreatiewoningen/chalets en/of stacaravans;
    4. 4. jachthaven met de daarbij behorende botenhellingen en botenliften, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
    5. 5. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';

met daarbij behorende:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. voorzieningen van algemeen nut;
  5. g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

18.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 18 - Recreatie)

18.2.1 Gebouwen en overkappingen

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

18.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 18 - Recreatie)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

18.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 18 - Recreatie)

18.4.1 Strijdig gebruik

18.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Artikel 19 Sport

(zie ook toelichting par. 6.2.2.18)

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

19.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 19 - Sport)

  1. a. De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. uitoefenen van sportactiviteiten;
    2. 2. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 19.5.4;
  2. b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Sport' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    1. 1. bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', alwaar is toegestaan de uitoefening van:
      • een bedrijf aan huis;
      • een beroep aan huis;
    2. 2. evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
    3. 3. golfbaan, ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
    4. 4. handboogbaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - handboogsport';
    5. 5. manege, ter plaatse van de aanduiding 'manege';
    6. 6. schutterij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schutterij';
    7. 7. sporthal, ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
    8. 8. sportschool, ter plaatse van de aanduiding 'sportschool';
    9. 9. sportzaal, ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal';
    10. 10. steilrand, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - steilrand';
    11. 11. wonen op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    12. 12. zwembad, ter plaatse van de aanduiding 'zwembad'.

met daarbij behorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. ondergeschikte horeca ten dienste van de hoofdfunctie;
  3. e. opslag en onderhoud ten behoeve van de golfbaan, ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. schietbomen;
  6. h. sport- en spelgerelateerde evenementen;
  7. i. voorzieningen van algemeen nut;
  8. j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
  9. k. wegen en paden;

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

19.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 19 - Sport)

19.2.1 Gebouwen en overkappingen

19.2.2 Bedrijfswoningen

19.2.3 Bijbehorende bouwwerken (geldt niet voor bedrijfswoningen)

19.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

19.2.6 Erkers bij bedrijfswoningen

19.2.7 Carport tot aan of gedeeltelijk voor voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning

19.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 19 - Sport)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

19.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 19 - Sport)

19.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

19.4.2 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

19.4.3 Hoogte van lichtmasten

19.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 19 - Sport)

19.5.1 Strijdig gebruik

19.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

19.5.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schutterij St. JacobusHunsel'

19.5.4 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Artikel 20 Tuin

(zie ook toelichting par. 6.2.2.19)

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

20.4 Specifieke gebruiksregels

20.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 20 - Tuin)

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen en/of (bedrijfs-)woning(en);
  2. b. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 20.4.2.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

20.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 20 - Tuin)

20.2.1 Gebouwen en overkappingen

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

20.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 20 - Tuin)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

20.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 20 - Tuin)

20.4.1 Strijdig gebruik

20.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Artikel 21 Verkeer

(zie ook toelichting par. 6.2.2.20)

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

21.4 Specifieke gebruiksregels

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

21.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 21 - Verkeer)

  1. a. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
    2. 2. bestaande geluidwerende voorzieningen;
    3. 3. kunstwerken en -objecten;
    4. 4. oeververbindingen (bruggen);
    5. 5. parkeervoorzieningen;
    6. 6. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 21.4.2;
    7. 7. straatmeubilair;
    8. 8. verkoopstandplaats(en), mits in overeenstemming met het geldende standplaatsenbeleid;
    9. 9. terrassen, mits vergund op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening en/of Drank- en Horecawet;
    10. 10. voet- en rijwielpaden;
    11. 11. voorzieningen van algemeen nut;
    12. 12. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
    13. 13. wegen, straten, pleinen en paden met hoofdzakelijk een verkeer- c.q. verblijfsfunctie;
  2. b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Verkeer' aangewezen gronden bestemd voor (een):
    1. 1. behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk';
    2. 2. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vluchtpad'.
    3. 3. camperstandplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen';
    4. 4. een pinautomaat, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - pinautomaat;
    5. 5. spoorweg, ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer';
    6. 6. vluchtpad, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vluchtpad'.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

21.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 21 - Verkeer)

21.2.1 Algemeen

21.2.2 Gebouwen

21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

21.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 21 - Verkeer)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

21.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 21 - Verkeer)

21.4.1 Strijdig gebruik

21.4.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

21.4.3 Vluchtpad

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 21 - Verkeer)

21.5.1 Verbod

21.5.2 Uitzondering

21.5.3 Toelaatbaarheid

Artikel 22 Water

(zie ook toelichting par. 6.2.2.21)

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

22.3 Specifieke gebruiksregels

22.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 22 - Water)

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen en waterpartijen;
  4. d. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 22.3.2;

en daarnaast voor:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. infiltratievoorzieningen;
  3. g. jachthaven met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
  4. h. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

22.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 22 - Water)

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  3. c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter.
  4. d. Het maximale bebouwde oppervlak ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' mag niet meer dan 2% bedragen.

22.3 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 22 - Water)

22.3.1 Strijdig gebruik

22.3.2 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Artikel 23 Wonen

(zie ook toelichting par. 6.2.2.22)

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

23.4 Afwijken van de bouwregels

23.5 Specifieke gebruiksregels

23.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 23 - Wonen)

  1. a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. wonen met dien verstande dat:
      • gestapelde woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn toegestaan;
      • ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande en vrijstaand geschakelde woningen zijn toegestaan.
      • ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend halfvrijstaande woningen zijn toegestaan.
      • ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand' én 'twee-aaneen' binnen één bouwperceel, zowel vrijstaande, vrijstaande geschakelde als twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan.
      • ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw Catharina Daemenstraat Heythuysen', uitsluitend zorgwoningen zijn toegestaan;
      • één vrijstaande woning of twee halfvrijstaande woningen zijn toegestaan zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw Luytersteegstraat Heythuysen' en 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw Zadelmakerslaan Heythuysen';
      • wonen in woonwagens uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' is toegestaan;
      • ter plaatse van bestaande woningen waarvoor geen bouwaanduiding is opgenomen voor het toegestane woningtype (vrijstaand, tweeaaneen, aaneengebouwd, gestapeld), uitsluitend de bestaande woningtypes zijn toegestaan.
    2. 2. bijzondere woonvorm;
    3. 3. bewoning als afhankelijke woonruimte, voor zover het in het hoofdgebouw en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken betreft;
    4. 4. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 23.5.4;
    5. 5. uitoefening van
      • een bedrijf aan huis;
      • een beroep aan huis;
  2. b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden tevens bestemd voor (een):
    1. 1. atelier, ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
    2. 2. bed & breakfastvoorziening met een capaciteit van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers en met een maximum verblijfsduur van 6 weken, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
    3. 3. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente'
    4. 4. detailhandel op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    5. 5. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    6. 6. een ontsluitingsweg, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
    7. 7. galerie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie';
    8. 8. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
    9. 9. horeca in categorie 1 en/of 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    10. 10. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    11. 11. kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
    12. 12. logies, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logies';
    13. 13. ondergeschikte horeca van categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
    14. 14. opslag van goederen door derden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opslag Weergraaf 33 Horn';
    15. 15. praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
    16. 16. recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en tot maximaal het aantal zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    17. 17. seksinrichting, ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
    18. 18. timmerbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf';
    19. 19. uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve, medische en openbare dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    20. 20. vluchtpad, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vluchtpad';
    21. 21. wonen in een kasteel, inclusief publieksgerichte rondleidingen en activiteiten alsmede opslag van machines en materieel ten behoeve van het beheer en onderhoud van het kasteel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kasteel';
    22. 22. woonwagenstandplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
    23. 23. woonzorgcomplex, ter plaatse van de aanduiding 'woonzorgcomplex';
    24. 24. zorgwoning(en), ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';

met de daarbij behorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. tuinen, erven en terreinen;
  4. f. voorzieningen van algemeen nut;
  5. g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

23.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 23 - Wonen)

23.2.1 Algemeen

23.2.2 Woningen

23.2.3 Bijbehorende bouwwerken

23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

23.2.5 Erkers

23.2.6 Carport tot aan of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn

23.2.7 Regels ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - Busschopsweg en BiesstraatHeythuysen'

23.2.8 Woonwagens

23.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 23 - Wonen)

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  4. d. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  5. e. ter waarborging van de externe veiligheid;
  6. f. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  7. g. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  8. h. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  9. i. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

23.4 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 23 - Wonen)

23.4.1 Uitbreiding van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot twee bouwlagen

23.4.2 Realisatie kap op de woning

23.4.3 Platte afdekking woning

23.4.4 Goot- en bouwhoogte tot maximaal goot- en bouwhoogte aangrenzende woningen

23.4.5 Afwijken van de 'specifieke bouwaanduiding - Busschopsweg en Biesstraat Heythuysen'

23.5 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 23 - Wonen)

23.5.1 Strijdig gebruik

23.5.2 Beroep of bedrijf aan huis

23.5.3 Kasteeltuin

23.5.4 Ruimtelijk niet relevante evenementen

Artikel 24 Wonen - Uit Te Werken

(zie ook toelichting par. 6.2.2.23)

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.2 Uitwerkingsregels

24.3 Bouwregels

24.4 Wijzigingsbevoegdheid

24.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 24 - Wonen - Uit te werken)

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen

en daarnaast voor:

  1. a. bijzondere woonvormen voor onder andere verstandelijk en lichamelijk gehandicapten ;
  2. b. uitoefening van:
    1. 1. een bedrijf aan huis;
    2. 2. een beroep aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. ontsluitingen;
  4. f. tuinen en erven;
  5. g. verkeersvoorzieningen, waaronder wegen en paden;
  6. h. voorzieningen van algemeen nut;
  7. i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

24.2 Uitwerkingsregels

(terug naar begin van artikel 24 - Wonen - Uit te werken)

Burgemeester en wethouders werken de bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende regels uit:

  1. a. het aantal nieuwe woningen bedraagt niet meer dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  2. b. de behoefte aan realisering van de nieuwe woningen moet worden aangetoond;
  3. c. de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' dient in acht te worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  4. d. de maximale goothoogte bedraagt niet meer dan 7 meter;
  5. e. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
  6. f. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt dient aanvaardbaar te zijn;
  7. g. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat;
  8. h. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  9. i. het stedenbouwkundig beeld dient niet onevenredig te worden aangetast;
  10. j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  11. k. de natuurlijke waarden dienen niet onevenredig worden aangetast;
  12. l. de belangen en bestemmingen in de omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast';
  13. m. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  14. n. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken dient de Veiligheidsregio om advies gevraagd te worden.
  15. o. na uitwerking zijn voor de eindbestemming de overeenkomstige regels van artikel 23 (bestemming 'Wonen') van toepassing, met dien verstande dat tevens groenvoorzieningen en verkeersvoorzieningen zijn toegelaten overeenkomstig de regels van de artikelen 14 (bestemming 'Groen') en 21 (bestemming 'Verkeer').

24.3 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 24 - Wonen - Uit te werken)

Op de gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders onherroepelijk vastgesteld uitwerkingplan.

24.4 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 24 - Wonen - Uit te werken)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen - Uit te werken' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden', 'Groen', 'Tuin' en/of in de bestemming 'Wonen', indien binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geen ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 24.2 is ingediend, met dien verstande dat door de wijziging in de bestemming 'Wonen' het aantal woningen niet mag toenemen.

Artikel 25 Leiding - Gas

(zie ook toelichting par. 6.2.2.24)

25.1 Bestemmingsomschrijving

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

25.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 25 - Leiding - Gas)

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding met de daar bijbehorende bouwwerken en andere werken.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

25.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 25 - Leiding - Gas)

25.2.1 Algemeen

25.2.2 Gebouwen en overkappingen

25.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde, met uitzondering van overkappingen

25.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 25 - Leiding - Gas)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2 en worden toegestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de gasleiding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  3. c. geen sprake is van een kwetsbaar object.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 25 - Leiding - Gas)

25.4.1 Verbod

25.4.2 Uitzondering

25.4.3 Toelaatbaarheid

Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding

(zie ook toelichting par. 6.2.2.25)

26.1 Bestemmingsomschrijving

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

26.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 26 - Leiding - Hoogspanningsverbinding)

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

26.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 26 - Leiding - Hoogspanningsverbinding)

26.2.1 Algemeen

26.2.2 Gebouwen en overkappingen

26.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

26.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 26 - Leiding - Hoogspanningsverbinding)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 en worden toegestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 26 - Leiding - Hoogspanningsverbinding)

26.4.1 Verbod

26.4.2 Uitzonderingen

26.4.3 Toelaatbaarheid

Artikel 27 Leiding - Riool

(zie ook toelichting par. 6.2.2.26)

27.1 Bestemmingsomschrijving

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

27.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 27 - Leiding - Riool)

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemming(en), primair bestemd voor een rioolleiding. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

27.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 27 - Leiding - Riool)

27.2.1 Algemeen

27.2.2 Gebouwen en overkappingen

27.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde, met uitzondering van overkappingen

27.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 27 - Leiding - Riool)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.2 en worden toegestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de rioolleiding;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 27 - Leiding - Riool)

27.4.1 Verbod

27.4.2 Uitzondering

27.4.3 Toelaatbaarheid

Artikel 28 Waarde - Archeologie 4

(zie ook toelichting par. 6.2.2.27)

28.1 Bestemmingsomschrijving

28.2 Bouwregels

28.3 Nadere eisen

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

28.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 28 - Waarde - Archeologie 4)

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

28.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 28 - Waarde - Archeologie 4)

  1. a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
    1. 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    2. 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
    3. 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  2. b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 250 m²,
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
    1. 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
    2. 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
  4. d. Indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  5. e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  6. f. Indien lid 28.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

28.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 28 - Waarde - Archeologie 4)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 28 - Waarde - Archeologie 4)

28.4.1 Verbod

28.4.2 Uitzondering

28.4.3 Toelaatbaarheid

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 28 - Waarde - Archeologie 4)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 5

(zie ook toelichting par. 6.2.2.27)

29.1 Bestemmingsomschrijving

29.2 Bouwregels

29.3 Nadere eisen

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

29.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 29 - Waarde - Archeologie 5)

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

29.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 29 - Waarde - Archeologie 5)

  1. a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
    1. 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    2. 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
    3. 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  2. b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m²,
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
    1. 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
    2. 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
  4. d. Indien uit het in lid 29.2, onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  5. e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  6. f. Indien lid 29.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

29.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 29 - Waarde - Archeologie 5)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 29 - Waarde - Archeologie 5)

29.4.1 Verbod

29.4.2 Uitzondering

29.4.3 Toelaatbaarheid

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 29 - Waarde - Archeologie 5)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 6

(zie ook toelichting par. 6.2.2.27)

30.1 Bestemmingsomschrijving

30.2 Bouwregels

30.3 Nadere eisen

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

30.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 30 - Waarde - Archeologie 6)

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

30.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 30 - Waarde - Archeologie 6)

  1. a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend, nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, of waaruit blijkt dat:
    1. 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    2. 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
    3. 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  2. b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 2.500 m²,
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
    1. 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
    2. 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
  4. d. Indien uit het in lid 30.2 onder a. genoemde rapport blijkt, dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  5. e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  6. f. Indien lid 30.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

30.3 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 30 - Waarde - Archeologie 6)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 30 - Waarde - Archeologie 6)

30.4.1 Verbod

30.4.2 Uitzondering

30.4.3 Toelaatbaarheid

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

(terug naar begin van artikel 30 - Waarde - Archeologie 6)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 31 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

(zie ook toelichting par. 6.2.2.28)

31.1 Bestemmingsomschrijving

31.2 Bouwregels

31.3 Afwijken van de bouwregels

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

31.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 31 - Waterstaat - Beschermingszone watergang)

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemming(en), primair bestemd voor het beheer en onderhoud van de binnen het plangebied gelegen watergangen, alsmede voor de ontwikkeling en bescherming van de ecologische waarden van de watergangen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

31.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 31 - Waterstaat - Beschermingszone watergang)

31.2.1 Algemeen

31.2.2 Gebouwen en overkappingen

31.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen

31.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 31 - Waterstaat - Beschermingszone watergang)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang, van het bepaalde in lid 31.2 en worden toegestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 31 - Waterstaat - Beschermingszone watergang)

31.4.1 Verbod

31.4.2 Uitzonderingen

31.4.3 Toelaatbaarheid

Artikel 32 Waterstaat - Beschermingszone Waterkering

(zie ook toelichting par. 6.2.2.29)

32.1 Bestemmingsomschrijving

32.2 Bouwregels

32.3 Afwijken van de bouwregels

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

32.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 32 - Waterstaat - Beschermingszone waterkering)

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming en het beheer en onderhoud van de binnen het plangebied gelegen waterkering.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

32.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 32 - Waterstaat - Beschermingszone waterkering)

32.2.1 Algemeen

32.2.2 Gebouwen en overkappingen

32.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

32.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 32 - Waterstaat - Beschermingszone waterkering)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering, van het bepaalde in lid 32.2 en worden toegestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 32 - Waterstaat - Beschermingszone waterkering)

32.4.1 Verbod

32.4.2 Uitzonderingen

32.4.3 Toelaatbaarheid

Artikel 33 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed

(zie ook toelichting par. 6.2.2.30)

33.1 Bestemmingsomschrijving

33.2 Bouwregels

33.3 Afwijken van de bouwregels

33.4 Specifieke gebruiksregels

33.5 Afwijken van de gebruiksregels

33.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

33.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. riviergebonden activiteiten, waaronder wordt verstaan:
    1. 1. aanleg of wijziging van de waterstaatkundige functies;
    2. 2. bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
    3. 3. realisatie van natuur;
    4. 4. realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
    5. 5. realisatie van voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    6. 6. winning van oppervlaktedelfstoffen;
  2. b. vergroten van de afvoercapaciteit van rivierwater;
  3. c. waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs;
  4. d. waterhuishouding.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

33.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

Op de gronden zoals bedoeld in lid 33.1 mag niet worden gebouwd.

33.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.2 ten behoeve van:

  1. a. riviergebonden activiteiten;
  2. b. niet riviergebonden activiteiten;
  3. c. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming;
  4. d. rivierkundige bouwwerken van ondergeschikt belang;
  5. e. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing, mede conform de onderliggende bestemming;

met dien verstande dat:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied.
  2. b. Rijkswaterstaat wordt gehoord.
  3. c. slechts een omgevingsvergunning voor riviergebonden bouwwerken wordt verleend indien:
    1. 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    2. 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    3. 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    4. 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
    5. 5. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
  4. d. slechts een omgevingsvergunning voor niet-riviergebonden bouwwerken wordt verleend indien
    1. 1. er sprake is van:
      • een functieverandering binnen de bestaande bebouwing of;
      • een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
      • een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of;
      • een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    2. 2. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    3. 3. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    4. 4. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    5. 5. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
    6. 6. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd of de rivierverruimende maatregelen worden genomen,waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
  5. e. voor rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang, activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of verruiming en voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing dien te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    2. 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    3. 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    4. 4. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.

33.4 Specifieke gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, met uitzondering van riviergebonden activiteiten als genoemd in lid 33.1 onder a.

