Swartbroekstraat - Boerderijweg
Bestemmingsplan - gemeente Leudal
Vastgesteld op 12-11-2020 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Swartbroekstraat - Boerderijweg' met identificatienummer NL.IMRO.1640.BP20ElSwartbrstr2-VG01 van de gemeente Leudal.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 achtergevel:
de van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde gevel van een hoofdgebouw.
1.6 achtergevel hoekwoning:
de gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als achtergevel wordt aangemerkt.
1.7 achtergevelrooilijn:
denkbeeldige lijn van de achtergevel van een hoofdgebouw (evenwijdig aan de openbare weg), die is doorgetrokken naar de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel, met dien verstande dat:
- indien op het bouwperceel sprake is van een woning, niet zijnde een bedrijfswoning, met bijbehorende bouwwerken, de woning als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden;
- indien op het bouwperceel sprake is van een bedrijfswoning met bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden;
- indien sprake is van een hoek(bedrijfs)woning, sprake is van één achtergevelrooilijn;
- indien sprake is van meerdere (bedrijfs)woningen op een (niet gekoppeld) bouwperceel, de (bedrijfs)woning die het dichtst bij de openbare weg, fiets en/of voetpaden ligt, als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden.
- indien sprake is van meerdere (bedrijfs)woningen met bedrijfsgebouwen op een gekoppeld bouwperceel, een bedrijfswoning op ieder afzonderlijk bouwvlak als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden.
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, een paardenhouderij hieronder begrepen.
1.9 agrarisch hulpgebouw:
een bij een agrarisch bedrijf behorend agrarisch bedrijfsgebouw dat is gesitueerd buiten het agrarisch bouwvlak en dat bijvoorbeeld dient voor het melken van vee, voor de opslag van goederen en materieel en/of ter beschutting tegen weersinvloeden.
1.10 antenne-installatie:
zendinstallatie ten behoeve van telecommunicatie.
1.11 arbeidsmigrant:
economisch actieve migrant wiens doel het is op eigen initiatief en op vrijwillige basis arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland.
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.13 bebouwde kom:
het gebied dat door zijn 'samenhangende woonbebouwing' als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet maatgevend.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bed and breakfast:
een binnen een (bedrijfs)woning gelegen voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Een bed & breakfast functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening niet is toegestaan. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid, zonder kookgelegenheid.
1.16 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.17 bedrijf aan huis:
het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit dan wel naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van:
- erotisch getinte bedrijvigheid
- detailhandel, anders dan beperkte verkoop van artikelen verbandhoudende met de activiteiten.
1.18 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer (agrarische) bedrijfsactiviteiten.
1.19 bedrijfswoning:
een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.20 beeldkwaliteit:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.
1.21 beroep aan huis:
een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Detailhandel, anders dan beperkte verkoop van artikelen verbandhoudende met de activiteiten, is niet toegestaan.
1.22 bestaand:
- bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik is toegestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn krachtens een omgevingsvergunning of krachtens een omgevingsvergunning kunnen worden gebouwd;
- bestaande stikstofemissie: De stikstofemissie ten gevolge van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee in de omvang zoals op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan is toegestaan overeenkomstig:
- een onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de Bijlage 13 bij deze regels; dan wel
- een onherroepelijke omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels.
- indien geen sprake is van een onherroepelijke vergunning als hiervoor bedoeld, is de bestaande stikstofemissie de stikstofemissie ten gevolge van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee in de omvang zoals feitelijk aanwezig en planologisch legaal in de periode van 1 jaar voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, gebaseerd op de gegevens zoals opgenomen in de fiscale jaarrekening en rekening houdend met de op dat tijdstip feitelijk aanwezige stalsystemen en voorzieningen ter beperking van de stikstofemissie.
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak, met uitzondering van overkappingen.
1.26 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.28 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.33 buitenopslag:
het opslaan van goederen in de buitenlucht.
1.34 co-vergisting:
het gelijktijdig vergisten van verschillende biomassastromen in een vergistingsinstallatie tot eindproducten krachtens de Meststoffenwet, waarbij biogas, elektriciteit en warmte als bron voor duurzame energie wordt geproduceerd. Het bewerkingsprocedé bestaat uit het vergisten van tenminste 50% dierlijke mest aangevuld met eigen of van derden afkomstige co-substraten (organische materialen zoals maïs, gras, glycerine, restproducten uit de voedingsmiddelenindustrie).
1.35 containerveld:
een specifieke vorm van een permanente teeltondersteunende voorziening waarbij grond is voorzien van een afdeklaag van plastic, antiworteldoek, beton en/of andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
1.36 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in reliëf, verkaveling, slotenpatroon of architectuur. Archeologische waarden zijn hieronder begrepen.
1.37 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.
1.38 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven.
1.39 duurzame locatie:
Een duurzame locatie betreft in ieder geval een locatie waar een intensieve veehouderij is gevestigd. Bij de beoordeling van de duurzaamheid van een locatie worden de volgende criteria gehanteerd:
- ligging in of ten opzichte van extensiveringsgebied;
- ligging in of ten opzichte van EHS, POG en/of natuurbestemming;
- de afstand tot burgerwoningen en kernen;
- goed woon- en leefklimaat van omringende functies;
- uitbreidingspotentie van de locatie;
- goede ontsluiting;
- passend in het landschap en goede ruimtelijke inpassing in de omgeving.
Ook wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in de nabijheid van de
locatie.
1.40 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.41 erotisch (getint) bedrijf:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een erotisch (getint) bedrijf wordt in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.42 evenementen:
een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal cultureel vlak.
1.43 extensief recreatief medegebruik:
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten die geen specifiek beslag leggen op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.
1.44 extensieve veehouderij:
het bedrijfsmatig houden van dieren waarbij kleine groepen dieren gevoed worden op grote oppervlaktes land.
1.45 extensiveringsgebied:
een gebied waarbinnen het primaat ligt bij verbetering van groene en blauwe waarden en van de milieukwaliteit en waarbinnen op grond van de regels beperkingen gelden ten aanzien van de ontwikkeling van intensieve veehouderij. Uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van een intensieve veehouderij is binnen een extensiveringsgebied niet toegestaan. Bestaande bouwmogelijkheden binnen het bestaande onbenutte bouwvlak én ter plaatse van het extensiveringsgebied blijven behouden.
1.46 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.47 gevoelig object:
object waar personen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven;
1.48 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel, niet zijnde een intensieve veehouderij of intensieve graasdierveehouderij. Een grondgebonden agrarisch bedrijf betreft bijvoorbeeld een melkveehouderij (met niet meer dan 200 melkkoeien), een akkerbouw- of tuinbouwbedrijf.
1.49 hobbymatig:
het niet-bedrijfsmatig, niet-commercieel maar als vrijetijdsbesteding uitvoeren van activiteiten. Vanuit deze activiteiten wordt geen hoofdinkomen gegenereerd.
1.50 hoeksituatie:
een perceel dat met minimaal twee aaneengesloten zijden grenst aan een openbare weg, voet- en of fietspad of twee kruisende wegen.
1.51 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien op een perceel een (bedrijfs)woning aanwezig is, wordt deze (bedrijfs)woning gezien als hoofdgebouw;
1.52 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij onderscheid wordt gemaakt in categorie 1 tot en met 5. Bij de horecafunctie is tevens een buitenterras toegestaan.
1.53 categorie 1 'lichte horeca/dagzaken':
Hieronder vallen horecabedrijven die voor wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen (winkelondersteunende horeca) of verbreding van agrarische bedrijfsvoering en waar kleine etenswaren en drank verstrekt worden. Deze zaken zullen voor wat betreft openingstijden ook aansluiten bij de winkelvoorzieningen. Criterium is de Winkeltijdenwet en de gemeentelijke verordening. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Het is alleen toegestaan alcoholische dranken te schenken tijdens winkeltijden.
De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 1:
- automatiek (verkoopautomaat);
- broodjeszaak;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- tearoom;
- ijssalon (hoofddoel verstrekken van consumptie-ijs voor gebruik ter plaatse);
- traiteur (iemand die spijzen bereidt en aan huis bezorgt).
1.54 categorie 2 'horeca':
Hierbij gaat het om zaken die geheel of in overwegende mate zijn gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren al dan niet voor consumptie ter plaatse. Vergeleken met categorie 1 hebben zij een drank & horecavergunning (zoals bistro, restaurant, eetcafé) en/of
zijn zij gedurende langere tijden geopend en hebben ze een verkeersaantrekkende werking (zoals snackbars, shoarma- en pizzeriazaken). Tevens kunnen zij over een bezorg- of afhaalservice beschikken.
De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 2:
- bistro;
- brasserie;
- restaurant;
- cafetaria;
- snackbar;
- shoarma/grillroom;
- met eventueel een bezorg- of afhaalservice (pizza, chinees).
1.55 categorie 3 'middelzware horeca':
Hieronder vallen zaken waarbij de exploitatie geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, eventueel in combinatie met het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd (zwaartepunt is verstrekken van dranken). Voor een goed functioneren zijn deze zaken ook een gedeelte van de nacht geopend. In principe valt ook het proeflokaal onder categorie 3, echter als het proeflokaal gecombineerd wordt met eten, valt het onder categorie 2.
De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 3:
- café;
- eetcafé;
- danscafé;
- grand café;
- bierhuis;
- biljartcentrum/snookercafé;
- proeflokaal.
1.56 categorie 4 'nachtverblijf':
Zaken van deze categorie zijn geheel of in overwegende mate gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Dat kan worden gecombineerd met bijvoorbeeld een restaurant.
De volgende horeca-inrichtingen vallen onder categorie 4:
- hotel;
- motel;
- pension;
- overige logiesverstrekkers.
1.57 categorie 5 'zware horeca':
Met de zware horeca worden de zaken aangeduid die gelet op vloeroppervlakte veel bezoekers trekken en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Onder deze categorie vallen zaken die geheel of in overwegende mate zijn gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot dansen, al dan niet met livemuziek en al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcohol houdende dranken en etenswaren. Het casino is ook bij deze categorie zware horeca geplaatst, gelet op de bijzondere wetgeving waarmee deze vorm van vrijetijdsbesteding te maken heeft. Als zodanig veroorzaakt deze categorie aanmerkelijke hinder voor de omgeving.
De volgende horeca-inrichting onder categorie 5:
- zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik t.b.v. feesten, muziek, dansevenementen);
In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type indeling van de inrichting.
Onder categorie 5 vallen normaliter ook de volgende horeca-inrichtingen:
- dancing;
- discotheek;
- bar/nachtclub;
- casino of amusementscentrum, met horeca.
Echter worden deze functies in het buitengebied niet wenselijk geacht en derhalve niet toegestaan.
1.58 horecabedrijf:
een bedrijf in de categorie 'lichte horeca', 'middelzware horeca' of 'zware horeca', dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, zulks met uitzondering van erotisch getinte bedrijven.
1.59 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.60 intensieve graasdierveehouderij:
het bedrijfsmatig houden van meer dan 200 melkkoeien waarvan een deel of alle melkkoeien permanent worden opgestald.
1.61 intensieve veehouderij:
het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt onder andere gedoeld op varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, vleesstieren, (vlees)geiten, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders of een combinatie daarvan.
1.62 kamerbewoning:
een woning die, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs wordt bewoond en welke niet valt aan te merken als het verstrekken van logies. Kamerbewoning wordt alleen toegestaan in de woning en niet in (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken.
1.63 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.64 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid ten geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.65 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.66 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.
1.67 karakteristiek:
alle bouwwerken van monumentale waarde, welke zijn opgenomen in 'Bijlage 8 Monumentenlijst Leudal'.
1.68 kernrandzone:
een zone van 200 meter rond de kern.
1.69 kraamstal:
stal ten behoeve van de stalling van dieren gedurende de periode van het kraamproces.
1.70 kunstmest:
elk met een industrieel proces vervaardigde meststof.
1.71 kunstwerken:
overige bouwwerken van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.72 kwaliteitscommissie:
de commissie (of diens opvolger) belast met de advisering van het bevoegd gezag over de landschappelijke inpassing van (bouw-)activiteiten en compensatiemaatregelen.
1.73 Limburgs Kwaliteitsmenu:
het Limburgs Kwaliteitsmenu 2012, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 12 januari 2010 als uitwerking van de POL-aanvulling Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering, met daarin verwerkt de aanpassingen zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg op 2 januari 2012 en alle aanpassingen die daarin nog verwerkt zullen worden.
1.74 mestverwerking:
het proces om (drijf) mest af te breken door onder andere mestvergisting om te zetten in nieuwe en bruikbare producten zoals energie uit biomassa of te bewerken tot kwalitatief hoogwaardige meststoffen.
1.75 nevenactiviteit:
een aanvullende, ondergeschikte activiteit ten opzichte van de hoofdactiviteit.
1.76 Nota kwaliteit:
de Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal, waarin de uitgangspunten waarbinnen de gemeente initiatiefnemers voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Leudal een kwaliteitsbijdrage gaat vragen, ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals opgenomen als 'Bijlage 3 Nota Kwaliteit' bij deze regels.
1.77 mestbassin:ondergeschikte horeca
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca). Bij de ondergeschikte horecafunctie is tevens een kleinschalig buitenterras toegestaan. Feesten en partijen worden niet toegestaan. Ondergeschikte horeca betreft 'lichte' horeca van categorie 1 (zie begripsbepaling 1.53 categorie 1 'lichte horeca/dagzaken').
1.78 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.79 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde:
werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.
1.80 onderkomen:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.81 openbare weg:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen inclusief bermsloten (tertiare watergang/C-watergang) of zijkanten. Tot de openbare weg behoren ook trottoirs, voetpaden, voetgangersgebieden, rijwielpaden en parkeerplaatsen/-terreinen. Watergangen met een primaire (A-watergang) of secundaire (B-watergang) functie behoren niet tot de openbare weg.
1.82 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.83 overkapping:
een gebouw met minimaal een open wand.
1.84 overtollige bedrijfsbebouwing:
bestaande bebouwing die bij omschakeling naar een andere functie niet nodig is voor het kunnen uitoefenen van die functie, dan wel die de maximaal toelaatbare oppervlakte en/of inhoud van de bebouwing volgens de regels in dit plan voor die functie overschrijdt.
1.85 paardenbak:
Een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden. Een paardenbak is al dan niet omheind door een constructie van enige omvang met een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter.
1.86 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.87 parkeervoorziening:
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.88 parkeren:
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
1.89 peil:
- Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- Voor gebouwen in het talud van de dijk; de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw.
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.90 permanente bewoning:
het gebruiken van een woning ten behoeve van hoofdverblijf, hetgeen aantoonbaar dient te zijn middels controle van de inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens en / of het geheel van feiten en omstandigheden.
1.91 plattelandswoning:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die wordt bewoond door een niet functioneel met het bedrijf verbonden derde (een en ander als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
1.92 POL belangen:
(ruimtelijke) belangen waarvan de provincie met haar Provinciaal OmgevingsPlan heeft aangeven dat die op provinciaal niveau van belang zijn.
1.93 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.
1.94 recreatiewoonverblijf:
een gebouw, bestemd om uitsluitend door een gezin of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar, overwegend het zomerseizoen, te worden bewoond.
1.95 relatie:
een koppelteken tussen twee bouwvlakken danwel twee bestemmingen en/of aanduidingen.
1.96 schuilgelegenheid:
een bouwwerk dat een dier de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij het dier vrij in en uit kan lopen.
1.97 seizoenstandplaats:
het terreingedeelte dat is bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, gedurende 1 maart tot en met 31 oktober.
1.98 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- een seksbioscoop of sekstheater;
- een seksautomatenhal;
- een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.99 servicepunt:
verkoop- en informatiepunt ten behoeve van kleinschalige dienstverlening en kleinschalige detailhandel.
1.100 spuiwateropslag:
overig bouwwerk ten behoeve van de opslag van spuiwater (afvalstof die bij luchtwassen ontstaat).
1.101 stacaravan:
onderkomen dat uitsluitend of in hoofdzaak dienst doet of kan doen tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meerdere personen die elders zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben, en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch niet bestemd is om regelmatig op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een motorvoertuig te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan aangebrachte wijzigingen en/of voorzieningen niet meer geschikt zijn om te worden verreden, wordt het aangemerkt als stacaravan.
1.102 statische opslag:
binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en die niet bestemd zijn voor handel, zoals auto's, boten en caravans en dergelijke.
1.103 stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.
1.104 straatmeubilair:
op, aan of boven de openbare weg respectievelijk openbare ruimte geplaatste of hangende goederen, waaronder begrepen zitbanken, lantaarnpalen, prullenbakken, fietsenrekken, bloembakken-/potten, spandoeken, vlaggenmasten, (uithang-)borden, abri's, bushaltes, (straat-)verlichting en dergelijke.
1.105 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen/constructies (inclusief containervelden) met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen wat leidt tot een beter kwaliteit product. Afdekfolie alléén, dus zonder enige constructie, wordt in het kader van dit bestemmingsplan niet gezien als een teeltondersteunende voorziening waarvoor de regelingen zoals opgenomen gelden.
1.106 tijdelijke bewoning:
het gebruiken van een zelfstandige woonruimte door één huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste één week en maximaal zes maanden. Onder tijdelijke bewoning wordt niet verstaan recreatief nachtverblijf c.q verblijfsrecreatie.
1.107 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen waarvan de hoofdconstructie niet meer dan 6 maanden in het jaar aanwezig zijn (al dan niet in een aaneengesloten periode) en na de teelt worden opgeruimd en van het veld worden verwijderd. Ter verduidelijking: regenkappen mogen permanent aanwezig zijn maar de afschermende folie/het plastic niet meer dan 6 maanden per jaar.
1.108 trekkershut:
een hut met slaapgelegenheden en eventuele andere voorzieningen waarvoor een bouwvergunning is vereist en die dienst doet als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.109 tuin:
omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.
1.110 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan "Swartbroekstraat - Boerderijweg" bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met IDN NL.IMRO.1640.BP20ElSwartbrstr2-VG01.
1.111 verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.112 verkoopstandplaats:
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.113 vloeroppervlakte:
de oppervlakte van ruimtes binnen een gebouw ten behoeve van een in het bestemmingsplan benoemde vorm van gebruik.
1.114 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, niet zijnde een hobbymatig agrarisch bedrijf, waarin, gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting, een volwaardige arbeidskracht gedurende het hele jaar een volledige dagtaak vindt en dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam bij wijze van hoofdberoep te worden geëxploiteerd.
1.115 voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.
1.116 voorgevel hoekwoning:
de gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als voorgevel wordt aangemerkt.
1.117 voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) van het hoofdgebouw die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen, met dien verstande dat:
- indien op het bouwperceel sprake is van een bedrijfswoning met bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden;
- indien op het bouwperceel sprake is van een woning met bijgebouwen, de woning, niet zijnde een bedrijfswoning, als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden;
- indien sprake is van een hoek(bedrijfs)woning, sprake is van twee voorgevelrooilijnen;
- indien sprake is van meerdere (bedrijfs)woningen op een bouwperceel, de (bedrijfs)woning die het dichtst bij de openbare weg, fiets en/of voetpaden ligt, als hoofdgebouw in de zin van de onderhavige begripsbepaling aangemerkt moet worden.
1.118 voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.
1.119 waterhuishoudkundige voorzieningen:
waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.120 weg:
een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.
1.121 wet/wettelijke regelingen
indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.
1.122 woning(en)
onder 'woning' wordt verstaan een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden, waarbij de volgende type woningen worden onderscheiden:
- aaneengebouwde woning: een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een appartementencomplex en niet onderling gekoppeld.
- bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar ge!et op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
- gestapelde woningen: woningen waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd.
- halfvrijstaande woning: een woning waarvan het hoofdgebouw met één gevel gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
- hoekwoning: woning gelegen op de hoek van twee openbare wegen, fiets- en/of voetpaden.
- levensloopbestendige woning: een woning die het mogelijk maakt ook aan het eind van de menselijke levensloop zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, al dan niet met gebruik van zorg, waarbij de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op de begane grond bevinden.
- recreatiewoning/recreatiewoonverblijf: een gebouw, geen bouwkeet, (sta-)caravan, chalet of bouwsel op wielen zijnde, bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door een persoon, (deel van een) gezin of een groep mensen en dat niet fungeert als hoofdverblijf.
- vrijstaand geschakelde woningen: minimaal 2 vrijstaande woningen waarbij de woning met de zijgevel van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aaneengebouwd is aan de aan de andere zijde gelegen zijgevel van een hoofdgebouw.
- vrijstaande woning: een woning die noch met het hoofdgebouw noch met een bijbehorend bouwwerk gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
- zorgwoning: een nultredenwoning met (extramurale) zorggarantie op maat.
1.123 zijgevel
de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.
1.124 zijgevel hoekwoning
de naar het openbaar gebied gerichte gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als zijgevel wordt aangemerkt. De zijgevel van een hoekwoning ligt tevens in de voorgevelrooilijn.
1.125 zijgevellijn
een als zodanig op de verbeelding aangeduide bouwgrens die loopt langs de zijgevel van een hoekwoning tot aan de bouwperceelgrens.
1.126 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de betreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de hoogte van een windturbine of windmachine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine of windmachine.
2.7 afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de sociale veiligheid;
- ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- ter waarborging van de externe veiligheid;
- ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 3 Nota Kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - 4
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- uitoefening van bedrijf aan huis, zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten), of beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.1;
- een bed & breakfast in de woning voor maximaal 2 slaapplaatsen;
met de daarbij behorende:
- tuinen en erven;
- parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen;
- groenvoorzieningen;
- voorzieningen van algemeen nut;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de landschappelijke inpassing (bebouwde en onbebouwde beeldkwaliteit) van het bouwvlak c.q. de kavel:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- teneinde te waarborgen dat een compacte situatie ontstaat vanuit ruimtelijk oogpunt;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- ter waarborging van de sociale veiligheid;
- ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
- ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- ter waarborging van de externe veiligheid;
- ter waarborging van de natuurlijke- en of landschappelijke waarden van het gebied.
Omtrent het stellen van de nadere eisen worden de regels uit de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 3 Nota kwaliteit' bij de regels, in acht genomen. Indien sprake is van 'POL belangen' winnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie in en in andere gevallen kunnen burgemeester en wethouders advies bij de kwaliteitscommissie inwinnen.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 14.1.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
8.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
8.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
9.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Milieuzone – boringsvrije zone
10.2 Milieuzone – extensiveringsgebied intensieve veehouderij
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - extensiveringsgebied intensieve veehouderij' geldt dat die gronden zijn aangewezen als extensiveringsgebieden waarbinnen uitbreiding, hervestiging, nieuwvestiging en omschakeling van intensieve veehouderij niet mogelijk is danwel onmogelijk wordt gemaakt, met uitzondering van vormverandering om te voldoen aan eisen van dierwelzijn en gezondheid, mits voldaan wordt aan de daarvoor geldende voorwaarden. Bestaande bouwmogelijkheden binnen het bestaande onbenutte bouwvlak én ter plaatse van het 'milieuzone - extensiveringsgebied intensieve veehouderij' blijven behouden.
10.3 Overige zone – kernrandzone
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrandzone' mag geen uitbreiding plaatsvinden van de bestaande intensieve veehouderij. Uitbreiding van het aantal dieren is niet toegestaan.
10.4 Overige zone – openheid
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen
Een omgevingsvergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.
11.2 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, tot maximum 2 meter, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, tot maximum 2 meter, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
onder de voorwaarden dat:
- het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast.
11.3 Verkoopstandplaats
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor het innemen van een verkoopstandplaats voor zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte, en/of - geteelde agrarische producten, met dien verstande dat de verkoopstandplaats uitsluitend in de maanden april tot en met juli mag worden ingenomen.
11.4 Duurzaamheid
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan voor de realisatie van kleinschalige wind/ en grootschalige zonne-energiesystemen met dien verstande dat:
- de hoogte van kleinschalige windenergiesystemen maximaal 4 meter bedraagt;
- de oppervlakte van kleinschalige windenergiesystemen maximaal 25 m² bedraagt;
- de hoogte van zonne-energiesystemen maximaal 2 meter bedraagt;
- het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden.
11.5 Servicepunten
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor de realisatie van een servicepunt ter bevordering van de leefbaarheid mits:
- voldaan wordt aan de bouwregels behorende bij de betreffende bestemming;
- sprake is van de aanduiding 'overige zone - kernrandzone';
- maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het servicepunt, met een maximum van 80 m²;
- er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de realisatie van het servicepunt;
- de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
11.6 Antenne-installaties
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor het oprichten van:
- antenne-installaties op daken van bestaande gebouwen, voor zover niet vergunningsvrij, waarbij plaatsing op gebouwen niet zijnde woningen de voorkeur heeft, en geen sprake is van:
- een monument;
- aantasting van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse;
- aantasting van het woonklimaat.
- vrijstaande antenne-installaties die niet op bestaande gebouwen worden opgericht, mits:
- de bouwhoogte van de antenne-installatie maximaal 40 meter bedraagt;
- de antenne-installatie inclusief de bijbehorende technische installaties en de bedrading worden ingepast in de omgeving;
- geen sprake is van landschappelijk en/of ruimtelijke verstoring;
- zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van:
- site sharing;
- plaatsing op bestaande overige bouwwerken;
- enkele hoge masten in plaats van meerdere lage masten;
- bij het oprichten van antenne-installaties wat betreft plaatsing daarvan de hier genoemde volgorde wordt aangehouden:
- in eerste instantie moet de antenne-installatie worden geplaatst op, aan of bij infrastructurele werken;
- indien plaatsing zoals genoemd onder I. om technische redenen niet mogelijk is, wordt de antenne-installatie bij gebouwen geplaatst;
- indien plaatsing zoals genoemde onder I. en II. niet mogelijk is, wordt plaatsing aan de rand van bossen voorgestaan;
- indien plaatsing zoals genoemd onder I., II., en III. niet mogelijk is, wordt plaatsing in open gebied toegestaan.
11.7 Erfafscheiding
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en hogere erfafscheidingen voor de voorgevel toestaan, onder de voorwaarde dat:
- de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
- uitsluitend transparante (draad)omheiningen en/of (draad)erfafscheidingen worden toegepast, eventueel met haagdragende constructie;
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- de verkeerssituatie het plaatsen van de erfafscheiding toelaat;
- het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
- advies ingewonnen wordt bij de kwaliteitscommissie.
11.8 Kortlopende evenementen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en kortlopende evenementen toestaan, onder de voorwaarde dat:
- een evenement duurt maximaal 7 dagen, inclusief het opbouwen en afbreken;
- er maximaal 3 evenementen per jaar per afzonderlijk perceel plaatsvinden;
- er geen sprake is van een onevenredig effect op de natuurlijke waarden;
- een evenement niet wordt toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - natura 2000-gebied' of ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bufferzone 5'.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter, het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot en activiteiten ten behoeve van intensieve veehouderijen niet binnen het extensiveringsgebied zijn toegestaan;
- overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter. Uitbreiding van activiteiten ten behoeve van intensieve veehouderijen zijn binnen het extensiveringsgebied niet toegestaan;
- het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan worden gewijzigd.
12.2 Woningsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen, onder de voorwaarden dat:
- de te splitsen woning een bestaand oorspronkelijk hoofdgebouw met (ten dele) een bestaande woonfunctie betreft;
- de woningsplitsing vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormt;
- de waarden van de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
- wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein overeenkomstig artikel 9.2. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
- de meest recente regionale woonvisie en gemeentelijk woningbouwprogramma in acht wordt genomen;
- sprake is van een verbetering van de omgevingskwaliteit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.3;
- aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
- na splitsing maximaal 1 extra woning is ontstaan, behoudens wanneer de te splitsen woning een cultuurhistorisch of karakteristiek pand dan wel monument betreft, in welk geval burgemeester en wethouders splitsing tot meerdere woningen kunnen toestaan, mits geen onevenredige nadelige effecten voor de omgeving optreden;
- na splitsing elke woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, een inhoud heeft van minimaal 350 m³ en maximaal 900 m³;
- na een woningsplitsing het uitbreiden van de gesplitste woningen niet is toegestaan;
- waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van de oorspronkelijke woning gehandhaafd blijven;
- aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven;
- de landschappelijke inpassing dient plaats te vinden binnen het bouwvlak en wordt in de vorm van een voorwaardelijke verplichting opgenomen met een daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting.
12.3 Nota Kwaliteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als Bijlage 3 bij deze regels opgenomen Nota Kwaliteit te wijzigen indien na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een actuelere versie is vastgesteld, met dien verstande dat alsdan de actuelere versie de als Bijlage 3 opgenomen Nota Kwaliteit vervangt.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
13.1 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
- het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor een ieder ter inzage ter gemeentesecretarie;
- burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
- de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het naar keuze schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
- burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Verhouding tussen bestemmingen
Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
14.2 Natura 2000 (coördinatiebepaling)
Burgemeester en wethouders zullen bij het toestaan van bouwwerken en werken en werkzaamheden rekening houden met de specifieke bestemming en instandhouding van Natura2000-gebieden, zoals die zijn weergegeven op de kaart die als Bijlage 5 bij deze regels is gevoegd, door voorkomen van significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van de gebieden, zodanig dat er geen strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 zal zijn.
14.3 Verbetering omgevingskwaliteit
Indien bij een ontwikkeling invulling moet worden gegeven aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, gelden de volgende bepalingen:
- er dient voldaan te worden aan de eisen die gesteld worden in de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in 'Bijlage 3 Nota kwaliteit' bij de regels;
- indien een ontwikkeling niet is opgenomen binnen de Nota Kwaliteit dient sprake te zijn van een landschappelijke inpassing van de bebouwing al dan niet gecombineerd met andere te verrichten kwaliteitsverbeterende maatregelen. Dit dient voorzien te zijn van een advies van de kwaliteitscommissie.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Swartbroekstraat - Boerderijweg'.
1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Bestemmingsplan
Aan de Swartbroekstraat 2 – 2a te Ell, gemeente Leudal, is een agrarisch bedrijf gevestigd. Het betreft een
akker-/tuinbouw bedrijf en veehouderij, bestaande uit melkvee en vleeskalveren. Vanwege het houden van
vleeskalveren heeft de locatie de aanduiding ‘intensieve veehouderij’. De initiatiefnemer is voornemens de
bedrijfsmatige agrarische activiteiten te beëindigen. De bedrijfsgebouwen zullen grotendeels worden
gesloopt en teneinde op de locatie te kunnen blijven wonen, wenst initiatiefnemer de bestemming van het
perceel te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’. Eventuele akkerbouwactiviteiten krijgen een hobbymatig
karakter.
Om te komen tot sanering van de intensieve veehouderij en het wijzigen van de bestemming naar wonen
juridisch-planologisch te vast te leggen, is allereerst een principeverzoek ingediend bij de gemeente Leudal.
Hierin is gevraagd om een principestandpunt in te nemen om de bestemming ‘Agrarisch met waarden – 4’
met functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen naar een woonbestemming. De gemeente Leudal
heeft per brief d.d. 20 november 2018 aangegeven in principe en onder voorwaarden medewerking te
verlenen aan het voorgenomen plan.
Met de voorgenomen herbestemming verdwijnt een intensieve veehouderij uit de kernrandzone van Ell. Op
enkele locaties in het buitengebied is ‘hergebruik’ van de status ‘intensieve veehouderij’ bedrijfstechnisch
wenselijk en ruimtelijk en milieukundig aanvaardbaar. Eén van deze locaties is het rundveebedrijf aan de
Boerderijweg 6 te Neer. Door betrokkenen is overeenstemming bereikt over deze verplaatsing van de IV-aanduiding.
Met het planvoornemen verdwijnt dan ook een agrarisch bedrijf, Swartbroekstraat 2, en wordt de
functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ overgeheveld naar een reeds bestaand bedrijf in het buitengebied
van de gemeente Leudal, Boerderijweg 6.
Bij brief van 6 juni 2019 heeft de gemeente Leudal aangegeven in principe en onder voorwaarden in te
kunnen stemmen met het verplaatsen van de IV-status naar een andere geschikte duurzame locatie in het
buitengebied van de gemeente. In de brief wordt aangegeven dat hiervoor een bestemmingsplanwijziging
noodzakelijk is en dat de sanering (Swartbroekstraat) en nieuwe IV-locatie (Boerderijweg), in hetzelfde
bestemmingsplan gereguleerd dienen te worden. Met voorliggend plan wordt aan deze randvoorwaarde
voldaan.
akker-/tuinbouw bedrijf en veehouderij, bestaande uit melkvee en vleeskalveren. Vanwege het houden van
vleeskalveren heeft de locatie de aanduiding ‘intensieve veehouderij’. De initiatiefnemer is voornemens de
bedrijfsmatige agrarische activiteiten te beëindigen. De bedrijfsgebouwen zullen grotendeels worden
gesloopt en teneinde op de locatie te kunnen blijven wonen, wenst initiatiefnemer de bestemming van het
perceel te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’. Eventuele akkerbouwactiviteiten krijgen een hobbymatig
karakter.
Om te komen tot sanering van de intensieve veehouderij en het wijzigen van de bestemming naar wonen
juridisch-planologisch te vast te leggen, is allereerst een principeverzoek ingediend bij de gemeente Leudal.
Hierin is gevraagd om een principestandpunt in te nemen om de bestemming ‘Agrarisch met waarden – 4’
met functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen naar een woonbestemming. De gemeente Leudal
heeft per brief d.d. 20 november 2018 aangegeven in principe en onder voorwaarden medewerking te
verlenen aan het voorgenomen plan.
Met de voorgenomen herbestemming verdwijnt een intensieve veehouderij uit de kernrandzone van Ell. Op
enkele locaties in het buitengebied is ‘hergebruik’ van de status ‘intensieve veehouderij’ bedrijfstechnisch
wenselijk en ruimtelijk en milieukundig aanvaardbaar. Eén van deze locaties is het rundveebedrijf aan de
Boerderijweg 6 te Neer. Door betrokkenen is overeenstemming bereikt over deze verplaatsing van de IV-aanduiding.
Met het planvoornemen verdwijnt dan ook een agrarisch bedrijf, Swartbroekstraat 2, en wordt de
functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ overgeheveld naar een reeds bestaand bedrijf in het buitengebied
van de gemeente Leudal, Boerderijweg 6.
Bij brief van 6 juni 2019 heeft de gemeente Leudal aangegeven in principe en onder voorwaarden in te
kunnen stemmen met het verplaatsen van de IV-status naar een andere geschikte duurzame locatie in het
buitengebied van de gemeente. In de brief wordt aangegeven dat hiervoor een bestemmingsplanwijziging
noodzakelijk is en dat de sanering (Swartbroekstraat) en nieuwe IV-locatie (Boerderijweg), in hetzelfde
bestemmingsplan gereguleerd dienen te worden. Met voorliggend plan wordt aan deze randvoorwaarde
voldaan.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied bestaat uit 2 delen.
De locatie ‘Swartbroekstraat’ is gelegen aan de Swartbroekstraat 2 en 2a te Ell, één van de 16 kerkdorpen
van de gemeente Leudal. Dit deel van het plangebied bevindt zich in het buitengebied ten noord-westen van
de kern van het dorp Ell. De locatie ligt in de kernrandzone en daarmee dus op zeer korte afstand van de
bebouwde kom. De Swartbroekstraat maakt deel uit van de weg die de dorpen Ell en Swartbroek met elkaar
verbindt.
De locatie ‘Boerderijweg’ is gelegen aan de Boerderijweg 6 te Neer, eveneens in de gemeente Leudal. Dit
deel van het plangebied bevindt zich in het buitengebied ten noorden van de kernen Roggel en Neer, op
zo’n 5,5 km ten noordwesten van het dorp Neer. De locatie ligt nabij de gemeentegrens met de gemeente
Peel en Maas in primair agrarisch gebied. De boerderijweg loopt vrijwel parallel aan de gemeentegrens en
gaat ten oosten van de locatie over in de Heldenseweg.
De locatie ‘Swartbroekstraat’ is gelegen aan de Swartbroekstraat 2 en 2a te Ell, één van de 16 kerkdorpen
van de gemeente Leudal. Dit deel van het plangebied bevindt zich in het buitengebied ten noord-westen van
de kern van het dorp Ell. De locatie ligt in de kernrandzone en daarmee dus op zeer korte afstand van de
bebouwde kom. De Swartbroekstraat maakt deel uit van de weg die de dorpen Ell en Swartbroek met elkaar
verbindt.
De locatie ‘Boerderijweg’ is gelegen aan de Boerderijweg 6 te Neer, eveneens in de gemeente Leudal. Dit
deel van het plangebied bevindt zich in het buitengebied ten noorden van de kernen Roggel en Neer, op
zo’n 5,5 km ten noordwesten van het dorp Neer. De locatie ligt nabij de gemeentegrens met de gemeente
Peel en Maas in primair agrarisch gebied. De boerderijweg loopt vrijwel parallel aan de gemeentegrens en
gaat ten oosten van de locatie over in de Heldenseweg.

