CPO Grasheim
Bestemmingsplan - gemeente Leudal
Vastgesteld op 26-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan "CPO Grasheim" met identificatienummer NL.IMRO.1640.BP23GrSportlaanCPO-VG01 van de gemeente Leudal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen die niet onderling zijn gekoppeld door een bijbehorend bouwwerk.
1.6 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk (vrijstaand en/of aangebouwd) bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een huishouden gehuisvest is.
1.8 bebouwd oppervlak
de buitenwerks gemeten (geprojecteerde) oppervlakte van zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde, een zwembad uitgezonderd, op het maaiveld van het perceel.
1.9 bebouwde kom
het gebied dat door zijn 'samenhangende bebouwing' als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet altijd maatgevend.
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bed & breakfast
een voorziening, zonder eigen kookgelegenheid, in een woning of een bijbehorend bouwwerk behorende bij de woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming.
Een bed & breakfast functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan.
Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid (zie ook artikel 2.6, Wijze van meten) en artikel 11.2, bed & breakfast).
1.12 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.13 bedrijf aan huis
het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorend(e) bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.
1.14 bedrijfswoning
een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.15 beeldkwaliteit
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.
1.16 beperkt kwetsbare objecten
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- c. kantoorgebouwen, met uitzondering van kantoorgebouwen met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
- d. hotels en restaurants, met uitzondering van hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
- e. winkels, met uitzondering van complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, met uitzondering van kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
- h. bedrijfsgebouwen, met uitzondering van gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn;
- i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
- j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.17 beroep aan huis
een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.
1.18 bestaand
- a. bij bebouwing:
bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
- b. bij gebruik:
gebruik zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
1.19 bestaande woning
een woning die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen. Hieronder wordt niet verstaan een woning die weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar is gerealiseerd in strijd met het plan en zonder een omgevingsvergunning voor het bouwen.
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.23 bijzondere woonvorm
een woonverblijf waarin, al dan niet zelfstandige, woningen/kamers zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals begeleid wonen voor mindervalide personen, een woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening, met dien verstande dat onder bijzondere woonvorm niet wordt verstaan crisis-opvang.
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.31 carport
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een overdekte stallinggelegenheid voor voertuigen, aan minimaal 1 zijde open, waarbij de open zijde is gericht naar het openbare gebied ter plekke van de uitrit.
1.32 crisisopvang
acute opvang of opname van mensen in een acute noodsituatie (psychisch of lichamelijk).
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven.
1.34 dienstverlening
het beroeps- en/of bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.
1.35 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.36 evenement
een georganiseerde, voor het publiek toegankelijke activiteit van vermaak op het gebied van onder meer sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal cultureel vlak. Er kan sprake zijn van een ruimtelijk relevant evenement (zie 1.74) danwel van een ruimtelijk niet relevant evenement (zie 1.73).
1.37 extensief recreatief medegebruik
recreatief (mede-)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten die geen specifiek beslag leggen op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair.
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 gebruiksoppervlakte
de gebruiksoppervlakte zoals gedefinieerd in het Bouwbesluit, conform NEN2580.
1.40 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.41 gestapelde woningen
woningen waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd.
1.42 gevoelig object
object waar personen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven;
1.43 goed woon- en leefklimaat
woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
1.44 halfvrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw met één gevel gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
1.45 hoekwoning
woning gelegen op de hoek van twee openbare wegen, fiets- en/of voetpaden.
1.46 hoofdgebouw(en)
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.47 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde een seksinrichting.
1.48 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan
1.49 kamerbewoning
het bewonen van een onzelfstandige wooneenheid, niet zijnde het verstrekken van logies
1.50 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.
1.51 kunstwerken
bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke, alsmede artistieke kunstuitingen in de vorm van standbeelden, glaswerken, schilderingen en dergelijke.
1.52 kwaliteitsmenu
het gemeentelijk compensatiebeleid voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals vastgelegd in de 'Nota Kwaliteit'.
1.53 kwetsbare objecten
- a. woningen, met uitzondering van:
- 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
- 2. dienst- en bedrijfswoningen;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.54 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.55 Nota kwaliteit
de Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal, waarin de uitgangspunten waarbinnen de gemeente initiatiefnemers voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de zonering 'Buitengebied' volgens het POL 2014 een kwaliteitsbijdrage gaat vragen, ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals opgenomen als 'Bijlage 1 Nota Kwaliteit' bij deze regels.
1.56 omgevingsvergunning
een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ten behoeve van het verrichten van de in die vergunning beschreven activiteiten.
1.57 onbenutte bouwtitel
een bestemmings-/bouwvlak waarop volgens dit bestemmingsplan een (bedrijfs)woning kan worden gerealiseerd, maar feitelijk nog geen woning is gerealiseerd.
1.58 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.
1.59 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.60 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde
werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.
1.61 ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen
een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die voldoet aan de indieningsvereisten zoals bedoeld in de 'Regeling omgevingsrecht'.
1.62 onzelfstandige wooneenheid
wooneenheid welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt.
1.63 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.64 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde in de vorm van een (bijbehorend) bouwwerk met minimaal een open wand.
1.65 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.66 parkeervoorziening
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.67 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
1.68 peil
- a. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: maximaal 30 cm boven de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. In andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.69 perceel
het bouwperceel.
1.70 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.
1.71 ruimtelijk niet relevant evenement
activiteit in de openlucht of in een tijdelijke accommodatie (bijvoorbeeld feesttent) met een duur van maximaal 3 dagen, inclusief opbouwen en afbreken, zoals:
- a. privéfeesten;
- b. buurtbarbecues en buurtfeesten;
- c. feesten en grootschalige activiteiten in scholen;
- d. (demonstratieve) optochten en bijeenkomsten, al dan niet van politieke aard;
- e. activiteiten die worden georganiseerd om redenen van promotie, public relations, publiciteit e.d. zoals de opening van tentoonstellingen, ontvangsten, prijsuitreikingen, symposia en productpresentaties;
- f. (theater)voorstellingen zoals die regelmatig plaatsvinden in gemeenschapshuizen / cultureel centrum;
- g. rommelmarkten, vlooienmarkten, kofferbakmarkten e.d.;
- h. bioscoopvoorstellingen;
- i. weekmarkten op basis van de gemeentewet;
- j. kansspelen;
- k. dansgelegenheden (gevestigd in horecazaken);
of daarmee naar aard en omvang en invloed op onderliggende en nabijgelegen bestemmingen vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat alsnog sprake is van een ruimtelijk relevant evenement indien:
- a. sprake is van meer dan 6 evenementen per locatie per kalenderjaar;
- b. sprake is van meer dan 1 evenement per locatie per maand;
- c. het aantal aanwezigen meer bedraagt dan 100 personen ingeval van privéfeesten, buurtbarbecues en buurtfeesten;
- d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
- e. er muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
- f. er onevenredig nadelige gevolgen zijn voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
- g. er objecten worden geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.
1.72 ruimtelijk relevant evenement
een evenement, niet zijnde een ruimtelijk niet relevant evenement, waarvan de aard of de publieksaantrekkende werking vanuit een oogpunt van impact op de omgeving dusdanig grootschalig is dat daarin zonder nadere ordening niet kan worden voorzien en waarbij een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoet(n):
- a. het evenement vindt al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld maandelijks, jaarlijks of jaar overstijgend) plaats, waardoor het normaal maatschappelijk gebruik van de gronden niet mogelijk is gedurende:
- b. tenminste één aaneengesloten periode van 24 uur (inclusief het opbouwen en afbreken) of
- c. tenminste twee niet opeenvolgende dagen of vier niet opeenvolgende dagdelen;
- d. er is sprake van een omvang van meer dan 100 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten gelijktijdig aanwezig;
- e. de geluidbelasting bedraagt meer dan 50 dB(A) op de gevel van de dichtst bij gelegen woningen om en nabij het de locatie waar het evenement wordt gehouden;
- f. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
- g. er wordt muziek ten gehore gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
- h. er is sprake van onevenredig nadelige gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
- i. er worden objecten geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.
1.73 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon en raamprostitutie;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
- e. een sekswinkel.
1.74 servicepunt
verkoop- en informatiepunt ten behoeve van kleinschalige dienstverlening en kleinschalige detailhandel.
1.75 sociaal-culturele activiteiten
activiteiten gericht op onderwijs, ontwikkeling, welzijn, cultuur, religie, geïnstitutionaliseerde zorg en therapeutische doeleinden
1.76 stedenbouwkundig beeld
het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.
1.77 straatmeubilair
op, aan of boven de openbare weg respectievelijk openbare ruimte geplaatste of hangende goederen, waaronder begrepen zitbanken, lantaarnpalen, prullenbakken, fietsenrekken, bloembakken-/potten, spandoeken, vlaggenmasten, (uithang-)borden, abri's, bushaltes, (straat-)verlichting e.d.
1.78 straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk in de openbare ruimte of in een zich daarop/-in bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.79 tuin
omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.
1.80 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan "CPO Grasheim" bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met planidentificatienummer NL.IMRO.1640.BP23GrSportlaanCPO-VG01.
1.81 voldoende parkeergelegenheid
er wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 3), waarbij geldt dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging', tenzij in deze regels anders is aangegeven (zie ook artikel 14.1).
1.82 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.83 voorgevel
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.
1.84 voorgevel hoekwoning
de gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als voorgevel wordt aangemerkt.
1.85 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen. Een hoekwoning heeft twee voorgevelrooilijnen.
1.86 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.
1.87 vrijstaand geschakelde woningen
minimaal 2 vrijstaande woningen waarbij de zijgevel van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is gebouwd aansluitend aan de zijgevel van een hoofdgebouw op een aangrenzend perceel, danwel aan de zijgevel van een bijbehorend bouwwerk op een aangrenzend perceel
1.88 vrijstaande woning
een woning die noch met het hoofdgebouw noch met een bijbehorend bouwwerk gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
1.89 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.90 weg
een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.
1.91 wet/wettelijke wegelingen
indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan, tenzij anders bepaald.
1.92 wonen
De permanente huisvesting van een of meerdere personen in een woning of bijzondere woonvorm, om daar zelfstandig of met meerdere personen gezamenlijk een huishouden te voeren.
1.93 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
1.94 wooneenheid
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.
1.95 woonwagen
een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en dat geplaatst is op een door de gemeente aangewezen woonwagenstandplaats.
1.96 zijerfgebied
het deel van het voorerfgebied bij een hoekwoning, gelegen langs (het verlengde van) de zijgevel van de hoekwoning, voorzover dit geen deel uitmaakt van het achtererfgebied (zie ook paragraaf 6.2.1.3 van de toelichting).
1.97 zijgevel
de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.
1.98 zijgevel hoekwoning
de naar het openbaar gebied gerichte gevel van een hoekwoning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing als zijgevel wordt aangemerkt. De zijgevel van een hoekwoning ligt tevens in de voorgevelrooilijn.
1.99 zelfstandige wooneenheid
wooneenheid met een eigen toegang en eigen wezenlijke voorzieningen, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt. Een woonruimte waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke gang of hal, maar met eigen keuken, douche en toilet, is eveneens een zelfstandige woonruimte.
1.100 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de betreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 De oppervlakte van een bed & breakfastvoorziening
De oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de scheidingsmuren, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten die in gebruik is/zijn voor de bed & breakfastvoorziening, omhullen. Daarbij worden niet meegerekend:
- a. de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de nettohoogte kleiner is dan 1,50 meter, met uitzondering van vloeren onder trappen;
- b. een trapgat of vide;
- c. een liftschacht.
2.7 Afstand tot de bouwperceelgrens
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bermen en beplanting;
- 2. bestaande geluidwerende voorzieningen;
- 3. extensief recreatief medegebruik;
- 4. groenvoorzieningen;
- 5. kunstobjecten
- 6. kunstwerken;
- 7. landschappelijke inpassing;
- 8. paden;
- 9. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4.2;
- 10. speelvoorzieningen;
- 11. voorzieningen van algemeen nut;
- 12. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
- c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- d. ter waarborging van de externe veiligheid;
- e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
- f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen en/of (bedrijfs-)woning(en);
- b. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.2.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
- c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- d. ter waarborging van de externe veiligheid;
- e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
- f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- 2. bestaande geluidwerende voorzieningen;
- 3. kunstwerken en -objecten;
- 4. oeververbindingen (bruggen);
- 5. parkeervoorzieningen;
- 6. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.4.2;
- 7. straatmeubilair;
- 8. verkoopstandplaats(en), mits in overeenstemming met het geldende standplaatsenbeleid;
- 9. terrassen, mits vergund op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening en/of Drank- en Horecawet;
- 10. voet- en rijwielpaden;
- 11. voorzieningen van algemeen nut;
- 12. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen;
- 13. wegen, straten, pleinen en paden met hoofdzakelijk een verkeer- c.q. verblijfsfunctie;
- b. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding zijn de voor 'Verkeer' aangewezen gronden bestemd voor (een):
- 1. calamiteitenontsluiting, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting'
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
- c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- d. ter waarborging van de externe veiligheid;
- e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
- f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. wonen met dien verstande dat:
- ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande en vrijstaand geschakelde woningen zijn toegestaan.
- 2. bijzondere woonvorm;
- 3. bewoning als afhankelijke woonruimte, voor zover het in het hoofdgebouw en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken betreft;
- 4. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.5.3;
- 5. uitoefening van
- een bedrijf aan huis;
- een beroep aan huis;
- 1. wonen met dien verstande dat:
met de daarbij behorende:
- b. groenvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
- d. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- e. ter waarborging van de externe veiligheid;
- f. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
- g. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- h. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- i. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
8.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
8.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Algemeen
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 6 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die is nader aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', of ten behoeve van (straat)prostitutie;
- b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte, behoudens gebruik als woonruimte ten behoeve van mantelzorg;
- c. huisvesting van arbeidsmigranten, behoudens de huisvesting van arbeidsmigranten die alleen of gezamenlijk een huishouden vormen in een (bedrijfs)woning;
- d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
9.2 Innemen van verkoopstandplaatsen
Het gebruik van gronden voor het innemen van verkoopstandplaatsen is toegestaan, mits:
- a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de nota 'Standplaatsenbeleid gemeente Leudal';
- b. indien de onder a. bedoelde beleidsnota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en).
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 milieuzone - boringsvrije zone
10.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
10.3 milieuzone - geurzone
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Algemeen
Wanneer niet anderszins een afwijking van de bestemmingsplanregels mogelijk is, kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
- b. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
- e. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
- buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten en horecagelegenheden;
- binnen de bebouwde kom aan infrastructuur en op sportparken;
- 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
- op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
- tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
11.2 bed & breakfast
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in een (bedrijfs-)woning of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
- a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- b. de bed & breakfastvoorziening een capaciteit kent van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers, met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
- c. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- d. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
- e. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- f. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
- h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor geldt een parkeernorm van minimaal 1 parkeerplaats per kamer welke onderdeel uitmaakt van de bed & breakfastvoorziening;
- i. de bed & breakfastvoorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
- j. de maximale oppervlakte in totaal 80 m² bedraagt, met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in gebruik mag zijn. Gemeenschappelijke ruimtes blijven daarbij buiten beschouwing;
- k. de omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening, uitsluitend bij een woonfunctie wordt verleend.
11.3 Bedrijf aan huis
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van:
- a. de uitoefening van een bedrijf aan huis in een (bedrijfs)woning en/of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk in milieucategorie 2 zoals opgenomen in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2), dan wel naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
- b. vergroting van de maximale oppervlakte die voor het bedrijf aan huis kan worden gebruikt,
met dien verstande dat:
- a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
- c. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van 'Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht' valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
- d. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- e. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- f. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
- g. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
- h. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
- i. . de totale oppervlakte die voor een bedrijf aan huis wordt gebruikt, maximaal 80 m2 bedraagt;
- j. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis.
11.4 Bijbehorende bouwwerken in zijerfgebied
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bestaande (bedrijfs)woningen in het zijerfgebied in hoeksituaties, met dien verstande dat:
- a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 meter dient te bedragen;
- b. uitsluitend bijbehorende bouwwwerken zijn toegestaan in de vorm van een uitbreiding van een woning en aangebouwd aan de woning. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
- c. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 2 meter bedraagt;
- d. de afstand tot aan de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
- e. indien een garage wordt gerealiseerd de afstand van voorgevel van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5 meter dient te bedragen;
- f. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
- g. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
- h. slechts een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, overkapping of carport mag worden gerealiseerd;
- i. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- j. de uitbreiding geen belemmering mag opleveren voor omliggende woningen en/of bedrijven.
11.5 Ruimtelijk relevante evenementen
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van gronden en gebouwen voor aan de hoofdfunctie c.q. onderliggende bestemming ondergeschikte ruimtelijk relevante evenementen, met dien verstande dat:
- a. de waarden van de onderliggende en de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
- b. het evenement niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, met name voor wat betreft de volgende aspecten:
- 1. verkeersveiligheid;
- 2. parkeren;
- 3. geluidhinder.
11.6 Servicepunten
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3 t/m 6, voor de realisatie van een servicepunt ter bevordering van de leefbaarheid mits:
- a. voldaan wordt aan de bouwregels behorende bij de betreffende bestemming;
- b. maximaal 30% van de winkeloppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het servicepunt, met een maximum van 80 m²;
- c. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de realisatie van het servicepunt;
- d. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
- e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
11.7 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen
Een omgevingsvergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het wijzigen van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2), indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan worden gewijzigd.
12.2 Nota Kwaliteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Nota Kwaliteit te wijzigen indien na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een actuelere versie is vastgesteld, met dien verstande dat alsdan de actuelere versie de als bijlage 1 opgenomen Nota Kwaliteit vervangt.
12.3 Vervallen onbenutte bouwtitels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om onbenutte of deels onbenutte bouwtitels voor (bedrijfs)woningen te laten vervallen door :
- a. het verwijderen of verkleinen van bouwvlakken en/of
- b. door het verlagen van het maximum aantal te bouwen woningen binnen de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en/of
- c. door het verwijderen van de aanduiding 'wonen' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping',
indien:
- d. het een onbebouwd (deel van een) bouwvlak betreft, waar:
- 1. binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, dan wel van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 39.21 of van een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 24.2, ter plaatse van het bouwvlak:
- 2. geen woning is opgericht, dan wel in oprichting is;
- 3. geen ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning is ingediend, dan wel een aanvraag is ingediend voor minder woningen dan volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de locatie is toegestaan;
- 4. een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is ingetrokken omdat gedurende 26 weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn na het onherroepelijk worden van de vergunning, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, met dien verstande dat het verwijderen van het bouwvlak achterwege blijft gedurende 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
- 5. er binnen 2 jaar na sloop van een woning ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen nieuwe woning is opgericht, dan wel in oprichting is;
- e. in het geval als hiervoor bedoeld onder c, op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan geen woning op de begane grond aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en/of geen woning op de verdieping aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen op de verdieping' en voor deze locaties binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan:
- 1. geen woning is opgericht, dan wel in oprichting is;
- 2. geen ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het realiseren van een woning is ingediend .
12.4 Woningsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen, met dien verstande dat:
- a. de te splitsen woning een bestaand hoofdgebouw met (ten dele) een bestaande woonfunctie betreft;
- b. de woningsplitsing vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormt;
- c. de waarden van de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
- d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
- e. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- f. de bepalingen uit het gemeentelijke kwaliteitsmenu in acht worden genomen;
- g. na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
- h. na splitsing maximaal 1 extra woning is ontstaan, behoudens wanneer de te splitsen woning een cultuurhistorisch of karakteristiek pand dan wel monument betreft, in welk geval het bevoegd gezag splitsing tot meerdere woningen kan toestaan, mits geen onevenredige nadelige effecten voor de omgeving optreden;
- i. na splitsing elke woning een inhoud heeft van minimaal 350 m³ en maximaal 750 m³;
- j. na een woningsplitsing het uitbreiden van de gesplitste woningen niet is toegestaan;
- k. waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van de oorspronkelijke woning gehandhaafd blijven.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
13.1 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn van terinzagelegging 2 weken bedraagt.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Parkeren
- a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor uitbreiding van bebouwing en/of voor wijziging van functies, geldt de regel dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen ten behoeve van die uitbreiding en/of functiewijziging aanwezig dient te zijn en/of wordt gerealiseerd;
- b. Onder voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. wordt verstaan dat:
- 1. wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de Nota Parkeernormen 2016 (bijlage 3 van de regels), en
- 2. indien de 'Nota Parkeernormen 2016' gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging(en);
- c. Onder eigen terrein wordt bij individuele woningen verstaan het bouwperceel waarop de woning wordt gebouwd en bij projectmatige bouw c.q. realisering van een woongebied met meerdere woningen het totale projectgebied;
- d. Het bepaalde onder a. geldt niet bij het verbouwen/uitbreiden van bestaande gebouwen en/of bij functiewijziging indien daardoor de parkeerbehoefte niet toeneemt;
- e. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en kan worden toegestaan dat parkeergelegenheid niet op eigen terrein wordt gerealiseerd, mits aangetoond wordt dat op eigen terrein onvoldoende ruimte is en de benodigde parkeervoorzieningen elders worden gerealiseerd.
