Rozenhof 2019, Heythuysen
Uitwerkingsplan - gemeente Leudal
Vastgesteld op 14-04-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het uitwerkingsplan "Rozenhof 2019, Heythuysen'' met identificatienummer NL.IMRO.1640.UP19HyRozenhof-VG01 van de gemeente Leudal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen die niet onderling zijn gekoppeld door een bijbehorend bouwwerk.
1.6 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk (vrijstaand en/of aangebouwd) bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een huishouden gehuisvest is.
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.9 bebouwd oppervlak
de buitenwerks gemeten (geprojecteerde) oppervlakte van zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde, een zwembad uitgezonderd, op het maaiveld van het perceel.
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak of bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.12 bedrijf aan huis
het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorend(e) bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.
1.13 beeldkwaliteit
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.
1.14 beperkt kwetsbare objecten
- a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
- b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- c. kantoorgebouwen, met uitzondering van kantoorgebouwen met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
- d. hotels en restaurants, met uitzondering van hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
- e. winkels, met uitzondering van complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, met uitzondering van kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
- h. bedrijfsgebouwen, met uitzondering van gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn;
- i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
- j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.15 beroep aan huis
een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.
1.16 bestaand
- a. bij bebouwing:
bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen; - b. bij gebruik:
gebruik zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.
1.17 bestaande woning
een woning die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen. Hieronder wordt niet verstaan een woning die weliswaar bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar is gerealiseerd in strijd met het plan en zonder een omgevingsvergunning voor het bouwen.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.21 bijzondere woonvorm
een woonverblijf waarin, al dan niet zelfstandige, woningen/kamers zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals begeleid wonen voor mindervalide personen, een woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening, met dien verstande dat onder bijzondere woonvorm niet wordt verstaan crisis-opvang.
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.29 carport
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een overdekte stallinggelegenheid voor voertuigen, aan minimaal 1 zijde open, waarbij de open zijde is gericht naar het openbare gebied ter plekke van de uitrit.
1.30 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 gebruiksoppervlakte
de gebruiksoppervlakte zoals gedefinieerd in het Bouwbesluit, conform NEN2580.
1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.34 gevoelig object
object waar personen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven;
1.35 goed woon- en leefklimaat
woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
1.36 hoofdgebouw(en)
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.37 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan
1.38 kamerbewoning
het bewonen van een onzelfstandige wooneenheid, niet zijnde het verstrekken van logies
1.39 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.
1.40 kunstwerken
bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke, alsmede artistieke kunstuitingen in de vorm van standbeelden, glaswerken, schilderingen en dergelijke.
1.41 kwaliteitsmenu
het gemeentelijk compensatiebeleid voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals vastgelegd in de 'Nota Kwaliteit'.
1.42 kwetsbare objecten
- a. woningen, met uitzondering van:
- 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
- 2. dienst- en bedrijfswoningen;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.43 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.44 Nota kwaliteit
de Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal, waarin de uitgangspunten waarbinnen de gemeente initiatiefnemers voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de zonering 'Buitengebied' volgens het POL 2014 een kwaliteitsbijdrage gaat vragen, ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals opgenomen als 'Bijlage 3 Nota Kwaliteit' bij deze regels.
1.45 nultredenwoning
een woning die zonder trappen van buiten af bereikbaar is en waarin de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden, waardoor de gehele woning geschikt is voor gebruik van rollator, rolstoel, scootmobiel en dergelijke. Daarmee is tevens sprake van een levensloopbestendige woning
1.46 omgevingsvergunning
een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ten behoeve van het verrichten van de in die vergunning beschreven activiteiten.
1.47 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.
1.48 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.49 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde
werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.
1.50 ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen
een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die voldoet aan de indieningsvereisten zoals bedoeld in de 'Regeling omgevingsrecht'.
1.51 onzelfstandige wooneenheid
wooneenheid welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt.
1.52 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.53 overige woonurgenten
personen, niet zijnde arbeidsmigranten die short- of mid-stay verblijven, die op korte termijn een tijdelijke behoefte hebben aan woonruimte, zoals gescheiden personen, alleenstaande studenten, verblijfsgerechtigden en personen die vanuit zorg of detentie (terug) naar de woningmarkt gaan.
1.54 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde in de vorm van een (bijbehorend) bouwwerk met minimaal een open wand.
1.55 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.56 parkeervoorziening
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.57 parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
1.58 peil
Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: maximaal 30 cm boven de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
In andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.59 perceel
het bouwperceel.
1.60 POL belangen
(ruimtelijke) belangen waarvan de provincie met haar Provinciaal OmgevingsPlan heeft aangeven dat die op provinciaal niveau van belang zijn.
1.61 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.
1.62 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke ingevolge het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.63 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon en raamprostitutie;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
- e. een sekswinkel.
1.64 stedenbouwkundig beeld
het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.
1.65 straatmeubilair
op, aan of boven de openbare weg respectievelijk openbare ruimte geplaatste of hangende goederen, waaronder begrepen zitbanken, lantaarnpalen, prullenbakken, fietsenrekken, bloembakken-/potten, spandoeken, vlaggenmasten, (uithang-)borden, abri's, bushaltes, (straat-)verlichting e.d.
1.66 straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk in de openbare ruimte of in een zich daarop/-in bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.67 structuurvisie 'Wonen, Zorg en Woonomgeving'
de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg', vastgesteld door de raden van de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert (in Leudal vastgesteld bij raadsbesluit dd. 11 november 2014).
1.68 tuin
omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.
1.69 verbeelding
de verbeelding van het uitwerkingsplan "Rozenhof 2019, Heythuysen" bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met planidentificatienummer NL.IMRO.1640.UP19HyRozenhof-VG01.
1.70 voldoende parkeergelegenheid
er wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2016' (Bijlage 2 Notaparkeernormen), waarbij geldt dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging', tenzij in deze regels anders is aangegeven (zie ook artikel 10.1).
1.71 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.72 voorgevel
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.
1.73 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen. Een hoekwoning heeft twee voorgevelrooilijnen.
1.74 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.
1.75 vrijstaande woning
een woning die noch met het hoofdgebouw noch met een bijbehorend bouwwerk gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.