Afbeelding 1.2.1: Ligging van de planlocatie Swartbroekstraat (aangeduid met oranje marker) in omgeving en uitsnede bouwvlak

Afbeelding 1.2.2: Ligging van de planlocatie Boerderijweg (aangeduid met oranje marker) in omgeving en
uitsnede bouwvlak
uitsnede bouwvlak
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
De locaties zijn juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan “Reparatie- en veegplan
Buitengebied Leudal 2016” van de gemeente Leudal.
Locatie Swartbroekstraat
Op de locatie vigeert het bestemmingsplan “Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016”, zoals dat is
vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Leudal op 3 juli 2018. Onderstaande afbeelding geeft
een uitsnede weer van het vigerende bestemmingplan, waarbij het plangebied is aangegeven met de rode
marker.
Buitengebied Leudal 2016” van de gemeente Leudal.
Locatie Swartbroekstraat
Op de locatie vigeert het bestemmingsplan “Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016”, zoals dat is
vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Leudal op 3 juli 2018. Onderstaande afbeelding geeft
een uitsnede weer van het vigerende bestemmingplan, waarbij het plangebied is aangegeven met de rode
marker.

Afbeelding 1.3.1: Uitsnede vigerend bestemmingsplan ‘Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016’ (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Voor de gronden aan de Swartbroekstraat 2 – 2a te Ell geldt de bestemming ‘Agrarisch met waarden – 4’
met de specifieke functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’. Daarnaast geldt voor de gehele locatie de
dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 5’. Er mogen maximaal 2 wooneenheden aanwezig zijn binnen
het bouwvlak. In casu betreft dit het woonhuis aan Swartbroekstraat 2 en aan huisnummer 2a.
De locatie is bovendien gelegen binnen de in het bestemmingsplan opgenomen gebiedsaanduiding ‘overige
zone – kernrandzone’ en de gebiedsaanduiding ‘milieuzone – extensiveringsgebied intensieve veehouderij’.
Beide aanduidingen dragen bij aan het gemeentelijk beleid, dat erop is gericht de concentratie mensen en
dieren zo veel mogelijk uit elkaar te houden. De ontwikkelingsruimte voor dergelijke intensieve
veehouderijbedrijven is hier zeer beperkt.
Locatie Boerderijweg 6
Voor de locatie Boerderijweg 6 geldt de bestemming ‘Agrarisch met waarden – 1’. Aan de locatie is een
bouwvlak toegekend, met een omvang van ca. 2,4 ha. Het gehele bouwvlak heeft de dubbelbestemming
‘Waarde – Archeologie 5’ en voor een groot deel geldt de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch –
intensieve graasdierveehouderij’. Voor een strook aan de achterzijde van het bouwvlak geldt de
bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – onbebouwd’.
Op grond van de bestemming zijn de gronden primair bedoeld voor de uitoefening van een grondgebonden
agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering, waarbij op het perceel in aanvulling op algemeen
toegelaten agrarische bedrijfsactiviteiten ook een graasdierveehouderij is toegestaan.
met de specifieke functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’. Daarnaast geldt voor de gehele locatie de
dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 5’. Er mogen maximaal 2 wooneenheden aanwezig zijn binnen
het bouwvlak. In casu betreft dit het woonhuis aan Swartbroekstraat 2 en aan huisnummer 2a.
De locatie is bovendien gelegen binnen de in het bestemmingsplan opgenomen gebiedsaanduiding ‘overige
zone – kernrandzone’ en de gebiedsaanduiding ‘milieuzone – extensiveringsgebied intensieve veehouderij’.
Beide aanduidingen dragen bij aan het gemeentelijk beleid, dat erop is gericht de concentratie mensen en
dieren zo veel mogelijk uit elkaar te houden. De ontwikkelingsruimte voor dergelijke intensieve
veehouderijbedrijven is hier zeer beperkt.
Locatie Boerderijweg 6
Voor de locatie Boerderijweg 6 geldt de bestemming ‘Agrarisch met waarden – 1’. Aan de locatie is een
bouwvlak toegekend, met een omvang van ca. 2,4 ha. Het gehele bouwvlak heeft de dubbelbestemming
‘Waarde – Archeologie 5’ en voor een groot deel geldt de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch –
intensieve graasdierveehouderij’. Voor een strook aan de achterzijde van het bouwvlak geldt de
bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – onbebouwd’.
Op grond van de bestemming zijn de gronden primair bedoeld voor de uitoefening van een grondgebonden
agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering, waarbij op het perceel in aanvulling op algemeen
toegelaten agrarische bedrijfsactiviteiten ook een graasdierveehouderij is toegestaan.
Een (intensieve) graasdierveehouderij wordt in de begrippen gedefinieerd als ‘het bedrijfsmatig houden van
meer dan 200 melkkoeien waarvan een deel of alle melkkoeien permanent worden opgestald’.
Onder het exploiteren van een intensieve veehouderij wordt op grond van artikel 1.85 verstaan; ‘het
bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de
voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit
bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt onder andere gedoeld op varkens,
kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, vleesstieren, (vlees)geiten, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of
parelhoenders of een combinatie daarvan’ Dit is op de locatie in de huidige situatie niet toegestaan.
meer dan 200 melkkoeien waarvan een deel of alle melkkoeien permanent worden opgestald’.
Onder het exploiteren van een intensieve veehouderij wordt op grond van artikel 1.85 verstaan; ‘het
bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de
voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit
bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt onder andere gedoeld op varkens,
kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, vleesstieren, (vlees)geiten, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of
parelhoenders of een combinatie daarvan’ Dit is op de locatie in de huidige situatie niet toegestaan.

Afbeelding 1.3.2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan ‘Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016’ (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Leeswijzer
In dit inleidende hoofdstuk (hoofdstuk 1) is een beschrijving gegeven van de aanleiding en het doel van het
planvoornemen, de ligging en begrenzing van het plangebied, en het vigerende bestemmingsplan. Het
tweede hoofdstuk geeft een beschrijving van het plangebied.
In hoofdstuk drie wordt de landschappelijke inpassing van beide locaties beschreven. In hoofdstuk vier wordt
nadere toelichting gegeven op het geldende rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid ten aanzien van de
locaties. Het vijfde hoofdstuk geeft een beschrijving van de sectorale en omgevingsaspecten (incl. milieu) die
relevant zijn voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid uiteengezet en in hoofdstuk 7 de
juridische planbeschrijving opgenomen. Tot slot is in hoofdstuk een passage opgenomen inzake het aspect
‘Handhaving’ binnen de gemeente.
planvoornemen, de ligging en begrenzing van het plangebied, en het vigerende bestemmingsplan. Het
tweede hoofdstuk geeft een beschrijving van het plangebied.
In hoofdstuk drie wordt de landschappelijke inpassing van beide locaties beschreven. In hoofdstuk vier wordt
nadere toelichting gegeven op het geldende rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid ten aanzien van de
locaties. Het vijfde hoofdstuk geeft een beschrijving van de sectorale en omgevingsaspecten (incl. milieu) die
relevant zijn voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid uiteengezet en in hoofdstuk 7 de
juridische planbeschrijving opgenomen. Tot slot is in hoofdstuk een passage opgenomen inzake het aspect
‘Handhaving’ binnen de gemeente.
2 Beschrijving Plangebied En Planvoornemen
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op 2 locaties. Beide zijn gelegen in het buitengebied van de
gemeente Leudal en op dit moment zijn beiden in gebruik als agrarische bedrijfslocatie (veehouderij). Voor
het overige bestaan er grote verschillen tussen de locaties. Onderstaand worden ze dan ook afzonderlijk
beschreven.
gemeente Leudal en op dit moment zijn beiden in gebruik als agrarische bedrijfslocatie (veehouderij). Voor
het overige bestaan er grote verschillen tussen de locaties. Onderstaand worden ze dan ook afzonderlijk
beschreven.
2.1 Locatie Swartbroekstraat
2.1.1 Algemeen
Op de locatie aan de Swartbroekstraat 2 – 2a te Ell exploiteren de gebroeders Rietjens (initiatiefnemer)
reeds sinds enkele tientallen jaren een agrarisch bedrijf. Beide broers zijn eveneens woonachtig ter plaatse.
Het agrarisch bedrijf is jarenlang in gebruik geweest als veehouderij met een akkerbouwtak. Inmiddels zijn
de stallen verouderd en toe aan de noodzakelijke aanpassingen om een verdere toekomst op deze locatie te
kunnen bewerkstelligen. Echter, initiatiefnemer ziet het doen van de noodzakelijke investeringen niet meer
zitten, mede gezien de ligging binnen de kernrandzone. Initiatiefnemer heeft hiertoe besloten het agrarisch
bedrijf te saneren en (grotendeels) te slopen. Daarmee wordt tevens de nodige asbest (daken) verwijderd.
reeds sinds enkele tientallen jaren een agrarisch bedrijf. Beide broers zijn eveneens woonachtig ter plaatse.
Het agrarisch bedrijf is jarenlang in gebruik geweest als veehouderij met een akkerbouwtak. Inmiddels zijn
de stallen verouderd en toe aan de noodzakelijke aanpassingen om een verdere toekomst op deze locatie te
kunnen bewerkstelligen. Echter, initiatiefnemer ziet het doen van de noodzakelijke investeringen niet meer
zitten, mede gezien de ligging binnen de kernrandzone. Initiatiefnemer heeft hiertoe besloten het agrarisch
bedrijf te saneren en (grotendeels) te slopen. Daarmee wordt tevens de nodige asbest (daken) verwijderd.
2.1.2 Begrenzing plangebied
Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Hunsel, sectie F, nummers 376, 778, 1539 en 1540,
plaatselijk bekend als Swartbroekstraat 2 en 2a te Ell. De gezamenlijke oppervlakte van de kadastrale
percelen bedraagt 109.254 m². Het plangebied omvat het geheel van de kadastrale percelen Hunsel F 778
en F 1539 en een deel van het perceel F 1540, namelijk enkel voor wat betreft het vigerende agrarische
bouwvlak. De overige gronden van het kadastrale perceel Hunsel F 1540 ondervinden geen wijzingen als
gevolg van onderhavig wijzigingsplan. Het plangebied kent daarmee een oppervlakte van ca. 2,8 ha. Op
onderstaande afbeelding is het kadastrale overzicht weergegeven, waarbinnen het plangebied is omgeven
door een onderbroken zwarte lijn.
plaatselijk bekend als Swartbroekstraat 2 en 2a te Ell. De gezamenlijke oppervlakte van de kadastrale
percelen bedraagt 109.254 m². Het plangebied omvat het geheel van de kadastrale percelen Hunsel F 778
en F 1539 en een deel van het perceel F 1540, namelijk enkel voor wat betreft het vigerende agrarische
bouwvlak. De overige gronden van het kadastrale perceel Hunsel F 1540 ondervinden geen wijzingen als
gevolg van onderhavig wijzigingsplan. Het plangebied kent daarmee een oppervlakte van ca. 2,8 ha. Op
onderstaande afbeelding is het kadastrale overzicht weergegeven, waarbinnen het plangebied is omgeven
door een onderbroken zwarte lijn.

Afbeelding 2.1.2.1: Kadastraal overzicht plangebied (bron: www.pdok.nl)
2.1.3 Huidige situatie
Het plangebied is gelegen aan de Swartbroekstraat 2 – 2a, ten noord-westen van de kern Ell, in het
buitengebied van de gemeente Leudal. Binnen het plangebied zijn thans twee bedrijfswoningen en
bedrijfsgebouwen aanwezig, ten behoeve van de exploitatie van een agrarisch bedrijf met een akkerbouw-
en veehouderijtak. De veehouderij betreft specifiek een intensieve veehouderij met melkvee en
vleeskalveren. Er is in totaal ca. 2.600 m² aan bedrijfsbebouwing ten behoeve van het agrarisch bedrijf in
gebruik.
De locatie is gelegen binnen de kernrandzone rondom de kern Ell. De dorpskern ligt daarbij ten zuid-oosten
van het plangebied en kenmerkt zich als woonkern met overwegend woonfuncties. Ten noorden (noord-westen)
wordt de directe omgeving van het plangebied vooral gekenmerkt door agrarische
(produktie)gronden en openheid. Andere agrarische bedrijven zijn op grote afstand van het plangebied
gelegen.
Op de veehouderij is een milieuvergunning geldig voor het houden van melkvee, jongvee en vleeskalveren,
in de aantallen zoals hieronder weergegeven:
buitengebied van de gemeente Leudal. Binnen het plangebied zijn thans twee bedrijfswoningen en
bedrijfsgebouwen aanwezig, ten behoeve van de exploitatie van een agrarisch bedrijf met een akkerbouw-
en veehouderijtak. De veehouderij betreft specifiek een intensieve veehouderij met melkvee en
vleeskalveren. Er is in totaal ca. 2.600 m² aan bedrijfsbebouwing ten behoeve van het agrarisch bedrijf in
gebruik.
De locatie is gelegen binnen de kernrandzone rondom de kern Ell. De dorpskern ligt daarbij ten zuid-oosten
van het plangebied en kenmerkt zich als woonkern met overwegend woonfuncties. Ten noorden (noord-westen)
wordt de directe omgeving van het plangebied vooral gekenmerkt door agrarische
(produktie)gronden en openheid. Andere agrarische bedrijven zijn op grote afstand van het plangebied
gelegen.
Op de veehouderij is een milieuvergunning geldig voor het houden van melkvee, jongvee en vleeskalveren,
in de aantallen zoals hieronder weergegeven:

Afbeelding 2.1.3.1: Vergunde dieraantallen Swartbroekstraat 2-2a te Ell
Het agrarisch bedrijf is jarenlang in gebruik geweest als veehouderij met akkerbouwtak. De stallen zijn
inmiddels dusdanig verouderd en toe aan de noodzakelijke aanpassingen om te kunnen blijven voldoen aan
de wettelijke regelingen én daarmee een toekomstperspectief te blijven houden. De locatie is echter
gesitueerd in de kernrandzone. Dit houdt impliciet in dat deze locatie niet geschikt is als duurzame locatie.
Het beleid van de gemeente Leudal, wat betreft de functie van de kernrandzone, is erop gericht de
concentratie mens en dier zoveel mogelijk te scheiden van elkaar. Binnen de kernrandzone is de
ontwikkelingsruimte voor (bestaande) agrarische bedrijven zeer beperkt. Dit heeft initiatiefnemer doen
besluiten de noodzakelijke investeringen niet meer te gaan doen en het bedrijf in zijn geheel te saneren en
(grotendeels) te slopen.
Op navolgende afbeeldingen zijn de bedrijfsgebouwen weergegeven.
inmiddels dusdanig verouderd en toe aan de noodzakelijke aanpassingen om te kunnen blijven voldoen aan
de wettelijke regelingen én daarmee een toekomstperspectief te blijven houden. De locatie is echter
gesitueerd in de kernrandzone. Dit houdt impliciet in dat deze locatie niet geschikt is als duurzame locatie.
Het beleid van de gemeente Leudal, wat betreft de functie van de kernrandzone, is erop gericht de
concentratie mens en dier zoveel mogelijk te scheiden van elkaar. Binnen de kernrandzone is de
ontwikkelingsruimte voor (bestaande) agrarische bedrijven zeer beperkt. Dit heeft initiatiefnemer doen
besluiten de noodzakelijke investeringen niet meer te gaan doen en het bedrijf in zijn geheel te saneren en
(grotendeels) te slopen.
Op navolgende afbeeldingen zijn de bedrijfsgebouwen weergegeven.


2.1.4 Beoogde situatie
Initiatiefnemer is voornemens het gehele agrarische bedrijf ter plaatse van het plangebied te saneren. De
stallen die in gebruik zijn voor de melkkoeien en de intensieve veehouderij worden gesloopt, de dierrechten
worden doorgehaald en de milieuvergunning wordt ingetrokken. In totaal wordt ca. 2.600 m² aan
bedrijfsgebouwen gesloopt.
Binnen het bouwvlak is nog een loods (ca. 530 m²) aanwezig – in onderstaande afbeelding met geel
aangeduid – welke in dermate goede staat verkeert, dat initiatiefnemer deze wenst te behouden. Gelet op de
grote afstand van de loods tot de bestaande woning is echter in overleg met de gemeente besloten dat deze
loods als bijgebouw (tot max. 300 m²) behorende tot de woning aan Swartbroekstraat 2a op een andere
locatie mag worden herbouwd.
stallen die in gebruik zijn voor de melkkoeien en de intensieve veehouderij worden gesloopt, de dierrechten
worden doorgehaald en de milieuvergunning wordt ingetrokken. In totaal wordt ca. 2.600 m² aan
bedrijfsgebouwen gesloopt.
Binnen het bouwvlak is nog een loods (ca. 530 m²) aanwezig – in onderstaande afbeelding met geel
aangeduid – welke in dermate goede staat verkeert, dat initiatiefnemer deze wenst te behouden. Gelet op de
grote afstand van de loods tot de bestaande woning is echter in overleg met de gemeente besloten dat deze
loods als bijgebouw (tot max. 300 m²) behorende tot de woning aan Swartbroekstraat 2a op een andere
locatie mag worden herbouwd.

Figuur 2.1.4.1: Luchtfoto met daarop de te slopen bebouwing, weergegeven d.m.v. een rood kruis, alsmede de te herbouwen loods (in geel).
De bestaande bedrijfswoningen blijven beide behouden en worden herbestemd naar twee reguliere
burgerwoningen. Bij de woning op huisnummer 2 is sprake van een aangebouwd bijgebouw, welke
vervolgens in twee richtingen doorloopt in een bedrijfsgebouw ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Zoals
op bovenstaande afbeelding is te zien, zal het gedeelte dat rechtstreeks verbonden is met het woonhuis
behouden blijven als bijgebouw bij de woonfunctie.
De noodzakelijke werkzaamheden om te komen tot de feitelijke beëindiging van de agrarische activiteiten
zijn inmiddels grotendeels uitgevoerd. Begin februari 2019 zijn de laatste dieren op de locatie weggegaan.
De bedrijfsbebouwing is in de loop van dit jaar eveneens afgebroken en verwijderd.
Middels onderhavige herziening van het bestemmingsplan wordt de huidige agrarische bestemming van het
plangebied ter plaatse van de woningen en bijbehorende bijgebouwen omgezet naar een woonbestemming.
De overige gronden behouden de bestemming ‘agrarisch met waarden – 4’. Het agrarisch bouwvlak +
functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ worden van de verbeelding verwijderd. De overige van toepassing
zijnde gebiedsaanduidingen zullen ook in de nieuwe planologische situatie behouden blijven.
Op onderstaande afbeelding is de nieuwe opzet van de verbeelding voor de locatie Swartbroekstraat
weergeven.
burgerwoningen. Bij de woning op huisnummer 2 is sprake van een aangebouwd bijgebouw, welke
vervolgens in twee richtingen doorloopt in een bedrijfsgebouw ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Zoals
op bovenstaande afbeelding is te zien, zal het gedeelte dat rechtstreeks verbonden is met het woonhuis
behouden blijven als bijgebouw bij de woonfunctie.
De noodzakelijke werkzaamheden om te komen tot de feitelijke beëindiging van de agrarische activiteiten
zijn inmiddels grotendeels uitgevoerd. Begin februari 2019 zijn de laatste dieren op de locatie weggegaan.
De bedrijfsbebouwing is in de loop van dit jaar eveneens afgebroken en verwijderd.
Middels onderhavige herziening van het bestemmingsplan wordt de huidige agrarische bestemming van het
plangebied ter plaatse van de woningen en bijbehorende bijgebouwen omgezet naar een woonbestemming.
De overige gronden behouden de bestemming ‘agrarisch met waarden – 4’. Het agrarisch bouwvlak +
functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ worden van de verbeelding verwijderd. De overige van toepassing
zijnde gebiedsaanduidingen zullen ook in de nieuwe planologische situatie behouden blijven.
Op onderstaande afbeelding is de nieuwe opzet van de verbeelding voor de locatie Swartbroekstraat
weergeven.

Afbeelding 2.1.4.2: Opzet verbeelding nieuwe situatie

Afbeelding 2.1.4.3 Foto’s waarop te zien is dat de sloop van de bedrijfsgebouwen reeds heeft plaatsgevonden.
2.2 Locatie Boerderijweg
2.2.1 Algemeen
Op de locatie aan de Boerderijweg 6 te Neer exploiteert de heer G. Zanderink (mede-initiatiefnemer) reeds
sinds enkele tientallen jaren een agrarisch bedrijf. Eén van de medewerkers is woonachtig in de
bedrijfswoning op het perceel. Het agrarisch bedrijf is al jarenlang in gebruik als veehouderij, waar rundvee
voor de vleesproductie wordt gehouden. Op dit moment zijn 3 stallen in gebruik voor het houden van het
rundvee. In 2019 is vergunning verleend voor de realisatie van 2 nieuwe stallen, in het midden van het
bouwvlak. Daarbij zal een oude stal, die aan de voorzijde van het bouwvlak evenwijdig aan de Boerderijweg
is gesitueerd, worden gesloopt.
De bestaande bedrijfsactiviteiten, houden van vleesvee, zijn vastgelegd in de ‘milieuvergunning’. De
functieaanduiding uit het bestemmingsplan is toegesneden op rundvee, waarbij een specificatie is
ingebouwd voor melkvee. Initiatiefnemer acht het wenselijk de situatie juridisch-planologisch correct te
regelen door het overnemen van de status ‘intensieve veehouderij’ van het te beëindigen bedrijf aan de
Swartbroekstraat 2/ 2a.
sinds enkele tientallen jaren een agrarisch bedrijf. Eén van de medewerkers is woonachtig in de
bedrijfswoning op het perceel. Het agrarisch bedrijf is al jarenlang in gebruik als veehouderij, waar rundvee
voor de vleesproductie wordt gehouden. Op dit moment zijn 3 stallen in gebruik voor het houden van het
rundvee. In 2019 is vergunning verleend voor de realisatie van 2 nieuwe stallen, in het midden van het
bouwvlak. Daarbij zal een oude stal, die aan de voorzijde van het bouwvlak evenwijdig aan de Boerderijweg
is gesitueerd, worden gesloopt.
De bestaande bedrijfsactiviteiten, houden van vleesvee, zijn vastgelegd in de ‘milieuvergunning’. De
functieaanduiding uit het bestemmingsplan is toegesneden op rundvee, waarbij een specificatie is
ingebouwd voor melkvee. Initiatiefnemer acht het wenselijk de situatie juridisch-planologisch correct te
regelen door het overnemen van de status ‘intensieve veehouderij’ van het te beëindigen bedrijf aan de
Swartbroekstraat 2/ 2a.
2.2.2 Begrenzing plangebied
Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Neer, sectie G, nummer 176, plaatselijk bekend als
Boerderijweg 6 te Neer. Het voornoemde kadastrale perceel is groter dan het toegekende agrarisch
bouwvlak en heeft een oppervlakte van 39.776 m². Het plangebied omvat een deel van het kadastrale
perceel Neer G 176, namelijk enkel voor wat betreft het vigerende agrarische bouwvlak. De overige gronden
van het perceel wijzigen niet als gevolg van onderhavig bestemmingsplan. Het plangebied kent daarmee
een oppervlakte van ca. 2,4 ha. Op onderstaande afbeelding is het kadastrale overzicht weergegeven,
waarbinnen het plangebied is omgeven door een onderbroken zwarte lijn.
Boerderijweg 6 te Neer. Het voornoemde kadastrale perceel is groter dan het toegekende agrarisch
bouwvlak en heeft een oppervlakte van 39.776 m². Het plangebied omvat een deel van het kadastrale
perceel Neer G 176, namelijk enkel voor wat betreft het vigerende agrarische bouwvlak. De overige gronden
van het perceel wijzigen niet als gevolg van onderhavig bestemmingsplan. Het plangebied kent daarmee
een oppervlakte van ca. 2,4 ha. Op onderstaande afbeelding is het kadastrale overzicht weergegeven,
waarbinnen het plangebied is omgeven door een onderbroken zwarte lijn.

Afbeelding 2.2.2.1: Kadastraal overzicht plangebied (www.pdok.nl)
2.2.3 Huidige situatie
Het plangebied is gelegen aan de Boerderijweg 6, op zo’n 5,5 km. ten noordwesten van de kern Neer, in het
buitengebied van de gemeente Leudal. Binnen het plangebied zijn één bedrijfswoning en diverse
bedrijfsgebouwen aanwezig, ten behoeve van de exploitatie van een agrarisch bedrijf (veehouderij). De
veehouderij betreft specifiek een intensieve veehouderij met zoogkoeien en overig rundvee. Er is in totaal
ca. 8.500 m² aan bedrijfsbebouwing ten behoeve van het agrarisch bedrijf in gebruik.
De locatie is gelegen in het uitgestrekte buitengebied aan de noordzijde van de gemeente Leudal. Het
gebied heeft een overwegend agrarisch karakter. Hoewel de locatie van oudsher behoort tot de voormalige
gemeente (Roggel en) Neer, zijn de kern Heibloem en buurtschap Heide de meest nabijgelegen
bebouwingsconcentraties. De afstand is in beide gevallen ruim 2 km.
buitengebied van de gemeente Leudal. Binnen het plangebied zijn één bedrijfswoning en diverse
bedrijfsgebouwen aanwezig, ten behoeve van de exploitatie van een agrarisch bedrijf (veehouderij). De
veehouderij betreft specifiek een intensieve veehouderij met zoogkoeien en overig rundvee. Er is in totaal
ca. 8.500 m² aan bedrijfsbebouwing ten behoeve van het agrarisch bedrijf in gebruik.
De locatie is gelegen in het uitgestrekte buitengebied aan de noordzijde van de gemeente Leudal. Het
gebied heeft een overwegend agrarisch karakter. Hoewel de locatie van oudsher behoort tot de voormalige
gemeente (Roggel en) Neer, zijn de kern Heibloem en buurtschap Heide de meest nabijgelegen
bebouwingsconcentraties. De afstand is in beide gevallen ruim 2 km.
Op 2 km. ten zuiden van het bedrijf is de recreatievoorziening De Leistert gelegen (dag- en
verblijfsrecreatie). De kern Neer ligt ten zuidoosten van de locatie, op een afstand van ca. 5,5 km. De directe
omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door agrarische bedrijven en (productie)gronden en
openheid. Zo’n 350 meter ten oosten van de locatie ligt het catering- en evenementenbedrijf Ria Joosten. Dit
bedrijf is op deze locatie ontstaan uit een (intensieve) veehouderij. Op zo’n 200 meter ten zuiden van de
Boerderijweg 6 ligt het bosgebied Waterbloem,
Op de veehouderij is een milieuvergunning geldig voor het houden van zoogkoeien, jongvee en fokstieren en
overig rundvee, in de aantallen zoals hieronder weergegeven:
verblijfsrecreatie). De kern Neer ligt ten zuidoosten van de locatie, op een afstand van ca. 5,5 km. De directe
omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door agrarische bedrijven en (productie)gronden en
openheid. Zo’n 350 meter ten oosten van de locatie ligt het catering- en evenementenbedrijf Ria Joosten. Dit
bedrijf is op deze locatie ontstaan uit een (intensieve) veehouderij. Op zo’n 200 meter ten zuiden van de
Boerderijweg 6 ligt het bosgebied Waterbloem,
Op de veehouderij is een milieuvergunning geldig voor het houden van zoogkoeien, jongvee en fokstieren en
overig rundvee, in de aantallen zoals hieronder weergegeven:

Afbeelding 2.2.3.1: Vergunde dieraantallen Boerderijweg 6
Ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is ca. 8.500 m2 aan bedrijfsgebouwen aanwezig
(uitgangspunt: vergunde situatie anno 2019). Van deze bebouwing heeft ca. 5.700 m2 de functie rundveestal.
De overige bedrijfsbebouwing doet dienst als voer- en stro-opslag, werkplaats/ werktuigenberging, laad- en
losruimte. Tevens is een overkapte mestvaalt aanwezig en beschikt het bedrijf over 3 sleufsilo’s.
(uitgangspunt: vergunde situatie anno 2019). Van deze bebouwing heeft ca. 5.700 m2 de functie rundveestal.
De overige bedrijfsbebouwing doet dienst als voer- en stro-opslag, werkplaats/ werktuigenberging, laad- en
losruimte. Tevens is een overkapte mestvaalt aanwezig en beschikt het bedrijf over 3 sleufsilo’s.

Afbeelding 2.2.3.2 : situatietekening vergunde situatie (bron: van de Schoor bouwkundig ontwerpburo)
Op het bedrijf is vanaf 2014 is een grote vernieuwingsslag doorgevoerd. Oude bedrijfsgebouwen zijn
vervangen door nieuwe, moderne stallen. De huidige bedrijfsopzet en locatie, maken dat sprake is van een
duurzame agrarische bedrijfslocatie, die perspectief heeft als veehouderij. Het bedrijf is gecertificeerd als
Keten Duurzaam Rundvlees (KDR) Vleesveehouder.
Op navolgende afbeeldingen zijn de huidige bedrijfsgebouwen weergegeven, met dien verstande dat de
twee in 2019 vergunde stallen nog niet zijn gerealiseerd en de te slopen stal pas wordt gesloopt nadat de
nieuwbouw heeft plaatsgevonden. Dit zal in de komende jaren tot realisatie gaan komen.
vervangen door nieuwe, moderne stallen. De huidige bedrijfsopzet en locatie, maken dat sprake is van een
duurzame agrarische bedrijfslocatie, die perspectief heeft als veehouderij. Het bedrijf is gecertificeerd als
Keten Duurzaam Rundvlees (KDR) Vleesveehouder.
Op navolgende afbeeldingen zijn de huidige bedrijfsgebouwen weergegeven, met dien verstande dat de
twee in 2019 vergunde stallen nog niet zijn gerealiseerd en de te slopen stal pas wordt gesloopt nadat de
nieuwbouw heeft plaatsgevonden. Dit zal in de komende jaren tot realisatie gaan komen.

Afbeelding 2.2.3.3: Luchtfoto locatie Boerderijweg 6 te Neer, bezien vanuit positie Boerderijweg.

Afbeelding 2.2.3.4: Luchtfoto locatie Boerderijweg 6 te Neer, bezien vanuit positie achterzijde bedrijf.
2.2.4 Beoogde situatie
Het bedrijf zal komende periode verder worden ontwikkeld overeenkomstig de recent verleende
vergunningen. In de te realiseren situatie is sprake van de bovenomschreven bedrijfsgebouwen en
dieraantallen.
vergunningen. In de te realiseren situatie is sprake van de bovenomschreven bedrijfsgebouwen en
dieraantallen.

Figuur 2.2.4.1: Luchtfoto met daarop de te behouden, te realiseren (geel) en te slopen (rood kruis) bebouwing
Het bedrijf is gespecialiseerd in het houden van rundvee voor de vleesproductie. Hiertoe zijn op het bedrijf
meer dan 200 runderen aanwezig. In het vigerend bestemmingsplan heeft het bouwvlak de aanduiding
‘intensieve graasdierveehouderij’. Op grond van deze aanduiding zijn planologisch-juridisch de volgende
activiteiten toegestaan: ‘het bedrijfsmatig houden van meer dan 200 melkkoeien waarvan een deel of alle
melkkoeien permanent worden opgestald’. Hoewel op de locatie inderdaad sprake is van het houden van
meer dan 200 runderen, sluit de huidige functieaanduiding niet aan bij de vergunde en feitelijk aanwezige
activiteiten. Aangezien geen sprake is van melkkoeien op de locatie, sluit de aanduiding ‘intensieve
veehouderij’ beter aan bij het gebruik. Deze wordt dan ook toegekend aan het bouwvlak. De van toepassing
zijnde enkelbestemming, dubbelbestemming en overige aanduidingen blijven in de nieuwe planologische
situatie behouden.
Op onderstaande afbeelding is de nieuwe opzet van de verbeelding voor de locatie Boerderijweg 6
weergeven.
meer dan 200 runderen aanwezig. In het vigerend bestemmingsplan heeft het bouwvlak de aanduiding
‘intensieve graasdierveehouderij’. Op grond van deze aanduiding zijn planologisch-juridisch de volgende
activiteiten toegestaan: ‘het bedrijfsmatig houden van meer dan 200 melkkoeien waarvan een deel of alle
melkkoeien permanent worden opgestald’. Hoewel op de locatie inderdaad sprake is van het houden van
meer dan 200 runderen, sluit de huidige functieaanduiding niet aan bij de vergunde en feitelijk aanwezige
activiteiten. Aangezien geen sprake is van melkkoeien op de locatie, sluit de aanduiding ‘intensieve
veehouderij’ beter aan bij het gebruik. Deze wordt dan ook toegekend aan het bouwvlak. De van toepassing
zijnde enkelbestemming, dubbelbestemming en overige aanduidingen blijven in de nieuwe planologische
situatie behouden.
Op onderstaande afbeelding is de nieuwe opzet van de verbeelding voor de locatie Boerderijweg 6
weergeven.

Afbeelding 2.2.4.2: opzet verbeelding nieuwe situatie
2.2.5 Herziening bestemmingsplan
Voorliggende herziening van het bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling om zowel de
bestemmingswijziging naar ‘Wonen’ mogelijk te maken aan de Swartbroekstraat 2 – 2a te Ell, als ook de
nadere aanduiding ‘intensieve veehouderij’ op te nemen op de locatie Boerderijweg 6. Aangetoond wordt dat
aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan en er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
bestemmingswijziging naar ‘Wonen’ mogelijk te maken aan de Swartbroekstraat 2 – 2a te Ell, als ook de
nadere aanduiding ‘intensieve veehouderij’ op te nemen op de locatie Boerderijweg 6. Aangetoond wordt dat
aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan en er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
3 Landschappelijke Inpassing
3.1 Swartbroekstraat 2 – 2a
Ten behoeve van het planvoornemen is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld door ir. G. Paumen,
Tuin- & landschapsarchitect te Roermond. Dit inpassingsplan is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting.
Tevens is de voorgestelde inpassing opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de regels bij dit
bestemmingsplan.
Het landschappelijk inpassingsplan beschrijft de ligging van de locatie in haar omgeving en de beleving
hiervan vanuit de diverse windstreken. Geconstateerd wordt dat het accent van de beleving van het
plangebied vanuit de omgeving ligt op de zuidoostkant door passerend verkeer op de Swartbroekstraat. De
aanwezige bomen bepalen daarbij het beeld.
Het gebied is te kenmerken als ‘oud bouwland’. Kenmerkend hiervoor is het voorkomen van smalle
lijnvormige elementen als groensingels, hagen en bomenrijen, alsmede door hagen omgeven moestuinen en
huisweides met hoogstamfruit, bomengroepen of bomenrijen nabij de bebouwing.
In de huidige situatie is reeds voldoende groen aanwezig binnen en rond het bouwvlak, welke qua soort en
beeld goed aansluit bij de context van de locatie. De aanwezige beplanting verkeert grotendeels in redelijke
tot goede conditie, met uitzondering van de beplanting op de aarden wal aan de oostzijde van het
plangebied. Deze vertoont uitgebleven dunningen en enkele essen zijn beschadigd door de essenziekte.
Als gevolg van de sloop van de aanwezige bedrijfsgebouwen en de verharding worden enkele aanvullende
maatregelen voorgesteld.
Zo wordt vanwege het slopen en verwijderen van de asbesthoudende dakbedekking van de meest westelijk
gelegen stal direct achter de woning op nummer 2a, de hier naastgelegen bestaande singel gerooid.
Een bestaande es, die zich direct voor de bestaande loods aan huisnummer 2 bevindt, welke loods in de
nieuwe situatie zal worden gerenoveerd, zal ook worden verwijderd.
Een ten noordwesten van het plangebied gelegen infiltratiesloot zal niet langer van betekenis zijn en wordt
gedicht. Ook de deels begroeide aarden wal is na de sanering niet langer van betekenis en wordt, inclusief
de opgaande beplanting verwijderd. Als gevolg hiervan ontstaat een fraaie doorkijk vanaf de
Swartbroekstraat op de ten noorden gelegen velden. De vrijkomende ruimte zal deels als akker en deels als
huisweide worden gebruikt.
Het grootste deel van het plangebied, daar waar de bedrijfsbebouwing en verharding wordt verwijderd, zal
worden heringericht ten behoeve van het gebruik als akkerland. De bestaande bomen rondom de woningen
worden – met uitzondering van voornoemde es – behouden. Hiermee zal de resterende bebouwing en de te
bouwen nieuwe loods in het landschap worden verankerd. Het beeld zal nog worden versterkt middels de
aanplant van geschoren hagen rondom de locatie.
Het inpassingsplan zal naar verwachting een positieve invloeg hebben op het herstel c.q. de ontwikkeling
van eventuele ecologische waarden. Op onderstaande afbeelding is het eindresultaat van de
landschappelijke inpassing weergegeven.
Tuin- & landschapsarchitect te Roermond. Dit inpassingsplan is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting.
Tevens is de voorgestelde inpassing opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de regels bij dit
bestemmingsplan.
Het landschappelijk inpassingsplan beschrijft de ligging van de locatie in haar omgeving en de beleving
hiervan vanuit de diverse windstreken. Geconstateerd wordt dat het accent van de beleving van het
plangebied vanuit de omgeving ligt op de zuidoostkant door passerend verkeer op de Swartbroekstraat. De
aanwezige bomen bepalen daarbij het beeld.
Het gebied is te kenmerken als ‘oud bouwland’. Kenmerkend hiervoor is het voorkomen van smalle
lijnvormige elementen als groensingels, hagen en bomenrijen, alsmede door hagen omgeven moestuinen en
huisweides met hoogstamfruit, bomengroepen of bomenrijen nabij de bebouwing.
In de huidige situatie is reeds voldoende groen aanwezig binnen en rond het bouwvlak, welke qua soort en
beeld goed aansluit bij de context van de locatie. De aanwezige beplanting verkeert grotendeels in redelijke
tot goede conditie, met uitzondering van de beplanting op de aarden wal aan de oostzijde van het
plangebied. Deze vertoont uitgebleven dunningen en enkele essen zijn beschadigd door de essenziekte.
Als gevolg van de sloop van de aanwezige bedrijfsgebouwen en de verharding worden enkele aanvullende
maatregelen voorgesteld.
Zo wordt vanwege het slopen en verwijderen van de asbesthoudende dakbedekking van de meest westelijk
gelegen stal direct achter de woning op nummer 2a, de hier naastgelegen bestaande singel gerooid.
Een bestaande es, die zich direct voor de bestaande loods aan huisnummer 2 bevindt, welke loods in de
nieuwe situatie zal worden gerenoveerd, zal ook worden verwijderd.
Een ten noordwesten van het plangebied gelegen infiltratiesloot zal niet langer van betekenis zijn en wordt
gedicht. Ook de deels begroeide aarden wal is na de sanering niet langer van betekenis en wordt, inclusief
de opgaande beplanting verwijderd. Als gevolg hiervan ontstaat een fraaie doorkijk vanaf de
Swartbroekstraat op de ten noorden gelegen velden. De vrijkomende ruimte zal deels als akker en deels als
huisweide worden gebruikt.
Het grootste deel van het plangebied, daar waar de bedrijfsbebouwing en verharding wordt verwijderd, zal
worden heringericht ten behoeve van het gebruik als akkerland. De bestaande bomen rondom de woningen
worden – met uitzondering van voornoemde es – behouden. Hiermee zal de resterende bebouwing en de te
bouwen nieuwe loods in het landschap worden verankerd. Het beeld zal nog worden versterkt middels de
aanplant van geschoren hagen rondom de locatie.
Het inpassingsplan zal naar verwachting een positieve invloeg hebben op het herstel c.q. de ontwikkeling
van eventuele ecologische waarden. Op onderstaande afbeelding is het eindresultaat van de
landschappelijke inpassing weergegeven.

Figuur 3.2.1: Verbeelding landschappelijke inpassing
3.1.1 Advies Kwaliteitscommissie
In haar vergadering van 7 februari 2019 heeft de Kwaliteitscommissie Weert, Nederweert en Leudal zich
gebogen over het planvoornemen aan de Swartbroekstraat 2-2a te Ell. De conclusie van de commissie is dat
er goed nagedacht is over de landschappelijke inpassing van de locatie. Het verwijderen van het groen
draagt bij aan de bevordering van de openheid, die vanuit de historie op een es/enk gewenst is. De
kwaliteitscommissie geeft een positief advies af op het plan en doet initiatiefnemer nog enkele suggesties
om mee te nemen in de verdere uitwerking. Het gehele advies is opgenomen in bijlage 1a bij deze
toelichting.
Inmiddels is door initiatiefnemer een aanvullend tuinontwerp opgesteld voor de inrichting van de ruimte direct
rond de woning (nr. 2). De voorgestelde beukenhaag aan de voorzijde is daarin vervangen door een
gemengde haag. Een impressie van het tuin ontwerp is in onderstaande afbeelding, alsmede in bijlage 1b bij
deze toelichting opgenomen.
gebogen over het planvoornemen aan de Swartbroekstraat 2-2a te Ell. De conclusie van de commissie is dat
er goed nagedacht is over de landschappelijke inpassing van de locatie. Het verwijderen van het groen
draagt bij aan de bevordering van de openheid, die vanuit de historie op een es/enk gewenst is. De
kwaliteitscommissie geeft een positief advies af op het plan en doet initiatiefnemer nog enkele suggesties
om mee te nemen in de verdere uitwerking. Het gehele advies is opgenomen in bijlage 1a bij deze
toelichting.
Inmiddels is door initiatiefnemer een aanvullend tuinontwerp opgesteld voor de inrichting van de ruimte direct
rond de woning (nr. 2). De voorgestelde beukenhaag aan de voorzijde is daarin vervangen door een
gemengde haag. Een impressie van het tuin ontwerp is in onderstaande afbeelding, alsmede in bijlage 1b bij
deze toelichting opgenomen.

Afbeelding 3.1.1.1: Weergave tuinontwerp Swartbroekstraat 2 (let op: afbeelding is kwartslag gedraaid t.o.v. feitelijke ligging)
3.2 Boerderijweg 6
Aan de Boerderijweg 6 te Neer wordt de locatie voorzien van een gewijzigde functieaanduiding ‘intensieve
veehouderij’. In het kader van de planologische procedure om deze wijziging door te voeren, is (nogmaals)
gekeken naar de landschappelijke inpassing van de locatie. Reeds in 2018 is de landschappelijke inpassing
van de locatie namelijk al onderwerp van een planologische procedure geweest. De uitgangspunten uit dit
inpassingsplan zijn behouden gebleven, daar het inpassingsplan nog niet in zijn geheel is gerealiseerd.
Eventuele wijzigingen/aanvullingen worden in het inpassingsplan ten behoeve van onderhavige wijziging
meegenomen.
Voor het opstellen van een inpassingsplan voor de locatie is rekening gehouden met de bedrijfsvoering en
de slechts beperkt beschikbare ruimte binnen het bouwvlak. Ook ligt het accent grotendeels op het
toepassen van gebiedseigen beplanting.
De planlocatie bevindt zich binnen het landschapskader van de provincie Limburg in het landschap van de
droge heideontginning. Vóór 1900 werden op enkele plekken al delen van de woeste grond ontgonnen en
voor een deel ook geschikt gemaakt voor de bosbouw. Dit betrof veelal de hogere zandgronden: de droge
heideontginningen. Deze werden later voor een deel weer ontbost en alsnog in gebruik genomen door de
landbouw. Na 1900, toen prikkeldraad en kunstmest volop beschikbaar kwamen, zijn echter ook de iets
lagere zandgronden in gebruik genomen.
Het halfopen landschap in de jonge ontginningen is vanuit cultuurhistorisch perspectief vooral waardevol als
voorbeeld van de meer recente ontginningsperiode (1850-1950). Na de ruilverkavelingen van de jaren 50-60
van de vorige eeuw, hebben veel van de originele droge heideontginningen hun iets kleinschaliger en
hoekiger patroon ingeruild voor meer openheid en rechtlijnigheid.
veehouderij’. In het kader van de planologische procedure om deze wijziging door te voeren, is (nogmaals)
gekeken naar de landschappelijke inpassing van de locatie. Reeds in 2018 is de landschappelijke inpassing
van de locatie namelijk al onderwerp van een planologische procedure geweest. De uitgangspunten uit dit
inpassingsplan zijn behouden gebleven, daar het inpassingsplan nog niet in zijn geheel is gerealiseerd.
Eventuele wijzigingen/aanvullingen worden in het inpassingsplan ten behoeve van onderhavige wijziging
meegenomen.
Voor het opstellen van een inpassingsplan voor de locatie is rekening gehouden met de bedrijfsvoering en
de slechts beperkt beschikbare ruimte binnen het bouwvlak. Ook ligt het accent grotendeels op het
toepassen van gebiedseigen beplanting.
De planlocatie bevindt zich binnen het landschapskader van de provincie Limburg in het landschap van de
droge heideontginning. Vóór 1900 werden op enkele plekken al delen van de woeste grond ontgonnen en
voor een deel ook geschikt gemaakt voor de bosbouw. Dit betrof veelal de hogere zandgronden: de droge
heideontginningen. Deze werden later voor een deel weer ontbost en alsnog in gebruik genomen door de
landbouw. Na 1900, toen prikkeldraad en kunstmest volop beschikbaar kwamen, zijn echter ook de iets
lagere zandgronden in gebruik genomen.
Het halfopen landschap in de jonge ontginningen is vanuit cultuurhistorisch perspectief vooral waardevol als
voorbeeld van de meer recente ontginningsperiode (1850-1950). Na de ruilverkavelingen van de jaren 50-60
van de vorige eeuw, hebben veel van de originele droge heideontginningen hun iets kleinschaliger en
hoekiger patroon ingeruild voor meer openheid en rechtlijnigheid.
Het groene raamwerk is sinds de ruilverkaveling ruimer van opzet geworden. Een typische droge
heideontginning kenmerkt zich door afwisselend open en bebouwingsvrij, tot halfopen door groen en
verspreide gebouwen omgeven bouwlanden.
Door de voornamelijk grootschalige landbouwkundige inrichting en het relatief fragmentarische karakter van
de aanwezige landschapselementen is de huidige natuurwaarde beperkt. Om een landschappelijke visuele
meerwaarde te creëren is het belangrijk om zichtlijnen inzichtelijk te krijgen. Passanten hebben feitelijk enkel
zicht op het agrarisch bedrijf vanuit de openbare weg. Aan de zuidzijde van het agrarisch bedrijf bevindt zich
de Boerderijweg en aan de oostzijde de Doorbrand. Gezien het ruimtegebruik binnen het bouwvlak is aan de
voorzijde van het agrarisch bedrijf voldoende ruimte voor landschappelijke inpassing. Bij de landschappelijke
inpassing is ervoor gekozen het raamwerk te versterken en de rationele structuur te benadrukken. Daarbij
zijn landschapselementen gekozen die passend zijn bij de droge heideontginning.
Om de twee nieuwe bedrijfsgebouwen landschappelijk in te passen wordt aan de voorzijde van het bedrijf
een beukenhaag geplaatst met daarachter enkele notenbomen. Vanuit de Boerderijweg ontstaat er een fraai
vooraanzicht en worden de bedrijfsgebouwen afdoende landschappelijke ingepast. De bomen zullen in twee
rijen worden aangeplant, kunnen breed uitgroeien en staan parallel op de Boerderijweg. De aanplant van de
notenbomen sluiten goed aan op de bestaande bomenrij ten westen van het plangebied. De bestaande
beplanting aan de westzijde blijft behouden. Aan de achterzijde en oostkant van het bedrijf is de
initiatiefnemer voornemens om een gemengde haag aan te planten. De infiltratievoorziening aan de
achterzijde wordt eveneens binnen de situering van de haag betrokken.
De nieuwe aanplant bestaat uit inheemse soorten. De beukenhaag aan de voorzijde wordt maximaal 1 meter
hoog en wordt intensief onderhouden. De gemengde haag heeft een meer natuurlijk karakter, mag breed
uitgroeien en heeft een hoogte van 1,50 meter.
Op onderstaande afbeelding is het inpassingsplan voor de Boerderijweg weergegeven. Een volledige
beschrijving van het inpassingsplan en sortimentslijst is opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting.
heideontginning kenmerkt zich door afwisselend open en bebouwingsvrij, tot halfopen door groen en
verspreide gebouwen omgeven bouwlanden.
Door de voornamelijk grootschalige landbouwkundige inrichting en het relatief fragmentarische karakter van
de aanwezige landschapselementen is de huidige natuurwaarde beperkt. Om een landschappelijke visuele
meerwaarde te creëren is het belangrijk om zichtlijnen inzichtelijk te krijgen. Passanten hebben feitelijk enkel
zicht op het agrarisch bedrijf vanuit de openbare weg. Aan de zuidzijde van het agrarisch bedrijf bevindt zich
de Boerderijweg en aan de oostzijde de Doorbrand. Gezien het ruimtegebruik binnen het bouwvlak is aan de
voorzijde van het agrarisch bedrijf voldoende ruimte voor landschappelijke inpassing. Bij de landschappelijke
inpassing is ervoor gekozen het raamwerk te versterken en de rationele structuur te benadrukken. Daarbij
zijn landschapselementen gekozen die passend zijn bij de droge heideontginning.
Om de twee nieuwe bedrijfsgebouwen landschappelijk in te passen wordt aan de voorzijde van het bedrijf
een beukenhaag geplaatst met daarachter enkele notenbomen. Vanuit de Boerderijweg ontstaat er een fraai
vooraanzicht en worden de bedrijfsgebouwen afdoende landschappelijke ingepast. De bomen zullen in twee
rijen worden aangeplant, kunnen breed uitgroeien en staan parallel op de Boerderijweg. De aanplant van de
notenbomen sluiten goed aan op de bestaande bomenrij ten westen van het plangebied. De bestaande
beplanting aan de westzijde blijft behouden. Aan de achterzijde en oostkant van het bedrijf is de
initiatiefnemer voornemens om een gemengde haag aan te planten. De infiltratievoorziening aan de
achterzijde wordt eveneens binnen de situering van de haag betrokken.
De nieuwe aanplant bestaat uit inheemse soorten. De beukenhaag aan de voorzijde wordt maximaal 1 meter
hoog en wordt intensief onderhouden. De gemengde haag heeft een meer natuurlijk karakter, mag breed
uitgroeien en heeft een hoogte van 1,50 meter.
Op onderstaande afbeelding is het inpassingsplan voor de Boerderijweg weergegeven. Een volledige
beschrijving van het inpassingsplan en sortimentslijst is opgenomen in bijlage 2 bij deze toelichting.

Afbeelding 3.2.1 Opzet landschappelijke inpassing Boerderijweg 6
4 Beleid
4.1 Nationaal Beleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld op 13 maart 2012, is opgesteld door het
ministerie van Infrastructuur en Milieu. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk beleid en
mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke
consequenties. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het rijk
richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de
nationale belangen.
In de SVIR is geschetst hoe Nederland er in 2040 uit moet zien, waarbij de termen ‘concurrerend’,
‘bereikbaar’, ‘leefbaar’ en ‘veilig’ kernbegrippen zijn. De structuurvisie is hierbij een verdere integratie van
rijksbeleid.
Binnen de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd:
ministerie van Infrastructuur en Milieu. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk beleid en
mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke
consequenties. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het rijk
richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de
nationale belangen.
In de SVIR is geschetst hoe Nederland er in 2040 uit moet zien, waarbij de termen ‘concurrerend’,
‘bereikbaar’, ‘leefbaar’ en ‘veilig’ kernbegrippen zijn. De structuurvisie is hierbij een verdere integratie van
rijksbeleid.
Binnen de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische
structuur van Nederland. - Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker
voorop staat. - Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke, natuurlijke en cultuurhistorische
waarden behouden blijven.
Om de drie rijksdoelen te bereiken zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het rijk
aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale
belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het plan voor de beëindiging van het agrarisch bedrijf aan de Swartbroekstraat 2 – 2a te Ell, omzetting naar
de woonfunctie en verplaatsing van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ naar het bestaande agrarisch
bedrijf Boerderijweg 6 te Neer is van een dermate geringe omvang dat er op nationale schaal geen belangen
in het geding zijn.
aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale
belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het plan voor de beëindiging van het agrarisch bedrijf aan de Swartbroekstraat 2 – 2a te Ell, omzetting naar
de woonfunctie en verplaatsing van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ naar het bestaande agrarisch
bedrijf Boerderijweg 6 te Neer is van een dermate geringe omvang dat er op nationale schaal geen belangen
in het geding zijn.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor
worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro), waarvan een gedeelte gelijktijdig met de SVIR in werking is getreden. In het Barro zijn regels
opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. De algemene regels in het Barro hebben vooral
een conserverend/ beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet bedreigd worden
door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Voor een aantal
onderwerpen geeft het Barro de opdracht dan wel de mogelijkheid aan provincies om bij provinciale
verordening regels te stellen.
De deellocaties van dit bestemmingsplan liggen niet in één van de gebieden waar het Barro betrekking op
heeft. Het Barro vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro), waarvan een gedeelte gelijktijdig met de SVIR in werking is getreden. In het Barro zijn regels
opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. De algemene regels in het Barro hebben vooral
een conserverend/ beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet bedreigd worden
door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Voor een aantal
onderwerpen geeft het Barro de opdracht dan wel de mogelijkheid aan provincies om bij provinciale
verordening regels te stellen.
De deellocaties van dit bestemmingsplan liggen niet in één van de gebieden waar het Barro betrekking op
heeft. Het Barro vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.
4.2 Provinciaal Beleid
Op 12 december 2014 zijn door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
(POL2014), met bijbehorend plan m.e.r., de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal
Verkeers- en Vervoersprogramma vastgesteld. Samen vormen zij een integrale omgevingsvisie.
Het Limburgs Kwaliteitsmenu vindt zijn basis in het POL en de provinciale verordening. De beoogde
ontwikkeling wordt onderstaand getoetst aan de relevante beleidskaders.
(POL2014), met bijbehorend plan m.e.r., de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal
Verkeers- en Vervoersprogramma vastgesteld. Samen vormen zij een integrale omgevingsvisie.
Het Limburgs Kwaliteitsmenu vindt zijn basis in het POL en de provinciale verordening. De beoogde
ontwikkeling wordt onderstaand getoetst aan de relevante beleidskaders.
4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Met het POL2014 heeft een integrale actualisatie van het provinciaal beleid plaatsgevonden. Het POL2014
heeft de wettelijke functies van structuurvisie (Wro), regionaal waterplan (Waterwet), Milieubeleidsplan (Wet
Milieubeheer) en het Provinciaal verkeers- en vervoersplan (PVVp). Het POL2014 is kaderstellend voor het
omgevingsbeleid in Limburg.
De centrale ambitie in het ‘nieuwe’ POL richt zich op een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en
vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan
en vooral ook om hier te blijven. Het POL richt zich met name op de fysieke kanten van het leef- en
vestigingsklimaat, waarbij kwaliteit centraal staat. Daarbij zijn er regionale verschillen tussen Noord-,
Midden- en Zuid-Limburg, die vragen om een regionaal verschillende beleidsuitwerking. Het POL richt zich
alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen. Daarbij
worden gemeenten uitgenodigd om een flink aantal vraagstukken, waaronder land- en tuinbouw, in regionaal
verband verder uit te werken.
Het POL2014 gaat voor het buitengebied uit van 4 typen zones ‘Goudgroene natuurzone’, ‘Zilvergroene
natuurzone’, ‘Bronsgroene landschapszone’ en ‘Buitengebied’.
Locatie Swartbroekstraat 2 – 2a
De locatie Swartbroekstraat 2 – 2a is op de zoneringskaart aangeduid als ‘Buitengebied’. De zone
'buitengebied' betreft alle gronden in het landelijk gebied zonder belangrijke natuurwaarden en vaak met een
agrarisch karakter. Afhankelijk van de aanwezige functies en ligging is er in deze gebieden ruimte voor
doorontwikkeling van agrarische bedrijven. In dit gebied ligt het accent op ontwikkelingsmogelijkheden voor
nieuwe en bestaande bedrijfslocaties landbouw, terugdringen van de milieubelasting vanuit de landbouw en
de kwaliteit en het functioneren van de ondergrond.
De karakterisering als agrarisch gebied zonder belangrijke natuurwaarden is op de Swartbroekstraat 2 – 2a
hoofdzakelijk het gevolg van de ligging, direct aan de bebouwde kom van Ell. De locatie heeft als gevolg van
de ligging tegen deze kern geen natuurlijke en nauwelijks landschappelijke kwaliteiten, maar is ook niet
geschikt als toekomstlocatie voor agrarische bedrijvigheid. Intensivering van de agrarische functie in de
kernrandzone is niet aan de orde. De beëindiging van het bedrijf levert een belangrijke bijdrage aan het
terugdringen van de milieubelasting vanuit de landbouw voor de omgeving en is daarmee een positieve
ontwikkeling voor het gebied, die past binnen de beleidslijnen uit het POL2014.
heeft de wettelijke functies van structuurvisie (Wro), regionaal waterplan (Waterwet), Milieubeleidsplan (Wet
Milieubeheer) en het Provinciaal verkeers- en vervoersplan (PVVp). Het POL2014 is kaderstellend voor het
omgevingsbeleid in Limburg.
De centrale ambitie in het ‘nieuwe’ POL richt zich op een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en
vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan
en vooral ook om hier te blijven. Het POL richt zich met name op de fysieke kanten van het leef- en
vestigingsklimaat, waarbij kwaliteit centraal staat. Daarbij zijn er regionale verschillen tussen Noord-,
Midden- en Zuid-Limburg, die vragen om een regionaal verschillende beleidsuitwerking. Het POL richt zich
alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen. Daarbij
worden gemeenten uitgenodigd om een flink aantal vraagstukken, waaronder land- en tuinbouw, in regionaal
verband verder uit te werken.
Het POL2014 gaat voor het buitengebied uit van 4 typen zones ‘Goudgroene natuurzone’, ‘Zilvergroene
natuurzone’, ‘Bronsgroene landschapszone’ en ‘Buitengebied’.
Locatie Swartbroekstraat 2 – 2a
De locatie Swartbroekstraat 2 – 2a is op de zoneringskaart aangeduid als ‘Buitengebied’. De zone
'buitengebied' betreft alle gronden in het landelijk gebied zonder belangrijke natuurwaarden en vaak met een
agrarisch karakter. Afhankelijk van de aanwezige functies en ligging is er in deze gebieden ruimte voor
doorontwikkeling van agrarische bedrijven. In dit gebied ligt het accent op ontwikkelingsmogelijkheden voor
nieuwe en bestaande bedrijfslocaties landbouw, terugdringen van de milieubelasting vanuit de landbouw en
de kwaliteit en het functioneren van de ondergrond.
De karakterisering als agrarisch gebied zonder belangrijke natuurwaarden is op de Swartbroekstraat 2 – 2a
hoofdzakelijk het gevolg van de ligging, direct aan de bebouwde kom van Ell. De locatie heeft als gevolg van
de ligging tegen deze kern geen natuurlijke en nauwelijks landschappelijke kwaliteiten, maar is ook niet
geschikt als toekomstlocatie voor agrarische bedrijvigheid. Intensivering van de agrarische functie in de
kernrandzone is niet aan de orde. De beëindiging van het bedrijf levert een belangrijke bijdrage aan het
terugdringen van de milieubelasting vanuit de landbouw voor de omgeving en is daarmee een positieve
ontwikkeling voor het gebied, die past binnen de beleidslijnen uit het POL2014.

Figuur 4.2.1.1: Uitsnede Kaart Zonering Limburg met locatie Swartbroekstraat 2 -2a (bron: Atlas Limburg)
Locatie Boerderijweg 6
De locatie Boerderijweg 6 is op de zoneringskaart aangeduid als ‘Buitengebied’. De zone 'buitengebied'
betreft alle gronden in het landelijk gebied zonder belangrijke natuurwaarden en vaak met een agrarisch
karakter. Afhankelijk van de aanwezige functies en ligging is er in deze gebieden ruimte voor
doorontwikkeling van agrarische bedrijven.
In dit gebied ligt het accent op ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe en bestaande bedrijfslocaties
landbouw, terugdringen van de milieubelasting vanuit de landbouw en de kwaliteit en het functioneren van
de ondergrond. Op grond van het POL2014 en de verdere belangenafweging kan geconcludeerd worden dat
de Boerderijweg 6 een duurzame agrarische bedrijfslocatie vormt. Het beleid uit het POL2014 vormt dan ook
geen belemmering voor het vervangen van de functieaanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ door de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’.
De locatie Boerderijweg 6 is op de zoneringskaart aangeduid als ‘Buitengebied’. De zone 'buitengebied'
betreft alle gronden in het landelijk gebied zonder belangrijke natuurwaarden en vaak met een agrarisch
karakter. Afhankelijk van de aanwezige functies en ligging is er in deze gebieden ruimte voor
doorontwikkeling van agrarische bedrijven.
In dit gebied ligt het accent op ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe en bestaande bedrijfslocaties
landbouw, terugdringen van de milieubelasting vanuit de landbouw en de kwaliteit en het functioneren van
de ondergrond. Op grond van het POL2014 en de verdere belangenafweging kan geconcludeerd worden dat
de Boerderijweg 6 een duurzame agrarische bedrijfslocatie vormt. Het beleid uit het POL2014 vormt dan ook
geen belemmering voor het vervangen van de functieaanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ door de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’.

Figuur 4.2.1.2: Uitsnede Kaart Zonering Limburg met locatie Boerderijweg 6 (bron: Atlas Limburg).
4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het
POL2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale
milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De
Omgevingsverordening Limburg 2014 is uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Dat hoofdstuk Ruimte
bevat een aantal instrumenten die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het
POL2014.
De omgevingsverordening is vastgesteld op 12 december 2014. Nadien zijn er nog enkele wijzigingsverordeningen vastgesteld.
De verordening biedt geen expliciete regels voor de gronden die in het POL zijn aangeduid als
‘Buitengebied’. Wel gelden er een aantal algemene bepalingen voor de locatie en voorziet de verordening in
regels voor de intensieve veehouderij.
De algemene bepalingen hebben betrekking op zaken als water, ontgrondingen en bewoning van
recreatiewoningen. Deze leggen geen aanvullende regels op aan de beoogde ontwikkeling op de locaties
Swartbroekstraat 2 – 2a en Boerderijweg 6.
POL2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale
milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De
Omgevingsverordening Limburg 2014 is uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Dat hoofdstuk Ruimte
bevat een aantal instrumenten die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het
POL2014.
De omgevingsverordening is vastgesteld op 12 december 2014. Nadien zijn er nog enkele wijzigingsverordeningen vastgesteld.
De verordening biedt geen expliciete regels voor de gronden die in het POL zijn aangeduid als
‘Buitengebied’. Wel gelden er een aantal algemene bepalingen voor de locatie en voorziet de verordening in
regels voor de intensieve veehouderij.
De algemene bepalingen hebben betrekking op zaken als water, ontgrondingen en bewoning van
recreatiewoningen. Deze leggen geen aanvullende regels op aan de beoogde ontwikkeling op de locaties
Swartbroekstraat 2 – 2a en Boerderijweg 6.
De bepalingen specifiek voor de intensieve veehouderij zijn vastgelegd in artikel 2.11. In de verordening
wordt als intensieve veehouderij aangemerkt ‘het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen,
vleeskuiken, vleeskalveren, stieren voor roodvleesproductie, geiten, eenden, pelsdieren, konijnen,
kalkoenen, of parelhoenders’. Een belangrijk deel van de bedrijfsactiviteiten op de Boerderijweg 6 behoren
daarmee op grond van de verordening tot de categorie ‘intensieve veehouderij’. Artikel 2.12 behelst de
regels voor Nieuwvestiging en uitbreiding van intensieve veehouderij. Deze regels zijn onderstaand
opgenomen en worden getoetst voor voorliggend initiatief, waarbij de aanduiding ‘intensieve
veehouderij’ verplaatst wordt van de Swartbroekstraat in Ell naar de Boerderijweg in Neer.
wordt als intensieve veehouderij aangemerkt ‘het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen,
vleeskuiken, vleeskalveren, stieren voor roodvleesproductie, geiten, eenden, pelsdieren, konijnen,
kalkoenen, of parelhoenders’. Een belangrijk deel van de bedrijfsactiviteiten op de Boerderijweg 6 behoren
daarmee op grond van de verordening tot de categorie ‘intensieve veehouderij’. Artikel 2.12 behelst de
regels voor Nieuwvestiging en uitbreiding van intensieve veehouderij. Deze regels zijn onderstaand
opgenomen en worden getoetst voor voorliggend initiatief, waarbij de aanduiding ‘intensieve
veehouderij’ verplaatst wordt van de Swartbroekstraat in Ell naar de Boerderijweg in Neer.
- Een ruimtelijk plan voorziet niet in de nieuwvestiging van intensieve veehouderij buiten een op de
kaarten behorende bij deze verordening als ontwikkelingsgebied intensieve veehouderij
aangewezen gebied.
Nieuwvestiging wordt in de verordening gedefinieerd als ‘vestiging van een intensieve veehouderij op een
nieuw agrarisch bouwvlak of op een bestaand agrarisch bouwvlak waar nog geen intensieve veehouderij is
gevestigd’. De locatie Swartbroekstraat 2 -2a is aangewezen als ‘intensieve veehouderij’ in het
bestemmingsplan ‘Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016’. Op de locatie Boerderijweg 6 is
sprake van een bestaand agrarisch bouwvlak. Ter plaatse is in de huidige situatie geen aanduiding
‘intensieve veehouderij’ aanwezig. Feitelijk is reeds jarenlang een bedrijf vergund en aanwezig dat op grond
van bovenstaande begripsbepaling gedefinieerd wordt als ‘intensieve veehouderij’. In het vigerend
bestemmingsplan is daartoe door de gemeente Leudal de functieaanduiding ‘intensieve
graasdierveehouderij’ opgenomen. Verwezen wordt ook naar het gestelde onder punt 3.
nieuw agrarisch bouwvlak of op een bestaand agrarisch bouwvlak waar nog geen intensieve veehouderij is
gevestigd’. De locatie Swartbroekstraat 2 -2a is aangewezen als ‘intensieve veehouderij’ in het
bestemmingsplan ‘Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016’. Op de locatie Boerderijweg 6 is
sprake van een bestaand agrarisch bouwvlak. Ter plaatse is in de huidige situatie geen aanduiding
‘intensieve veehouderij’ aanwezig. Feitelijk is reeds jarenlang een bedrijf vergund en aanwezig dat op grond
van bovenstaande begripsbepaling gedefinieerd wordt als ‘intensieve veehouderij’. In het vigerend
bestemmingsplan is daartoe door de gemeente Leudal de functieaanduiding ‘intensieve
graasdierveehouderij’ opgenomen. Verwezen wordt ook naar het gestelde onder punt 3.
- Een ruimtelijk plan voorziet niet in de vergroting van een bouwvlak van intensieve veehouderij
binnen een op de kaarten behorende bij deze verordening als extensiveringsgebied intensieve
veehouderij aangewezen gebied.
Het plan voorziet niet in vergroting van een bestaande intensieve veehouderij in extensiveringsgebied.
- Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op incidentele nieuwvestiging van intensieve
veehouderij die per saldo leidt tot een kwalitatieve verbetering van het leefklimaat. Voorwaarde is dat
er sprake is van een duurzame vestigingslocatie en er een koppeling is met de beëindiging van
vergelijkbare activiteiten elders. Deze uitzondering geldt niet binnen de Goudgroene Natuurzone en
binnen extensiveringsgebieden intensieve veehouderij.
Voorliggend plan voorziet het beëindigen van de intensieve veehouderij Swartbroekstraat 2 – 2a en
verplaatsing van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ naar het bestaande agrarisch bedrijf (veehouderij)
Boerderijweg 6. De locatie Boerderijweg 6 is niet gelegen in de Goudgroene Natuurzone of binnen
extensiveringsgebied intensieve veehouderij.
verplaatsing van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ naar het bestaande agrarisch bedrijf (veehouderij)
Boerderijweg 6. De locatie Boerderijweg 6 is niet gelegen in de Goudgroene Natuurzone of binnen
extensiveringsgebied intensieve veehouderij.
Door de beëindiging van het agrarisch bedrijf Swartbroekstraat 2 – 2a, gelegen in de kernrandzone van Ell,
wordt een grote kwaliteitswinst bereikt in deze kern. Het leefklimaat van een aanzienlijk aantal
burgerwoningen in en aan de rand van Ell verbetert door het wegvallen van de geur-, fijnstof-, ammoniak- en
geluidsproductie van het agrarisch bedrijf. Ook verdwijnt met de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten de
incidentele hinder op de aangrenzende sportvelden.
De functieaanduiding wordt overgedragen naar de Boerderijweg 6. In de omgeving van dit bedrijf zijn
uitsluitend andere (agrarische) bedrijven aanwezig. Daarbij is het houden van vleesvee op deze locatie
reeds jarenlang milieukundig vergund.
Uit de toelichting van de verordening wordt duidelijk dat het provinciebestuur het belangrijk vindt dat
kwalitatief kansrijke ontwikkelingen ook buiten de ontwikkelingsgebieden intensieve veehouderij mogelijk
zijn. Voor de vereiste kwalitatieve verbetering van het leefklimaat wordt in elk geval gekeken naar de
milieubelasting en de mate waarin een oplossing wordt geboden voor een ruimtelijk, milieuhygiënisch of
maatschappelijk knelpunt. Per saldo moet er sprake zijn van een verbetering. Aangekondigd wordt dat
Gedeputeerde Staten voor deze aspecten en de onderlinge afweging daarvan, een beleidsregel zullen
uitwerken. Deze is echter nog niet beschikbaar.
Wanneer de milieu-invloed van de veehouderij Swartbroekstraat 2 – 2a op de omgeving wordt vergeleken
met de invloed van de veehouderij Boerderijweg 6 op de omgeving blijkt dat:
met de invloed van de veehouderij Boerderijweg 6 op de omgeving blijkt dat:
- In de omgeving van Swartbroekstraat liggen veel meer zgn. ‘gevoelige objecten’, zowel ten aanzien van
geur als fijnstof alsook geluid. Als gevolg daarvan is de impact van het bedrijf op het leefklimaat van dit
deel van de gemeente Leudal per definitie groter dan de impact van de bedrijfsactiviteiten aan de
Boerderijweg op zijn omgeving. - De afstand tussen het bouwvlak van beide locaties en de gevel van het meest nabijgelegen
geluidgevoelige object is in de situatie van de Swartbroekstraat slechts ca. 10 meter. Aan de
Boerderijweg is de afstand ruimer, namelijk zo’n 28 meter. - Rondom de locatie aan de Swartbroekstraat 2 – 2a zijn veel meer geurgevoelige objecten betrokken in
de berekeningen in het kader van de milieuvergunning, maar liefst 53 objecten. Dit in tegenstelling tot
het aantal van 10 voor wat betreft de directe omgeving van de Boerderijweg 6.

Afbeelding 4.2.2.2: Tabel uit milieuvergunning Swartbroekstraat betreffende het aspect luchtkwaliteit

Afbeelding 4.2.2.1: Tabel uit milieuvergunning Boerderijweg betreffende het aspect luchtkwaliteit
- In de vergelijking van de toetsing fijnstof kunnen we twee zaken concluderen:
- De jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) ligt aan de Swartbroekstraat een stuk hoger dan
aan de Boerderij weg. In beide situaties blijft de emissie van zwevende deeltjes ter plaatse van
relevante beoordelingspunten beneden de geldende norm van 40 microgram per m³, maar aan
de Swartbroekstraat is sprake van een gemiddelde concentratie van 26 microgram per m³, in
vergelijking tot een concentratie van gemiddeld 19 microgram per m³ aan de Boerderijweg. - Kijkend naar de overschrijding van de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie is tevens een
duidelijk verschil zichtbaar tussen beide locaties. Daar waar aan de Boerderijweg sprake is van
een overschrijding van de norm gedurende gemiddeld 7 dagen, betreft het aan de Swartbroekstraat een overschrijding van gemiddeld ruim 18 dagen.
- De jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) ligt aan de Swartbroekstraat een stuk hoger dan
Uit deze vergelijking blijkt dat met de verplaatsing van de IV-status van de Swartbroekstraat 2 – 2a naar de
Boerderijweg 6 een kwalitatieve verbetering wordt bereikt voor de locatie en omgeving Swartbroekstraat en
dat er geen verslechtering ontstaat aan de Boerderijweg. Verwezen wordt ook naar hoofdstuk 5 voor een
toets aan de relevante milieuaspecten.
Boerderijweg 6 een kwalitatieve verbetering wordt bereikt voor de locatie en omgeving Swartbroekstraat en
dat er geen verslechtering ontstaat aan de Boerderijweg. Verwezen wordt ook naar hoofdstuk 5 voor een
toets aan de relevante milieuaspecten.
4.2.3 Limburgs Kwaliteitsmenu
Het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) stelt regels voor het bouwen in het buitengebied in Limburg. Het LKM
geldt voor alle ‘rode ontwikkelingen’: woningbouw, een bedrijfsuitbreiding, nieuwe agrarische bedrijven,
bungalowparken enzovoorts. Dergelijke ontwikkelingen kunnen alleen als tegelijk een verbetering van de
kwaliteit van het buitengebied plaatsvindt, bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe natuur of landschap, een
goede ‘groene inpassing’ of de afbraak van bebouwing.
Bij voorliggend initiatief is sprake van beëindiging en herbestemming van een agrarisch bedrijf met sloop van
bedrijfsgebouwen en het verplaatsen van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ naar een ander bedrijf. Op
deze locatie worden de fysieke bouwmogelijkheden niet vergroot ten opzichte van de geldende
bestemmingsplanregeling.
Voor beide locaties is een inpassingsplan opgesteld, waarin de kwaliteitsbijdrage is verankerd. Verwezen
wordt naar hetgeen is beschreven in hoofdstuk 3 en naar de bijlagen 1 en 2 bij deze toelichting.
geldt voor alle ‘rode ontwikkelingen’: woningbouw, een bedrijfsuitbreiding, nieuwe agrarische bedrijven,
bungalowparken enzovoorts. Dergelijke ontwikkelingen kunnen alleen als tegelijk een verbetering van de
kwaliteit van het buitengebied plaatsvindt, bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe natuur of landschap, een
goede ‘groene inpassing’ of de afbraak van bebouwing.
Bij voorliggend initiatief is sprake van beëindiging en herbestemming van een agrarisch bedrijf met sloop van
bedrijfsgebouwen en het verplaatsen van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ naar een ander bedrijf. Op
deze locatie worden de fysieke bouwmogelijkheden niet vergroot ten opzichte van de geldende
bestemmingsplanregeling.
Voor beide locaties is een inpassingsplan opgesteld, waarin de kwaliteitsbijdrage is verankerd. Verwezen
wordt naar hetgeen is beschreven in hoofdstuk 3 en naar de bijlagen 1 en 2 bij deze toelichting.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Structuurvisie Leudal
Op 2 februari 2010 heeft de gemeenteraad van de gemeente Leudal de Structuurvisie Leudal vastgesteld.
Met deze structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de
toekomst van Leudal van belang zijn.
Met deze structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de
toekomst van Leudal van belang zijn.
De kwaliteiten van het buitengebied van de gemeente Leudal leiden volgens de structuurvisie in een
zonering in 5 delen, namelijk: Rivierdallandschapszone, Boslandschapszone, Terrassenlandschapszone,
Grootschalige deklandschapszone en de Kleinschalige deklandschapszone.
Locatie Swartbroekstraat 2 – 2a
Net als het grootste deel van het buitengebied van Leudal is de locatie Swartbroekstraat 2 -2a gelegen in de
terrassenlandschapszone. In deze zone is sprake van een gefragmenteerde, blokvormige verkaveling met
verspreid gelegen bebouwing. De landschappelijke structuur en kwaliteit wordt met name gevormd door de
beekdalen in het gebied. Voor de overige gronden bepaalt het groene, agrarische karakter de ruimtelijke
kwaliteit. Maatwerk staat voorop bij eventuele ontwikkeling van agrarische bedrijven.
Gezien de ligging, grenzend aan de kern Ell, staat bij de heroriëntatie van de agrarische bedrijfsvoering
versterking van de omgevingskwaliteit voorop. Geconcludeerd is daarbij, dat de locatie niet geschikt is voor
verdere exploitatie van een agrarisch (veehouderij-)bedrijf. Het beëindigen van het bedrijf en herbestemmen
van de bedrijfswoningen tot burgerwoningen past in de door de gemeente gewenste ontwikkelingsrichting
voor de kernrandzone. De gronden die vrijkomen bij de sloop van de bedrijfsgebouwen worden ingericht als
tuin, akker of weiland. Met deze agrarische productiefunctie vormen zij de logische overgang naar het
buitengebied. Door de sloop wordt een bijdrage geleverd aan de versterking van het open groene,
agrarische karakter.
zonering in 5 delen, namelijk: Rivierdallandschapszone, Boslandschapszone, Terrassenlandschapszone,
Grootschalige deklandschapszone en de Kleinschalige deklandschapszone.
Locatie Swartbroekstraat 2 – 2a
Net als het grootste deel van het buitengebied van Leudal is de locatie Swartbroekstraat 2 -2a gelegen in de
terrassenlandschapszone. In deze zone is sprake van een gefragmenteerde, blokvormige verkaveling met
verspreid gelegen bebouwing. De landschappelijke structuur en kwaliteit wordt met name gevormd door de
beekdalen in het gebied. Voor de overige gronden bepaalt het groene, agrarische karakter de ruimtelijke
kwaliteit. Maatwerk staat voorop bij eventuele ontwikkeling van agrarische bedrijven.
Gezien de ligging, grenzend aan de kern Ell, staat bij de heroriëntatie van de agrarische bedrijfsvoering
versterking van de omgevingskwaliteit voorop. Geconcludeerd is daarbij, dat de locatie niet geschikt is voor
verdere exploitatie van een agrarisch (veehouderij-)bedrijf. Het beëindigen van het bedrijf en herbestemmen
van de bedrijfswoningen tot burgerwoningen past in de door de gemeente gewenste ontwikkelingsrichting
voor de kernrandzone. De gronden die vrijkomen bij de sloop van de bedrijfsgebouwen worden ingericht als
tuin, akker of weiland. Met deze agrarische productiefunctie vormen zij de logische overgang naar het
buitengebied. Door de sloop wordt een bijdrage geleverd aan de versterking van het open groene,
agrarische karakter.

Afbeelding 4.3.1.1: Uitsnede Structuurvisie Leudal, locatie Swartbroekstraat
Locatie Boerderijweg 6
De locatie Boerderijweg 6 valt in de Structuurvisiekaart onder de grootschalige dekzandlandschapszone.
Dit betreft een open gebied dat begrensd wordt door de bosgebieden in de gemeente en de gemeentegrens.
Kenmerkend voor het gebied is de grootschalige, rationele opzet van de verkaveling. De
bebouwingsdichtheden in het gebied zijn laag en met name gelegen langs de infrastructuur. De openheid
van het gebied, in combinatie met structuurdragers (zoals beplanting langs infrastructuur) wordt als
waardevol beschouwd.
De locatie Boerderijweg 6 valt in de Structuurvisiekaart onder de grootschalige dekzandlandschapszone.
Dit betreft een open gebied dat begrensd wordt door de bosgebieden in de gemeente en de gemeentegrens.
Kenmerkend voor het gebied is de grootschalige, rationele opzet van de verkaveling. De
bebouwingsdichtheden in het gebied zijn laag en met name gelegen langs de infrastructuur. De openheid
van het gebied, in combinatie met structuurdragers (zoals beplanting langs infrastructuur) wordt als
waardevol beschouwd.

Afbeelding 4.3.1.2: Uitsnede Structuurvisie Leudal, locatie Swartbroekstraat
De grootschalige (grondgebonden) landbouw is sterk vertegenwoordigd in dit gebied, en draagt bij aan de
landschappelijke kwaliteiten. Landbouw is de voornaamste functie in het gebied. Er komen weinig
bebouwingsconcentraties voor, er zijn geen kernen binnen deze zone gelegen.
De aanwezigheid van de veehouderij aan de Boerderijweg 6 te Neer past binnen de beleidslijnen, zoals
vastgelegd in de Structuurvisie Leudal. Het gebiedstype grootschalige dekzandlandschapszone biedt ruimte
en toekomstperspectief aan (grootschalige) veehouderijen, mits aan milieu- en kwaliteitsvereisten is voldaan.
landschappelijke kwaliteiten. Landbouw is de voornaamste functie in het gebied. Er komen weinig
bebouwingsconcentraties voor, er zijn geen kernen binnen deze zone gelegen.
De aanwezigheid van de veehouderij aan de Boerderijweg 6 te Neer past binnen de beleidslijnen, zoals
vastgelegd in de Structuurvisie Leudal. Het gebiedstype grootschalige dekzandlandschapszone biedt ruimte
en toekomstperspectief aan (grootschalige) veehouderijen, mits aan milieu- en kwaliteitsvereisten is voldaan.
5 Sectorale Aspecten
5.1 Inleiding
Voorliggend plan bestaat uit 2 componenten.
Bij de wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ aan de Swartbroekstraat 2-2a te Ell, dient te worden
aangetoond dat ter plaatse van de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook mag
de woning geen hinder veroorzaken voor omliggende bedrijven.
Aan de Boerderijweg 6 wordt het agrarisch bouwvlak behouden, de aanduiding ‘intensieve
graasdierveehouderij’ verwijderd en de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ toegevoegd.
In de volgende paragrafen worden de milieuaspecten zoals geluid, luchtkwaliteit, bodem en
grondwaterkwaliteit, milieu-invloed bedrijvigheid en externe veiligheid beschreven in relatie tot de
ontwikkelingen op de Swartbroekstraat 2 – 2a en Boerderijweg 6. Eveneens is gekeken naar de gevolgen
van de gewenste ingreep voor onder andere aspecten als kabels, leidingen en straalpaden, geurhinder en
veehouderijen, ecologie, waterhuishouding, archeologie en cultuurhistorie, verkeer en parkeren. Ook de
hieruit voortkomende bevindingen worden in onderstaande paragrafen toegelicht. Bij elk thema wordt waar
nodig afzonderlijk ingegaan op de beide locaties.
Bij de wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ aan de Swartbroekstraat 2-2a te Ell, dient te worden
aangetoond dat ter plaatse van de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook mag
de woning geen hinder veroorzaken voor omliggende bedrijven.
Aan de Boerderijweg 6 wordt het agrarisch bouwvlak behouden, de aanduiding ‘intensieve
graasdierveehouderij’ verwijderd en de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ toegevoegd.
In de volgende paragrafen worden de milieuaspecten zoals geluid, luchtkwaliteit, bodem en
grondwaterkwaliteit, milieu-invloed bedrijvigheid en externe veiligheid beschreven in relatie tot de
ontwikkelingen op de Swartbroekstraat 2 – 2a en Boerderijweg 6. Eveneens is gekeken naar de gevolgen
van de gewenste ingreep voor onder andere aspecten als kabels, leidingen en straalpaden, geurhinder en
veehouderijen, ecologie, waterhuishouding, archeologie en cultuurhistorie, verkeer en parkeren. Ook de
hieruit voortkomende bevindingen worden in onderstaande paragrafen toegelicht. Bij elk thema wordt waar
nodig afzonderlijk ingegaan op de beide locaties.
5.2 Milieuaspecten
Swartbroekstraat 2 – 2a
Op de locatie Swartbroekstraat 2 – 2a te Ell zijn momenteel twee bedrijfswoningen aanwezig. Het agrarisch
bedrijf (veehouderij) is beëindigd, de laatste dieren zijn begin februari 2019 vertrokken. De bedrijfswoningen
blijven behouden als (burger)woning. Deze wijziging is op basis van het aspect milieu niet
vergunningsplichtig. Een omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu is als gevolg van het gewenste
initiatief niet aan de orde. Volstaan kan worden met de toets dat de woonbestemming geen belemmering
vormt voor omliggende functies.
Boerderijweg 6
Het agrarisch bedrijf aan de Boerderijweg 6 wordt voortgezet. Het bedrijf beschikt reeds over de benodigde
milieukundige toestemmingen voor het houden van rundvee (Omgevingsvergunning voor het veranderen
van een inrichting (artikel 2.1.1.e Wabo) en het verlenen van een revisievergunning (artikel 2.6 Wabo),
alsmede de omgevingsvergunning bouwen voor 2 nieuwe stallen (artikel 2.1.1.a Wabo) zijn verleend d.d. 18
januari 2019. Door de huidige functieaanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ te vervangen door
‘intensieve veehouderij’ komt de juridisch-planologische regeling beter overeen met de feitelijke en vergunde
situatie. Met de voorgenomen bestemmings-(functie)wijziging is geen wijziging van de vergunde situatie
(voor het aspect milieu of anderszins) gemoeid.
Op de locatie Swartbroekstraat 2 – 2a te Ell zijn momenteel twee bedrijfswoningen aanwezig. Het agrarisch
bedrijf (veehouderij) is beëindigd, de laatste dieren zijn begin februari 2019 vertrokken. De bedrijfswoningen
blijven behouden als (burger)woning. Deze wijziging is op basis van het aspect milieu niet
vergunningsplichtig. Een omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu is als gevolg van het gewenste
initiatief niet aan de orde. Volstaan kan worden met de toets dat de woonbestemming geen belemmering
vormt voor omliggende functies.
Boerderijweg 6
Het agrarisch bedrijf aan de Boerderijweg 6 wordt voortgezet. Het bedrijf beschikt reeds over de benodigde
milieukundige toestemmingen voor het houden van rundvee (Omgevingsvergunning voor het veranderen
van een inrichting (artikel 2.1.1.e Wabo) en het verlenen van een revisievergunning (artikel 2.6 Wabo),
alsmede de omgevingsvergunning bouwen voor 2 nieuwe stallen (artikel 2.1.1.a Wabo) zijn verleend d.d. 18
januari 2019. Door de huidige functieaanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ te vervangen door
‘intensieve veehouderij’ komt de juridisch-planologische regeling beter overeen met de feitelijke en vergunde
situatie. Met de voorgenomen bestemmings-(functie)wijziging is geen wijziging van de vergunde situatie
(voor het aspect milieu of anderszins) gemoeid.
5.2.1 Milieu-invloed bedrijvigheid
In de directe nabijheid van een ruimtelijke ontwikkeling kunnen bedrijven gelegen zijn die eventuele
(negatieve) gevolgen voor het plan kunnen hebben. Denk hierbij aan geurcontouren van agrarische
bedrijven, maar ook milieuhinder veroorzaakt door andere bedrijfstypen kan een rol spelen. Daarnaast kan
de gewenste ruimtelijke ontwikkeling zelf bedrijvigheid mogelijk maken die een (nadelige) invloed op de
omgeving kan hebben.
Swartbroekstraat 2 – 2a
In het plangebied worden de begrenzing en bouwmogelijkheden bij een (burger)woonbestemming
aangepast op de gewenste situatie. De woningen zelf zijn geen functies die een negatieve milieu-invloed
veroorzaken op andere (gevoelige) functies in de omgeving. Wel kan de exploitatie van inrichtingen in de
omgeving nadelige invloed hebben op het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning.
Een eerste toets heeft plaatsgevonden aan de voorgeschreven afstanden zoals deze zijn opgenomen in de
(indicatieve) lijst "Bedrijven en Milieuzonering", uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) in 2009.
(negatieve) gevolgen voor het plan kunnen hebben. Denk hierbij aan geurcontouren van agrarische
bedrijven, maar ook milieuhinder veroorzaakt door andere bedrijfstypen kan een rol spelen. Daarnaast kan
de gewenste ruimtelijke ontwikkeling zelf bedrijvigheid mogelijk maken die een (nadelige) invloed op de
omgeving kan hebben.
Swartbroekstraat 2 – 2a
In het plangebied worden de begrenzing en bouwmogelijkheden bij een (burger)woonbestemming
aangepast op de gewenste situatie. De woningen zelf zijn geen functies die een negatieve milieu-invloed
veroorzaken op andere (gevoelige) functies in de omgeving. Wel kan de exploitatie van inrichtingen in de
omgeving nadelige invloed hebben op het woon- en leefmilieu ter plaatse van de woning.
Een eerste toets heeft plaatsgevonden aan de voorgeschreven afstanden zoals deze zijn opgenomen in de
(indicatieve) lijst "Bedrijven en Milieuzonering", uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) in 2009.
In de directe omgeving van het plangebied zijn nauwelijks functies gevestigd die mogelijk milieuhygiënische
invloed hebben op de woning. De aanwezige functies zijn merendeels burgerwoningen (kern Ell) en
onbebouwde agrarische gronden. De dichtst nabij gelegen inrichting betreft een grondgebonden agrarisch
bedrijf aan de Meidoornstraat 15. Deze zit op een afstand van ca. 300 m. ten oosten van de planlocatie. Aan
de zuidwestzijde van de kern Ell bevindt zich een tuinderij/kwekerij aan de Antoniusstraat 32. Deze zit op
ruim 500 meter afstand van onderhavige planlocatie.
Beide inrichtingen zijn op voldoende afstand gelegen van onderhavig plangebied en bovendien, gezien de
functie binnen beide bedrijven, ook niet van beperkende (milieuhygiënische) invloed in relatie tot de
voorgenomen ontwikkeling. Andersom beperkt het initiatief ook niet de ontwikkelingsmogelijkheden van
beide bedrijven.
Aan de hand van de richtafstandlijst van het VNG kan worden geconcludeerd de bestemmingswijziging niet
wordt belemmerd door de in de omgeving aanwezige bedrijven. Als gevolg van de ontwikkeling verdwijnt het
agrarisch bedrijf en de bijbehorende intensieve veehouderijtak. Met name vanwege deze ontwikkeling wordt
eventuele overlast (geur, geluid) in de omgeving sterk verminderd, bovendien nagenoeg uitgesloten.
Geconcludeerd kan worden dat de nieuwe bestemming de aanwezige bedrijven niet in hun
ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
Boerderijweg 6
De locatie Boerderijweg 6 is en blijft bestemd als agrarisch bedrijf. Er is dan ook geen sprake van toevoeging
van een gevoelige functie. Op de locatie wordt de aanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ vervangen
door ‘intensieve veehouderij’. De noodzaak hiertoe wordt ingegeven door de in het bestemmingsplan
opgenomen definitie voor ‘intensieve graasdierveehouderij’. Hiertoe behoren uitsluitend melkkoeien. Voor de
rundveehouderij ten dienste van de vleesproductie is de aanduiding dan ook niet passend. Met de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wordt, op grond van de bepalingen in het bestemmingsplan, wel recht
gedaan aan de vergunde en bestaande activiteiten.
Het bedrijf is sinds 2014 geheel vernieuwd en ingericht voor de vleesrundveehouderij. De realisatie van 2
nieuwe stallen zal op korte termijn plaatsvinden. In de geldende vergunning is de invloed van de totale
bedrijfsactiviteiten op de omgeving getoetst. Deze vergunning is onherroepelijk in werking. Nu in het kader
van de vergunningverlening is gebleken dat de aangevraagde exploitatie milieukundig aanvaardbaar is, kan
geconcludeerd worden dat de wijziging van de functieaanduiding niet tot bezwaren leidt.
invloed hebben op de woning. De aanwezige functies zijn merendeels burgerwoningen (kern Ell) en
onbebouwde agrarische gronden. De dichtst nabij gelegen inrichting betreft een grondgebonden agrarisch
bedrijf aan de Meidoornstraat 15. Deze zit op een afstand van ca. 300 m. ten oosten van de planlocatie. Aan
de zuidwestzijde van de kern Ell bevindt zich een tuinderij/kwekerij aan de Antoniusstraat 32. Deze zit op
ruim 500 meter afstand van onderhavige planlocatie.
Beide inrichtingen zijn op voldoende afstand gelegen van onderhavig plangebied en bovendien, gezien de
functie binnen beide bedrijven, ook niet van beperkende (milieuhygiënische) invloed in relatie tot de
voorgenomen ontwikkeling. Andersom beperkt het initiatief ook niet de ontwikkelingsmogelijkheden van
beide bedrijven.
Aan de hand van de richtafstandlijst van het VNG kan worden geconcludeerd de bestemmingswijziging niet
wordt belemmerd door de in de omgeving aanwezige bedrijven. Als gevolg van de ontwikkeling verdwijnt het
agrarisch bedrijf en de bijbehorende intensieve veehouderijtak. Met name vanwege deze ontwikkeling wordt
eventuele overlast (geur, geluid) in de omgeving sterk verminderd, bovendien nagenoeg uitgesloten.
Geconcludeerd kan worden dat de nieuwe bestemming de aanwezige bedrijven niet in hun
ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
Boerderijweg 6
De locatie Boerderijweg 6 is en blijft bestemd als agrarisch bedrijf. Er is dan ook geen sprake van toevoeging
van een gevoelige functie. Op de locatie wordt de aanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ vervangen
door ‘intensieve veehouderij’. De noodzaak hiertoe wordt ingegeven door de in het bestemmingsplan
opgenomen definitie voor ‘intensieve graasdierveehouderij’. Hiertoe behoren uitsluitend melkkoeien. Voor de
rundveehouderij ten dienste van de vleesproductie is de aanduiding dan ook niet passend. Met de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wordt, op grond van de bepalingen in het bestemmingsplan, wel recht
gedaan aan de vergunde en bestaande activiteiten.
Het bedrijf is sinds 2014 geheel vernieuwd en ingericht voor de vleesrundveehouderij. De realisatie van 2
nieuwe stallen zal op korte termijn plaatsvinden. In de geldende vergunning is de invloed van de totale
bedrijfsactiviteiten op de omgeving getoetst. Deze vergunning is onherroepelijk in werking. Nu in het kader
van de vergunningverlening is gebleken dat de aangevraagde exploitatie milieukundig aanvaardbaar is, kan
geconcludeerd worden dat de wijziging van de functieaanduiding niet tot bezwaren leidt.
5.2.2 Geluid
De mate waarin het geluid, bijvoorbeeld veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is
geregeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Wgh en Bgh). De kern van de wet is dat
geluidsgevoelige bestemmingen worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving ten gevolge van
wegverkeer, spoorweg en industrie.
Swartbroekstraat 2 – 2a
Wegverkeerslawaai
Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van het omschakelen van een agrarische bestemming naar een
woonbestemming. Hierbij zijn de bedrijfsactiviteiten gestaakt en zal het aantal (vracht)verkeersbewegingen
van en naar de locatie afnemen. Het geluidsniveau dient ter plaatse aanvaardbaar te zijn voor de gewenste
functie. Er is geen sprake van het oprichten van nieuwe gevoelige objecten, het gaat om een bestaande
situatie. Een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf geniet hetzelfde beschermingsniveau op grond van de
Wet geluidhinder, als een burgerwoning. De geluidbelasting is in de huidige situatie aanvaardbaar.
Spoorweglawaai
Een spoorweg is op meer dan twee kilometer van de planlocatie gelegen. Op een dergelijke afstand zal er
geen sprake zijn van een bovenmatige geluidsbelasting. Ook vaarwegen zijn op voldoende afstand tot de
planlocatie gelegen, zodat hiervan geen belemmeringen te verwachten zijn.
Industrielawaai
De impact van het geluid van omliggende inrichtingen is getoetst in paragraaf 4.2.1. Het projectgebied
voldoet aan de gestelde afstandsnormen die het VNG stelt. Vanuit het aspect geluid vindt er geen
onevenredige aantasting vanuit omliggende inrichtingen plaats.
geregeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder (Wgh en Bgh). De kern van de wet is dat
geluidsgevoelige bestemmingen worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving ten gevolge van
wegverkeer, spoorweg en industrie.
Swartbroekstraat 2 – 2a
Wegverkeerslawaai
Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van het omschakelen van een agrarische bestemming naar een
woonbestemming. Hierbij zijn de bedrijfsactiviteiten gestaakt en zal het aantal (vracht)verkeersbewegingen
van en naar de locatie afnemen. Het geluidsniveau dient ter plaatse aanvaardbaar te zijn voor de gewenste
functie. Er is geen sprake van het oprichten van nieuwe gevoelige objecten, het gaat om een bestaande
situatie. Een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf geniet hetzelfde beschermingsniveau op grond van de
Wet geluidhinder, als een burgerwoning. De geluidbelasting is in de huidige situatie aanvaardbaar.
Spoorweglawaai
Een spoorweg is op meer dan twee kilometer van de planlocatie gelegen. Op een dergelijke afstand zal er
geen sprake zijn van een bovenmatige geluidsbelasting. Ook vaarwegen zijn op voldoende afstand tot de
planlocatie gelegen, zodat hiervan geen belemmeringen te verwachten zijn.
Industrielawaai
De impact van het geluid van omliggende inrichtingen is getoetst in paragraaf 4.2.1. Het projectgebied
voldoet aan de gestelde afstandsnormen die het VNG stelt. Vanuit het aspect geluid vindt er geen
onevenredige aantasting vanuit omliggende inrichtingen plaats.
Geconcludeerd kan worden dat op het gebied van geluid geen belemmeringen bestaan voor de gewenste
ontwikkeling.
Boerderijweg 6
Bij de wijziging van de functieaanduiding aan de Boerderijweg ontstaat geen nieuwe geluidgevoelige functie.
Ook is voor omliggende geluidgevoelige functies geen sprake van wijziging op de Boerderijweg 6 die meer
geluidbelasting kan gaan veroorzaken. Ter plaatse is immers reeds een agrarisch bedrijf (veehouderij)
gevestigd en het aspect geluid is getoetst in het kader van de vergunningverlening. Met de vervanging van
de aanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ door ‘intensieve graasdierveehouderij’ is geen sprake van
wijziging van de vergunde situatie.
ontwikkeling.
Boerderijweg 6
Bij de wijziging van de functieaanduiding aan de Boerderijweg ontstaat geen nieuwe geluidgevoelige functie.
Ook is voor omliggende geluidgevoelige functies geen sprake van wijziging op de Boerderijweg 6 die meer
geluidbelasting kan gaan veroorzaken. Ter plaatse is immers reeds een agrarisch bedrijf (veehouderij)
gevestigd en het aspect geluid is getoetst in het kader van de vergunningverlening. Met de vervanging van
de aanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ door ‘intensieve graasdierveehouderij’ is geen sprake van
wijziging van de vergunde situatie.
5.2.3 Luchtkwaliteit
In de Wet luchtkwaliteit zijn de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen als onderdeel van
de Wet milieubeheer (Wm) beschreven. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden
bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de
volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het
uitoefenen van de bevoegdheid:
de Wet milieubeheer (Wm) beschreven. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden
bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de
volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het
uitoefenen van de bevoegdheid:
- Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- Een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- Een project draagt ‘niet in betekende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- Een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Hoofdstuk 5 van de Wm maakt onderscheid tussen projecten die ‘Niet in betekenende mate’ (NIBM) en ‘In
betekenende mate’ (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In het Besluit NIBM is
vastgelegd wanneer een project NIBM is. Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een
toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de
grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2).
betekenende mate’ (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In het Besluit NIBM is
vastgelegd wanneer een project NIBM is. Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een
toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de
grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2).
Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:
- Aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan
geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM; - Op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.
Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan
grenswaarden plaats te vinden. Het project geldt dan als een NIBM-project en kan doorgaan zonder dat
extra maatregelen worden genomen.
De Regeling NIBM geeft voor een aantal soorten van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens.
Het gaat daarbij om woningbouwprojecten, kantoorprojecten en enkele inrichtingen (bv
landbouwinrichtingen). De 3% is als volgt gekwantificeerd:
grenswaarden plaats te vinden. Het project geldt dan als een NIBM-project en kan doorgaan zonder dat
extra maatregelen worden genomen.
De Regeling NIBM geeft voor een aantal soorten van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens.
Het gaat daarbij om woningbouwprojecten, kantoorprojecten en enkele inrichtingen (bv
landbouwinrichtingen). De 3% is als volgt gekwantificeerd:
- Voor woningbouw geldt dat de 3% grens op 1.500 woningen is vastgesteld (bij 1 ontsluitingsweg) en op 3.000 woningen is vastgesteld in het geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- Voor kantoren geldt dat de 1% grens op 100.000 m² bruto vloeroppervlakte kantoorgebouwen is vastgesteld (bij 1 ontsluitingsweg), en bij 200.000 m² kantoorgebouwen in het geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Swartbroekstraat 2 – 2a
Het planvoornemen betreft de wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ ten aanzien van twee bestaande
agrarische bedrijfswoningen. Deze ontwikkeling valt zeer ruimschoots binnen de NIBM-grens voor
woningbouwlocaties. Het plan geldt daarom als een NIBM-project en kan doorgaan zonder dat extra
maatregelen genomen worden.
Het planvoornemen betreft de wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ ten aanzien van twee bestaande
agrarische bedrijfswoningen. Deze ontwikkeling valt zeer ruimschoots binnen de NIBM-grens voor
woningbouwlocaties. Het plan geldt daarom als een NIBM-project en kan doorgaan zonder dat extra
maatregelen genomen worden.
Anderzijds heeft de geplande activiteit een zeer beperkte verkeersaantrekkende werking, sterker nog: de
verkeersaantrekkende werking neemt af als gevolg van de sanering van het agrarische bedrijf. Er is derhalve
geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit in de directe omgeving.
Er kan geconcludeerd worden dat, gezien de ligging en omvang van het planvoornemen, de
(her)bestemming nauwelijks tot geen invloed heeft op de luchtkwaliteit.
Boerderijweg 6
Bij de wijziging van de functieaanduiding aan de Boerderijweg ontstaat geen nieuwe gevoelige functie voor
het aspect ‘luchtkwaliteit’. Ook ontstaat geen nieuwe functie die (negatieve) invloed op de luchtkwaliteit kan
hebben. Ter plaatse is immers reeds een agrarisch bedrijf (veehouderij) gevestigd, waarvoor het aspect
luchtkwaliteit is getoetst in het kader van de vergunningverlening. Met de vervanging van de aanduiding
‘intensieve graasdierveehouderij’ door ‘intensieve graasdierveehouderij’ is geen sprake van wijziging van de
vergunde (en feitelijke) situatie.
verkeersaantrekkende werking neemt af als gevolg van de sanering van het agrarische bedrijf. Er is derhalve
geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit in de directe omgeving.
Er kan geconcludeerd worden dat, gezien de ligging en omvang van het planvoornemen, de
(her)bestemming nauwelijks tot geen invloed heeft op de luchtkwaliteit.
Boerderijweg 6
Bij de wijziging van de functieaanduiding aan de Boerderijweg ontstaat geen nieuwe gevoelige functie voor
het aspect ‘luchtkwaliteit’. Ook ontstaat geen nieuwe functie die (negatieve) invloed op de luchtkwaliteit kan
hebben. Ter plaatse is immers reeds een agrarisch bedrijf (veehouderij) gevestigd, waarvoor het aspect
luchtkwaliteit is getoetst in het kader van de vergunningverlening. Met de vervanging van de aanduiding
‘intensieve graasdierveehouderij’ door ‘intensieve graasdierveehouderij’ is geen sprake van wijziging van de
vergunde (en feitelijke) situatie.
5.2.4 Bodemkwaliteit
Swartbroekstraat 2 – 2a
Voor de locatie Swartbroekstraat te Ell is een bodemonderzoek uitgevoerd door bureau Bodeminzicht te
Veghel.
Het onderzoek heeft zich gericht op het bepalen van de bodemkwaliteit ter plaatse van de voorgenomen
beëindiging van het agrarisch bedrijf en de herbestemming van een gedeelte van de locatie van agrarisch
naar wonen. Het doel van het onderzoek was tweeledig:
Voor de locatie Swartbroekstraat te Ell is een bodemonderzoek uitgevoerd door bureau Bodeminzicht te
Veghel.
Het onderzoek heeft zich gericht op het bepalen van de bodemkwaliteit ter plaatse van de voorgenomen
beëindiging van het agrarisch bedrijf en de herbestemming van een gedeelte van de locatie van agrarisch
naar wonen. Het doel van het onderzoek was tweeledig:
- Het bepalen of sprake is van verdachte deellocaties op het agrarisch erf, die de bodemkwaliteit mogelijk
negatief hebben beïnvloed. - Het bepalen van de bodemkwaliteit ter plaatse van de beoogde bestemmingswijziging.
Op basis van een vooronderzoek zijn aannames gedaan over het al dan niet aanwezig zijn van potentiële
verontreinigingsbronnen en is een onderzoekshypothese opgesteld. Hieruit is gebleken dat op het erf sprake
was van een tanklocatie, welke als verdachte deellocatie is beschouwd voor bodemverontreiniging met
minerale olie in grond en grondwater. Andere verdachte deellocaties zijn niet vastgesteld.
De voormalige tanklocatie valt binnen het gebied dat wordt herbestemd tot wonen. Nader onderzoek heeft
uitgewezen dat sprake is van lichte verontreiniging van het grondwater ter plaatse van de voormalige
dieseltank, welk gehalte echter geen aanleiding geeft voor nader onderzoek. Ter plaatse van de locatie waar
de woonbestemming zal gaan gelden zijn voor het overige ook geen verontreinigingen aangetoond, die
aanleiding vormen voor het uitvoeren van nader aanvullend bodemonderzoek.
Op het agrarisch bouwvlak buiten het gebied dat wordt herbestemd, zijn geen verdachte bedrijfsactiviteiten
vastgesteld. Hier is geen aanvullend bodemonderzoek vereist.
Op de locatie is geen sprake van aanwezigheid van asbest in bodem of puin in een gehalte boven de
interventiewaarde.
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit binnen het
plangebied geen belemmering vormt voor de beoogde herbestemming.
De rapportage ‘Verkennend bodemonderzoek Swartbroekstraat 2-2a te Ell, met rapportnummer B2208 d.d.
13 maart 2019 is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
Boerderijweg 6
Voor deze locatie blijft het toegekende agrarisch bouwvlak, en daarmee de aanwezige bouwmogelijkheden,
behouden. Ook de hoofdfunctie (agrarisch bedrijf) wijzigt niet in een functie waarvoor een hogere
bodemkwaliteit verlangd wordt. Een (nader) onderzoek naar de bodemkwaliteit ter plaatse is dan ook niet
noodzakelijk.
verontreinigingsbronnen en is een onderzoekshypothese opgesteld. Hieruit is gebleken dat op het erf sprake
was van een tanklocatie, welke als verdachte deellocatie is beschouwd voor bodemverontreiniging met
minerale olie in grond en grondwater. Andere verdachte deellocaties zijn niet vastgesteld.
De voormalige tanklocatie valt binnen het gebied dat wordt herbestemd tot wonen. Nader onderzoek heeft
uitgewezen dat sprake is van lichte verontreiniging van het grondwater ter plaatse van de voormalige
dieseltank, welk gehalte echter geen aanleiding geeft voor nader onderzoek. Ter plaatse van de locatie waar
de woonbestemming zal gaan gelden zijn voor het overige ook geen verontreinigingen aangetoond, die
aanleiding vormen voor het uitvoeren van nader aanvullend bodemonderzoek.
Op het agrarisch bouwvlak buiten het gebied dat wordt herbestemd, zijn geen verdachte bedrijfsactiviteiten
vastgesteld. Hier is geen aanvullend bodemonderzoek vereist.
Op de locatie is geen sprake van aanwezigheid van asbest in bodem of puin in een gehalte boven de
interventiewaarde.
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit binnen het
plangebied geen belemmering vormt voor de beoogde herbestemming.
De rapportage ‘Verkennend bodemonderzoek Swartbroekstraat 2-2a te Ell, met rapportnummer B2208 d.d.
13 maart 2019 is als bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd.
Boerderijweg 6
Voor deze locatie blijft het toegekende agrarisch bouwvlak, en daarmee de aanwezige bouwmogelijkheden,
behouden. Ook de hoofdfunctie (agrarisch bedrijf) wijzigt niet in een functie waarvoor een hogere
bodemkwaliteit verlangd wordt. Een (nader) onderzoek naar de bodemkwaliteit ter plaatse is dan ook niet
noodzakelijk.
5.2.5 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving
vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het
gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen.
vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het
gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen.
Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de
verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het projectgebied ten gevolge van
handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het
plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico heeft betrekking op de bescherming van personen die zich bevinden in de nabijheid
van een risicobron, tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, of ten
gevolge van een ongeval met een vliegtuig op of nabij een luchthaven.
Groepsrisico heeft betrekking op de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van
een dergelijk ongeval met een groot aantal slachtoffers.
De mogelijke risico’s in de nabijheid van het plangebied kunnen in kaart worden gebracht door middel van
het raadplegen van de nationale Risicokaart. Deze kaart is opgesteld vanuit de rijksoverheid en bevat
gegevens over welke risico’s er in de leefomgeving zijn, zodat iedereen zich kan voorbereiden op eventuele
calamiteiten.
Swartbroekstraat 2 – 2a
Ten aanzien van de ligging van onderhavig plangebied kan na het raadplegen van de risicokaart het
volgende worden geconcludeerd.
verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het projectgebied ten gevolge van
handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het
plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico heeft betrekking op de bescherming van personen die zich bevinden in de nabijheid
van een risicobron, tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, of ten
gevolge van een ongeval met een vliegtuig op of nabij een luchthaven.
Groepsrisico heeft betrekking op de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van
een dergelijk ongeval met een groot aantal slachtoffers.
De mogelijke risico’s in de nabijheid van het plangebied kunnen in kaart worden gebracht door middel van
het raadplegen van de nationale Risicokaart. Deze kaart is opgesteld vanuit de rijksoverheid en bevat
gegevens over welke risico’s er in de leefomgeving zijn, zodat iedereen zich kan voorbereiden op eventuele
calamiteiten.
Swartbroekstraat 2 – 2a
Ten aanzien van de ligging van onderhavig plangebied kan na het raadplegen van de risicokaart het
volgende worden geconcludeerd.

Figuur 4.2.5.1: Ligging van de locatie (oranje cirkel) op de risicokaart.
Risicovolle inrichtingen
De afstand tussen het plangebied en de dichtstbijzijnde risicovolle inrichting is meer dan 1 kilometer. Dit
betreft de aanwezigheid van een propaantank bij een agrarisch bedrijf aan de Hoogstraat 32 te Ell, welke
een risicocontour (10-6) heeft van 20 meter. Andere risicovolle inrichtingen die van invloed kunnen zijn op het
planvoornemen zijn, zijn er niet.
Buisleidingen
De dichtstbijzijnde buisleiding betreft een gasleiding op ruim 600 meter afstand vanuit de bestaande
woningen. De grootst mogelijke inventarisatieafstand voor buisleidingen bedraagt 580 meter. Het plangebied
is buiten deze afstanden gelegen. De ligging van het plangebied ten opzichte van buisleidingen vormt
hiermee geen risico in relatie tot de externe veiligheid.
De afstand tussen het plangebied en de dichtstbijzijnde risicovolle inrichting is meer dan 1 kilometer. Dit
betreft de aanwezigheid van een propaantank bij een agrarisch bedrijf aan de Hoogstraat 32 te Ell, welke
een risicocontour (10-6) heeft van 20 meter. Andere risicovolle inrichtingen die van invloed kunnen zijn op het
planvoornemen zijn, zijn er niet.
Buisleidingen
De dichtstbijzijnde buisleiding betreft een gasleiding op ruim 600 meter afstand vanuit de bestaande
woningen. De grootst mogelijke inventarisatieafstand voor buisleidingen bedraagt 580 meter. Het plangebied
is buiten deze afstanden gelegen. De ligging van het plangebied ten opzichte van buisleidingen vormt
hiermee geen risico in relatie tot de externe veiligheid.
Transportroutes
Over de Swartbroekstraat vindt geen risicovol transport plaats. Over de A2 worden wel gevaarlijke stoffen
vervoerd. De afstand tussen het plangebied en de snelweg bedraagt meer dan 1 kilometer. De ligging van
de A2 ten opzichte van de locatie aan de Swartbroekstraat is niet van invloed op het planvoornemen.
Op grond van de risicokaart is het plangebied niet binnen de plaatsgebonden risicocontouren en/of het
invloedsgebied van het groepsrisico van een risicovolle activiteit. Er wordt bovendien geen woning
toegevoegd aan het plangebied, dus het aantal personen neemt niet toe. Geconcludeerd kan worden dat er
vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn, die nader onderzoek vereisen.
Boerderijweg 6
Met de wijziging van de functieaanduiding aan de Boerderijweg 6 ontstaat geen nieuwe (beperkt) kwetsbare
functie. De bedrijfswoning blijft ongewijzigd behouden en de bedrijfsgebouwen blijven behouden/ worden
gerealiseerd overeenkomstig de verleende vergunning.
Het wijzigen van de aanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ in ‘intensieve veehouderij’ op een bestaand
agrarisch bouwvlak zorgt tevens niet voor een toename van het externe veiligheidsrisico voor de omgeving.
Feitelijk wijzigt immers alleen de functieaanduiding, niet de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten. Hiervan is de
aanvaardbaarheid bij vergunningverlening afgewogen.
Een nadere toets aan het aspect externe veiligheid is voor dit deel van het plangebied dan ook niet
noodzakelijk.
Over de Swartbroekstraat vindt geen risicovol transport plaats. Over de A2 worden wel gevaarlijke stoffen
vervoerd. De afstand tussen het plangebied en de snelweg bedraagt meer dan 1 kilometer. De ligging van
de A2 ten opzichte van de locatie aan de Swartbroekstraat is niet van invloed op het planvoornemen.
Op grond van de risicokaart is het plangebied niet binnen de plaatsgebonden risicocontouren en/of het
invloedsgebied van het groepsrisico van een risicovolle activiteit. Er wordt bovendien geen woning
toegevoegd aan het plangebied, dus het aantal personen neemt niet toe. Geconcludeerd kan worden dat er
vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn, die nader onderzoek vereisen.
Boerderijweg 6
Met de wijziging van de functieaanduiding aan de Boerderijweg 6 ontstaat geen nieuwe (beperkt) kwetsbare
functie. De bedrijfswoning blijft ongewijzigd behouden en de bedrijfsgebouwen blijven behouden/ worden
gerealiseerd overeenkomstig de verleende vergunning.
Het wijzigen van de aanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ in ‘intensieve veehouderij’ op een bestaand
agrarisch bouwvlak zorgt tevens niet voor een toename van het externe veiligheidsrisico voor de omgeving.
Feitelijk wijzigt immers alleen de functieaanduiding, niet de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten. Hiervan is de
aanvaardbaarheid bij vergunningverlening afgewogen.
Een nadere toets aan het aspect externe veiligheid is voor dit deel van het plangebied dan ook niet
noodzakelijk.
5.2.6 Geurhinder en ammoniak
De Wet geurhinder en veehouderijen (Wgv) van 5 oktober 2006 schept het beoordelingskader voor
geurhinder als gevolg van tot veehouderij behorende dierenverblijven. Deze wet is 1 januari 2007 in werking
getreden. Er wordt gekeken naar de geurbelasting van veehouderijbedrijven op de in de omgeving liggende
geurgevoelige objecten. Nederland is opgesplitst in concentratie- en niet concentratie gebieden. In deze
gebieden wordt weer onderscheid gemaakt tussen objecten die liggen buiten of binnen de bebouwde kom.
Swartbroekstraat 2 – 2a
Aangezien de begrenzing van het bestemmingsvlak naar ‘Wonen’ wijzigt is een toets aan het aspect ‘geur’
noodzakelijk.
In de nabije omgeving van de Swartbroekstraat 2-2a zijn nauwelijks veehouderijen aanwezig. De dichtst bij
gelegen veehouderij ligt op circa 300 meter afstand ten oosten van het initiatief. De betreffende veehouderij
aan de Meidoornstraat 15 betreft geen intensieve veehouderij, maar een grondgebonden agrarisch bedrijf
(melkvee). Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij dient voor een dergelijk bedrijf ten opzichte van
omliggende geurgevoelige objecten (zoals een burgerwoning) een vaste afstand van 50 meter
(buitengebied) in acht genomen te worden. De werkelijke afstand tussen beide objecten is ruim voldoende,
zodat er geen sprake is van belemmering vanuit het veehouderijbedrijf op het gebied van geur.
geurhinder als gevolg van tot veehouderij behorende dierenverblijven. Deze wet is 1 januari 2007 in werking
getreden. Er wordt gekeken naar de geurbelasting van veehouderijbedrijven op de in de omgeving liggende
geurgevoelige objecten. Nederland is opgesplitst in concentratie- en niet concentratie gebieden. In deze
gebieden wordt weer onderscheid gemaakt tussen objecten die liggen buiten of binnen de bebouwde kom.
Swartbroekstraat 2 – 2a
Aangezien de begrenzing van het bestemmingsvlak naar ‘Wonen’ wijzigt is een toets aan het aspect ‘geur’
noodzakelijk.
In de nabije omgeving van de Swartbroekstraat 2-2a zijn nauwelijks veehouderijen aanwezig. De dichtst bij
gelegen veehouderij ligt op circa 300 meter afstand ten oosten van het initiatief. De betreffende veehouderij
aan de Meidoornstraat 15 betreft geen intensieve veehouderij, maar een grondgebonden agrarisch bedrijf
(melkvee). Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij dient voor een dergelijk bedrijf ten opzichte van
omliggende geurgevoelige objecten (zoals een burgerwoning) een vaste afstand van 50 meter
(buitengebied) in acht genomen te worden. De werkelijke afstand tussen beide objecten is ruim voldoende,
zodat er geen sprake is van belemmering vanuit het veehouderijbedrijf op het gebied van geur.

Figuur 4.2.6.1: Afstand van het plangebied ten opzichte van de dichtst bij gelegen veehouderij.
Op het gebied van ammoniakemissie verdwijnt ammoniak door het beëindigen van de veehouderij ter
plaatse. In de nieuwe situatie is geen sprake van ammoniakemissie, waardoor het plan dan ook geen
negatieve gevolgen heeft voor omliggende gevoelige functies.
Boerderijweg 6
Binnen dit deel van het plangebied is een rundveehouderij aanwezig, gericht op de vleesproductie. De
aanvaardbaarheid van de veehouderijactiviteiten is afgewogen in de verleende vergunning d.d. 18 januari
2019.
Voor het aspect geur geldt op grond van de Wet geurhinder en veehouderij voor rundvee een vaste afstand.
Aan deze afstand van 50 meter in het buitengebied tot geurgevoelige objecten wordt voldaan. Met de
wijziging van de functieaanduiding is geen sprake van een wijziging in de feitelijke bedrijfsvoering.
De ammoniakemissie van het bedrijf op omliggende natuurgebieden is beoordeeld in het kader van de
milieutoestemming en de Wet natuurbescherming. Deze vergunningen zijn onherroepelijk verleend. Op
grond van artikel 2.7, tweede lid, Wet natuurbescherming is op 17 mei 2018 een wijzigingsvergunning
afgegeven (kenmerk 2018/32278). Ook hiervoor geldt dat er met de wijziging van de functieaanduiding geen
wijziging van de feitelijke bedrijfsvoering ontstaat.
5.3 Waterhuishouding
Swartbroekstraat 2 – 2a
Afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater wordt aangesloten op het bestaande rioleringssysteem.
Afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater wordt aangesloten op het bestaande rioleringssysteem.
Hemelwater
Het nemen van maatregelen voor de afkoppeling van hemelwater, is noodzakelijk indien er sprake is van
een toename van het verhard oppervlak (bebouwing en verharding). Voorliggend initiatief richt zich op de
bestemmingswijziging naar ‘Wonen’. In de nieuwe situatie wordt de overtollige bebouwing gesloopt en neemt
het verhard oppervlak op de locatie ter plaatse af. Mitigerende maatregelen op het gebied van
waterhuishouding zijn dus niet noodzakelijk.
Een negatieve beïnvloeding van het grondwaterpeil of de waterhuishouding is, gezien het bovenstaande,
niet te verwachten. Concluderend kan daarom worden gesteld dat bij de realisatie van het initiatief geen
knelpunten ontstaan tussen grondgebruik, bestemmingen of waterhuishoudkundige functies in relatie tot
waterbeheer.
Boerderijweg 6
De wijze waarop op het agrarisch bedrijf Boerderijweg 6 wordt omgegaan met afval- en hemelwater is
vastgelegd in de vigerende vergunningen, die met voorliggende bestemmingsplanherziening niet wijzigen.
Het bedrijf beschikt aan de achterzijde over een tweetal infiltratievoorzieningen, waar het hemelwater dat
terecht komt op de bebouwing en verharding wordt geborgen en geïnfiltreerd. Beide voorzieningen zijn in
een eerder stadium aangelegd, voor het laatst tijdens de voorgaande ruimtelijke procedure om te komen tot
de bouw van nog twee nieuwe stallen. De capaciteit van de voorzieningen is daarmee gericht op de totale
bebouwing die binnen het bouwvlak aanwezig mag zijn.
Nu er geen wijzigingen plaatsvinden in de feitelijke bedrijfssituatie is van een (negatieve) beïnvloeding van
het grondwaterpeil of de waterhuishouding geen sprake.
Het nemen van maatregelen voor de afkoppeling van hemelwater, is noodzakelijk indien er sprake is van
een toename van het verhard oppervlak (bebouwing en verharding). Voorliggend initiatief richt zich op de
bestemmingswijziging naar ‘Wonen’. In de nieuwe situatie wordt de overtollige bebouwing gesloopt en neemt
het verhard oppervlak op de locatie ter plaatse af. Mitigerende maatregelen op het gebied van
waterhuishouding zijn dus niet noodzakelijk.
Een negatieve beïnvloeding van het grondwaterpeil of de waterhuishouding is, gezien het bovenstaande,
niet te verwachten. Concluderend kan daarom worden gesteld dat bij de realisatie van het initiatief geen
knelpunten ontstaan tussen grondgebruik, bestemmingen of waterhuishoudkundige functies in relatie tot
waterbeheer.
Boerderijweg 6
De wijze waarop op het agrarisch bedrijf Boerderijweg 6 wordt omgegaan met afval- en hemelwater is
vastgelegd in de vigerende vergunningen, die met voorliggende bestemmingsplanherziening niet wijzigen.
Het bedrijf beschikt aan de achterzijde over een tweetal infiltratievoorzieningen, waar het hemelwater dat
terecht komt op de bebouwing en verharding wordt geborgen en geïnfiltreerd. Beide voorzieningen zijn in
een eerder stadium aangelegd, voor het laatst tijdens de voorgaande ruimtelijke procedure om te komen tot
de bouw van nog twee nieuwe stallen. De capaciteit van de voorzieningen is daarmee gericht op de totale
bebouwing die binnen het bouwvlak aanwezig mag zijn.
Nu er geen wijzigingen plaatsvinden in de feitelijke bedrijfssituatie is van een (negatieve) beïnvloeding van
het grondwaterpeil of de waterhuishouding geen sprake.
5.4 Kabels En Leidingen
Er liggen geen hoogspanningskabels of grote transportleidingen voor gas, olie of andere (gevaarlijke) stoffen
in of pal naast de Swartbroekstraat 2-2a te Ell. De dichtstbijzijnde gasleiding ligt op een afstand van meer
dan 600 meter en is reeds beschreven in paragraaf 4.2.5. inzake externe veiligheid.
Ook voor de Boerderijweg 6 geldt dat hier geen belangrijke kabels of leidingen aanwezig zijn op of in de
omgeving van het bouwvlak. Daarbij worden de bouwmogelijkheden en de bestemming op deze locatie niet
gewijzigd.
in of pal naast de Swartbroekstraat 2-2a te Ell. De dichtstbijzijnde gasleiding ligt op een afstand van meer
dan 600 meter en is reeds beschreven in paragraaf 4.2.5. inzake externe veiligheid.
Ook voor de Boerderijweg 6 geldt dat hier geen belangrijke kabels of leidingen aanwezig zijn op of in de
omgeving van het bouwvlak. Daarbij worden de bouwmogelijkheden en de bestemming op deze locatie niet
gewijzigd.
5.5 Ecologie
5.5.1 Algemeen
Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen geldt dat deze in overeenstemming met de nationale natuurwetgeving en
het provinciale natuurbeleid moeten worden uitgevoerd. Daar enkel aan de Swartbroekstraat sprake zal zijn
van ingrepen die mogelijk effect kunnen hebben op beschermde natuurwaarden is voor deze locatie door
Ecolybrium een ecologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in
overeenstemming is met de natuurwetgeving.
De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescherming
(Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de
Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Omtrent houtopstanden is de voormalige nationale Boswet
eveneens in de Wet natuurbescherming opgenomen. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming
plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur
(EHS).
het provinciale natuurbeleid moeten worden uitgevoerd. Daar enkel aan de Swartbroekstraat sprake zal zijn
van ingrepen die mogelijk effect kunnen hebben op beschermde natuurwaarden is voor deze locatie door
Ecolybrium een ecologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in
overeenstemming is met de natuurwetgeving.
De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescherming
(Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de
Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Omtrent houtopstanden is de voormalige nationale Boswet
eveneens in de Wet natuurbescherming opgenomen. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming
plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur
(EHS).
5.5.2 Gebiedsbescherming
5.5.3 Soortenbescherming
Swartbroekstraat 2 – 2a
Uit het onderzoek, dat door Ecolybrium Ecologisch onderzoek & Advies, is uitgevoerd, blijkt dat de
natuurwetgeving geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling, zowel voor wat betreft het
slopen van de bedrijfsgebouwen als het (beperkt) verwijderen van bestaande beplanting.
Gezien het feit dat een intensieve veehouderij in zijn geheel gesaneerd en gesloopt zal worden, kan de
verwachting worden uitgesproken dat hierdoor geen aantasting zal plaatsvinden van de eventueel
aanwezige waarden. Sterker nog, juist door deze sloop neemt het verhard oppervlak af en zullen bepaalde
waarden in het gebied versterkt kunnen worden.
Voor een verdere toelichting van het aspect flora en fauna kan het rapport ‘Quickscanonderzoek
Ecologische Waarden Swartbroekstraat 2 te Ell’ met kenmerk 18-391 worden geraadpleegd. Dit rapport is
als bijlage 4 bij deze herziening gevoegd.
Uit het onderzoek, dat door Ecolybrium Ecologisch onderzoek & Advies, is uitgevoerd, blijkt dat de
natuurwetgeving geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling, zowel voor wat betreft het
slopen van de bedrijfsgebouwen als het (beperkt) verwijderen van bestaande beplanting.
Gezien het feit dat een intensieve veehouderij in zijn geheel gesaneerd en gesloopt zal worden, kan de
verwachting worden uitgesproken dat hierdoor geen aantasting zal plaatsvinden van de eventueel
aanwezige waarden. Sterker nog, juist door deze sloop neemt het verhard oppervlak af en zullen bepaalde
waarden in het gebied versterkt kunnen worden.
Voor een verdere toelichting van het aspect flora en fauna kan het rapport ‘Quickscanonderzoek
Ecologische Waarden Swartbroekstraat 2 te Ell’ met kenmerk 18-391 worden geraadpleegd. Dit rapport is
als bijlage 4 bij deze herziening gevoegd.
Boerderijweg 6
De bedrijfsvoering zal met de wijziging van de functieaanduiding in feitelijke zin niet veranderen. De
activiteiten van de rundveehouderij worden voorgezet in de bestaande en reeds vergunde stallen. Voor het
bedrijf blijft gelden dat het niet is toegestaan om bij de bedrijfsvoering opzettelijk schade toe te brengen aan
beschermde planten- of diersoorten.
De bedrijfsvoering zal met de wijziging van de functieaanduiding in feitelijke zin niet veranderen. De
activiteiten van de rundveehouderij worden voorgezet in de bestaande en reeds vergunde stallen. Voor het
bedrijf blijft gelden dat het niet is toegestaan om bij de bedrijfsvoering opzettelijk schade toe te brengen aan
beschermde planten- of diersoorten.
5.6 Archeologie En Cultuurhistorie
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De Wet op de archeologische monumentenzorg is
hiermee komen te vervallen. In de Erfgoedweg is vastgelegd hoe met ons erfgoed moet worden omgegaan,
wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht hierop wordt uitgeoefend.
In de gemeentelijke bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met in de grond aanwezige dan
wel te verwachten archeologische resten. Gemeenten kunnen meer gedetailleerde verwachtings- of
beleidskaarten laten opstellen voor het eigen grondgebied om zo binnen hun eigen beleidsruimte invulling te
geven aan het aspect archeologie en cultuurhistorie.
Swartbroekstraat 2 – 2a
De gemeente Leudal heeft een archeologische beleidskaart opgesteld. Op grond van deze kaart ligt het
plangebied binnen een gebied met een hoge verwachting voor droge landschappen.
hiermee komen te vervallen. In de Erfgoedweg is vastgelegd hoe met ons erfgoed moet worden omgegaan,
wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht hierop wordt uitgeoefend.
In de gemeentelijke bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met in de grond aanwezige dan
wel te verwachten archeologische resten. Gemeenten kunnen meer gedetailleerde verwachtings- of
beleidskaarten laten opstellen voor het eigen grondgebied om zo binnen hun eigen beleidsruimte invulling te
geven aan het aspect archeologie en cultuurhistorie.
Swartbroekstraat 2 – 2a
De gemeente Leudal heeft een archeologische beleidskaart opgesteld. Op grond van deze kaart ligt het
plangebied binnen een gebied met een hoge verwachting voor droge landschappen.

Figuur 4.6.1: uitsnede archeologische beleidskaart ter plaatse van het plangebied (oranje omcirkeld)
Binnen het plangebied geldt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 5’. Deze dubbelbestemming zal
opnieuw worden opgenomen in onderhavig wijzigingsplan, waardoor de bescherming van de archeologische
belangen bij eventuele toekomstige bodemingrepen wordt gewaarborgd.
Binnen het plangebied zullen als gevolg van de beoogde ontwikkeling met name sloopwerkzaamheden
worden uitgevoerd. Het toevoegen van bebouwing zal enkel bestaan uit de oprichting van een nieuwe loods
met een omvang van maximaal 300 m². De bouw van deze loods is toegestaan op grond van de regels van
het vigerend bestemmingsplan. Op grond van de archeologische beleidskaart zijn binnen het betreffende
gebied bodemingrepen van maximaal 1000 m² én maximaal 40 cm. beneden maaiveld toegestaan, zonder
dat daarvoor een nader archeologisch onderzoek hoeft te worden uitgevoerd. De voorgenomen
werkzaamheden blijven binnen deze reikwijdte van het gemeentelijk archeologisch beleid, waaruit kan
worden geconcludeerd dat eventuele archeologische resten hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
Het planvoornemen heeft dan ook geen effect op mogelijke archeologische en/of cultuurhistorische waarden
op of in de omgeving van de projectlocatie.
opnieuw worden opgenomen in onderhavig wijzigingsplan, waardoor de bescherming van de archeologische
belangen bij eventuele toekomstige bodemingrepen wordt gewaarborgd.
Binnen het plangebied zullen als gevolg van de beoogde ontwikkeling met name sloopwerkzaamheden
worden uitgevoerd. Het toevoegen van bebouwing zal enkel bestaan uit de oprichting van een nieuwe loods
met een omvang van maximaal 300 m². De bouw van deze loods is toegestaan op grond van de regels van
het vigerend bestemmingsplan. Op grond van de archeologische beleidskaart zijn binnen het betreffende
gebied bodemingrepen van maximaal 1000 m² én maximaal 40 cm. beneden maaiveld toegestaan, zonder
dat daarvoor een nader archeologisch onderzoek hoeft te worden uitgevoerd. De voorgenomen
werkzaamheden blijven binnen deze reikwijdte van het gemeentelijk archeologisch beleid, waaruit kan
worden geconcludeerd dat eventuele archeologische resten hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
Het planvoornemen heeft dan ook geen effect op mogelijke archeologische en/of cultuurhistorische waarden
op of in de omgeving van de projectlocatie.
Boerderijweg 6
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Leudal is ook aan de locatie Boerderijweg 6 een ‘hoge
verwachtingswaarde voor droge landschappen’ toegekend. Voor deze locatie gelden dan ook dezelfde
bepalingen als hierboven omschreven. De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 5’ wordt ongewijzigd
overgenomen in voorliggend bestemmingsplan en de bebouwingsmogelijkheden voor de locatie wijzigen niet
op grond van voorliggend plan.
De wijziging van de functieaanduiding heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor de aspecten archeologie
of cultuurhistorie.
In het kader van de vergunningsprocedure voor de bouw van de twee nieuwe stallen is destijds ter plaatse
een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Conclusie van dit onderzoek was dat er geen
verwachting bestaat dat ter plaatse enige archeologische vondsten worden gedaan.
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Leudal is ook aan de locatie Boerderijweg 6 een ‘hoge
verwachtingswaarde voor droge landschappen’ toegekend. Voor deze locatie gelden dan ook dezelfde
bepalingen als hierboven omschreven. De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 5’ wordt ongewijzigd
overgenomen in voorliggend bestemmingsplan en de bebouwingsmogelijkheden voor de locatie wijzigen niet
op grond van voorliggend plan.
De wijziging van de functieaanduiding heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor de aspecten archeologie
of cultuurhistorie.
In het kader van de vergunningsprocedure voor de bouw van de twee nieuwe stallen is destijds ter plaatse
een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Conclusie van dit onderzoek was dat er geen
verwachting bestaat dat ter plaatse enige archeologische vondsten worden gedaan.