14.2 Verbeteren omgevingskwaliteit
Indien bij een ontwikkeling invulling moet worden gegeven aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, dient er voldaan te worden aan de eisen die gesteld worden in de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "CPO Grasheim".
Hoofdstuk 1 Aanleiding En Plangebied
1.1 Aanleiding Opstellen Plan
Aan de Sportlaan, in het noordwestelijk deel van de kern Grathem, bevonden zich tot 2020 de lokale voetbalvelden (van Grathem en Kelpen-Oler). De voetbalvelden zijn echter sinds de voetbalvereniging in 2020 is gefuseerd met de voetbalverenigingen uit Ell en uit Hunsel niet meer als zodanig in gebruik. De nieuwe fusievereniging heeft zich centraal gevestigd in Kelpen-Oler en daarom verloren de voetbalvelden in Grathem na de fusie hun nut en noodzaak. Sindsdien zijn ter plaatse alle voetbalfaciliteiten ontmanteld en ligt de locatie braak.
Afbeelding 1. Ligging voormalige voetbalvelden ten opzichte van bebouwde kom van Grathem
In Grathem zijn al jaren nauwelijks nieuwe woningen gebouwd. Toch heerst er onder de inwoners een behoefte om nieuwe woningen te bouwen. De gemeente heeft daarom besloten de haalbaarheid te onderzoeken voor de herontwikkeling van de sportvelden naar woningbouw. De gemeente zet daarbij in op woningbouwinitiatieven voor en door inwoners. Gelet op de locatie en de ruimte voor woningbouw in het hogere segment, is gekozen voor een CPO-ontwikkeling (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap). De gemeente heeft daarbij de krachten gebundeld met een aantal inwoners. Onder de naam CPO Grasheim (vernoemd naar het voormalige voetbalterrein) is het de bedoeling 12 nieuwe vrijstaande woningen te realiseren op ruime kavels op de voormalige voetbalvelden.
De voormalige voetbalvelden maken onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan "Woonkernen Leudal 2017", waarvan op basis de locatie bestemd is als 'Sport' en 'Groen'. De beoogde ontwikkeling van 12 nieuwe woningen is strijdig met het vigerende bestemmingsplan, aangezien binnen de genoemde bestemmingen de bouw van woningen niet is toegestaan en de juiste bouwmogelijkheden ontbreken.
1.2 Doel Van Het Plan
Gemeente Leudal heeft de intentie om voor CPO Grasheim woningbouw op de voormalige voetbalvelden mogelijk te maken door het bestemmingsplan voor deze locatie zodanig te wijzigen dat de beoogde realisatie van 12 woningen hier toch mogelijk wordt.
Middels voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuwe woonbestemming voor de voormalige voetbalvelden wettelijk geregeld, waardoor bouw- en gebruiksmogelijkheden ontstaan voor de 12 beoogde nieuwe woningen. Omliggende gronden voorzien van een groenbestemming zodat de nieuwe woningen in het groen komen te liggen.
Afbeelding 2. Luchtfoto met schematische weergave begrenzing plangebied
1.3 Plangebied En Begrenzingen
De voormalige voetbalvelden van Grathem zijn gelegen aan de Sportlaan, op de hoek met de Kuiperweg, in het noordwestelijk deel van de bebouwde kom van Grathem. Ten noorden van de Sportlaan bevinden zich naast de voormalige voetbalvelden het Jong Nederland terrein, de tennisvelden en de schutterij. De voetbalvelden grenzen in westelijke richting aan het Jong Nederland terrein, welke bebouwd is met een clublokaal. Ten zuiden van de Sportlaan bevinden zich uitsluitend woningen. De Kuiperweg, als verlengde van de Severinusstraat, is een weg die vanuit de bebouwde kom het buitengebied in gaat. Verspreid aan deze weg bevinden zich enkele woningen en agrarische bedrijven. In noordelijke richting grenzen de voormalige voetbalvelden aan het buitengebied.
De voormalige voetbalvelden betreffen thans verwilderde grasvelden, welke nagenoeg geheel worden omzoomd door een opgaande houtwal. Tot 2020 heeft aan de Sportlaan, tegenover de aansluiting met de Kalebosstraat, het clublokaal gestaan van de vroegere voetbalvereniging. Deze is inmiddels gesloopt. Er is zodoende geen enkele vorm van bebouwing meer aanwezig.
De locatie staat kadastraal bekend als gemeente Grathem, sectie C, nummers 2362 en 2665 (ged.).
1.4 Overzicht Geldende Ruimtelijke Instrumenten
De voormalige voetbalvelden maken onderdeel uit van het bestemmingsplan "Woonkernen Leudal 2017" (vastgesteld d.d. 14 november 2017) en zijn hierin grotendeels bestemd als 'Sport' en voor een klein deel (voornamelijk aan de randen) bestemd als 'Groen'. De voor 'Sport' bestemde gronden zijn tevens voorzien van een bouwvlak met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage: 10%'. Tevens is de locatie voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.
Naast het bestemmingsplan voor de bebouwde kom van Grathem gelden voor het plangebied de algemene bestemmingsplannen "Duurzame energie" (vastgesteld d.d. 27 april 2020) en "Huisvesting internationale werknemers en andere kamerbewoners in Leudal" (vastgesteld d.d. 13 juli 2021).
Afbeelding 3. Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Woonkernen Leudal 2017" met schematische weergave begrenzing plangebied
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van sportactiviteiten. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bouwvlak tot maximaal het aangeduide bebouwingspercentage bebouwd worden. In dit geval 10%.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bermen en beplanting;
- b. bestaande geluidwerende voorzieningen
- c. extensief recreatief medegebruik
- d. groenvoorzieningen
- e. kunstobjecten en -werken
- f. landschappelijke inpassing
- g. paden
- h. speelvoorzieningen
- i. voorzieningen van algemeen nut
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen
Behoudens voorzieningen van algemeen nut (oppervlakte 15 m2 met een bouwhoogte van maximaal 3 meter) mogen de als zodanig bestemde gronden niet bebouwd worden.
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Indien de als zodanig bestemde gronden dieper dan 40 cm onder het maaiveld worden verstoord, voor een oppervlakte groter dan 1.000 m2, is eerst archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Woningbouw en de daarbij gepaard gaande functies binnen de bestemmingen 'Sport' en 'Groen' is uit functioneel oogpunt niet toegestaan. Daarnaast bieden de bestemmingen niet juiste bouwmogelijkheden en worden de ondergrenzen uit de archeologische dubbelbestemming overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
In dit hoofdstuk wordt de ligging van het plangebied beschreven. Ook komt de historische ontwikkeling aan bod en wordt er ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied.
Het plangebied is gelegen in het noordwestelijk deel van de bebouwde kom van Grathem, op de hoek van de Sportlaan en Kuiperweg. Tot recentelijk is het plangebied in gebruik geweest als thuislocatie van de plaatselijke voetbalvereniging. In dat kader waren binnen het plangebied twee voetbalvelden en een clublokaal aanwezig. De voetbalvelden zijn inmiddels als zodanig ontmanteld en het clublokaal is gesloopt. Rondom de voormalige voetbalvelden is een opgaande houtwal aanwezig.
Grathem behoort tot de gemeente Leudal, gelegen in het midden van Limburg. De kern Grathem ligt centraal in deze gemeente, nabij de kruising van de provinciale weg N273 (Napoleonsweg-Zuid) en de snelweg A2 (Maastricht - Eindhoven - Amsterdam). Evenwijdig aan de snelweg ligt het kanaal Wessem - Nederweert, welke een waterverbinding verzorgt tussen de Maas en de Zuid-Willemsvaart. Door de kern stroomt de Uffelse beek. Grathem telt ongeveer 1.700 inwoners.
Afbeelding 4. Luchtfoto huidige situatie van het plangebied
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Een archiefstuk van de Abdij van Thorn uit 1234 vermeldt voor het eerst de naam "Graetheim", maar er zijn aanwijzingen dat reeds in het jaar 984 er een dorpskern was met deze naam. Grathem behoorde eeuwenlang tot het "Land van Thorn", dat naast Grathem bestond uit Thorn, Ittervoort, Beersel (B), Haler, Baexem, Oler, Ell en Stramproy. Het Land van Thorn was een klein vorstendom met een Abdis aan het hoofd en een eigen rechtsgebied met tol en marktrecht. De Abdis had geen eigen leger en was voor bescherming aangewezen op de Keizer. Het Land van Thorn werd in 1795 door de Fransen opgeheven. De totale bevolking bedroeg toen nog geen 4.000 personen, waarvan 1/10e deel uit het dorpskwartier Grathem.
Afbeelding 5. Grathem omstreeks 1975 Afbeelding 6. Grathem omstreeks 1990
In de tweede helft van de 20e eeuw heeft een grootschalige uitbreiding van de kern plaatsgevonden. Ten noorden en zuiden van de historische kern heeft, voor Grathemse begrippen, op grote schaal programmatische woningbouw plaatsgevonden. Toen zijn, als afronding van de noordelijke uitbreiding, ook hier de lokale sportvelden gerealiseerd. Tot 2020 heeft de plaatselijke voetbalvereniging van (een deel van) deze sportvelden gebruik gemaakt.
Afbeelding 7. Vogelvluchtperspectief voormalige voetbalvelden aan rand bebouwde kom Grathem
2.2 Bestaande Situatie
2.2.1 Ruimtelijke karakteristiek
Grathem ontwikkelde zich oorspronkelijk op de noordelijke oever van de Uffelse beek, rondom de monumentale kerk met laat-Romaanse mergelstenen toren uit de 13e eeuw. Op de samenkomst van de Baexemerweg en Lindestraat ontstond een kleine dorpskern. Rond deze kern bevindt zich dan ook de oudste bebouwing van het dorp.
Ten noorden van de oude kern is eind jaren '70, begin jaren '80 van de vorige eeuw de woonwijk "Koelenterhof" gerealiseerd. Deze planmatig opgezette woonwijk bestaat voornamelijk uit halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen. Aan de Sportlaan, de noordelijke grens van deze woonwijk, bevinden zich daarentegen voornamelijk vrijstaande woningen.
Afbeelding 8. Impressie Sportlaan Afbeelding 9. Huidige staat van de voormalige voetbalvelden
De ruimtelijke karakteristiek van de locatie zelf wordt verder voornamelijk bepaald door het opgaande groen wat rondom het gehele sportpark, en zo ook rondom de voormalige voetbalvelden, aanwezig is. Dit geeft de voormalige voetbalvelden een besloten karakter en vormt het een harde fysieke grens met het buitengebied.
2.2.2 Functionele karakteristiek
De bebouwde kom van Grathem heeft nagenoeg uitsluitend een woonfunctie. Grathem bevat overwegend woonbebouwing bestaande uit één of twee bouwlagen, afgewerkt met een kap.
Afbeelding 10. Woningen op de hoek Kuiperweg - Sportlaan Afbeelding 11. Woningen aan de Kalebosstraat
Ter ondersteuning van de woonfunctie bevinden zich in Grathem een basisschool, kerk en een gemeenschapshuis en een klein aantal winkels en bedrijven. Qua voorzieningen zijn de inwoners van Grathem voornamelijk aangewezen op de grotere plaatsen in de omgeving zoals Heythuysen en Roermond.
In de noordwestelijke rand van Grathem bevindt zich, aan de Sportlaan, een sportzone waar de lokale tennisvereniging, schutterij en Jong Nederland vereniging zijn gelegen. De voormalige voetbalvelden maken ook onderdeel uit van deze sportzone, maar die zijn in tegenstelling tot de andere sportfuncties niet meer als zodanig in gebruik.
Ten noorden van de sportzone bevindt zich het buitengebied. Het buitengebied kenmerkt zich voornamelijk door een agrarisch gebruik. Op de onbebouwde gronden zijn weilanden en akkerbouwpercelen gelegen. Daartussen bevinden zich verspreid gelegen agrarische bedrijven, maar ook enkele burgerwoningen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk worden de op het plangebied van toepassing zijnde beleidskaders behandeld. Gemeenten zijn immers niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincie geven met het door hen gevoerde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op het van toepassing zijnde Rijksbeleid. In de daarop volgende paragrafen komt het provinciaal en regionaal beleid aan bod. In paragraaf 3.4 volgt ten slotte het van toepassing zijnde beleid van de gemeente Leudal.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie
In het kader van de invoering van de Omgevingswet (Ow) heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Op die manier wordt invulling gegeven aan de verplichting tot het opstellen van zo'n visie die is vastgelegd in artikel 3.1, lid 3 Ow. Tot de invoering van de Omgevingswet heeft dit document de status van structuurvisie in de zin van artikel 2.3 Wro.
Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht aan grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.
Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.
Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- duurzaam economisch groeipotentieel;
- sterke en gezonde steden en regio's;
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Binnen de NOVI worden drie afwegingsprincipes gehanteerd om te komen tot weloverwogen beleidskeuzen. Die zouden moeten helpen bij het afwegen en prioriteiten van verschillende belangen en opgaven:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
Op basis van de vier verschillende prioriteiten en de drie afwegingsprincipes zijn 21 nationale belangen geformuleerd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
Relevante nationale belangen voor onderhavig initiatief zijn als volgt:
- Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
- Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
- Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
- Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
Met de ontwikkeling van het plangebied wordt ingespeeld op deze geformuleerde nationale belangen. Bovendien geldt voor het plangebied dat er geen nationale belangen uit de NOVI in het geding zijn, mede gezien de kleinschaligheid en de aard van het initiatief.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Op 1 oktober 2012 zijn enkele wijzigingen daarvan in werking getreden.
Voor de nationale belangen die kaderstellend zijn voor besluiten van gemeenten zijn in het Barro regels opgenomen die direct het bestemmingsplan en daarmee gelijk te stellen besluiten betreffen. Zij strekken ertoe dat de nationale ruimtelijke afweging, die door het kabinet in samenspraak met de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal is gemaakt, bij besluitvorming over bestemmingsplannen wordt gerespecteerd.
Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op Rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, het Nationaal Natuurnetwerk, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer.
Met de herontwikkeling van de voormalige voetbalvelden tot woningbouwlocatie worden geen van de genoemde belangen geschaad. Op en om de locatie is geen sprake van een gebiedsreservering. Het initiatief is daarom niet in strijd met de beleidsregels zoals deze zijn opgenomen in het Barro.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Sinds invoering van de ladder is er veel jurisprudentie ontstaan en is er veel over geschreven. De ladder werd als te ingewikkeld ervaren en zorgde voor veel onderzoekskosten. Per 1 juli 2017 is de regeling daarom gewijzigd. De drie treden uit de oorspronkelijke tekst worden losgelaten en vervangen door de volgende tekst:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien".
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voor woningbouwlocaties geldt dat in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Indien niet meer dan 11 woningen binnen een bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is er volgende de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen sprake van de ruimtelijke ontwikkeling van een woningbouwlocatie of een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i van het Bro (zie uitspraak ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921).
Het onderhavige woningbouwplan voorziet in de ontwikkeling van 12 woningen, waardoor meer dan 11 woningen worden gerealiseerd en het initiatief derhalve een stedelijke ontwikkeling betreft. In dat geval dient er een behoefte onderbouwing ten aanzien van de beoogde ontwikkeling plaats te vinden.
Het initiatief voorziet in de realisatie van 12 vrijstaande koopwoningen, in het hogere segment (>€ 375.000). De toevoeging van deze extra woningen speelt in op de behoefte van de lokale woningmarkt en de concrete woonwensen van (oud-)inwoners van Grathem.
De woningbouw vindt plaats op de voormalige voetbalvelden, gelegen aan de rand van de bebouwde kom van Grathem. Zodoende is er geen sprake van een toevoeging van een stedelijke ontwikkeling, maar wordt met de nieuwe woonfunctie de huidige sportfunctie vervangen. De Ladder heeft daarmee alleen betrekking op de toevoeging van woningen, niet op een fysieke uitbreiding van de bebouwde kom. De toevoeging van deze nieuwe woningen sluit aan bij de concrete vraag naar dergelijke woningen in Grathem. De behoefte aan deze woningen blijkt uit het feit dat de gegadigden voor deze woningen zich hebben gebundeld in een CPO zodat hun woningbouwbehoefte concreet kon worden ingevuld. Bij CPO Grasheim zijn 12 initiatiefnemers aangesloten (en 5 extra staan er op de reservelijst) welke zich elk hebben gecommitteerd aan het realiseren van een nieuwe woning voor zichzelf, zodoende worden er evenzoveel woningen gerealiseerd. De woningbouwbehoefte voor deze woningen is derhalve concreet en aantoonbaar.
In de regionale en gemeentelijke woningbouwprognoses komt de behoefte aan deze woningen terug. In Grathem zal naar verwachting het aantal huishoudens nog tot 2026/2028 toenemen. Dit zet de lokale woningmarkt onder druk; zeker omdat de laatste jaren nauwelijks nieuwe woningen zijn gebouwd in Grathem. Naast deze locatie waar 12 vrijstaande koopwoningen worden gerealiseerd wordt in Grathem ingezet op twee andere woningbouwlocaties; 1) 8 huurappartementen in een voormalig kantoor aan de Brugstraat en 2) 9 levensloopbestendige seniorenwoningen aan de Markt (herstructurering bedrijfslocatie). Laatstgenoemde woningbouwlocaties voldoen aan de algemene woonbehoefte binnen de gemeente Leudal; er is in de hele gemeente vooral vraag naar meer geschikte huurwoningen en door de vergrijzing naar meer seniorenwoningen. De behoefte aan vrijstaande koopwoningen in Leudal is in algemene zin beperkt. Grathem laat daarin een afwijkend beeld zien. In Grathem worden vrijstaande woningen in het hogere segment wél als kansrijk segment aangeduid. Het voorliggende initiatief speelt met de beoogde vrijstaande koopwoningen op kavels van 500-700 m² in op een kwalitatieve lokale behoefte die nog niet in andere woningbouwlocaties in de kern is voorzien.
Voor de gemeente Leudal ligt een actuele vraag naar 603 woningen voor de periode tot en met 2025 (zie paragraaf 3.3.1). Met de toevoeging van 12 nieuwe woningen op deze plek voldoet het initiatief op kwantitatief vlak aan de actuele regionale woningbouwbehoefte. De woningen worden levensloopbestendig uitgevoerd en voldoen minimaal aan de energetische eisen van het Bouwbesluit. Daarmee dragen de woningen bij aan een toekomstbestendige woningvoorraad in Grathem.
Ten slotte blijkt dat in de gemeente Leudal, naast huur- en seniorenwoningen, ook vooral behoefte is aan meer starterswoningen. De woningbouwontwikkeling voor 12 vrijstaande woningen draagt daar indirect aan bij. Door op deze plek 12 nieuwe grotere gezinswoningen te realiseren zullen kleinere woningen elders in de kern weer beschikbaar komen voor starters (concreet komen er met deze woningbouwontwikkeling voor starters geschikte woningen vrij in Grathem). Het initiatief heeft daarmee een positief effect op het doorstromen van woningen.
Met deze ontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik beoordeeld op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Doordat het aantal wooneenheden binnen het bebouwd gebied wordt gerealiseerd, is sprake van een verdichting van het stedelijk gebied. Dit zorgt voor een kwaliteitsimpuls van de noordwestzijde van Grathem en voorkomt het gebruik van nieuw ruimtebeslag buiten de kern.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Limburg
Met de komst en invoering van de Omgevingswet dient elke provincie haar eigen provinciale omgevingsvisie op te stellen. Op 1 oktober 2021 hebben Provinciale Staten de Provinciale Omgevingsvisie Limburg (hierna: POVI), met bijbehorend m.e.r vastgesteld.
De omgevingsvisie is een lange termijnvisie, met als doelstelling invulling geven over hoe de provincie Limburg in de periode 2030-2050 op een integrale en toekomstbestendige manier kan door ontwikkelen. De omgevingsvisie is dynamisch en flexibel, aangezien dit mogelijkheden biedt om het document te actualiseren met het oog op toekomstige veranderingen.
De POVI is per 25 oktober 2021 in werking getreden en vervangt het voormalige POL2014.
Hoofdopgaven
In de omgevingsvisie zijn een aantal hoofdopgaven te onderscheiden, namelijk:
- Het creëren van een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige omgeving, zowel in het landelijk als in het bebouwde gebied;
- Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie (inclusief landbouwtransitie);
- Klimaatadaptatie en energietransitie.
Deze opgaven, die Limburg-breed spelen, dienen met inachtneming van de specifieke eigenschappen die Limburg bezit op een integrale en toekomstbestendige manier te worden geïmplementeerd. Participatie tussen de overheid, de markt en de inwoners van Limburg is hierbij een belangrijk uitgangspunt.
Inhoud
De Omgevingsvisie Limburg bestaat uit twee delen:
- Een thematisch deel waarin gedetailleerd wordt ingegaan op de provinciale ambities en opgaven voor de diverse thema's;
- Een gebiedsgericht deel waarin de thema's op hoofdlijnen verbonden worden op regionale schaal voor de drie regio's Noord-, Midden en Zuid-Limburg.
Het thema dat in het kader van onderhavig initiatief van toepassing is betreft het aspect 'Wonen en leefomgeving'.