1.76 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.77 weg
een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.
1.78 wet/wettelijke wegelingen
indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan, tenzij anders bepaald.
1.79 wonen
De permanente huisvesting van een of meerdere personen in een woning of bijzondere woonvorm, om daar zelfstandig of met meerdere personen gezamenlijk een huishouden te voeren.
1.80 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
1.81 wooneenheid
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.
1.82 woonurgent
de dringende noodzaak om te beschikken over een woonruimte waarbij een woningzoekende op basis van een beschikking in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 wordt ingedeeld.
1.83 zijerfgebied
het deel van het voorerfgebied bij een hoekwoning, gelegen langs (het verlengde van) de zijgevel van de hoekwoning, voorzover dit geen deel uitmaakt van het achtererfgebied.
1.84 zijgevel
de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.
1.85 zelfstandige wooneenheid
wooneenheid met een eigen toegang en eigen wezenlijke voorzieningen, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt. Een woonruimte waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke gang of hal, maar met eigen keuken, douche en toilet, is eveneens een zelfstandige woonruimte.
1.86 zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de betreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot de bouwperceelgrens
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. wonen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande en vrijstaand geschakelde woningen zijn toegestaan.
- 2. uitoefening van:
- een bedrijf aan huis;
- een beroep aan huis;
met de daarbij behorende:
- b. groenvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
- d. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- e. ter waarborging van de externe veiligheid;
- f. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
- g. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- h. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- i. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 5
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.
4.2 Bouwregels
- a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
- 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
- 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
- b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m²,
- c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
- 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
- 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
- d. Indien uit het in lid 4.2, onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
- f. Indien lid 4.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
6.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
6.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Het is verboden de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die is nader aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', of ten behoeve van (straat)prostitutie;
- b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte, behoudens gebruik als woonruimte ten behoeve van mantelzorg;
- c. huisvesting van arbeidsmigranten, behoudens de huisvesting van arbeidsmigranten die alleen of gezamenlijk een huishouden vormen in een (bedrijfs)woning;
- d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Algemeen
Wanneer niet anderszins een afwijking van de bestemmingsplanregels mogelijk is, kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
- b. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
- e. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
- buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten en horecagelegenheden;
- binnen de bebouwde kom aan infrastructuur en op sportparken;
- 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
- op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
- tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
8.2 Bedrijf aan huis
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van:
- a. de uitoefening van een bedrijf aan huis in een (bedrijfs)woning en/of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk in milieucategorie 2 zoals opgenomen in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (Bijlage 1), dan wel naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
- b. vergroting van de maximale oppervlakte die voor het bedrijf aan huis kan worden gebruikt,
met dien verstande dat:
- c. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- d. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
- 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van 'Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht' valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
- 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
- f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
- g. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
- h. de totale oppervlakte die voor een bedrijf aan huis wordt gebruikt, maximaal 80 m2 bedraagt;
- i. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis.
8.3 Bed & breakfast
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het uitwerkingsplan ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in een (bedrijfs-)woning of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
- a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- b. de bed & breakfastvoorziening een capaciteit kent van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers, met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
- c. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- d. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
- e. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- f. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
- h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor geldt een parkeernorm van minimaal 1 parkeerplaats per kamer welke onderdeel uitmaakt van de bed & breakfastvoorziening;
- i. de bed & breakfastvoorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
- j. de maximale oppervlakte in totaal 80 m² bedraagt, met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in gebruik mag zijn. Gemeenschappelijke ruimtes blijven daarbij buiten beschouwing;
- k. de omgevingsvergunning ter afwijking van het uitwerkingsplan ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening, uitsluitend bij een woonfunctie wordt verleend.
8.4 Kamerbewoning
8.5 Ruimtelijk relevante evenementen
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van gronden en gebouwen voor aan de hoofdfunctie c.q. onderliggende bestemming ondergeschikte ruimtelijk relevante evenementen, met dien verstande dat:
- a. de waarden van de onderliggende en de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
- b. het evenement niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, met name voor wat betreft de volgende aspecten:
- 1. verkeersveiligheid;
- 2. parkeren;
- 3. geluidhinder.
8.6 Servicepunten
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3 en 4, voor de realisatie van een servicepunt ter bevordering van de leefbaarheid mits:
- a. voldaan wordt aan de bouwregels behorende bij de betreffende bestemming;
- b. maximaal 30% van de winkeloppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het servicepunt, met een maximum van 80 m²;
- c. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de realisatie van het servicepunt;
- d. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
- e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
8.7 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen
Een omgevingsvergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het wijzigen van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (Bijlage 1), indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan worden gewijzigd.
9.2 Nota Kwaliteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als Nota Kwaliteit bij deze regels opgenomen Nota Kwaliteit te wijzigen indien na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een actuelere versie is vastgesteld, met dien verstande dat alsdan de actuelere versie de als Bijlage 3 opgenomen Nota Kwaliteit vervangt.