Figuur 5.6.1 : uitsnede archeologische beleidskaart ter plaatse van het plangebied – deel Boerderijweg 6 (oranje
omcirkeld)
omcirkeld)
5.7 Verkeer En Parkeren
Swartbroekstraat 2 – 2a
Het plan voorziet in een planologisch-juridische regeling van een bestemmingswijziging van ‘Agrarisch’ naar
‘Wonen’. De reeds bestaande bedrijfswoningen worden omgezet naar burgerwoningen, het agrarisch bedrijf
wordt geheel gesaneerd. Hierdoor neemt het vrachtverkeer ten behoeve van het agrarisch bedrijf af. De
ontsluiting op de Swartbroekstraat blijft hetzelfde.
In de nieuwe situatie blijven de bestaande inritten naar de woningen behouden. Op het eigen terrein is
voldoende parkeerruimte aanwezig.
Geconcludeerd kan worden dat verkeer en parkeren geen belemmeringen opleveren voor het
planvoornemen.
Boerderijweg 6
Op de locatie Boerderijweg 6 wordt de aanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ vervangen door
‘intensieve veehouderij’. Het plan is niet gericht op feitelijke bedrijfsmatige wijzigingen, uitsluitend op het
beter laten aansluiten van de bestemmingsplanregeling op deze bestaande en vergunde activiteiten. De
verkeersbewegingen van het bedrijf zijn betrokken in de eerder verleende vergunningen. De Boerderijweg
wordt met name benut voor de ontsluiting van de aanliggende bedrijven en biedt hiervoor voldoende
capaciteit. Op het erf is voldoende manoeuvreer- en parkeerruimte aanwezig voor de voertuigen die benut
worden ten dienste van de bedrijfsvoering en die het bedrijf bezoeken. Met de wijziging van de functie-aanduiding
wijzigt deze situatie niet.
Het plan voorziet in een planologisch-juridische regeling van een bestemmingswijziging van ‘Agrarisch’ naar
‘Wonen’. De reeds bestaande bedrijfswoningen worden omgezet naar burgerwoningen, het agrarisch bedrijf
wordt geheel gesaneerd. Hierdoor neemt het vrachtverkeer ten behoeve van het agrarisch bedrijf af. De
ontsluiting op de Swartbroekstraat blijft hetzelfde.
In de nieuwe situatie blijven de bestaande inritten naar de woningen behouden. Op het eigen terrein is
voldoende parkeerruimte aanwezig.
Geconcludeerd kan worden dat verkeer en parkeren geen belemmeringen opleveren voor het
planvoornemen.
Boerderijweg 6
Op de locatie Boerderijweg 6 wordt de aanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’ vervangen door
‘intensieve veehouderij’. Het plan is niet gericht op feitelijke bedrijfsmatige wijzigingen, uitsluitend op het
beter laten aansluiten van de bestemmingsplanregeling op deze bestaande en vergunde activiteiten. De
verkeersbewegingen van het bedrijf zijn betrokken in de eerder verleende vergunningen. De Boerderijweg
wordt met name benut voor de ontsluiting van de aanliggende bedrijven en biedt hiervoor voldoende
capaciteit. Op het erf is voldoende manoeuvreer- en parkeerruimte aanwezig voor de voertuigen die benut
worden ten dienste van de bedrijfsvoering en die het bedrijf bezoeken. Met de wijziging van de functie-aanduiding
wijzigt deze situatie niet.
5.8 Duurzaamheid
Swartbroekstraat 2 – 2a
Het bestaande bijgebouw bij de woning aan de Swartbroekstraat 2 wordt gerenoveerd en daarbij voorzien
van een nieuw dak en nieuwe gevelbekleding. Achter de woning op huisnummer 2a zal een nieuw bijgebouw
teruggebouwd worden. Bij beide bouwwerken zal gewerkt worden met energiebesparende en duurzame
materialen en technieken. Er wordt naar gestreefd hiermee een positieve bijdrage te leveren aan het aspect
‘duurzaamheid’.
Boerderijweg 6
De nog te realiseren nieuwbouw aan de Boerderijweg vindt plaats overeenkomstig de verleende vergunning.
Hierin heeft het bevoegd gezag geoordeeld dat sprake is van het toepassen van de best beschikbare
technieken en wordt doelmatig gebruik van energie voorgeschreven. Ook zijn de toe te passen
bouwmaterialen akkoord bevonden.
In de bedrijfsvoering wordt ingezet op duurzame technieken en werkwijzen. Daarbij staat op de agrarische
gronden achter het bouwvlak van het bedrijf de 98 meter hoge (masthoogte) windmolen de Coöperwiek. Een
samenwerkingsproject van drie burgercoöperaties: Meerwind, De Windvogel en Zuidenwind heeft geleid tot
plaatsing van deze windmolen op gronden, behorende bij Boerderijweg 6. Met de windmolen worden ca.
1.200 huishoudens van stroom voorzien.
Het bestaande bijgebouw bij de woning aan de Swartbroekstraat 2 wordt gerenoveerd en daarbij voorzien
van een nieuw dak en nieuwe gevelbekleding. Achter de woning op huisnummer 2a zal een nieuw bijgebouw
teruggebouwd worden. Bij beide bouwwerken zal gewerkt worden met energiebesparende en duurzame
materialen en technieken. Er wordt naar gestreefd hiermee een positieve bijdrage te leveren aan het aspect
‘duurzaamheid’.
Boerderijweg 6
De nog te realiseren nieuwbouw aan de Boerderijweg vindt plaats overeenkomstig de verleende vergunning.
Hierin heeft het bevoegd gezag geoordeeld dat sprake is van het toepassen van de best beschikbare
technieken en wordt doelmatig gebruik van energie voorgeschreven. Ook zijn de toe te passen
bouwmaterialen akkoord bevonden.
In de bedrijfsvoering wordt ingezet op duurzame technieken en werkwijzen. Daarbij staat op de agrarische
gronden achter het bouwvlak van het bedrijf de 98 meter hoge (masthoogte) windmolen de Coöperwiek. Een
samenwerkingsproject van drie burgercoöperaties: Meerwind, De Windvogel en Zuidenwind heeft geleid tot
plaatsing van deze windmolen op gronden, behorende bij Boerderijweg 6. Met de windmolen worden ca.
1.200 huishoudens van stroom voorzien.
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten en de daaraan verbonden financiële risico’s komen geheel voor rekening van de initiatiefnemers.
Ten behoeve van de uitvoering van dit bestemmingsplan zullen planschadeovereenkomsten afgesloten
worden met de gemeente Leudal waarmee eventuele planschadeclaims die verhaald zouden kunnen
worden door de vaststelling van dit wijzigingsplan, verhaald kunnen worden bij de initiatiefnemers.
Daarnaast wordt met de initiatiefnemers een privaatrechtelijke overeenkomst (anterieure overeenkomst)
afgesloten waarin afspraken worden vastgelegd betreffende de realisatie en instandhouding van de
landschappelijke inpassing zoals opgenomen in paragraaf 3.2. Ter uitvoering van de landschappelijke
inpassing binnen beide locaties is bovendien in de regels bij dit bestemmingsplan een voorwaardelijke
verplichting met daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting opgenomen.
Tot slot zal in de anterieure overeenkomst met betrekking tot de Swartbroekstraat vastgelegd worden dat de
aldaar nog aanwezige loods op een locatie direct achter de bestaande woningen mag worden herbouwd,
waarbij namens de gemeente een tegemoetkoming in de sloopkosten is vastgesteld.
Ten behoeve van de uitvoering van dit bestemmingsplan zullen planschadeovereenkomsten afgesloten
worden met de gemeente Leudal waarmee eventuele planschadeclaims die verhaald zouden kunnen
worden door de vaststelling van dit wijzigingsplan, verhaald kunnen worden bij de initiatiefnemers.
Daarnaast wordt met de initiatiefnemers een privaatrechtelijke overeenkomst (anterieure overeenkomst)
afgesloten waarin afspraken worden vastgelegd betreffende de realisatie en instandhouding van de
landschappelijke inpassing zoals opgenomen in paragraaf 3.2. Ter uitvoering van de landschappelijke
inpassing binnen beide locaties is bovendien in de regels bij dit bestemmingsplan een voorwaardelijke
verplichting met daaraan gekoppelde aanleg- en instandhoudingsverplichting opgenomen.
Tot slot zal in de anterieure overeenkomst met betrekking tot de Swartbroekstraat vastgelegd worden dat de
aldaar nog aanwezige loods op een locatie direct achter de bestaande woningen mag worden herbouwd,
waarbij namens de gemeente een tegemoetkoming in de sloopkosten is vastgesteld.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het planvoornemen betreft het wijzigen van de agrarische bestemming op de locatie Swartbroekstraat 2 – 2a
naar ‘Wonen’. Het bestaande agrarische bedrijf wordt geheel gesaneerd en de bestaande bedrijfswoningen
worden gebruikt als burgerwoningen. Hierbij worden de overtollige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt.
Één bestaande loods wordt direct achter de woning aan nummer 2a herbouwd. De planlocatie in zijn geheel
zal voorzien worden van een goede landschappelijke inpassing.
De functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ die op dit moment is opgenomen voor de locatie
Swartbroekstraat 2 - 2a wordt verplaatst naar het bestaande agrarisch bedrijf Boerderijweg 6, ter vervanging
van de functieaanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’. Door deze verplaatsing van de status ‘intensieve
veehouderij’ sluit de bestemmingsplanregeling voor de locatie aan bij de vergunde en feitelijk aanwezige
agrarische activiteiten.
Qua functioneel gebruik is de voorgenomen wijziging zeer beperkt. De herbestemming van Swartbroekstraat
2 – 2a maakt het juridisch-planologisch mogelijk dat de bestaande bedrijfswoningen bewoond mogen
worden zonder dat daarbij sprake is van een agrarisch bedrijf. Op de Boerderijweg 6 wijzigt alleen de
functieaanduiding.
naar ‘Wonen’. Het bestaande agrarische bedrijf wordt geheel gesaneerd en de bestaande bedrijfswoningen
worden gebruikt als burgerwoningen. Hierbij worden de overtollige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt.
Één bestaande loods wordt direct achter de woning aan nummer 2a herbouwd. De planlocatie in zijn geheel
zal voorzien worden van een goede landschappelijke inpassing.
De functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ die op dit moment is opgenomen voor de locatie
Swartbroekstraat 2 - 2a wordt verplaatst naar het bestaande agrarisch bedrijf Boerderijweg 6, ter vervanging
van de functieaanduiding ‘intensieve graasdierveehouderij’. Door deze verplaatsing van de status ‘intensieve
veehouderij’ sluit de bestemmingsplanregeling voor de locatie aan bij de vergunde en feitelijk aanwezige
agrarische activiteiten.
Qua functioneel gebruik is de voorgenomen wijziging zeer beperkt. De herbestemming van Swartbroekstraat
2 – 2a maakt het juridisch-planologisch mogelijk dat de bestaande bedrijfswoningen bewoond mogen
worden zonder dat daarbij sprake is van een agrarisch bedrijf. Op de Boerderijweg 6 wijzigt alleen de
functieaanduiding.
6.2.1 Omgevingsdialoog
De gemeente Leudal vaagt initiatiefnemers van plannen die afwijken van het geldende bestemmingsplan
hierover tijdig in gesprek te gaan met ‘de omgeving’. Dit is het uitvoeren van de zgn. omgevingsdialoog. Een
omgevingsdialoog wordt gedefinieerd als ‘het voeren van overleg over (de voorbereiding van) een plan met
omwonenden en/of direct betrokkenen door een initiatiefnemer van een ruimtelijke plan’.
In het kader van onderhavig bestemmingsplan is enkel voor de locatie aan de Boerderijweg 6 te Neer een
omgevingsdialoog opgestart. De locatie Swartbroekstraat 2 -2a te Ell is reeds voor de totstandkoming van dit
(ontwerp) bestemmingsplan geheel gesaneerd en zijn de bedrijfsgebouwen gesloopt. In dit
bestemmingsplan wordt voor deze locatie de feitelijke situatie juridisch-planologisch vastgelegd en er zullen
dan geen omvangrijke nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Om deze reden wordt een omgevingsdialoog
niet (meer) zinvol noch noodzakelijk geacht.
De omgevingsdialoog voor de Boerderijweg 6 te Neer is beperkt tot het informeren van de locatie die
tegenover Boerderijweg 6 is gelegen, namelijk Boerderijweg 7. Overige omwonenden zijn op meer dan 300
m. vanuit de locatie gelegen en gezien het feit dat middels dit bestemmingsplan géén nieuwe bebouwing
mogelijk wordt gemaakt en er ook géén uitbreiding van de activiteiten plaatsvindt, wordt de gekozen
reikwijdte van de omgevingsdialoog voldoende geacht.
hierover tijdig in gesprek te gaan met ‘de omgeving’. Dit is het uitvoeren van de zgn. omgevingsdialoog. Een
omgevingsdialoog wordt gedefinieerd als ‘het voeren van overleg over (de voorbereiding van) een plan met
omwonenden en/of direct betrokkenen door een initiatiefnemer van een ruimtelijke plan’.
In het kader van onderhavig bestemmingsplan is enkel voor de locatie aan de Boerderijweg 6 te Neer een
omgevingsdialoog opgestart. De locatie Swartbroekstraat 2 -2a te Ell is reeds voor de totstandkoming van dit
(ontwerp) bestemmingsplan geheel gesaneerd en zijn de bedrijfsgebouwen gesloopt. In dit
bestemmingsplan wordt voor deze locatie de feitelijke situatie juridisch-planologisch vastgelegd en er zullen
dan geen omvangrijke nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Om deze reden wordt een omgevingsdialoog
niet (meer) zinvol noch noodzakelijk geacht.
De omgevingsdialoog voor de Boerderijweg 6 te Neer is beperkt tot het informeren van de locatie die
tegenover Boerderijweg 6 is gelegen, namelijk Boerderijweg 7. Overige omwonenden zijn op meer dan 300
m. vanuit de locatie gelegen en gezien het feit dat middels dit bestemmingsplan géén nieuwe bebouwing
mogelijk wordt gemaakt en er ook géén uitbreiding van de activiteiten plaatsvindt, wordt de gekozen
reikwijdte van de omgevingsdialoog voldoende geacht.
Op het moment van totstandkoming van het ontwerp bestemmingsplan was de locatie Boerderijweg 7 niet
bewoond en waarschijnlijk opgenomen in de verkoop. De omgevingsdialoog is om deze reden uitgevoerd
door het aanschrijven van de locatie met behulp van een informatiebrief, die een duidelijke beschrijving
bevat van de voorgenomen wijziging in het bestemmingsplan. De brief is d.d. 7 april 2020 ter plaatse
afgeleverd. Gedurende een periode van ruim 3 weken is geen enkele reactie ontvangen op de brief. De
omgevingsdialoog is daarmee afgerond.
bewoond en waarschijnlijk opgenomen in de verkoop. De omgevingsdialoog is om deze reden uitgevoerd
door het aanschrijven van de locatie met behulp van een informatiebrief, die een duidelijke beschrijving
bevat van de voorgenomen wijziging in het bestemmingsplan. De brief is d.d. 7 april 2020 ter plaatse
afgeleverd. Gedurende een periode van ruim 3 weken is geen enkele reactie ontvangen op de brief. De
omgevingsdialoog is daarmee afgerond.
6.3 Procedure
Het ontwerp herziening bestemmingsplan heeft, conform de wettelijke procedure, ter inzage gelegen. Gedurende 6 weken bestond voor een ieder de mogelijkheid te reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen in te dienen. Gedurende de inzage termijn, van 6 augustus 2020 tot en met 16 september 2020 zijn geen zienswijzen ingediend.
7 Juridische Planopzet
7.1 Planstukken
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, de regels met de bestemmingen die van
toepassing zijn op het plangebied en voorliggende toelichting.
toepassing zijn op het plangebied en voorliggende toelichting.
7.2 Toelichting Op De Verbeelding
Op de verbeelding is de begrenzing van het plangebied vastgelegd, evenals de van toepassing zijnde
bestemmingen hierbinnen. De verbeelding is getekend op een digitale kadastrale ondergrond, schaal
1:1000. Bij het tekenen van de verbeelding zijn de uitgangspunten uit de SVBP2012 gehanteerd. Tevens is
aangesloten op de systematiek die de gemeente Leudal hanteert voor de bestemmingen, zoals opgenomen
in het plangebied.
Bij voorliggend plan is sprake van 2 separate deelgebieden, die vanwege de verplaatsing van de aanduiding
‘intensieve veehouderij’ onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Tezamen vormen zij het plangebied.
bestemmingen hierbinnen. De verbeelding is getekend op een digitale kadastrale ondergrond, schaal
1:1000. Bij het tekenen van de verbeelding zijn de uitgangspunten uit de SVBP2012 gehanteerd. Tevens is
aangesloten op de systematiek die de gemeente Leudal hanteert voor de bestemmingen, zoals opgenomen
in het plangebied.
Bij voorliggend plan is sprake van 2 separate deelgebieden, die vanwege de verplaatsing van de aanduiding
‘intensieve veehouderij’ onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Tezamen vormen zij het plangebied.
7.3 Toelichting Op De Regels
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Inleidende regels.
- Bestemmingsregels.
- Algemene regels.
- Overgangs- en slotregels.
Voor het vormgeven van de regels is aansluiting gezocht bij het vigerend bestemmingsplan ‘Reparatie- en
veegplan Buitengebied Leudal 2016’. Waar mogelijk zijn de regels uit dit plan ongewijzigd overgenomen.
veegplan Buitengebied Leudal 2016’. Waar mogelijk zijn de regels uit dit plan ongewijzigd overgenomen.
7.3.1 Inleidende regels
In de inleidende regels staan de bepalingen die nodig zijn om de overige regels goed te kunnen hanteren.
Daar waar begrippen zijn gedefinieerd in het Bro of de SVBP2012 zijn deze overgenomen. De
begripsbepalingen (artikel 1) bevatten uitleg van de in het plan gebruikte begrippen die niet tot de algemeen
bekend veronderstelde begrippen gerekend worden. De wijze van meten (artikel 2) bevat technische
regelingen met betrekking tot het bepalen van hoogtes, oppervlaktes, etc.
Daar waar begrippen zijn gedefinieerd in het Bro of de SVBP2012 zijn deze overgenomen. De
begripsbepalingen (artikel 1) bevatten uitleg van de in het plan gebruikte begrippen die niet tot de algemeen
bekend veronderstelde begrippen gerekend worden. De wijze van meten (artikel 2) bevat technische
regelingen met betrekking tot het bepalen van hoogtes, oppervlaktes, etc.
7.3.2 Bestemmingsregels
De bestemmingsregelingen beginnen, overeenkomstig de SVBP2012, met een bestemmingsomschrijving,
waarin in algemene bewoordingen wordt aangegeven waarvoor de gronden, waaraan de bestemming is
toegekend, gebruikt mogen worden. Deze bestemmingsomschrijving wordt gevolgd door de bouwregels,
waarin staat aangegeven onder welke voorwaarden bebouwing van deze gronden is toegestaan.
waarin in algemene bewoordingen wordt aangegeven waarvoor de gronden, waaraan de bestemming is
toegekend, gebruikt mogen worden. Deze bestemmingsomschrijving wordt gevolgd door de bouwregels,
waarin staat aangegeven onder welke voorwaarden bebouwing van deze gronden is toegestaan.
Boerderijweg 6
Voor het deelgebied ‘Boerderijweg 6’ binnen dit bestemmingsplan geldt de enkelbestemming ‘Agrarisch met
waarden - 1’. Er is sprake van een bouwvlak. (Bedrijfs-)gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het
aangegeven bouwvlak. Middels de nadere eisen regeling kan het college aanvullende eisen stellen aan
nieuwe bebouwing. Vervolgens worden afwijkingsmogelijkheden voor de bouwregels geboden, waarmee de
bouwmogelijkheden onder voorwaarden verruimd kunnen worden. Voor de gronden gelden tevens
specifieke gebruiksregels en mogelijkheden om qua gebruik af te wijken. Voor een aantal werkzaamheden
geldt in het gebied een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden (voormalige aanlegvergunningplicht). Tenslotte bestaan binnen de
bestemming ‘Agrarisch met waarden -1’ een aantal mogelijkheden om de bestemming te wijzigen, in
overeenstemming met de geldende regels.
Swartbroekstraat 2 - 2a
Voor het deelgebied ‘Swartbroekstraat 2 – 2a’ binnen dit bestemmingsplan geldt de enkelbestemming
‘Agrarisch met waarden - 4’. Er is geen sprake van een bouwvlak, daar het uitoefenen van een agrarisch
bedrijf op deze locatie is beëindigd. De gronden mogen agrarisch worden gebruikt. In de bouwregels worden
enkele ondergeschikte bouwwerken mogelijk gemaakt, die enkel zijn toegestaan indien aan de hieraan
verbonden voorwaarden wordt voldaan.
Er gelden specifieke gebruiksregels waarin het strijdig gebruik is vastgelegd. Voor deze locatie is afwijking
hiervan niet mogelijk. Een bepaling inzake een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of
werkzaamheden is opgenomen ter bescherming van de aanwezige waarden in het gebied.
Naast de bestemming ‘Agrarisch met waarden - 4, geldt voor dit deelgebied de enkelbestemming ‘Wonen’.
De huidige locatie van de bedrijfswoningen heeft deze bestemming toebedeeld gekregen. Binnen de
bestemming wordt aangegeven welke functies ter plaatse zijn toegestaan, naast de functie wonen. Tevens
bepalen de bouwregels de omvang van de bebouwing die ter plaatse is toegestaan. Bijbehorende
bouwwerken en overkappingen behoren eveneens tot de mogelijkheden. Middels de nadere eisen regeling
kan het college aanvullende eisen stellen aan nieuwe bebouwing. Het artikel biedt vervolgens
afwijkingsmogelijkheden voor de bouwregels, waarmee de bouwmogelijkheden onder voorwaarden verruimd
kunnen worden. Voor de gronden gelden tevens specifieke gebruiksregels en mogelijkheden om qua gebruik
af te wijken, bijvoorbeeld voor een beroep/bedrijf aan huis, of voor een bed & breakfast. Voor een aantal
werkzaamheden geldt ook hier een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voormalige aanlegvergunningplicht).
Op de gronden binnen beide deelgebieden is naast de enkelbestemming ook de dubbelbestemming
‘Waarde – Archeologie 5’ van toepassing. De opzet van de regels van deze dubbelbestemming is
vergelijkbaar met de opzet van de enkelbestemming.
In de beschrijving van de beoogde situatie in paragraaf 2.1.4 en 2.2.4 is voor beide locaties afzonderlijk de
achtergrond van de wijze van bestemmen nader toegelicht, evenals de wijziging ten opzichte van de huidige
juridisch-planologische regeling.
Voor het deelgebied ‘Swartbroekstraat 2 – 2a’ binnen dit bestemmingsplan geldt de enkelbestemming
‘Agrarisch met waarden - 4’. Er is geen sprake van een bouwvlak, daar het uitoefenen van een agrarisch
bedrijf op deze locatie is beëindigd. De gronden mogen agrarisch worden gebruikt. In de bouwregels worden
enkele ondergeschikte bouwwerken mogelijk gemaakt, die enkel zijn toegestaan indien aan de hieraan
verbonden voorwaarden wordt voldaan.
Er gelden specifieke gebruiksregels waarin het strijdig gebruik is vastgelegd. Voor deze locatie is afwijking
hiervan niet mogelijk. Een bepaling inzake een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of
werkzaamheden is opgenomen ter bescherming van de aanwezige waarden in het gebied.
Naast de bestemming ‘Agrarisch met waarden - 4, geldt voor dit deelgebied de enkelbestemming ‘Wonen’.
De huidige locatie van de bedrijfswoningen heeft deze bestemming toebedeeld gekregen. Binnen de
bestemming wordt aangegeven welke functies ter plaatse zijn toegestaan, naast de functie wonen. Tevens
bepalen de bouwregels de omvang van de bebouwing die ter plaatse is toegestaan. Bijbehorende
bouwwerken en overkappingen behoren eveneens tot de mogelijkheden. Middels de nadere eisen regeling
kan het college aanvullende eisen stellen aan nieuwe bebouwing. Het artikel biedt vervolgens
afwijkingsmogelijkheden voor de bouwregels, waarmee de bouwmogelijkheden onder voorwaarden verruimd
kunnen worden. Voor de gronden gelden tevens specifieke gebruiksregels en mogelijkheden om qua gebruik
af te wijken, bijvoorbeeld voor een beroep/bedrijf aan huis, of voor een bed & breakfast. Voor een aantal
werkzaamheden geldt ook hier een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voormalige aanlegvergunningplicht).
Op de gronden binnen beide deelgebieden is naast de enkelbestemming ook de dubbelbestemming
‘Waarde – Archeologie 5’ van toepassing. De opzet van de regels van deze dubbelbestemming is
vergelijkbaar met de opzet van de enkelbestemming.
In de beschrijving van de beoogde situatie in paragraaf 2.1.4 en 2.2.4 is voor beide locaties afzonderlijk de
achtergrond van de wijze van bestemmen nader toegelicht, evenals de wijziging ten opzichte van de huidige
juridisch-planologische regeling.
7.3.3 Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels, voor het gehele plangebied.
Artikel 7: Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelbepaling moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om
bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken
niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein niet nog
eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt
gesteld.
Artikel 8: Algemene bouwregels
In deze regel is een aantal algemene bepalingen over toegestane bebouwing opgenomen. Hier wordt onder
meer aandacht geschonken aan ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen.
Artikel 9: Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt aangegeven welk gebruik voor het gehele plangebied in elk geval als strijdig gebruik wordt
beschouwd.
Artikel 10: Algemene aanduidingsregels
Het plandeel ‘Boerderijweg 6’ is, overeenkomstig het geldend plan voor de locatie, aangewezen als ‘Overige
zone – openheid’. Om de specifieke waarde van het gebied te beschermen zijn in de algemene
aanduidingsregels voorwaarden opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Deze zijn
ongewijzigd overgenomen uit het bestemmingsplan ‘Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016’.
Het plandeel ‘Swartbroekstraat 2 – 2a’ is gelegen binnen het gebied dat in het geldend plan is aangewezen
als ‘Milieuzone – boringsvrije zone, waarbinnen het verrichten van werkzaamheden die tot dieper van 80 m.
beneden het maaiveld reiken, niet is toegestaan.
Artikel 7: Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelbepaling moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om
bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken
niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein niet nog
eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt
gesteld.
Artikel 8: Algemene bouwregels
In deze regel is een aantal algemene bepalingen over toegestane bebouwing opgenomen. Hier wordt onder
meer aandacht geschonken aan ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen.
Artikel 9: Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt aangegeven welk gebruik voor het gehele plangebied in elk geval als strijdig gebruik wordt
beschouwd.
Artikel 10: Algemene aanduidingsregels
Het plandeel ‘Boerderijweg 6’ is, overeenkomstig het geldend plan voor de locatie, aangewezen als ‘Overige
zone – openheid’. Om de specifieke waarde van het gebied te beschermen zijn in de algemene
aanduidingsregels voorwaarden opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Deze zijn
ongewijzigd overgenomen uit het bestemmingsplan ‘Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016’.
Het plandeel ‘Swartbroekstraat 2 – 2a’ is gelegen binnen het gebied dat in het geldend plan is aangewezen
als ‘Milieuzone – boringsvrije zone, waarbinnen het verrichten van werkzaamheden die tot dieper van 80 m.
beneden het maaiveld reiken, niet is toegestaan.
De aanduidingen ‘Milieuzone – extensiveringsgebied intensieve veehouderij’ en ‘Overige zone –
kernrandzone’ zijn met name gericht op de terugdringing c.q. verwijdering van de intensieve veehouderij zo
dicht bij de kern.
Artikel 11: Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van een aantal in het
plan gestelde maten, afmetingen en grenzen, voor zover het ondergeschikte aanpassingen betreft. Ook
biedt dit artikel de mogelijkheid om met afwijking kleine openbare gebouwtjes, zoals nutsgebouwtjes en
wachthuisjes toe te staan en beperkte verhogingen van gebouwen binnen het plangebied. Tenslotte is de
mogelijkheid om met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid antennes en antenne-opstelpunten, kleine
windturbines, zonnevolgsystemen en zonnepanelen toe te staan.
Artikel 12: Algemene wijzigingsregels
De wijzigingsregels zijn noodzakelijk om een bestemming daadwerkelijk te kunnen wijzigen, zodat hier
andere mogelijkheden ontstaan. De wijzigingsbevoegdheden die in het plan zijn openomen, richten zich op
het beperkt verschuiven van bestemmingsgrenzen en de mogelijkheid voor woningsplitsing.
Artikel 13: Algemene procedureregels
Dit artikel ligt de procedure toe die gevolgd moeten worden bij het stellen van nadere eisen door het
bestuursorgaan.
Overige regels
In dit artikel is een aantal bepalingen opgenomen omtrent;
kernrandzone’ zijn met name gericht op de terugdringing c.q. verwijdering van de intensieve veehouderij zo
dicht bij de kern.
Artikel 11: Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van een aantal in het
plan gestelde maten, afmetingen en grenzen, voor zover het ondergeschikte aanpassingen betreft. Ook
biedt dit artikel de mogelijkheid om met afwijking kleine openbare gebouwtjes, zoals nutsgebouwtjes en
wachthuisjes toe te staan en beperkte verhogingen van gebouwen binnen het plangebied. Tenslotte is de
mogelijkheid om met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid antennes en antenne-opstelpunten, kleine
windturbines, zonnevolgsystemen en zonnepanelen toe te staan.
Artikel 12: Algemene wijzigingsregels
De wijzigingsregels zijn noodzakelijk om een bestemming daadwerkelijk te kunnen wijzigen, zodat hier
andere mogelijkheden ontstaan. De wijzigingsbevoegdheden die in het plan zijn openomen, richten zich op
het beperkt verschuiven van bestemmingsgrenzen en de mogelijkheid voor woningsplitsing.
Artikel 13: Algemene procedureregels
Dit artikel ligt de procedure toe die gevolgd moeten worden bij het stellen van nadere eisen door het
bestuursorgaan.
Overige regels
In dit artikel is een aantal bepalingen opgenomen omtrent;
- de verhouding tussen verschillende wettelijke regelingen;
- de bescherming van de specifieke Natura2000-gebieden tegen significant negatieve aantasting van de natuurlijke kenmerken van de gebieden.
- de toepassingverklaring van de Nota kwaliteit bij een ontwikkeling, danwel de minimale eis van een
landschappelijke inpassing van de bebouwing indien de Nota kwaliteit niet van toepassing is.
7.3.4 Overgangs- en slotregels
In de overgangsregels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening
is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, waarin de benaming van het plan is geregeld.
is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, waarin de benaming van het plan is geregeld.
8 Handhaving
Een bestemmingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te
geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde
activiteiten en functies kan een sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een
belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze
handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere
termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van
rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk
aan het plan worden gehouden. Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden: preventieve en
repressieve handhaving.
Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld
regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontroles. Vervolgens
worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels
opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting.
Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde
overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is
het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op
het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken
aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet.
De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels
onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels. Om die reden is in dit bestemmingsplan
aangesloten bij de plansystematiek van het geldende bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan
buitengebied Leudal 2016'.
geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde
activiteiten en functies kan een sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een
belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze
handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere
termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van
rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk
aan het plan worden gehouden. Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden: preventieve en
repressieve handhaving.
Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld
regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontroles. Vervolgens
worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels
opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting.
Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde
overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is
het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op
het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken
aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet.
De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels
onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels. Om die reden is in dit bestemmingsplan
aangesloten bij de plansystematiek van het geldende bestemmingsplan 'Reparatie- en veegplan
buitengebied Leudal 2016'.