33.5 Afwijken van de gebruiksregels

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.4 ten behoeve van zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten, mede conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied
  2. b. Rijkswaterstaat wordt gehoord,
  3. c. slechts een omgevingsvergunning voor riviergebonden activeiten wordt verleend indien:
    1. 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    2. 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering vor vergroting van de afvoercapaciteit;
    3. 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    4. 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
    5. 5. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.
  4. d. slechts een omgevingsvergunning voor niet-riviergebonden activeiten wordt verleend indien:
    1. 1. er sprake is van:
      • een functieverandering binnen de bestaande bebouwing of;
      • een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
      • een groot openbaar belang en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of;
      • een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
    2. 2. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    3. 3. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    4. 4. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
    5. 5. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert;
    6. 6. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd of de rivierverruimende maatregelen worden genomen, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.

33.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 33 - Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed)

33.6.1 Verbod

33.6.2 Uitzondering

33.6.3 Toelaatbaarheid

Artikel 34 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed

(zie ook toelichting par. 6.2.2.31)

34.1 Bestemmingsomschrijving

34.2 Bouwregels

34.3 Afwijken van de bouwregels

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

34.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 34 - Waterstaat - Waterbergend rivierbed)

De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterbergende functie.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

34.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 34 - Waterstaat - Waterbergend rivierbed)

Op de gronden zoals bedoeld in lid 34.1 mag niet worden gebouwd.

34.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 34 - Waterstaat - Waterbergend rivierbed)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2 en worden toegestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed.
  2. b. Rijkswaterstaat wordt gehoord.
  3. c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft.
  4. d. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit.
  5. e. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en
  6. f. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.
  7. g. de ecologische toestand van het oppervlaktewater niet verslechtert.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 34 - Waterstaat - Waterbergend rivierbed)

34.4.1 Verbod

34.4.2 Uitzondering

34.4.3 Toelaatbaarheid

Artikel 35 Waterstaat - Waterkering

(zie ook toelichting par. 6.2.2.32)

35.1 Bestemmingsomschrijving

35.2 Bouwregels

35.3 Afwijken van de bouwregels

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

35.1 Bestemmingsomschrijving

(terug naar begin van artikel 35 - Waterstaat - Waterkering)

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), primair bestemd voor het beheer en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 43.3.

35.2 Bouwregels

(terug naar begin van artikel 35 - Waterstaat - Waterkering)

35.2.1 Algemeen

35.2.2 Gebouwen

35.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

35.3 Afwijken van de bouwregels

(terug naar begin van artikel 35 - Waterstaat - Waterkering)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.2.1 en worden toegestaan dat in de andere voor de gronden aangewezen bestemmingen de op grond van die bestemmingen toegestane bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap en de Keur van het waterschap en dit advies in acht wordt genomen.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

(terug naar begin van artikel 35 - Waterstaat - Waterkering)

35.4.1 Verbod

35.4.2 Uitzonderingen

35.4.3 Toelaatbaarheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 36 Anti-dubbeltelregel

(zie ook toelichting par. 6.2.3.1)

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 37 Algemene Bouwregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.2)

37.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

37.2 Ondergeschikte bouwdelen

37.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

37.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

(terug naar begin van artikel 37 - Algemene bouwregels)

37.1.1 Ondergrondse werken

37.1.2 Ondergrondse bouwwerken

37.1.3 Afwijken van het bestemmingsplan

37.2 Ondergeschikte bouwdelen

(terug naar begin van artikel 37 - Algemene bouwregels)

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

37.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

(terug naar begin van artikel 37 - Algemene bouwregels)

37.3.1 Maximale maatvoering

37.3.2 Minimale maatvoering

37.3.3 Heroprichting

Artikel 38 Algemene Gebruiksregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.3)

38.1 Algemeen

38.2 Innemen van verkoopstandplaatsen

38.3 Monumenten

38.1 Algemeen

(terug naar begin van artikel 38 - Algemene gebruiksregels)

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 23 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die is nader aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', of ten behoeve van (straat)prostitutie;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte, behoudens gebruik als woonruimte ten behoeve van mantelzorg;
  3. c. huisvesting van arbeidsmigranten, behoudens de huisvesting van arbeidsmigranten die alleen of gezamenlijk een huishouden vormen in een (bedrijfs)woning;
  4. d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

38.2 Innemen van verkoopstandplaatsen

(zie ook toelichting par. 4.2.3.25)

(terug naar begin van artikel 38 - Algemene gebruiksregels)

Het gebruik van gronden voor het innemen van verkoopstandplaatsen is toegestaan, mits:

  1. a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de nota 'Standplaatsenbeleid gemeente Leudal';
  2. b. indien de onder a. bedoelde beleidsnota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en).

38.3 Monumenten

(terug naar begin van artikel 38 - Algemene gebruiksregels)

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' en/of 'specifieke vorm van waarde - monument rijk' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de gemeentelijke erfgoedverordening c.q. de Monumentenwet van toepassing.

Artikel 39 Algemene Aanduidingsregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.4)

39.1 geluidzone - industrie

39.2 milieuzone - geurzone

39.3 overige zone - beekdal

39.4 overige zone - beeldentuin galerie

39.5 overige zone - beschermde bomen

39.6 overige zone - bufferzone 2

39.7 overige zone - bufferzone 5

39.8 overige zone - landschappelijke inpassing Vlasstraat 27a Heythuysen

39.9 overige zone - landschappelijke inpassing Busschopsweg 4 Heythuysen

39.10 overige zone - onderzoeksplicht

39.11 overige zone - parkeerterrein

39.12 overige zone - sociaal-culturele activiteiten

39.13 overige zone - terras

39.14 veiligheidszone - lpg

39.15 veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied

39.16 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

39.17 vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding

39.18 vrijwaringszone - molenbiotoop

39.19 vrijwaringszone - reserveringszone weg

39.20 vrijwaringszone - vaarweg

39.21 wetgevingzone - wijzigingsgebied

39.1 geluidzone - industrie

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.1.1 Aanduidingsomschrijving

39.1.2 Bouwregels

39.1.3 Afwijken van de bouwregels

39.2 milieuzone - geurzone

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.2.1 Aanduidingsomschrijving

39.2.2 Bouwregels

39.2.3 Omgevingsvergunning geurgevoelige objecten

39.3 overige zone - beekdal

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.3.1 Aanduidingsomschrijving

39.3.2 Bouwregels

39.3.3 Gebruiksregels

39.3.4 Afwijken van de gebruiksregels

39.4 overige zone - beeldentuin galerie

(zie ook toelichting par. 4.2.5.1)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.4.1 Aanduidingsomschrijving

39.4.2 Specifieke gebruiksregels

39.5 overige zone - beschermde bomen

(zie ook toelichting par. 4.2.3.5)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.5.1 Aanduidingsomschrijving

39.5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

39.6 overige zone - bufferzone 2

(zie ook toelichting par. 4.2.3.10)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.6.1 Aanduidingsomschrijving

39.6.2 Bouwregels

39.7 overige zone - bufferzone 5

(zie ook toelichting par. 4.2.3.11)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.8 overige zone - landschappelijke inpassing Vlasstraat 27a Heythuysen

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.9 overige zone - landschappelijke inpassing Busschopsweg 4 Heythuysen

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.10 overige zone - onderzoeksplicht

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.10.1 Aanduidingsomschrijving

39.10.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

39.11 overige zone - parkeerterrein

(zie ook toelichting par. 6.2.2.12)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.12 overige zone - sociaal-culturele activiteiten

(zie ook toelichting par. 4.2.3.19)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.12.1 Aanduidingsomschrijving

39.12.2 Gebruiksregels

39.13 overige zone - terras

(zie ook toelichting par. 6.2.2.12)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.14 veiligheidszone - lpg

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.14.1 Aanduidingsomschrijving

39.14.2 Bouwregels

39.14.3 Afwijken van de bouwregels

39.15 veiligheidszone - plasbrandaandachtsgebied

(zie ook toelichting par. 4.2.3.23)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.15.1 Aanduidingsomschrijving

39.15.2 Bouwregels

39.15.3 Afwijken van de bouwregels

39.16 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.16.1 Aanduidingsomschrijving

39.16.2 Bouwregels

39.16.3 Afwijken van de bouwregels

39.17 vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.17.1 Bouw- en gebruiksregels

39.17.2 Afwijken van de bouw- en gebruiksregels

39.18 vrijwaringszone - molenbiotoop

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.18.1 Aanduidingsomschrijving

39.18.2 Bouwregels

39.18.3 Afwijken van de bouwregels

39.18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

39.19 vrijwaringszone - reserveringszone weg

(zie ook toelichting par. 4.2.3.27)

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.19.1 Aanduidingsomschrijving

39.19.2 Bouwregels

39.19.3 Afwijken van de bouwregels

39.20 vrijwaringszone - vaarweg

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.20.1 Aanduidingsomschrijving

39.20.2 Bouwregels

39.20.3 Afwijken van de bouwregels

39.20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of vanwerkzaamheden

39.21 wetgevingzone - wijzigingsgebied

(terug naar begin van artikel 39 - Algemene aanduidingsregels)

39.21.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied Burg. Janssen van Sonlaan Heythuysen

39.21.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied Dorpstraat 1-3 Heythuysen

39.21.3 wetgevingzone - wijzigingsgebied Haffmansstraat Heibloem

39.21.4 wetgevingzone - wijzigingsgebied Hooghveld-Venmanshof Heythuysen

39.21.6 wetgevingzone - wijzigingsgebied Steeg 52 Neer

39.21.7 wetgevingzone - wijzigingsgebied Tramweg Baexem

Artikel 40 Algemene Afwijkingsregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.5)

40.1 Algemeen

40.2 bed & breakfast

40.3 Bedrijf aan huis

40.4 Bijbehorende bouwwerken in zijerfgebied

40.5 Energieopwekking

40.6 Kamerbewoning

40.7 Ruimtelijk relevante evenementen

40.8 Servicepunten

40.9 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen

40.1 Algemeen

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Wanneer niet anderszins een afwijking van de bestemmingsplanregels mogelijk is, kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. b. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
  5. e. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom aan infrastructuur en op sportparken;
    2. 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

40.2 bed & breakfast

(zie ook toelichting par. 4.2.3.1)

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in een (bedrijfs-)woning of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  1. a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. b. de bed & breakfastvoorziening een capaciteit kent van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers, met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
  3. c. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  4. d. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  5. e. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  6. f. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  7. g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  8. h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor geldt een parkeernorm van minimaal 1 parkeerplaats per kamer welke onderdeel uitmaakt van de bed & breakfastvoorziening;
  9. i. de bed & breakfastvoorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
  10. j. de maximale oppervlakte in totaal 80 m² bedraagt, met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in gebruik mag zijn. Gemeenschappelijke ruimtes blijven daarbij buiten beschouwing;
  11. k. de omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening, uitsluitend bij een woonfunctie wordt verleend.

40.3 Bedrijf aan huis

(zie ook toelichting par. 4.2.3.4)

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van:

  1. a. de uitoefening van een bedrijf aan huis in een (bedrijfs)woning en/of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk in milieucategorie 2 zoals opgenomen in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten -Kernen' (bijlage 2), dan wel naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
  2. b. vergroting van de maximale oppervlakte die voor het bedrijf aan huis kan worden gebruikt,

met dien verstande dat:

  1. a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van 'Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht' valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    2. 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    3. 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  3. c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  4. d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  5. e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  6. f. de totale oppervlakte die voor een bedrijf aan huis wordt gebruikt, maximaal 80 m2 bedraagt;
  7. g. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis.

40.4 Bijbehorende bouwwerken in zijerfgebied

(zie ook toelichting par. 4.2.3.7)

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bestaande (bedrijfs)woningen in het zijerfgebied in hoeksituaties, met dien verstande dat:

  1. a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 meter dient te bedragen;
  2. b. uitsluitend bijbehorende bouwwwerken zijn toegestaan in de vorm van een uitbreiding van een woning en aangebouwd aan de woning. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
  3. c. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 2 meter bedraagt;
  4. d. de afstand tot aan de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
  5. e. indien een garage wordt gerealiseerd de afstand van voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter dient te bedragen;
  6. f. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
  7. g. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  8. h. slechts een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, overkapping of carport mag worden gerealiseerd;
  9. i. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  10. j. de uitbreiding geen belemmering mag opleveren voor omliggende woningen en/of bedrijven.

40.5 Energieopwekking

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3 t/m 23 voor de realisatie van kleinschalige zonne-energiesystemen met dien verstande dat:

  1. a. de hoogte van zonne-energiesystemen maximaal 2 meter bedraagt;
  2. b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  3. c. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden.

40.6 Kamerbewoning

(zie ook toelichting par. 4.2.3.17 en par. 4.2.3.18)

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

40.6.1 Algemeen

40.6.2 Kamerbewoning in gebouwen en gebouwcomplexen, niet zijnde reguliere(bedrijfs)woningen

40.6.3 Kamerbewoning in reguliere (bedrijfs)woningen

40.7 Ruimtelijk relevante evenementen

(zie ook toelichting par. 4.2.3.14)

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van gronden en gebouwen voor aan de hoofdfunctie c.q. onderliggende bestemming ondergeschikte ruimtelijk relevante evenementen, met dien verstande dat:

  1. a. de waarden van de onderliggende en de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. het evenement niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, met name voor wat betreft de volgende aspecten:
    1. 1. verkeersveiligheid;
    2. 2. parkeren;
    3. 3. geluidhinder.

40.8 Servicepunten

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3 t/m 23 met uitzondering van artikel 10, voor de realisatie van een servicepunt ter bevordering van de leefbaarheid mits:

  1. a. voldaan wordt aan de bouwregels behorende bij de betreffende bestemming;
  2. b. maximaal 30% van de winkeloppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het servicepunt, met een maximum van 80 m²;
  3. c. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de realisatie van het servicepunt;
  4. d. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  5. e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.

40.9 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen

(terug naar begin van artikel 40 - Algemene afwijkingsregels)

Een omgevingsvergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.

Artikel 41 Algemene Wijzigingsregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.5)

41.1 Algemeen

41.2 Nota Kwaliteit

41.3 Vervallen onbenutte bouwtitels

41.4 Woningsplitsing

41.1 Algemeen

(terug naar begin van artikel 41 - Algemene wijzigingsregels)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het wijzigen van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2), indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan worden gewijzigd.

41.2 Nota Kwaliteit

(terug naar begin van artikel 41 - Algemene wijzigingsregels)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Nota Kwaliteit te wijzigen indien na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een actuelere versie is vastgesteld, met dien verstande dat alsdan de actuelere versie de als bijlage 1 opgenomen NotaKwaliteit vervangt.

41.3 Vervallen onbenutte bouwtitels

(zie ook toelichting par. 4.2.3.28 en bijlage 8 bij de Toelichting)

(terug naar begin van artikel 41 - Algemene wijzigingsregels)

41.3.1 Directe bouwtitels

41.3.2 Wetgevingzones - wijzigingsgebieden

41.4 Woningsplitsing

(terug naar begin van artikel 41 - Algemene wijzigingsregels)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen, met dien verstande dat:

  1. a. de te splitsen woning een bestaand hoofdgebouw met (ten dele) een bestaande woonfunctie betreft;
  2. b. de woningsplitsing vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormt;
  3. c. de waarden van de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
  5. e. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  6. f. de bepalingen uit het gemeentelijke kwaliteitsmenu in acht worden genomen;
  7. g. na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  8. h. na splitsing maximaal 1 extra woning is ontstaan, behoudens wanneer de te splitsen woning een cultuurhistorisch of karakteristiek pand dan wel monument betreft, in welk geval het bevoegd gezag splitsing tot meerdere woningen kan toestaan, mits geen onevenredige nadelige effecten voor de omgeving optreden;
  9. i. na splitsing elke woning een inhoud heeft van minimaal 350 m³ en maximaal 750 m³;
  10. j. na een woningsplitsing het uitbreiden van de gesplitste woningen niet is toegestaan;
  11. k. waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van de oorspronkelijke woning gehandhaafd blijven.

Artikel 42 Algemene Procedureregels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.6)

42.1 Nadere eisen

(terug naar begin van artikel 42 - Algemene procedureregels)

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn van terinzagelegging 2 weken bedraagt.

Artikel 43 Overige Regels

(zie ook toelichting par. 6.2.3.7)

43.1 Parkeren

43.2 Verbeteren omgevingskwaliteit

43.3 Verhouding tussen bestemmingen

43.1 Parkeren

(zie ook toelichting par. 4.2.3.22)

(terug naar begin van artikel 43 - Overige regels)

  1. a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor uitbreiding van bebouwing en/of voor wijziging van functies, geldt de regel dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen ten behoeve van die uitbreiding en/of functiewijziging aanwezig dient te zijn en/of wordt gerealiseerd;
  2. b. Onder voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. wordt verstaan dat:
    1. 1. wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de Nota Parkeernormen 2016 (bijlage 6 van de regels), en
    2. 2. indien de 'Nota Parkeernormen 2016' gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging(en);
    3. 3. in afwijking van het bepaalde onder a., minimaal 21 parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd ten behoeve van het bouwen van woningen binnen het plangebied van het op 15 september 2015 vastgestelde bestemmingsplan 'Geenraderweg 16, Baexem' (NL.IMRO.1640.BP15BaGeenraderweg-VG01);
  3. c. Onder eigen terrein wordt bij individuele woningen verstaan het bouwperceel waarop de woning wordt gebouwd en bij projectmatige bouw c.q. realisering van een woongebied met meerdere woningen het totale projectgebied;
  4. d. Het bepaalde onder a. geldt niet bij het verbouwen/uitbreiden van bestaande gebouwen en/of bij functiewijziging indien daardoor de parkeerbehoefte niet toeneemt;
  5. e. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en kan worden toegestaan dat parkeergelegenheid niet op eigen terrein wordt gerealiseerd, mits aangetoond wordt dat op eigen terrein onvoldoende ruimte is en de benodigde parkeervoorzieningen elders worden gerealiseerd.

43.2 Verbeteren omgevingskwaliteit

(terug naar begin van artikel 43 - Overige regels)

Indien bij een ontwikkeling invulling moet worden gegeven aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, dient er voldaan te worden aan de eisen die gesteld worden in de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.

43.3 Verhouding tussen bestemmingen

(terug naar begin van artikel 43 - Overige regels)

  1. a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  2. b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    1. 1. in de 1e plaats de regels van dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering';
    2. 2. in de 2e plaats de regels van dubbelbestemming 'Leiding - Gas';
    3. 3. in de 3e plaats de regels van dubbelbestemming 'Leiding - Riool';
    4. 4. in de 4e plaats de regels van dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding';
    5. 5. in de 5e plaats de regels van dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4';
    6. 6. in de 6e plaats de regels van dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5';
    7. 7. in de 6e plaats de regels van dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6';
    8. 8. in de 8e plaats de regels van dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering';
    9. 9. in de 9e plaats de regels van dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang';
    10. 10. in de 10e plaats de regels van dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed';
    11. 11. in de 11e plaats de regels van dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

(zie ook toelichting par. 6.2.4)

Artikel 44 Overgangsrecht

44.1 Overgangsrecht bouwwerken

44.2 Overgangsrecht gebruik

44.3 Hardheidsclausule

44.1 Overgangsrecht bouwwerken

(terug naar begin van artikel 44 - Overgangsrecht)

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

44.2 Overgangsrecht gebruik

(terug naar begin van artikel 44 - Overgangsrecht)

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

44.3 Hardheidsclausule

(terug naar begin van artikel 44 - Overgangsrecht)

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 45 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 14 november 2017
De voorzitter,

De griffier,
………. ………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de periode van 2011 tot en met 2014 zijn alle bestemmingsplannen van de 16 woonkernen van de gemeente Leudal geactualiseerd en gedigitaliseerd. Dankzij de actualiseringsslag is er op dit moment sprake van een goede kwaliteit van de bestemmingsplannen.