9.3 Vervallen onbenutte bouwtitels
9.4 Woningsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen, met dien verstande dat:
- a. de te splitsen woning een bestaand hoofdgebouw met (ten dele) een bestaande woonfunctie betreft;
- b. de woningsplitsing vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormt;
- c. de waarden van de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
- d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
- e. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- f. de bepalingen uit het gemeentelijke kwaliteitsmenu in acht worden genomen;
- g. na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
- h. na splitsing maximaal 1 extra woning is ontstaan, behoudens wanneer de te splitsen woning een cultuurhistorisch of karakteristiek pand dan wel monument betreft, in welk geval het bevoegd gezag splitsing tot meerdere woningen kan toestaan, mits geen onevenredige nadelige effecten voor de omgeving optreden;
- i. na splitsing elke woning een inhoud heeft van minimaal 350 m³ en maximaal 750 m³;
- j. na een woningsplitsing het uitbreiden van de gesplitste woningen niet is toegestaan;
- k. waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van de oorspronkelijke woning gehandhaafd blijven.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Parkeren
Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor uitbreiding van bebouwing en/of voor wijziging van functies, geldt de regel dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen ten behoeve van die uitbreiding en/of functiewijziging aanwezig dient te zijn en/of wordt gerealiseerd;
- a. Onder voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. wordt verstaan dat:
- b. Onder eigen terrein wordt bij individuele woningen verstaan het bouwperceel waarop de woning wordt gebouwd en bij projectmatige bouw c.q. realisering van een woongebied met meerdere woningen het totale projectgebied;
- c. Het bepaalde onder a. geldt niet bij het verbouwen/uitbreiden van bestaande gebouwen en/of bij functiewijziging indien daardoor de parkeerbehoefte niet toeneemt;
- d. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en kan worden toegestaan dat parkeergelegenheid niet op eigen terrein wordt gerealiseerd, mits aangetoond wordt dat op eigen terrein onvoldoende ruimte is en de benodigde parkeervoorzieningen elders worden gerealiseerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan 'Rozenhof 2019, Heythuysen'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op twee percelen aan de Rozenhof in Heythuysen, kadastraal bekend als gemeente Heythuysen, sectie C, nr. 3321(gedeeltelijk) en 3319, bestaat het voornemen om twee vrijstaande, levensloopbestendige woningen te realiseren. In het op 14 november 2017 vastgestelde bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is voor het plangebied aan de Rozenhof de bestemming 'Wonen - Uit te werken' opgenomen, aangezien destijds de ontwikkeling nog niet voldoende uitgewerkt was. Met het opnemen van een uit te werken bestemming, bestaat er voor het college van burgemeester en wethouders een uitwerkingsplicht om binnen de planperiode van het moederplan, een uitwerkingsplan op te stellen. Middels het voorliggende uitwerkingsplan wordt hieraan invulling gegeven.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in het hart van de kern Heythuysen in de gemeente Leudal. Het betreft één geheel kadastraal perceel en één deel van een kadastraal perceel, nu nog behorende bij twee woningen aan de Kloosterstraat. De beoogde, nieuwe woningen worden gesitueerd aan de rustige woonstraat de Rozenhof.
Afbeelding 1: ligging plangebied in groter verband (bron: ESRI Nederland)
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', vastgesteld door de gemeenteraad van Leudal op 14 november 2017. Binnen dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied de bestemming 'Wonen - Uit te werken' met de bouwaanduiding 'vrijstaand'. Tevens geldt ter plaatse van een deel van het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.
Afbeelding 2: uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
In artikel 24 staat dat Burgemeester en Wethouders de bestemming met inachtneming van de volgende regels uitwerken:
- a. het aantal nieuwe woningen bedraagt niet meer dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- b. de behoefte aan realisering van de nieuwe woningen moet worden aangetoond;
- c. de 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' dient in acht te worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- d. de maximale goothoogte bedraagt niet meer dan 7 meter;
- e. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
- f. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt dient aanvaardbaar te zijn;
- g. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat;
- h. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
- i. het stedenbouwkundig beeld dient niet onevenredig te worden aangetast;
- j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
- k. de natuurlijke waarden dienen niet onevenredig worden aangetast;
- l. de belangen en bestemmingen in de omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
- m. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
- n. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken dient de Veiligheidsregio om advies gevraagd te worden.
- o. na uitwerking zijn voor de eindbestemming de overeenkomstige regels van artikel 23 (bestemming 'Wonen') van toepassing, met dien verstande dat tevens groenvoorzieningen en verkeersvoorzieningen zijn toegelaten overeenkomstig de regels van de artikelen 14 (bestemming 'Groen') en 21 (bestemming 'Verkeer').
Aan de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.
- Voor onderdelen a en d geldt dat deze voorwaarden op de verbeelding van het uitwerkingsplan zijn opgenomen.
- Onderdelen b, c en e t/m j zijn getoetst in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze toelichting. Voor wat betreft de toetsing aan de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' geldt dat de kwantitatieve toetsing reeds heeft plaatsgevonden in het kader van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. Hierin is aangegeven dat de aantallen woningen die kunnen worden gebouwd na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken', passen binnen de 'richtcijfers' zoals aangegeven in de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal in de structuurvisie. Deze situatie is ongewijzigd. Vanuit kwalitatief oogpunt wordt daarnaast invulling gegeven aan de behoefte aan levensloopbestendige woningen in aanvulling op de bestaande woonvoorraad in Heythuysen, waar mede gelet op demografische ontwikkelingen als vergrijzing, sprake van is. Uit hoofdstuk 2 komt naar voren dat, mede door het aantal te realiseren woningen en de situering van de voorgevelrooilijn van de woningen sprake is van een goede stedenbouwkundige situatie binnen bestaand stedelijk gebied. Hoofdstuk 4 laat zien dat sprake is van een goede milieuhygienische situatie en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Bovendien worden de belangen in de omgeving niet onevenredig aangetast.
- Voor onderdeel k geldt ten slotte dat de toepasselijke onderdelen van de Woonbestemming uit het moederplan 'Woonkernen Leudal 2017' zijn overgenomen, met dien verstande dat deze zijn afgestemd op de specifieke locatie.
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige situatie en de toekomstige situatie voor het plangebied. Hoofdstuk 3 behandelt het vigerend beleid op zowel rijks-, provinciaal-, regionaal- als gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de relevante uitvoeringsaspecten en verantwoordt (al dan niet met behulp van uitgevoerde onderzoeken) het voorgenomen initiatief. Getoetst wordt of de ingreep voldoet aan de sectorale wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van bodem, akoestiek of externe veiligheid. De juridische planbeschrijving van dit is opgenomen in hoofdstuk 5. De maatschappelijke uitvoerbaarheid staat omschreven in hoofdstuk 6. De toelichting sluit af met een hoofdstuk waarin de economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen wordt toegelicht.
Voorliggende toelichting vergezelt een set regels en een verbeelding die samen het juridische plan vormen. De toelichting dient ter onderbouwing / motivering van het plan. De onderzoeksrapporten die als bijlage bij deze toelichting zijn gevoegd hebben betrekking op de ontwikkeling binnen het plangebied van voorliggend .
Hoofdstuk 2 Plangebied
Het plangebied betreft de achterste delen van de tuinen van twee woningen aan de Kloosterstraat. Deze tuinen grenzen nu aan de Rozenhof en zijn als erf in gebruik. Op de beoogde locatie voor de nieuwe woningen staan geen bouwwerken.