Wonen en leefomgeving
De POVI houdt vast aan een dynamisch en flexibel woonbeleid, de woonbehoeften van de Limburger zijn daarbij leidend. Verder liggen hierin ook mogelijkheden bij te dragen aan klimaat-, energie-, en duurzaamheidsdoelstellingen. Vanuit de wetgeving is de rol van de provincie op dit terrein beperkt. Daarom opereert de provincie, met betrekking tot dit thema, vanuit een agenderende, stimulerende, meesturende en verbindende rol. De omgevingsvisie is hierbij een op hoofdlijnen richtinggevend kader. Aangezien de toekomst onderhevig zal zijn aan veranderingen, en elke specifieke regio voor een andere aanpak vraagt zijn meer gerichte uitwerkingen in provinciale, regionale en/of gemeentelijke programma's, agenda's en instrumenten noodzakelijk.
Wonen
Op het gebied van wonen wordt er specifiek gekeken naar welke behoeften er zijn. De grootste opgave op korte- en middellange termijn zit in het toekomstgeschikt maken van de verouderde en niet courante bestaande woningvoorraad. Uitgangspunten zijn dat deze woningen in eerste instantie levensloopbestendig dienen te worden gemaakt, en daarna ook verduurzaamd. Getalsmatig zijn er voldoende woningen, kwalitatief gezien zijn dit echter niet overal de juiste woningen en de juiste plannen. Met name in de middenhuur en sociale huur is er een steeds diverser wordende groep mensen aangewezen op nieuwe woon(zorg)concepten. Verder is er ook speciale aandacht voor de betaalbaarheid van woningen, aangezien kansen voor sommige doelgroepen afnemen door de stijgende prijzen.
Een belangrijk instrument om de kwaliteit van het bebouwde gebied op orde te maken is de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierdoor wordt de ruimte in bebouwd gebied optimaal benut. Uitgangspunt hierbij is dat leegstaand vastgoed wordt hergebruikt en herbestemd.
Leefomgeving
Woonkwaliteit is niet alleen afhankelijk van de woning zelf. Omstandigheden die hier ook op van toepassing zijn, zijn bijvoorbeeld sociaaleconomische omstandigheden, gezondheid, leefbaarheid, het voorzieningenniveau, de bereikbaarheid en een veilige omgeving. De aandacht ligt bij het ontwikkelen van gemengde wijken, die bij kunnen dragen aan een sterk sociaal weefsel en verkleinen op die manier kloven in de samenleving. Ook belangrijk zijn natuur- en klimatologische eigenschappen van een woongebied. Groen, schone lucht, het tegengaan van hittestress en voorzieningen om wateroverlast (zowel overstromingen als droogte) tegen te gaan dragen daarmee bij aan de omgevingskwaliteit.
Afweging
De POVI is het richtinggevende kader op hoofdlijnen omtrent wonen. Omdat de woonbehoeften snel veranderen, en omdat er lokale en regionale verschillen zijn in de opgaven wat betreft wonen en leefomgeving, zijn er meer gerichte uitwerkingen in provinciale, regionale en/of gemeentelijke programma's en instrumenten (zie hiertoe de uiteenzetting in paragraaf 3.3 en 3.4).
Het blijkt dat de beoogde woningbouwontwikkeling past in de regionale en gemeentelijke (woon)programma's. Omdat het een concrete behoefte betreft van de kern Grathem kan deze woningbouwontwikkeling niet elders in de gemeente Leudal landen. De woningbouwontwikkeling vindt plaats op de voormalige voetbalvelden, binnen de bebouwde kom van Grathem. Hierom is sprake van een duurzaam ruimtegebruik.
De woningbouw vindt plaats in een groene setting; bestaand groen wordt behouden en wordt tussen de woningen zo veel als mogelijk versterkt. Hierdoor wordt niet alleen een optimale woonomgeving gecreëerd, de locatie wordt tevens op een juiste manier ingepast in het landschap. Het initiatief is dan ook in lijn met de principes, zoals beschreven in de POVI.
3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
De provincie Limburg heeft op 12 december 2014 de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Sindsdien hebben allerlei wijzigingen van de Omgevingsverordening Limburg 2014 plaatsgevonden. In het kader van dit initiatief is de meest recente geconsolideerde versie geraadpleegd van december 2019.
De volgende regels uit de Omgevingsverordening Limburg 2014 zijn in dit geval van toepassing:
- Ligging in de boringsvrije zone Roerdalslenk
- Ligging in grondwaterbeschermingsgebied Beegden en Heel
- Nieuwe woningen
Roerdalslenk
Het is in het gebied Roerdalslenk verboden:
- a. een boorput, een bodemenergiesysteem of een aardwarmtesysteem te maken of hebben of de grond te roeren, dieper dan de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei;
- b. werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de Bovenste Brunssumklei kunnen aantasten.
Het plangebied ligt in de zogenaamde zone III. In dat geval is de Bovenste Brunssumklei diep onder het maaiveld gelegen; in ieder geval dieper dan 80 meter.
Met de bouw van de woningen zijn geen boringen of verstoringen van de bodem aan de orde die dieper reiken dan 80 meter. Om de verbodsbepalingen van de Roerdalslenk te borgen, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening Limburg 2014, is aan het plangebied de gebiedsaanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' toegekend.
Grondwaterbeschermingsgebied
Grondwaterbeschermingsgebieden zijn erop gericht om de kwaliteit van het grondwater zodanig op peil te houden dat het middels eenvoudige zuivering geschikt is en blijft voor de drinkwaterwinning. Voor deze gebieden bevat de Omgevingsverordening één of meer verboden, uitzonderingen op deze verboden, ontheffingsmogelijkheden, meldingen en de mogelijkheid om algemene voorschriften vast te stellen.
Dit betekent dat de nieuwe woningen geen negatieve effecten mogen hebben voor het grondwater. Om dit in onderhavig bestemmingsplan te borgen is aan het plangebied de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' toegekend.
Nieuwe woningen
In artikel 2.2.2 van de omgevingsverordening is bepaald dat een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening moet houden met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro (ladder duurzame verstedelijking).
Onderhavig initiatief is getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, zie paragraaf 3.1.3. Er is sprake van een aantoonbare behoefte aan 12 woningen in Grathem. Geconcludeerd wordt dat het initiatief voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
In artikel 2.4.2 van de omgevingsverordening is bepaald dat een ruimtelijk plan gelegen in de regio Midden-Limburg niet voorziet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg.
Zoals in paragraaf 3.3.1 van onderhavige toelichting is vermeld is de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg inmiddels vervangen door de Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2022 tot en met 2025. Geconcludeerd wordt dat het initiatief voldoet aan de uitgangspunten voor deze woonvisie.
3.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2021
In de Omgevingsverordening Limburg 2021 staan de nieuwe regels op het gebied van milieu, wegen, water, grond, landbouw, natuur, wonen en ruimte. Op dit moment geldt nog de Omgevingsverordening Limburg 2014 (zie hiervoor). Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die de huidige gaat vervangen. Tot het moment dat de Omgevingswet en de nieuwe Omgevingsverordening Limburg 2021 in werking treden, blijft de huidige omgevingsverordening gelden. Hierna is het initiatief echter alvast getoetst aan de nieuwe omgevingsverordening.
Alle regels die betrekking hebben op het omgevingsbeleid zijn ondergebracht in één verordening, die grofweg twee typen regels bevat:
- Instructieregels gericht tot gemeenten of het waterschap;
- Regels voor activiteiten die rechtstreeks voor eenieder gelden of voor specifieke doelgroepen.
De volgende regels uit de Omgevingsverordening Limburg 2021 zijn in dit geval extra van toepassing (behoudens de ligging in de Roerdalslenk en het grondwaterbeschermingsgebied Beegden en Heel welke in de vigerende omgevingsverordening reeds zijn behandeld):
- Wonen, werken en recreëren
Afbeelding 12. Uitsnede kaart 'Wonen, werken en recreëren' met plangebied rood omlijnd
Wonen, werken en recreëren
In de Omgevingsverordening Limburg 2021 is opgenomen dat de motivering bij een plan dat betrekking heeft op de realisatie van een of meerdere woningen beschrijft dat:
- a. Rekening is gehouden met de hoofdstukken 3 (Limburgse principes en algemene zonering) en 5 (wonen en leefomgeving) van de provinciale omgevingsvisie;
- b. Sprake is van behoefte in kwaliteit en kwantiteit op basis van actueel onafhankelijk behoefteonderzoek;
- c. Over de behoefte aan realisatie van deze woningen overeenstemming bestaat binnen de regio Noord-Limburg of Midden-Limburg of Zuid- Limburg. De regio's bepalen eigenstandig de regionale overeenstemming, organiseren hun eigen regionale overleggen en dragen zorg voor actuele regionale woonvisies en regionale onderzoeken;
- d. Het omgevingsplan is opgenomen in de Limburgse systematiek van monitoring, bedoeld in Afdeling 14.5;
- e. Realisatie van de woningen beoogd is binnen 5 jaar na vaststelling van het omgevingsplan en dat, als deze termijn niet wordt gehaald, hoe en wanneer de mogelijkheid tot realisatie van deze woningen komt te vervallen.
Het plangebied is gelegen in de bebouwde kom van Grathem en is op basis van de kaart 'Wonen, werken en recreëren' volledig gelegen binnen de begrenzing van een landelijke kern. Onderhavig initiatief is hiervoor getoetst aan het Rijksbeleid en het provinciaal beleid en wordt hierna getoetst aan het regionale en gemeentelijk beleid. Uit de toetsing blijkt dat het oprichten van 12 vrijstaande woningen in Grathem passend is vanwege de concrete behoefte aan dergelijke woningen.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2022 tot en met 2025
Op het gebied van wonen wordt in Midden-Limburg al jaren regionaal samengewerkt door de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert. De hoofdlijnen van het hieruit volgende regionale woonbeleid zijn vastgelegd in de Regionale Structuurvisie Wonen Midden-Limburg. Binnen deze algemene kaders kunnen de gemeentes, indien gewenst, nadere lokale uitwerkingen vaststellen. De gemeente Leudal doet dit middels de Versnellingsagenda Wonen (zie paragraaf 3.4.4).
Inmiddels hebben de gemeenten in de regio in de periode juni tot september 2022 elk de Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2022 tot en met 2025 vastgesteld. De structuurvisie is op 20 oktober 2022 in werking getreden.
De Structuurvisie Wonen 2022-2025 betreft een compacte actualisatie van voorgaande regionale structuurvisie (Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021), de visie is uitvoeringsgericht en in de praktijk toepasbaar. De focus ligt op de realisatie van voldoende woningen van de juiste kwaliteit op de juiste plek. Er is ruimte voor nieuwe lokale ontwikkelingen. De Structuurvisie Wonen 2022-2025 bevat instrumentarium om deze opgaven te bereiken. Daarnaast ligt er een opgave in de (ver)bouwopgave en de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Dit wordt met concrete maatregelen vanuit het duurzaamheidsbeleid / de transitievisie warmte opgepakt.
In de Structuurvisie Wonen 2022-2025 wordt eerst teruggeblikt op de daadwerkelijke ontwikkelingen in de periode 2018 tot en met 2021. Daarna wordt ingegaan op de koers voor 2022 en verder. De structuurvisie bevat de kwantitatieve en kwalitatieve kaders, het instrumentarium voor regie op de woningmarkt en een uitvoeringsparagraaf. Tenslotte is per gemeente een bijlage toegevoegd.
Wonen is een actueel thema. Het is de uitdaging om de komende jaren voldoende woningen en de juiste woningen op de juiste plaats toe te (blijven) voegen. Er zijn regionale verschillen.
Het aantal huishoudens in de regio is de afgelopen 3 jaar (2018 t/m 2020) met 2,1% (2.223) toegenomen. Het aantal huishoudens per 1-1-2022 wordt in de loop van 2022 bekend. Alle gemeenten laten (nog) een groei zien. De prognoses van Etil 2021 laten een grotere groei zien van het aantal huishoudens ten opzichte van de prognoses uit 2017. In enkele gemeenten vlakt de groei langzaam af en nadert de huishoudentop. De regio groeit vanaf 1-1-2021 nog met 5.387 huishoudens tot de top van 114.201 huishoudens in 2034 wordt bereikt. In Leudal laat de prognose Etil 2021 een aanzienlijk grotere groei zien (+870 ten opzichte van 1-1-2021) en een top die verschuift naar 2032.
Afgelopen vier jaar, 2018 t/m 2021, zijn in de regio netto 3.377 woningen gebouwd (844 per jaar). Daarmee is de productie flink opgeschroefd ten opzichte van de periode 2014 t/m 2017, toen jaarlijks gemiddeld netto 468 woningen zijn gerealiseerd. Leudal laat meer dan een verdubbeling zien van de gemiddelde jaarlijkse productie, namelijk van 46 woningen (2014 t/m 2017) naar 101 woningen (2018 t/m 2020).
Leudal zet de komende jaren nog ambitieuzer in op de realisatie van 125-150 woningen per jaar. Op basis van de nieuwe prognoses (Etil 2021) en de daadwerkelijke realisaties zijn in de structuurvisie nieuwe afspraken gemaakt per gemeente over het gemiddeld aantal te realiseren woningen. Er zijn geen afspraken gemaakt over het reduceren van de planvoorraad door het schrappen van plannen. De focus ligt op bouwen. Verder wordt de afspraak gecontinueerd dat nieuwe plannen voor 10 of meer woningen regionaal worden afgestemd.
afspraak 1: aan te houden groei van 2021 tot top huishoudens (Etil 2021) | top in jaar (Etil 2021) | afspraak 2: aan te houden groei van 2021 tot en met 2025 (Etil 2021) | ambitie jaarlijks te realiseren aantal woningen tot en met 2025 | planvoorraad (1-1-2022) | |
Echt-Susteren | 339 | 2029 | 295 | 100-125 | 624 |
Leudal | 870 | 2032 | 603 | 125-150 | 435 |
Maasgouw | 168 | 2026 | 168 | 75-100 | 504 |
Nederweert | 453 | 2036 | 265 | 75-100 | 525 |
Roerdalen | 68 | 2025 | 67 | 75-100 | 486 |
Roermond | 3.244 | 2043 | 1.432 | 325-350 | 2.588 |
Weert | 1.236 | 2038 | 628 | 200-225 | 1.745 |
Midden-Limburg | 5.387 | 2034 | 3.459 | 975-1.150 | 6.907 |
In de Structuurvisie Wonen 2022-2025 is geconstateerd dat er specifieke regionale opgaven c.q. speerpunten zijn - waarbij verschillen per gemeenten kunnen optreden - ten aanzien van:
- het vergroten van het aantal huurwoningen;
- het uitbreiden van het aantal woonwagenstandplaatsen;
- de huisvesting van statushouders conform de taakstelling;
- het verbeteren van de positie van starters op de woningmarkt;
- het realiseren van (nieuwe) woonvormen in het kader van wonen met zorg;
- het uitbreiden van de capaciteit short stay huisvesting voor internationale werknemers;
- kansen in de transformatie van leegstaand (commercieel en maatschappelijk) vastgoed en in herstructurering van locaties met kwaliteitsarme bebouwing;
- het toekomstbestendig maken en het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad;
- de bewoning van recreatiewoningen; vastgelegd is dat permanente bewoning niet wenselijk is.
De roep om passende woningen is groot. De Structuurvisie Wonen 2022-2025, vertaald in lokale uitwerkingen, legt meer nadruk op het tegemoetkomen aan de groeiende woningbehoefte met kwalitatief het juiste aanbod. Woningbouw is in alle kernen mogelijk, waarbij nieuwe bouwmogelijkheden in Leudal bewust gericht worden ingezet in het belang van de leefbaarheid van de kernen, om specifieke doelgroepen te ondersteunen en om het aandeel betaalbare (huur)woningen te vergroten. Ook wordt extra ingezet op (burger)initiatieven die bijdragen aan de sociale cohesie en onderlinge verbondenheid.
Ten behoeve van de voorgaande regionale structuurvisie heeft de regio in het voorjaar van 2018 met ondersteuning van de provincie Limburg een grootschalig woningmarktonderzoek laten uitvoeren. In Echt-Susteren, Leudal , Maasgouw, Nederweert en Roerdalen zijn alle huishoudens aangeschreven. In Roermond en Weert is gewerkt met een steekproef. De uitkomsten van het onderzoek geven nog steeds een actueel en gedetailleerd beeld van de kwalitatieve woonwensen van verschillende doelgroepen. De bevolkingssamenstelling is in 4 jaar niet wezenlijk veranderd waardoor in de Structuurvisie Wonen 2022-2025 aangenomen wordt dat de belangrijkste conclusies overeind blijven. Vanwege demografische ontwikkelingen neemt het aantal jongeren huishoudens af en het aantal oudere huishoudens fors toe. De kwalitatieve woningbehoefte wordt dan ook grotendeels bepaald door de woonwensen van de groeiende groep ouderen. Daarbij neemt ook het aantal 1- en 2-persoonshuishoudens toe en het aantal gezinnen af. Hierdoor ontstaat een toenemende vraag naar kleinere, betaalbare woningen in zowel de huur- als koopsector. De kwalitatieve woningbehoefte bestaat voornamelijk uit grondgebonden seniorenwoningen en appartementen met lift.
In het woningmarktonderzoek zijn de uitkomsten van de kwantitatieve behoefte gebaseerd op de verouderde (en lagere) prognose Etil 2017. In de Structuurvisie Wonen 2022-2025 wordt daarom afgesproken om de cijfers van de meest recente prognose Etil 2021 te hanteren voor een richtinggevende kwantitatieve doorvertaling op gemeentelijk en kern- of wijkniveau.
De prognose Etil 2021 laat voor Grathem een grotere groei zien dan een paar jaar geleden werd verwacht. Het huidig aantal huishoudens ligt inmiddels hoger dan de top die in Etil 2017 werd verwacht en zal waarschijnlijk nog tot 2026/2028 toenemen. De huishoudenstop komt met de nieuwe prognose 38 huishoudens hoger uit dan bij de prognose Etil 2017.
Voor Grathem geldt dat er de afgelopen jaren niet veel is gebouwd, per saldo maar 3 woningen van 2018 tot en met 2021. In de voorgaande regionale structuurvisie werd nog uitgegaan van een ambitie van 26 extra woningen. In de Structuurvisie Wonen 2022-2025 is geen concreet aantal meer genoemd, maar wordt (via de Versnellingsagenda Wonen) gestuurd op de gewenste kwaliteit met een bouwstroom die past bij de lokale behoefte. Per 1-1-2022 zijn in Grathem 30 woningen opgenomen in de planvoorraad. Dit is inclusief onderhavige 12 woningen. Daarnaast zijn er plannen voor 8 huurappartementen aan de Brugstraat (transformatie kantoor naar wonen), 9 levensloopbestendige seniorenwoningen aan de Markt (herstructurering bedrijfslocatie) en enkele bestaande particuliere initiatieven.
Op grond van het woningmarktonderzoek 2018 is de behoefte aan vrijstaande vrijesector koopwoningen in Leudal in algemene zin beperkt. Grathem laat daarin een afwijkend beeld zien. In Grathem worden vrijstaande woningen in het hogere segment (>€ 375.000) wél als kansrijk segment aangeduid. Het voorliggende initiatief speelt met de beoogde vrijstaande koopwoningen op kavels van 500-700m² in op een kwalitatieve lokale behoefte die nog niet in andere plannen in de kern is voorzien. De woningen worden levensloopbestendig uitgevoerd en voldoen minimaal aan de energetische eisen van het Bouwbesluit. Daarmee dragen de woningen bij aan een toekomstbestendige woningvoorraad in Grathem. Zoals elders beschreven past het gedachtegoed van een collectief burgerinitiatief ook binnen de focus en uitgangspunten van de Versnellingsagenda Wonen.
Uit het woningmarktonderzoek blijkt ook dat er in Grathem behoefte is aan starterswoningen. Het initiatief draagt daar indirect aan bij, omdat 9 deelnemers aan het CPO-initiatief een bestaande woning in de kern achterlaten (5 starters- en 4 kleine gezinswoningen). Daarmee heeft initiatief een positief effect op de doorstroommogelijkheden op de woningmarkt in Grathem. Gezien het voorgaande kan worden geconcludeerd dat ontwikkeling van het initiatief qua aantal, soort en segment van de beoogde woningen passend is binnen de kaders van het regionale woonbeleid en kansrijk is voor verdere ontwikkeling.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Strategische Overallvisie 2020 - "Leven in Leudal"
In de Strategische Overallvisie 2020 "Leven in Leudal" geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen op de langere termijn voor Leudal van belang zijn en waar de gemeente naar toe wil. De toekomstvisie is daarmee richtinggevend voor de beleidsontwikkelingen in de komende jaren. De visie dient als denkkader en handvat voor toekomstige keuzes en ontwikkelingen. Daarbij valt te denken aan de ontwikkeling van nieuw beleid, het oppakken van nieuwe integrale projecten en keuzes rondom de profilering van de (nieuwe) gemeente en samenwerking in de regio.