De bestemmingsplannen voor de 16 kernen zijn inmiddels allemaal onherroepelijk in werking getreden, behoudens:

  1. a. het bestemmingsplan 'Kern Heythuysen'. Een deel van dat bestemmingsplan is vernietigd in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 28 mei 2014, kenmerk c en 201309499/1/R1 en 201304326/1/R1 (zie ook bijlage 4). De vernietiging heeft betrekking op de plandelen met de bestemming 'Wonen' voor de percelen Busschopsweg 1, 2, 3, 3a, 6 en 8, en de percelen Biesstraat 41 en 43.
    In dit bestemmingsplan wordt een nieuwe regeling opgenomen voor de betreffende woningen, met inachtneming van de overwegingen van de Afdeling die hebben geleid tot de vernietiging (zie paragraaf 4.2.6.1).
  2. b. het bestemmingsplan 'Kern Neer', dat deels onherroepelijk in werking is getreden. Tegen dit bestemmingsplan zijn twee beroepschriften ingediend. Op 9 december 2015, kenmerk 201500221/1/R1, ECLI:NL:RVS:2015:37 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak (zie ook bijlage 5) gedaan naar aanleiding van de beroepschriften. Het bestemmingsplan is daarbij op onderdelen vernietigd.
    Ter voldoening aan de uitspraak wordt voor het betreffende gebied separaat een bestemmingsplan vastgesteld, reden waarom de verbeelding en planregels op dit vlak zijn aangepast (zie paragraaf 4.2.6.2).

In het kader van het streven naar uniformiteit van de bestemmingsplannen voor alle kernen wil de gemeente Leudal een bestemmingsplan in procedure brengen, waarmee voor alle kernen dezelfde plansystematiek zal gelden. Deze doelstelling wordt het beste bereikt als er één algemeen nieuw bestemmingsplan voor alle kernen wordt gemaakt.

1.2 Opzet Bestemmingsplan

Zoals in paragraaf 1.1 reeds is aangegeven wordt er één geheel nieuw bestemmingsplan voor alle 16 woonkernen in Leudal in procedure gebracht. De voordelen hiervan zijn:

  1. a. er is één overzichtelijk plan (geen lappendeken van gewijzigde geometrische objecten);
  2. b. daadwerkelijk uniforme planregels;
  3. c. er is slechts één voorbereidingsprocedure en besluitvormingsproces nodig in plaats van 16 afzonderlijke procedures.

Het onderhavige bestemmingsplan wordt voor alle kernen opgesteld overeenkomstig de landelijke 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP)'. De eerste kernplannen zijn indertijd nog opgesteld op basis van de SVBP 2008, waardoor er geen uniformiteit is in plansystematiek.

Daarnaast bevat dit plan de volgende elementen:

  1. 1. de planregels worden op onderdelen aangepast en/of afgestemd op nieuwe inzichten/wetgeving;
  2. 2. nieuw beleid wordt geïntegreerd in de planregels en/of verbeeldingen;
  3. 3. geconstateerde tekortkomingen in de eerder vastgestelde plannen worden gerepareerd;
  4. 4. als gevolg van de uitspraak van de AbRS wordt in dit bestemmingsplan een deel van het oorspronkelijke plangebied van de kern Neer, waarvoor separaat een reparatieplan wordt vastgesteld, buiten het plangebied gelaten;
  5. 5. de noodzakelijke reparatie van het bestemmingsplan 'Kern Heythuysen' naar aanleiding van de uitspraak van de AbRS zijn in dit bestemmingsplan verwerkt;
  6. 6. planologisch geaccordeerde wijzigingen na de vaststelling van de geldende bestemmingsplannen worden meegenomen/verwerkt;
  7. 7. anticiperend op de aankomende Omgevingswet wordt een aantal sectorale regels met betrekking tot (de bescherming van) de fysieke leefomgeving opgenomen (parkeren, cultureel erfgoed, evenementen, bescherming bomen e.d.);
  8. 8. ter verbetering van de gebruiksvriendelijkheid van regels en toelichting van dit bestemmingsplan zijn onderlinge verwijzingen opgenomen die het navigeren binnen de regels en toelichting in de digitale versie van het bestemmingsplan aanzienlijk vergemakkelijken.

1.3 Systematiek Periodieke Herzieningen

Indien de Omgevingswet langer op zich laat wachten dan op dit moment voorzien (inwerkingtreding gepland in 2021), zullen reparaties en geaccordeerde nieuwe ontwikkelingen periodiek worden verwerkt in een nieuw bestemmingsplan (reparatie- en veegplan). Nieuwe ontwikkelingen of consequenties van nieuwe wet- en regelgeving kunnen dan in één keer worden doorvertaald en snel worden geïntegreerd in het bestemmingsplan. Daardoor blijft het bestemmingsplan actueel en blijft de uniformiteit gewaarborgd. Bovendien kan het bestemmingsplan daardoor in de toekomst na inwerkingtreding van de Omgevingswet ook beter worden geïntegreerd in een omgevingsplan .

In de periode tussen twee herzieningsplannen zullen initiatiefnemers hun plannen kunnen verwezenlijken middels een omgevingsvergunning waarbij (tevens) wordt afgeweken van het bestemmingsplan. In het eerstvolgende bestemmingsplan zullen deze afwijkingen dan worden verwerkt. Voor de initiatiefnemers heeft dit als voordelen kortere procedures en lagere kosten. Als sprake is van meer grootschalige initiatieven ligt het meer voor de hand om te kiezen voor een (postzegel)bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit acht hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk beschrijft 'Hoofdstuk 2' het plangebied en een weergave van de geldende bestemmingsplannen. 'Hoofdstuk 3' geeft een weergave van de relevante beleidskaders van rijk, provincie, regio en gemeente. 'Hoofdstuk 4' gaat nader in op de planbeschrijving. In 'Hoofdstuk 5' worden de verschillende onderzoeksthema’s beschreven (milieu, water, ecologie, archeologie en andere belemmeringen). 'Hoofdstuk 6' bevat de juridische aspecten. 'Hoofdstuk7' gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Het laatste 'Hoofdstuk 8' gaat in op de handhavingsaspecten.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Beschrijving Plangebied

Het plangebied bestaat uit de 16 kernen van de gemeente Leudal. De plangrenzen van de kernen zijn met rode lijnen weergegeven in de volgende afbeeldingen. De gemeente Leudal heeft per 1 januari 2017 35.878 inwoners, verdeeld over de 16 kernen, het buitengebied en een aantal bedrijventerreinen (waar bedrijfswoningen zijn toegestaan).

2.1.1 Kern Baexem

Baexem maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Voorheen behoorde Baexem vanaf 1991 tot de gemeente Heythuysen, thans ook deel uitmakend van Leudal. Tot 1991 was Baexem een zelfstandige gemeente. Baexem heeft ongeveer 1066 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 2.657.

Baexem ligt midden in de gemeente Leudal tussen de provinciale weg N280 (Weert – Roermond) en de spoorlijn Weert – Roermond.

Baexem is een woonkern die qua werkgelegenheid en voor een aantal voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Heythuysen en Roermond, en qua (middelbaar) onderwijs op Heythuysen en Horn. Ten oosten van Baexem bevindt zich het bos- en natuurgebied “Beegderheide”. Ten zuiden, noorden en westen bevinden zich voornamelijk ontgonnen landbouwgronden met verspreid liggende bosjes en natuurgebiedjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0003.png"
Afbeelding 1. Plangebied kern Baexem

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de
'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP11KernBaexem-VG01' (pdf).

2.1.2 Kern Buggenum

Buggenum maakt eveneens sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Voorheen behoorde het tot de voormalige gemeente Haelen. Tot 1942 was Buggenum een zelfstandige gemeente. Buggenum heeft ongeveer 395 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 2.657. met circa 960 inwoners. Buggenum ligt aan de Maas. De spoorlijn Roermond – Weert grenst aan de uiterste zuidpunt van de kern.

Buggenum is tegenwoordig een woonkern die qua werkgelegenheid en voor de meeste voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Roermond en Heythuysen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0004.png"
Afbeelding 2. Plangrens kern Buggenum

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de
'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13Buggenum-VG01' (html).

2.1.3 Kern Ell

Ook Ell maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Ell deel uit van de voormalige gemeente Hunsel. De kern Ell heeft ongeveer 550 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 1.422. Ell ligt aan de westzijde van de A2 en nabij de grens met de gemeente Weert.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0005.png"
Afbeelding 3. Plangrens kern Ell

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernEll-VG01' (html).

2.1.4 Kern Grathem

Grathem maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Voorheen behoorde Grathem vanaf 1991 tot de voormalige gemeente Heythuysen. Tot 1991 was Grathem samen met Kelpen-Oler een zelfstandige gemeente. Grathem heeft ongeveer 695 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 1.666. Grathem ligt midden in de gemeente Leudal in de oksel van de provinciale weg N273 (Maaseik - Venlo) en de snelweg A2 (Eindhoven – Maastricht).

Grathem is een woonkern die qua werkgelegenheid en voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Heythuysen, Weert en Roermond, en qua (middelbaar) onderwijs op Heythuysen en Horn.

Rondom Grathem is veel water aanwezig. Door Grathem heen stroomt de Uffelse beek met daaraan gelegen de karakteristieke watermolen “Grathemermolen”. Naast en evenwijdig aan de snelweg A2 ligt het kanaal Wessem – Nederweert, die de Maas en de Zuid-Willemsvaart met elkaar verbindt. Ten zuiden van de N273 bevinden zich de grote grindgaten rondom de kernen Heel en Panheel (Bosmolenplas Leerkeven en Langven) in de gemeente Maasgouw. Ten oosten van Grathem bevindt zich het kleinere natuurbad Heelderpeel. Ten oosten van deze grindgaten is het bos- en natuurgebied “Beegderheide” gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0006.png"
Afbeelding 4. Plangrens kern Grathem

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernGrathem-VG01' (html).

2.1.5 Kern Haelen

Haelen maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Tot die tijd behoorde de kern tot de gemeente Haelen. Haelen heeft ongeveer 1.845 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 4.256.

Haelen is tegenwoordig een woonkern die qua werkgelegenheid en voor een aantal voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Roermond. Toch zijn ook veel voorzieningen (verscheidene winkels en maatschappelijke voorzieningen) nog steeds in het dorp zelf aanwezig.

Ten noorden en ten westen van Haelen bevindt zich het Natura-2000 gebied Leudal. De omgeving van de kern is dan ook bosrijk. Door de kern loopt de Haelense Beek. De gronden aan de oostkant van de kern zijn agrarisch van aard.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0007.png"
Afbeelding 5. Plangrens kern Haelen

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernHaelen-VG03' (html).

2.1.6 Kern Haler

Haler is de jongste kern van de gemeente Leudal en is gelegen in de landschapszone Haler. Het maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Haler deel uit van de voormalige gemeente Hunsel. De kern Haler heeft ongeveer 200 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 492.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0008.png"
Afbeelding 6. Plangrens kern Haler

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernHaler-VG01' (html).

2.1.7 Kern Heibloem

Ook Heibloem maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Heibloem deel uit van de voormalige gemeente Roggel en Neer. De kern Heibloem heeft ongeveer 325 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 768.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0009.png"
Afbeelding 7: Plangrens kern Heibloem

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernHeibloem-VG01' (html).

2.1.8 Kern Heythuysen

Heythuysen is de grootste kern van de gemeente Leudal en tevens de hoofdkern van de gemeente. Tot 1 januari 2007 maakte Heythuysen deel uit van de gemeente Heythuysen. Heythuysen heeft ongeveer 2.805 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 6.475.

Heythuysen is het centrumdorp van de gemeente en heeft hiermee een groot aanbod aan voorzieningen voor de omliggende kleinere kernen. De kern ligt in het geografische midden van de gemeente.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0010.png"
Afbeelding 8: Plangrens kern Heythuysen

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet centrumplan NL.IMRO.1640.BP13CentrumHeythuy-VG01' (pdf) en de
'toelichting van het kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernHeythuysen-OH01' (pdf).

2.1.9 Kern Horn

Horn maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal en behoorde voorheen vanaf 1991 tot de gemeente Haelen. Tot 1991 was Horn een zelfstandige gemeente. De kern Horn heeft ongeveer 1.585 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 3.809.

Horn is tegenwoordig een woonkern die qua werkgelegenheid en voor een aantal voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Roermond. Toch zijn ook veel voorzieningen (verscheidene winkels en een middelbare school) nog steeds in het dorp zelf aanwezig.

Ten zuidwesten van Horn bevindt zich het bos- en natuurgebied “Beegderheide”. Ten zuiden, noorden en oosten bevinden zich voornamelijk ontgonnen landbouwgronden. Ten oosten van de kern stroomt de Maas met evenwijdig daaraan het Lateraalkanaal Linne-Buggenum.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0011.png"
Afbeelding 9. Plangrens kern Horn

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernHorn-VG01'.

2.1.10 Kern Hunsel

Hunsel maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal en maakte voor die tijd deel uit van de gemeente Hunsel. De kern Hunsel heeft ongeveer 415 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 951.

Hunsel is een woonkern die qua werkgelegenheid en voor een aantal voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Maasbracht, Weert en Roermond.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0012.png"
Afbeelding 10. Plangrens kern Hunsel

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP12KernHunsel-OH01'.

2.1.11 Kern Ittervoort

Ittervoort maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Ittervoort tussen 1942 en 2007 deel uit van de voormalige gemeente Hunsel. Voor 1942 was Ittervoort een zelfstandige gemeente. De kern Ittervoort heeft ongeveer 740 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 1.713.

De ontwikkeling van Ittervoort is in belangrijke mate gebonden aan de Napoleonsweg en het daarop aansluitende historische lint van de Margarethastraat. Aan de oostzijde ligt het bedrijventerrein Ittervoort en ten zuidwesten ligt de kern Neeritter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0013.png"
Afbeelding 11. Plangrens kern Ittervoort

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernIttervoort-VG01'.

2.1.12 Kern Kelpen-Oler

Kelpen-Oler is een kerkdorp gelegen in Midden-Limburg, gelegen aan de oostzijde van de A2 en het parallel daaraan liggend Kanaal Wessem-Nederweert. Het maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Kelpen-Oler deel uit van de voormalige gemeente Heythuysen. De kern Kelpen-Oler heeft ongeveer 485 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 1.180.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0014.png"
Afbeelding 12. Plangrens kern Kelpen-Oler

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernKelpenOler-VG01'.

2.1.13 Kern Neer

Neer maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal en behoorde voorheen sinds 1991 de gemeente Roggel en Neer. Tot 1991 was Neer een zelfstandige gemeente. De kern Neer heeft ongeveer 1.440 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 3.395.

De ontwikkeling van Neer is gebonden aan de Maas en de Napoleonsweg. Neer is uitgewaaierd in linten, welke door de ligging van de Napoleonsweg niet verder zijn uitgegroeid en nog echt als zodanig aanwezig zijn. Vanwege de ligging van de Neerbeek en de Napoleonsweg is Neer zich in oostelijke richting gaan uitbreiden. Met de uitbreiding van het dorp is ook de Maas een harde grens geworden. Hierbij neemt Hanssum een bijzondere positie in als solitaire bebouwingsconcentratie ten zuidoosten van het dorp Neer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0015.png"
Afbeelding 13. Plangrens kern Neer

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernNeer-VG01'.

2.1.14 Kern Neeritter

Neeritter maakt sinds 1 januari 2007 deel uit van de gemeente Leudal. Daarvoor maakte Neeritter tussen 1942 en 2007 deel uit van de voormalige gemeente Hunsel. De kern Neeritter heeft ongeveer 560 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 1.291.

Neeritter is gelegen op de grens met het Belgische Kessenich. De ontwikkeling van Neeritter is gebonden aan de Itterbeek, die aan de zuidkant door de kern stroomt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0016.png"
Afbeelding 14. Plangrens kern Neeritter

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernNeeritter-VG01.

2.1.15 Kern Nunhem

Nunhem behoorde tot 1 januari 2007 behoorde bij de gemeente Haelen, nadat het tot 1942 een zelfstandige gemeente was geweest. Nunhem heeft ongeveer 300 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 660.

Nunhem is tegenwoordig een woonkern die qua werkgelegenheid en voor de meeste voorzieningen georiënteerd is op het nabijgelegen Roermond en Heythuysen.

Ten noorden en ten westen van Nunhem bevindt zich het Natura-2000 gebied Leudal. De omgeving van de kern is dan ook bosrijk. Door de kern loopt de Haelense Beek. De gronden aan de oostkant en zuidkant van de kern zijn agrarisch van aard.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0017.png"
Afbeelding 15. Plangrens kern Nunhem

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP14KernNunhem-VG01'.

2.1.16 Kern Roggel

Roggel ligt in het noorden van de gemeente Leudal, waarvan het sinds 1 januari 2007 deel van uit maakt. De kern Roggel telt ongeveer 1.770 huishoudens. Het inwoneraantal per 1 januari 2017 bedraagt 4.201. Bij de gemeentelijke herindeling van 1991 zijn de gemeenten Roggel en Neer samengevoegd.

De omgeving van Roggel wordt gekenmerkt door het fraaie buitengebied, voornamelijk in agrarisch gebruik. Ten zuiden grenst de kern echter aan het natuur- en bosgebied het Leudal. Ten noorden van Roggel bevindt zich de Recreatiepark de Leistert met daarin de vakantieparken De Leistert en Buitenhof de Leistert. Roggel wordt doorsneden door de provinciale weg N279 (Tramstraat) en de Roggelsebeek.

Roggel betreft tegenwoordig een woonkern. Als middelpunt van de voormalige gemeente Roggel en Neer herbergt het centrum echter nog steeds een aanzienlijk voorzieningenniveau. Ten westen van de kern bevindt zich het plaatselijke bedrijventerrein. Qua werkgelegenheid en grotere voorzieningen is de kern met name georiënteerd op het nabijgelegen Heythuysen, Helden-Panningen, Roermond en Venlo.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0018.png"
Afbeelding 16. Plangrens kern Roggel

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de kern wordt kortheidshalve verwezen naar de 'toelichtingvanhet kernplan NL.IMRO.1640.BP13KernRoggel-VG01'.