Momenteel is sprake van twee kadastrale percelen:
- 3319: geheel in plangebied
- 3320: enkel achterste deel van perceel wordt bij ontwikkeling betrokken, daarom wordt het kavel nog gesplitst
Afbeelding 3: straatbeeld beoogde locatie
Afbeelding 4: luchtfoto bestaande situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijks- Provinciaal- En Regionaal Beleid
De beleidskaders van het rijksbeleid, provinciaal beleid en van het regionaal beleid zijn reeds weergegeven in de toelichting van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. In het kader van deze toelichting wordt vermeld dat met de bouw van twee woningen binnen de bestaande kern geen belangen van het Rijk, de provincie of van de regio in het geding zijn. Het initiatief wordt als passend binnen het beleid van deze overheidsinstanties beschouwd, waarbij alleen nader wordt ingegaan op de regionale 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021'. Ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt opgemerkt dat sprake is van de realisatie van slechts twee woningen, waarmee geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Nadere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk.
3.1.1 Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021'
Op 25 juni 2019 heeft de raad van Leudal de geactualiseerde intergemeentelijke 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' vastgesteld. Deze structuurvisie is een uitwerking van de voorgaande structuurvisie met een planperiode van 2018 tot 2021.
De 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' is de basis voor het geven van sturing aan en voeren van regie over het in de regio te voeren beleid op het vlak van wonen, zorg en woonomgeving. De Structuurvisie is een antwoord op de vraag hoe om te gaan met de actuele en te verwachten demografische en economische ontwikkelingen.
In de structuurvisie zijn concrete afspraken gemaakt voor de periode 2018 tot en met 2021 en er wordt een doorkijk gegeven op de verwachte behoefte tot 2030.
Voor het regionaal, gemeentelijk en lokaal afwegen en ordenen in de programmering van transformatie- en nieuwbouwplannen zijn de onderstaande afwegingskaders beschikbaar:
- Kwantitatief afwegingskader: hoeveel woningen kunnen nog worden toegevoegd en hoe verdelen we die over de zeven gemeenten?
- Kwalitatief afwegingskader: aan welke type woningen is behoefte en voor wie?
- Kwaliteitsenvelop: afwegingskader om lokaal accenten te zetten richting transformatie en nieuwbouw.
Afweging
Het voorliggende plan betreft de bouw van 2 woningen binnen de bestaande kern Heythusyen, binnen het gebied waarop de 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' van toepassing is. Ten aanzien van deze structuurvisie dient het voorgenomen plan wel getoetst te worden aan de onderstaande afwegingskaders:
- Kwantitatief afwegingskader: De planlocatie (maximaal twee woningen) valt binnen de nieuwbouwrichtcijfers voor de kern Heythuysen binnen de gemeente Leudal. In het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is ook reeds aangegeven dat de aantallen woningen die kunnen worden gebouwd na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken', passen binnen de 'richtcijfers' zoals aangegeven in de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal.
- Kwalitatief afwegingskader: Ruim de helft (53%) van het aantal verhuisgeneigde huishoudens geeft aan behoefte te hebben aan levensloopbestendige woningen. Voorliggend plan voorziet in de realisatie van twee levensloopbestendige woningen.
- Kwaliteitsenvelop: De planlocatie met maximaal twee woningen in de kern Heythuysen valt binnen de richtcijfers die zijn opgesteld in het kader van de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal. Vanuit kwalitatief oogpunt wordt daarnaast invulling gegeven aan de behoefte aan levensloopbestendige woningen in aanvulling op de bestaande woonvoorraad in Heythuysen. Deze behoefte komt mede voort uit demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing.
Relevantie voor het plan
Op basis van het bovenstaande wordt de ontwikkeling passend geacht binnen de beleidskaders van de 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021'.
3.2 Gemeentelijk Beleid
Omdat sprake is van een ontwikkeling waarvoor in het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' reeds een uit te werken woonbestemming is opgenomen, heeft ook de beleidsmatige onderbouwing reeds in dat bestemmingsplan plaatsgevonden. Het initiatief past dan ook binnen het gemeentelijk (woningbouw)beleid en de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Voor een uitgebreide beschrijving van de diverse verschillende gemeentelijke beleidsstukken wordt dan ook verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
Ter plaatse van het plangebied, dat al een woonbestemming heeft, komen twee vrijstaande woningen. De woningen zijn georiënteerd op de Rozenhof. De woningen dienen binnen het bouwvlak, zoals opgenomen in de verbeelding, te worden gerealiseerd. De maximalebouw- en goothoogte bedragen respectievelijk 7 en 10 meter. Het maximaal aantal woningen is ook middels een aanduiding opgenomen.
Omdat de twee beoogde woningen worden gerealiseerd op basis van een uit te werken bestemming en een inbreidingslocatie betreffen wordt voor de ruimtelijke en functionele inpassing aangesloten op de omliggende woningen. De twee nieuwe woningen vullen een zichtbare lege plaats in de huidige bebouwingsstructuur van de Rozenhof op.
Er kan geconcludeerd worden dat het plan een logische invulling is van deze percelen en aansluit bij de bebouwingsstructuur in de omgeving.
Hoofdstuk 5 Uitvoerigsaspecten
In de paragrafen hierna komen diverse milieuhygiënische en planologische aspecten aan de orde. Voor een aantal aspecten zijn onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn opgenomen in separate rapportages die als bijlage bij deze toelichting zijn gevoegd. Voor inzicht in het gehele onderzoek wordt hier verwezen naar de bijlagen. Hierna is een korte samenvatting van deze onderzoeken opgenomen. Voor alle aspecten is de relevantie voor het plan omschreven.
5.1 Milieu
5.1.1 Bedrijven en milieuzonering
De VNG-publicatie: “Bedrijven en milieuzonering” (versie 2009), geeft informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten van diverse bedrijfsactiviteiten. Tevens geeft deze publicatie richtafstanden voor het ontwikkelen van bedrijfsactiviteiten in relatie tot het lokale omgevingstype. De publicatie is een hulpmiddel bij de ruimtelijke inpassing van plannen en vormt op basis van vaste jurisprudentie een goed vertrekpunt voor deze beoordeling.