De Strategische Overallvisie 2020 "Leven in Leudal" is op 11 december 2007 door de gemeenteraad vastgesteld en dient de komende jaren het kompas voor ontwikkelingen te zijn. De gemeente Leudal wil in samenspraak en in samenwerking met bewoners en bedrijven, met de regio en de provincie de kansen die zich in Leudal voordoen benutten.
Binnen de Strategische Overallvisie van de gemeente Leudal worden kansen en bedreigingen in kaart gebracht. Het behoud van groen en meer benutten van het groene karakter wordt gezien als een van de voornaamste kansen voor de gemeente Leudal. Groen wonen wordt hierbij als een potentiële kansrijke ontwikkeling gezien.
De missie van de gemeente Leudal is geoperationaliseerd in doelen op centrale thema's van de strategische overallvisie: samenleving, omgeving, wonen, werken en vrije tijd. Het doel voor het aspect wonen is hierbij om binnen de eigen gemeente te zorgen voor passende huisvesteging van elke inwoner plus gedoseerde ontwikkeling van enkele regionaal onderscheidende woonmilieus.
Middels het beoogd initiatief wordt voorzien in een groene woningbouwontwikkeling aan de rand van Grathem. Door de ruimtelijke opzet met veel groen en ruime kavels wordt er een onderscheidend woonmilieu gerealiseerd, waarbij bestaande groenstructuren behouden blijven. Deze groenstructuren waarborgen mede een landschappelijke inpassing van de locatie en daarmee een geleidelijke transitie naar het achterliggende buitengebied. Het initiatief wordt hiermee passend geacht binnen de Strategische Overallvisie 2020 "Leven in Leudal" op het gebied van wonen.
3.4.2 Strategische visie Leudal - "Mooi Leven in Leudal"
Op 14 december 2021 heeft de gemeenteraad van Leudal de Strategische visie "Mooi leven in Leudal" vastgesteld. De strategische visie is een lange termijnvisie, waarin het jaar 2035 als horizon fungeert. In de strategische visie schetst de gemeente enkele belangrijke ontwikkelingen en vraagstukken waar Leudal mee te maken heeft en krijgt. De gemeente schetst een strategisch perspectief dat inspeelt op de opgaven van de toekomst en ambities en wensen van haar inwoners. Het strategisch perspectief beschrijft de richting die de gemeente op wil en waar zij korte-termijndoelen en -acties op kunnen afstemmen.
In de strategische visie geeft de gemeente aan dat Leudal een prachtige plek is om te wonen, vanwege het groen en de rust. Inwoners voelen zich er thuis. De hoop en verwachting wordt uitgesproken dat dat ook in de toekomst zo blijft. Daartoe zijn er in de dorpen niet alleen meer (betaalbare) woningen nodig die geschikt zijn voor ouderen, maar juist ook voor de jeugd. Ook zij moeten hun plek kunnen vinden in Leudal.
Onder andere de veranderingen in de economie en de bevolkingsomvang en -samenstelling, de opgaven rond veilige bereikbaarheid en de beschikbaarheid van passende woningen hebben gevolgen voor de leefbaarheid en de vitaliteit van de dorpen. De gemeente wil actief inspelen op die ontwikkelingen en eraan bijdragen dat in 2035 jong en oud in Leudal kan wonen in een goed verzorgde omgeving, met een goed en bereikbaar voorzieningenaanbod. De gemeenschapszin in de dorpen vormt een belangrijk uitgangspunt voor het nieuw te ontwikkelen beleid van de gemeente. De ambitie is om passend bij de schaal van Leudal en aansluitend bij de cultuur in onze dorpen verder te bouwen aan de sociale structuur en de ondersteuning van inwoners.
Leudal is in 2035 een thuis voor mensen die de rust, de ruimte en het groen waarderen. Daartoe moet de doorstroming op de lokale woningmarkt gestimuleerd worden. Zodat de eigen inwoners die dat willen in hun dorp kunnen blijven én mensen van buiten de kans krijgen om te genieten van het mooie leven in Leudal. Leudal kiest ervoor om binnen de kaders die het Rijk en de provincie stellen de woningvoorraad te vernieuwen, te verduurzamen en waar nodig uit te breiden.
De gemeente heeft zodoende de volgende ambities:
- De gemeente legt het accent op de realisatie van woonruimte voor starters, jonge gezinnen en voor ouderen. Om te voorkomen dat voor de toekomstige leegstand wordt gebouwd, zoeken zij samen met inwoners en bouwers naar nieuwe manieren van bouwen;
- De woonbehoefte en het potentieel voor woningbouw is niet in elk dorp in Leudal hetzelfde. De gemeente zet er daarom op in, om samen met haar inwoners in beeld te brengen wat de lokale mogelijkheden en behoeften precies zijn.
In Grathem zijn al jaren nauwelijks nieuwe woningen gebouwd. Er heerst onder de inwoners wel een behoefte om nieuwe woningen te bouwen. De gemeente is voornemens om samen met de inwoners 12 nieuwe woningen te realiseren. De woningen zijn beoogd ter plaatse van de voormalige voetbalvelden in Grathem. De woningen sluiten goed aan bij de concrete vraag naar woningen die er vanuit de inwoners is gebleken. Gezien de ambitie van de gemeente Leudal om nieuwe woningen te realiseren die aansluiten bij de behoefte vanuit de inwoners is het initiatief passend in de strategische visie.
3.4.3 Structuurvisie Leudal - "Regie op de toekomst"
Op 14 april 2010 heeft de gemeenteraad van Leudal de Structuurvisie Leudal vastgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente. Met de structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Leudal van belang zijn. Ontwikkelingen die het goed wonen, leven en werken ondersteunen en verbeteren wil de gemeente kunnen faciliteren en stimuleren. Voor sommige ontwikkelingen zal ze daarbij zelfs initiatiefnemer willen zijn. Voor andere ontwikkelingen is zij ook afhankelijk van initiatieven van derden, zoals ondernemers, woningcorporaties, instellingen, en burgers. Ontwikkelingen die afbreuk doen aan de toekomst van Leudal wil de gemeente waar mogelijk voorkomen.
In de structuurvisie zijn de stedelijke gebieden onderverdeeld in de volgende zones:
- Centrumkern
- Autonome kernen
- Woondorpen
- Werkgebieden.
De kern Grathem is aangeduid als 'woondorp' en de onderhavige locatie is volledig gelegen binnen de begrenzing van die aanduiding. De woondorpen hebben een sterk agrarisch verleden en ook nu nog zijn er nog veel banden met het omliggende agrarisch gebied. Het voorzieningenniveau is in deze dorpen over het algemeen beperkt. De dorpen zijn in feite woondorpen, met de nadruk op "goed wonen".
In de structuurvisie ligt de nadruk op de visie van de gemeente op de functionele ontwikkelingen van de diverse, ruimtelijk relevante onderwerpen. Waar liggen voor de gemeente plichten, wat zijn de ambities, waar ziet de gemeente kansen en bedreigingen? En onder welke criteria zijn ontwikkelingen mogelijk? Hiermee is de structuurvisie een regie-instrument voor de dagelijkse gang van zaken.
Binnen de structuurvisie wil de gemeente regie voeren op de ontwikkelingen en processen die voor de toekomst van Leudal van belang zijn. Ontwikkelingen die het goed wonen, leven en werken ondersteunen en verbeteren wil de gemeente kunnen faciliteren en stimuleren. Uitgangspunt voor het beleid ten aanzien van wonen is dat, in het kader van de leefbaarheid, de veranderingen in de aard en omvang van de woningvoorraad niet geënt worden op de kwantiteit van de voorraad, maar op de kwaliteit van de voorraad. Door in te zetten op kwaliteit wil de gemeente een woningvoorraad bieden die bijdraagt aan de sociale binding van mensen met de gemeente, maar die ook afgestemd is op en bijdraagt aan de verschillende ruimtelijke karakteristieken van de afzonderlijke kernen en het buitengebied.
Het voorliggende initiatief betreft de realisatie van 12 woningen, gelegen in het groen. De woningen worden gerealiseerd op de voormalige voetbalvelden, die thans braak liggen. Met de woningbouwontwikkeling is sprake van een passende herinvulling van de voormalige voetbalvelden. De herinvulling van de locatie komt het goed wonen in Grathem ten goede. Doormiddel van de hoogwaardige landschappelijke inpassing wordt de bestaande landschapskwaliteit gewaarborgd en waar mogelijk versterkt. Hiermee sluit het initiatief aan op de doelstelling om in te zetten op de kwaliteit van de woningvoorraad en niet de kwantiteit. Het initiatief is hiermee passend binnen de Structuurvisie Leudal "Regie op de toekomst".
3.4.4 Nota Kwaliteit
De op 3 oktober 2013 door de raad vastgestelde Nota Kwaliteit vormt een uitwerking van hetgeen in de Structuurvisie Leudal is opgenomen over kwaliteitsverbetering.
Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen zoals bijvoorbeeld woningbouwplannen of uitbreiding van bedrijven komt een kwaliteitsbijdrage in beeld bij een planologische afweging of een bepaalde ontwikkeling aanvaardbaar is op een bepaalde locatie. De kwaliteitsbijdrage is daarbij noodzakelijk om negatieve ruimtelijke effecten van het plan te compenseren. Ruimtelijke ontwikkelingen worden niet toegestaan zolang niet verzekerd is dat het optredende kwaliteitsverlies wordt gecompenseerd. De kwaliteitsverbetering die een initiatiefnemer gaat realiseren wordt vastgelegd in de ruimtelijke onderbouwing van het plan, het bestemmingsplan of omgevingsvergunning en in een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente.
Om onderhavige ontwikkeling mogelijk te maken is een kwaliteitsverbetering noodzakelijk. In de Nota Kwaliteit zijn de modules uit het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) van toepassing verklaard. Voor het onderhavige initiatief is de module 'Nieuwe uitbreidingsgebieden voor woningbouw' van toepassing. Daarin is een kwaliteitsbijdrage vastgelegd van € 5 per m2 plangebied ten behoeve van de realisering van groen, natuur, landschap en herstel landschappelijke cultuurhistorie. De kwaliteitsbijdrage met een hoogte van € 92.500,= wordt ingezet om het verlies aan ruimtelijke kwaliteit dat optreedt bij deze ontwikkeling elders te compenseren conform de uitgangspunten van de Nota Kwaliteit.
Landschappelijke inpassing van de locatie van het initiatief vormt daarbij altijd een voorwaarde naast de kwaliteitsverbeterende maatregel of een bijdrage in het groenfonds. De landschappelijke inpassing van het plangebied is uitgebreid behandeld in paragraaf 4.4.
De Kwaliteitscommissie Weert, Nederweert en Leudal heeft op 18 januari 2023 een advies uitgebracht met betrekking tot het landschappelijke inpassingsplan en de kwaliteitsbijdrage. Dit advies is opgenomen als bijlage 11 bij deze toelichting. De commissie gaat akkoord met onderhavig plan, onder de voorwaarde dat de opmerkingen van de commissie worden opgenomen in de verdere uitwerking. In paragraaf 4.4 wordt toegelicht hoe het advies van de commissie in het landschappelijk inpassingsplan is verwerkt.
3.4.5 Versnellingsagenda Wonen
De lokale Versnellingsagenda Wonen wordt periodiek bijgesteld om te kunnen blijven inspelen op actuele ontwikkelingen. Onderstaande uitgangspunten vormen daarvoor de basis. De meest recente actualisatie voor de periode 2023-2025 is 13 december 2022 vastgesteld.
Door bewust te kiezen voor een gerichte aanpak voor nieuwe bouwmogelijkheden, is het effect op de leefbaarheid en vitaliteit van de kernen en de positie van specifieke doelgroepen op de woningmarkt het grootst. De versnellingsagenda integreert de kwantitatieve en kwalitatieve uitgangspunten van de (geactualiseerde) regionale structuurvisie met de lokale ontwikkelwens en -kracht. Hierdoor is geen sprake van of onderscheid tussen regulier beleid en aanvullend beleid, maar van een nieuwe aanpak.
De Versnellingsagenda Wonen zet in op drie hoofdonderdelen.
- 1. Ontwikkelen van vrijkomend of leegstaand vastgoed op projectmatige wijze (grote(re) (sloop en) nieuwbouwplannen);
- 2. Transformeren van vrijkomend of leegstaand vastgoed met een publieksfunctie, waarbij de publieksfunctie nu of in de toekomst het bestaansrecht verliest;
- 3. Bouwen/realiseren wat in de planvoorraad zit (afronden van bestaande plannen en projecten).
Onder projectmatige woningbouw wordt verstaan grote(re) ontwikkellocaties die door de gemeente of derden in de markt worden gezet voor de realisatie van passende woningen. Het gaat hierbij om locaties die een bijzondere plek in een dorp of kern innemen en de sleutel zijn tot betaalbare woningbouw, een leefbare kern en sociale cohesie. Als voorbeelden hierbij gelden initiatieven voor en door inwoners in de vorm van CPO, wooncoöperaties, verenigingen of stichtingen en beheerscoöperaties. Zij realiseren betaalbare, innovatieve of bijzondere woonvormen. Al dan niet in samenwerking met gemeente, woningcorporaties of derden.
Het aantal woningbouwrealisaties is de laatste jaren hoog. Dit niveau wil de gemeente doorzetten, met een bouwambitie van 125-150 woningen per jaar. Daarbij is het nadrukkelijk de wens om het aandeel huurwoningen te vergroten.
Kansrijke woningbouwplannen uit de planvoorraad zijn de afgelopen periode geactiveerd en veelal in aanbouw. Ook is actief onderhandeld om minder passende plannen bij te stellen of te schrappen. Hierdoor bestaat de huidige planvoorraad bijna volledig uit actuele woningbouwplannen. In alle kernen is woningbouw gepland.
De nieuw te realiseren woningen passen in de gemeentelijke ambitie om woningbouw op geschikte locaties te versnellen om zo in te spelen op de huidige woonbehoefte. In dit geval is sprake van een actuele woonbehoefte, waarbij de gegadigden zich hebben gebundeld in een CPO. De gemeente juicht dergelijke concrete inwonersinitiatieven toe.
De woningen voldoen aan een concrete woonbehoefte en zullen levensloopbestendig worden uitgevoerd waardoor de woningen bijdragen aan een toekomstige woningvoorraad in Grathem. Ten slotte worden de woningen gerealiseerd op een plek die vraagt om een passende herinvulling, gelegen binnen de bebouwde kom. Met woningbouw wordt in dat kader aangesloten bij de woonfunctie van de bebouwde kom van Grathem.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
Enkele (oud)inwoners van Grathem zijn in een levensfase aangekomen dat zij een volgende stap willen maken op de woningmarkt. Zij wonen nu in kleinere gezins- of starterswoningen en willen graag groter gaan wonen. Daarbij willen zij graag in Grathem blijven wonen of terugkeren naar Grathem.
Alhoewel er dus vraag is naar (grotere) vrijstaande woningen zijn deze niet beschikbaar in Grathem. Door het vertrek van de lokale voetbalvereniging kwamen de voetbalvelden braak te liggen. Hierdoor diende zich de gelegenheid aan tot nieuwbouw op een locatie welke in eigendom is van de gemeente Leudal. De gegadigden willen daarom op de voormalige voetbalvelden nieuwbouw realiseren zodat hun woonwens vervuld kan worden. Om dit bereiken hebben zij hun krachten gebundeld om middels Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO), onder de naam CPO Grasheim, de nieuwe woningen te realiseren. CPO Grasheim zal in samenspraak met de gemeente Leudal en met ondersteuning van BIEB (Bouwen In Eigen Beheer) de woningen ontwikkelen.
CPO Grasheim telt twaalf deelnemers, waarvan er elf momenteel in Grathem woonachtig zijn en is er sprake van één terugkerende deelnemer. Ook zijn er vijf deelnemers die op een reservelijst staan, welke allen in Grathem wonen (peildatum 26 oktober 2022). De reservelijst kan van toepassing zijn indien een van de deelnemers gedurende het traject wenst uit te stappen. Met alle deelnemers (ook de reserveleden) is een deelnameovereenkomst afgesloten. De deelnemers variëren in leeftijdscategorieën van 25-65 jaar waarvan één alleenstaand huishouden en 11 gezinnen waarvan het merendeel met kinderen in verschillende leeftijden (0-22 jaar).
4.1 Doelstelling En Uitgangspunten
De doelstelling van dit bestemmingsplan is gericht op het herontwikkelen van de voormalige voetbalvelden, gelegen op de hoek van de Sportlaan en Kuiperweg in Grathem, tot een locatie waar 12 nieuwe vrijstaande woningen kunnen worden gerealiseerd in een groene setting.
Bij de opstelling van dit bestemmingsplan zijn de volgende uitgangspunten leidend geweest:
- De huidige sportbestemming van het plangebied wordt volledig gesaneerd.
- Daarvoor in de plaats dienen binnen het plangebied 12 nieuwe woningen te worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan dient een adequate, maar vooral flexibele regeling te bevatten voor de realisatie van de nieuwe woningen.
- De nieuwe woningen betreffen allen vrijstaande woningen.
- Parkeren bij de nieuwe woningen dient op het eigen terrein plaats te vinden.
- De goot- en bouwhoogte van de nieuwe woningen bedraagt maximaal respectievelijk 5 en 9 meter.
- De maximale bouwdiepte van de woningen bedraagt 15 meter. Hiermee wordt aangesloten bij de gemeentelijke standaard voor nieuwe woningen.
- De nieuwe woningen zullen allen worden ontsluiten via een nieuw aan te leggen openbare (rond)weg, volledig gelegen binnen de grenzen van het plangebied. De (rond)weg ontsluit op de Sportlaan vanwaar het verkeer alle richtingen op kan.
- De nieuwe woningen dienen met hun voorgevel te worden gericht naar de nieuwe (rond)weg. De voorgevel van een woning dient minimaal 3 meter uit de voorste perceelsgrens te worden gepositioneerd.
- Bijgebouwen bij de woningen mogen in principe uitsluitend in het achtererf van de woning worden gerealiseerd.
- Ook voor overige maatvoeringen (waaronder bebouwingspercentage, goot- en bouwhoogte bijgebouwen, etc.) dient te worden aangesloten bij de gemeentelijke standaard voor nieuwe woningen.
- Het openbaar gebied dient een groene parkachtige invulling te krijgen, bestaande opgaande groenstructuren rondom de voormalige voetbalvelden dienen daarbij behouden te blijven c.q. te worden versterkt. Verder dient achter en tussen de woningen een erfafscheiding te worden gerealiseerd in de vorm van een (gemengde) haag (voorwaarde goedkeuring Kwaliteitscommissie). Een voorwaardelijke bepaling dient de aanleg en instandhouding van het groen te borgen.
- Het plangebied wordt ontsloten middels een toegangsweg die aansluit op de Sportlaan. Een tweede calamiteitenontsluiting wordt gerealiseerd naar de Kuiperweg. Voor de ontsluiting van het plangebied zijn de volgende uitgangspunten aangehouden:
- 1. de toegangsweg > 4,5 meter breed;
- 2. de afstand van de rondweg < 80 meter vanaf de Sportlaan is;
- 3. er kan worden rondgereden;
- 4. een opstelplaats voor een brandweervoertuig mogelijk is van 4 x 10 meter. Vanaf de opstelplaats moet iedere toegang van een woning binnen 40 meter bereikbaar zijn (voldoet indien het brandweervoertuig op de weg kan staan).
- 5. Verder dienen de bochten om in de keerlus te komen geschikt te zijn voor grote voertuigen zoals brandweerwagens of vuilniswagens.
- Ten behoeve van de uniformiteit van bestemmingsplannen binnen de gemeente Leudal dient het onderhavige bestemmingsplan qua systematiek aan te sluiten bij de gemeentelijke standaarden uit het vigerende bestemmingsplan.
- Reeds van toepassing zijnde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen conform het vigerende bestemmingsplan, welke relevant zijn voor deze ontwikkeling, dienen opnieuw van toepassing te worden verklaard in het nieuwe bestemmingsplan zodat deze waarden en belangen nog steeds planologisch blijven geborgd.
De uitgangspunten hebben geleidt tot een bestemmingsplan waarin het plangebied niet langer bestemd is als 'Sport' of 'Groen' maar als 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Groen'.
De woningen dienen te worden gerealiseerd binnen de woonbestemming. Verdeeld over het plangebied zijn vier vlakken als zodanig aangewezen. Per vlak is een bouwvlak opgenomen met de aanduiding 'vrijstaand' waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gerealiseerd. Uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan. Maximaal het aantal woningen is toegestaan zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven. Afstand van de voorste grens van het bouwvlak tot aan de voorste perceelsgrens bedraagt 3 meter. De diepte van het bouwvlak bedraagt 15 meter.
Om te voorkomen dat voor de woningen en aan de zijkanten van het woonvlak ter plaatse van het openbaar gebied bijgebouwen worden opgericht is aan deze gebieden de bestemming 'Tuin' toegekend. Een woongebruik is hier toegestaan zonder de bouwmogelijkheden zoals die wel zijn toegestaan binnen de woonbestemming.
De nieuwe (rond)weg is bestemd als 'Verkeer'. Hiermee is een openbare verkeersfunctie voor dit gebied gewaarborgd. Om te voorkomen dat de calamiteitenontsluiting wordt gebruikt voor een openbare verkeersfunctie is hier de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' toegekend.