2.2 Geldende Ruimtelijke Instrumenten/plannen

In het plangebied van dit bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' gelden op dit moment de volgende ruimtelijke instrumenten/plannen, die verwerkt worden in onderhavig woonkernenplan:

Woonkern Datum besluit Ruimtelijk instrument Naam plan
(met hyperlink naar planstukken)
Dossierstatus Geheel onherroepelijk in werking per:
Baexem 05-02-2013 bestemmingsplan Kern Baexem 23-10-2013
Baexem 13-10-2015 bestemmingsplan Uitbreiding woning Rijksweg22aBaexem 03-12-2015
Baexem 15-09-2015 bestemmingsplan Geenraderweg 16 22-09-2016
Buggenum 15-04-2014 bestemmingsplan Kern Buggenum 26-06-2014
Buggenum 07-10-2014 bestemmingsplan Herontwikkeling MolenwegteBuggenum 04-12-2014
Buggenum 15-08-2017 omgevingsvergunning Boonstraat 18b(WABO-2016-307)) 05-10-2017
Ell 11-02-2014 bestemmingsplan Kern Ell 01-05-2014
Grathem 25-03-2014 bestemmingsplan Kern Grathem 29-05-2014
Grathem 05-09-2016 omgevingsvergunning Prinses Beatrixstraat 21-23(WABO-2015-179) 24-10-2016
Grathem 05-09-2017 wijzigingsplan Dorpstraat 16 26-10-2016
Haler 11-11-2014 bestemmingsplan Kern Haler 01-01-2015
Haelen 26-01-2015 omgevingsvergunning Kasteellaan 9(WABO-2014-158) 12-03-2015
Haelen 16-06-2016 omgevingsvergunning Kasteellaan 9(WABO-2015-283) 18-08-2016
Haelen 15-12-2016 omgevingsvergunning Stationsplein 20(WABO-2014-334) 09-02-2017
Haelen 08-11-2016 omgevingsvergunning Kloosterveld 78(WABO-2015-416) 27-12-2016
Haelen 01-05-2017 uitwerkingsplan Napoleon 20-06-2017
Heibloem 15-12-2014 bestemmingsplan Kern Heibloem 30-01-2015
Heibloem 16-04-2015 omgevingsvergunning Meijelseweg 7b(WABO-2013-322) 10-06-2015
Heythuysen 02-07-2013 bestemmingsplan Centrum Heythuysen 14-05-2014
Heythuysen 25-06-2013 bestemmingsplan Kern Heythuysen 17-10-2013
Heythuysen 10-02-2015 uitwerkingsplan Vlasstraat, Heythuysen 10-04-2015
Heythuysen 17-12-2015 omgevingsvergunning Walk 29 (WAB0-2014-378) 02-02-2016
Heythuysen 24-07-2014 omgevingsvergunning Vlasstraat/Burg.Geurtslaan(WABO-2011-862) 18-09-2014
Heythuysen 02-12-2013 omgevingsvergunning Notaris Ruttenlaan(WABO-2012-191) 22-08-2013
Heythuysen 25-11-2014 wijzigingsplan Arenbos 9 12-03-2015
Heythuysen 30-05-2017 wijzigingsplan WoningbouwlocatieVlasrootsingel (ong.) 13-07-2017
Horn 24-06-2014 bestemmingsplan Kern Horn 04-09-2014
Hunsel 05-02-2013 bestemmingsplan Kern Hunsel 09-04-2014
Hunsel 15-12-2014 bestemmingsplan Partiële herzieningbestemmingsplan'KernHunsel' -schutterij St.JacobusHunsel 26-03-2015
Hunsel 4 juli 2017 bestemmingsplan Kraakstraat 26, Hunsel 28-08-2017
Ittervoort 15-12-2014 bestemmingsplan Kern Ittervoort 05-11-2014
Kelpen-Oler 15-12-2014 bestemmingsplan Kern Kelpen-Oler 30-01-2015
Neer 11-11-2014 bestemmingsplan Kern Neer N.B.: Deels onherroepelijk in werking per 15-01-2015
Neer 16-04-2013 beheersverordening Beheersverordening kernNeer Vervallen per 15-01-2015 m.u.v. locaties Soerendonck 2 & 3
Neer 05-10-2015 omgevingsvergunning Hoogstraat 19(WABO-2015-97) 26-11-2015
Neer 31-3-2016 omgevingsvergunning VergistingstanksLindenboom Bierbrouwerij(Engelmanstraat 54 -WABO-2015-60) 26-05-2016
Neer 16-08-2016 wijzingsplan Bestemmingsplan KernNeer-WijzigingNapoleonsweg124 09-02-2017
Neer 02-05-2017 omgevingsvergunning in procedure (vastgesteld) Friedesemolen(WABO-2016-197) 27-06-2017
Neer 04-07-2017 bestemmingsplan Hof van Neer 31-08-2017
Neer 26-07-2017 omgevingsvergunning Hoogstraat 21 en 23 HofvanNeer 22-09-2017
Neeritter 09-09-2014 bestemmingsplan Kern Neeritter 18-11-2014
Neeritter 16-08-2016 omgevingsvergunning Bodestraat 28(WABO-2011-923) 01-10-2016
Nunhem 09-09-2014 bestemmingsplan Kern Nunhem 18-11-2014
Roggel 15-04-2014 bestemmingsplan Kern Roggel 26-06-2014
Roggel 12-06-2017 omgevingsvergunning
(kruimelregeling)
Koppelstraat 2 (WABO-2016-202)
N.B. vanwege kruimelregeling niet op RO-online
Roggel 04-07-2017 omgevingsvergunning Schrijnwerkerstraat Roggel 29-08-2017

De huidige bestemmingsplannen voor de kernen zijn onherroepelijk in werking getreden, behoudens de bestemmingsplannen 'Kern Heythuysen' en 'Kern Neer'. Deze bestemmingsplannen zijn deels onherroepelijk in werking getreden:

  1. a. De plandelen met de bestemming 'Bedrijventerrein' voor de locaties Soerendonck 2 en 3 en de plandelen met de bestemming 'Wonen' voor de woningen aan de Maasweg en Hanssum in het bestemmingsplan 'Kern Neer', zijn door de AbRS vernietigd;
  2. b. In het bestemmingsplan 'Kern Heythuysen' zijn de plandelen met de bestemming 'Wonen' voor de percelen Busschopsweg 1, 2, 3, 3a, 6 en 8, en de percelen Biesstraat 41 en 43 vernietigd.

De overige bestemmingsplannen/verleende omgevingsvergunningen zijn allemaal vastgesteld/verleend. Een groot aantal daarvan is inmiddels ook onherroepelijk (zie laatste kolom in de tabel).

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het Rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid.

  • Het rijksbeleid wordt in paragraaf 3.2 o.a. besproken aan de hand van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) , de Beleidslijn grote rivieren en de Waterwet.
  • Voor het provinciaal beleid wordt in paragraaf 3.3 o.a. gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014, eveneens een overkoepelend beleidsstuk, en de Omgevingsverordening Limburg.
  • Het regionaal beleid komt aan bod in paragraaf 3.4 middels de Regiovisie 2008-2028 en de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg'.
  • Het gemeentelijk beleid wordt ten slotte in paragraaf 3.5 toegelicht waarbij wordt ingezoomd op het Kaderplan bestemmingsplannen kernen Leudal, het gemeentelijk Handboek Ruimtelijke Plannen, de Strategische Overallvisie en de Structuurvisie Leudal.

De beschrijving van het beleidskader bestaat uit een korte toelichting over het van toepassing zijnde beleid, met daarbij een verwijzing naar de beschrijving van het beleidskader in de geldende bestemmingsplan. Daar waar sprake is van gewijzigd beleid zal dit worden aangegeven en worden beschreven.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)' vastgesteld. In deze structuurvisie staan de (rijks)plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen.

Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de SVIR worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Relevante nationale belangen voor onderhavig plangebied zijn als volgt:

  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

Het plangebied voor dit bestemmingsplan bestaat uit de bestaand bebouwde kommen van de 16 kernen van de gemeente Leudal, behoudens enkele kleine grenscorrecties. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen, welke niet reeds vergund zijn, mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Bestaande natuurlijke en cultuurhistorische waarden blijven derhalve behouden. Zoals elders uit deze toelichting blijkt, bestaan er verder ook vanuit milieuhygiënisch oogpunt, zoals geluid en externe veiligheid, geen belemmeringen in het gebied. De nationale belangen zijn dan ook niet in het geding als gevolg van onderhavig nieuw bestemmingsplan.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het 'Barro' in werking getreden. In oktober 2012 is het besluit gewijzigd. Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Barro regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen.

In titel 2.4 van het Barro is de ruimtelijke doorwerking van de Beleidslijn grote rivieren, de PKB Ruimte voor de rivier en het Nationaal Waterplan (voor zover het gebieden betreft die daarin worden gereserveerd voor mogelijke toekomstige rivierverruimende maatregelen) geregeld. Er worden algemene eisen gesteld aan de inhoud van nieuwe bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen in het rivierbed.

Het Barro onderscheidt verschillende gebieden, waarin verschillende regimes gelden:

  1. a. Rivierbed:
    Nieuwe bestemmingen die de waterdoorvoer in het rivierbed belemmeren of het waterbergend vermogen van de rivier nadelig beïnvloeden, zijn niet toegestaan tenzij het effect op de waterdoorvoer of de waterberging gecompenseerd kan worden.
  2. b. Stroomvoerend deel van het rivierbed:
    In het stroomvoerend deel van het rivierbed komt daar nog bij dat hier alleen riviergebonden activiteiten zijn toegestaan.
  3. c. Reserveringsgebieden voor de lange termijn:
    Het Barro regelt ook dat de zogenoemde reserveringsgebieden die zijn aangewezen in de PKB Ruimte voor de rivier, gevrijwaard kunnen worden van nieuwe kapitaalintensieve investeringen, opdat hier te zijner tijd maatregelen kunnen worden genomen om de ruimte voor de rivier te verbeteren. Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met onder meer de gebiedsreservering voor de lange termijn voor de Maas.

Delen van de kernen Neer, Buggenum en Horn zijn gelegen binnen het rivierbed van de Maas. Een deel van de kern Buggenum is tevens gelegen binnen het stroomvoerend deel van het rivierbed van de Maas.

Het rivierbed en het stroomvoerend rivierbed zijn middels dubbelbestemmingen in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan staat geen nieuwe directe ontwikkelingen toe en voor nieuwe bebouwing zijn de regels van de dubbelbestemmingen mede bepalend. Daarmee worden de belangen van het (stroomvoerend deel van) het rivierbed gewaarborgd.

In titel 2.7 van het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling ten behoeve van de mogelijke aanleg van nieuwe hoofdwegen of landelijke spoorwegen reserveringsgebieden worden aangewezen. Ook worden hoofdwegen of delen daarvan aangewezen, waarvoor een bij die regeling vast te stellen reserveringsgebied geldt aan een of beide zijden van de hoofdweg ten behoeve van een mogelijke uitbreiding daarvan. De bedoelde regeling is de Rarro (zie par. 3.2.3).

3.2.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

De 'Rarro' is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en EHS-gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In het Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving beslaat het radarverstoringsgebied behorende bij de radar op de militaire vliegbasis Volkel ook de gemeente Leudal. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan echter geen windturbines hoger dan 114 meter toestaat vormt dit geen belemmering voor het radarverstoringsgebied.

In de Rarro zijn binnen het plangebied geen reserveringsgebieden aangewezen voor de mogelijke aanleg van nieuwe hoofdwegen of landelijke spoorwegen. Er zijn ook geen hoofdwegen of delen daarvan aangewezen waarvoor een reserveringsgebied geldt.

3.2.4 Wet milieubeheer / milieueffectrapportage

In artikel 7.2, lid 1 van de 'Wet milieubeheer' is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten worden aangewezen:

  1. a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
  2. b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

In het 'Besluit milieueffectrapportage' zijn in artikel 2, lid 1 als activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus de verplichting geldt om een milieueffectrapportage op te stellen), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In lid 2 van hetzelfde artikel zijn als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In artikel 2, lid 5, aanhef en onder b. van het Besluit milieueffectrapportage, is vastgelegd dat de m.e.r.-beoordelingsplicht ook geldt voor plannen die weliswaar vallen onder een van de in onderdeel D genoemde activiteiten maar waarbij het project valt ónder de drempelwaarden zoals genoemd in onderdeel D, indien: ‘op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dit is de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Om te bepalen of een m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is dient dus bepaald te worden of de ontwikkeling voorkomt in lijst C of lijst D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, of de drempelwaarden worden overschreden, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.

Het onderhavige plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die niet ook al mogelijk zijn volgens de geldende bestemmingsplannen of verleende omgevingsvergunningen. Het plan is derhalve niet m.e.r.-plichtig, noch m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor wat betreft de realisering van woningbouw na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' zal een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden opgenomen in de toelichting van de vast te stellen uitwerkingsplannen.

3.2.5 Wet natuurbescherming

De Wet natuurbeschermingcrosslink#s981#False#False#False#True#Wet natuurbescherming voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en in een goede aansluiting op het omgevingsrecht. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden.

Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.

Het doel van de Wet Natuurbescherming is drieledig:

  1. 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland
  2. 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden
  3. 3. vereenvoudig ing van regels.

Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.

Gebiedsbescherming.

De tot 1 januari 2017 geldende Natuurbeschermingswet was een vertaling van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn naar nationale regelgeving. De Natuurbeschermingswet regelde de bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten. Deze wettelijke bescherming is echter anders dan de bescherming van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) of het NatuurNetwerk Nederland (NNN). Die bescherming verloopt immers via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via natuurwetgeving.

In de Wet natuurbescherming die op 1 januari 2017 in werking is getreden, is de bescherming van Natura 2000-gebieden vrijwel hetzelfde gebleven. De bescherming van Beschermde Natuurmonumenten is vervallen. Wel kunnen provincies ervoor kiezen om deze gebieden alsnog te beschermen via het provinciale beleid. De provincie voegt dan gebieden toe aan de EHS / het NNN of wijst ze aan als bijzonder provinciaal natuurgebied of – landschap.

Binnen het grondgebied van de gemeente Leudal, tussen de kernen Roggel, Neer, Haelen, Nunhem en Heythuysen, is het 'Natura 2000-gebied Leudal' gelegen. Ten oosten van de gemeente, op een afstand van circa 750 meter van de kern Neer, is het Natura 2000-gebied Swalmdal gelegen. Het Natura 2000-gebied Roerdal is op meer dan 2,5 km afstand gelegen ten oosten van de kern Horn en het gebied Sarsven en De Banen is op meer dan 3,7 km afstand gelegen ten noorden van de kern Ell.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0019.png"
Afbeelding 17. Natura 2000-gebieden (lichtgroen) gemeente Leudal en omgeving

Ten zuiden van de gemeente (in België) zijn ook Natura 2000-gebieden gelegen. Het betreft de gebieden Maasvallei, op een afstand van circa 180 meter van de kern Ittervoort en het gebied Noord-Oost Limburg nabij de kern Neeritter en op ca. 1,7 km ten zuiden van de kern Haler.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0020.png"
Afbeelding 18. Natura 2000-gebieden België nabij gemeente- en Rijksgrens

Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.2.

Soortenbescherming.

Zowel in de voorheen geldende Flora- en faunawet als in de op 1 januari 2017 in werking getreden Wet natuurbescherming staan verbodsbepalingen: activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten zijn verboden. Verboden activiteiten wijzigen nauwelijks. Wel zijn enkele definities aangepast. Zo is onopzettelijk verstoren niet meer strafbaar en is opzettelijk verstoren van vogels in sommige situaties toegestaan. Maar verstoren zonder dat tevoren goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd, blijft strafbaar.

Met de nieuwe wet wijzigt wel de lijst van beschermde soorten. Waar de Flora- en faunawet uitging van drie beschermingsniveaus, verdeelt de Wet natuurbescherming beschermde soorten in twee groepen:

  • Strikt beschermde soorten waaronder soorten uit de Vogel- en Habitatrichtlijn
  • Andere soorten, bijvoorbeeld uit de Rode Lijst.

De bescherming van vaatplanten uit tabel 1 en tabel 2 is vervallen. Onder de Wet natuurbescherming worden nog 75 soorten vaatplanten beschermd, waaronder soorten die niet eerder werden beschermd. De bescherming van mieren vervalt. Vrijwel alle zoogdieren blijven beschermd. Meer soorten libellen en vlinders worden beschermd.

Bij een ontheffingsaanvraag onder de nieuwe wet wordt nog steeds getoetst aan drie criteria:

  1. 1. Is er sprake van bepaalde, in de wet genoemde belangen?
  2. 2. Is er een ‘andere bevredigende oplossing’ mogelijk?
  3. 3. Doet de ontheffing afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort?

Daarmee is er in vergelijking met de toetsingspraktijk onder de Flora en faunawet weinig veranderd.

3.2.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Op 1 oktober 2012 is het 'Besluit ruimtelijke ordening (Bro)' gewijzigd, en is de 'ladder voor duurzameverstedelijking' daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

Op dit bestemmingsplan is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing. Er worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt die niet ook al mogelijk zijn volgens de geldende bestemmingsplannen. Voor wat betreft de realisering van woningbouw na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' (artikel 24) is een onderbouwing van de ladder aan de orde in het kader van de vast te stellen uitwerkingsplannen.

3.2.7 Wijziging Bro ten aanzien van de Ladder duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening ten aanzien van de Ladder duurzame verstedelijking in werking getreden.

De belangrijkste wijzigingen betreffen een vereenvoudiging door het loslaten van de afzonderlijke 'treden' en het vervangen van het begrip 'actuele regionale behoefte' door 'behoefte'. Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt voor de wijziging is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Tevens wordt de mogelijkheid geboden om de toepassing van de Ladder door te schuiven naar een uitwerkings- of wijzigingsplan. De verwachting is dat de Ladder hierdoor beter hanteerbaar zal zijn, beter aansluit bij het geheel aan vereisten aan een toelichting bij bestemmingsplannen en tot minder onderzoekslasten zal leiden.

Voor het onderhavige bestemmingsplan betekent de beoogde wijziging van de ladder dat voor de ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt middels wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsverplichtingen, de Ladder-onderbouwing wordt doorgeschoven naar het moment van vaststelling van een wijzigings- of uitwerkingsplan.

3.2.8 Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 heeft de Minister van I&M het 'NationaalWaterplan 2016-2021' vastgesteld. Het Nationaal Waterplan (NWP) bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid. Het kabinet actualiseert het waterbeleid op een aantal terreinen:

  • Het beleid met betrekking tot waterveiligheid en zoetwater is met de vastgestelde deltabeslissingen in 2014 fundamenteel veranderd. Het rijksbeleid dat voortvloeit uit de voorstellen voor deze deltabeslissingen, is in 2014 met een tussentijdse wijziging verankerd in het Nationaal Waterplan 2009-2015 en opgenomen in dit nieuwe Nationaal Waterplan voor de periode 2016–2021.
  • Het kabinet heeft de afgelopen jaren over verschillende beleidsterreinen afspraken gemaakt die raakvlakken hebben met water, zoals afspraken over energie (Energieakkoord), natuur (Natuurvisie), internationale inzet en vernieuwde bestuurlijke verhoudingen (onder meer Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Bestuursakkoord Water en Deltaprogramma). Deze afspraken zijn verwerkt in het Nationaal Waterplan. De betreffende beleidsdocumenten blijven van kracht.
  • Met de vaststelling van het NWP voldoet Nederland tevens aan de Europese eisen om actuele plannen en maatregelenprogramma’s op te stellen volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM).