Voor de beoordeling van een goede inpassing wordt onderscheid gemaakt in twee omgevingstypes. De twee omgevingstypes die de VNG hanteert, zijn enerzijds “rustige woonwijk en rustig buitengebied” en anderzijds “gemengd gebied”. Voor beide omgevingstypen gelden verschillende richtafstanden. De te onderscheiden omgevingstypen worden onderstaand nader getypeerd.
Rustige woonwijk en een rustig buitengebied
“Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stilte gebied of een natuurgebied.”
Gemengd gebied
“Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.”
Het omgevingstype wordt bepaald door de omgeving waarin de planrealisatie plaatsvindt en niet door het plan zelf. Het vertrekpunt vormt in algemene zin de afstand behorend bij een rustige woonwijk en een rustig buitengebied. De richtafstanden die hierbij behoren, kunnen echter met één stap worden verkleind indien er sprake is van een gemengd gebied. Voor onderhavig uitwerkingsplan is sprake van een onbebouwde locatie aan een rustige woonstraat in Heythuysen met slechts enkele functies in de omgeving. Geconcludeerd wordt dat de locatie het beste aansluit aan een rustige woonwijk.
Op 10 meter van het plangebied ligt een bouwmarkt, met de voorgevel gericht naar de Kloosterstraat. Voor de bouwmarkt geldt de bedrijfscategorie 2 met een richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid. Daarbij heeft de bouwmarkt een functie als vuurwerkverkoop met opslag tot maximaal 10.000kg. De vuurwerkverkoop heeft tevens een bedrijfscategorie 2 met een richtafstand van 30 meter voor het aspect geluid(verkeer).
Afbeelding 4: luchtfoto met plangebied, begrenzing inrichting bouwmarkt (rood) met route aanvoer (oranje pijl) en omliggende woningen (groen)
De omliggende woningen staan binnen de 30 meter en in sommige gevallen tegen de bouwmarkt aan liggen. Tevens is het gehele perceel van de bouwmarkt ingericht, waardoor geen uitbreidingsruimte meer bestaat. De hinderende factor van de bedrijfsinrichting is geluid, wat hoofdzakelijk tot stand komt door verkeersaantrekkende werking. De toelevering van goederen wordt in de huidige inrichting voorzien aan de meest oostenlijke zijde van de bouwmarkt (circa 27 meter). Parkeren ten behoeve van de bouwmarkt vindt plaats ten noorden van de Kloosterweg. Voorgaande concluderend staat de bedrijfslocatie van de bouwmarkt op voor realisatie van het beoogde plan al slot. Doordag de verwachte geluidsproductie van de bouwmarkt aan de noord en oostzijde van de bouwmarkt ligt wordt gesteld dat de feitelijke geluidsbronnen op 30 of meer meter van het plangebied liggen. Akoestisch onderzoek wordt derhalve als niet noodzakelijk geacht. Wel is op basis van het gemeentelijke geluidsbeleid onderzoek gedaan naar het woon- en leefklimaat, voornamelijk met betrekking tot de genoemde bouwmarkt. Op basis van het uitgevoerde onderzoek zijn geen bezwaren voor de ontwikkeling van de woningen. Voor de volledige verantwoording wordt verwezen naar paragraaf 5.1.4.
Relevantie voor het plan
Op het gebied van bedrijven en milieuzonering zijn geen bezwaren op voorliggende ontwikkeling.
5.1.2 Bodem
In het kader van de realisatie van twee nieuwe woningen aan de Rozenhof in Heythuysen is een vooronderzoek bodem conform NEN5725 uitgevoerd. Het volledige onderzoek is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies opgenomen.
Vanwege de voormalige aanwezigheid van een verharding met freesasfalt, de mogelijke aanwezigheid van puin in de bovengrond en de eerder aangetoonde verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en minerale olie in de bovengrond, wordt het uitvoeren van een verkennend onderzoek naar chemische bodemverontreiniging (conform NEN 5740) alsook het uitvoeren van een verkennend onderzoek naar asbest in de grond (conform NEN 5707) ter plaatse van het perceel C3320 (Kloosterstraat 51) aanbevolen, om vast te kunnen stellen of de milieukundige kwaliteit van de grond voldoet aan het toekomstige gebruik voor wonen met tuin.
Het uitvoeren van grondwateronderzoek maakt normaliter deel uit van het verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740. Met de eerder uitgevoerde onderzoeken is reeds aangetoond dat het grondwater diffuse, regionaal verhoogde gehalten aan cadmium en zink bevat, zoals te verwachten is in de regio. Het uitvoeren van grondwateronderzoek is ons inziens in dit geval daarom niet noodzakelijk. Het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek perceel C3319 wordt op basis van de resultaten van het vooronderzoek niet noodzakelijk geacht.
Naar aanleiding van de uitkomsten van het vooronderzoek is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is als Bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies opgenomen.
Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek conform NEN 5725, het verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 en van het verkennend onderzoek asbest conform NEN 5707, kan ten aanzien van de bodem-opbouw en de milieuhygiënische kwaliteit van de grond van de onderzoekslocatie, het volgende worden geconcludeerd:
- De grond bestaat tot 2,0 m -mv uit zeer fijn zand.
- In de bovengrond zijn sporen van asfalt en kooltjes aangetroffen. Aan het maaiveld en aan de opgegraven grond zijn visueel geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
- De boven- en ondergrond zijn chemisch niet verontreinigd.
- In de bovengrond is analytisch geen asbest aangetoond.
De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding voor aanvullend grond- of asbestonderzoek.
Relevantie voor het plan
De uitkomsten van het uitgevoerde bodemonderzoek geven geen aanleiding tot vervolgonderzoek. Vanuit het aspect bodem zijn geen bezwaren op de beoogde ontwikkeling van twee woningen.
5.1.3 Externe veiligheid
Een woning is volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een kwetsbaar object. Indien er sprake is van de ontwikkeling of uitbreiding van een (beperkt) kwetsbaar object, dienen de risico's te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De normen hiervoor staan beschreven in het Bevi.
Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het projectgebied sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.
Risicovolle bedrijvigheid
Op 10 meter afstand van het plangebied ligt de Hubo met een verkoopruimte/bewaarplaats voor vuurwerk tot 10.000 kilogram. Op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer is onder 4.3, lid 2 voorgeschreven dat vuurwerk dient te worden opgeslagen in een brandcompartiment op een afstand van ten minste 8 meter van buiten de inrichting gelegen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Doordat sprake is van een afstand van 10 meter tussen het plangebied en de bouwmarkt wordt, ongeacht de ligging van het brandcompartiment, voldaan aan dit vereiste.
Buisleidingen
Volgens de risicokaart van de provincie Limburg, het vigerende bestemmingsplan en de kaarten van Gasunie, liggen er geen risicovolle kabels of leidingen in of in de directe nabijheid van het plangebied.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
In de nabijheid van het plangebied liggen geen wegen waarover frequent vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvind.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en over het water
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van spoorwegen of waterwegen waarover frequent vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook vanuit dit kader bestaan er geen belemmeringen.
Relevantie voor het plan
Door de veiligheidsregio is ingestemd met bovenstaande conclusies. Derhalve wordt geconcludeerd dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor de realisatie van twee woningen.
5.1.4 Geluid
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen.
Het plangebied ligt aan de Rozenhof, een woonerf waar een maximumsnelheid van 30km/u geldt. Hoewel op basis van het snelheidsregime geen onderzoek nodig is, kan wel een onderzoek noodzakelijk zijn op basis van 'goede ruimtelijke ordening'. Of sprake is van een goede ruimtelijke ordening kan worden beoordeeld op basis van het gebruik van de weg en aanwezige intensiteiten. De Rozenhof is een woonstraat die enkel wordt gebruikt voor bestemmingsverkeer en geen functie heeft voor doorgaand verkeer. Vanuit het oogpunt van de Wgh wordt gesteld dat geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is.
Beleidsnota Gebiedsgericht geluidbeleid Gemeente Leudal
Door de decentralisatie van de overheid is steeds meer beleidsruimte voor lokale overheden om eigen beleid op te stellen. Enkele concrete beleidsvelden die de afgelopen jaren door de decentralisatie tot de bevoegdheden van het gemeentebestuur worden gerekend zijn bijvoorbeeld het ontheffingenbeleid voor wegverkeerslawaai en industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder en het stellen van maatwerkvoorschriften in het kader van het Activiteitenbesluit-milieubeheer. De gemeente Leudal heeft daarom de 'Beleidsnota gebiedsgericht geluidbeleid' opgesteld. Het geluidbeleid is een nadere uitwerking van wetten en verordeningen met een geluidaspect, zoals de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer of de Algemene plaatselijke verordening. Op basis van deze beleidsnota dient aangetoond te worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Akoestisch onderzoek
Derhalve is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen opgenomen en voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 3.
De doelstelling van het onderzoek is om de invloed van de omgeving op het plangebied in beeld te brengen. Centraal hierin staat enerzijds de vraag of, en onder welke voorwaarden, er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en anderzijds of omliggende bedrijven in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Op basis van de beoordeling van de aanwezige bedrijven en de toegestane categorieën bedrijven conform het bestemmingsplan is geconcludeerd dat voor het bedrijf(sperceel) aan de Kloosterstraat 45 door middel van een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond dat enerzijds bestaande geluidrechten hiervan worden gerespecteerd en dat anderzijds sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde nieuwe woningen.
Bedrijven en milieuzonering
Hoewel sprake is van geluidniveaus die, ter plaatse van mogelijke woningen (het bouwvlak) binnen het plangebied, voor wat betreft de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus, meer bedragen dan de richtwaarden uit stap 2 van de VNG-publicatie, zijn deze in de concrete situatie acceptabel aangezien:
- Voor wat betreft de gevels waarop te hoge geluidniveaus optreden kan worden aangesloten bij de richtwaarden uit stap 3 van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”.
- Bestaande woningen zorgen voor wat betreft de bedrijvigheid op het perceel Kloosterstraat 45 al voor een beperking van (de geluidimmissie op basis van) de maximale planologische mogelijkheden.
Uitgaande van de beperking aangaande langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus wordt ter plaatse van de beoogde nieuwe woningen ruimschoots voldaan aan de richtwaarde van 50 dB(A). - Alle woningen kunnen beschikken over een geluidluwe gevel, waar het geluidniveau niet meer bedraagt dan de grenswaarden voor gebiedstype ‘gemengd gebied’ uit stap 2 van de VNG-publicatie.
- De (geluidbelaste) gevels dienen conform het Bouwbesluit uitgevoerd te worden met een geluidwering van minimaal 20 dB(A). De geluidniveaus in de woningen voldoen daardoor aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Activiteitenbesluit milieubeheer
Zowel de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus als de maximale geluidniveaus ter plaatse van mogelijke woningen (het bouwvlak) voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde nieuwe woningen.
Relevantie voor het plan
Vanuit het aspect geluid zijn geen bezwaren voor de beoogde ontwikkeling van twee woningen aan de Rozenhof.
5.1.5 Luchtkwaliteit
Als een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van een initiatief. De normen hiervoor staan beschreven in de Wet milieubeheer en in het besluit NIBM. Een ontwikkeling van niet meer dan 1.500 woningen met 1 ontsluitingsweg is aangemerkt als NIBM. Middels het voorliggende uitwerkingsplan worden slechts twee woningen mogelijk gemaakt, waarmee het plan ruim onder de norm van 1.500 woningen blijft. Luchtkwaliteitseisen werken dan ook niet belemmerend voor het plan.
5.1.6 Milieueffectrapportage
Toets m.e.r-plicht
In het plangebied worden twee grondgebonden vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Deze activiteit komt niet voor in Lijst C in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Er is dus geen sprake van de verplichting om een m.e.r. procedure te doorlopen.
Toets m.e.r.-beoordelingsplicht
In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven bij welke activiteiten, plannen en besluiten een m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden, dat wil zeggen een nadere afweging of mogelijk een m.e.r. procedure moet worden gevolgd. De ontwikkeling van woningen valt onder onderdeel D (11.2): “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.”