Alle overige gronden, dus de gronden tussen de woonvlakken, de huidige groenstructuren en het middengebied van de (rond)weg, zijn bestemd als 'Groen'. In deze bestemming is een voorwaardelijke bepaling opgenomen welke borgt dat aanleg en instandhouding van groen binnen deze bestemming noodzakelijk is.
4.2 Toekomstige Situatie
CPO Grasheim heeft in samenwerking met de gemeente Leudal een stedenbouwkundig ontwerp laten opstellen om op een juiste wijze 12 woningen op de voormalige sportvelden te positioneren. Het stedenbouwkundig ontwerp voorziet in een introverte verkaveling gelegen aan een extravert groen plein. Door naast een nieuw te realiseren hoofdontsluiting aan de Sportlaan en een calamiteitenontsluiting naar de Kuiperweg tevens twee doorsteken voor langzaam verkeer (fietsers en wandelaars) te ontwerpen is er een goede interactie met de bestaande woonwijk, de openbare functies en de aansluiting op het buitengebied.
De bestaande groene zoom wordt daar waar noodzakelijk hersteld, versterkt en krijgt een update, schuttingen zullen groen worden uitgevoerd. De collectieve architectuur voorziet in een landelijke uitstraling met een sterk openbaar karakter.
Afbeelding 13. Stedenbouwkundig plan nieuwe invulling plangebied
4.3 Commissie Ruimtelijke Kwaliteit / Stedenbouwkundige Inpassing
De CRK heeft op 17 maart 2022 een positieve grondhouding ingenomen ten aanzien van het stedenbouwkundig plan, maar het plan moet nog nader worden uitgewerkt. Het definitief uitgewerkte stedenbouwkundig plan zal te zijner tijd ter goedkeuring aan de CRK worden voorgelegd.
Hoewel het stedenbouwkundig plan nog nader moet worden uitgewerkt, is op voorhand duidelijk dat binnen het plangebied voldoende maat en schaal beschikbaar is voor een passende verkaveling en goede infrastructuur in de vorm van ontsluiting en parkeren, een en ander in een aantrekkelijke groene setting.
Aangezien het plangebied aan de rand ligt van de bebouwde kom van Grathem past de woningbouwontwikkeling vanuit stedenbouwkundig en functioneel oogpunt binnen de omgeving. Er is feitelijk sprake van de invulling van een braakliggende open plek aan de rand van de kern. Ten zuiden en ten oosten van het plangebied liggen namelijk reeds woningen c.q. woonwijken.
Gezien het plangebied grenst aan het buitengebied zorgt het groene karakter van de woningbouwontwikkeling voor een geleidelijke transitie van de bebouwde kom naar het landelijk gebied. Er zijn dan ook geen negatieve stedenbouwkundige of ruimtelijke effecten voor de omgeving te verwachten.
4.4 Landschappelijke Inpassing
Om de nieuwe woningen op een juiste manier in het landschap in te passen is voor de locatie een landschappelijk inpassingsplan1 opgesteld. Bij het opstellen van de inpassing is het behouden van het huidig groen kader met bomen, als groene plint en afscherming van de uitbreidingswijk, als basis genomen.
De nieuwbouw wordt omkaderd met een parkachtige invulling van diverse soorten inheemse enkel- en meerstammige bomen. De openbare ruimte heeft een zodanige afmeting dat er ruimte is voor het toepassen van bomen met een eindhoogte van 15 m (bomen van de 1e grootte).
Afbeelding 14. Landschappelijke inpassing van het plangebied
Door de parkachtige indeling liggen er een aantal wandelpaden in extensief te beheren grasvegetaties. Het beeld wat hierdoor ontstaat is een hoge grasvegetatie waarbij ook kruidachtige kunnen ontwikkelen en daardoor een divers beeld ontstaat met een diversiteit aan soorten grassen en kruiden.
De overgang van de bestaande houtsingel naar het parkachtige deel zal heel natuurlijk overkomen door de extensief te beheren grasvegetatie. Aan de noordzijde zijn een aantal vakken met heesters gesitueerd die schuilgelegenheid en een voedselbron zijn voor fauna. Vanuit de Sportlaan / Kalebosstraat is er een zichtlijn door het plangebied naar het buitengebied. Beleving van tijdelijk water is gerealiseerd door middel van wadistructuren in het centrum van het plangebied tussen de rijbanen. Aan de westzijde is een speelveld voorgesteld met een intensief te onderhouden grasveld. Bij de keuze van de bomen is rekening gehouden met een voedselbron voor diverse soorten fauna in de vorm van levering van nectar, bessen en noten.
Bij het beheer van de aanwezige houtsingel is streven om de niet inheemse soorten op termijn te verwijderen.
Om de tuinen aan de achterzijde te laten aansluiten bij het extensieve parkgedeelte is de voorkeur om in de achtertuinen hagen toe te passen met een mix van inheemse soorten.
De Kwaliteitscommissie Weert, Nederweert en Leudal heeft op 18 januari 2023 een advies uitgebracht met betrekking tot het landschappelijke inpassingsplan. Dit advies is opgenomen als bijlage 11 bij deze toelichting. De commissie gaat akkoord met het inpassingsplan, onder de voorwaarde dat de opmerkingen van de commissie worden opgenomen in de verdere uitwerking. Deze opmerkingen zijn verwerkt tot het definitieve inpassingsplan.
- 1. Ontwerp: Kragten, CPO Grasheim beplantingsplan, 16 februari 2023 Motivatie: Gemeente Leudal, Memo landschappelijke context, 24 februari 2023
4.5 Ontwikkelingen In/nabij Plangebied
Voor zover bekend staan er geen (grootschalige) ontwikkelingen op stapel in de directe omgeving van het plangebied. De woningen ten zuiden en ten oosten blijven zoals thans aanwezig in stand. De sportfuncties ten westen van de voormalige voetbalvelden blijven eveneens in stand. Ten slotte zijn ook voor het buitengebied, ten noorden van het plangebied, geen noemenswaardige ontwikkelingen voorzien in de komende tijd.
Hoofdstuk 5 Onderzoeksaspecten
5.1 Archeologie En Cultuurhistorie
5.1.1 Archeologie
Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet die regelt hoe Rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en vervangt zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988.
De wet bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. De gemeente is dus het bevoegde gezag waar het gaat om het toetsen van bestemmingsplannen op het aspect archeologie en de uit onderzoek voortkomende rapporten.
Op basis van het vigerende bestemmingsplan is voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' van toepassing. Derhalve is het plangebied ook mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen, die betrekking heeft op de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden, moeten bij verstoringen dieper dan 40 cm onder het maaiveld en bij oppervlakte van bodemingrepen groter dan 1.000 m2 een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Onderhavige ontwikkeling voorziet in de realisatie van 12 nieuwe woningen, waarbij het verstoringsoppervlakte (ook mede in relatie tot de aanleg van de noodzakelijke infrastructuur) boven de 1.000 m2 ligt. Er heeft dan ook voor het plangebied archeologisch onderzoek plaatsgevonden in de vorm van een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek2 .
Uit het onderzoek blijkt dat de kans groot is dat ter plaatse archeologische resten uit de periode neolithicum - nieuwe tijd in de ondergrond kunnen worden aangetroffen. De graafwerkzaamheden die in het kader van de woningbouwontwikkeling gaan plaatsvinden kunnen een negatieve impact hebben op het verwachte aanwezige archeologische niveau. Op basis van de bodemkundige gesteldheid kunnen onder de humushoudende bovengrond (0 - 25 cm-mv) archeologische resten aanwezig zijn. Wanneer er graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden, dan kunnen eventueel aanwezige archeologische resten verloren gaan. Op basis hiervan wordt voor het plangebied een vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Hiervoor dient voorafgaand een Programma van Eisen (PvE) ter toetsing voorgelegd te worden aan de bevoegde overheid (gemeente Leudal).
De resultaten van het onderzoek zijn getoetst door de bevoegde overheid. Deze gaat akkoord met het opgestelde advies. Dit betekent dat de volgende stap gezet gaat worden in het kader van het aspect archeologie en wel door het opstellen van een PvE3 . Op basis van dit PvE zal vervolgens een proefsleuvenonderzoek worden opgesteld.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek (eveneens uitgevoerd door Aeres Milieu) zijn niet de eerder verwachte archeologische waarden aangetroffen. Op basis hiervan wordt geadviseerd het plangebied niet nader te onderzoeken en het archeologisch vrij te geven. Naar aanleiding hiervan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' van de locatie verwijderd. De woningen kunnen derhalve zonder verdere archeologische restricties gebouwd worden.
5.1.2 Cultuurhistorie
Met de komst van de Erfgoedwet is het verplicht om de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie mee te nemen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Conform het vigerende bestemmingsplan en de cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Limburg heeft het plangebied geen aanduidingen die eventuele historische facetten beschermen.
Door het ontbreken van cultuurhistorische waarden in de omgeving van het plangebied heeft het initiatief hier geen nadelige effecten op.
5.1.3 Conclusie archeologie en cultuurhistorie
Vanuit archeologie en cultuurhistorisch oogpunt bestaan er geen belemmeringen voor de beoogde woningbouwontwikkeling.
5.2 Duurzaamheid
Duurzaamheid is een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu. Gezondheids- en milieuaspecten zijn in alle fasen van de inrichting, de bouw en het gebruik van de gebouwde omgeving van belang. Er wordt gestreefd naar duurzame (stedelijke) ontwikkeling, lage milieubelasting, energieneutrale woningbouw en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving.
Het Bouwbesluit stelt eisen aan de energiezuinigheid van nieuwe woningen. Voor alle nieuwbouwwoningen geldt dat aanvragen voor een omgevingsvergunning die vanaf 1 januari 2021 worden ingediend, moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). In BENG wordt de energieprestatie van een gebouw uitgedrukt met drie indicatoren:
- De energiebehoefte van het gebouw;
- Het primair fossiele energiegebruik;
- Het aandeel hernieuwbare energie.
De te realiseren woningen binnen het plangebied zullen aan deze eisen moeten voldoen. Naast BENG zijn in het Bouwbesluit eisen opgenomen ten aanzien van de ventilatie, luchtdichtheid en isolatie van woningen. Ook deze aspecten zijn van belang in het kader van duurzaamheid. Zo zorgt een goed ventilatiesysteem voor de juiste balans in luchtkwaliteit, comfort en energieprestatie van gebouwen en wordt door 'kierdicht' te bouwen voorkomen dat lucht, vocht of warmte ongewenst het gebouw binnenkomt of verlaat. Een goede isolatie zorgt daarnaast voor meer comfort en lagere energiekosten.
Verder stelt het Bouwbesluit eisen aan de milieuprestaties van een gebouw. Hierbij geldt als voorwaarde dat bij nieuwbouw de belasting van het milieu wordt beperkt door de in het bouwwerk toe te passen materialen. Voor nieuwbouwwoningen groter dan 100 m² geldt dat een zogeheten Milieuprestatieberekening (MPG) bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te worden ingediend.
Tot slot is op basis van de "Wet voortgang energietransitie" de gasaansluitplicht komen te vervallen. Dit volgt uit het nieuwe lid 7 van artikel 10 van de Gaswet, waarin is bepaald dat de aansluittaak van de netbeheerders niet van toepassing is op het aansluiten van (onder meer) nieuwbouwwoningen. Dit betekent in de praktijk dat de te realiseren woningen niet zullen worden aangesloten op het gasnet.
Duurzaamheidsaspecten worden verder uitgewerkt bij de planuitwerking ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
5.3 Kabels En Leidingen
Grotere kabels en leidingen krijgen in een bestemmingsplan veelal een planologische beschermingszone door middel van een dubbelbestemming. Hiermee wordt de bedrijfszekerheid en de veiligheid van de betreffende leiding gewaarborgd.
Op basis van het vigerende bestemmingsplan is er geen sprake van een dergelijke dubbelbestemming in of in de nabijheid van het plangebied.
Blijkens kaarten van Gasunie, TenneT en Waterschapsbedrijf Limburg bevinden er zich in of in de nabijheid van het plangebied geen belangrijke (ondergrondse) leidingen.
5.4 Milieu
5.4.1 Milieuzonering
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving. Als hulpmiddel voor de inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), in samenwerking met de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Economische zaken, in 2009 een indicatieve bedrijvenlijst opgesteld.
Om een milieuzonering in een concrete situatie te kunnen uitwerken bevat de VNG-publicatie bouwstenen. De drie belangrijkste bouwstenen zijn:
- 1. de richtafstandenlijst;
- 2. twee omgevingstypen;
- 3. een lijst van toelaatbare activiteiten in gemengd gebied met het oog op functiemenging.
De belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten die zijn opgenomen in bijlage 1 van de VNG-publicatie. Dit zijn afstanden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). In de bijlagen wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijke relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
Om tot een optimale invulling van de ruimte te komen worden diverse omgevingstypen onderscheiden. Het achterliggende idee is dat de gevoeligheid van een gebied mede afhankelijk is van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om af te wijken van de standaardafstanden in de bedrijvenlijst die uitgaan van de ligging in een rustige woonwijk. Afhankelijk van het type gebied kan een correctie worden toegepast op de afstanden die zijn genoemd in de standaardlijst en wel per hinderaspect (geluid, stof, stank en dergelijke) dat in de lijst is genoemd.
Het plangebied is te typeren met het omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging; aan de Sportlaan komen allerlei functies voor en ook in het buitengebied bevinden zich allerlei functies. In geval van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de afstanden uit bijlage 1 van de VNG-publicatie - zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat - met één afstandsstap worden verkleind. Uitzondering hierop is de richtafstand voor het aspect gevaar.
De woonfunctie van de op te richten woningen betreft een functie welke geen milieuhinder veroorzaakt voor de omgeving. Wel kunnen de woningen milieuhinder ondervinden van functies gelegen in de omgeving. Ter plaatse van het plangebied dient daarom aangetoond te worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten gevolge van de omliggende milieubelastende functies. In de directe omgeving bevinden zich de volgende milieubelastende functies:
- accommodatie Jong Nederland op de locatie Sportlaan 3a, afstand tot het plangebied 10 meter
- tennisvelden op de locatie Sportlaan 3, afstand tot het plangebied 50 meter
- een intensieve veehouderij op de locatie Kuiperweg 1b, afstand tot het plangebied 75 meter
- een intensieve veehouderij op de locatie Kuiperweg 2, afstand tot het plangebied 85 meter
- schutterij op de locatie Sportlaan ong., afstand tot het plangebied 125 meter
De milieuruimte van deze milieubelastende functies in de omgeving is geïnventariseerd aan de hand van de SBI-code en de grootste bijbehorende richtafstand voor geur, stof, geluid en gevaar.
Bedrijf | Adres | SBI-2008 | Richtafstand 'gemengd gebied | ||||||
geur | stof | geluid | gevaar | ||||||
Accommodatie Jong Nederland (veldsportcomplex) | Sportlaan 3a | 931 | 0 | 0 | 30 | 0 | |||
Tennisvelden (veldsportcomplex) | Sportlaan 3a | 931 | 0 | 0 | 30 | 0 | |||
Intensieve veehouderij | Kuiperweg 1b | 0141, 0142, 0146, 0147, 0149 | 100 | 30 | 30 | 10 | |||
Intensieve veehouderij | Kuiperweg 2 | 0141, 0142, 0146, 0147, 0149 | 100 | 30 | 30 | 10 | |||
Schutterij (schietinrichtingen: vrije buitenbanen - schietbomen) | Sportlaan ong. | 931 | 0 | 0 | 300 | 1500 |
Onderzocht is of de hindercontouren het plangebied overlappen. De richtafstanden voor geluid afkomstig van de accommodatie van Jong Nederland en de schutterij overlappen het plangebied. De richtafstand voor geluid van beide veldsportcomplexen reikt wel tot in het plangebied, maar niet tot aan de woon- of tuinbestemming. Juist ter plaatse van de woon- en tuinbestemming moet een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd, hier wordt immers gewoond. Doordat voor deze bestemmingen wel aan de richtafstanden wordt voldaan is voldoende gemotiveerd dat geluid afkomstig van deze veldsportcomplexen niet tot een aantasting van het woon- en leefklimaat in de woningen leidt.
Tevens wordt niet voldaan aan de richtafstanden voor geur ten opzichte van de nabijgelegen veehouderijen. In paragraaf 5.4.5 is het aspect geur gemotiveerd. Het blijkt dat ter plaatse van de nieuwe woningen wordt voldaan aan de geurnormen uit de gemeentelijke geurverordening en de richtafstand van 100 meter.
Ten slotte wordt niet voldaan aan de richtafstand voor het aspect gevaar bij de schutterij. In artikel 3.114 van het Activiteitenbesluit zijn regels opgenomen met betrekking tot gevaar van een schutterij. Hoewel de schutterij is voorzien van kogelvangers is sprake van een onveilige zone waar gedurende de periode dat wordt geschoten geen personen, uitgezonderd de schutter, baancommandant en één of meer door de baancommandant aangewezen personen, aanwezig mogen zijn. De onveilige zone betreft de oppervlakte van een rechthoek van twee meter aan weerszijden van de voorziening waarin de afgeschoten kogels worden opgevangen bij acht meter. De zone bevindt zich aan de zijde waar op het doel wordt geschoten. Deze zone ligt geheel op het eigen terrein van de schutterij waardoor het aspect gevaar geen belemmering vormt voor het woon- en leefklimaat binnen het plangebied.
Conclusie
Milieuzonering vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het initiatief. In de woningen kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd en andere functies worden niet belemmerd omdat andere bestaande woningen reeds dichterbij zijn gelegen.
5.4.2 Bodem- en grondwaterkwaliteit
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient, in geval van een nieuw bestemmingsplan, aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie, in dit geval voor een woonfunctie.
Ter plaatse is derhalve een verkennend bodemonderzoek4 uitgevoerd.
Tijdens de veldinspectie op de locatie zijn geen waarnemingen gedaan die wijzen op de aanwezigheid van bodemverontreiniging of bronnen van verontreiniging. In het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen bijzonderheden waargenomen. Uit de analyseresultaten blijkt dat in de bovengrond en ondergrond geen gehalten gemeten zijn verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde. Het freatisch grondwater is licht verhoogd met nikkel, cadmium, xylenen en naftaleen.
De resultaten van het bodemonderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. De milieuhygiënische conditie van de bodem vormt geen belemmering voor de woningbouw.
In het kader van het onderzoek is geen specifiek onder verricht naar het voorkomen van asbest in de grond en op het maaiveld. Wel heeft een inspectie van het terrein plaatsgevonden. Op het maaiveld en in de vrijkomende grond zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Het onderzoek doet echter geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de bodem binnen het plangebied.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond mogelijk niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. Ten aanzien van hergebruik van deze grond elders is het Besluit Bodemkwaliteit en het Handelingskader PFAS van toepassing.
Het grondwater ter plaatse van het plangebied is niet multifunctioneel toepasbaar. Het wordt daarom afgeraden het freatisch grondwater te gebruiken voor consumptie, besproeiing of proceswater.
- 4. Aeres Milieu, Verkennend bodemonderzoek Sportlaan te Grathem, 2 november 2022, projectnummer: AM22388
5.4.3 Externe veiligheid
Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening gehouden worden met het aspect externe veiligheid. De risico's voor de bevolking, die verbonden zijn aan gevaar veroorzakende activiteiten moeten in beeld worden gebracht. De volgende bronnen kunnen aan de orde zijn:
- inrichtingen;
- transportactiviteiten met gevaarlijke stoffen;
- vuurwerkopslagplaatsen;
- opslagplaatsen ontplofbare stoffen voor civiel gebruik.
Hoewel de kans om komen te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen zeer klein is, gelden er toch bepaalde minimaal aan te houden afstanden tot locaties waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of getransporteerd. Deze minimaal aan te houden afstanden worden plaatsgebonden risicocontouren genoemd. De grootte van deze plaatsgebonden risicocontouren verschilt per situatie. Zo speelt de hoeveelheid opgeslagen of vervoerde gevaarlijke stoffen een rol, maar daarnaast bijvoorbeeld ook de wijze van opslag en eventuele aanwezige veiligheidssystemen.
Wanneer er een ongeval met gevaarlijke stoffen plaatsvindt, dan kunnen de effecten veel verder reiken dan de plaatsgebonden risicocontour. De afstand tot waar een ongeval met een gevaarlijke stof nog onder 1% van de blootgestelden dodelijke slachtoffers kan veroorzaken vormt het invloedsgebied.
Het plaatsgebonden risico zegt dus niets over het aantal mensen dat kan komen te overlijden tijdens een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hiervoor is het groepsrisico bedoeld. Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting en wordt weergegeven in een grafiek. In een dergelijke grafiek is de kans op een calamiteit weergegeven tegenover de hoeveelheid mensen die kan komen te overlijden als gevolg van die calamiteit. Het groepsrisico is geen harde norm, maar vormt de basis voor een verantwoording van de aanwezige risico's door de gemeente. Het gemeentebestuur heeft beleidsruimte bij het toepassen van de hoogte van het groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen. Echter, het gemeentebestuur is wel verplicht voor het invloedsgebied verantwoording af te leggen over de hoogte van het groepsrisico, de te nemen maatregelen om de effecten van deze risico's te reduceren en de eventuele restrisico's.
Risicovolle activiteiten rond het plangebied
Door het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een risicokaart samengesteld waarop de meest belangrijke risicoveroorzakende bedrijven, objecten en transportroutes zijn aangegeven. Het gaat hierbij onder meer om risico's van opslag van patronen, stofexplosies, opslag van gasflessen, ammoniakinstallaties, LPG-tankstations enzovoorts.
Afbeelding 15. Ligging risicovolle bedrijven, objecten en transportroutes in relatie tot het plangebied (plangebied in blauw aangegeven)
Met behulp van de provinciale risicokaart is bepaald of het plangebied binnen de plaatsgebonden risicocontouren, dan wel invloedsgebieden van omliggende risicovolle activiteiten gelegen. In de directe omgeving is geen sprake van risicovolle activiteiten. Op grotere afstand liggen de volgende risicovolle activiteiten:
- ondergrondse buisleiding (gasleiding) evenwijdig aan de snelweg, afstand tot plangebied circa 1 km
- een LPG-tankstation aan de Hunselerdijk 5 in Kelpen-Oler, afstand tot het plangebied circa 1,1 km
- vervoer gevaarlijke stoffen over snelweg A2, afstand tot het plangebied circa 1,2 km
- ondergrondse buisleidingen aan de overzijde van de snelweg, afstand tot het plangebied circa 1,7 km
De onderlinge afstand van het plangebied en deze risicovolle activiteiten is dusdanig groot dat het plangebied niet gelegen is binnen een plaatsgebonden risicocontour en / of het invloedsgebied van het groepsrisico. De nieuwe woningen zijn niet gelegen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico waardoor het niet noodzakelijk is een afweging te maken van het groepsrisico.
Conclusie
Externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor de woningbouwontwikkeling.
5.4.4 Geluid
Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, waarbij sprake is van de realisatie van een geluidsgevoelig object dient te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Per 1 januari 2007 is de Wijzigingswet Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase) in werking getreden. In deze wet wordt aangegeven hoe voor een gebied waar een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, dient te worden omgegaan met geluidhinder als gevolg van wegverkeer en spoorwegen.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een geluidszone heeft (zie onderstaande tabel), met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen.
Aantal rijstroken | Breedte van de geluidszone (in meters) | |
Buitenstedelijk | Stedelijk | |
5 of meer | 600 | 350 |
3 of 4 | 400 | 350 |
1 of 2 | 250 | 200 |
Woningen betreffen geluidsgevoelige objecten. Dit houdt in dat er moet worden aangetoond dat wegverkeerslawaai ter plaatse geen negatieve effecten teweegbrengt voor de toekomstige bewoners van de woningen. In feite mogen nieuwe woningen niet worden gerealiseerd, wanneer er een geluidbelasting van wegverkeer optreedt van 48 dB of hoger, tenzij ontheffing is verleend door het College van burgemeester en wethouders (mogelijk tot maximaal 63 dB). Hiervoor dient tegelijkertijd met de bestemmingsplanprocedure een hogere waarden procedure op grond van de Wgh te worden gevoerd. Als een nog hogere geluidbelasting wordt ondervonden is woningbouw alleen mogelijk als de woningen worden uitgevoerd met een dove gevel op de gevel(s) waar de geluidbelasting meer bedraagt dan 63 dB.
Het plangebied valt binnen de geluidzone van de Kuiperweg (60 km/uur) en de Lindestraat (50/60 km/uur). Daarnaast zijn er een aantal relevante wegen gelegen in de omgeving met een maximumsnelheid van 30 km/uur. In dat kader is een akoestisch onderzoek noodzakelijk om de exacte gevolgen van wegverkeerslawaai te bepalen. Er is dan ook een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai5 uitgevoerd.
Uit het onderzoek blijkt dat aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voldaan wordt. Een hogere waarden procedure is daarom niet nodig.
Verder volgt uit het onderzoek dat de gecumuleerde geluidbelasting ten hoogste 53 dB bedraagt (aan de oostelijke zijde van het plangebied). De vereiste karakteristieke geluidwering Ga;k bedraagt dan maximaal 20 dB (standaardeis uit het Bouwbesluit). Een nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels is niet nodig.
De milieukwaliteit wordt geclassificeerd als "zeer goed" tot "redelijk". Het woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van het plangebied wordt als acceptabel aangemerkt. Daarbij kunnen de volgende zaken in overweging worden meegenomen:
- Alle woningen zullen beschikken over minimaal één geluidluwe gevel.
- Alle woningen zullen beschikken over een geluidluwe achtertuin.
- De gevels zullen door de eisen uit het Bouwbesluit voldoende gevelwering hebben om een binnenniveau van 33 dB te kunnen garanderen.
Op basis hiervan kan gesteld worden dat de cumulatieve geluidbelasting van het wegverkeer een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat niet in de weg staat.
- 5. De Roever Omgevingsadvies, Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Sportlaan 1 Grathem realisatie woningen, 29 oktober 2021, referentie: 20211545.v01
5.4.5 Geur veehouderijen
Geur kan hinder veroorzaken in de leefomgeving. Wanneer deze hinder inderdaad ondervonden wordt, kan dit zelfs invloed hebben op de gezondheid. Geurhinder dient daarom zoveel mogelijk beperkt te worden door regels te stellen aan de uitstoot van geuremissies en bepaalde afstanden aan te houden ten opzichte van geurgevoelige objecten. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) kent bescherming toe aan geurgevoelige objecten. Hierbij gaat het in het algemeen om gebied bestemd voor wonen en verblijf. De nieuwe woningen betreffen derhalve geurgevoelige objecten.
Binnen de gemeente Leudal geldt met betrekking tot het aspect geurhinder zoals opgenomen in hoofdstuk 3.5 van de Algemene verordening gemeente Leudal (voorheen: de "Verordening geurhinder en veehouderij 2017"). Verder heeft de gemeente Leudal om de kernen van dorpen "kernrandzones" vastgelegd. Dit om de woonkernen te beschermen tegen eventuele invloed van veehouderijen op het woon- en leefklimaat. Bedrijven die gelegen zijn in een kernrandzone hebben daarom een zeer beperkt bouwvlak, dieren mogen uitsluitend worden gehouden binnen de stallen, en de aanduiding 'intensieve veehouderij' is direct rondom de stallen opgenomen (niet over het gehele bouwvlak), en het aantal te houden dieren mag niet verder worden uitgebreid.
In de gemeentelijke geurverordening is vastgelegd welke normstelling er geldt voor de voorgrondbelasting en bij welke achtergrondbelasting nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de verordening is bepaald dat voor een kern, waarbinnen het plangebied valt, een maximale waarde geldt voor de geurbelasting van een veehouderij ten aanzien van een geurgevoelig object van 3,0 Ou/m3 (voorgrondbelasting) en 10,0 Ou/m3 (achtergrondbelasting).
Nabij het plangebied, aan de Kuiperweg, bevinden zich twee veehouderijen. Om de belangen van deze veehouderijen te beschermen geldt een afstandscontour van 100 meter voor dieren zonder geurnorm tot aan een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). Voor veehouderijen met dieren die wel een geurnorm hebben dient er een berekening uitgevoerd te worden.
In de directe omgeving van het plangebied liggen twee veehouderijen waarvan één met dieren zonder geurnorm, zijnde Kuiperweg 1b. Voor de volledigheid worden echter beide veehouderijen beoordeeld op basis van de gestelde afstandsnorm. Een klein deel van het plangebied valt binnen deze afstandscontour. Binnen deze afstandscontour zijn echter geen woningen voorzien. Om dit te borgen is aan dit deel van het plangebied de gebiedsaanduiding 'milieu - geurzone' toegekend. Nieuwe geurgevoelige objecten zijn binnen deze gebiedsaanduiding niet toegestaan. De belangen van deze twee veehouderijen zijn daarmee voldoende geborgd.
Afbeelding 16. Bouwvlakken veehouderijen aan de Kuiperweg met daaromheen afstandscontour van 100 meter
Om te beoordelen of binnen het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat of omliggende veehouderijen met een geurnorm (onevenredig) in hun belangen worden geschaad is een geuronderzoek6 uitgevoerd. Binnen de inrichting van Kuiperweg 2 in Grathem worden dieren met een geurnorm gehouden. Om te beoordelen of sprake is van en goed- woon en leefklimaat is gekeken naar de achtergrond belasting op de nieuw te ontwikkelen woningen. Om te beoordelen of de veehouderij wordt belemmerd is er ook gekeken naar de voorgrondbelasting.
De achtergrondbelasting wordt berekend op maximaal 4,5 OU/m3, waardoor aan de norm van 10,0 OU/m3 wordt voldaan. Er wordt dan ook geconcludeerd dat binnen het plangebied sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Ook voor het deel van het plangebied dat op minder dan 100 meter van de nabijgelegen veehouderijen ligt, kan een acceptabel woon- en leefklimaat niet worden gegarandeerd. Om te voorkomen dat geurgevoelige objecten binnen dit deel van het plangebied worden opgericht is hier de gebiedsaanduiding 'milieu - geurzone' opgenomen.
De hoogst berekende voorgrondbelasting op een bouwvlak binnen het plangebied bedraagt 1,7 OU/m3, Daarmee wordt voldaan aan de norm van 3,0 OU/m3. Gezien de veehouderijen in de directe omgeving van het bouwvlak niet in oppervlakte en dieraantal mogen uitbreiden, is er geen reden om aan te nemen dat veehouderijen belemmerd worden in hun bedrijfsvoering en ontwikkeling.
- 6. De Roever Omgevingsadvies, Onderzoek geurhinder veehouderijen CPO Grasheim, 17 juli 2023, referentie: 20231172.v1
5.4.6 Luchtkwaliteit
Algemeen
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en sindsdien staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- b. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- c. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
- d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Het Besluit NIBM
Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. De achtergrond van het beginsel 'Niet in betekende mate' is dat de gevolgen van een ontwikkeling voor de luchtkwaliteit in een aantal gevallen (beschreven in de ministeriële Regeling NIBM) worden tenietgedaan door de ontwikkeling van bijvoorbeeld schonere motoren in het gehele land.
Op 1 augustus 2009 is het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Hierdoor dient bij plannen die de luchtkwaliteit beïnvloeden niet langer te worden uitgegaan van de normen uit de interimperiode. Nu het NSL in werking is getreden is een project NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2. Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.
Regeling NIBM
Binnen de getalsmatige grenzen van de Regeling NIBM draagt een project altijd niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor woningen gelden in de Regeling NIBM de volgende getalsmatige grenzen:
Minimaal 1 ontsluitingsweg | Minimaal 2 ontsluitingswegen | |
3%-norm | 3%-norm | |
Woningen (maximaal) | 1.500 | 3.000 |
Het voorliggend initiatief voorziet in fors minder woningen. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat het initiatief NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Achtergrondwaarden
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood en koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in Nederland met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM2,5 en PM10) van belang.
De grenswaarde per 1 januari 2010 voor de jaargemiddelde NO2 concentratie bedraagt 40 µg/m³. Ook de grenswaarde voor de jaargemiddelde PM10 concentratie bedraagt 40 µg/m³. De grenswaarde als 24-uursgemiddelde die 35 keer per jaar mag worden overschreden bedraagt 50 µg/m³. Sinds 1 januari 2015 moet ook getoetst worden aan een grenswaarde voor PM2,5, een kleinere fractie van fijn stof. De grenswaarde voor de jaargemiddelde PM2,5 concentratie bedraagt 25 µg/m³.
Rondom het plangebied bevinden zich diverse wegen als emissiebronnen van luchtverontreinigende stoffen (uitlaatgassen van verkeer). Deze bronnen zijn opgenomen in de achtergrondconcentraties, zoals die door het RIVM jaarlijks in kaart worden gebracht. Normaal gesproken zijn er in het oosten en zuiden van Nederland geen knelpunten op het gebied van de luchtkwaliteit met betrekking tot fijn stof en stikstofdioxide te verwachten. De grootschalige concentratiekaart Nederland (GCN) geeft per km-vak de huidige achtergrondconcentraties weer.
Volgens de kaarten van het RIVM bedraagt momenteel de concentratie fijn stof (PM2,5) ter plaatse 10,2 µg/m³, de concentratie fijn stof (PM10) 17,1 µg/m³ en de concentratie stikstofdioxide (NO2) 12,2 µg/m³. Volgens de kaarten van het RIVM is de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende voor de realisatie van de woningen.
Conclusie luchtkwaliteit
Gezien de bestaande concentraties is er geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde en wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5.16 Wm lid 1 onder a. Het initiatief voor slechts 12 woningen zal ook nauwelijks extra verkeersaantrekkende werking met zich meebrengen. Daarnaast draagt het initiatief niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit, waarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5.16 Wm, lid 1 onder c. Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het initiatief niet bezwaarlijk is in het kader van de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer en dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is.
5.4.7 Milieueffectrapportage (m.e.r.)
Op basis van artikel 7.17 Wm, dient het bevoegd gezag een beslissing te nemen omtrent de vraag of bij de voorbereiding van het betrokken besluit voor de activiteit, vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die zij voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Middels deze paragraaf wordt invulling gegeven aan de vereisten van artikel 7.16 Wm, op basis waarvan het bevoegd gezag op grond van artikel 7.17 Wm een beslissing kan nemen.
Deze paragraaf bevat een toetsing aan de selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (zie hierna).
Kenmerken van het project
- Omvang van het project
- Cumulatie met andere projecten
- Gebruik van natuurlijke grondstoffen
- Productie van afvalstoffen
- Verontreiniging en hinder
- Risico van ongevallen, mede gelet op de gebruikte stoffen en technologieën
Plaats van het project
- Bestaand grondgebruik
- Relatieve rijkdom aan kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied
- Het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor gevoelige gebieden (wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, Habitat- en Vogelrichtlijngebieden), gebieden waarin bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden, gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid, landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang
Kenmerken van het potentiële effect
- Bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking)
- Grensoverschrijdende karakter van het effect
- Waarschijnlijkheid van het effect
- Duur, frequentie en de omkeerbaarheid van het effect
De beoogde ontwikkeling en de hiervan deel uitmakende onderdelen komen in lijst C van de bijlage van het Besluit m.er. niet als activiteit voor. Met betrekking tot de ontwikkeling is in onderdeel D (11.2) van de bijlage van het Besluit m.e.r. het volgende opgenomen: "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen." De voorgenomen ontwikkeling ligt ver onder de drempelwaarde die is opgenomen in kolom 2, namelijk een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 woningen of meer of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Omdat het initiatief onder de drempelwaarden valt zoals aangegeven in categorie D11.2 van het Besluit m.e.r., volgt hierna een toets of op basis van de hiervoor genoemde criteria een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd moet worden. Deze paragraaf is mede opgesteld op basis van de onderzoeken die uitgevoerd zijn in het kader van het bestemmingsplan.
Kenmerken van het project
Criteria | Toets |
Omvang van het project | Het project heeft betrekking op het realiseren van 12 woningen op en ter vervanging van de voormalige voetbalvelden. Het geldende bestemmingsplan staat deze herontwikkeling van de locatie niet toe. Om de herontwikkeling mogelijk te maken wordt het bestemmingsplan gewijzigd Het project valt onder de drempelwaarden zoals genoemd in de D-lijst voor stedelijke ontwikkelingsprojecten |
Cumulatie met andere projecten | Nee |
Gebruik van natuurlijke grondstoffen | Nee |
Productie van afvalstoffen | Nee, behoudens (regulier) huishoudelijk afval wat door erkende verwerkers opgehaald en verwerkt zal worden. Ook de (tijdelijke) afvalstoffen die ontstaan door de bouw worden door erkende verwerkers opgehaald en verwerkt. Daarbij vindt zoveel mogelijk als kan recycling plaats |
Verontreiniging en hinder | Er is geen sprake van een activiteit die leidt tot verontreiniging of hinder voor het milieu |
Risico van ongevallen | Nee, het plangebied bevindt zich buiten plaatsgebonden risicocontouren en er is geen sprake van een verslechtering van het groepsrisico |
Conclusie: vanuit de kenmerken van het project zijn er geen negatieve effecten op het milieu te verwachten.
Plaats van het project
Criteria | Toets |
Bestaand grondgebruik | Sportvelden |
Relatieve rijkdom aan kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied | N.v.t. |
Het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor: - gevoelige gebieden (wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, Habitat- en Vogelrichtlijngebieden) - gebieden waarin bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden | Nee, uit de onderzoeken die in het kader van het initiatief zijn uitgevoerd, blijkt dat het project geen significante effecten veroorzaakt voor de omgeving (zie hiervoor betreffende aspecten in hoofdstuk 5 van deze toelichting) |
Gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid | Nee |
Landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang | Nee |
Conclusie: vanuit de plaats van het project zijn er geen negatieve effecten op het milieu te verwachten.
Gevoelig gebied (conform onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r.)
Criteria | Toets |
Beschermd natuurmonument | Nee |
Habitat- en Vogelrichtlijngebieden | Nee |
Watergebied van internationale betekenis | Nee |
EHS | Nee |
Landschappelijk waardevol gebied | Nee |
Waterwinlocaties, waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden | Ja, plangebied is gelegen in de boringsvrije zone Roerdalslenk en grondwaterbeschermingsgebied Beegden en Heel. Diepe boringen zijn daarom uitgesloten en in het kader van het initiatief dus niet aan de orde |
Beschermd monument | Nee |
Belvédère-gebied | Nee |
Conclusie: het plangebied is niet gelegen binnen een gevoelig gebied en op een zodanige afstand van gevoelige gebieden dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn.
Conclusie milieueffectrapportage
- a. De woningbouwontwikkeling komt niet voor in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Er hoeft dus niet direct een MER te worden opgesteld;
- b. De activiteit valt wel onder categorie D11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. De daarbij genoemde drempelwaarden worden niet overschreden;
- c. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 2, lid 5, aanhef onder b. van het Besluit m.e.r. is voor dit initiatief een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Uit de uitgevoerde vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn en dat een MER niet zinvol is.
Er is met deze woningbouwontwikkeling sprake van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleinschaliger is dan onderdeel D11.2 als ondergrens hanteert. Bij elk plan is sprake van invloed op het milieu, maar deze is niet zodanig dat normen worden overschreden. De potentiële effecten van het plan, in relatie tot de kenmerken en de plaats van het plan, zijn dusdanig beperkt van aard en omvang dat dit geen significant nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.
5.5 Gezondheid
5.5.1 Veehouderijen
Het RIVM doet onderzoeken naar de effecten van veehouderijen op de gezondheid van omwonenden, veehouders, de gezinnen van veehouders en mensen die op de veehouderij werken. Dieren kunnen ziekteverwekkers bij zich dragen waar mensen ziek van kunnen worden zoals Q-koorts of Salmonella. Daarnaast kunnen fijnstof en endotoxinen (celwandbestanddelen van bepaalde bacteriën) gezondheidsproblemen veroorzaken. Ook kan het voorkomen dat mensen hinder ondervinden van de stank die afkomstig is van de mest uit de veehouderijen.
In 2016 zijn de resultaten gepubliceerd van het onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO). In dit onderzoek is gekeken naar de gezondheidseffecten bij omwonenden van ziekteverwekkers en luchtverontreiniging afkomstig van veehouderijen. In 2017 is er een tweede rapport 'Veehouderij en gezondheid omwonenden - aanvullende studies' gepubliceerd. Daarin zijn nieuwe analyses gedaan om de eerdere resultaten nog eens extra bevestigd te krijgen.
De Notitie "Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid; Endotoxine toetsingskader 1.0" maakt gebruik van de onderzoeken naar endotoxinen uit 2016. Het kader is gebaseerd op de relatie tussen fijnstofemissie en het endotoxinegehalte in de, van fijn stof afgeleide, emissie van inhaleerbaar stof. Met dit toetsingskader kan per locatie en voor iedere individuele varkens- of pluimveehouderij in Nederland worden bepaald of er in de huidige en/of aangevraagde situatie sprake is van de aanwezigheid van (bedrijfs-)woningen of gevoelige bestemmingen binnen de afstand waarbij de endotoxinewaarde boven de 30 EU (European Union)/m3 ligt.
In de Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 van 30 april 2018 is een stappenplan opgenomen om te beoordelen of er knelpunten worden gevonden voor een bestemmingsplan en of nadere advisering vanuit de GGD wenselijk is. Dit stappenplan is voor het te realiseren plan doorlopen.
- 1. Endotoxine (varkens- / pluimveehouderijen)
Op basis van het 'Endotoxine toetsingskader 1.0' kan worden beoordeeld of sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen. Het is van belang dat ter plaatse van de ontwikkeling sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en derhalve de advieswaarde van 30 EU/m³ niet wordt overschreden.
- De dichtstbijzijnde varkenshouderij is gelegen aan de Napoleonsweg Noord 8. De fijnstofemissie voor dit bedrijf bedraagt PM10: 170 kg/jaar. Derhalve dient een afstand te worden aangehouden van 77 meter, de huidige afstand (hemelsbreed) is 1,2 kilometer. Het plangebied ligt daarmee buiten de endotoxine risicocontouren van varkenshouderijen.
- De dichtstbijzijnde pluimveehouderij (leghennen) is gelegen aan de Kuiperweg 2. De fijnstofemissie voor dit bedrijf bedraagt PM10: 375 kg/jaar. Derhalve dient een afstand te worden aangehouden van 91 meter, de huidige afstand tot aan het plangebied (hemelsbreed) is 85 meter. Het plangebied ligt binnen de endotoxine risicocontour van de pluimveehouderij. Belemmeringen ten aanzien van de volksgezondheid worden echter niet verwacht gezien de woningen en bouwvlakken van de woningen op 120 meter zijn gelegen. Wel is het van belang dat de nieuwe bewoners worden geïnformeerd over de (mogelijk) voorkomende gezondheidsrisico's. Toekomstige bewoners van de te realiseren woningen zullen in dat kader worden ingelicht over de (mogelijk) voorkomende gezondheidsrisico's.
- 2. Emissies
Uit het VGO onderzoek komt naar voren dat diverse gezondheidseffecten gerelateerd lijken te zijn aan de blootstelling van omwonenden aan de emissie van fijnstof, micro-organismen en ammoniak (via de bijdrage aan secundair fijnstof) afkomstig van veehouderijen. Gekeken dient te worden of sprake is van een toename van deze emissies.
Onderhavige woningbouwontwikkeling voorziet in de realisatie van 12 nieuwe woningen. Het initiatief leidt niet tot een toename van emissies van geur en/of fijnstof en/of ammoniak.
- 3. Wijze waarop met overbelasting geur wordt omgegaan
- a. Wettelijke uitgangspunten
Op grond van de Wet geurhinder veehouderij kan bij een ontwikkeling sprake zijn en blijven van een overbelaste geursituatie. Het uitgangspunt hierbij is dat er geen sprake is of blijft van een overbelaste situatie voor geur (voorgrond of achtergrond).
De ontwikkeling vindt niet plaats in een gebied met een overbelaste geursituatie. Met het initiatief is daarnaast geen sprake van een toename van geuremissie.
- b. Gezondheidskundige uitgangspunten
Naast een toets op de wettelijke aspecten kan ook gekozen worden voor een gezondheidskundige beoordeling ten aanzien van het aspect geur. Toetsing vindt dan plaats aan de door de GGD gehanteerde gezondheidskundige advieswaarde. De GGD hanteert het standpunt dat het onderzoek van Geelen et al. (2015). De op grond van het onderzoek van Geelen hierbij behorende geurbelasting is weliswaar niet juridisch houdbaar aangezien dit niet is opgekomen binnen het gemeentelijk beleid.
Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als gevolg van de geursituatie in het gebied.
- 4. De aanwezige diersoort(en) binnen een veehouderij
De soort landbouwhuisdieren dat wordt gehouden en ook de combinatie van te houden dieren kan van invloed zijn op het eventuele risico voor de volksgezondheid. Dit heeft te maken met een mogelijk verhoogde infectiedruk en het risico van vermenging bacteriën of virussen. Indien er sprake is van het gecombineerd houden van varkens en pluimvee, of rundvee en kleine herkauwers (schapen/geiten) of kleine herkauwers onderling dan is advisering vanuit de GGD wenselijk in hoeverre dit voor wat betreft volksgezondheid verantwoord is.
Er zijn geen veehouderijen in de buurt waar bovenstaande combinaties worden gehouden. Daarnaast zijn er geen varkens- en/ of pluimveebedrijven in de buurt waarvan de afstand tussen de inrichtingsgrenzen minder dan 100 meter bedraagt.
- 5. Veehouderijen
- a. Geitenbedrijven
Uit recente bevindingen van het VGO-2 rapport (2017) blijkt dat er in een straal van 2 kilometer rondom geitenhouderijen een verhoogde incidentie op longontstekingen wordt gevonden. Hierom bedraagt de minimale afstand tussen geitenhouderijen en gevoelige bestemmingen 2 kilometer.
Binnen 2 kilometer van het plangebied zijn geen geitenhouderijen gelegen. Binnen het plangebied is dan ook geen sprake van een verhoogde incidentie op longontstekingen; ter plaatse kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd ten aanzien van geitenhouderijen in de omgeving,
- b. Pluimveebedrijven
Uit het VGO-2 rapport (2017) blijkt dat er binnen een straal van 1 kilometer rondom één pluimveehouderij omwonenden een verhoogd risico op longontsteking hebben. Uit het aanvullende VGO3-onderzoek komt naar voren dat bij mensen die in de buurt van geitenhouderijen wonen, ook in de jaren 2014 tot en met 2016 vaker longontstekingen voor komen. Voor pluimveehouderijen kon het eerder gevonden verband tussen longontsteking en woonafstand alleen worden bevestigd voor het jaar 2014. Verder onderzoek is nodig.
Zoals uit stap 1 blijkt is de dichtstbijzijnde pluimveehouderij gelegen op 85 meter. De afstand tot woningen en bouwvlakken bedraagt 120 meter.
Ten aanzien van de beoordeling op basis van de 'Endotoxine toetsingskader 1.0' kan worden gesteld dat het plangebied is gelegen binnen de richtafstand van een pluimveehouderij. Belemmeringen ten aanzien van de volksgezondheid worden echter niet verwacht. Wel worden de toekomstige bewoners ingelicht over de (mogelijk) voorkomende gezondheidsrisico's.
- c. Overige veehouderijen
Indien een overige veehouderij op kortere afstand ligt dan 250 meter van een bebouwde kom is het advies om een aanvullend risicobeoordeling uit te voeren.
Het plangebied is gelegen aan de rand van de bebouwde kom van Grathem, waar sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
- 6. De aanwezigheid van mestbe- of verwerking
Bij een veehouderij kan mestbewerking als nevenactiviteit bij het houden van de dieren aan de orde zijn. Maar het kan ook een op zichzelf staande activiteit betreffen, waar mest van meerdere veehouderijen wordt bewerkt.
Er is in de nabijheid van het plangebied geen mestbewerkings- of mestverwerkingsbedrijf aanwezig.
- 7. Ongerustheid bij omwonenden
Indien er rond een veehouderij veel ongerustheid bestaat over het aspect volksgezondheid (gerelateerd aan de betreffende veehouderij of meerdere veehouderijen in de omgeving), dan is een advies vanuit de GGD wenselijk.
Er is in de omgeving geen ongerustheid over de volksgezondheid bij omwonenden.
Uit het stappenplan blijkt dat sprake is van een gezond woon- en leefklimaat en dat advies van de GGD niet nodig wordt geacht.
Kernrandzone
Van belang is dat de veehouderijen aan de Kuiperweg gelegen zijn in de kernrandzone van Grathem. In het bestemmingsplan "Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016" zijn de kernrandzones aangewezen, dit zijn zones van 200 meter rondom de kernen. Het doel van de kernrandzones is om te komen tot een scheiding van mens- en dierconcentraties en de intensieve veehouderijen in de kwetsbare gebieden - rond dorpen en natuurgebieden - op termijn af te bouwen. Om dat doel te bereiken bepaalt dit bestemmingsplan dat in de kernrandzone geen uitbreiding mag plaatsvinden van de bestaande intensieve veehouderij; uitbreiding van het aantal dieren is niet toegestaan en het is eveneens niet mogelijk om stalruimte uit te breiden, dieren mogen uitsluitend worden gehouden binnen de aanduiding 'intensieve veehouderij', deze aanduiding is opgenomen op de bestaande stallen, en niet op het gehele bouwvlak. Dit draagt bij aan de waarborging van een goed woon- en leefklimaat in de kernen.
5.5.2 Spuitzones gewasbescherming
In een ruimtelijk plan dient te worden beoordeeld of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient ook rekening gehouden te worden met spuitzones ten behoeve van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Hoewel er voor het gebruik en de introductie van gewasbeschermingsmiddelen diverse wetten, besluiten en regels van toepassing zijn, zijn er geen wettelijke bepalingen inzake de minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop bomen en andere gewassen in de open lucht worden gekweekt en nabijgelegen gevoelige functies, waaronder woningen.
In de praktijk is een vuistregel ontstaan die aangeeft dat er ten minste een afstand van 50 meter tussen een boomkwekerij en een gevoelig object in acht moet worden genomen. Deze afstand van 50 meter rondom boomgaarden is een indicatieve afstand. Op basis van specifieke omstandigheden kan gemotiveerd van deze 50 meter worden afgeweken. De afstand tot een boomkwekerij wordt bepaald door de driftblootstelling aan de gewasbeschermingsmiddelen. Deze driftblootstelling is afhankelijk van de toxiciteit van het gewasbeschermingsmiddel, de toegepaste spuittechnieken, kale of volle bladsituatie van de (fruit)bomen, een (gedeeltelijke) windhaag rondom het perceel en de overheersende windrichting.
In dit geval grenst het plangebied in noordelijke richting aan het buitengebied waar landbouwpercelen aanwezig zijn. Afstand van de woon- of tuinbestemming tot deze landbouwpercelen bedraagt minimaal 10 meter (ertussen bevinden zich nog de houtwal). Deze landbouwpercelen zijn thans in gebruik als akker- of weiland. Er is geen sprake van de aanwezigheid van boomkwekerijen. Boomkwekerijen zijn zonder omgevingsvergunning hier ook niet toegestaan vanwege de aanduiding 'overige zone - openheid' zoals die thans voor de omgeving geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan.
Zoals hiervoor reeds aangegeven is de in de praktijk gegroeide vuistregel van 50 meter indicatief. Dat betekent dat er onder omstandigheden gemotiveerd van kan worden afgeweken en er toch sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Omdat elk geval anders is, dient dit per ruimtelijk initiatief te worden onderzocht en afgewogen. Dat is maatwerk. Uit onderzoek en jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State komen de volgende aandachtspunten naar voren:
- 1. Wat wordt planologisch mogelijk gemaakt en wat zijn de geldende bestemming(en);
- 2. Welke gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt;
- 3. Wat is de overheersende windrichting.
Ad. 1. De bestaande bestemmingen 'Sport' en 'Groen' worden gewijzigd in 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Groen'. De landbouwpercelen ten noorden van het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch' en voorzien van de aanduiding 'overige zone - openheid'. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn o.a. bestemd voor een agrarisch grondgebruik.
Bij het bepalen van een verantwoorde afstand tussen woningen en landbouwpercelen waarop agrarische bedrijvigheid in planologisch opzicht is toegestaan, dient te worden gekeken naar wat het bestemmingsplan in juridische zin toelaat.
Op grond van het vigerende bestemmingsplan is het niet direct toegestaan om bomen aan te planten (waaronder bomen ten behoeve van de fruit- of boomteelt) op de landbouwpercelen. Hiervoor dient een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te worden verleend. Als in de toekomst een dergelijke omgevingsvergunning wordt aangevraagd is onderhavig bestemmingsplan inmiddels leidend. Een dergelijke omgevingsvergunning voor het realiseren van fruit- of boomteelt kan dan niet zondermeer verleend worden omdat binnen het plangebied dan woningbouw kan worden gerealiseerd. Fruit- en boomteelt kan door de spuitzones een negatieve impact hebben op de toekomstige bewoners. Op basis daarvan kan een omgevingsvergunning voor het realiseren van een boomgaard niet meer worden verleend.
Ad. 2. Uit onderzoek van de Wageningen Universiteit (door J.C. van der Zande) blijkt dat de gezondheidsrisico's van gewasbeschermingsmiddelen voor omwonenden en bezoekers met name liggen bij opname van stoffen door de huid. Uit het onderzoek blijkt dat voor het middel Dimetheoaat (het middel met het hoogste risico) het blootstellingseindpunt niet wordt overschreden bij bespuiting op bomen met blad op een afstand van 10 m. Dit komt onder meer omdat in de bomenteelt in een neerwaartse richting gespoten wordt. Deze spuitmethode is voor de kweker het meest efficiënt en effectief, omdat er zo minder spuitvloeistof verloren gaat en de bomen het meest worden geraakt. Bij het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen wordt uitgegaan van bespuiting met een standaard axiaalspuit en een axiaalspuit op een boomhoogte van 0-3 m respectievelijk 3-6 m. Dit zijn standaard spuitmethoden en is in het onderzoek het worst-case scenario.
De indicatieve afstand hangt onder meer af van het soort teelt ter plaatse. Drift in de bomenteelt en bij containervelden is door de aard van de bespuiting; met name neerwaartse bespuitingen, lager dan in de fruitteelt waar op- en zijwaarts gericht gespoten wordt.
Het plangebied ligt verder dan 10 meter verwijderd dan de landbouwpercelen. Zoals beschreven blijkt dat een afstand van 10 meter tussen het spuiten en de woningen toereikend is voor het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat.
Ad. 3. In verband met de mogelijke verwaaiing van spuitvloeistof is de overheersende windrichting tevens van belang. De meest voorkomende windrichting in Nederland is de wind uit zuidwestelijke richting. De wind waait daarmee over het algemeen van het plangebied af naar de landbouwpercelen toe.
Er zijn geen regels voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nabij woningen of andere voor driftgevoelige bestemmingen. Evenmin zijn er regels die toezien op bescherming van omstanders, recreanten of omwonenden. Eventuele klachten kunnen daarom niet leiden tot het aanpassen van de bedrijfsvoering van de teler. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen belemmeringen vanuit de wet- en regelgeving voor de eigenaar en/of gebruiker van de andere landbouwpercelen c.q. de boomkwekerij tot gevolg.
5.6 Natuur
5.6.1 Algemeen
De Europese natuurwetgeving is in Nederland, op het gebied van soort- en gebiedsbescherming, uitgewerkt in de Wet natuurbescherming (wnb). Deze wet heeft tot doel alle in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten en natuurgebieden (met in het bijzonder Natura2000-gebieden) te beschermen en in stand te houden.
5.6.2 Gebiedsbescherming
Natura2000
Binnen een afstand van 10 km van het plangebied zijn de volgende (Nederlandse) Natura2000-gebieden gelegen:
- Grensmaas, afstand 5,2 km
- Leudal, afstand 6,2 km
- Roerdal, afstand 8,2 km
- Sarsven & de Banen, afstand 8,3 km
Verder ligt op een afstand van 3,8 km van het plangebied de Belgische grens. Direct over de grens in België bevinden zich ook enkele Natura2000-gebieden.
In de Wnb is voorgeschreven dat voor alle activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op Natura 2000-gebieden een Wnb-vergunning vereist is. Over een afstand van bijna 4 km of meer zijn negatieve effecten vanuit het plangebied op de Natura2000-gebieden uit te sluiten, behoudens wat betreft verzuring en/of vermesting. Verzuring en vermesting zijn een van de mogelijk negatieve effecten van een initiatief op een Natura2000-gebied en kan een groot bereik hebben daar stikstof (in de vorm van NOx of NH3), welke verzuring en vermesting veroorzaakt, door de atmosfeer kan neerslaan in een Natura2000-gebied.
Voor ieder habitattype binnen een Natura2000-gebied dat gevoelig is voor verzuring en/of vermesting is een kritische depositiewaarde (KDW) vastgesteld. De KDW geeft de grens aan waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitat significant wordt aangetast door de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstofdepositie. Door middel van het rekeninstrument AERIUS Calculator wordt de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden als gevolg een initiatief berekend.
Als uit de AERIUS Calculator blijkt dat er geen stikstofdepositie door de gebruiksfase van het project of plan op de Natura2000-gebieden plaatsvindt, hoeft geen vervolgonderzoek plaats te vinden en is geen vergunning nodig. Als er wél een toename van stikstofdepositie plaatsvindt is vervolgonderzoek nodig om te beoordelen of een vergunning verleend kan worden.
Bouwfase
Het voornemen bestaat om woningbouw mogelijk te maken ter plaatse van de voormalige sportvelden in Grathem. Ter plaatse is de bouw van 12 woningen voorzien. Tevens wordt de omliggende openbare ruimte ingericht met onder andere groen, ontsluitingswegen en parkeerplaatsen. Bij de realisatie van de woningen en de inrichting van de openbare ruimte wordt gebruik gemaakt van meerdere (mobiele) werktuigen en vinden verkeersbewegingen plaats. Dit zorgt voor een emissie van stikstof, deze emissie is berekend.
Voor de inzet van (mobiele) werktuigen is uitgegaan van een gemiddeld gebruik van mobiele werktuigen bij de aanpak van de openbare ruimte en de realisatie van woningen (tabel 6). De overige werkzaamheden worden uitgevoerd door elektrisch aangedreven machines, zoals een elektrische hoogwerker. Elektrisch aangedreven machines hebben geen uitstoot NOx. De betonpomp, tractor, graafmachine en laadschop zullen worden voorzien van AdBlue om de stikstofdioxide (NOx) uitstoot te verlagen.
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van een reguliere bouw voor vergelijkbare woningen. Dit betreffen de volgende gegevens:
- Aanvoer beton voor fundering 12 vrachtwagens (waarvan 1 betonpomp)
- Aanvoer stenen 12 vrachtwagens
- Aanvoer beton voor begane grondvloer 12 vrachtwagens (waarvan 1 betonpomp)
- Aanvoer breedplaatvloeren eerste verdieping: 4 vrachtwagen
- Aanvoer beton voor eerste verdiepingsvloer: 16 vrachtwagens (waarvan 1 betonpomp)
- Aanvoer breedplaatvloeren tweede verdieping: 4 vrachtwagen
- Aanvoer beton voor tweede verdiepingsvloer: 16 vrachtwagens (waarvan 1 betonpomp)
- Aanvoer dakplaten 4 vrachtwagen
- Aanvoer dakpannen 4 vrachtwagen
- Aanvoer divers klein materiaal (kozijnen, ramen, deuren, etc.) 20 vrachtwagens
- Afvoer afval en materiaal 20 vrachtwagens
In totaal zullen 124 vrachtwagens de locatie tijdens de bouw aandoen, wat resulteert in 248 zware verkeersbewegingen.
Dagelijks zal personeel (bouwvakkers) de bouwlocatie bezoeken om bouwwerkzaamheden aldaar te verrichten. Het personeel komt over het algemeen gezamenlijk in 1 bestelbusje per woning. Uitgaande van een bouwperiode van 1 jaar (met circa 260 werkdagen) betekent dit in totaal 3.120 bestelbusjes, wat resulteert in 6.240 middelzware verkeersbewegingen.
Met de ingevoerde gegevens geeft AERIUS Calculator aan dat er geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j (zie bijlage 9). Er is derhalve geen merkbaar c.q. negatief effect voor wat betreft stikstofdepositie ter plaatse van de Natura2000-gebieden door de bouw van de woningen.
Gebruiksfase
De gebruiksfase is ingevoerd in AERIUS Calculator. Sinds 1 juli 2018 is het voor nieuwe woningen niet meer toegestaan een gasaansluiting te realiseren. Vanuit de nieuwe woningen vindt derhalve geen uitstoot van NOx door het verbranden van gas plaats. De enige wijze van uitstoot van stikstof in en bij de woningen is door de uitstoot van verkeer.
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Er is uitgegaan van de volgende gegevens; ligging in de rest bebouwde kom in niet stedelijk gebied. Dit leidt tot de volgende verkeersgeneratie:
Functie | Aantal | Verkeersgeneratie | Totaal (worst-case) |
Vrijstaande woningen | 12 | 7,8 - 8,6 | 103,2 |
Op basis van de kencijfers genereert het initiatief maximaal 103,2 verkeersbewegingen, veroorzaakt door 52 voertuigen (elk arriverend voertuig vertrekt weer en genereert dus per saldo 2 verkeersbewegingen). Vanwege het karakter van het initiatief wordt verondersteld dat de voertuigen van en naar de locatie lichte voertuigen betreffen (personenauto's) die grotendeels vanaf de Sportlaan en via de Lindestraat / Brugstraat naar de N273 zullen rijden en daar zullen opgaan in het overige verkeer. Uit de ingevoerde gegevens blijkt dat door het verkeer de emissie NOx 16,1 en NH3 1,2 kg/jaar bedraagt.
Met de ingevoerde gegevens geeft AERIUS Calculator aan dat er geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j (zie bijlage 8). Er is derhalve geen merkbaar c.q. negatief effect voor wat betreft stikstofdepositie ter plaatse van de Natura2000-gebieden door het initiatief.
5.6.3 Soortenbescherming
Soortenbescherming vanuit de Wnb heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en een aantal vaatplanten
Om het voorkomen van flora en fauna binnen het plangebied aan te tonen en het effect van het initiatief hierop te onderzoeken is een quickscan flora- en fauna7 uitgevoerd.
Uit deze quickscan blijkt het volgende wat betreft flora en fauna:
- In het kader van de herbestemming is het niet noodzakelijk om nader onderzoek te verrichten naar vleermuizen, om de aanwezigheid ervan en de functie ervoor vast te stellen. Effecten op vleermuizen en daarmee overtredingen van verbodsbepalingen treden in het kader van de Wnb niet op.
- Effecten op beschermde soorten grondgebonden zoogdieren zijn uit te sluiten omdat dergelijke soorten (zoals das en steenmarter) geen verblijfplaatsen hebben op deze locatie.
- De ingebruikname van het terrein kan leiden tot effecten ten aanzien van (kleine) marterachtigen indien de struiken en bomen onderhevig zijn aan grootschalige werkzaamheden (kap- en rooiwerkzaamheden). Als dit het geval is dient onderzocht te worden welke functie de locatie heeft voor soorten als wezel, bunzing en hermelijn. De bomen en struiken rond het plangebied blijven in het kader van de woningbouwontwikkeling overeenkomstig in stand waardoor nader onderzoek naar wezel, bunzing en hermelijn niet noodzakelijk is.
- Effecten op broedvogels met jaarrond beschermde nesten zijn op voorhand uit te sluiten. Nesten die jaarrond beschermd zijn, zijn niet aangetroffen en ook niet te verwachten.
- Effect op algemeen voorkomende soorten vogels die in het gebied broeden zijn te voorkomen door herinrichtingswerkzaamheden uit te voeren buiten de broedperiode (dus buiten de periode half maart - half juli).
- Ter plaatse van het plangebied is het voorkomen van andere beschermde soorten zoals planten, libellen, dagvlinders, vissen, reptielen, amfibieën en overige ongewervelden geheel uit te sluiten.
- 7. Ecolybrium, Rapportage quickscanonderzoek ecologische waarden Sportlaan 1 Grathem, 16 februari 2022, kenmerk: 21-988
5.6.4 Houtopstanden
De bescherming van houtopstanden, conform de Wnb, heeft betrekking op alle zelfstandige eenheden van bomen, boomvormers of struiken van een oppervlakte van minimaal tien are of een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat, gelegen buiten de bebouwde kom. Wanneer houtopstanden worden geveld, niet vallende onder artikel 4.1 van de Wnb, geldt een meldingsplicht bij Gedeputeerde Staten van desbetreffende provincie (artikel 4.2 Wnb). Indien er geen bezwaar is om de houtopstanden te kappen, verplicht artikel 4.2 van de Wnb om binnen 3 jaar na het vellen of tenietgaan van de houtopstand op dezelfde grond houtopstanden opnieuw aan te planten. Er geldt een algehele vrijstelling van de herplantplicht voor houtopstanden die gekapt worden in het kader van natuurbeheer en natuurbehoud.
Aangezien binnen het plangebied geen (onderdelen van) houtopstanden verloren gaan is toetsing aan het onderdeel houtopstanden conform de Wnb in dit geval niet aan de orde.
Hiernaast kunnen bomen beschermd zijn op grond van de APV gemeente Leudal (uit 2018). Het is verboden om zonder vergunning van het bevoegd gezag bomen te kappen die vermeld staan op de gemeentelijke bomenlijst. Binnen het plangebied zijn geen bomen gelegen die vermeld staan op de gemeentelijke bomenlijst.
5.6.5 Conclusie natuur
Vanuit het natuuraspect bestaan er geen belemmeringen voor de woningbouwontwikkeling binnen het plangebied.
5.7 Verkeer En Parkeren
Het toevoegen of wijzigen van een functie heeft in veel gevallen een effect op het aantal verkeersbewegingen. Het is daarom van belang om te kijken welke veranderingen er optreden en of dit effect heeft op het wegverkeer en het parkeren.
Verkeer
De realisatie van de woningen binnen het plangebied heeft een bepaalde verkeersaantrekkende werking tot gevolg. Alle woningen ontsluiten op een nieuw te realiseren rondweg binnen het plangebied, welke ontsluit via de Sportlaan. Er wordt verwacht dat het meeste verkeer via de Sportlaan naar de Lindestraat / Brugstraat naar de N273 zal ontsluiten. Door de korte afstand van Grathem tot de provinciale weg N273 en de snelweg A2 is het plangebied naar alle richtingen toe uitstekend ontsloten.
De aansluiting met de Sportlaan zal worden vormgegeven door een verkeersplateau (drempel) om de aansluiting zo verkeersveilig te maken.
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Er is uitgegaan van de volgende gegevens; ligging in de rest bebouwde kom in niet stedelijk gebied. Dit leidt tot de volgende verkeersgeneratie:
Functie | Aantal | Verkeersgeneratie | Totaal (worst-case) |
Vrijstaande woningen | 12 | 7,8 - 8,6 | 103,2 |
Op basis van de kencijfers genereert het initiatief maximaal 103,2 verkeersbewegingen, veroorzaakt door 52 voertuigen (elk arriverend voertuig vertrekt weer en genereert dus per saldo 2 verkeersbewegingen). Ervan uit gaande dat deze verkeersbewegingen hoofdzakelijk in de dag- en avondperiode zullen plaatsvinden (07:00 - 23:00 uur) komt dit neer op circa 6,5 verkeersbewegingen per uur. Dit aantal verkeersbewegingen kan moeiteloos worden afgewikkeld binnen de huidige verkeersstructuur.
Parkeren
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is gekeken naar het type woning 'koop vrijstaand' in de "Nota Parkeernormen 2016". Per woning dient in dit geval 2,7 parkeerplaatsen te worden aangelegd. Deze parkeereis moet op eigen terrein worden gerealiseerd.
In de planregels is geborgd dat per woning minimaal 2,0 parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd. De rest wordt voorzien in het openbare gebied van het plangebied.
Aan de rondweg worden daarbovenop nog eens 8 openbare parkeerplaatsen gerealiseerd welke voornamelijk zullen dienen als parkeerplaatsen voor bezoekers.
Opgemerkt wordt dat de huidige parkeerplaatsen aan de Sportlaan in het kader van deze woningbouwontwikkeling gehandhaafd blijven. Deze parkeerplaatsen blijven derhalve bestaan en kunnen door eenieder gebruikt blijven worden. Deze parkeerplaatsen kunnen zodoende ook worden gebruikt als bezoekersparkeerplaatsen.
5.8 Waterhuishouding
In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze het waterhuishoudkundig systeem in het plangebied opgebouwd is en hoe rekening is gehouden met de (ruimtelijk) relevante aspecten van (duurzaam) waterbeheer. Een beknopte beschrijving van de kenmerken van het watersysteem kan de benodigde inzicht geven in het functioneren van dit systeem.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Leudal als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden.
5.8.1 Beleidskader water
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het besluitgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Nationaal:
- Nationaal Waterplan;
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021.
Beleid waterschap
Elke zes jaar leggen waterschappen vast welke aanpak en welke maatregelen nodig zijn om de watertaken goed te kunnen uitvoeren. Dit gebeurt in het waterbeheerprogramma (WBP). Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 'Limburgs water in een veranderend klimaat' is op 8 december 2021 vastgesteld door het algemeen bestuur van Waterschap Limburg.
Brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'
In deze brochure van de Limburgse waterbeheerders worden de richtlijnen en de voorkeursvolgorde voor het afkoppelen van regenwater van het riool beschreven bij (vervangende) nieuwbouw. De voorkeursvolgorde gaat voor het afkoppelen uit van de trits vasthouden, bergen, afvoeren. Voor het grondoppervlak, dakoppervlak, en voor hergebruik worden richtlijnen gegeven voor het afkoppelen.
5.8.2 Kenmerken van het watersysteem
Bodemgesteldheid en grondwater
Op de Bodemkaart van Nederland wordt de deklaag van het plangebied aangeduid als Formatie van Boxtel, hoofdzakelijk bestaande uit midden en fijn zand, weinig zandige klei en grof zand en een spoor klei, veen en grind.
Conform de algemene gegevens van het Waterschap Limburg blijkt de omgeving van het plangebied een redelijk goede bodemdoorlatendheid te hebben van 0,45 tot 0,75 m/dag.
Op basis van de kaarten behorende bij het Nieuw Limburgs Peil (NLP) blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand ten noorden van Grathem, zo ook ter plaatse van het plangebied, dieper dan 250 cm-mv is gelegen. Dit wordt bevestigd door de resultaten uit het bodemonderzoek (zie paragraaf 5.4.1) toen de feitelijke grondwaterstand dieper dan 450 cm-mv is aangetroffen.
Oppervlaktewater
Op de leggerkaarten van Waterschap Limburg is te zien dat binnen het plangebied geen oppervlaktewater ligt. Ook in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwaterbescherming
Het plangebied is gelegen in het freatisch grondwaterbeschermingsgebied Beegden en Heel.
Grondwaterbeschermingsgebieden zijn erop gericht om de kwaliteit van het grondwater zodanig op peil te houden dat het middels eenvoudige zuivering geschikt is en blijft voor de drinkwaterwinning. Voor deze gebieden bevat de Omgevingsverordening Limburg 2014 één of meer verboden, uitzonderingen op deze verboden, ontheffingsmogelijkheden, meldingen en de mogelijkheid om algemene voorschriften vast te stellen. Om in het bestemmingsplan deze voorwaarden uit de omgevingsverordening te borgen is aan het plangebied de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' toegekend.
Dit betekent dat de nieuwe woningen geen negatieve effecten mogen hebben voor het grondwater. Het grondwater blijft onaangetast in de bodem in stand door het initiatief; er is bijvoorbeeld geen sprake van het oprichten van een boorput of het roeren van grond dieper dan 3 meter, het aanleggen van een aardwarmtesysteem of het inbrengen van verontreinigende stoffen in de bodem. Door het van toepassing te verklaren van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn dergelijke activiteiten binnen het plangebied uitgesloten.
Verder ligt het plangebied in de boringsvrije zone Roerdalslenk. Diepe boringen kunnen de natuurlijke geologische bescherming aantasten. In deze zones worden alleen (nieuwe) diepe onttrekkingen voor menselijke consumptie via vergunningverlening toegestaan. Met de woningbouwontwikkeling binnen het plangebied zijn dergelijke diepe onttrekkingen echter niet aan de orde waardoor het initiatief geen nadelige effecten teweegbrengt voor de positieve instandhouding van de Roerdalslenk. Dit wordt tevens geborgd door de gebiedsaanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' van toepassing te verklaren voor het plangebied.
Hemelwater
Binnen het plangebied worden nieuwe woningen gerealiseerd. Als gevolg hiervan zal het plangebied deels verhard worden met daken van de gebouwen, erfverhardingen en wegverharding. Het hemelwater wat valt op deze nieuwe verhardingen wordt niet afgevoerd middels het riool, maar conform het beleid in het gebied vastgehouden door het binnen het plangebied te bergen en vervolgens te infiltreren. Conform de Keur van het waterschap (in werking getreden op 1 april 2019) geldt de norm dat 100 mm (per 24 uur) per m2 verhard oppervlak opgevangen dient te worden binnen het plangebied.
De manier waarop het hemelwater wordt geborgen en geïnfiltreerd per woning is in dit stadium nog onvoldoende uitgewerkt om dit uitgebreid te kunnen beschrijven. De richtlijnen, zoals eerder beschreven, dienen in ieder geval in acht te worden genomen, zodat de voorziening voldoende capaciteit heeft om de maatgevende buien op te vangen en te infiltreren in de bodem. De exacte wijze waarop het hemelwater per woning wordt geïnfiltreerd zal nader worden uitgewerkt in het kader van de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen.
In tegenstelling hoe het hemelwater bij de woningen wordt geborgen en geïnfiltreerd is wel bekend hoe het hemelwater van de openbare verharding wordt geborgen en geïnfiltreerd. Hemelwater dat valt op de nieuwe (rond)weg wordt naar een verlaging in het middengebied van de rondweg geleidt alwaar het hemelwater kan worden geborgen en daarna infiltreren. Bij een maatgevende bui dient het middengebied minimaal 2.000 m2 (oppervlakte verkeersbestemming) * 100 mm = 200 m3 te kunnen bergen. De oppervlakte van het middengebied bedraagt circa 1.800 m2. Zou dit geheel ingericht worden als bergings- en infiltratievoorziening dan dient het middengebied 11 cm verlaagd te worden, dit is ruim boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand. Derhalve zal het hemelwater afkomstig van het verhard openbaar gebied volledig binnen het plangebied geborgen kunnen worden.
In zijn algemeenheid betreft het initiatief een klimaatbestendige ontwikkeling, omdat wordt voorzien in veel gronden met een groene functie. Hierdoor is er voldoende ruimte beschikbaar om het hemelwater ruimte te bieden om binnen het plangebied te infiltreren.
Afvalwater / riolering
Het afvalwater wordt geloosd op een nog aan te leggen rioleringsstelsel binnen het plangebied. De voorgenomen is beperkt van omvang (12 woningen) en heeft derhalve geen zwaarwegend effect op het gemeentelijk rioleringsstelsel.
5.8.3 Conclusie waterhuishouding
Concluderend kan gesteld worden dat door het initiatief geen knelpunten ontstaan tussen grondgebruik en de waterhuishouding.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Planstukken
Het bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de regels en de verbeelding.
De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk worden de diverse bepalingen artikelsgewijs besproken.
De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding zijn de bestemmingen weergegeven. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is opgesteld conform de landelijke richtlijn voor bestemmingsplannen (SVBP 2012), alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
6.2 Plansystematiek
Ten behoeve van de uniformiteit van bestemmingsplannen binnen de gemeente Leudal voldoet het bestemmingsplan qua systematiek aan het bestemmingsplan "Woonkernen Leudal 2017" zoals dat voor de kernen in de gemeente Leudal geldt.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat de gemeente bij het vaststellen van een planologische maatregel waarin mogelijkheden voor een bouwplan gecreëerd worden, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen. Artikel 6.2.1. onder a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat (o.a.) sprake is van een bouwplan wanneer één of meer woningen gerealiseerd worden. Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de bouw van 12 woningen en is hiermee een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Bro. De gemeente is dus verplicht om de kosten van de grondexploitatie te verhalen en een exploitatieplan vast te stellen. Hiervan kan worden afgeweken, indien het kostenverhaal van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Het kostenverhaal is anderszins verzekerd. De gronden zijn in eigendom van de gemeente en de kosten worden verrekend in de verkoopprijs van de grond. Er hoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
Naast het kostenverhaal wordt ook de kwaliteitsbijdrage, in dit geval een financiële bijdrage aan het gemeentelijk groenfonds, verrekend in de verkoopprijs van de grond. Voor het initiatief is een grondexploitatie geopend, waarbinnen de kosten en baten worden opgenomen. Er is sprake van een batige exploitatie.
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd kan worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
7.2.1 Omgevingsdialoog
Bij de ontwikkeling van een woningbouwproject van dergelijke omvang is het belangrijk om voorafgaand aan de feitelijke bestemmingsplanprocedure andere (betrokken) partijen van informatie te voorzien. De gemeente Leudal heeft op 18 oktober 2021 een inloopavond in Grathem georganiseerd en zijn geïnteresseerden daarna op de hoogte gehouden door het verspreiden van een nieuwsbrief met actuele ontwikkelingen.
Voorafgaand aan de inloopavond is eerst de Dorpsraad Grathem geïnformeerd. Op diverse contactmomenten is het initiatief zowel met het bestuur als de werkgroep Wonen, Verkeer en Veiligheid van de dorpsraad besproken. De dorpsraad juicht het initiatief toe en onderstrepen het belang dat er woningbouw en doorstroming wordt gerealiseerd in Grathem. Ook in het verdere verloop van het traject is en wordt de dorpsraad tussentijds geïnformeerd over de voortgang.
De inloopavond is van te voren breed aangekondigd en direct omwonenden zijn uitgenodigd. Tijdens de inloopavond, waarop er uiteindelijk 88 personen aanwezig waren, zijn de uitgangspunten van het initiatief gepresenteerd. Hier werd o.a. ingegaan op kavelgroottes, inhoud woning, verschijningsvorm en is een eerste versie van het stedenbouwkundig plan gedeeld. Daarnaast was er ruime gelegenheid voor het stellen van vragen, maar ook het meegeven van suggesties en tips. Er waren veel positief geïnteresseerde / nieuwsgierige inwoners aanwezig, dit zorgde voor een positieve sfeer. Hieruit blijkt de betrokkenheid van de inwoners van Grathem bij de ontwikkelingen in Grathem en de voormalige voetbalvelden in het bijzonder.
Vier maanden later, op 21 februari 2022, is een tweede contactmoment georganiseerd, deze keer specifiek voor de omwonenden. Tijdens deze avond is het haalbaarheidsonderzoek en stedenbouwkundig plan gepresenteerd. Naast het informeren had deze avond bovenal het doel omwonenden, net als tijdens de eerste inloopavond, de ruimte te bieden om aanvullingen en/of opmerkingen mee te geven. Enkele benoemde aandachtspunten tijdens deze avond waren o.a. het doortrekken van het wandelpad vanuit de huidige ingang van het sportpark bovenlangs tot de Kuiperweg, de voorkeur voor gebruik van wintergroen en aandacht voor verkeersveiligheid met betrekking tot de beoogde nieuwe ontsluiting.
Weer later, op 23 mei 2022, is een presentatie gehouden tijdens een bijeenkomst van de dorpsraad. Hierbij waren 150 inwoners aanwezig.
De gemeente hecht een groot belang aan de omgevingsdialoog. Er is daarom bewust gekozen om op meerdere momenten de dialoog aan te gaan met de omwonenden. Uit de positieve geluiden van de eerste (brede) én de tweede (specifiek vooromwonenden) omgevingsdialoog blijkt de maatschappelijke haalbaarheid.
Op 2 maart 2023 is een derde contactmoment georganiseerd voor omwonenden en toekomstige bewoners. Tijdens deze avond is het landschappelijk inpassingsplan en is het bestemmingsplan toegelicht met daarbij de beoogde vervolgstappen. Het doel van deze avond was informeren, daarnaast was er ruimte voor eventuele aanvullingen en/of opmerkingen. Enkele benoemde aandachtspunten tijdens deze avond waren o.a. de goot- en bouwhoogte van de woningen, hoogte van de aan te planten bomen en aandacht voor de parkeervakken aan de Sportlaan buiten het plangebied. Naar aanleiding van de omgevingsdialoog is de goot- en bouwhoogte bijgesteld van standaard 7 en 10 meter naar 5 en 9 meter.
7.2.2 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat het college van Burgemeester van Wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg dienen te plegen met betrokken instanties.
Van de Veiligheidsregio Limburg-Noord is in dat kader een reactie ontvangen d.d. 12 oktober 2022 (zie bijlage 10). Zij hebben enkele opmerkingen gemaakt inzake de bereikbaarheid van het plangebied en het realiseren van een of twee bluswatervoorzieningen. Deze opmerkingen hebben geleidt tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
De provincie Limburg heeft gereageerd via email d.d. 10 januari en 6 februari 2023 (zie bijlage 12) dat het bestemmingsplan geen aanleiding maakt tot het maken van opmerkingen. Indien het bestemmingsplan op deze wijze wordt voortgezet zal er geen aanleiding zijn om in de verdere procedure een zienswijze in te dienen.
Waterschap Limburg heeft gereageerd via email d.d. 19 december 2022 (zie bijlage 13) dat het bestemmingsplan akkoord maar dat het waterhuishoudkundig beleid tegenwoordig is vastgelegd in het Waterbeheerprogramma van 2022-2027. Dit is in het bestemmingsplan aangepast.
7.2.3 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 31 maart 2023 tot en met 11 mei 2023 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn in totaal 2 zienswijzen ontvangen. De beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in het bijgevoegde zienswijzenverslag (bijlage 16).
Hoofdstuk 8 Procedure
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in werking getreden met ingang van 1 juli 2008. De wettelijke procedure start met het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan.
De procedure ziet er als volgt uit:
- Vooroverleg met betrokken instanties;
- Openbare kennisgeving van het ontwerp bestemmingsplan;
- Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
- Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen door een ieder schriftelijk of mondeling zienswijzen worden ingebracht;
- Vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad;
- Algemene bekendmaking van het bestemmingsplan door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, indien gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, vanaf 6 weken na vaststelling;
- Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden;
- Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage 1 Nota Kwaliteit
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten - Kernen
Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten - kernen
Bijlage 3 Nota Parkeernormen 2016
Bijlage 3 Nota Parkeernormen 2016
Bijlage 4 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 1 Archeologisch onderzoek
Bijlage 2 Programma Van Eisen
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Onderzoek Geurhinder
Bijlage 5 Onderzoek geurhinder
Bijlage 6 M.e.r.-aanmeldnotitie
Bijlage 6 M.e.r.-aanmeldnotitie
Bijlage 7 Quickscan Flora & Fauna
Bijlage 7 Quickscan flora & fauna
Bijlage 8 Berekening Aerius Calculator Gebruiksfase
Bijlage 8 Berekening AERIUS Calculator gebruiksfase
Bijlage 9 Berekening Aerius Calculator Bouwfase
Bijlage 9 Berekening AERIUS Calculator bouwfase
Bijlage 10 Reactie Veiligheidsregio Limburg-noord
Bijlage 10 Reactie Veiligheidsregio Limburg-Noord
Bijlage 11 Advies Kwaliteitscommissie
Bijlage 11 Advies Kwaliteitscommissie
Bijlage 12 Reactie Provincie Limburg
Bijlage 12 Reactie provincie Limburg
Bijlage 13 Reactie Waterschap Limburg
Bijlage 13 Reactie Waterschap Limburg
Bijlage 14 Verbeelding
Bijlage 15 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 15 Verslag omgevingsdialoog