Het kabinet bereidt, aansluitend bij de Omgevingswet, een Nationale Omgevingsvisie voor die sectorale visies en beleidsplannen vervangt. Het NWP is daar een belangrijke bouwsteen voor. De Nationale Omgevingsvisie wordt een samenhangende visie op strategisch niveau. Naar verwachting zal de Nationale Omgevingsvisie in 2018 worden vastgesteld.

In het nieuwe NWP komt een aantal onderwerpen uit het vorige NWP niet terug. Alleen de onderwerpen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) als rijksbelang zijn aangemerkt, staan in dit NWP.

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015 en vervangt dit plan én de partiële herzieningen hiervan (Wind op Zee buiten 12 nautische mijl en verankering rijksbeleid Deltabeslissingen). Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelfbindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

3.2.9 Beleidslijn grote rivieren

Na de hoogwaters in 1993 en 1995 heeft de Nederlandse regering besloten om de rivieren meer ruimte te geven. In 1996 is daarom de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier gepubliceerd. De beleidslijn had als doel de bestaande ruimte voor de rivier te handhaven, mens en dier duurzaam tegen overstromingen te beschermen en materiële schade bij hoog water te beperken.

De Beleidslijn Ruimte voor de Rivier is in 2006 vervangen door de 'Beleidslijn grote rivieren' (hierna Bgr). De Bgr is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving.

De Bgr bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid - vanuit rivierkundig én ruimtelijk oogpunt - van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren.

Als onderdeel van de Beleidslijn grote rivieren zijn de Beleidsregels grote rivieren vastgesteld. Met de herziening van de beleidsregels wordt meer ruimte geboden aan ontwikkelingsgerichte initiatieven. Zo ontstaan meer mogelijkheden voor ontwikkelingen die de ruimtelijke en economische kwaliteit van het betreffende gebied kunnen verbeteren. Doelstelling van de Beleidslijn grote rivieren is om de beschikbare bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden, ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken en het waarborgen van de afvoercapaciteit in het stroomvoerend rivierbed.

Op de grote rivieren is het vergunningenregime van de Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling van toepassing. Op grond van dit regime is het in beginsel verboden zonder vergunning van de Minister van Infrastructuur en Milieu werken uit te voeren in rijkswateren, waaronder (de bedding van) de grote rivieren. De Bgr bieden een kader voor een beslissing omtrent de toelaatbaarheid, bezien vanuit rivierkundig opzicht, die nodig is voor het verlenen van deze vergunning.

De rivieren, behorende tot de wateren in beheer bij het Rijk, worden begrensd door de buitenkruinlijn van de primaire waterkering in de zin van de Wet op de waterkering dan wel, waar zodanige waterkering ontbreekt door de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde lijn van de hoogwaterkerende gronden (zie rode lijn in afbeelding 16).

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0021.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0022.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0023.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0024.png"
Afbeelding 19. Uitsnedes uit kaarten 013, 012 en 011, behorende bij de Beleidsregels Grote Rivieren

Delen van het plangebied zijn gelegen binnen een gedeelte van het rivierbed waar volgens artikel 6.16 van het Waterbesluit, paragraaf 6 van het Waterbesluit niet van toepassing is. Op basis van rivierkundige gronden is het vergunningenregime van de Waterwet hier niet van toepassing. Deze aanduiding betekent dat de betreffende gebieden vanuit rivierkundig oogpunt (vanuit het rivier- en stroombelang) minder van belang worden geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningenstelsel in het kader van de Waterwet is daarmee niet noodzakelijk.

Deze gebieden blijven wel deel uit maken van het rivierbed. Dit betekent dat sommige van deze gebieden bij hoogwatersituaties onder water kunnen staan. Bouwen in deze, in het rivierbed gelegen gebieden, geschiedt net als elders in het rivierbed op eigen risico. Ingeval van hoogwaterschade, wordt door zowel het rijk als de gemeente, geen recht op schadevergoeding erkend.

3.2.10 Waterwet

Op 22 december 2009 is de 'Waterwet' in werking getreden en daarmee is een aantal oude wetten voor het waterbeheer, of delen daarvan, ingetrokken. De zes vergunningen uit voorgaande 'waterbeheerwetten' zijn opgegaan in één watervergunning. Voor het bevoegde gezag betekent het dat de vergunning aan veel aspecten van het waterbeheer moet worden getoetst.

Het 'Waterbesluit' is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de Waterwet. De 'Waterregeling' is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004 aangekondigde integratie van waterwetgeving.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg als onderdeel van een integrale omgevingsvisie het 'Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014' (hierna POL 2014) ‘Voor de kwaliteit van Limburg’ vastgesteld. Het POL 2014 is op 16 januari 2015 in werking getreden.

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

Binnen het bebouwd gebied worden de volgende zones onderscheiden:

  • stedelijk centrum;
  • bedrijventerrein;
  • overig bebouwd gebied.

In het landelijk gebied gaat het om de zones:

  • goudgroene natuurzone;
  • zilvergroene natuurzone;
  • bronsgroene landschapszone;
  • buitengebied.

Volgens de POL kaart Integrale zonering Limburg is het plangebied van de 16 kernen grotendeels gelegen binnen overig bebouwd gebied. Overig bebouwd gebied betreft gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. Het accent ligt in dit gebied op:

  • bereikbaarheid;
  • balans tussen voorzieningen en detailhandel;
  • facilitering van stedelijk groen en watersysteem;
  • balans en transformatie suburbaan woon- en werkmilieu;
  • kwaliteit van de leefomgeving.

POL 2014 stelt kwaliteit centraal. Dit betekent dat zorgvuldig moet worden omgaan met de voorraden: de ruimte (steden en dorpen, natuur, landschap), de voorzieningen (gebouwde omgeving, infrastructuur, vervoersystemen), de natuurlijke hulpbronnen, de milieuruimte en de ondergrond. Dit wordt vertaald in een aantal principes, die als uitgangspunt gelden bij het maken van keuzes. Voor het onderhavige plan zijn de volgende uitgangspunten van belang:

  1. a. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten een plek krijgen binnen het bebouwd gebied. Als dat in uitzonderingsgevallen niet kan, dan toch zoveel mogelijk aansluitend daaraan én met een stevige tegenprestatie voor het verlies aan omgevingskwaliteiten (zie 'Beleidsregel LimburgsKwaliteitsmenu'). Met dit principe in combinatie met het dynamisch voorraadbeheer, wordt invulling gegeven aan het principe van duurzame verstedelijking.
  2. b. Goed gebruik maken van reeds bestaande voorzieningen (benutten bestaande voorraad, optimaal benutten wegen door verkeer- en vervoersmanagement, meervoudig ruimtegebruik e.d.).
  3. c. Gebruik maken van de kansen die het watersysteem biedt en rekening houden met en zich aanpassen aan het watersysteem (klimaatadaptatie).
  4. d. Nieuwe stedelijke functies die veel woon-werkverkeer of bezoekersstromen oproepen dienen goed aangesloten te zijn op het OV-systeem.
  5. e. Bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk leegstaande cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen benutten. Er moet gekeken worden of er een leegstaand rijksmonument, gemeentelijk monument, beschermd stads- of dorpsgezicht of ander leegstaand gebouw (in die volgorde) geschikt (te maken) is om deze functie te huisvesten.
  6. f. Principes voor het zorgvuldig gebruik van de ondergrond.
  7. g. Inzet op energiebesparing en op een zo groot mogelijk aandeel vernieuwbare energiebronnen. Beter benutten van grondstoffen door er efficiënter mee om te springen en het benutten van afval- en reststromen en uiteindelijk realiseren van gesloten kringlopen.

3.3.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

3.3.3 Beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu

Het Limburgs Kwaliteitsmenu 2012 (LKM 2012) is een beleidsregel die de 'extra' condities en voorwaarden regelt waaronder bepaalde ontwikkelingen in het landelijk gebied buiten de plattelandskernen mogelijk zijn. Het LKM 2012 vormt geen nieuw ruimtelijk beleid maar was oorspronkelijk een uitwerking van het kwaliteitsdeel uit het POL2006 en de POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Via het LKM wordt dan ook geen nieuwe of extra ruimte geboden voor ontwikkelingen buiten de contour. Met de inwerkingtreding van het POL 2014 zijn POL 2006 en de genoemde POL-aanvulling komen te vervallen.

Het Limburgs kwaliteitsmenu is door Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010 vastgesteld. In 2012 is deze geactualiseerd tot het LKM 2012. De provincie Limburg heeft de Limburgse gemeenten verzocht om het LKM 2012 over te nemen en uit te werken in het eigen gemeentelijke ruimtelijk beleid. In de gemeente Leudal is hieraan invulling gegeven middels de vaststelling van de 'StructuurvisieLeudal' en de 'NotaKwaliteit Leudal'.

3.3.4 Provinciale beleid wonen

Op 1 februari 2011 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg de 'Provinciale WoonvisieLimburg' vastgesteld. Hierin staat beschreven hoe de woningvoorraadontwikkeling de komende jaren vormgegeven zou kunnen worden, welke rollen en taken de provincie daarbij kan en wil vervullen en hoe de provincie deze ambities tracht te realiseren.

Inmiddels is het provinciaal woonbeleid verankerd in het POL 2014. De Limburgse woningmarkt moet kwalitatief en kwantitatief de sprong maken naar een nieuwe werkelijkheid.

Kwantitatief ligt er een aanzienlijke opgave om ervoor te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling. De opgave ligt vooral in het onttrekken van incourante (particuliere) woningen, het omvangrijk genoeg houden (c.q. maken) van het aanbod aan huurwoningen, en het planologisch niet meer uitbreiden van hetgeen er al in overvloed is.

De kwalitatieve opgave is mogelijk nog uitdagender. Die vraagt om een omslag in denken. Allereerst gaat het daarbij om het toekomstbestendig houden en maken van de bestaande woningvoorraad. Maatschappelijke trends (inclusief demografische) leveren een vraag op naar andere woningen dan de voorraad nu biedt. Deze kwalitatieve opgave moet, gezien de afnemende kwantitatieve vraag, vooral gerealiseerd worden in de bestaande woningvoorraad, waarbij nieuwbouw (in de vorm van uitbreiding dan wel vervanging) vooral moet worden ingezet om te voorzien in de vraag naar datgene waaraan ook op langere termijn het meest behoefte bestaat.

De noodzakelijke transformatie kan slechts slagen als de regionale partners gezamenlijk invulling weten te geven aan dynamisch voorraadbeheer. Dat omvat het werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, door kwaliteitsverbetering, herstructurering en waar nodig sloop. Maar ook het terugdringen van nog niet gerealiseerde plannen die niet bijdragen aan de beoogde vernieuwing. En dynamisch voorraadbeheer betekent ook dat er slechts ruimte is voor nieuwe toevoegingen aan de voorraad als deze echt kwaliteit toevoegen en samengaan met het schrappen van slechte voorraad.

Dit dynamisch voorraadbeheer zal vorm en inhoud moeten krijgen door opstelling én uitvoering van regionale structuurvisies voor Noord-, Midden- respectievelijk Zuid-Limburg. Deze visies bevatten gezamenlijke ambities en opgaven, gezamenlijke principes en spelregels (toegespitst op de regionale situatie) en een gezamenlijke werkwijze. In de regio Midden-Limburg is hieraan invulling gegeven middels de vaststelling van de regionale 'Structuurvisie Wonen, Zorg en leefomgeving Midden-Limburg' (zie par. 3.4.2).

3.3.5 Provinciaal Waterplan

Op 11 december 2015 hebben provinciale staten van Limburg het provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021 'Samen werken aan water' vastgesteld. Het is de opvolger van het Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015 en een uitwerking van het strategisch waterbeleid in POL2014, teneinde te voldoen aan de vereisten van de Europese Kaderrichtlijn Water en aanvullende nationale kaders, waaronder het Nationaal Waterplan en het Deltaprogramma. Samen met het Nationale Waterplan 2016-2021 van het Rijk en het Waterbeheersplan Limburg 2016-2021 van de Limburgse waterschappen vormt het een onderdeel van het tweede Stroomgebiedbeheersplan Maas 2016-2021.

In het plan wordt ingegaan op de volgende inhoudelijke opgaven voor het regionale waterbeleid:

  • Een veilige en aantrekkelijke Maasvallei.

Dit gaat over hoogwaterbescherming langs de Maas, nu en in de toekomst als gevolg van de klimaatverandering, mede in het licht van het Nationaal Deltaprogramma en in relatie tot behoud en ontwikkeling van de woon- en werkomgeving.

  • Een veerkrachtig en klimaatbestendig regionaal watersysteem.

Hierin staat de aanpak van regionale wateroverlast en watertekort in landelijk en stedelijk gebied centraal, mede in het licht van de klimaatverandering en het Nationaal Deltaprogramma.

  • Behoud en herstel natte natuur en verbetering waterkwaliteit.

Dit onderdeel handelt over de verbetering van het ecologische functioneren van onze beken en plassen (ecologische doelen van oppervlaktewateren, beek(dal)herstel) en natte natuurterreinen (herstel van verdroogde grondwaterafhankelijke natuur), als ook de verbetering van de fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater, deels vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water en Natura 2000.

  • Duurzame drinkwatervoorziening en grondwaterbeheer.

Centraal in dit hoofdstuk staat de bescherming van hoeveelheid en kwaliteit van onze grondwatervoorraden ten behoeve van diverse functies, met speciale aandacht voor het gebruik voor menselijke consumptie, waaronder de voorraden en bescherming daarvan voor de openbare drinkwatervoorziening, e.e.a. eveneens mede als opdracht vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water.

3.3.6 Waterbeheerplan waterschappen

De Algemene Besturen van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas hebben op 14 oktober 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 'Water in beweging' vastgesteld. Dit plan is, vooruitlopend op de fusie van Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas per 1 januari 2017 tot Waterschap Limburg, een gezamenlijk plan van beide waterschappen.

Met dit Waterbeheerplan zetten de waterschappen de koers uit voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg; hoe de waterschappen invulling willen geven aan de taak om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water. In het plan is vastgelegd hoe het watersysteem en waterkeringen op orde wordt gebracht en gehouden. Beschreven wordt voor welke thema's de waterschappen aan de lat staan, de strategie hiervoor, welke maatregelen worden omgevingsvergunning uitgevoerd, wie partners daarin zijn en hoe dit wordt gemonitord om waar nodig bij te sturen. Ook staat hierin welke bijdrage het waterschap levert aan de Europese Kaderrichtlijn Water.

In een intensief gebruikt land, zoals Limburg dat is, is verweving van waterfuncties onvermijdbaar. In het waterbeheer willen de waterschappen een goede balans vinden voor alle aanwezige belangen, bijvoorbeeld voor de combinatie van landbouw en natuur bij natuurbeken. Er worden, aanvullend aan de provinciale functietoekenning, functies toegekende aan beken, vennen en plassen en vastgelegd wordt wat dit betekent voor het gebruik van het water en aanliggende gronden. Op basis van die functies wordt het waterbeheer verder ingericht. Bij de inrichting van wateren is het voorkomen van wateroverlast ('droge voeten') leidend.

Het waterschap deelt de verantwoordelijkheid voor functietoekenning en taakafbakening met de Provincie Limburg en gemeenten. De provincie is medeverantwoordelijk voor de functietoekenning. Provincie en gemeenten zijn medeverantwoordelijk voor de taakafbakening.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Regiovisie 2008 - 2028: Het oog van Midden-Limburg

In de 'regiovisie “Het oog van Midden-Limburg”' is de gebiedsvisie uitgewerkt in een achttal beleidsthema's. Dit zijn: Toerisme en Recreatie, Maasplassen, Natuurontwikkeling, Landschap en Ecologie, Landbouw, Bedrijvigheid, Wonen, Zorg en Mobiliteit. Vervolgens zijn deze thema's in het najaar van 2008 verdiept en verder uitgewerkt in de programmalijnen: Maasplassen, Ontwikkelingsas N280 Weert-Roermond, Wonen, Natuur en Recreatie.

Over de gemeente Leudal is het volgende opgenomen: “De gemeente Leudal vormt het hart van Midden-Limburg. Het bestaat uit zestien dorpen en een groot buitengebied dat wordt geroemd om z'n ruimte, kwaliteit en woonklimaat. Heythuysen vormt een subregionale kern met een sterke centrumfunctie voor een groot verzorgingsgebied. Het is van belang dat deze centrumfunctie wordt versterkt en het voorzieningenniveau op peil blijft. Daarnaast heeft Leudal diverse dorpskernen waar de voorzieningen onder druk staan. Een actief kleine kernenbeleid is noodzakelijk waarin aandacht gegeven wordt aan de leefbaarheid en een adequate woningvoorraad".

De centrale ligging van Leudal maakt dat het profiteert van bijna alle ontwikkelingen die worden voorgesteld in deze regiovisie. Gelegen aan de Maasplassen liggen er volop kansen om recreatieve en toeristische activiteiten te ontwikkelen en deze te verbinden met het natuurgebied Leudal en het te ontwikkelen regiopark.”

3.4.2 Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg

Op 11 november 2014 heeft de raad van Leudal de intergemeentelijke 'Structuurvisie Wonen, ZorgenWoonomgeving Midden-Limburg' vastgesteld. Naast de gemeente Leudal hebben ook de regiogemeenten Echt-Susteren, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert deze structuurvisie vastgesteld.

De 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' is de basis voor het geven van sturing aan en voeren van regie over het in de regio te voeren beleid op het vlak van wonen, zorg en woonomgeving. De Structuurvisie is een antwoord op de vraag hoe om te gaan met de actuele en te verwachten demografische en economische ontwikkelingen.

De Structuurvisie bestrijkt een planperiode van 2014 tot en met 2017 en bevat daarnaast een basis voor afspraken op de middellange termijn (2018 tot en met 2023).

Met de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving geeft de regio Midden-Limburg vorm en inhoud aan het POL2014 (Provinciaal Omgevingsplan Limburg). Het POL 2014 stuurt in essentie op een aanpak in dynamische voorraadbeheer in regionale samenwerking.

In de structuurvisie staan de ambities van de gemeenten in de regio weergegeven in de vorm van 10 speerpunten:

  1. 1. Goed evenwicht vinden tussen sociaal en fysiek domein. Zaak is duidelijk te krijgen waar niet meer in het vastgoed wordt geïnvesteerd, of het nu gaat om woningen, voorzieningen of maatschappelijk vastgoed.
  2. 2. Reduceren van de plancapaciteit en goed inschatten van de markt. Van de totale plancapaciteit van ca. 10.800 woningen binnen de regio op 1 januari 2014 dienen er ca. 4.000 - 5.000 woningen te vervallen. De ambitie is de komende planperiode hiermee voortvarend aan de slag te gaan.
  3. 3. Kansen creëren voor nieuwkomers, zoals arbeidsmigranten. De ambitie is om via reguliere huisvesting deze groep mensen langer of zelfs definitief aan de regio te binden.
  4. 4. Transformatieopgave in zorgvastgoed aanwezig, uitwerking nog ongewis. De sturingsruimte voor gemeenten op het vlak van zorgvastgoed is beperkt. Wel is het wenselijk om als regiogemeenten een beter inzicht te verkrijgen in de plannen rondom bestaand zorgvastgoed.
  5. 5. Zorg voor de kwetsbaren: smeden van nieuwe coalities en faciliteren van samenwerking en zelfred- of zelfwerkzaamheid van burgers.
  6. 6. Transformatieopgave in de huursector vraagt om regionale afstemming. Er ligt een uitdaging bij de huursector om meer en beter te faciliteren in het huisvesten van ouderen, zorgvragers en mensen behorende tot de doelgroep van beleid. De ambitie is om in de looptijd van de Structuurvisie te komen tot regionale prestatieafspraken.
  7. 7. Transformaties afstemmen met ingrepen in publiek domein. De ambitie is om zowel ruimtelijk als in de sfeer van maatschappelijke voorzieningen relaties te leggen met binnenstedelijke of –dorpse vraagstukken.
  8. 8. Sturen op kwaliteit. Er kan nog een aantal jaren door middel van nieuwbouw worden gestuurd op de totale kwaliteit van de woningvoorraad. Het is dus wijs om duurzaamheid toe te voegen. Per gemeente ligt die kwaliteit anders en is ook afhankelijk van hetgeen gaat gebeuren in de bestaande woningvoorraad. In grote lijnen is er overal behoefte aan geschikte huisvesting voor ouderen met een accent op de huursector. In het stedelijk gebied lijkt ook nog ruimte te zijn voor gezinswoningen in de koopsector. In de bestaande voorraad staat het vizier op het verhogen van de geschiktheid ervan om langer thuis te blijven wonen. Dit geldt voor zowel de huur- als koopsector.
  9. 9. Kantelen van het 'wonen', ofwel hoe organiseren we de leefbaarheid? Inwoners krijgen steeds meer zelf de verantwoordelijkheid over prettig wonen en leven, waarbij in toenemende mate het zelfoplossend en zelforganiserend vermogen wordt aangesproken (participeren).
  10. 10. Bewustmaken van de (oudere) burger, speciaal de eigenaar-bewoner. Te voorzien is dat veel van deze mensen wanneer ze ouder worden zich ervan bewust moeten zijn dat voorzieningen (zoals een verzorgingshuis) die eerder aanwezig waren of vanzelfsprekend waren, er straks mogelijk niet meer zijn. De regio wil haar burgers bewust maken van deze nieuwe werkelijkheid.

Voor het regionaal, gemeentelijk en lokaal afwegen en ordenen in de programmering van transformatie- en nieuwbouwplannen zijn vier wezenlijke afwegingskaders beschikbaar:

  1. 1. Kwantitatief afwegingskader: hoeveel woningen kunnen nog worden toegevoegd en hoe verdelen we die over de zeven gemeenten?
  2. 2. Ruimtelijk grofmazig afwegingskader: welke accenten zetten we in de regionaal onderscheiden woonzones?
  3. 3. Ruimtelijk fijnmazig afwegingskader: hoe kunnen we onze nieuwbouw- en veranderplannen op een regionaal uniforme wijze ordenen?
  4. 4. Kwaliteitsenvelop: afwegingskader om lokaal accenten te zetten richting transformatie en nieuwbouw.

De visie bevat een kwantitatief afwegingskader per gemeente en de afspraak dat de gemeenten dit kader hanteren voor de periode 2014 tot en met 2023. Voor Leudal is het volgende kwantitatieve afwegingskader opgenomen:

Gemeente Huishoudens per 01-01-2014 Groei absoluut (4,2%)
2014 t/m 2023
Groei in periode 2014 t/m 2017 Opmerking
Leudal 15.280 640 260 = maximale toevoeging

Wat betekent dit kwantitatief afwegingskader voor het onderhavige plangebied?:

  • Elke gemeente wordt de mogelijkheid geboden te bouwen in elke kern.
  • Tegelijkertijd wordt per gemeente een grens aangegeven wat maximaal toegevoegd mag worden aan woningen, zowel nieuwbouw als transformatie.
  • Met uitzondering van Roermond en Nederweert mogen de gemeenten maximaal het aantal woningen toevoegen gelijk aan hetgeen in de tabel staat. Dit moet echter wel binnen de planperiode van 10 jaar daadwerkelijk gebeuren of in productie zijn genomen.
  • Tegelijkertijd ligt er de opgave - komend decennium - de plancapaciteit terug te brengen tot minimaal het aantal dat in de tabel staat. in de periode tot en met 2017 dient 40% van de overcapaciteit in de planvoorraad te worden weggenomen.
  • Voor elke gemeente is een doorvertaling gemaakt naar een kwantitatief kader voor de kernen binnen die gemeente. Uitgangspunt daarvoor is verdeling naar rato van de huidige woningvoorraad. Dit is als richtsnoer opgenomen in de kwaliteitsenvelop. Naar behoefte kan een gemeente schuiven in de kwantiteiten tussen de kernen, mits ze niet het gemeentelijk kwantitatief kader overschrijden.
  • Integrale heroverweging vindt plaats in 2017, op basis van de werkelijke planrealisaties in de periode 2014 tot en met 2017 en de dan geldende prognoses.

De visie maakt duidelijk dat met uitzondering van de gemeente Roermond, er voor elke gemeente behoorlijke reductie van de overcapaciteit aan de orde is in de periode 2014 tot en met 2017. Colleges zullen hier handen en voeten aan moeten geven. Voor de gemeente Leudal bedraagt de plancapaciteit per 1 januari 2014 1.560 woningen. Rekening houdend met een groei van maximaal 640 woningen in de periode 2014 t/m 2023 betekent dit een overcapaciteit per 1 januari 2014 van 920 woningen en een minimale 40%-reductie van de overcapaciteit in de periode 2014 t/m 2017 van 370 woningen.

Om meer kwalitatieve sturing te geven aan enerzijds nieuw- en verbouwplannen en anderzijds transformatie van de bestaande woningvoorraad, is per gemeente een zogenaamde kwaliteitsenvelop opgesteld. In de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal zijn per kern de volgende 'richtcijfers' voor nieuwbouw opgenomen (zie tabel hieronder). Deze aantallen worden jaarlijks geactualiseerd en gecorrigeerd voor de realisaties.

Kern Kwantitatief richtcijfer
2014 - 2017
Kwantitatief richtcijfer
2018 - 2023
Baexem 17 26
Buggenum 7 8
Ell 9 14
Grathem 12 18
Haelen 32 46
Haler 3 4
Heibloem 5 8
Heythuysen 52 72
Horn 27 41
Hunsel 7 10
Ittervoort 13 19
Kelpen-Oler 7 11
Neer 24 36
Neeritter 10 15
Nunhem 5 7
Roggel 30 45

In het onderhavige bestemmingsplan is uitvoering gegeven aan de doelstellingen van de regionale structuurvisie:

  1. a. bij de diverse wijzigingsbevoegdheden op grond waarvan geldende bestemmingen kunnen worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' is als voorwaarde opgenomen dat bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht moet worden genomen, met dien verstande dat, indien deze visie/voorwaarden gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en);
  2. b. de aantallen woningen die kunnen worden gebouwd na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' passen binnen de 'richtcijfers' zoals aangegeven in de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal in de structuurvisie;
  3. c. in de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, indien:
    1. 1. het een onbebouwd bouwvlak betreft, waar binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan of van een nadien vastgesteld uitwerkings- of wijzigingsplan ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen woonbebouwing is opgericht, dan wel in oprichting is;
    2. 2. er binnen 2 jaar na sloop van een hoofdgebouw ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen nieuwe woonbebouwing is opgericht, dan wel in oprichting is;
    3. 3. er binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning minder wooneenheden zijn opgericht dan wel in oprichting zijn dan volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de locatie is toegestaan;
    4. 4. een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is ingetrokken omdat binnen 26 weken na het onherroepelijk worden daarvan niet is gestart met de bouwwerkzaamheden;
  4. d. in de regels van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om die bestemming te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden' en/of 'Groen' en/of 'Tuin', indien binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geen ontvankelijke aanvraag tot vaststelling van een uitwerkingsplan is ingediend.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Kaderplan bestemmingsplannen kernen Leudal

Vooruitlopend op de daadwerkelijke actualisering van de bestemmingsplannen voor de kernen van de gemeente Leudal, is het 'Kaderplan bestemmingsplannen kernen Leudal' opgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten voor de bestemmingsplannen voor de kernen weergegeven. De uitgangspunten zijn verwerkt in de tussen 2011 en 2014 vastgestelde 16 bestemmingsplannen voor de kernen en zijn in het onderhavige bestemmingsplan overgenomen, behoudens de in paragraaf 1.2 genoemde aanpassingen.

3.5.2 Handboek ruimtelijke plannen

Omwille van onder meer uniforme planregels en –opzet heeft de gemeente Leudal een Handboek Ruimtelijke Plannen opgesteld. Het onderhavige bestemmingsplan is daarop zo veel mogelijk afgestemd.

3.5.3 Strategische Overallvisie 2020 'Leven in Leudal'

In deze 'Strategische Overallvisie', geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen op de langere termijn voor Leudal van belang zijn en waar de gemeente naar toe wil. De toekomstvisie, die in maart 2014 is geactualiseerd, is daarmee richtinggevend voor de beleidsontwikkeling in de komende jaren. In de regels van het onderhavige bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden.

3.5.4 Structuurvisie Leudal - regie op de toekomst

Op 2 februari 2010 is de 'Structuurvisie Leudal' vastgesteld. Met de structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Leudal van belang zijn. Ontwikkelingen die het goed wonen, leven en werken ondersteunen en verbeteren wil de gemeente kunnen faciliteren en stimuleren. Voor sommige ontwikkelingen zal ze daarbij zelfs initiatiefnemer willen zijn. Voor andere ontwikkelingen is zij ook afhankelijk van initiatieven van derden, zoals ondernemers, woningcorporaties, instellingen, en burgers. Ontwikkelingen die afbreuk doen aan de toekomst van Leudal wil de gemeente waar mogelijk voorkomen.

In het onderhavige bestemmingsplan is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen die niet eerder al juridisch-planologisch zijn geregeld.

3.5.5 Structuurvisie Buggenumse veld

Op 11 februari 2014 heeft de gemeenteraad van Leudal de 'Structuurvisie Buggenumse veld' vastgesteld als partiële herziening van de structuurvisie Leudal, ingegeven door de uitbreiding van Nunhems. Het doel van de structuurvisie is het ontwikkelen van een integrale ruimtelijke visie voor de periode 2014-2030 op het gebied en het vastleggen van de beleidsuitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkelingen in het Buggenumse veld en voor de daarvoor benodigde kwaliteitsverbeterende maatregelen. De voornaamste concrete ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied werd gevormd door de uitbreiding van Nunhems aan de overzijde van de Napoleonsweg in het Buggenumse veld.

Het plangebied omvat daarom het gebied waarbinnen het huidige bedrijf is gelegen en waarin de uitbreiding en de kwaliteitsverbeterende maatregelen zijn voorzien

Een deel van de kern Neer is gelegen binnen het plangebied van deze structuurvisie. het betreft de gronden tussen de Engelmanstraat - Bergerstraat en de ten zuiden daarvan gelegen Neerbeek.

Als onderdeel van de structuurvisie is een plan opgesteld voor de landschappelijke inpassings- en kwaliteitsverbeterende maatregelen ten behoeve van de uitbreiding van Nunhems. Een van de voorgestelde maatregelen is het versterken van de relatie Maas - natuurgebied Leudal in de noordrand van het plangebied van de structuurvisie. Deze maatregelen worden voorgesteld voor deelgebied 3. Dit zijn de gronden die direct ten zuiden van het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan (kern Neer) zijn gelegen.

Een deel van de kern Neer is derhalve gelegen binnen het plangebied van de structuurvisie, maar de daarin nagestreefde inrichtings en kwaliteitsverbeterende maatregelen hebben geen betrekking op gronden die deel uitmaken van het onderhavige bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0027.png"
Afbeelding 22. Uitsnede uit afbeelding 'Ruimtelijk concept: ‘menukaart à la carte’' uit de Notitie van Uitgangspunten behorend bij het ruimtelijk concept “menukaart à la carte”, ten behoeve van het Kwalitatief Inpassings- en Compensatieplan Nunhems Netherlands BV.

3.5.6 Evenementenbeleid

Op 30 juli 2011 hebben burgemeester en wethouders het 'Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Leudal (2011)' vastgesteld. Op 26 juli 2012 hebben burgemeester en wethouders de 'Beleidsnota evenementen gemeente Leudal' vastgesteld.

Voor een nadere toelichting over de wijze waarop in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met dit beleid wordt verwezen naar par. 4.2.3.14.

3.5.7 Nota Parkeernormen

In verband met een wijziging van de Woningwet (zie 'VNG-ledenbrief 16.04.2015') zijn de stedenbouwkundige voorschriften uit de bouwverordening vervallen. Het is niet meer mogelijk te verwijzen naar landelijke naslagwerken zoals publicaties van het CROW. Dit betekent dat parkeernormen moeten worden opgenomen in bestemmingsplannen.

In de bestemmingsplannen voor de woonkernen, die allen vóór 2015 zijn vastgesteld, zijn nog geen normen opgenomen. In het onderhavig bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is de parkeernormering wel geregeld.

In plaats van de normen op te nemen in de regels van het bestemmingsplan zelf, wordt in dit plan verwezen naar gemeentelijk vastgestelde parkeernormen/beleidsregels (zie 'uitspraak AbRS dd.09.09.2015, punt14'). Dat heeft het voordeel dat in geval van wijziging(en) van de normen/beleidsregels gedurende de werking van het bestemmingsplan ook rekening moet worden gehouden met die wijzigingen. Om die reden is ervoor gekozen een Nota Parkeernormen door de raad te laten vaststellen.

In de nota zijn de parkeernormen opgenomen die de gemeente Leudal hanteert voor nieuwe bouwplannen en (her)ontwikkelingen. Onderscheid is gemaakt naar ontwikkelingen binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. Parkeernormen zijn nodig om een hoge parkeerdruk in openbaar gebied te voorkomen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De parkeernormen zijn niet bedoeld voor reeds bestaande bouwwerken en functies. Indien bestaande situaties worden gewijzigd of uitgebreid, dan kunnen deze parkeernormen wel worden toegepast. De parkeernorm geldt dan alleen voor het te wijzigen of uit te breiden deel.

Voor meer informatie wordt kortheidshalve verwezen naar de bij raadsbesluit van 5 juli 2016 vastgestelde 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 6 van de regels).

3.5.8 Nota Kwaliteit

In de 'Structuurvisie Leudal' is de 'Nota Kwaliteit' opgenomen. De laatste actualisatie van de Nota Kwaliteit dateert van 3 september 2013.

De Nota Kwaliteit bevat beleid over het kwaliteitsmenu en het groenfonds. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen, zoals bijvoorbeeld woningbouwplannen of uitbreiding van bedrijven komt nadat een planologische afweging is gemaakt of een bepaalde ontwikkeling aanvaardbaar is op een bepaalde locatie een kwaliteitsbijdrage in beeld. Het kwaliteitsmenu van de provincie (uitgewerkt in verschillende modules) geldt hierbij als een minimumvereiste.

Landschappelijke inpassing van de locatie van een initiatief vormt altijd een voorwaarde naast de kwaliteitsverbeterende maatregel of een bijdrage in het groenfonds.

De Nota Kwaliteit is niet van toepassing op ontwikkelingen binnen de kernen.

3.5.9 Beleid huisvesting arbeidsmigranten en overige woonurgenten

Op 13 oktober 2015 heeft de gemeenteraad van Leudal de kadernotitie 'Huisvesting arbeidsmigranten enoverige woonurgenten' vastgesteld.

Deze beleidsnota beschrijft de kaders en regels van de verschillende vormen van huisvesting van arbeidsmigranten en overige woonurgenten in Leudal en heeft tot doel het waarborgen van een kwalitatieve huisvesting voor deze mensen, passend in de omgeving.

In de nota worden de volgende groepen onderscheiden bij de huisvesting van arbeidsmigranten:

  1. 1. Short-stay (artikel 1.121):
    arbeidsmigranten die hier niet langer dan 4 maanden aaneengesloten verblijven.
  2. 2. Mid-stay (artikel 1.86):
    arbeidsmigranten die hier 4 tot 9 maanden verblijven, maar nog niet weten of ze zich hier permanent willen vestigen of die wel al besloten hebben dat ze zich hier willen vestigen maar nog géén reguliere huisvesting hebben gevonden.
  3. 3. Long-stay:
    arbeidsmigranten die zich hier permanent vestigen.

Naast arbeidsmigranten hebben ook overige woonurgenten, zoals gescheiden ouders, studenten, (alleenstaande) verblijfsgerechtigden en personen die vanuit zorg of detentie naar de woningmarkt gaan, behoefte aan mid-stay huisvesting. Ook voor deze doelgroep zijn de beleidsregels relevant.

Middels de beleidsregels wil de gemeente sturen op een goede huisvesting voor arbeidsmigranten en overige woonurgenten. Uitgangspunt is dat de huisvesting op een goede ruimtelijke- en stedenbouwkundige wijze moet worden ingepast, zonder dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan het (woon)karakter van de huisvestingslocatie. Daarbij moet steeds worden bedacht dat het gewenste eindbeeld niet per direct te realiseren is.

Per potentiële huisvestingslocatie zijn de beleidsregels beschreven:

  1. a. Huisvesting op bedrijventerreinen en bedrijfslocaties
  2. b. Huisvesting op agrarische bedrijven
  3. c. Huisvesting op campings en recreatieparken
  4. d. Huisvesting in (vrijkomende) bedrijfsgebouwen en gebouwcomplexen, niet zijnde reguliere (bedrijfs)woningen
  5. e. Huisvesting in reguliere woningen.

Vanwege de aard van het onderhavige plangebied is in dit bestemmingsplan een regeling opgenomen op basis waarvan een omgevingsvergunning kan worden verleend voor huisvesting van arbeidsmigranten in de vorm van kamerbewoning in:

  1. a. bedrijfsgebouwen en gebouwcomplexen, niet zijnde reguliere (bedrijfs)woningen;
  2. b. reguliere woningen, met dien verstande dat hier wel mid-stay huisvesting, maar géén short-stay huisvesting mogelijk kan worden gemaakt.

Overige vormen van huisvesting zijn naar verwachting binnen de kernen niet aan de orde. Hiervoor is in dit bestemmingsplan derhalve géén regeling opgenomen. Indien in de praktijk toch behoefte bestaat aan een andere vorm van huisvesting die past binnen het vastgestelde beleidskader, kan hieraan medewerking worden verleend middels een buitenplanse procedure voor afwijking van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven welke wijzigingen in dit plan zijn verwerkt ten opzichte van de eerder vastgestelde bestemmingsplannen voor de afzonderlijke kernen.

4.2 Onderdelen Bestemmingsplan

4.2.1 Algemeen

Het onderhavige bestemmingsplan bevat één uniforme integrale juridisch-planologische regeling voor de 16 kernen in de gemeente Leudal. Voor wat betreft plansystematiek en inhoudelijke uitgangspunten vormen de geldende bestemmingsplan de basis voor het onderhavige bestemmingsplan, met dien verstande dat daarin middels dit bestemmingsplan een aantal wijzigingen wordt verwerkt.

Voor een compleet overzicht van alle wijzigingen wordt verwezen naar de bijlage '6', Lijst vanplancorrecties en -wijzigingen. bij deze toelichting. In hoofdzaak hebben de wijzigingen betrekking op de volgende zaken.

  1. a. De regels worden op onderdelen aangepast en/of afgestemd op nieuwe inzichten/wetgeving, waarvan een aantal onderwerpen in de meest recentelijk vastgestelde bestemmingsplannen reeds is verwerkt.
  2. b. Het plan wordt opgesteld overeenkomstig de landelijke 'Standaard VergelijkbareBestemmingsplannen2012 (SVBP)' en overige RO-standaarden 2012. De eerste kernenplannen zijn nog opgesteld op basis van de RO-standaarden 2008 (SVBP 2008 en IMRO 2008), waardoor er geen uniformiteit is in plansystematiek.
  3. c. Nieuw beleid is geïntegreerd in de planregels en/of op de verbeelding.
  4. d. Geconstateerde tekortkomingen in de eerder vastgestelde plannen worden gerepareerd.
  5. e. Planologische geaccordeerde wijzigingen na de vaststelling van de geldende bestemmingsplannen zijn meegenomen/verwerkt (zie paragraaf 2.2).
  6. f. Voor alle kernen geldt een uniforme plansystematiek en uniforme regels. Daar waar op gebieds- of perceelsniveau specifieke regels nodig zijn die afwijken van de uniforme regels zijn -conform de regeling in de SVBP 2012- gebieds- respectievelijk functieaanduidingen opgenomen op de verbeelding en in de regels.

Op de meest relevante wijzigingen wordt in de volgende paragrafen ingezoomd

4.2.2 Afstemming met bestemmingsplan buitengebied

Naar aanleiding van de afstemming met het in 2014 vastgestelde bestemmingsplan buitengebied (BP12Buitengebied-VG03) en het op 12 juli 2016 vastgestelde 'Reparatie- en veegplan buitengebied Leudal 2016' (BP16RVBuitengebied-VG01)zijn de plangrenzen op een aantal plaatsen aangepast.

Tevens heeft onderlinge afstemming plaatsgevonden tussen de regels van het buitengebiedplan en het onderhavige bestemmingsplan. Dit betekent niet dat alle regels uit het buitengebiedplan -voor zover van toepassing voor het onderhavige plangebied- één op één zijn overgenomen in dit bestemmingsplan. De aard en het karakter van het buitengebied en de daarin te beschermen waarden vragen veelal om een andere regeling dan voor de kernen.

4.2.3 Aanpassing van de plansystematiek/regels

4.2.4 Vastgestelde plannen en verleende omgevingsvergunningen verwerkt

Na vaststelling van de bestemmingsplannen voor de 16 kernen zijn diverse kleinere bestemmingsplannen (zogenaamde 'postzegelbestemmingsplannen') vastgesteld. Ook zijn er diverse omgevingsvergunningen verleend, waarbij is afgeweken van de geldende bestemmingsplannen.
Deze plannen en vergunningen zijn integraal opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan (zie paragraaf 2.2 (Geldende ruimtelijke instrumenten/plannen), behoudens de verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van windmachines op het perceel Walk 29 (WAB0-2014-378 -Walk 29(plaatsen2windmachines). De windmachines zelf staan buiten het plangebied en zijn opgenomen in het Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016. Een klein deel van het besluitgebied van de verleende omgevingsvergunning is gelegen binnen de kern Heythuysen. De grens van dat besluitgebied was echter gebaseerd op de eigendomssituatie. De plaatsing van de windmachines heeft verder geen ruimtelijke consequenties voor het deel van het besluitgebied dat is gelegen binnen de kern. De verleende omgevingsvergunning behoefte derhalve geen verdere regeling in het onderhavige bestemmingsplan.

4.2.5 Nieuwe ontwikkelingen

4.2.6 Reparatie vernietigde onderdelen geldende bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Overige Aspecten

5.1 Milieuaspecten

Middels het onderhavige bestemmingsplan worden geen nieuwe functies of uitbreiding daarvan toegestaan die volgens geldende bestemmingsplannen en/of verleende omgevingsvergunningen niet ook al toegestaan zijn, dan wel feitelijk reeds gedurende vele jaren aanwezig en/of vergund. Dit bestemmingsplan is dan ook niet van invloed op de bodem- en grondwaterkwaliteit, de externe veiligheid en de luchtkwaliteit. Er worden ook geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt middels dit bestemmingsplan. Nader onderzoek ten aanzien van deze milieu-aspecten is derhalve niet noodzakelijk.

Het bestemmingsplan bevat wel een aantal wijzigingsbevoegdheden welke kunnen leiden tot functiewijziging. Daarbij is steeds als voorwaarde gesteld dat de wijziging vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar moet zijn en dat de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig mogen worden aangetast. Dit betekent dat eventuele consequenties voor bodem- en grondwaterkwaliteit, externe veiligheid, geluid en luchtkwaliteit op dat moment inzichtelijk moeten worden gemaakt voordat gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

5.1.1 Bodem- en grondwaterkwaliteit

In het kader van de 'Wet ruimtelijke ordening' dient, in geval van bouwlocaties, aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen.

Bij de daadwerkelijke invulling van nieuwe bouwmogelijkheden dient de kwaliteit van de bodem door middel van een bodemonderzoek, opgesteld volgens de daarvoor geldende normen, te worden onderzocht.

In het onderhavige bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en is het uitvoeren van een bodemonderzoek dan ook niet noodzakelijk.

5.1.2 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het 'Besluit externeveiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb) en het 'Besluit externeveiligheid transportroutes' (Bevt) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daar-op. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Ook voor een conserverend bestemmingsplan als het onderhavige, dient verantwoording afgelegd te worden ten aanzien van het aspect 'groepsrisico' indien dat in het invloedsgebied van risicovolle activiteiten is gelegen. Het plangebied ligt in het invloedsgebied van diverse inrichtingen, buisleidingen en routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Er dient dan ook een verantwoording van het groepsrisico te worden afgelegd. In dat kader wordt vermeld dat de inrichtingen, leidingen en transportroutes reeds jaren in of nabij de kernen aanwezig zijn. Voorts worden er in het plangebied geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een significante invloed kunnen hebben op de hoogte van het groepsrisico.

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van een transportroute voor gevaarlijke stoffen moet op grond van artikel 7 van het Bevt en artikel 12 van het Bevb het groepsrisico worden beoordeeld. In veel gevallen kan dat beperkt blijven tot een beschrijving van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, maar ook dan is het verplicht om het advies van de Veiligheidsregio te vragen. Te meer, omdat dit in de afzonderlijke bestemmingsplannen voor de kernen niet heeft plaatsgevonden. Het advies van de VR is nodig, voor die kernen die in het invloedsgebied van een transportroute vallen. De verantwoording (en het advies van de VR) kan beperkt blijven tot een beschrijving van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De motivatie daarvoor moet in de toelichting staan: namelijk dat het GR niet toeneemt en lager is dan de oriëntatiewaarde of het GR is en blijft lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde.

(Beperkt) kwetsbare objecten

Er moet getoetst worden aan het Bevi, het Bevb en het Bevt wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn onder andere woningen, scholen, kantoorgebouwen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.

Wet- en regelgeving externe veiligheid

Wet Basisnet

Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet in werking getreden. Omdat de geldende bestemmingsplannen voor de kernen dateren van vóór de inwerkingtreding van de Wet Basisnet wordt hier nader op ingegaan.

De Wet Basisnet voegt een nieuw hoofdstuk toe aan de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Deze toevoeging omvat regels voor het vaststellen van het maximaal toegestane risico door het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het Basisnet heeft als doel een evenwicht voor de lange termijn te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de hoofdwegen, binnenwateren en de hoofdspoorwegen en de bebouwde omgeving die hier langs ligt en de veiligheid van omwonenden. Het Basisnet stelt verder regels aan het vaststellen en beheersen van de risico's voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (vervoerskant). De Wet Basisnet voegt een nieuw hoofdstuk aan de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, dat gaat over die vervoerskant.

In de Regeling Basisnet (Stcrt 2014, 8242) zijn de basisnetafstanden voor de weg, het spoor en het water vastgelegd. Verder is de afstand van het plasbrandaandachtgebied vastgelegd. De basisnetafstand geeft aan voor welke afstand een risicoplafond geldt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een PR-plafond en een GR-plafond.

Een PR-plafond is in de Regeling Basisnet omschreven als de plaats waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-6 per jaar is. Het GR-plafond is in dezelfde regeling omschreven als de plaats waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-7 of 10-8 per jaar is.

Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval

Op 28 juni 2016 is de 'Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval' van de Staatssecretaris van I&M in werking getreden. In de circulaire wordt het bevoegd gezag verzocht om naast het toepassen van het Bevi en de Revi aanvullend effectgericht beleid te voeren, waarmee voor belangrijke ongevalsscenario's de gevolgen van een ongeval bij een LPG-tankstation worden beperkt. Met de effectgerichte benadering wordt aangesloten bij de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid, waarbij de effecten van ongevallen een rol zullen innemen naast de nu in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gehanteerde risicobenadering.

In samenhang met deze circulaire is de Revi aangepast. De vaste afstanden die grofweg de contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar weergeven, gemeten vanaf het vulpunt, zijn zodanig aangepast dat voor alle situaties (bestaand en nieuw) de in de onderstaande tabel opgenomen afstanden gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0031.png"

De afstanden gelden als grenswaarde ten opzichte van kwetsbare objecten en als richtwaarde ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten. Daarnaast blijft de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico onverkort van toepassing binnen het invloedsgebied van 150 meter vanaf het vulpunt of het reservoir.

Het bevoegd gezag wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 60 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten. Dit wil zeggen dat deze afstand in beginsel aangehouden moet worden, maar dat gemotiveerd afwijken is toegestaan door het treffen van veiligheidsmaatregelen. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 160 meter tot zeer kwetsbare objecten.

Bij de risicobenadering uit het Bevi en de Revi speelt niet alleen het effect van een ongeval (tot op welke afstand kunnen er slachtoffers vallen wanneer zich een ongeval voordoet), maar ook de kans dat een dergelijk ongeval zich voordoet een rol. Het product van kans en effect wordt aangeduid met het begrip risico. Bij de effectgerichte benadering is daarentegen uitsluitend het effect dat bij een ongeval kan optreden maatgevend voor de veiligheidsnormen die gesteld worden. De kans op een ongeval speelt bij deze benadering slechts in zoverre een rol dat hiermee de belangrijkste ongevalsscenario's kunnen worden geselecteerd.

De circulaire is van toepassing wanneer ten aanzien van een LPG-tankstation dat onder de werking van het Bevi valt, een besluit wordt genomen dat het mogelijk maakt dat er (meer) personen in de omgeving van een LPG-tankstation aanwezig kunnen zijn.

De circulaire is bijvoorbeeld van toepassing op een wijziging van een bestemmingsplan op grond waarvan extra (beperkt) kwetsbare objecten nabij een LPG-tankstation gerealiseerd kunnen worden of op een omgevingsvergunning milieu voor het oprichten van een LPG-tankstation. Kort gezegd is de hier beschreven effectgerichte benadering alleen van toepassing als er nieuwe objecten worden toegestaan die, geredeneerd vanuit de relevante effecten, een negatief gevolg hebben op de reeds bestaande externe veiligheidssituatie.

Risicovolle activiteiten, leidingen en transportroutes

In de volgende subparagrafen wordt per kern aangegeven welke ricisovolle activiteiten/inrichtingen, buisleidingen en transportroutes aanwezig zijn in of in de nabijheid van de kernen, uitgaande van de Risicokaart. Voor een verdere beschrijving daarvan wordt verwezen naar de toelichtingen van de geldende bestemmingsplannen voor de 16 kernen, met dien verstande dat -daar waar nodig- aanvullende informatie wordt aangegeven, bijvoorbeeld als de tekst in de vigerende bestemmingsplannen niet meer actueel is.

Binnen het plangebied is een aantal gebieden opgenomen waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt om woningbouw mogelijk te maken. Omdat daarmee op een aantal plaatsen sprake kan zijn van kwetsbare objecten binnen een van de hierboven genoemde invloedsgebieden is in de regels van de diverse wijzigingsbevoegdheden toegevoegd dat aangetoond moet worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht en dat de Veiligheidsregio om advies moet worden gevraagd alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken.

5.1.3 Geluid

Akoestisch onderzoek is noodzakelijk indien nieuwe directe geluidgevoelige ontwikkelingen worden toegestaan binnen de onderzoekszone van de wegen waarvoor een maximumsnelheid van 50 km-uur of meer geldt. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB mag aan de gevel van geluidsgevoelige objecten echter niet overschreden worden.

In dit bestemmingsplan is geen sprake van nieuwe rechtstreekse ontwikkelingen. In het kader van afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden worden de noodzakelijke onderzoeken uitgevoerd bij de uitwerking van het betreffende plan.

Omdat geen sprake is van nieuwe rechtstreekse ontwikkelingen is onderzoek naar weg- en railverkeerslawaai en/of industrielawaai niet noodzakelijk.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in 'hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer' (Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  1. a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  2. b. een plan leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. c. een plan draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  4. d. een plan past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het kader van afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden worden bij de uitwerking van het betreffende plan de consequenties voor de luchtkwaliteit benoemd. Er wordt dan ook geen gewijzigde invloed uitgeoefend op de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Vanuit het aspect luchtkwaliteit bestaan er derhalve geen belemmeringen.

5.1.5 Milieuzonering

In het kader van ruimtelijke plannen dient beschreven te worden op welke wijze de 'VNG-brochureBedrijven en milieuzonering' is toegepast (editie 2009). In deze VNG-brochure worden richtlijnen gehanteerd die een zekere noodzakelijke afstand tussen (agrarische) bedrijven en woonbebouwing aangeven. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving.

De richtafstanden zijn niet wettelijk voorgeschreven. De richtafstandenlijsten gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven en zijn geschreven voor nieuwe situaties. Indien bekend is welke activiteiten concreet beoogd worden, dan kan gemotiveerd worden afgeweken van de daadwerkelijke te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Voor bestaande bedrijven geldt allereerst de geldende omgevingsvergunning of de richtlijnen uit de geldende Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).

In het kader van onderhavig bestemmingsplan zijn in de directe nabijheid van de bedrijvigheid geen nieuwe milieugevoelige bestemmingen opgenomen, zodat er uit het oogpunt van milieuhygiëne geen problemen zijn. De bestaande milieutechnische situatie blijft gehandhaafd.

Voor zover er in woonpanden een beroep aan huis of een ondergeschikte vorm van bedrijvigheid (het wonen blijft hoofdfunctie) wordt uitgeoefend, behouden deze panden hun woonbestemming. In de regels worden bedrijven en beroepen aan huis onder bepaalde voorwaarden mogelijk gemaakt.

In het kader van afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen geldt de voorwaarde dat sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast. Daarmee is voldoende verzekerd dat bij de nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden sprake is van een goed woon en leefklimaat en dat nabijgelegen bedrijven niet worden belemmerd in hun bedrijfsvoeringsmogelijkheden als gevolg van de nieuwe mogelijkheden.

5.2 Wet Natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de 'Wet natuurbescherming' in werkiing getreden. De 'Boswet', de 'Flora en faunawet' en de 'Natuurbeschermingswet 1998' zijn per die datum ingetrokken. De 'Wet natuurbescherming' heeft onder andere betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan.

Vanuit de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt is het nodig om te toetsen of het plan in overeenstemming is met de Wet natuurbescherming. Hiervoor bevat deze paragraaf een voortoets. De voortoets verkent of de ontwikkelingen waarin het plan voorziet mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. Een voortoets kan drie mogelijke uitkomsten opleveren:

  1. 1. Negatieve gevolgen kunnen worden uitgesloten. Verdere toetsing en aanvullende beoordeling is dan niet nodig.
  2. 2. Negatieve gevolgen kunnen weliswaar niet worden uitgesloten, maar leiden zeker niet tot significante aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Er kan dan een ‘verslechteringstoets’ nodig zijn.
  3. 3. Er kunnen negatieve gevolgen verwacht worden die kunnen leiden tot significante aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. In dit geval dient een ‘passende beoordeling’ te worden uitgevoerd. Hierbij wordt in meer detail de kans op een significant effect beoordeeld.

Het detailniveau van een voortoets is afhankelijk van het abstractieniveau van een plan of project. Voor concrete projecten kan op basis van gedetailleerde informatie een effectenbeoordeling worden gemaakt. Voor abstracte plannen, waarin veel ontwikkelingen nog onzeker zijn of voor langere termijn zijn gepland, volstaat het om op hoofdlijnen na te gaan of er kans is op negatieve effecten.

In het onderhavige bestemmingsplan is de bestemming 'Wonen - Uit te werken' opgenomen voor een aantal gebieden/locaties voor maximaal 35 woningen in de kern Haelen, maximaal 6 woningen in de kern Heythuysen, maximaal 21 woningen in de kern Neer en maximaal één woning in de kern Grathem (zie par. 6.2.2.23).

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0035.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0036.png"
Afbeelding 29. Natura-2000 gebieden nabij het plangebied

In de nabijheid van het plangebied zijn de Natura 2000-gebieden Leudal en Swalmdal (Nederland) en Maasvallei en Noord-Oost Limburg (België) gelegen. Het uitwerkingsgebied in de kern Haelen is gelegen op ca. 1,5 km van het natuurgebied Leudal en op ca. 4 km van het natuurgebied Swalmdal. Het uitwerkingsgebied in de kern Heythuysen is gelegen op ca. 1,6 km van het Leudal en op meer dan 9 km van het Swalmdal. Het uitwerkingsgebied in de kern Neer is gelegen op ca. 1,2 km van het Leudal en op ca. 1,8 km van het Swalmdal. De uitwerkingslocatie in de kern Grathem is gelegen op circa 4,2 km van het gebied Grensmaa, op ca. 6,8 km van het leudal en op ca. 7,9 km van het Roerdal. De genoemde uitwerkingsgebieden zijn allen gelegen op meer dan 10 km afstand van de Natura 2000-gebieden in België.

De uitwerkingsgebieden hebben invloed op de emissies van stikstof en ammoniak door een toename van het autoverkeer en emissies van huishoudens. Deze emissies hebben stikstofdepositie tot gevolg op het Natura 2000-gebied Leudal.

Naast de uitwerkingsgebieden bevat het bestemmingsplan ook negen locaties/gebieden die zijn aangeduid als 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied'. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheden kunnen de geldende bestemmingsplannen worden gewijzigd ten behoeve van een aantal ontwikkelingen, voornamelijk resulterend in extra woningbouwmogelijkheden. Een overzicht van deze wijzigingsbevoegdheden is opgenomen in paragraaf 6.2.3.

Het bouwen van woningen heeft vele tijdelijke en permanente gevolgen op natuur. Meest duidelijk is het verlies aan oppervlakte: waar woningen staan is geen natuur mogelijk. Door de aanleg kunnen ook migratieroutes verbroken worden of treedt versnippering op van een netwerk van natuurgebieden. In de aanlegfase is verder vooral sprake van verstoring door geluid, licht, trillingen etc. Vaak wordt een gebied (tijdelijk) ontwaterd om bouwwerkzaamheden te vergemakkelijken Ook moet rekening worden gehouden met negatieve effecten door bouwverkeer (verontreiniging). Als de woningen eenmaal in gebruik worden genomen, is er naast een permanente verandering in licht- en geluidsbelasting ook sprake van nevenactiviteiten zoals toenemende recreatie en toenemend wegverkeer, hetgeen een hogere druk legt op de aanwezige natuurwaarden.

Volgens de effectenindicator (Ministerie van EZ, 2013) zijn bij woningbouw de volgende potentiële effecten mogelijk op de Natura 2000-gebieden Leudal en Swalmdal: oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, licht en trilling,optische verstoring en verstoring door mechanische effecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0037.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0038.png"
Afbeelding 30. Overzicht effecten woningbouw op soorten en/of habitattypen gebied Leudal
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP17Woonkernen-VG03_0039.png"
Afbeelding 31. Overzicht effecten woningbouw op soorten en/of habitattypen gebied Swalmdal.

In alle gevallen betreft het woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied. Van oppervlakteverlies en/of versnippering is dan ook geen sprake. Hemelwater wordt ter plaatse geïnfiltreerd of via een gescheiden rioolstelsel afgevoerd. Er zijn dan ook geen gevolgen voor de waterhuishouding in de natuurgebieden. Eventuele verstoring door geluid, licht en trilling is niet aan de orde, gelet op de afstand tot de natuurgebieden. Voor negatieve effecten door bouwverkeer hoeft eveneens niet te worden gevreesd, aangezien bouwverkeer van en naar de uitwerkingsgebieden geen gebruik hoeft te maken van wegen in of in de directe nabijheid van de natuurgebieden.

De verkeersaantrekkende werking van de uitwerkingsgebieden is beperkt. De locaties zijn gelegen binnen kernen die direct grenzen aan regionale wegen (N273 en N279). Voor de ontsluiting van de kernen wordt voornamelijk van deze hoofdwegen gebruik gemaakt. De verkeersintensiteiten op deze wegen zijn zodanig dat de extra verkeersgeneratie als gevolg van de drie uitwerkingslocaties te verwaarlozen is.

Ter bescherming van de Natura 2000-gebieden is -overeenkomstig de regeling in het bestemmingsplan 'Buitengebied'- de aanduiding 'overige zone - bufferzone 5' opgenomen. Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding zijn geen evenementen toegestaan in verband met het effect op de meest verstoringsgevoelige (vogel)soort.

Op grond van het vorenstaande kan worden gesteld dat significant negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden Leudal en Swalmdal en de in België gelegen Natura 2000-gebieden Maasvallei en Noord-Oost Limburg op voorhand uit te sluiten zijn. Een passende beoordeling is derhalve niet noodzakelijk.

5.3 Flora En Fauna

Omdat geen directe bouw- en/of gebruikstitels worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens geldende bestemmingsplannen, dan wel feitelijk reeds aanwezig en/of vergund zijn, heeft dit bestemmingsplan geen nadelige consequenties voor eventueel aanwezige flora en fauna. Bij sloop en vervangende nieuwbouw geldt de algemene zorgplicht volgens de Wet natuurbescherming, waarmee voldoende waarborg bestaat dat geen beschermde soorten worden aangetast.

Voor wat betreft de gebieden met de bestemming 'Wonen - Uit te werken' geldt dat er pas gebouwd mag worden nadat een uitwerkingsplan in werking is getreden. Bij de vaststelling van een uitwerkingsplan dient te worden voldaan aan een aantal voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat de natuurlijke waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

5.4 Waterparagraaf

Omdat geen directe bouw- en/of gebruikstitels worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens het geldende bestemmingsplan, dan wel feitelijk reeds aanwezig en/of vergund zijn, heeft dit bestemmingsplan geen nadelige consequenties voor de waterhuishouding binnen het plangebied.

5.5 Archeologie En Cultuurhistorie

5.5.1 Archeologische waarden

De archeologische waarden binnen het plangebied zijn beschreven in de toelichtingen van de 16 kernplannen (N.B.: hyperlinks naar deze toelichtingen zijn opgenomen in paragraaf 2.1)

Omdat geen directe bouw- en/of gebruikstitels worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens het geldende bestemmingsplan, dan wel feitelijk reeds aanwezig en/of vergund zijn, heeft dit bestemmingsplan geen nadelige consequenties voor behoud van archeologische waarden. De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 4, 5 en 6 blijven gehandhaafd voor de gronden die in de vigerende bestemmingsplannen ook al als zodanig zijn bestemd.

5.5.2 Cultuurhistorische waarden

Volgens artikel 3.1.6, lid 5 van het 'Besluit ruimtelijke ordening (Bro)' dient de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving te bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Een overzicht van de rijks-en gemeentelijke monumenten binnen het plangebied is opgenomen in bijlage 4 bij de regels. Deze monumenten zijn in dit bestemmingsplan opgenomen om de wettelijk reeds bestaande bescherming transparant te maken (zie ook paragraaf 4.2.3.21).

In de 16 kernen is naast de rijks- en gemeentelijke monumenten ook nog een groot aantal karakteristieke panden gelegen. Deze worden geïnventariseerd en bij het eerstvolgende bestemmingsplan voor de kernen wordt bekeken of en zo ja welke panden een nadere bescherming behoeven in dat bestemmingsplan.

5.6 Verkeer En Parkeren

5.6.1 Verkeer

Omdat geen directe bouw- en/of gebruikstitels worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens het geldende bestemmingsplan, dan wel feitelijk reeds aanwezig en/of vergund zijn, heeft dit bestemmingsplan geen nadelige consequenties voor de verkeersafwikkeling in de kernen.

5.6.2 Parkeren

Omdat geen directe bouw- en/of gebruikstitels worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens het geldende bestemmingsplan, dan wel feitelijk reeds aanwezig en/of vergund zijn, heeft dit bestemmingsplan geen nadelige consequenties voor de beschikbare parkeercapaciteit en de mogelijkheid om op eigen erf te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte.

In de Overige regels is in artikel 43.1 vastgelegd dat bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen (nieuwe ontwikkelingen) en/of voor functiewijziging geldt dat moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen, welke zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 6 van regels), vastgesteld door de gemeenteraad op 5 juli 2016. Dit geldt niet indien sprake is van verbouw of uitbreiding van bestaande gebouwen en/of functiewijziging waardoor de parkeerbehoefte niet toeneemt. Bij uitbreiding of veranderen van functie geldt de Nota wel, maar niet voor het deel dat er al was en blijft bestaan/niet verandert. In de diverse wijzigingsbevoegdheden voor functiewijziging is eveneens als voorwaarde opgenomen dat moet worden voldaan aan de parkeernormen.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Planonderdelen

Het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is vervat in planregels, een verbeelding en een toelichting.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn conform de RO-standaarden 2012 onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft géén bindende werking. De toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Het nieuwe bestemmingsplan voor de kernen is opgesteld conform het, het gemeentelijk Handboek, de landelijke richtlijn 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), alsmede de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

6.2 Opzet Regels

6.2.1 Inleidende regels

6.2.2 Bestemmingsregels

6.2.3 Algemene regels

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 7 Haalbaarheid

7.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Grondexploitatiewet (Grexwet) in werking getreden (afdeling 6.4). In de Grexwet is bepaald dat de gemeente verplicht is om bij het vaststellen van een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat alle kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Dit betekent dat er voor de gemeente een verplichting bestaat om haar kosten, die gepaard gaan met een bouwplan, te verhalen op de exploitant.

De toepassing van de Grexwet richt zich voor het afdwingbare kostenverhaal, op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro):

  • de bouw van een of meerdere woningen;
  • de bouw van een of meerdere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m²;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een beheerplan, er worden geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Er is zodoende over het algemeen geen sprake van een bouwplan met een afdwingbaar kostenverhaal. Ten tijde van uitwerking van het bestemmingsplan zal kostenverhaal plaatsvinden voor het uit te werken plandeel.

Bestaande bouwtitels die op basis van de vigerende bestemmingsplannen ook al mogelijk waren en nu in dit bestemmingsplan worden gehandhaafd, vallen ook onder de regeling zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat dus om bouwmogelijkheden die op basis van de vigerende bestemmingsplannen ook al gerealiseerd mochten worden, maar waarvoor nog geen omgevingsvergunning voor het bouwen was aangevraagd. Voor deze situaties is in de Invoeringswet Wro een overgangsrechtelijke bepaling (artikel 9.1.20) opgenomen, die de bestaande bouwtitels uitzondert van toepassing van het verplichte kostenverhaal.

Daarnaast is in een aantal gevallen sprake van het herstellen van ten onrechte bij het vaststellen van de geldende bestemmingsplannen weggevallen bouwtitels voor woningen. Op grond van artikel 6.12 Wro kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan esluiten geen exploitatieplan vast te stellen, onder andere in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen. Op grond van artikel 6.2.1a Bro worden als zodanig onder andere aangewezen de gevallen waarin het totaal van de exploitatiebijdragen dat kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,–, danwel een aantal met name genoemde verhaalbare kosten uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen. Beide uitzonderingssituaties zijn in dit geval van toepassing voor de betreffende woningen. Dit betekent dat een exploitatieplan niet noodzakelijk is.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De facultatieve inspraakmogelijkheid is overgeslagen. Het plan is direct als ontwerp ter inzage gelegd omdat voorafgaande inspraak wordt gezien als een dubbeling van procedures, temeer omdat voorafgaand aan de geldende bestemmingsplannen per plan een inspraakprocedure is gehouden. Ten opzichte van die geldende bestemmingsplannen zijn in het onderhavige bestemmingsplan geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gedurende de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan hebben burgers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden de mogelijkheid gehad om een zienswijze in te dienen.

De communicatie met betrekking tot het ontwerp bestemmingsplan heeft via de geijkte kanalen plaatsgevonden. Naast de wettelijke publicatie van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan is hieraan tevens aandacht besteed op de gemeentelijke website en via lokaal verschijnende huis aan huis bladen. Verdere zijn zo veel als mogelijk direct belanghebbenden actief geïnformeerd over de herziening van het bestemmingsplan.

De eigenaren van gronden waar nog sprake is van onbenutte bouwtitels zijn persoonlijk geïnformeerd dat in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om onbenutte bouwtitels te schrappen. Op die manier is duidelijk gecommuniceerd dat men in ieder geval nog twee jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de mogelijkheid heeft om een concreet bouwplan in te dienen. Als dit niet gebeurt en t.z.t. wordt een wijzigingsplan in procedure gebracht waarmee een of meer onbenutte bouwtitels worden geschrapt, hebben belanghebbenden altijd de mogelijkheid om daartegen op dat moment nog zienswijzen in te dienen en daarna in beroep te gaan bij de AbRS.

7.3 Procedure

7.3.1 Wettelijke procedure

De wettelijke procedure volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) start met het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan.

De procedure ziet er als volgt uit:

  • Openbare kennisgeving van het ontwerp bestemmingsplan volgens artikel 3.8 Wro;
  • Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
  • Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
  • Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad na 12 weken;
  • Algemene bekendmaking van het vastgestelde bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, 6 weken na vaststelling, tenzij gedeputeerde staten ermee instemmen dat die termijn van 6 weken niet hoeft te worden aangehouden;
  • Mogelijkheid tot beroep voor belanghebbenden jbi de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking van het vastgestelde bestemmingsplan;
  • Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.3.2 Ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 27 juni tot en met 7 augustus 2017. In het kader van deze ter inzage legging zijn 76 zienswijzen ontvangen, waarvan er twee zijn ingetrokken. Een korte weergave van resterende 74 zienswijzen en de gemeentelijke standpuntbepaling naar aanleiding van de zienswijzen is weergegeven in het 'Zienswijzenverslag versie 07.11.2017' (bijlage 29).

7.3.3 Vastgesteld bestemmingsplan

De raad van de gemeente Leudal heeft het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' vastgesteld op 14 november 2017. Het bestemmingsplan is daarbij op onderdelen gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. De onderdelen die gewijzigd zijn vastgesteld zijn weergegeven in de volgende bijlagen bij het vaststellingsbesluit:

  1. a. bijlage 1, het 'Zienswijzenverslag versie 07.11.2017' (bijlage 29);
  2. b. bijlage 2, de 'Nota ambtshalve wijzigingen versie 14.11.2017' (bijlage 30).

Dit betekent dat beroep tegen het vastgestelde bestemmingsplan kan worden ingediend door:

  1. a. diegenen die tijdig een zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan;
  2. b. door degene die kan aantonen dat hem/haar redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij/zij niet tijdig zienswijzen naar voren heeft gebracht;
  3. c. degenen die beroep indienen tegen de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Een bestemmingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan een sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk aan het plan worden gehouden.

In dit bestemmingsplan is daarom allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de planregels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Bewust zijn in het plan geen detailbepalingen opgenomen die – hoewel misschien op zichzelf niet onwenselijk – in de praktijk niet kunnen worden gehandhaafd. In het verlengde daarvan is zoveel mogelijk afgezien van bepalingen die door de bewoners en andere gebruikers als een onnodige beperking van hun vrijheid kunnen worden gevoeld. Hoe minder knellend de planregels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op den lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien.

In de bouwregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering. Als hieraan niet wordt voldaan kunnen burgemeester en wethouders geen omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen.

Gebruiksregels zijn opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging.

Het gemeentebestuur draagt de verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de opgenomen regels in het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Nota Kwaliteit

Bijlage 1 Nota Kwaliteit

Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten - Kernen

Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen

Bijlage 3 Basiszoneringslijst 'Windmolenbos'

Bijlage 3 Basiszoneringslijst 'Windmolenbos'

Bijlage 4 Lijst Beschermde Monumenten

Bijlage 4 Lijst beschermde monumenten

Bijlage 5 Lijst Beschermde Bomen

Bijlage 5 Lijst beschermde bomen

Bijlage 6 Nota Parkeernormen 2016

Bijlage 6 Nota Parkeernormen 2016

Bijlage 7 Landschappelijke Inpassing Vlasstraat 27a Heythuysen

Bijlage 7 Landschappelijke inpassing Vlasstraat 27a Heythuysen

Bijlage 8 Landschappelijke Inpassing Beeldentuin Vlasstraat 30 Heythuysen

Bijlage 8 Landschappelijke inpassing beeldentuin Vlasstraat 30 Heythuysen

Bijlage 9 Landschappelijke Inpassing Busschopsweg 4 Heythuysen

Bijlage 9 Landschappelijke inpassing Busschopsweg 4 Heythuysen

Bijlage 10 Overzicht Locaties Waar Binnen De Bestemming 'Centrum' Wonen Op De Verdieping(en) Is Toegestaan

Bijlage 10 Overzicht locaties waar binnen de bestemming 'Centrum' wonen op de verdieping(en) is toegestaan

Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Beeldentuin Vlasstraat 30 Heythuysen

Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing beeldentuin Vlasstraat 30 Heythuysen

Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek Beeldentuin Vlasstraat 30 Heythuysen

Bijlage 2 Historisch bodemonderzoek beeldentuin Vlasstraat 30 Heythuysen

Bijlage 3 Brief Namens Baex Bv Inzake Gebruiksmogelijkheden Kasteel Baexem

Bijlage 3 Brief namens Baex BV inzake gebruiksmogelijkheden Kasteel Baexem

Bijlage 4 Uitspraak Abrs Inzake Bestemmingsplan 'Kern Heythuysen'

Bijlage 4 Uitspraak AbRS inzake bestemmingsplan 'Kern Heythuysen'

Bijlage 5 Uitspraak Abrs Inzake Bestemmingsplan 'Kern Neer'

Bijlage 5 Uitspraak AbRS inzake bestemmingsplan 'Kern Neer'

Bijlage 6 Lijst Van Plancorrecties En -Wijzigingen

Bijlage 6 Lijst van plancorrecties en -wijzigingen

Bijlage 7 Lijst Onbenutte Bouwtitels

Bijlage 7 Lijst onbenutte bouwtitels

Bijlage 8 Schematische Weergave Wijzigingsbevoegdheden Schrappen Bouwtitels

Bijlage 8 Schematische weergave wijzigingsbevoegdheden schrappen bouwtitels

Bijlage 9 Ruimtelijke Onderbouwing Busschopsweg 4 Heythuysen

Bijlage 9 Ruimtelijke onderbouwing Busschopsweg 4 Heythuysen

Bijlage 10 Legenda Analoge Verbeeldingen Woonkernen Leudal

Bijlage 10 Legenda analoge verbeeldingen woonkernen Leudal

Bijlage 11 Analoge Verbeelding Kern Baexem

Bijlage 11 Analoge verbeelding kern Baexem

Bijlage 12 Analoge Verbeelding Kern Buggenum

Bijlage 12 Analoge verbeelding kern Buggenum

Bijlage 13 Analoge Verbeelding Kern Ell

Bijlage 13 Analoge verbeelding kern Ell

Bijlage 14 Analoge Verbeelding Kern Grathem

Bijlage 14 Analoge verbeelding kern Grathem

Bijlage 15 Analoge Verbeelding Kern Haelen

Bijlage 15 Analoge verbeelding kern Haelen

Bijlage 16 Analoge Verbeelding Kern Haler

Bijlage 16 Analoge verbeelding kern Haler

Bijlage 17 Analoge Verbeelding Kern Heibloem

Bijlage 17 Analoge verbeelding kern Heibloem

Bijlage 18 Analoge Verbeelding Kern Heythuysen

Bijlage 18 Analoge verbeelding kern Heythuysen

Bijlage 19 Analoge Verbeelding Kern Horn

Bijlage 19 Analoge verbeelding kern Horn

Bijlage 20 Analoge Verbeelding Kern Hunsel

Bijlage 20 Analoge verbeelding kern Hunsel

Bijlage 21 Analoge Verbeelding Kern Ittervoort

Bijlage 21 Analoge verbeelding kern Ittervoort

Bijlage 22 Analoge Verbeelding Kern Kelpen-oler

Bijlage 22 Analoge verbeelding kern Kelpen-Oler

Bijlage 23 Analoge Verbeelding Kern Neer

Bijlage 23 Analoge verbeelding kern Neer

Bijlage 24 Analoge Verbeelding Kern Neeritter

Bijlage 24 Analoge verbeelding kern Neeritter

Bijlage 25 Analoge Verbeelding Kern Nunhem

Bijlage 25 Analoge verbeelding kern Nunhem

Bijlage 26 Analoge Verbeelding Kern Roggel

Bijlage 26 Analoge verbeelding kern Roggel

Bijlage 27 Advies Veiligheidsregio Limburg-noord

Bijlage 27 Advies Veiligheidsregio Limburg-Noord

Bijlage 28 Locaties Waar In De Geldende Bestemmingsplannen Wonen Op De Verdieping Is Toegestaan Binnen De Bestemming 'Centrum'

Bijlage 28 Locaties waar in de geldende bestemmingsplannen wonen op de verdieping is toegestaan binnen de bestemming 'Centrum'

Bijlage 29 Zienswijzenverslag Versie 07.11.2017

Bijlage 29 Zienswijzenverslag versie 07.11.2017

Bijlage 30 Nota Ambtshalve Wijzigingen Versie 14.11.2017

Bijlage 30 Nota ambtshalve wijzigingen versie 14.11.2017