Op basis van jurisprudentie (ECLI: RVS:2017:694) dient bij de beantwoording van de vraag of een ontwikkeling dient te worden aangemerkt als stedelijk ontwikkelingsproject te worden gekeken naar de onderstaande aspecten:
- de aard en omvang van de ontwikkeling;
- de vormgeving en opzet;
- de schaalgrootte;
- de ligging;
- de voorgenomen functie (wijziging), en;
- de vraag of er sprake is van een bestaand of een te realiseren bouwwerk.
Ten aanzien van deze criteria is er wat betreft het voorliggende initiatief sprake van een ontwikkeling van beperkte omvang en schaalgrootte. Er is immers slechts sprake van de realisatie van twee vrijstaande woningen op een inbreidingslocatie binnen een bestaande woonkern, op gronden waarvoor reeds op basis van het vigerende bestemmingsplan woningbouw voorzien is.
Op dit moment bestaat het plangebied uit tuinen. In de directe omgeving zijn met name woningen en een enkele detailhandelfunctie aanwezig. De bouwkavel is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Evenmin is sprake is van ligging binnen of in de nabijheid van een kwetsbaar gebied. Kortom, er kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Er hoeft dan ook geen milieueffectrapport te worden opgesteld.
5.1.7 Conclusie milieuparagrafen
Op basis van voorgaande milieuparagrafen blijkt dat voor de ontwikkeling van twee nieuwe woningen geen bezwaren zijn of aanleiding is voor vervolgonderzoek in het kader van één van de milieuaspecten.
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.2.1 Cultuurhistorie
Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle of monumentale elementen en/of gebouwen aanwezig waarop als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling een negatieve invloed zal worden uitgeoefend.
5.2.2 Archeologie
De Nederlandse wetgeving ten aanzien van archeologische waarden is sinds 1 juli 2016 vastgelegd in de Erfgoedwet. De onderdelen over omgevingsrecht uit de Monumentenwet gaan (naar verwachting) in 2021 over naar de Omgevingswet. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen.
De Erfgoedwet en de Omgevingswet regelen de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van de wetgeving is om het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en beheermaatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. Op grond van deze wetten worden gemeenten verantwoordelijk geacht voor de bescherming van archeologische waarden.
De gemeente Leudal heeft een eigen archeologische advieskaart laten opstellen door archeologisch adviesbureau RAAP. Dit RAAP rapport met nummer 1952 is genaamd “Een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Leudal” en is vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 8 februari 2011. De verwachtings- en beleidsadvieskaart is vertaald in het vigerende bestemmingsplan en voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' met een onderzoeksplicht voor bodemingrepen groter dan 1.000 m2 én dieper dan 40cm.
Relevantie voor het plan
In het geldende bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is het plangebied gelegen in een gebied met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Binnen dit gebied is archeologisch onderzoek nodig indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld en de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m2. Het plangebied heeft een oppervlakte van 1.211 m². Blijkens ontvangen informatie van de gemeente wordt echter niet uitgegaan van de oppervlakte van het perceel, maar van de concreet te verwachten oppervlakte bodemverstoring. Die bestaat in dit geval uit de oppervlakte bebouwing (woning en bijgebouwen), verhardingen zoals inrit en terrassen en eventuele andere bodemingrepen, zoals een eventuele vijver. Deze oppervlakte is minder dan 1.000 m², derhalve is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet aan de orde. Aan de hand hiervan wordt geconcludeerd dat het aspect archeologie de ontwikkeling van twee vrijstaande, levensloopbestendige woningen op de locatie aan de Rozenhof niet in de weg staat.
5.3 Natuur En Flora En Fauna
Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming, heeft voor wat betreft gebiedsbescherming betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een Natura 2000-gebied of een andersoortig beschermd natuurgebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Leudal' ligt op meer dan 1,5 kilometer ten zuidoosten van de beoogde locatie. Gezien de geringe omvang van het planvoornemen, de ligging in het centrum van Heythuysen en de aanzienlijke afstand heeft het plan geen invloed op de aanwezige waarden en derhalve is het uitvoeren van een voortoets niet noodzakelijk. In overleg met de gemeente Leudal is gekozen voor het uitvoeren van een onderzoek stikstofdepositie (Bijlage 4). Uit het onderzoek komt naar voren dat sprake is van een stikstofdepositie van 0,00. De uitkomsten van het onderzoek bepalen dat het uitvoeren van een passende beoordeling niet aan de orde is en het aspect stikstofdepositie geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.
De provinciale groenstructuur, bestaande uit goudgroene en zilvergroene natuur en landschapszones, is ruimtelijk vastgelegd in de Omgevingsverordening Limburg 2014. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Het plangebied ligt niet binnen of in de directe nabijheid van op provinciaal niveau beschermde natuurgebieden.
Soortenbescherming
De beoogde ontwikkeling betreft het planologisch mogelijk maken van twee vrijstaande woningen op de achterste delen van twee bestaande woningen. De locatie is momenteel in gebruik als tuin en is onbebouwd. Ter plaatse van de projectlocatie staan twee bomen. Beide bomen hebben geen bijzondere natuurwaarden, maar wel dient een kapvergunning aangevraagd te worden indien sprake is van kap. Voor kappen geldt dat niet gekapt mag worden tijdens het broedseizoen. Voor algemeen voorkomende soorten geldt de algemene zorgplicht.
Relevantie voor het plan
De beoogde ontwikkeling van twee nieuwe woningen heeft geen invloed op aanwezige natuurwaarden waardoor onderzoek als niet zinvol wordt beschouwd.
5.4 Landschap
De beoogde ontwikkeling van twee nieuwe woningen vindt midden in een woonwijk in Heythuysen plaats. Het bouwvlak wordt zo gesitueerd dat de nieuwe woningen in dezelfde lijn liggen als naastgelegen woningen en qua maatvoering sluiten de woningn aan op de bestaande woningen in de omgeving. De regeling van dit bestemmingsplan sluit naadloos aan op de regeling voor de bestaande woningen, om zo de eenduidigheid in het straatbeeld te borgen.
Relevantie voor het plan
Voorliggend initiatief geeft een logische invulling van een open plek. Middels de regeling wordt ervoor gezorgd dat er in de toekomst sprake is van een eenduidig straatbeeld. Vanuit het oogpunt van inpassing zijn er geen bezwaren voor het initiatief.
5.5 Watertoets
In het kader van de realisatie van twee nieuwe woningen aan de Rozenhof in Heythuysen is een watertoets uitgevoerd. De volledige watertoets is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies opgenomen.
De gemeente Leudal heeft voor particulieren een richtlijn dat bij toename van verhard oppervlak een hoeveelheid van 40 mm per aangesloten m2 verhard oppervlak geborgen dient te worden.
Verhard oppervlak
Als uitgangspunt wordt aangenomen dat voor beide woningen een maximaal verhard oppervlak van 300 m2 wordt gerealiseerd (150m2/woning).
Berging hemelwater
Conform het beleid van de gemeente dient bij nieuwe ontwikkelingen van particulieren per m2 verhard oppervlak 40 mm neerslag opgevangen te worden binnen het plangebied. Dit houdt in dat een hoeveelheid van 300 m2 * (40 mm/1000) = 12 m3 water in het gebied geborgen dient te worden. Dit betekent 6 m3 per woning.
Deze berging kan binnen het plangebied op maaiveld gerealiseerd worden door middel van een wadi of ondergronds door middel van infiltratiekratten in de bodem.
Overleg waterbeheerder
Overleg met het Waterschap Limburg is niet noodzakelijk aangezien een toename van de oppervlakteverharding plaatsvindt van minder dan 1.000 m² en aangezien het plangebied niet ligt in een aandachtsgebied van het waterschap.
Relevantie voor het plan
Op basis van de uitkomsten van de watertoets zijn er geen bezwaren op voorliggend planvoornemen.
5.6 Verkeer En Parkeren
5.6.1 Verkeer
Als gevolg van de realisatie van twee woningen zal geen noemenswaardige toename plaatsvinden van het aantal verkeersbewegingen op de Rozenhof en de omliggende wegen. Zowel de Rozenhof als de omliggende wegen kunnen deze beperkte toename goed verwerken. Nadere verkeersmaatregelen zijn niet noodzakelijk.
5.6.2 Parkeren
Op basis van de 'Nota Parkeernormen 2016' van de gemeente Leudal, dienen op het eigen terrein minimaal twee parkeerplaatsen per woning te worden aangelegd en in stand te worden gehouden. Hieraan zal bij de omgevingsvergunningaanvraag worden getoetst. De parkeernorm is vastgelegd in de regels van dit uitwerkingsplan (artikel 10.1) en de nota parkeernormen is als Bijlage 2 bij de planregels gevoegd.
Hoofdstuk 6 Opbouw Bestemmingsplan
6.1 Algemeen
De in deze toelichting beschreven aspecten hebben als basis gediend voor het opstellen van een juridisch plan, dat zoveel mogelijk is afgestemd op de geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Leudal. Teneinde het voorgenomen initiatief te kunnen realiseren heeft een juridische vertaling van het plan in planregels en verbeelding plaatsgevonden. De planregels zijn gerelateerd aan de verbeelding. Verbeelding en planregels dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast conform de bepalingen in Wro, Bro en SVBP 2012.
6.2 Verbeelding
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben juridische betekenis indien en voor zover deze daaraan in de planregels wordt gegeven. Een aantal aanduidingen heeft geen juridische betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid, zoals kadastrale en topografische gegevens.
6.3 Planregels
De planregels zijn opgesteld op basis van de landelijke standaarden zoals vastgelegd in het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. De planregels zijn conform deze standaard verdeeld in vier hoofdstukken, te weten hoofdstuk 1 Inleidende regels, hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, hoofdstuk 3 Algemene regels en hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Voor de planregels is zoveel als mogelijk aangesloten bij het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. Regelingen die in dit kader niet relevant zijn, zijn achterwege gelaten.
Hoofdstuk 1 bevat de begrippen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 zijn de regels opgenomen behorende bij de bestemmingen die op de verbeelding aan de gronden zijn toegekend. In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen die op het gehele plangebied van toepassing zijn dan wel aanduidingen die betrekking hebben op meer dan één bestemmingsvlak. In hoofdstuk vier zijn de regels opgenomen waarmee het overgangsrecht wordt geregeld en is een artikel opgenomen waarin de formele naamgeving van de planregels is vastgelegd.
Conform de uitwerkingsregels van het moederplan is aangesloten bij de woonbestemming van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. In overeenstemming met de gemeentelijke standaard is voor woondoeleinden slechts één bestemming opgenomen, namelijk 'Wonen'. Hierin is tevens de voor- en achtertuin geregeld. Deze bestemming is opgenomen voor het gehele plangebied. Voor de regeling is aangesloten op de naastgelegen woningen.
Verder is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 conform het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017 ' van de gemeente Leudal overgenomen.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Een uitwerkingsplan doorloopt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het ontwerp-uitwerkingsplan na behandeling in het college van burgemeester en wethouders wordt gepubliceerd en zes weken ter inzage wordt gelegd. Belanghebbenden kunnen in die zes weken hun zienswijze kenbaar maken bij de gemeente. Binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging stelt het college van burgemeester en wethouders het uitwerkingsplan vast. Daarbij worden de ingediende zienswijzen betrokken. Tegen de vaststelling van een uitwerkingsplan staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Hoofdstuk 8 Financiele Uitvoerbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12.1) verplicht gemeenten gelijktijdig met een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen, indien er sprake is van een bij wet aangewezen bouwplan. De gemeente kan hiervan afwijken door het sluiten van een anterieure overeenkomst met de ontwikkelende partij, op basis waarvan het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
Tussen de gemeente Leudal en de initiatiefnemer zal een anterieure overeenkomst worden gesloten. Daarmee is de financiële haalbaarheid van het plan voor de gemeente verzekerd.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nota Parkeernormen
Bijlage 3 Nota Kwaliteit
Bijlage 1 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 4 Onderzoek stikstofdepositie
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek